Proposition 54K2839

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi relatif à la relance économique et au renforcement de la cohésion sociale.

General information

Submitted by
MR Swedish coalition
Submission date
Dec. 11, 2017
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
labour law fiscal policy tax evasion competitiveness economic policy financial policy financial legislation tax law reflation social economy social security employment policy

Voting

Voted to adopt
CD&V Open Vld N-VA LDD MR
Voted to reject
Groen Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI PVDA | PTB
Abstained from voting
PP VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

July 5, 2018 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Éric Thiébaut

Monsieur le président, je renvoie au rapport écrit.


President Siegfried Bracke

Monsieur Thiébaut, vous êtes également inscrit pour intervenir au nom de votre groupe.


Éric Thiébaut PS | SP

Monsieur le président, chers collègues, je voudrais quand même dire un mot de ce projet de loi. Je vais aller à l'essentiel. Je ne reviendrai donc pas sur les nombreuses modifications techniques qui le parcourent, et avec lesquelles nous n'avons pas de problème. L'essentiel, pour mon groupe, se résume ici en trois points.

Premièrement, l'article 4 autorise la fouille domiciliaire en cas de danger grave et imminent. Ce n'est pas la première fois que ce gouvernement s'intéresse à la possibilité de pénétrer dans le domicile des gens pour des raisons de police administrative, et ce, à toute heure du jour et de la nuit. C'est encore ce qu'il est envisagé de faire ici. C'est fait, c'est certain, sous un meilleur prétexte que lorsque l'on s'attaquait aux personnes hébergeant des migrants, mais c'est fait tout de même avec, à notre sens, et aussi finalement au sens des institutions qui ont rendu un avis, un encadrement trop limité.

C'est fait en laissant toute la responsabilité à l'agent confronté à la situation, sans même prévoir la possibilité formelle d'obtenir le consentement de l'occupant. Et c'est fait en ne laissant la possibilité d'un contrôle judiciaire de la situation qu'a posteriori. C'est-à-dire, quand le mal est fait, et à condition encore que la victime d'une erreur d'appréciation aille en justice.

C'est la raison pour laquelle nous avions déposé des amendements en commission, qui visaient à circonscrire au mieux les possibilités ouvertes par cette disposition. Nous allons les redéposer aujourd'hui, en espérant qu'avec le temps de la réflexion, la majorité mesure à quel point il s'agit d'un garde-fou essentiel, alors que le ministre annonce qu'il n'y aura pas de circulaire pour encadrer la disposition.

Deuxièmement, ce sont les articles 15 et 16 concernant les incompatibilités pour les policiers. Le texte de la loi actuelle est clair. La position de principe est celle d'un régime d'incompatibilité qui est fixé par la loi. Des propos rassurants nous ont été tenus en commission en ce qui concerne le fait qu'il restera impossible pour un agent de police de se porter candidat aux élections. Mais pour le reste, on glisse tout de même vers une situation d'incertitude quant au cumul des fonctions autorisées ou pas.

Dans le cadre qui nous occupe, les agents ont besoin de sécurité juridique. Le système que vous proposez laisse la porte ouverte à l'arbitraire dans le chef de la hiérarchie. Cela ne nous paraît souhaitable pour personne.

Troisièmement, la question de l'intervention d'unités spéciales étrangères sur notre territoire. On l'a dit déjà, nous pouvons tout à fait comprendre que dans des circonstances exceptionnelles, le recours au soutien de services étrangers puisse se justifier, qu'il soit même indispensable.

Il convient que cette possibilité ne puisse servir d'excuse à limiter les moyens nécessaires au bon fonctionnement de notre propre DSU partout sur le territoire national et dans les meilleurs délais.

Nous regrettons vivement que les organes de contrôle tels que le Comité P ne disposent d'aucune latitude quant aux contrôles d'opérations éventuellement menées par des agents étrangers sur le territoire belge. À cet égard, les réponses renvoyant aux cours et aux tribunaux ne nous satisfont pas.

Pour ces raisons, mon groupe ne soutiendra pas le projet de loi soumis à nos votes de ce jour.

July 5, 2018 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Siegfried Bracke

Les rapporteurs sont mevrouw Lijnen, Mme Fonck, de heer Van der Donckt, M. Daerden, de heer Van Biesen, M. Crusnière et M. Flahaux. Ils se réfèrent au rapport écrit.


Wim Van der Donckt N-VA

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de besprekingen zijn zeer uitvoerig gevoerd in de commissie. Ik zal het dan ook kort houden, maar namens onze fractie wil ik toch graag meedelen dat onderhavig wetsontwerp voor bepaalde sectoren in onze samenleving bijzonder welkom is. Ik denk bijvoorbeeld aan de sportsector, die al jaren vragende partij is voor een tussenstatuut tussen het vrijwilligerswerk, enerzijds, en het arbeidscontract, anderzijds, om de vele inspanningen van de trainers en sportcoaches te belonen met een billijke financiële vergoeding. Wij zijn er dan ook over verheugd dat er in een flexibel statuut wordt voorzien via het verenigingswerk voor die noodhebbende sectoren.

Wij vinden het van zeer groot belang dat de nieuwe mogelijkheden inzake het onbelast bijverdienen niet kunnen, zullen of mogen leiden tot oneerlijke concurrentie of tot het verdwijnen van reguliere jobs. Het is dan ook een goede zaak dat een aantal beperkingen werd opgelegd aan het onbelast bijverdienen. Ik noem er maar enkele op, want het zijn er heel veel. Het systeem is alleen toegankelijk voor wie minstens vier vijfde werkt, zelfstandige in hoofdberoep is of gepensioneerd is. Een werkgever mag een arbeidsovereenkomst niet verbreken om die job vervolgens te laten invullen door een verenigingswerker. Er is nog een grendel ingevoerd, die ik als voorbeeld wil aanhalen. De persoon die occasionele diensten verleent, mag die klussen niet met vaste regelmaat uitvoeren, mag daarvoor geen reclame maken en mag desgevallend uiteraard ook niet in concurrentie gaan met zijn werkgever.

Anderzijds hebben wij natuurlijk wel enorm veel begrip voor de vele bekommernissen en vragen bij zowel de werkgevers- als de werknemersorganisaties over het ontwerp. Wij hopen dat de opgelegde beperkingen opgenomen in het wetsontwerp, ongewenste effecten zullen voorkomen, maar het is natuurlijk niet evident om zoiets op voorhand met zekerheid te voorspellen. Daarom merk ik toch graag op dat onze N-VA-fractie in de commissie voor de Sociale Zaken ter gelegenheid van de eerste lezing heeft aangedrongen op een amendement dat in een evaluatie voorziet. Die evaluatie dient na één jaar te worden besproken in de Ministerraad en in de Kamer.

Ik verwijs daarvoor naar het verslag van de eerste lezing, stuk nr. 2839/12. Ik citeer: "Voorts moet eraan worden herinnerd dat, mocht in bepaalde sectoren het beroep op verenigingswerk of occasionele diensten tussen burgers leiden tot oneerlijke concurrentie, de bevoegde minister zeker zou optreden".

In de memorie van toelichting staat trouwens uitdrukkelijk het volgende: "Er wordt voorzien in een snelle tussentijdse evaluatie van het stelsel. Daarmee zou men de vrees van de sociale partners moeten temperen en zo nodig gepaste corrigerende maatregelen moeten kunnen nemen. In dat verband kondigt de spreker de indiening aan van een amendement om te preciseren dat de evaluatie uiterlijk 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van de maatregel zal moeten plaatshebben". De spreker was ikzelf. Een amendement in die zin werd uiteindelijk bij de tweede lezing goedgekeurd.

De evaluatie na 1 jaar, naast de continue monitoring, waarnaar u verwees in de commissievergaderingen, mevrouw de minister, was en is voor ons nog steeds de conditio sine qua non om het ontwerp te steunen. Wij willen u dan ook uitdrukkelijk vragen maximaal gevolg te geven aan de inhoud van dit amendement.

Het ontwerp past in de verdere flexibilisering van het arbeidsrecht en het siert onze regering en de meerderheidscoalitie dat zij ter zake enkele ambitieuze hervormingen durven te doen. Het is vanzelfsprekend van cruciaal belang dat wij voldoende ruimte behouden om slimme, broodnodige aanpassingen te doen, teneinde te garanderen dat de flexibilisering geen reguliere jobs vernietigt of hardwerkende zelfstandigen afstraft.

Ik besluit, mevrouw de minister. Ondanks het feit dat alle actoren in het veld u een onvoldoende geven voor onderhavig wetgevend initiatief, lijkt ons de evaluatie van het middenveld hic et nunc te streng.

Het is de opdracht van de hele coalitie om bij een correcte en continue monitoring en een evaluatie na 1 jaar, met de constante zorg in het achterhoofd dat geen deloyale concurrentie en jobvernietiging mogen optreden, de wet op het terrein zo uit te voeren dat de huidige te begrijpen bezorgdheid van het middenveld ongegrond zal blijken te zijn.

Maar let op, indien blijkt dat de coalitie in haar opdracht faalt, zal onze fractie onmiddellijk aandringen op een gegronde en fundamentele bijsturing van de regeling.

Wij zullen met onze fractie, gelet op mijn betoog, het wetsontwerp steunen.


Jean-Marc Delizée PS | SP

Monsieur le président, madame et messieurs les ministres, chers collègues, nous nous souvenons de la communication glorieuse du gouvernement lors de la conclusion de l'accord de l'été 2017. Il en avait ainsi annoncé le contenu: réforme de l'ISOC, taxation des comptes-titres et, enfin, les 6 000 euros défiscalisés. Tout le monde semblait en être satisfait. Comme le dit la chanson: "C'est un beau roman, c'est une belle histoire". Toutefois, celle-ci ne fut pas un long fleuve tranquille: textes tardifs, manque d'anticipation, amateurisme, absence de concertations, tentatives de passage en force et coriacité de l'opposition. Ainsi, le paquet-cadeau, le package, a dû être scindé, éclaté, saucissonné par simple réalisme politique.

Nous voilà donc à l'été 2018 pour l'atterrissage de la saison 3 d'un long périple chaotique. Sur la forme, cette folle course d'obstacles me semble illustrative du fonctionnement de votre majorité. C'est un peu sa marque de fabrique: elle décide, elle annonce – selon la formule revisitée: "Heureux qui communique" – et, seulement ensuite, elle se rend compte qu'il aurait fallu consulter et négocier.

Fort heureusement, à la demande du groupe socialiste, une seconde lecture fut organisée en commission des Affaires sociales. Bien entendu, la majorité n'en a, hélas, pas profité pour améliorer le texte initial et le rendre moins préjudiciable aux secteurs économique et associatif. En revanche, vous vous êtes aperçus que certains amendements étaient quand même nécessaires. Grâce à cette seconde lecture - tout n'ayant pas été voté en décembre -, vous avez pu en déposer.

Je dois exprimer une autre petite satisfaction. Sous la pression de l'opposition, qui a dû batailler ferme, des auditions relatives à ce projet de loi ont pu être organisées. Les conséquences de ce texte affecteront tout autant le monde économique et le secteur associatif.

Il est vrai que votre majorité a pour habitude d'essayer de passer en force. Toutefois, on se rend compte qu'une telle méthode implique souvent que des discussions avec l'opposition se révèlent nécessaires.

Ce qui est aussi un peu regrettable, c'est un certain mépris qui a été démontré par certains à l'égard des invités que nous avons entendus, même si ces invités ne venaient pas dire ce que vous aviez envie d'entendre. En effet, tous, sans exception, se sont exprimés contre ce projet de loi en démontrant les dangers que celui-ci contient notamment pour notre modèle de sécurité sociale.

Brièvement, je voudrais rappeler que la CSC a estimé que sabrer dans la sécurité sociale semblait être le fil rouge de votre projet de loi. Je parle ici du projet initial. Le représentant de la CSC souligne qu'on court un réel danger de voir les emplois réguliers supplantés, danger accentué par le sous-financement du travail associatif. Il dit également craindre des licenciements de travailleurs ordinaires.

La CGSLB, le syndicat libéral, estime, lui aussi, que ce projet constitue clairement de la concurrence déloyale tant pour les travailleurs salariés et indépendants que pour les employeurs, car ils seront mis en concurrence avec des personnes qui ne doivent répondre à aucune norme. Le syndicat libéral considère également la pression qui peut être exercée sur les salaires. Une personne pourrait très bien se retrouver contrainte d'accepter un salaire bas, une rémunération de 4 à 5 euros par exemple.

Du côté de la FGTB, on estime également que c'est un facteur de concurrence déloyale. Je dirais d'ailleurs que le facteur de concurrence déloyale était le dénominateur commun de tous les partenaires sociaux. Selon la FGTB, ce projet risque de conduire à une déprofessionnalisation par rapport à l'emploi régulier.

Il n'y a pas que les travailleurs qui sont contre ce projet. Le patronat, la FEB, dont la majorité est pourtant très proche, - c'est assez notoire - nous a également dit qu'il n'y avait pas assez de garde-fous et que tout cela entraînait un risque très élevé de concurrence déloyale par rapport aux entreprises qui, elles, respectent les règles du jeu et paient des impôts et des cotisations de sécurité sociale.

L'UNIZO estime également qu'il y a un effet de concurrence déloyale qui va provenir de ce projet. Je la cite: "Les personnes qui paieront moins d'impôts et de cotisations sociales pourront appliquer des tarifs plus bas, ce qui constitue évidemment une forme de concurrence déloyale vis-à-vis des indépendants et des entreprises." Cette organisation professionnelle a, d'ores et déjà, annoncé qu'elle attaquerait ce texte de loi si celui-ci était voté.

L'UCM craint aussi une déprofessionnalisation, un manque à gagner pour la sécurité sociale, une concurrence déloyale et une insécurité juridique.

Le SNI nous disait que sa messagerie était inondée de messages d'indépendants qui étaient inquiets. Le SNI estime qu' "il est tout simplement invraisemblable que certains doivent payer des taxes et des cotisations sociales pour une activité spécifique tandis que d'autres en sont dispensés."

Pour lui, "le projet prive les petits indépendants de leur gagne-pain et considère les indépendants comme des citoyens de seconde zone".

Je cite ici, sur le banc patronal, le SNI, l'UCM, l'UNIZO et la FEB qui rejoignent à cet égard les représentants des travailleurs.

Le secteur social et associatif s'est également exprimé contre ce projet. Ainsi, l'Union des entreprises à profit social, l'UNISOC, estime qu'il est clairement question de concurrence déloyale avec les bénévoles, qui sont relégués dans un coin. Mme Emmeline Orban de la plateforme francophone du volontariat, estime pour sa part que le projet dénature le volontariat. C'est aussi notre point de vue. "On assistera", dit-elle, "à la marchandisation d'un acte qui était, au départ, un acte de solidarité, par nature, gratuit.". Quant au Conseil supérieur des volontaires, il dit aussi qu'on a brouillé l'image du volontariat dans de nombreuses structures et que des personnes travaillant sous contrat vont se trouver en concurrence avec d'autres. Son message est en résumé: "Not in my name!"

Beaucoup se sont ensuite exprimés par courrier, dans la presse, par emails en vous interpellant, en nous interpellant en faveur d'une modification du projet et en vous exhortant à prendre le temps de la réflexion.

Vu l'absence de concertation préalable avec les entités fédérées, la Cocof a introduit une procédure en conflit d'intérêts pour tenter d'ouvrir un dialogue et démontrer combien votre projet est dangereux. Hélas, au réel dialogue constructif visant un consensus équilibré se substitua une confrontation de monologues.

Il faut que les membres de la majorité en aient conscience. Je m'adresserai particulièrement à mon collègue, M. Clarinval, en référence aux propos du SNI et les inquiétudes des petits indépendants qu'elle relaie. Ils se sentent abandonnés.

Ce projet met également à mal l'édifice sur lequel est construit notre sécurité sociale. Le SPF Finances a évalué que quelques 140 millions d'euros lui seraient soustraits ainsi qu'aux services publics. Le Conseil national du Travail a également estimé que ce projet porte atteinte à ce que les partenaires sociaux ont construit sur le plan de la protection sociale. Vous avez fait le choix d'une attaque frontale contre le droit au travail et la solidarité.

Avec ce projet de loi, vous organisez finalement une nouvelle forme de dumping social intrabelge. Vous mettez les travailleurs en concurrence les uns avec les autres.

Demain, le plombier, l'électricien, l'horticulteur qui paient leurs cotisations et leurs impôts risquent de se faire voler leur boulot par un travailleur occasionnel qui est moins cher, car il ne contribue pas. Vous mettez ainsi en place un sous-statut. Ce travailleur occasionnel n'aura pas de droits sociaux. Il ne se constituera pas de droits à la pension. Il ne bénéficiera pas de la protection de son emploi, il n'aura pas de préavis en cas de licenciement, pas de protection de son salaire. Il pourra être payé de n'importe quelle manière. Avec ce projet idéologique, vous mettez à mal notre modèle social qui est pourtant reconnu dans le monde entier. Vous allez précariser l'emploi de nos concitoyens qui ont déjà pas mal souffert d'autres dispositions, d'autres mesures.

De plus, vous réduisez la qualité des services offerts. En effet, le législateur, les pouvoirs publics imposent aux professionnels une série de conditions: des qualifications, des normes de qualité et de sécurité pour protéger les consommateurs. Demain, les travailleurs occasionnels risquent d'échapper à ces exigences, ce qui réduira la qualité et la sécurité des services rendus.

Ce projet de loi causera un préjudice grave aux travailleurs, aux entreprises, aux indépendants et aux associations. Il s'agit d'une question sociétale majeure. Pour nous, ce projet est évidemment inacceptable. Nous continuerons à le combattre, même après son vote probable.

Madame et messieurs les ministres, ce texte n'est même pas encore voté que vous nous annoncez déjà une loi réparatrice que personne, en tout cas dans l'opposition, n'a vue et dont personne ne sait ce qu'elle contient. La boucle n'est pas encore bouclée! Une saison 4 est déjà annoncée pour corriger les erreurs, les oublis, les approximations. Je crois que le minimum de respect à avoir pour notre Parlement, notre démocratie, nos concitoyens est de pouvoir se prononcer sur un texte définitif. Je vous demande donc, madame la ministre, que vous puissiez mettre à notre disposition le contenu de cette loi réparatrice, afin que nous nous prononcions tout à l'heure en connaissance de cause. Il y va du respect de nos procédures démocratiques.

J'espère en tout cas que la Cour constitutionnelle ne sera pas dupe et qu'elle annulera votre texte en l'état. Vous l'avez compris, et nous l'avons dit et répété en commission: pour le groupe socialiste, c'est non. Nous voterons contre ce funeste projet de loi.


David Clarinval MR

Madame et messieurs les ministres, Le Manuel du petit flibustier, voilà le titre du prochain ouvrage que l'on pourra écrire lorsqu'on analysera la manière dont l'opposition a traité le dossier en question. Ce ne sont pas des caricatures. J'énonce seulement des faits. Des deuxièmes lectures, des amendements transmis au Conseil d'État et des conflits d'intérêts - le quatrième en six mois, ce qui nous a permis de rappeler combien on instrumentalisait la COCOF ici, dans un débat fédéral. Toute cette flibuste a été mise en place mais un an après l'annonce de la décision, le projet aboutit sur la table du Parlement.

M. Delizée l'a dit: on annonce une loi réparatrice. En effet, nous aurions pu avoir un débat plus constructif et éventuellement modifier le texte, mais que se serait-il passé? Nous aurions eu un nouveau conflit d'intérêts et de nouveaux actes de flibuste, et nous aurions été repartis pour un tour. Il n'était pas raisonnable d'entamer un débat de cet ordre avec une opposition qui n'était pas dans un état d'esprit constructif.

En ce qui nous concerne, nous avons bien compris que vous étiez opposés avec acharnement à ce texte et nous en prenons acte. Cependant, nous avons, au sein de la majorité, la volonté d'avancer et de mettre en place ce nouveau système qui octroie de la liberté supplémentaire à nos concitoyens. En effet, nous souhaitons mettre en place un système qui permet à une personne de percevoir un revenu non imposé de 500 euros par mois pour un travail effectué pendant son temps libre dans le secteur non marchand. Ces 500 euros sont un maximum. Le plafond par année est fixé à 6 000 euros maximum.

Pourquoi faire cela? Pour offrir une réponse aux différents besoins observés au sein de la société, touchant plusieurs secteurs spécifiques. Nous voulons également donner suite à la volonté du Conseil supérieur des volontaires, qui partait du constat de l'existence d'une zone grise entre le travail et le volontariat, dans laquelle se situaient de nombreuses personnes et qui mettait ce système sous tension. Cette zone grise donnait malheureusement lieu à des abus et à des fraudes, avec des défraiements qui n'en étaient pas et des paiements de la main à la main qui n'étaient ni légaux ni acceptables.

Enfin, il s'agissait aussi de donner davantage de protection aux travailleurs ou aux pensionnés. Désormais, les activités seront déclarées et ce, sans retenue fiscale ni cotisations sociales. Dès lors, on introduit tout simplement plus de transparence dans le mécanisme.


Laurette Onkelinx PS | SP

Monsieur Clarinval, par le passé, nous avons réglé ce problème du travail au noir par un autre biais, à savoir les titres-services.


David Clarinval MR

Dans certains secteurs, oui.


Laurette Onkelinx PS | SP

À l'époque, j'ai lancé ce système, qui a été régulièrement amélioré, et c'est une bonne chose. Mais au moins, les travailleurs sont protégés.

Ici, vous organisez un système de concurrence sans protection des travailleurs et sans protection de celles et ceux qui vont bénéficier des services des mini-jobs que vous créez. Pourquoi n'avoir pas cherché un système qui aurait proposé en même temps une lutte contre le travail au noir et une protection des travailleurs, plutôt que, comme d'habitude, créer un système diminuant la qualité de l'emploi?


Georges Gilkinet Ecolo

Monsieur le président, je souhaitais réagir à deux éléments, à ce stade du discours de M. Clarinval. Déjà en commission, il a considéré que des pratiques de fraude étaient généralisées dans le secteur associatif. Je ne peux que me porter en faux par rapport à cette déconsidération tellement facile, depuis la tribune, d'un secteur qui réalise trop souvent avec des bouts de ficelle des missions d'utilité publique d'accueil et d'animation de la petite enfance, d'éducation permanente, d'activités culturelles. C'est tellement facile, quand on prive l'État, et toutes ses composantes, de moyens pour subventionner correctement ces secteurs, de venir ensuite à la tribune l'accuser de fraude.

Des fraudeurs, j'en connais, en matière financière notamment. Chaque année, il s'agit de milliards d'euros. Joignez votre énergie à la mienne pour empêcher ceux-là de nuire, plutôt que de dénoncer quelque peu facilement ceux qui doivent se débrouiller.

Le deuxième mot qui me fait réagir, comme Mme Onkelinx, c'est le mot "protection". Vous annoncez ici que vous allez apporter de la protection à ceux qui mettent en œuvre du bénévolat. Je me demande où est votre protection, dès lors que vous proposez un système où l'argent qui sera gagné ne fera l'objet d'une part d'aucun paiement d'impôt, mais d'autre part d'aucun paiement de cotisations sociales. Qui dit cotisations sociales dit droits dérivés du paiement de ces cotisations sociales.

Qu'en est-il du droit des travailleurs? Des assurances dont ils bénéficieront s'ils tombent malades? D'un accident du travail qui pourrait survenir? De la protection des bénéficiaires de leurs activités?

Vous êtes au contraire en train de créer un système qui est totalement dérégulé et qui, par ailleurs, va s'inscrire en concurrence de personnes qui, elles, paient correctement leurs cotisations sociales. L'UNIZO, l'UCM et le Conseil Supérieur des Indépendants et des PME disent la même chose: ils dénoncent cette situation de concurrence déloyale.

Personnellement, je ne vois pas, d'une part, où est la fraude dans le secteur associatif - peut-être êtes-vous bien informé sur le sujet - et, d'autre part, où est la protection des travailleurs dans votre système.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mijnheer de voorzitter, ik vind het ongelofelijk dat we na een jaar discussie nog altijd dergelijke onzin horen. We discussiëren een jaar en men komt nog altijd af met mini-jobs. Mevrouw Onkelinx, neem eerst en vooral de dienstencheques. We hebben die samen ingevoerd. Dat is een goed systeem, dat is juist, maar het kost de belastingbetaler meer dan een miljard euro aan subsidies. U moet toch wat opletten met wat u zegt.

Ten tweede. U zegt dat we hier mini-jobs organiseren. Dat is totaal fout, waar haalt u dat! U kent toch de regels en de voorwaarden onder dewelke men dit soort jobs mag uitvoeren? Men moet minstens een job van vier vijfde hebben of zelfstandig zijn in hoofdberoep, of gepensioneerd zijn. Met andere woorden, men moet al een volwaardig sociaal statuut hebben vooraleer hieraan te kunnen beginnen. U stelt dat men niets betaalt, maar men krijgt ook niets. Men bouwt hiermee geen sociale rechten op, omdat men die al geniet binnen zijn bestaande statuut. Ofwel verstaat u het niet, wat mij zou verwonderen na al uw ervaringen als minister, ofwel bent u aan het liegen. Ik vrees dat het het tweede is. U probeert de mensen angst aan te jagen. Eerlijk gezegd, dat zal niet pakken.

Collega's, het gaat hier over een systeem niet om te verdienen, maar om bij te verdienen. Is daar vraag naar? Dat zal straks blijken uit mijn betoog.


Laurette Onkelinx PS | SP

Les organisations patronales mentent-elles? Les petits indépendants qui se sont exprimés mentent-ils? La FEB ment-elle? Les organisations syndicales mentent-elles? Les organisations qui s'occupent du bénévolat mentent-elles? Existe-t-il une coalition de menteurs contre vous? C'est quoi tout cela?

De plus, vous dites – c'est un peu n'importe quoi – que les titres-services coûtent et qu'au moins ici cela ne coûtera pas. Mais évidemment que si! Pourquoi cela va-t-il coûter à la collectivité? Parce qu'il n'y a pas de cotisations sociales. À quoi servent ces dernières? À mutualiser des moyens pour offrir des soins de santé à tout le monde, des pensions à tout le monde, pour avoir un système d'accidents du travail. Puisque nous n'aurons pas les moyens à travers ces petits jobs sans protection, c'est évidemment le contribuable qui, un jour ou l'autre, paiera. C'est donc un système qui coûte, qui pèsera sur la sécurité sociale, qui n'offre aucune protection aux travailleurs, ni aux bénéficiaires du travail. Par ailleurs, des questions sont restées sans réponse. Qu'allez-vous faire quand ces travailleurs seront, par exemple, victimes d'un accident du travail? Vous allez dire que c'est dommage, que c'est tant pis. Ce que vous nous proposez, c'est du n'importe quoi!

Je souligne encore une fois que toute la société civile, tous les interlocuteurs sociaux ont considéré que votre système est idiot et dangereux.


Georges Gilkinet Ecolo

Monsieur le président, je suis aussi étonné que M. Van Quickenborne de la non-évolution des esprits depuis un an. Mais je m'étonne aussi de la non-évolution de son esprit à lui et de celle de la ministre ici présente.

On peut ne pas être d'accord avec les membres de l'opposition. Cela arrive tous les jours. Mais nous ne sommes pas les seuls à nous exprimer sur le sujet.

Je voudrais donner deux éléments de réponse précis suite à l'intervention de M. Van Quickenborne. Selon ce dernier, les travailleurs concernés sont déjà couverts en matière de sécurité sociale puisqu'ils doivent avoir, par ailleurs, un contrat portant au minimum sur un 4/5ᵉ temps.

Ignorez-vous, monsieur Van Quickenborne, que certaines prestations sociales sont proportionnelles aux revenus? Si on tombe malade, l'indemnité perçue est calculée, pour partie, en fonction du revenu dont on bénéficiait.

Vous avez été ministre des Pensions, vous savez que notre système de pension génère pour les travailleurs une pension qui est partiellement proportionnelle à leurs cotisations tout au long de leur carrière.

Faire travailler des personnes, pour partie, sans paiement de cotisations sociales, ne génère pas de droits sociaux supplémentaires notamment en matière de pension, là où les pensions sont dramatiquement basses encore dans notre pays.

Deuxième élément, sur la question de la destruction de l'emploi et des mini-jobs: à nouveau, vous essayer d'induire tout le monde en erreur. Le problème réside dans le fait que les personnes qui travailleront après heures pour réaliser des services en concurrence avec des entreprises et des indépendants, bénéficieront d'une situation de concurrence déloyale avec ces derniers, ces jardiniers, ces informaticiens. C'est leur situation qui sera fragilisée par votre système.

C'est exactement ce que nous a expliqué l'UNIZO. Je pensais que vous y étiez sensible mais sans doute que, en effet, ce sont les Verts, Ecolo et Groen, qui sont les plus proches de ce secteur d'activité et de cette catégorie socioprofessionnelle. Peut-être que c'est le Conseil Supérieur des Indépendants et des PME. Et cela vous ne voulez pas l'entendre. Vous instaurerez un principe de concurrence déloyale. C'est incompréhensible. Là où, certains ont des difficultés à boucler le mois et à obtenir un cahier de commandes suffisamment rempli, vous les mettrez en plus en concurrence avec des personnes qui elles, ne payeront ni impôt ni cotisation sociale. C'est juste incompréhensible!


Jean-Marc Delizée PS | SP

Monsieur le président, j'aimerais revenir brièvement sur deux points de sorte que vous disposerez de l'ensemble des considérations.

Monsieur Clarinval, je reviens sur votre première expression mais aussi sur la procédure ainsi que sur la méthode. Vous avez parlé de flibuste et d'acharnement. Nous avons tenté de vous faire entendre que recevoir un document de 725 pages à traiter en quelques heures ou quelques jours n'était pas une bonne façon de travailler et que sur le fond, les sujets méritaient certainement réflexion, concertation et dialogue. Vous nous dites que l'opposition n'avait pas une approche constructive. C'est sidérant! C'est l'inverse de la réalité!

J'ai envie de vous dire que la majorité désirait voter très, très vite sans se fatiguer à auditionner ou à débattre. Nous avons, finalement, obtenu des consensus pour réaliser des auditions. Mais, en ce qui concerne ces textes, nous espérions que ces auditions ouvriraient les yeux et qu'elles engendreraient des réflexions pour améliorer le texte et qu'il soit ainsi plus équilibré.

Cela ne fut pas le cas, mais je pense qu'on ne peut pas dire que l'opposition ne fut pas constructive. Nous avons essayé de pousser plus loin la réflexion, tandis que la majorité est restée calée sur son package et a voulu passer en force, tout en sachant qu'un conflit d'intérêts allait être soulevé et que des procédures seraient enclenchées. Ce texte était tellement mauvais que nous nous sommes servis de tous les leviers démocratiques que nous détenons en tant que membres de l'opposition.

Ensuite, vous abordez la zone grise en expliquant qu'il faut régler ce problème. C'est sans doute exact, mais pas de cette manière. Comme je l'ai indiqué tout à l'heure à la tribune, relisez le rapport du Conseil supérieur des volontaires: il ne s'est pas montré favorable à votre projet tel qu'il nous est présenté et a même précisé: "Not in my name". Votre texte va bien au-delà de la zone grise. Vous parlez de travail collaboratif, associatif, entre voisins. Bref, vous en avez élargi l'objet. Vous auriez pu élaborer un projet susceptible de régler la question de la zone grise, qui est pendante depuis des années, mais vous en avez étendu le champ d'application. C'est, du reste, ce qu'ont dénoncé tous les partenaires qui sont venus en commission.

Par conséquent, cessez de prétendre que ce projet sert à résoudre le problème de la zone grise. Il est beaucoup trop vaste; et c'est bien ce que nous lui reprochons.


David Clarinval MR

Monsieur le président, j'essayerai de répondre de manière exhaustive.

Tout d'abord, madame Onkelinx, vous vous trompez lorsque vous parlez de "travailleurs". Ici, ce n'est pas le cas: ce sont des travailleurs qui disposent déjà d'un contrat de travail à 4/5ᵉ temps au moins et qui, en outre, pratiquent le volontariat. Ils le font sur une base volontaire, par définition. Donc, ils n'y sont pas contraints. S'ils s'y adonnent, c'est dans ces conditions-là. Autrement dit, ils bénéficient déjà d'une sécurité sociale, de par leur contrat de travail officiel.

Bref, quand vous parlez de "travailleurs", vous vous trompez. Il est question de volontaires qui complètent leurs heures par une activité exercée dans le monde associatif.

Madame Onkelinx, cela fait une demi-heure que je vous écoute. Je voudrais seulement vous répondre et vous parler de certains problèmes. Nous avons installé quatre garde-fous, que je détaillerai tout à l'heure. Nous en avons prévu, parce que – et, sur ce point, M. Gilkinet a raison – nous sommes également attentifs à la concurrence déloyale. Nous ne souhaitons pas que ce système l'encourage. C'est pourquoi le mécanisme a prévu quatre garde-fous qu'il faudra évaluer par la suite. Si nécessaire, nous les remplacerons.

Monsieur Gilkinet, je n'ai pas dit que la fraude était généralisée dans le monde associatif. Ce n'est pas vrai; j'ai seulement affirmé qu'elle y était présente. En commission, rappelez-vous, j'ai cité le cas d'une piscine où des maîtres-nageurs étaient payés par le système des volontaires, alors qu'en réalité on sait très bien qu'ils étaient rémunérés pour dispenser des cours de natation. Je ne vais pas rentrer dans le détail, mais j'illustre de manière théorique ce qui existe.

Fermer les yeux et dire qu'il n'y a pas de noir dans le monde associatif, c'est faux. Vous le savez très bien. Mais je n'ai pas dit que c'était généralisé.

Monsieur Delizée, vous avez reconnu que vous aviez quand même fait usage de tous les mécanismes possibles et imaginables pour ralentir le processus. Vous avez donc pratiqué une forme de flibuste.

Pourquoi ai-je dit que vous n'étiez pas constructif? Je prends l'exemple de la COCOF. Lors des réunions de concertation, quand on a demandé à la COCOF les amendements qu'elle proposait et quels secteurs elle voulait supprimer de la liste, elle a quitté la salle. Elle n'a jamais proposé quoi que ce soit. Vous me direz que la COCOF n'est pas l'opposition mais son gouvernement est composé des mêmes partis que ceux qui composent l'opposition fédérale.

La ministre a clairement dit, et elle le répétera tout à l'heure, qu'elle était demandeuse d'amendements émanant de l'opposition. Il y a eu un amendement qui visait à supprimer tout le texte! C'est très constructif! Nous n'avons jamais reçu d'amendements techniques pour supprimer certains secteurs.


Georges Gilkinet Ecolo

Il est tellement facile d'amalgamer et de caricaturer. Pour le secteur associatif, le groupe Ecolo-Groen reconnaît une spécificité au secteur sportif et au secteur artistique, qui demandent une réponse adéquate. Nous vous avons proposé d'appliquer ce système à titre exploratoire pour un seul secteur et ensuite de l'évaluer avant de mettre en place, comme vous l'envisagez, un système très large, que vous évaluerez avant de le corriger. Il sera trop tard car les conséquences pour des secteurs économiques qui ont du mal à survivre aujourd'hui seront très lourdes.

Concernant les amendements, le dernier acte que nous avons posé via la séance plénière est effectivement d'envoyer une série d'amendements au Conseil d'État que, malheureusement, vous n'avez manifestement pas lus. Un travail préventif, qui ne se limite pas au groupe Ecolo-Groen, a été fait pour essayer de réduire l'impact négatif que nous pressentons et qui est annoncé par une série d'interlocuteurs.

Par ailleurs, le Conseil d'État valide très largement les propositions que nous avons faites, même s'il a dû réagir dans l'urgence. Et, là où il a fait des remarques, nous avons corrigé nos amendements et nous les redéposons. Il s'agit effectivement de répondre à des questions spécifiques, notamment aux besoins du secteur sportif ou de certains opérateurs culturels (troupes de théâtre, chorales, etc.) tout en évitant la concurrence avec des informaticiens, des jardiniers ou autres que vous allez mettre à mal, simplement parce que vous n'osez pas dire non à votre partenaire, le Vld.


Meryame Kitir Vooruit

Mijnheer Clarinval, ik heb uw uitleg goed beluisterd en ik zal straks nog mijn redevoering houden, maar ik wens toch nu al te reageren.

U zegt aan mevrouw Onkelinx dat het om mini-jobs gaat. Zelf wil ik de term mini-jobs niet gebruiken.

Uw uitleg klopt ook niet. U zegt dat het gaat om mensen die vier vijfde werken en die dus alle verzekeringen en aanverwante zaken al hebben, en daar een job bij doen. Laat me een voorbeeld geven van een werkneemster die vier vijfde bij Colruyt werkt. Als die werkneemster na haar uren gaat bijklussen en een ongeval krijgt op het moment dat zij aan het bijklussen is, dan komt de verzekering van Colruyt voor dat ongeval toch niet tegemoet? Die werkneemster is voor dat ongeval dan niet verzekerd. De stelling dat alles gedekt is omdat de betrokkenen een vier vijfde job uitoefenen, klopt dus niet. Die vraag blijft nog altijd open. Momenteel is het nog altijd niet duidelijk hoe werknemers verzekerd zijn op het moment van bijklussen.

Ten tweede, u hebt gezegd dat de oppositie gefilibusterd heeft. Mijnheer Clarinval, u was toch aanwezig toen wij de tien organisaties uitgenodigd hebben? U bent, net als ik, al heel lang lid van het Parlement. Welnu, volgens mij was het echt ongezien dat de tien uitgenodigde instanties kritiek formuleerden.

Dat betekent nog niet dat wij tegen het idee in zijn geheel zijn. Wij zijn wel tegenstander van de erg uitgebreide invoering, zoals die nu voorligt. U hebt gelijk in uw voorbeeld van de sportwereld, maar het huidig wetsontwerp gaat veel breder. Het ontwerp raakt bijvoorbeeld heel veel kleine zelfstandigen, die het vaak van het bijklussen moeten hebben; zij zijn door dit wetsontwerp ook gejost. Voor dat probleem is er geen antwoord. Die kritiek sleept al meer dan een jaar aan, maar de meerderheid blijft daar al meer dan een jaar doof voor. Er worden klassieke argumenten aangehaald, als zou de oppositie filibusteren. Instanties zoals vrijwilligersorganisaties, werknemers- en werkgeversorganisaties hebben aan de bel getrokken, maar ook daarvoor blijven jullie doof. Het is al te gemakkelijk om te stellen dat wij tegenstander zijn, louter omdat wij in de oppositie zitten. Dat klopt niet, mijnheer Clarinval, wij zijn niet per definitie tegen. We hebben oor naar de problemen in de sportwereld, maar dat is geen reden voor de goedkeuring van een wet die zo uitgebreid is dat de arbeidsmarkt erdoor verstoord wordt. Daarmee kunnen wij niet instemmen.


David Clarinval MR

Monsieur le président, je vais tenter de répondre, puis j'essaierai de terminer mon propos. Rapidement, monsieur Gilkinet, oui, en effet, peut-être y avait-il des propositions dans vos derniers amendements, mais en attendant, ceux-ci ont été déposés tardivement et n'ont pas été proposés dans le cadre de la négociation du comité. C'était lors des discussions avec la COCOF qu'il fallait venir avec des propositions! La ministre a tendu la main et cela n'a pas été fait. C'est vrai que vous ne siégez pas à la COCOF. C'est vrai aussi que la composition n'est pas tout à fait la même au niveau de l'opposition.

Madame Kitir, j'entends les remarques mais je rappelle que les mêmes remarques et les mêmes craintes étaient présentes quand on a parlé des flexi-jobs. Aujourd'hui, les flexi-jobs sont bel et bien concrets. On n'entend plus les critiques ni les remarques et on constate que les flexi-jobs fonctionnent.

Enfin, je vais vous présenter les quatre garde-fous, car je sens que vous trépignez d'impatience. Comme on l'a déjà dit, le premier garde-fou, c'est l'interdiction pour une personne qui a un contrat de moins de 80 % de pouvoir effectuer ce genre de travail volontaire. Cela veut donc dire qu'elle a un statut social et un contrat de travail par ailleurs.

Le deuxième garde-fou consiste en l'interdiction de convertir un contrat de travail en travail associatif. Ce n'est pas autorisé.

Le troisième garde-fou, c'est l'interdiction pour le travailleur associatif d'exercer en même temps une activité pour la même organisation dans le cadre de son contrat de travail. Il ne peut donc pas l'exercer dans le cadre de sa profession.

Le dernier garde-fou, c'est l'interdiction pour les anciens travailleurs d'une organisation de travailler comme volontaires dans l'organisation pour laquelle ils travaillaient, jusqu'à un an au préalable.

Il est clair que le Groupe des dix et de nombreuses personnes ont critiqué ce texte, en ce compris les organisations patronales. Je l'ai dit. Nous sommes sensibles à ces critiques et nous avons soumis un amendement en commission à la ministre. Il a été accepté. Par cet amendement, nous demandions qu'une évaluation soit faite très rapidement, un monitoring permanent du système. La ministre a accepté et va d'emblée mettre en place un monitoring qui permettra, le cas échéant, de corriger le tir. Je fais confiance au gouvernement. C'est ce qui nous différencie. Je fais confiance à la fois à la ministre et au gouvernement pour corriger le tir.

Reconnaissez, monsieur Cheron, vous qui êtes un éminent juriste, que la situation aurait été préférable s'il n'avait pas fallu tenir compte de l'avis du Conseil d'État! Rappelez-vous! Dans le texte de départ, la liste des fonctions n'était pas présente dans le projet de loi et il fallait un arrêté royal pour la mise en œuvre. Un arrêté royal est un outil plus souple pour pouvoir changer la liste des secteurs. Malheureusement, le Conseil d'État a exigé que cette liste soit présente dans le texte. Dès lors, afin de respecter le Conseil d'État, il a fallu corriger le texte. Reconnaissons que ce sera une lourdeur supplémentaire! Un arrêté royal aurait été plus souple.


President Siegfried Bracke

Monsieur Clarinval, M. Gilkinet demande la parole.


Georges Gilkinet Ecolo

Monsieur Clarinval, excusez-moi mais parmi vos mauvais arguments, celui-ci est encore plus mauvais que les autres. Le Conseil d'État dit effectivement qu'on ne peut pas autoriser le gouvernement, par arrêté royal, à fixer ou élargir la liste. Il ne dit pas que la liste doit faire trois pages. Si votre liste identifie les secteurs sportif et culturel, cela répond à la remarque du Conseil d'État. Inférer qu'il faut être large, parce que le Conseil d'État vous demande d'être précis, c'est un sophisme qui ne tient pas la route. Il ne semble même pas logique.


Marcel Cheron Ecolo

Il ne convient pas seulement de lire l'avis du Conseil d'État. Encore faut-il le comprendre!


David Clarinval MR

Quoi qu'il en soit, j'ai l'impression que les critiques entendues ici sont exactement les mêmes que celles adressées au texte sur les flexi-jobs. Nous avions les mêmes oppositions, les mêmes remarques, les mêmes craintes, le texte est passé et, aujourd'hui, les flexi-jobs fonctionnent. Ils sont efficaces et très attendus dans le secteur, à la satisfaction de tous. Je ne doute donc pas un instant qu'un accueil semblable sera réservé dans les mois et les années qui viennent à ce système-ci. Si des modifications se révèlent nécessaires grâce au suivi permanent, la liste des secteurs pourra être adaptée en conséquence.


Stefaan Vercamer CD&V

Mijnheer de voorzitter, collega's, het ontwerp dat vandaag voorligt, zal er binnenkort voor zorgen dat heel wat verenigingsactiviteiten en klusjes tussen burgers correct kunnen worden geregeld en vergoed.

Er is hier al veel gesproken over het zwart en grijs circuit, maar ik denk dat men dikwijls niet wil weten hoe zaken moeten worden geregeld, ondanks het feit dat zowel wie iets wil doen als de vereniging waarvoor het wordt gedaan dat altijd te goeder trouw en op de best mogelijke manier willen regelen, maar dat men daarin vaak niet slaagt en het op een manier moet doen die misschien wat grijs is in plaats van wit. Wij zullen dat met dit ontwerp goed regelen zodat die zaken wit worden gemaakt. Dat kan alleen maar een goede zaak zijn.

Er werd hier al veel gezegd. Mevrouw Kitir, u zei daarnet dat mensen niet verzekerd zijn. Verenigingswerkers zijn wel verzekerd en iemand die wil bijklussen, moet zichzelf verzekeren. Dat is de logica der dingen.


Meryame Kitir Vooruit

Mijnheer Vercamer, kunt u mij dan zeggen hoe hij zich moet verzekeren? Welke verzekering moet een persoon afsluiten wanneer hij bij iemand gaat bijklussen? Welke verzekering moet hij nemen zodat hij gedekt is wanneer hij bijklust en een ongeluk krijgt? Hoe noemt de verzekering die hij moet nemen?


Stefaan Vercamer CD&V

Dat is zoals voor elke verzekering die men vandaag wil afsluiten wanneer men iets wil doen. Veel mensen hebben nu ook al zo'n verzekering. Dat hangt af van waarvoor men zich wil verzekeren, welke waarborgen men wil en hoeveel premie men wil betalen. Zo werkt dat vandaag in de verzekeringswereld en zo zal dat morgen ook werken in de verzekeringswereld. Dat is de normale gang van zaken.


Meryame Kitir Vooruit

Een dergelijke verzekering bestaat niet. Ik zal daarop straks ingaan.


Stefaan Vercamer CD&V

Wij hebben er altijd voor gepleit dat deze nieuwe regeling zo snel mogelijk zou doorgaan voor de sport- en cultuursector omdat zij daarop al het beste waren voorbereid.

Toen het ontwerp vorig jaar werd ingediend, heeft onze fractie gevraagd om voor de andere sectoren wat meer tijd te nemen omdat wij de kwaliteit wilden bewaken. Wij hebben ook gezegd dat er best een aantal voorwaarden wordt ingeschreven.

Ik denk dat wij het er allemaal over eens zijn dat sport en cultuur al langer nood hadden aan een dergelijke regeling. Denk maar aan dirigenten, jeugdtrainers, sporttrainers, enzovoort, waar men niet altijd goed wist hoe men dat moest regelen. Dat kan nu correct worden geregeld. Het is een goede zaak dat dit nu eenvoudig en correct kan worden geregeld.

Voor de andere sectoren hebben wij van in het begin van de bespreking aangedrongen om enkele aanpassingen te doen om de kwaliteit te bewaken.

Onze eerste bekommernis daarbij was dat voor het gebruiken van dit systeem in de zorgsector de kwaliteitsvereisten gegarandeerd moesten zijn en blijven. Wij wilden immers dat de kwaliteit in de zorgsector van het huidige niveau blijft.

Bram Devolder, een onderzoeker aan het Centrum voor Rechtsmethodiek van de KU Leuven, had daarover een werk gemaakt en een zeer degelijk onderbouwd advies geschreven, met name dat de kwaliteitsvereisten best in de drie  pijlers worden ingeschreven: in het verenigingswerk, in de occasionele diensten aan de burgers en in de deelplatformen. Dat is ook zo gebeurd. Wij zijn heel tevreden dat dit advies werd gevolgd.

Er werd ook bepaald dat voor de dagoppas en de nachtoppas van hulpbehoevende personen en de opvang van kinderen de voorwaarden en kwaliteitscriteria van de Gemeenschappen moeten worden gerespecteerd. Dat is voor ons de waarborg dat de kwaliteit in de zorgsector gegarandeerd blijft.

Mevrouw de minister, met betrekking tot het bieden van ondersteuning in woonzorgcentra en voorzieningen voor personen met een handicap en zorgbehoevende personen heb ik nog een vraag waarover u straks misschien meer duidelijkheid kunt geven.

Er staat ingeschreven dat de regelgeving betreffende de kwaliteitsvereisten voor het beroepshalve uitoefenen van die activiteiten moet worden nageleefd. Met dit statuut heeft de uitvoerder van de activiteiten geen statuut als werknemer of zelfstandige en gaat het stricto sensu dus niet om een beroepsmatige activiteit. Klopt het dat deze bepaling als doelstelling heeft om een verschil te maken tussen het statuut als dusdanig en de activiteit die wordt uitgevoerd, en dat bijgevolg de activiteiten wel onder de toepassing van de gemeenschaps- en gewestregelgeving blijven inzake kwaliteits- en kwalificatievereisten. Het lijkt mij belangrijk om een onderscheid te maken tussen het statuut en de activiteiten en dat de activiteiten ook onder de gewest- en gemeenschapsregeling vallen inzake de kwaliteits- en kwalificatievereisten.

Onze tweede bekommernis was dat er best overleg met het werkveld zou zijn. Wij zijn dankbaar dat de minister ook daarop is ingegaan zodat de nodige tijd kon worden genomen om in dialoog te treden, niet alleen met het werkveld maar ook met de Gemeenschappen en Gewesten zodat zij zich aan de nieuwe realiteit kunnen aanpassen.

Op die manier hebben wij ook een aantal verbeteringen aan deze wetgeving kunnen aanbrengen. Zo werden er onder meer aanpassingen gedaan aan de activiteitenlijst, werden formuleringen verbeterd inzake toegelaten activiteiten, werden betere definities geformuleerd en dergelijke meer.

Tegelijkertijd was er ook overleg met de sectoren. Ook die hadden heel wat bekommernissen, waarmee ook werd rekening gehouden. Zo werd duidelijk uit het overleg dat de jeugdbewegingen, de jeugdsector en de speelpleinwerking geen voorstander waren om te worden opgenomen op de lijst van verenigingswerk. Wij zijn daarop ingegaan. Zoals reeds werd aangegeven, er wordt in die sector vooral met vrijwilligers gewerkt en het is de bedoeling dat dit ook in de toekomst zo blijft voor wat het jeugdwerk betreft.

De sportsector gaf aan dat voor hen het maandplafond van 500 euro onvoldoende was. Men heeft ons dat ook uitgelegd. Deze sector heeft immers af te rekenen met piekmomenten in de schoolvakanties, wanneer er veel sportkampen en dergelijke zijn. Zij vroegen een maandplafond van 1 000 euro, maar natuurlijk wel met een blijvend jaarplafond van 6 000 euro. Ook daarop zijn wij kunnen ingaan.

Dan kwam er ook nog een andere tegenstrijdigheid bovendrijven, want in de socioculturele sector bestaan er arbeidsovereenkomsten van beperkte duur, van 25 dagen, waarmee men met beperkte socialezekerheidsbijdragen en minder fiscale lasten toch reeds mensen kan tewerkstellen om onder meer de werking in de culturele sector te ondersteunen. Dat had echter tot gevolg dat men die mensen niet kan laten bijklussen omdat ze reeds een arbeidsovereenkomst hebben. Om dat te vermijden zijn wij daarop ingegaan en hebben wij ervoor gezorgd dat dit wel kan. Ook hiervoor hebben wij in een uitzondering voorzien op de regel die stelt dat de verenigingswerker en de organisatie 12 maanden voorafgaand aan de overeenkomst niet mogen gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst.

Ten slotte kwamen er vanuit de socioculturele sector enkele voorstellen tot aanpassing van de beschrijving en van de activiteitenlijst. Ook daarop zijn wij ingegaan zodat de zaken duidelijker en scherper zijn afgelijnd.

Dat uitstel heeft geleid tot een zeer goed geslaagd overleg met de sectoren. Door middel van een reparatiewet, die eraan komt, zullen wij die bekommernissen nog beter kunnen invullen. Het is ook de bedoeling dat deze wet en de reparatiewet samen in werking treden zodat wij een goede regelgeving hebben.

Naast het verenigingswerk worden ook de diensten van burger tot burger in dit ontwerp geregeld. Naast de traditionele klusjes biedt dit ontwerp ook kansen en mogelijkheden om bijvoorbeeld gezinsondersteunende activiteiten correct te regelen en te vergoeden. Dat komt tegemoet aan de bekommernissen van collega Griet Smaers die een wetsvoorstel inzake gezinsondersteuning heeft ingediend. Hierdoor zullen kleine gezinsondersteunende activiteiten correct en eenvoudig geregeld kunnen worden.

De heer Clarinval heeft er al naar verwezen dat we een jaar na de inwerkingtreding een evaluatie zullen moeten maken die dan aan de Kamer zal worden voorgelegd. Ook dat werd ingeschreven. Het zal ons in staat stellen om de toepassing van deze wetgeving in de praktijk en de gevolgen ervan te monitoren. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de gevolgen voor de reguliere tewerkstelling, een terechte bekommernis. We zullen moeten nagaan of dit daar effecten op heeft. Dat geldt ook voor de eventuele concurrentie voor de zelfstandigen. We menen dat we dit goed geregeld hebben met het ontwerp maar we zullen na een jaar bekijken of de vrees die sommigen hebben wat betreft die concurrentie voor de zelfstandigen, al dan niet in bijberoep, terecht is. Er zijn ook bekommernissen rond de sociale bescherming. Ook op dat vlak zal na een jaar blijken of er bijsturingen moeten komen.

Mevrouw de minister, ik wil nog even benadrukken dat wat ons betreft de ontwikkeling van de deelplatformeconomie goed in de gaten moet worden gehouden. Dat moet nauwlettend gevolgd worden want daar zijn veel minder beperkingen opgelegd. Er werd eigenlijk alleen een fiscale aanpassing gedaan. Er is geen vereiste van viervijfdetewerkstelling. De deelplatformen moeten wel erkend worden door de overheid maar er is geen aparte erkenning nodig per activiteit. Er bestaat ook geen limitatieve lijst van activiteiten waardoor het gevaar van verdringing van reguliere tewerkstelling en oneerlijke concurrentie wel reëler is. We gaan ervan uit dat dit niet het geval zal zijn maar we zullen ervoor moeten zorgen dat dit nauwlettend gevolgd wordt. Het moet beperkt blijven tot bijklussen en alles moet correct gebeuren.

Wat de deelplatformen betreft, hebben we dus nog wel wat werk voor de boeg, niet alleen omdat we hierdoor heel wat inkomsten voor de sociale zekerheid zouden kunnen mislopen maar vooral ook omdat de meest kwetsbare mensen op deze manier in een precaire job zonder bescherming en zonder opbouw van sociale rechten zouden kunnen worden geduwd. We gaan ervan uit dat dit niet zal gebeuren en onze fractie zal hier over blijven waken zodat we op tijd de nodig bijsturingen kunnen doen. Voor het overige zullen wij dit ontwerp steunen.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mijnheer de voorzitter, collega's, het is mij een genoegen hier vandaag op het spreekgestoelte voor u te staan tijdens de afronding van de bespreking van voorliggend wetsontwerp.

Wanneer ik het wetsontwerp vergelijk met alle andere ontwerpen en voorstellen die wij hebben besproken, kan ik vaststellen dat het waarschijnlijk een recordwetsontwerp betreft. Het ontwerp heeft immers waarschijnlijk het langste trackrecord van alle ontwerpen en teksten die wij hier hebben besproken.

Mevrouw de minister, uw kindje werd met het zomerakkoord in de zomer van 2017 geboren. Wij zijn nu bijna een jaar later. Straks zal het hopelijk levensvatbaar zijn.

Het is een lange bevalling geweest. Sommigen stellen zich de vraag hoe dat komt. Ik moet eerlijk bekennen dat de oppositie het spel goed heeft gespeeld. De oppositie heeft alle middelen uit de kast gehaald om het ontwerp te vertragen, met de wil het te doen sneuvelen.

Het is de innige hoop van vele leden hier dat het zou sneuvelen.


Kristof Calvo Groen

Mijnheer de voorzitter, wij zijn niet uitgeput.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mijnheer Calvo, u bent inderdaad niet uitgeput. Ik hoop dus dat het zal lukken vandaag.

Bent u nog andere zaken van plan misschien? Zult u nog iets anders doen? Zeg het maar.


Kristof Calvo Groen

Mijnheer Van Quickenborne, u bent nog maar dertig seconden aan het woord en u neemt al een loopje met de werkelijkheid. De oppositie heeft immers helemaal niet alle mogelijkheden uitgeput. Ze heeft wel heel wat opportuniteiten gezocht, om het inhoudelijke debat aan te gaan.

Uw uiteenzetting klinkt echter bijna als een uitnodiging – ik kijk nu ook naar de andere leden – om de bestaande bijkomende mogelijkheden nog uit te putten. Dat klinkt bijna zo.

Onze oppositie is echter een inhoudelijke oppositie geweest.

Het gaat trouwens niet alleen om oppositie hier in het Parlement. Mevrouw Kitir heeft er daarnet naar verwezen. Ik heb de verslagen van de commissie ook nagelezen. Er was ook sterke oppositie vanuit de samenleving, de werkgevers, de werknemers en de federaties waren ook bezorgd.

Het is dus jammer. Het is een druk besproken baby'tje van de Open Vld. Doe de besprekingen van het ontwerp echter niet af als gefilibuster en als procedurekwesties. Het was een ernstig inhoudelijk debat, dat niet alleen door de oppositie is gevoerd maar ook door anderen.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Daarom, mijnheer Calvo, zijn de argumenten die vandaag worden ontwikkeld allemaal totaal nieuwe argumenten? Neen, die argumenten werden tot in den treure herhaald, herhaald en herhaald. Ik zal u helaas vandaag moeten teleurstellen, want ik zal waarschijnlijk alle punten die in de commissie al zijn besproken, nog eens moeten herhalen.

U spreekt over de technieken. Wat heeft het belangenconflict opgeleverd? Wat heeft de tweede lezing opgeleverd? Het zijn allemaal technieken die zijn gebruikt en tot niets hebben geleid.

Mijnheer Calvo, laat mij even uitspreken. Ik zal repliceren. Een debat gaat toch in twee richtingen.

De tweede lezing was de wens van de Groenen tijdens de staatshervorming. Als voorzitter van die commissie heb ik al veel tweede lezingen gezien. Wat heeft dat al opgeleverd, een tweede lezing? Op de duur wordt die tweede lezing erger dan de Senaat. Ik dacht dat we verlost waren van de Senaat, maar we importeren de miserie van de Senaat bij ons.

Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat u als voorzitter van deze Kamer initiatieven zult nemen om die procedure te herbekijken. Wie hier iets van kent, weet dat dit absoluut niet werkt zoals dat zou moeten.


President Siegfried Bracke

Mevrouw Temmerman krijgt het woord en daarna de heer Calvo. Ladies first, mijnheer Calvo.


Karin Temmerman Vooruit

Mijnheer de voorzitter, ik zal het zeer kort houden. Mijnheer Van Quickenborne, we hebben al tweede lezingen gehad bij de bespreking van wetsontwerpen en wetsvoorstellen, waarbij een aantal punten werd verbeterd en gecorrigeerd. De heer Vercamer heeft er net naar verwezen, zelfs in dit geval naar aanleiding van een tweede lezing. Ik wil er u aan herinneren: dit is gewoon de democratie. U hebt het daar wat lastig mee, dat begrijp ik, maar dit is gewoon de democratie.

Waarom is die tweede lezing er gekomen? Omdat men in het verleden hiermee naar de Senaat moest gaan, waar men de tijd nam om sommige zaken opnieuw te bekijken en, eventueel, te verbeteren. Daarvoor dient de tweede lezing. Nogmaals, mijnheer Van Quickenborne, dat heeft in verschillende wetsontwerpen en wetsvoorstellen tot een echte verbetering geleid, ook van voorstellen die van u afkomstig waren.


Kristof Calvo Groen

Eigenlijk zou ik collega Van Hecke het woord moeten geven, want hij is de expert van de tweede lezing. Hij is immers de collega die, zoals anderen, regelmatig dankzij de tweede lezing stommiteiten van deze meerderheid weet recht te zetten. Als u zegt dat de tweede lezing geen betekenis heeft, wil dit zeggen dat u hier te weinig rondloopt. Het gebeurt immers regelmatig, mogelijk niet in de commissie voor de Sociale Zaken met de stormram Van Quickenborne, maar wel in andere commissies, dat in tweede lezing wetgevend werk wordt verbeterd. De tweede lezing heeft uiteraard haar beperkingen, zoals elke procedure, maar heeft ook haar verdiensten.

Mijnheer Van Quickenborne, u vraagt wat het belangenconflict heeft opgeleverd, wat de hoorzittingen hebben opgeleverd, wat de tweede lezing heeft opgeleverd. Het klopt dat dit te weinig heeft opgeleverd, maar dat is niet het probleem van de procedures, dat is niet het probleem van het belangenconflict, dat is niet het probleem van de hoorzittingen, dat is niet het probleem van de tweede lezing, dat is het probleem van de Open Vld die maar niet wil luisteren. Als er tien mensen langskomen in de commissie om te zeggen dat dit niet goed is, dat dit een zotternij is van Gwendolyn Rutten en Vincent Van Quickenborne, dan zeggen jullie: we zetten door. Als de Gemeenschappen terugkoppeling en advies geven, zegt de Open Vld: daarmee houden we geen rekening. Als er een tweede lezing is waarbij juridische argumenten van de Raad van State naar voren komen, zegt de Vld: wij zetten door, gewoon doen. Dat is het probleem, niet de procedures, maar de ideologische zotternij van de Open Vld waar de kleine zelfstandige de prijs voor betaalt. Dat is het probleem in dit debat.


Catherine Fonck LE

Il y avait déjà tout à l'heure M. Clarinval, mais comme vous en rajoutez une couche, monsieur Van Quickenborne, je trouve que ça commence à devenir too much!

Que faites-vous? Vous nous accusez de flibuste! Que vous accusiez les politiques, passe encore, mais quand vous parlez de flibuste, qui accusez-vous? Vous accusez tous ceux qui se sont manifestés pendant tous ces mois, auprès de vous, auprès de nous, qu'il s'agisse des employeurs, des syndicats, des indépendants ou des acteurs du non marchand. Tous nous ont sollicités, tous vous ont sollicité pour faire bouger les lignes. Ils mettaient en évidence une concurrence déloyale avec la création d'un véritable dumping intrabelge.

Les verrous que vous avez annoncés sont des verrous de façade. Si le gouvernement avait eu de l'audace, s'il avait eu du courage, vous auriez fondamentalement revu votre projet! Dénigrer l'opposition, c'est une chose; l'accuser de flibuste en est une autre. Par contre, accuser ainsi les acteurs de terrain qui ont espéré, à travers ces différentes étapes, pouvoir vous faire entendre raison et pouvoir faire évoluer ce projet, je trouve cela totalement inacceptable. Et c'est pourtant ce que vous faites!


Stefaan Van Hecke Groen

Mijnheer Van Quickenborne, ik zou u normaal in het debat niet onderbreken, maar u gebruikt het een beetje om de tweede lezing aan te vallen. Ik begrijp dat het voor u te lang heeft geduurd, maar dat ligt niet aan de tweede lezing. De tweede lezing leidt hoogstens tot twee, drie weken extra werk en in geval van urgentie zijn de termijnen zelfs nog korter.

In de commissie voor de Justitie hebben wij de gewoonte om voor bijna alle teksten een tweede lezing te organiseren. Tachtig à negentig procent van de teksten in de commissie voor de Justitie krijgt een tweede lezing, met een advies van de juridisch-technische dienst. Ik wil herhalen dat die dienst schitterend werk doet. Ik kan u verzekeren dat er bij elke tweede lezing nog talrijke amendementen worden ingediend door de meerderheid om technische correcties en verbeteringen aan te brengen, dankzij dat werk, wat vroeger gebeurde door de Senaat. Dat neemt twee à drie weken in beslag.

Dus mijnheer Van Quickenborne, vooraleer u uw pijlen richt op de tweede lezing, spreek eens met uw collega's in de commissie voor de Justitie. De meerderheid kijkt op de duur zelfs naar de oppositie met de vraag of wij de tweede lezing zullen vragen, omdat die wel nodig zal zijn. De meerderheid beseft ook dat de tweede lezing nuttig is, dat het geen vertragingsmanoeuvre is en dat het de kwaliteit van ons werk vooruithelpt. Als u mij niet gelooft, kunnen wij altijd eens aan de diensten vragen hoeveel amendementen er gemiddeld in tweede lezing worden aangenomen ter correctie van de teksten. Ik kan u verzekeren dat dat er veel zijn. Dat wordt trouwens veel te weinig gebruikt in andere commissies. Overigens twijfel ik soms aan de juridische kwaliteit van teksten, als die er in eerste lezing doorgeraken. Ik heb daar serieuze vragen over. Zelfs na een tweede lezing in de commissie voor de Justitie zullen de teksten ongetwijfeld nog veel fouten bevatten, ook al kunnen wij er toch al veel corrigeren.

U mag gerust kritiek geven op de meerderheid, maar u valt onterecht de tweede lezing aan, want het is echt een nuttig instrument voor het Parlement.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Collega's, desalniettemin… (Protest van de heer Calvo)

Dat heeft niets te maken met ideologie, mijnheer Calvo. Ik spreek vanuit mijn vier jaar lange ervaring als voorzitter van de commissie voor de Sociale Zaken. Ik kon daarbij vaststellen dat geen enkele tweede lezing in onze commissie tot iets heeft geleid. Dat is de realiteit.

Ik vraag vriendelijk met aandrang aan de voorzitter van de Kamer om initiatieven te nemen om de tweede lezing te herbekijken, te verfijnen en te verbeteren, want samen met vele collega's heb ik daar geen goede ervaringen mee. Ik hoop, mijnheer de voorzitter dat u daartoe initiatieven zult nemen.


President Siegfried Bracke

Ik neem daar akte van. (Rumoer)


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Welke vergelijking maakt u nu?

Mijnheer de voorzitter, wij hebben al een aantal collega's kunnen beluisteren. Ik voorspel dat de oppositie hier straks een waslijst van de problemen, gevaren, valkuilen en bedreigingen zal komen geven. Het is alsof met onderhavig wetsontwerp de wereld instort. Als men bepaalde collega's beluistert, dan hebben we het einde nog niet gezien.

Ik zal straks uiteraard uitvoerig ingaan op de negatieve elementen die men in het ontwerp ziet. Nu zou ik mij in het debat eerst willen focussen op de opportuniteiten, die het wetsontwerp met zich meebrengt. Buiten het Parlement gaat de economie door disrupties. Niets is nog zeker. Businessmodellen worden op hun kop gezet. Iedereen, elke zelfstandige of groot bedrijf, moet innoveren om te overleven.

Als politici krijgen wij vaak het verwijt dat wij achterophinken. Op het ogenblik dat wij erin slagen om onze wetgeving aan de realiteit aan te passen, is die intussen weer achterhaald. Dat is de kritiek, die wij vaak krijgen. Als ik de kritiek op het wetsontwerp beluister, dan begrijp ik waarom er zo veel kritiek is, mijnheer Calvo. Degenen die kritiek formuleren, houden vast aan wat we hebben, aan de statuten en aan de systemen van decennia geleden. Zij houden daar zo sterk aan vast dat zij zelfs niet meer durven vernieuwend te denken.

Het klinkt hard, maar een disruptieve samenleving vraagt nu eenmaal om disruptieve wetgeving. Dat is wat wij nodig hebben. Wij moeten eens out of the box durven te denken. Het is nu tijd, niet voor wetgeving die hier zo graag ter linkerzijde wordt opgevoerd om de vrijheid van mensen aan banden leggen – zeggen wat men niet mag doen, de mensen beperken, regeltjes opleggen – maar voor wetgeving die de vrijheid koestert en mensen vrijheid geeft, mevrouw de minister.

Al in 1830, uit de Grondwet van ons land, mijnheer Van der Donckt, bleek dat vrijheid een essentiële voorwaarde is. Uiteraard zijn er randvoorwaarden. Met onderhavig wetsontwerp, mijnheer Calvo, doen wij niet aan ideologisch fetisjisme. Als u onder het volk komt, dan zou u weten dat bij heel veel mensen thuis, bij sportclubs, bij ouders en gepensioneerden, in heel veel verenigingen en organisaties de vraag leeft hoe men een en ander kan organiseren en op een legale manier iets bijverdienen, hetgeen hier precies geregeld wordt.

Vele mensen verdienen graag iets bij om netto vooruit te gaan, mijnheer Calvo. Het beste bewijs daarvan zijn de flexi-jobs, waar u zo hard tegen gestreden hebt maar waarvan vandaag meer dan 30 000 mensen gebruikmaken en waarover de horecasector nu zo tevreden is. Dat is de realiteit. Waar u zich tegen verzette, is intussen werkelijkheid geworden.


Kristof Calvo Groen

Mijnheer van Quickenborne, wanneer u spreekt over conservatieve fracties, voel ik mij absoluut niet aangesproken. Het probleem van de wetgeving is niet dat zij disruptief is. Het probleem is dat zij destructief is. Eigenlijk haalt zij heel veel dingen die mensen belangrijk vinden, onderuit.

U beweert dat Ecolo-Groen niet willen bougeren, maar dan hebt u niet goed geluisterd naar collega Gilkinet. Hij heeft aangegeven dat wij wel openstaan voor die mogelijkheid in een beperkt aantal sectoren. Maar het huidige verhaal, waarin veel te veel mogelijk wordt, ja, daar verzetten wij ons tegen.

Mijnheer Van Quickenborne, ik stel steeds vaker vast dat Open Vld bezig is met een soort goedmaakoperatie. Uw partij maakt nu al meer dan 20 jaar deel uit van de regering. U bent zowat alles geweest in ons land. Maar nog altijd zijn de lasten op arbeid belachelijk hoog. Het verschil tussen bruto en netto is voor mensen die gewoon aan de slag zijn, belachelijk groot in dit land. Om dat povere palmares te compenseren, begint u nu allerlei nieuwe dingen te bedenken, zoals flexi-jobs en onbelast bijverdienen.

Welnu, ik kom ook heel dikwijls bij mensen. Wat mensen vragen, is geen tweede job, waarvan de inkomsten onbelast zijn, maar een eerste job die op een rechtvaardige manier belast wordt. Zij willen minder lasten op arbeid voor de eerste job, voor een job, waar sociale bescherming bijhoort, voor een job waarmee een gezin te combineren is. Zij willen geen tweede baan, met een nepstatuut.

Ik begrijp dat u na 20 jaar de aandrang voelt enigszins te compenseren en de belastingen op arbeid wat te verminderen, maar doe dat dan alstublieft via reguliere statuten, bij reguliere arbeid met een fatsoenlijke sociale bescherming. Dan bent u een echte hervormer. Dan hebt u als liberaal recht van spreken over rechtvaardige belastingen en niet wanneer u nepstatuten lanceert, die het leven van mensen de facto moeilijker maken in plaats van gemakkelijker.


Stefaan Vercamer CD&V

Mijnheer Calvo, volgens u gaat de tekst te ver. Bepaalde activiteiten kunnen voor u niet. Noem mij eens de activiteiten op de lijst die volgens u niet in het wetsontwerp geregeld mogen worden.


Kristof Calvo Groen

Collega Gilkinet heeft zopas bijvoorbeeld de sport genoemd.


Stefaan Vercamer CD&V

Noem ze mij eens.


Kristof Calvo Groen

Dat was ook onze positie in het Vlaams Parlement. Als u aan de slag was gegaan met de feedback van de Gemeenschappen, had het ontwerp er veel beter kunnen uitzien.


Stefaan Vercamer CD&V

Noem mij eens activiteiten waarvan u vindt dat zij niet geregeld mochten worden met onderhavig wetsontwerp. Noem die eens.


Kristof Calvo Groen

Dat zijn taken die collega Kitir daarnet genoemd heeft, zoals kleine onderhoudsopdrachten.


Stefaan Vercamer CD&V

Noem ze eens.


Kristof Calvo Groen

Wat wij hier meemaken, is eigenlijk heel straf. Wij zijn een jaar erover aan het debatteren en blijkbaar was u zo hardnekkig om het ontwerp goedgekeurd te zien dat u de voorbije maanden niet hebt geluisterd naar al de suggesties en amendementen van de oppositie.

In bepaalde sectoren, zoals de recreatieve en de sportieve sectoren, kan het bijverdienen voor ons wel, maar op het moment dat men in concurrentie treedt met de kleine zelfstandigen, zeggen wij dat het niet kan.

Meer en meer beschouw ik uw vraag als een uitnodiging om het debat nog langer te laten duren en zelfs nieuwe procedures te ontwikkelen, want blijkbaar hebt u niet geluisterd naar alle voorbeelden die collega's Gilkinet, Kitir en Onkelinx in het debat hebben gebracht.


Georges Gilkinet Ecolo

Monsieur le président, je ne sais pas si M. Vercamer est bien placé pour nous donner des leçons. J'ai lu tout à l'heure le rapport de la commission et je me demandais s'il faisait partie de l'opposition ou de la majorité. Je l'aime bien et cela me peine quelque peu de devoir le souligner, mais malheureusement, il a changé d'avis alors que le texte n'avait pas été modifié. Peut-être d'autres éléments ont-ils été négociés entre-temps. Vous nous faites le reproche, monsieur Vercamer, de ne pas avoir formulé de contre-proposition. Une quinzaine d'amendements issus d'Ecolo-Groen seront mis au vote tout à l'heure. C'est un mauvais reproche.

Nous proposons clairement de limiter, à titre expérimental, la mise en oeuvre de ce nouveau dispositif pour ce qui concerne le secteur sportif et le secteur culturel, et de l'évaluer ensuite. C'est ce que propose M. Clarinval. Nous verrons ensuite s'il peut être appliqué à d'autres secteurs. Si vraiment vous voulez l'appliquer à l'économie classique, au-delà du secteur associatif, évitez au moins tout secteur dans lequel le dispositif créerait une concurrence déloyale. Visez plutôt des poches d'activité économique qui ne font pas l'objet de prestations d'indépendants, de PME, et qui répondent à des besoins qui ne sont pas satisfaits jusqu'ici.

Dans le secteur non marchand, le secteur de l'aide aux personnes pourrait tout à coup voir débouler une série de personnes sans diplôme, opérant sans accompagnement déontologique. Vous pourriez conditionner la mise en oeuvre de ce système à des accords pris, soit au sein des commissions paritaires, soit au niveau des entreprises, pour déterminer les fonctions qui pourraient, au pire, être exercées. Il pourrait s'agir de fonctions d'accueil mais pas de soins, comme les fonctions d'aide-soignant(e) dans ce secteur.

Nous avons formulé beaucoup de propositions déposées ici sous forme d'amendements. Je connais les méthodes matamoresques de M. Van Quickenborne qui pense qu'il peut avoir raison tout seul contre le monde entier, c'est-à-dire pas seulement contre l'opposition, mais aussi contre une série d'interlocuteurs socio-économiques que je pense tout à fait respectables. Dans votre chef, monsieur Vercamer, c'est assez malvenu, vu vos propres critiques de ce texte que vous avez dû, comme d'autres, avaler depuis le début de la législature.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mijnheer de voorzitter, ik vond de vraag van de heer Vercamer zeer pertinent en ik heb vastgesteld dat de heer Calvo een hulplijn heeft moeten inroepen na een jaar, om het antwoord te krijgen.


Kristof Calvo Groen

(…)


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Ja, wij kennen dat!

Mijnheer Calvo, ik ben blij dat u geïnteresseerd bent in de 500 euro, dat maakt het debat wat interessanter.

Ik zei daarnet dus dat, toen de flexi-jobs werden ingevoerd, er ook verzet tegen kwam ter linkerzijde. De oppositie was tegen en noemde het een slecht systeem. Welnu, vandaag maken meer dan 30 000 personen er gebruik van. In de sectoren van de horeca en van de kleinhandel is men tevreden. Het is een werkbaar systeem, tot scha en schande van sommigen. Velen zijn immers naar het Grondwettelijk Hof gestapt, maar kregen geen gelijk. Het systeem werkt.

Mijnheer Calvo, bent u er nu van overtuigd dat het systeem van de flexi-jobs werkt? Bent u nu voor of tegen?


Kristof Calvo Groen

(…)


Vincent Van Quickenborne Open Vld

U bent dus tegen. Het is goed dat wij dat weten.


Kristof Calvo Groen

Ik ben energie-efficiënt, dus ik wil veel zaken uitbesteden, maar een programma ga ik niet aan u uitbesteden, dat zal ik wel zelf doen.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Bent u voor of tegen?


Kristof Calvo Groen

Ons standpunt is niet veranderd. Wij zeggen nog steeds, ook na het zogenaamde succes van de flexi-jobs, dat het veel interessanter zou zijn om in het normaal statuut de lasten op arbeid voor die looncategorieën verder te verlagen dan een nieuw nepstatuut te bedenken. Op dat vlak heb ik geen enkele schroom om ons standpunt uit te dragen. Wij zijn niet voor en dus tegen het stelsel van de flexi-jobs. Wij hebben andere alternatieven, die meer sociale bescherming bieden en die mensen echt perspectief bieden.

En wij gaan ons daarvoor niet excuseren. Integendeel, wij zullen blijven proberen om de oerconservatie liberalen te overtuigen. Wij willen de hoge belastingen in de eerste job, in de normale arbeidsomgeving, te lijf gaan. Maar wij zijn niet de grote fans van de nepstatuten en de tweede job en derde job, waarvan u blijkbaar wild bent.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

U hebt veel tijd nodig om te antwoorden, maar u bent dus tegen, wat ik voorspeld had. Wij kunnen nu aan de horeca en de kleinhandel in Vlaanderen laten weten dat met Groen een systeem zoals dat van de flexi-jobs zal verdwijnen. Dat is ook weer duidelijk. Bedankt voor de helderheid.

Laat mij het volgende zeggen. Deze regering en de liberalen in het bijzonder houden rekening met de realiteit op het terrein, met wat er gebeurt op het terrein.

De theoretische economische modellen waarvoor u zich declareert, bekijken wij op een andere manier. Ik merk dat u niet luistert, dus ik ga voort met mijn betoog.

Het stelsel van de flexi-jobs is een oplossing maar het beperkt zich tot een aantal sectoren zoals de horeca en de kleinhandel. Wij willen mensen de mogelijkheid geven om op andere manieren bij te klussen, bijvoorbeeld door enkele uren in de week te werken voor een lokale vereniging. Ik denk bijvoorbeeld aan een sporttrainer in een voetbalclub, aan het geven van muziekles aan schoolkinderen tijdens de middagpauze, aan het opknappen van klusjes voor de buren, in ruil voor een kleine vergoeding.

De wens om iets bij te verdienen is niet nieuw; dat bestaat niet pas sinds 2017, mevrouw de minister. Dat mensen willen bijverdienen, is niet uw verdienste. Daar moeten wij eerlijk in zijn. Alleen heeft ons huidig systeem nooit plaats geboden voor dergelijke activiteiten, wegens ons strak keurslijf van bestaande statuten van werknemer en zelfstandige. Zij die zeggen dat men dat maar moet doen als zelfstandige in bijberoep, onderschatten de administratieve rompslomp en kostprijs van occasionele, niet-beroepsmatige activiteiten.


Kristof Calvo Groen

(…)


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Nee, mijnheer Calvo. Mocht u het debat gevolgd hebben — dit is allemaal nieuw voor u; vandaar dat het iets langer zal duren vandaag — dan zou u weten dat de minister gedurende een jaar heeft uitgelegd dat een zelfstandige in bijberoep geen occasionele activiteit maar een beroepsmatige activiteit is. Hier gaat het over een occasionele activiteit. Ik zal u straks nog eens de definitie geven zodat u dat voor het slapengaan kent.


Kristof Calvo Groen

Voor mij is het inderdaad wat nieuwer dan voor de collega's in de commissie voor de Sociale Zaken. Ik ontdek inderdaad nog nieuwe elementen. Wat ik vooral ontdek, mijnheer Van Quickenborne, is dat wij hierover moeten stemmen omdat u het nalaat, ondertussen al twintig jaar, om de echte problemen aan te pakken.

Omdat de Open Vld er niet in slaagt om de administratieve lasten voor zelfstandigen in bijberoep te verminderen, moet er nu een nieuw probleem met dit stelsel worden gecreëerd, in de plaats van de eigenlijke problemen aan te pakken. Wij moeten dus een nieuw probleem goedkeuren omdat de Open Vld er niet in slaagt om de bestaande problemen aan te pakken. Dat is droevig. Dat leest als een grote brief van onmacht van de Vlaamse liberaaldemocraten. Daarop komt het neer. Dat ontdek ik als nieuwkomer in dit debat. U laat na om aan te pakken wat echt moet worden aangepakt in dit land.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mijnheer Calvo, u bent nieuw en dus een groentje in het debat. Dat is goed.

Het probleem is dat dergelijke activiteiten met het zelfstandigenstatuut in bijberoep niet kunnen worden opgelost. Dat kan niet, want zelfstandigen in bijberoep dat gaat over een professionele activiteit, terwijl het hier over een occasionele activiteit gaat. Aan een sportleraar in een club kan toch niet worden voorgesteld om zelfstandige in bijberoep te worden. Dat is idiotie. Dat getuigt ook dat u van het dossier niet veel kent.


Karin Temmerman Vooruit

(…)


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Toch wel. De heer Calvo stelt voor het probleem op te lossen met het zelfstandigenstatuut in bijberoep. Dat is wat hij hier zegt. Met andere woorden, dat zou betekenen dat elke sportleraar zelfstandige in bijberoep mag worden. Ik wens u veel succes! Na de horeca zullen wij aan de sportclubs dus vertellen wat Groen voor de sportleraars wil. Dat is ook weer duidelijk.

Collega's, het gaat dus over bijverdienen. Het gaat dus om mensen die al een hoofdactiviteit hebben of, mevrouw Onkelinx, om gepensioneerden die al hebben gewerkt. Het gaat dus om mensen die al werken. U weet wat werken is. Dat is duidelijk. Het betreft dus mensen die een sociaal statuut hebben, die verzekerd zijn en sociale bijdragen betalen. Zij mogen in het systeem bijverdienen, zonder dat zij meer dan de helft moeten afstaan — wat een mens normaal moet doen. Dat is de realiteit.


Laurette Onkelinx PS | SP

Prenons le cas d'un petit pensionné qui, alléché par votre nouveau système, vient peindre et tombe de l'escabeau. Que faites-vous? Il n'a pas d'assurance contre les accidents du travail. Que faites-vous? Vous le ramassez. Dans quel état?

S'il le fait, c'est qu'il remplace un travailleur régulier qui, lui, était protégé et qui, lui, participait à la sécurité sociale et au paiement, y compris de vos soins de santé. Nous aurons là des moyens en moins. Que répondez-vous? Nous attendons toujours la réponse à cela.

Tous les partenaires sociaux, qu'il s'agisse des représentants des employeurs ou des travailleurs, vous ont dit cela. Vous êtes complètement sourds, uniquement parce que vous voulez votre petit hochet! "Nous, Open Vld, nous existons. Nous voulions cela, nous l'avons eu"! C'est n'importe quoi! Et vous ne répondez jamais aux questions qui vous sont posées.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Het is fantastisch, collega's, om te zien hoe in mevrouw Onkelinx de passionaria weer naar boven komt. Het doet dus pijn dat dit wetsontwerp…(Luidkeels protest)

We kunnen veel leren van de stijl van mevrouw Onkelinx, de passionaria. Geef mij de kans om hetzelfde te doen.

Ten eerste, het doet blijkbaar pijn dat dit wetsontwerp het zal halen. Goed. De verzekering. Heel eenvoudig, als het gaat over verenigingswerk, is de vereniging uiteraard verplicht een verzekering af te sluiten. Als het gaat over van burger tot burger of over het systeem van de platformen, moet men doen zoals elke zelfstandige, met name een verzekering afsluiten. Voor een activiteit als het maken van websites moet men natuurlijk een andere verzekering afsluiten dan wanneer men op een hoogtewerker staat. Dat is de realiteit vandaag. Als men natuurlijk niet veel van zelfstandigen kent, dan weet men niet hoe het in elkaar steekt. Dit is het systeem zoals het moet zijn.

Collega's, dit wetsontwerp is blijkbaar een schok voor de oppositie. Ik denk dat ik ook weet waarom. Mevrouw de minister, het is de eerste keer in dit land dat we zullen toestaan dat mensen iets bijverdienen zonder een euro aan belastingen of een euro aan sociale bijdragen te betalen. Dat is revolutionair! De oppositie is tegen, maar waarom? Bent u zo verslaafd aan die belastingdruk, aan die belastingen en sociale bijdragen? U zou juist tevreden moeten zijn dat wat mensen bruto krijgen, ook netto is. Het is toch vooruitgang voor mensen als zij er met een bijverdienste netto op vooruitgaan? Dat is de koopkracht van de mensen verstevigen, dat is mensen meer geven. Is dat niet wat wij allemaal willen, dat mensen er netto op vooruitgaan? Waarom is de oppositie zo verslaafd aan belastingen en sociale bijdragen? Ik versta het niet. Legt u het mij eens uit, mevrouw Onkelinx.


Laurette Onkelinx PS | SP

C'est fou! Vous ne répondez pas. Si vous disiez à la population: "Vous ne payez pas de cotisations sociales, mais ce n'est pas grave. On va aller chercher dans une taxation du capital de quoi organiser les soins de santé, les pensions, etc." Mais ce n'est pas ce que vous leur dites! Vous leur dites: "Vous ne payez pas de cotisations mais s'il n'y a pas de moyens, que voulez-vous, vous payerez plus cher pour vous faire soigner; on ne pourra pas vous assurer une pension digne de ce nom, etc." Dites-leur toute la vérité! Dites-leur: "Vous ne payez pas de cotisations sociales et, tant pis, votre bien-être sera écorné." Dites-leur la vérité! C'est cela la vérité!


Vincent Van Quickenborne Open Vld

De waarheid is dat al de mensen die dat soort bijverdiensten hebben al verzekerd zijn en dat ze al sociale bijdragen betalen. Mevrouw Onkelinx, wanneer gaat u dat nu eens begrijpen? De mensen die dit soort bijverdiensten hebben zijn al verzekerd, ze betalen sociale bijdragen. Wat we hier doen is de bijverdienste vrijstellen van belastingen en sociale lasten. Met andere woorden, dat is een goede zaak.

Collega's, de vraag is of dergelijke bijverdiensten vandaag al bestaan. Mijnheer Calvo, bestaat dat al, een sportleraar die wat helpt in een sportclub, iemand die een bejaarde helpt, iemand die woensdagmiddag de kinderen van school gaat halen terwijl de ouders aan het werk zijn? Bestaat dat soort activiteiten al of niet? Ik meen dat dit zelfs in Mechelen al bestaat. Als u bij vrienden en kennissen komt, bij tweeverdieners, zult u dat af en toe wel horen. De vraag is natuurlijk wat daar vandaag mee gebeurt. De realiteit is dat dit allemaal onder de radar gebeurt, om het op zijn Vlaams te zeggen "in het zwart". Dat is de realiteit.

Wilt u dat oplossen of zegt u dat u liever de ogen gesloten houdt, dat u verder wil doen op zijn Belgisch en dus wil doen alsof het niet bestaat? Dat was het probleem in de horeca. Daarom hebben we een nieuw systeem van flexi-jobs, overuren en een witte kassa opgezet waardoor het zwart eruit zou gaan en het systeem moest verbeteren. Dat gebeurt nu in de horeca en hier doen we dat voor tal van andere sectoren. Met andere woorden, we zorgen ervoor dat er een duidelijk systeem komt met randvoorwaarden. Dat biedt mensen rechtszekerheid en het is dus een stap vooruit.

Er is trouwens een groep waaraan we heel weinig aandacht hebben besteed bij de bespreking, de gepensioneerden. Ik weet niet of u af en toe een mail krijgt van een gepensioneerde? Ik krijg er veel, dagelijks. Ik krijg dagelijks mails van gepensioneerden die dankzij deze regering onbeperkt kunnen bijverdienen na een carrière van 45 jaar of vanaf 65 jaar. Die mensen mailen mij dan dat ze alles wat ze hebben bijverdiend bij de belastingafrekening integraal aan sociale lasten en belastingen moeten besteden.

Vaak is er dan geen bedrijfsvoorheffing en is de verrassing voor die mensen compleet.

Dan stel ik vast dat die gepensioneerden heel hun leven hebben bijgedragen, een pensioen trekken, nu nog sociale bijdragen betalen, maar eigenlijk niet kunnen genieten. Waarom niet? Hun pensioen stijgt er niet door en ze kunnen niet genieten van een werkloosheidsuitkering.

U zult mij misschien zeggen dat zij toch gezondheidszorg krijgen. Welnu, een gepensioneerde die niet bijklust, geniet evenzeer van de gezondheidszorg als degene die dat wel doet.

Eigenlijk moet men zich zelfs afvragen waarom een gepensioneerde die bijverdient nog sociale bijdragen en belastingen zou moeten betalen. Hij heeft dat heel zijn leven gedaan.

Wel, vandaag kunnen wij dankzij dit systeem gepensioneerden de mogelijkheid geven om maandelijks hun pensioenbedrag te verhogen met 500 euro netto, pure koopkracht, zonder belastingen en zonder sociale bijdragen.

Ik noem dat sociale vooruitgang, ook voor die mensen.


Kristof Calvo Groen

Mijnheer Van Quickenborne, ik heb daar twee bedenkingen bij.

Ten eerste, ik droom niet per se van een samenleving waar gepensioneerden koste wat het kost nog moeten bijverdienen. Wat is er mis met grootouders die voor hun kleinkinderen zorgen of met een sportleraar die dat gewoon doet uit liefde voor de sport? Daarover is het vandaag nog niet veel gegaan.

Ik maak een tweede bedenking bij wat u net hebt gezegd. Ik ontdek heel veel. Uw maatschappijproject wordt nog duidelijker, uw perspectief voor de gepensioneerden wordt nog duidelijker.

Het verhaal van Open Vld voor gepensioneerden de komende 20, 30 jaar is dat wij hun wettelijk pensioen niet zullen verhogen, dat wij het laag zullen houden, zodat zij een goede stimulus hebben om na hun loopbaan nog te gaan bijverdienen.

Mijnheer Van Quickenborne, wij kiezen voor een ander model. Wij willen dat mensen een volwaardig pensioen hebben, waardoor zij niet moeten gaan bijklussen, waardoor zij zich na hun 67ˢᵗᵉ niet moeten afvragen wat ze zullen doen, of ze een tuin zullen herstellen of passen op kinderen die ze niet kennen of alsnog tennisleraar worden, terwijl ze niet kunnen tennissen.

In onze samenleving moeten gepensioneerden zich die zorgen niet maken, want dan zorgen wij voor een volwaardig pensioen en voor zekerheid na hun loopbaan, zonder dat ze moeten bijklussen.


Meryame Kitir Vooruit

Mijnheer Van Quickenborne, ik heb goed geluisterd naar uw betoog. U zegt dat mensen die met pensioen zijn heel hun leven hebben bijgedragen en dat het toch niet meer dan normaal is dat zij dan, als zij met pensioen zijn, 500 euro onbelast kunnen bijverdienen. Wat doet u dan voor de mensen die ook hun hele leven hebben bijgedragen, tegen een laag loon, en die fysiek niet meer in staat zijn om bij te klussen en een laag pensioen krijgen? Welk antwoord biedt u dan aan die mensen? Vindt u het oké dat u een systeem invoert waarin alleen de gezonde mensen die het geluk hebben om te kunnen bijverdienen, recht hebben op die 500 euro onbelast bijverdienen, terwijl andere mensen die dat wegens gezondheidsredenen niet kunnen doen, maar evengoed hun hele leven hebben bijgedragen, geen 500 euro onbelast kunnen bijverdienen?


Karin Temmerman Vooruit

En die u minder pensioen geeft door alle maatregelen die er genomen zijn.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Ik ga eerst de heer Calvo antwoorden en daarna mevrouw Kitir.

Mijnheer Calvo, u spreekt over een maatschappijmodel. Ik heb u al twee vragen gesteld en twee keer hebt u gezegd dat u tegen bent. Dat is uw model: u bent tegen, tegen de verandering  tegen flexi-jobs en blijkbaar nu ook tegen het systeem waarin gepensioneerden onbeperkt kunnen bijverdienen na 65 jaar. Wij hebben daar inderdaad 20 jaar voor gestreden en met de huidige regering is het dan uiteindelijk gelukt. Stap voor stap zijn wij er geraakt. De PS heeft wat toegegeven, en dan hebben wij nog verder gewerkt en nu zijn wij er geraakt. Wij zeggen dus niet aan mensen dat zij dat moeten doen, wij geven ze de vrijheid.

Kent u dat concept, vrijheid? Vrijheid wil zeggen dat men kan kiezen: men moet niet, men mag. Dat is iets anders dan verbieden: dat is uw maatschappijmodel, met regeltjes, verbieden, tegen zijn. Ons model is vrijheid geven, mensen laten kiezen, mensen vertrouwen om keuzes te maken, ze niet betuttelen, mensen keuzes laten maken. Dat is vrijheid. Dat is een verschillend maatschappijmodel, vandaar dat Groen inderdaad niet de Open Vld is. Ik ben ook blij dat wij in twee verschillende partijen zitten. U waant zich soms een liberaal: u bent een beetje een ondernemersvriendelijke mens. Zo gedraagt u zich in het Parlement, maar als het erop aankomt, moet men de vrijheid consequent toepassen en dat doet u niet.

Mevrouw Kitir, u vraagt mij wat wij dan doen met mensen die dat niet kunnen en die een laag pensioen hebben. U weet dat de regering serieuze inspanningen heeft geleverd om de minimumpensioenen op te trekken. Voor het minimumpensioen van de zelfstandigen kwam er tot 150 euro per maand netto bij en voor de werknemers kwam er tot 100 euro per maand netto bij. Als het van ons afhangt, zal dat nog omhoog gaan.

Wat de realiteit van de pensioenen betreft, verwijs ik naar het interview dat de heer Vandenbroucke deze week in Knack heeft gegeven.

Dat is een eyeopener. Als u het niet gelezen hebt, check dan een beetje de tweets, u zult het wel zien. Hij pleit ervoor om te werken tot 67. Dat is dus blijkbaar uw programma. Als men meer pensioen wil, dan moet men langer werken dan 67. Als men stopt voor 67, dan krijgt men minder pensioen. Dat staat letterlijk in het interview. Hij zegt ook dat hij bereid is 1 500 euro pensioen te beloven, als men werkt tot 67. Dat is exact hetgeen deze regering ook gezegd heeft. Wij kunnen de pensioenen optrekken, maar dan moet er langer gewerkt worden. De sp.a is de weg kwijtgeraakt sinds de partij Vandenbroucke verloren is. Vandenbroucke had het bij het rechte eind. Ik heb soms heimwee naar Frank Vandenbroucke, als ik dat artikel lees, want de man duidt het juist, absoluut.


Karin Temmerman Vooruit

The show must go on, mijnheer Van Quickenborne.

Ik heb u al honderden keren gezegd dat u het rapport van de heer Vandenbroucke volledig moet lezen. U moet nu ook het interview in Knack volledig lezen. Er staat zeer duidelijk in dat men het mogelijk moet maken voor mensen om langer te werken. Hoe kan men dat doen? Bijvoorbeeld door landingsbanen te stimuleren. Dat staat niet in het interview, dat klopt, maar hij heeft het al honderden keren gezegd. Wat heeft deze regering gedaan en wat doet zij nog altijd? De landingsbanen steeds moeilijker maken.

Wat verdedigt de heer Vandenbroucke nog? De pensioenbonus. Als men langer werkt, moet men de pensioenbonus handhaven. Een van de eerste maatregelen van deze regering was de afschaffing van de pensioenbonus. Zo is er nog een hele reeks zaken. U hebt zeker ook vergeten te lezen, mijnheer Van Quickenborne, dat in het interview in Knack staat dat men moet nadenken over een andere financiering, naast arbeid. Nu worden de pensioenen volledig betaald door arbeid. Er moet ook over worden nagedacht om de pensioenen en de sociale zekerheid te laten betalen door vermogen. Dat staat ook in het Knack-interview, mijnheer Van Quickenborne. U leest dus ook, net als het rapport, het Knack-interview heel selectief.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat wij het debat over de pensioenen even verlaten.

Mevrouw Temmerman, ik wil het debat best opnieuw voeren. Ik heb daar geen problemen mee. Dat weet u toch. Voor mij is dat geen probleem. Ik stel echter voor dat wij naar de essentie terugkeren, met name naar het wetsontwerp.

Mijnheer de voorzitter, zal ik het toch maar doen?

Goed, in het hele interview staat een passage over de vermogensbelasting. De heer Vandenbroucke stelt dat wij een vermogensbelasting nodig hebben, om het systeem te kunnen financieren. Eerst en vooral wijs ik erop dat wij via de onroerende voorheffing al veel voor de sociale zekerheid financieren, wat ik u tijdens een vorig debat trouwens al heb opgemerkt.

Ten tweede, ik zal u iets vertellen wat u ongelooflijk zal vinden. Ik durf dit hier vandaag te vertellen. Indien u, de sp.a en de PS, bereid bent om alle andere elementen van de heer Vandenbroucke over te nemen, wil ik zelfs over de vermogensfiscaliteit spreken. U moet echter wel daartoe bereid zijn. Lees alle elementen eens goed na, maar volgens mij zult u nooit bereid zijn om ze over te nemen. Uw voorzitter belooft immers een pensioen van 1 500 euro voor 42 jaar werk. Zelfs de heer Vandenbroucke vindt dat krankzinnig. Toch zijn zij lid van dezelfde partij. Dat is toch ondenkbaar!

Ik stel echter voor dat wij een ander debat voeren daarover. Ik ben daar gerust toe bereid.


Karin Temmerman Vooruit

(…)


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Dat zijn uw woorden.

Collega's, ik had tijdens een van mijn toespraken beloofd iets te zeggen over de vermeende bedreigingen. Er is een aantal waarschuwingen van organisaties geweest, die ik graag punt voor punt zou willen weerleggen. Er is onder meer het vraagstuk van de vermeende oneerlijke concurrentie. Ik moet, net zoals de heer Van der Donckt, eerlijk bekennen dat de bezorgdheid van oneerlijke concurrentie ook onze bezorgdheid is. Precies daarom hebben wij in het wetsontwerp tal van waarborgen ingebouwd, om te vermijden dat er oneerlijke concurrentie zou kunnen ontstaan.

De eerste waarborg is de plafonnering van het bedrag, namelijk maximum 500 euro per maand en dus maximum 6 000 euro per jaar. Laatstgenoemd bedrag geldt cumulatief voor de drie luiken: voor het verenigingswerk, voor burger tot burger en voor de deeleconomie. Bovendien — en dit is zeer gedurfd en heb ik tien jaar geleden al bepleit; de heer Calvo zat toen nog niet in de politiek — is men in de deeleconomie verplicht om alles digitaal te betalen. Alles moet elektronisch worden betaald.

Ik daag u uit om mij te zeggen welke sectoren in ons land bereid zijn om af te stappen van cash en over te gaan tot elektronisch betalen. Welke sectoren durven dat te bepleiten? Dat is de beste manier om het zwartwerk weg te krijgen. Stap dus mee in het systeem van de deeleconomie. Dat is wat wij nodig hebben.

De tweede voorwaarde is dat men minstens vier vijfde moet werken, zelfstandige in hoofdberoep moet zijn of gepensioneerd. Iemand die aan die voorwaarden voldoet, kan met andere woorden geen uren en dagen werken, want het is een bijactiviteit.

Ten derde, er zijn verschillende antimisbruikbepalingen. De heer Van der Donckt heeft ze opgesomd en ik zal ze niet herhalen.

Ik vind Knack tegenwoordig terug interessant om te lezen, in tegenstelling tot twee jaar geleden, mijnheer Van Rompuy. Vandaag las ik dus in Knack een interview met de heer Vandenbroucke en een interview met mevrouw Kitir. De socialisten komen aan bod, wij vinden dat positief. Mevrouw Kitir vraagt zich in het interview af wat men gaat doen als een schilder, die voor een werkgever werkt, tijdens zijn uren van bijverdienste zijn baas gaat beconcurreren.

Mevrouw Kitir, in de arbeidswet staat zeer duidelijk — de heer Lachaert, de expert in deze assemblee zal dit bevestigen — dat iemand die werkt bij een werkgever zijn werkgever nooit deloyaal mag beconcurreren. Als die persoon zelfstandige in bijberoep wordt, wat hij vandaag kan, mag hij nooit zijn werkgever deloyaal beconcurreren. Doet hij dat toch, dan krijgt hij ontslag om dringende redenen. Dat is de realiteit. Dat was vroeger zo, dat is vandaag zo en dat zal morgen nog zo zijn. Er is dus geen deloyale concurrentie. De wet is daar duidelijk in. Dat staat ook in het wetsontwerp van de minister.


Meryame Kitir Vooruit

Mijnheer Van Quickenborne, fijn dat u dat voorbeeld aanhaalt en dat u aan het interview de nodige aandacht hebt besteed. Wij hebben dat debat ook in de commissie gevoerd. Ik heb de minister daarover ondervraagd en ik heb drie verschillende antwoorden gekregen. Het antwoord was dat als een leerling bijscholing nodig heeft, het evident is dat een leerkracht dat na de uren doet.

Als een elektricien dat doet, dan moeten we dat nog eens bekijken. Een elektricien mag bijvoorbeeld wel een ontplofte zekering vervangen, maar niet de hele elektrische installatie van de keuken.

Mijnheer Van Quickenborne, hoe zult u dat controleren? Dat is namelijk iets anders dan wat u aanhaalt. Hoe definieert u occasionele dienstverlening?

Ik merk dat u wenst te antwoorden. Ik ben zeer benieuwd.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mijnheer de voorzitter, collega's, opgelet, de vraag van mevrouw Kitir is zeer pertinent. Collega's die het debat niet gevolgd hebben, kan ik melden dat het nu zeer interessant wordt. Wat zijn occasionele activiteiten nu precies? Het lijkt zo onduidelijk, het lijkt op zand dat door de vingers glipt.

Welnu, het antwoord op die vraag kan gegeven worden door UNIZO. Op de website van UNIZO staat namelijk letterlijk wat we onder een occasionele activiteit verstaan. Ik kan dus antwoorden met dank aan UNIZO. Ik citeer: "Men moet hier het onderscheid maken tussen een winstgevende bezigheid met beroepskarakter en een occasionele of toevallige verrichting zonder beroepskarakter. Het is vooral de fiscus en de RSVZ die dat beoordelen aan de hand van een aantal criteria. Er wordt onder andere rekening gehouden met de frequentie van de verrichtingen wanneer deze zich over verscheidene jaren uitstrekken, het aantal gestelde handelingen, de onderlinge verbondenheid, de aard en de snelle opeenvolging van de gedane verrichtingen, de belangrijkheid van de verrichtingen en de organisatie die ze impliceren, de omstandigheid dat ertoe is overgegaan met behulp van ontleende gelden, een samenwerking tussen twee of meer personen en het feit dat een nevenactiviteit nauw verband houdt met de hoofdactiviteit van de betrokken belastingplichtige of in het verlengde van diens beroepsactiviteit ligt. Hoe meer van deze elementen aanwezig zijn, hoe groter de kans op het bestaan van een beroepsactiviteit in fiscale zin. In de praktijk zijn vooral de criteria regelmaat, frequentie en aantal handelingen belangrijk."

Bovendien, in artikel 9.90.1 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen staat de definitie van diverse inkomsten uit occasionele activiteiten. Het zijn "winst of baten, hoe ook genaamd, die zelfs occasioneel of toevallig, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, voortkomen uit enige prestatie, verrichting of speculatie of uit diensten bewezen aan derden, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen."

Collega's, we moeten met andere woorden die definitie niet nader definiëren omdat ze al bestaat in ons rechtsbestel. Zowel in de sociale als in de fiscale wetgeving heeft men duidelijk vastgelegd wat occasioneel betekent. Hoe kan men dat nu oplossen? U zult zeggen dat dit zeer theoretisch klinkt en dat is juist. Wetgeving is vaak theoretisch.

We hebben de minister dan ook gevraagd om mensen voorafgaandelijk in de mogelijkheid te stellen om via een tool de RSZ te vragen of het uitoefenen van een bepaalde activiteit al dan niet als occasioneel kan worden beschouwd. We willen mensen rechtszekerheid geven en hen duidelijk maken of iets al dan niet kan. Niet alleen de wetgeving is dus duidelijk, we gaan mensen ook helder laten inlichten voor ze de activiteit aanvatten. Mevrouw de minister, ik heb begrepen dat die tool intussen klaar is. U hebt ook een jaar de tijd gehad om hem te maken, met dank aan de oppositie.

Voor de studenten werkt die goed, voor Student@work. Misschien is Groen ook tegen dat systeem omdat het ook flexibel is. We kennen dat ondertussen. Mijnheer Calvo, u bent waarschijnlijk ook tegen het studentenwerk? De uitbreiding nu wel? Toch een beetje progressief, goed.

Tot slot wil ik nog even ingaan op een aantal tegenargumenten. Ik mag hier immers net voor mevrouw Kitir spreken en ik wil haar straks niet voortdurend onderbreken omdat dat nogal onhebbelijk is. Ik ga even in op haar interview in Knack. U zegt daar dat vakbonden, werkgeversorganisaties, verenigingen en vrijwilligers hier allemaal tegen zijn. Ik moet bekennen dat vakbonden en werkgevers kritisch, zo niet zeer kritisch zijn voor deze nieuwe maatregel. Ik denk echter dat men van zuilen, belangenorganisaties en corporatisten niet veel vernieuwing moet verwachten. Die mensen willen immers vooral de bestaande structuren verdedigen. Dat is de realiteit. Als men in de politiek wil vernieuwen, dan moet men daar afstand van durven nemen.

We hebben dat gisteren nog gezien met die flexibiliteitsdeal die we gemaakt hebben, onder meer met die een tiende en die flexibiliteit.

Als wij het hadden laten afhangen van de sociale partners, waren wij er niet geraakt. De werkgevers waren tegen. Wij hebben gezegd dat wij het toch zouden doen en wij hebben het gedaan. In dat debat is er net hetzelfde probleem, namelijk dat die organisaties elkaar zo vasthouden dat er nooit echt iets nieuws kan komen. Dat is de kans die wij krijgen met dit wetsontwerp, omdat wij inderdaad out of the box hebben durven denken.


Nahima Lanjri CD&V

Ik wil even corrigeren. Ik ben zeker en vast blij dat wij tot een akkoord gekomen zijn, maar het is niet zo dat de sociale partners tegen die eentienderegeling waren. Integendeel, zij hebben dat in december 2016 in een cao naar voren geschoven. Wij waren er reeds langer mee bezig. Zij hebben dat bevestigd. Zij vonden dat een goed voorstel. Ook de sociale partners stonden er volop achter, dus die sociale dialoog blijft van belang.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mevrouw Lanjri, net als u heb ik de commentaar van het VBO gelezen in verband met de voorstellen van de heer Spooren. Men was daarover zeer kritisch. Mijnheer Spooren, trek u dat niet te veel aan. Het zijn gedurfde voorstellen. Wij moeten vernieuwen, wij moeten doorgaan. Onze partij laat haar lot niet afhangen van die organisaties. Soms zeggen ze nuttige dingen en soms niet. Het is niet omdat VOKA zo zegt, dat Open Vld zo zegt. Open Vld is een partij die consequent opkomt voor hetgeen waarvoor ze staat, namelijk de vrijheid en het verdedigen van de vrijheid.

De realiteit is dat men van dat soort organisaties met betrekking tot dat soort wetgeving nooit veel steun zal krijgen. Dat past immers niet in hun kraam. Heel die structuur is gebaseerd op die oude statuten. Neem bijvoorbeeld het eenheidsstatuut. Waarom heeft dat zo lang geduurd? Dat heel allemaal te maken met dat corporatisme, dat ons land nog steeds te veel bezet. Maar stilaan stapt men ervan af en dit is een belangrijke stap.

Mevrouw Kitir, het tweede bezwaar is dat dit wetsontwerp de vrijwilligers onder druk zou zetten. U zei dat dit de druk zal opvoeren bij verenigingen, ze zullen nu het werk moeten betalen. De vrijwilliger zal nu centen vragen. Dat zijn twee totaal andere werelden. Er bestaat immers echt vrijwilligerswerk, en wij koesteren dat. Wij hebben dat statuut trouwens ook verbeterd, dankzij minister De Block. Dat zijn mensen die dat doen zonder betaald te willen worden.

Daarnaast zijn er occasionele activiteiten, bijvoorbeeld als voetbaltrainer, waarvoor men iets wil krijgen. Dat is geen schande, maar men kan dat niet oplossen met vrijwilligerswerk, want dat statuut maakt het niet mogelijk. Daarom maken we dat hier en nu met het voorgestelde systeem wel mogelijk.

Trouwens, met de opgesomde hele lijst van organisaties in het verzet is men iemand vergeten. De Hoge Raad voor Vrijwilligers was letterlijk vragende partij voor het systeem. Het is jammer dat men het daarmee niet eens is.

Het derde bezwaar is dat het systeem alweer de werkende bedient, terwijl de laaggeschoolde werkzoekenden er niet mee aan de bak komen. Dat is juist. Het bevestigt de stelling dat men enkel kan bijverdienen, als men een job heeft. Misschien moet men dat eens uitleggen aan mevrouw Onkelinx.

Voor de laaggeschoolde werkzoekenden nemen we trouwens andere maatregelen, zoals de lastenverlaging, waar de heer Calvo met Groen tegen heeft gestemd, want zijn motto is tegen. De lastenverlaging was het grootst voor de laagstgeschoolden, voor wie onderaan de arbeidsladder staat. Dat hebben wij gedaan.

Bovendien, wie echt iets wil doen voor de laaggeschoolden, moet durven te doen wat professor Ive Marx telkens bepleit: meer flexibiliteit, zeker aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Vooralsnog is dat totaal taboe in dit land, zeker bij sp.a. Dat is nochtans de enige manier om de laaggeschoolden ook aan de bak te krijgen.

Het vierde bezwaar betreft het gebrek aan kwaliteitsvoorwaarden. Ik citeer mevrouw Kitir letterlijk uit Knack: "Mensen hoeven aan geen enkele voorwaarde te voldoen om eender welk werk uit te voeren".Met alle respect, maar dat is klinkklare onzin. We kunnen van mening verschillen, maar wat zij zegt is compleet onjuist. Het wetsontwerp wijzigt geen enkele kwaliteits- of veiligheidsnorm. Trouwens, we zouden van de N-VA nog niet mogen, want dat is regionale materie en daar moeten we afblijven.

Of het nu gaat over elektriciens, loodgieters of dag- of nachtoppassers, alle mogelijke normen en regels blijven onverkort van toepassing. Men doet alsof iedereen zich nu plotseling mag gedragen als elektricien of verpleger. Wie dat zegt, heeft ofwel niet goed opgelet, ofwel verspreidt men foute informatie. Ik zal mij daartoe beperken om de gemoederen niet verder op te hitsen.

Ik rond af, collega's. Velen onder ons worden zenuwachtig, als men mensen vrijheid wil geven, als men mensen wil bevrijden uit het strakke keurslijf van statuten dat ze verhindert om elkaar te helpen, om bij te klussen, kortom, om de handen uit de mouwen te steken en om iets extra te verdienen. Werp die angst af. Geloof in de vrijheid, koester de vrijheid, vertrouw de mensen. Als men de vrijheid geeft, wordt het onmogelijke mogelijk.


President Siegfried Bracke

Collega's, mag ik voor de goede orde aankondigen dat ik een reset van het systeem zal moeten doen? Ik plan die tussen 19.30 uur en 20.00 uur. Dat hangt af van de duur van de spreektijd van elke spreker. (Protest van de heer Calvo)

Mijnheer Calvo, die reset moet. Wij zullen dan twintig minuten schorsen.


Meryame Kitir Vooruit

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, beste collega's, ik dacht echt dat ik na de uiteenzetting van de heer Van Quickenborne de helft van mijn bladzijden van mijn uiteenzetting kon schrappen, omdat ik overtuigd zou worden door zijn kritische bemerkingen. Ik heb helaas veel show gezien, maar weinig inhoudelijke tegenargumenten gehoord. Ik zal mijn tekst dus behouden.

Beste collega's, over twee weken start Tomorrowland. Het is dus bijna een jaar geleden dat de regering haar zomerakkoord vierde. Het voorstel dat wij vandaag bespreken was daar een onderdeel van. Na een jaar kunnen wij dus gerust stellen dat deze wet al een lang, en vooral hobbelig, parcours achter de rug heeft. Waarover gaat het wetsontwerp? Als de maatregel die erin staat straks wordt goedgekeurd, dan zullen de gepensioneerden en mensen die vier vijfde werken voortaan voor 500 euro per maand, 6 000 euro op jaarbasis, onbelast kunnen bijverdienen.

De activiteiten die men mag uitvoeren zijn opgedeeld in drie categorieën: het verenigingswerk, de dienst tussen burgers en de deelplatformen. Collega's, op die drie precieze toegelaten diensten kom ik straks nog even terug, maar ik kan nu al zeggen dat de lijst die goedgekeurd zal worden ruim is, veel te ruim is. Dat is ook de belangrijkste reden waarom de tekst in november vorig jaar heel wat kritiek heeft gekregen. Er was een unaniem negatief advies van de sociale partners. Men probeert het hier als onzin weg te zetten. De Raad van State gaf een negatief advies. Een hele reeks middenveldorganisaties en professoren schreef een open brief, maar de regering heeft haar schouders opgehaald en heeft de wet begin december zonder wijzigingen toch in het Parlement ingediend.

Midden december hebben wij dan in de commissie voor de Sociale Zaken uitgebreide hoorzittingen georganiseerd met tien middenveldorganisaties ACV, ACLVB, ABVV, FeBIO, Unizo, USM, NSZ, Plateforme francophone, de Hoge Raad voor Vrijwilligers en Unisoc. Collega's, het waren heel diverse organisaties, zowel vakbonden als werkgevers, organisaties die zowel kleine als grote bedrijven vertegenwoordigen, werkgevers uit zowel de profit- als de non-profitsector, zowel vrijwilligers als professionals. Toch waren zij allemaal tegen het wetsontwerp.

Zij uitten hun kritiek en hebben vaak scherpe kritiek gehad. Zij deden ook heel wat suggesties ter verbetering. De meerderheid heeft echter ook nu de schouders opgehaald en de wet in de commissie toch ongewijzigd goedgekeurd.

Vervolgens is een belangenconflict ingeroepen en werd de federale regering gedwongen over de wet overleg te plegen met de deelstaten, omdat aan heel wat bevoegdheden werd geraakt: ouderenzorg, kinderopvang en jeugdwerk. Ook tijdens dat overleg werd kritiek geuit op de wet en werden suggesties ter aanpassing gedaan.

Minister De Block heeft opgemerkt dat zij begrip heeft voor de opmerkingen die werden gemaakt en zij heeft een herstelwet aangekondigd. Vandaag merken wij echter wel dat de herstelwet nog niet voorligt en ligt de wet, zoals wij hem hebben gekregen, ongewijzigd ter stemming voor. Dus was de oppositie ook nu verplicht de suggesties ter verbetering van de wet, die uit vele hoeken zijn geopperd, als amendement in te dienen en een advies van de Raad van State erop te vragen.

De regering heeft ook daarover opnieuw de schouders opgehaald. Ze heeft de amendementen van de oppositie en het advies van de Raad van State genegeerd. Opnieuw wordt de wet ongewijzigd ter stemming voorgelegd.

Collega's, de historiek zegt heel veel over deze wet. Niemand wil de wet. Iedereen waarschuwt voor de gevolgen ervan voor de arbeidsmarkt, voor het vrijwilligerswerk, voor de zorgsector en voor de kleine zelfstandigen. Ook binnen de meerderheid is er, zoals ik weet, weinig animo voor de wet. Alleen omdat de Open Vld ook een trofee wil, moet de wet echter toch per se worden goedgekeurd.

De ogen worden vandaag gesloten of, zoals de heer Lachaert onlangs op de aankondiging van Unizo – dat trouwens vandaag opnieuw aankondigt naar het Grondwettelijk Hof te zullen stappen – reageerde: Wij moeten nu echt wel de wet goedkeuren, want als wij de wet opnieuw amenderen, zijn wij opnieuw voor maanden vertrokken. Het is ook de overtuiging van de meerderheid dat er geen oneerlijke concurrentie is. Mocht dat toch blijken, dan zal ze de wet later wel bijsturen.

Ik maak mij dus weinig illusies. De meerderheid zal vandaag het wetsontwerp, ondanks het verzet van velen, zonder aanpassingen goedkeuren.

Niettemin heb ik de hoop niet opgegeven en zal ik onze belangrijkste opmerkingen bij de wettekst toelichten en onze twintig pragmatische amendementen uitleggen. Het gaat om amendementen waarin wij het idee niet van tafel gooien, maar waarin wij wel de scherpste kanten van de tekst willen wegvijlen en de open poort naar concurrentievervalsing en naar de deprofessionalisering van de zorg voor kinderen en bejaarden willen sluiten.

Voor ik daarmee begin, wil ik hier toch ook eens mijn ontgoocheling uitspreken over de minister van Werk, Kris Peeters. Hij heeft immers van de lange periode van de bespreking van dit wetsontwerp geen gebruik gemaakt om ondertussen met de paritaire comités te overleggen, om met elk van die comités te onderzoeken voor welke activiteiten de voorgelegde maatregelen wel realistisch en wel haalbaar waren en om te onderzoeken voor welke activiteiten er geen risico van verdringing of deprofessionalisering was. De sociale partners hadden een dergelijk overleg nochtans precies gevraagd. Zij erkennen dat er in sommige sectoren, zoals in de sport – een al vaak aangehaald voorbeeld –, een behoefte bestond naar een meer soepele regeling voor de bestaande vrijwilligersvergoeding. Als zij de ontwerpteksten kregen, dan noemden zij die echter "te vaag, te ruim omschreven en onvoldoende omkaderd, waardoor het gevaar bestaat dat via dit kanaal toch beroepsactiviteiten zouden worden ontwikkeld die, doordat zij zich in de privésfeer afspelen" – dat ze zich in de privésfeer afspelen is precies het probleem – "nauwelijks te controleren zijn en de kwaliteitsnormen niet kunnen worden gegarandeerd." Daarmee citeer ik de fundamentele kritiek van de sociale partners en van vele anderen.

Dat is nog altijd onze fundamentele kritiek vandaag. Één algemene regeling voor sectoren en activiteiten met zulke grote verschillen, dreigt grote gevolgen te hebben. Kwaliteitsnormen, veiligheidsregels, de bescherming van de werknemers, consumenten en milieu staan op de helling. Precies daarom vroegen de sociale partners een overleg en een grondige impactanalyse, sector per sector, activiteit per activiteit en overheidsdienst per overheidsdienst. De wens van de sociale partners was duidelijk, maar de huidige regering heeft, zoals wel vaker, enkel met woorden respect voor de sociale partners, maar niet in daden. Het gevraagde overleg hebben zij dus niet gekregen.

Collega's, sta mij toe om nog wat dieper in te gaan op de drie categorieën. Op die manier zal ik tegelijkertijd mijn amendementen toelichten.

Eerst en vooral ga ik in op het verenigingswerk. Voor het verenigingswerk somt het ontwerp een waslijst op van maar liefst 17 activiteiten die zullen worden toegelaten onder het systeem van onbelast bijverdienen: van animatoren in de jeugdbeweging of speelpleinwerking tot sporttrainers, van coördinatoren in jeugdhuizen tot gidsen in cultuur of natuur, het maken van nieuwsbrieven op websites voor verenigingen maar ook bijvoorbeeld de begeleiding in de kinderopvang en ondersteuning in rusthuizen en voorzieningen voor personen met een handicap.

Een eerste belangrijke opmerking komt van de Hoge Raad voor Vrijwilligers, waarvan collega Van Quickenborne bang was dat ik hem zou vergeten, maar ook van het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk. Ik citeer ze: " (…) dat de minister overijverig is geweest met de opsomming van de activiteiten die onder het nieuwe statuut vallen. Er staan namelijk heel wat activiteiten bij die nu gewoon door vrijwilligers worden uitgevoerd met hart en ziel en met passie." Die verenigingen zijn dus bang dat het vrijwilligerswerk onder druk zal komen te staan. Als men voortaan voor die taken 500 euro onbelast per maand kan krijgen, wie zal er dan nog die taken als vrijwilliger willen doen en hoe moeten verenigingen voortaan nog mensen vinden die dat onbetaald willen doen? Hoe moeten verenigingen aan middelen raken om aan de verwachtingen te voldoen die door deze wet worden gecreëerd?

Het Rode Kruis verwoordde het als volgt: "Er is eenvoudigweg bij onze vrijwilligers geen vraag naar een vergoeding, wel integendeel. Onze vrijwilligers ontvangen voor het werk dat zij vandaag verrichten, geen loon en dat maakt hen net vrijwilligers. Deze vrijwilligers krijgen nu door deze wet het gevoel dat hun inzet niet gewaardeerd wordt, terwijl hij onbetaalbaar is. Deze vrijwilligers zullen nu door deze wet onder druk worden gezet om diezelfde inzet toch tegen een vergoeding te doen. Dat de minister er dan nog in slaagt om tijdens de bespreking in de Senaat te zeggen dat er overigens geen enkele negatieve opmerking is gekomen van organisaties die hoofdzakelijk met vrijwilligers werken, zoals het Rode Kruis, is dan toch wel ongelooflijk."

Een tweede kritiek op de lijst met toegelaten activiteiten in het verenigingswerk komt van organisaties als Samenlevingsopbouw, Netwerk tegen Armoede, Caritas en Welzijnszorg. Zij zijn bezorgd over de effecten op de meest kwetsbare mensen in de samenleving. Amper de helft van de laaggeschoolde bevolking is vandaag aan het werk.

En wat doet de regering? Wat net voor die mensen interessant is, wordt nu reeds voor de derde keer gereserveerd voor andere mensen. Eerst was er de uitbreiding van de studentenarbeid. Dan was er de uitbreiding van de flexi-jobs. Vandaag komt daar het onbelast bijverdienen met 500 euro per maand bij. Telkens gaat het over taken die vaak door laaggeschoolden kunnen uitgevoerd worden. Telkens gaat het over taken die de regering nu reserveert voor studenten, gepensioneerden of mensen die reeds een job hebben. De verenigingen omschreven het als volgt: "Onbelast en vlot toegankelijk vrijetijdswerk komt zo in rechtstreekse concurrentie met de taken van de wijkwerker of kortgeschoolde die stappen richting arbeidsmarkt willen zetten".

Wil men vandaag een beroep doen op een werkloze of een leefloner voor het verzorgen van de tuin of het opvangen van kinderen of bejaarden, dan moet men een heuse papierberg verwerken. Met onderhavige wettekst kan men voor die taken eenvoudig, mogelijk via een app, terecht bij gepensioneerden en mensen die reeds een job hebben. Zo worden opnieuw kansen ontnomen van werklozen of leefloners die stappen willen zetten naar de arbeidsmarkt. De regering heeft de mond vol van jobs, jobs, jobs, maar ze ontneemt wel kansen aan degenen die een job zoeken en geeft extra kansen aan mensen die vandaag reeds een job hebben.

Een derde en laatste kritiek bij het verenigingswerk kwam van de Vlaamse Jeugdraad. Die schreef op zijn website: "Vanuit het jeugdwerk komt reeds van bij het begin felle kritiek op deze vernieuwing. De Vlaamse Jeugdraad pleit al langer om vrijwilligers van jeugdbewegingen, jeugdhuizen en speelpleinen uit de lijst van toegelaten functies uit het verenigingswerk te schrappen. Het jeugdwerk gelooft rotsvast in de kracht van onbetaald vrijwilligersbeleid en wordt daarin gesteund, niet door de minsten".

Ze hebben inderdaad steun gekregen. Ze hebben ook steun gekregen van Vlaams minister Gatz en zelfs van onze minister, mevrouw De Block. Zij heeft in de Senaat aangekondigd dat er een reparatiewet komt, maar ondanks die aankondiging ligt er vandaag wel geen wijziging.

Dan kom ik bij de tweede categorie in de wettekst: de occasionele diensten tussen de burgers. Ook voor die categorie somt het ontwerp een lange lijst op van toegelaten activiteiten: kinderopvang, zorg voor zorgbehoevende personen, bijlessen in muziek, kunst of sport, kleine onderhoudswerken aan de woning, hulp bij computerproblemen, kleine huishoudelijke taken en zelfs het onderhoud van grafzerken.

Voor de zorgtaken is er in de eerste plaats de vrees van de sociale partners dat er geen enkele garantie op kwaliteit meer zal zijn, kwaliteit waarvoor de voorbije jaren hard is gestreden en die nu met een wettekst op de helling komt te staan.

Voor de onderhoudswerken aan de woning is er dan weer de grote en terechte vrees van de zelfstandigenorganisaties voor oneerlijke concurrentie. Kleine zelfstandigen dreigen concurrentie te krijgen van gepensioneerden of zelfs van de eigen werknemers.

Het is erg, maar de minister slaagt erin om zelfs in dit dossier geen duidelijkheid te creëren of om zekerheid te bieden. Op mijn eenvoudige vraag of iemand die als elektricien in een kmo werkt en na zijn uren elektrische installaties plaatst, ook kleine herstellingen en reparaties mag doen in het kader van onderhavig ontwerp, kreeg ik in de commissie drie verschillende antwoorden. Eerst antwoordde zij dat men in het kader van occasionele diensten tussen burgers de hoofdwerkgever geen concurrentie mag aandoen. Een elektricien van een bedrijf mag geen elektriciteitswerken uitvoeren van burger tot burger. Daarna zei ze dat de elektricien bij zijn buren een gesprongen zekering mag vervangen, want dat dat kan worden beschouwd als een occasionele dienstverlening. Vragen zijn buren hem echter om de elektrische installatie van hun woning volledig te vervangen, dan mag hij niet ingaan op die vraag. Ten slotte, na enig debat daarover zei de minister dat artikel 17 van de wet betreffende de arbeidsovereenkomst de werknemer nu al verbiedt om tijdens of na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan oneerlijke concurrentie te doen of daaraan mee te werken. Ze merkte ook op dat de elektricien of de ICT-bediende ongetwijfeld oneerlijke concurrentie met zijn werkgever zou aangaan, als hij bijvoorbeeld occasionele diensten ten behoeve van een klant van zijn werkgever zou verlenen. Die werkgever zou doorgaans wel een einde kunnen maken aan de oneerlijke concurrentie door de werknemer aan te geven bij de sociale inspectie, aldus de minister.

De minister creëert dus heel wat onduidelijkheid en onzekerheid bij wie wil bijverdienen met diensten aan burgers. Hoe moeten zij nu weten wat de minister bedoelt met occasionele klusjes?

Volgens de minister zijn dat activiteiten die niet door de onderneming of de zelfstandige worden uitgevoerd. In het voorbeeld van daarnet noemde de minister de vervanging van een gesprongen zekering een occasionele klus, maar is dat een activiteit die niet door een onderneming of zelfstandige wordt gedaan? Ik denk het niet, maar dat zijn ook activiteiten die ondernemers en zelfstandigen vandaag uitvoeren. De bijklusser mag volgens de minister ook geen activiteiten doen bij een klant van zijn werkgever, maar verwachten wij nu echt dat de werknemers alle klanten van hun werkgever kennen? Ik denk het niet. De bijklusser mag volgens de minister ook geen reclame maken, maar is het kenbaar maken van de bereidheid om dergelijke activiteiten te doen een vorm van reclame? Ik weet het niet.

Kortom, er is nog veel onduidelijkheid en onzekerheid voor de mensen die willen bijklussen, maar er is ook een gebrek aan bescherming. De klusser wordt bijvoorbeeld verplicht om een verzekering van burgerlijke aansprakelijkheid aan te gaan, maar hij geniet geen enkele dekking in het geval van een arbeidsongeval of een beroepsziekte. Bovendien wordt er in niets voorzien inzake welzijn op het werk. Bijvoorbeeld, als de klusser bij iemand de haag gaat snoeien en daarbij zijn vinger afsnijdt, dan moet hij dat zelf oplossen. De klusser is niet beschermd in het bijklussen. Dat zal ook gevolgen hebben voor het hoofdberoep waar men vier vijfde is tewerkgesteld; ook daar zal men niet vergoed worden.

Ook voor de klanten is het onzekerheid troef. Ook zij weten niet wat een occasionele klus is, wat onder deze wet valt en wat geen occasionele klus is en waarvoor zij een bedrijf of een zelfstandige moeten inschakelen. En dan heb ik het nog niet over het gebrek aan kwaliteitsgarantie. Hoe kan de klant weten of iemand in bijverdienste aan de verzekeringskast komt werken, daarvoor ook de nodige kennis heeft?

Tot slot is er de derde categorie, zijnde diensten via organisaties die erkend zijn als deelplatform. De bekendste voorbeelden zijn hier Deliveroo en Uber. Zij moeten aan nog minder voorwaarden voldoen dan de andere categorieën. De eerdere opmerkingen zijn hier dus des te meer van toepassing. Bovenal bewijzen de voorbeelden van Deliveroo en Uber dat dit echt problematisch is. De voorbije maanden woedt een debat over het statuut van de koeriers van Deliveroo. Zijn zij werknemers of zelfstandigen? Welk statuut hebben zij en welke bescherming genieten zij?

De minister schakelde de Inspectie in en ook het gerecht werkt aan de zaak. Net als in Spanje, waar onlangs een rechter nog oordeelde dat koeriers werknemers zijn, loopt die zaak hier ook nog. Met dit wetsontwerp wordt de hele discussie in de prullenmand gegooid. Doordat zij erkend zijn als deelplatform, vallen zij onder de wet inzake onbelast bijverdienen en daardoor hebben zij geen statuut. Alzo organiseert de regering gewoon de oneerlijke concurrentie.

Collega's, onze fractie heeft een reeks amendementen ingediend om voor al deze problemen en gevaren een oplossing te bieden. Zo zijn er amendementen om het jeugdwerk uit de wet te schrappen; amendementen om personen- en zorggebonden activiteiten uit de wet te schrappen, omdat anders de kwaliteit van de zorg op de helling komt; amendementen om klaarheid te scheppen over de soort activiteiten die een werknemer naast zijn beroepsactiviteiten mag uitoefenen; amendementen om de werknemer te beschermen tegen de zware gevolgen, ontslag om dringende redenen, financiële schadeclaims die hem boven het hoofd hangen voor zaken die hij te goeder trouw doet, maar die achteraf toch oneerlijke concurrentie met zijn werkgever blijken te zijn; amendementen ook om mogelijke verdringing van reguliere arbeid te vermijden, door het aantal prestaties door dezelfde gebruiker en de vergoeding daarvan, te begrenzen — waarom moet het 500 euro per maand zijn, terwijl 300 euro evengoed kan?

Onze fractie heeft er begrip voor dat mensen willen bijverdienen naast hun reguliere beroepsactiviteit. Onze fractie heeft er ook begrip voor dat er in sommige sectoren, zoals de sport, een behoefte is aan meer dan de bestaande vrijwilligersvergoeding en aan een soepelere regeling ervan.

Zonder de amendementen van onze fractie en van de collega's gaat dit wetsontwerp echter te ver. Echte jobs en echt vrijwilligerswerk worden bedreigd. Kwaliteitsverlies en afbouw van sociale rechten en arbeidsstatuten dreigen in verscheidene sectoren. Daarom wil ik de collega's van de meerderheid nogmaals oproepen om de amendementen ernstig te nemen. Een simpele, zelfde oplossing voor alle sectoren is ter zake ondenkbaar en, vooral, onwerkbaar. Er is nood aan een activiteitgerichte benadering, met niet alleen een opsomming van het type activiteiten, maar tevens wat er actief mag worden verricht per sector. Er moet per paritair comité en met de Gemeenschappen en de Gewesten worden overlegd om de werkelijk te vervullen behoeften en noden te kennen waarop men met dit wetsontwerp een antwoord beoogt.

Dat was de vraag van de sociale partners, maar de regering heeft dat niet gedaan. Het gevolg is een wet die een grote bedreiging vormt voor het vrijwilligerswerk, de zorgsector, de zelfstandigen en voor de arbeidsmarkt. Daarom zal mijn fractie tegen het wetsontwerp stemmen als de amendementen niet worden goedgekeurd.


Georges Gilkinet Ecolo

Ce texte dont le vote permettra le gain sans cotisation ni taxation de 500 euros par mois pour différentes catégories de travailleurs aura une bonne place dans la galerie des horreurs de cette législature. Bravo, monsieur Van Quickenborne! Proficiat, mevrouw de minister!

Vous êtes parvenus à faire l'unanimité, une fois n'est pas coutume, mais c'était contre vous. Pas de chance! On peut citer un certain nombre d'interlocuteurs tout à fait respectables. Il n'y a pas seulement les mauvais syndicats, les mauvais syndicats francophones. Il y a également le Conseil national du Travail qui, le 29 novembre 2017, remarque qu'il n'y a pas d'analyse d'impact secteur par secteur et se demande ce que vous allez faire. Il y a le Conseil Supérieur des Indépendants et des PME qui, le 30 novembre 2017, fait savoir son inquiétude quant à l'impact des mesures, l'Union des Classes Moyennes, le SNI,  l'UNISOC, les commissions paritaires 332, 318.01, 319.02, 329, 330, le Conseil d'État que vous n'aimez pas, le Conseil supérieur des volontaires, l'ensemble de ceux et celles que nous avons auditionnés en commission des Affaires sociales au mois de décembre. Vous avez fait l'unanimité contre vous. Je citerai également le dernier à s'être exprimé. Ainsi, cet après-midi, à 18 h, l'UNIZO faisait un communiqué de presse: "Stemming over bijkluswet straks in de Kamer. UNIZO-raad: wij stappen naar het Grondwettelijk Hof."

Si le texte est voté, l'UNIZO ira devant la Cour constitutionnelle, notamment pour contester la concurrence déloyale que vous allez introduire par ce texte.

Mijnheer Van Quickenborne, proficiat!

Vous pouvez être très fier!

Je continue à citer ce communiqué de l'UNIZO.

"Alles wijst erop dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers de wet op het onbelastbaar bijklussen vanmiddag alsnog zonder enige aanpassing zal goedkeuren, na eerder uitstel."

"Onbegrijpelijk en onverantwoord," herhaalt Danny Van Assche, gedelegeerd bestuurder van UNIZO. "Wij brengen alles in gereedheid om, zoals aangekondigd, effectief naar het Grondwettelijk Hof te stappen als de wet straks goedgekeurd wordt."

Je vous épargne la suite.

Monsieur Van Quickenborne, je ne pense pas que l'on puisse soupçonner l'UNIZO d'être ringard, conservatiste, de ne pas être attentif au développement de l'activité économique. Je ne pense pas qu'on l'on puisse davantage qualifier de la sorte l'Union des Classes Moyennes, un quelconque syndicat ou le Conseil national du Travail.

Ce texte regroupe l'ensemble des caractéristiques de l'action de ce gouvernement brutal, non respectueux de la concertation sociale ou de la concertation des autres entités, ce avec beaucoup de fierté. Monsieur Van Quickenborne, plus on vous explique en avançant des arguments que vous vous trompez et plus vous pensez avoir raison. Félicitations!

On a ici affaire à des textes mal fichus. Le Conseil d'État le dit, notamment parce qu'ils n'ont pas fait l'objet de concertation avec les Régions qui seront impactées. Je pense entre autres au volet associatif. Il s'agit de textes aventureux. Tant pis! Ce seront les suivants qui paieront l'addition. Cela doit plaire à certains groupes de cette majorité, peut-être moins à d'autres, mais ils n'ont pas la force de s'exprimer et d'arrêter le train en marche. Il s'agit de textes destructeurs, destructeurs de l'emploi, de la vie associative, destructeurs de notre système de sécurité sociale, avec une certaine forme de désunion au sein de la majorité, même si, à la fin, on sait qui a raison et qui se couche, en l'occurrence le CD&V et le MR. M. Clarinval n'est plus là pour m'entendre, mais je ne pense pas qu'il soit objectivement et au fond de lui très fier de ce texte.

Je voudrais répéter qu'il y a, sans aucun doute, quelque chose à faire pour régulariser la situation dans le secteur sportif et dans le secteur artistique. Il s'agit de secteurs spécifiques avec une forme de volontariat assez lourd qui demande la présence, plusieurs fois par semaine, de personnel qualifié (entraîneurs sportifs, personnes qui ont du talent artistique, chefs de chorale, metteurs en scène). Actuellement, le droit du travail et les subsides octroyés à ces secteurs ne permettent pas de rémunérer correctement ces personnes.

Comme le disait M. Clarinval, il y a une zone grise spécifiquement identifiée, y compris par les fédérations représentatives de ces secteurs, et une demande explicite à ce sujet qui aurait pu être rencontrée. Mais l'appétit est venu en mangeant et, comme nous vous l'avons dit, chers membres de la majorité, c'était une mauvaise idée d'avoir élargi à tant de secteurs et à l'activité économique pure cette possibilité de gagner chaque mois un salaire ne faisant pas l'objet de paiement de cotisations sociales ni de paiement d'impôts.

Monsieur Van Quickenborne, les réformes, c'est comme les dettes, il y a en des bonnes et des mauvaises. Une réforme n'est pas bonne parce qu'elle est une réforme. Chacune doit pouvoir être analysée. Le progrès, c'est aller vers l'avant, pas nous ramener au XIXᵉ siècle où il n'y avait pas de système de sécurité sociale et où chacun était libre de faire ce qu'il souhaitait, mais en cas d'accident, libre de se retrouver sans ressources. Il y avait ceux qui possédaient et pouvaient s'en sortir et les autres, qui pouvaient crever dans le fossé. C'est, semble-t-il, le modèle que vous voulez recréer, un modèle d'avant Bismarck, d'avant Beveridge. C'est votre modèle de société, monsieur Van Quickenborne. Excusez-nous, ce n'est pas le nôtre!

Excusez-nous de défendre un système de sécurité sociale fort, un système de salariat, où un salaire est payé aux travailleurs pendant leur carrière, où il y a des cotisations sociales. Celles-ci peuvent être réduites demain et on peut avoir un financement alternatif de la sécurité sociale pour créer plus facilement de l'emploi, mais effectivement, on organise la solidarité entre les actifs en bonne santé et les pensionnés, ceux qui ont un accident de santé, un accident du travail.

Vous n'avez d'ailleurs pas répondu à la question fondamentale. Que fait-on des personnes qui vont travailler en plus de leur emploi ou qui sont pensionnées et qui sont victimes d'un accident dans ce cadre-là?

Vous apportez à différents secteurs et travailleurs des choses qu'ils ne vous ont pas demandées. Des secteurs nous ont dit: "On ne veut pas de cela. On ne veut pas de la dérégulation."

Trois secteurs ont été largement cités, entre autres le secteur de l'économie collaborative qu'en qualité d'écologistes, nous estimons intéressant. Je le répète en l'absence de mon excellent collègue, Gilles Vanden Burre, il faut aider l'économie collaborative à se développer. Cela ne doit évidemment pas se faire à n'importe quelle condition mais avec des formes de régulation, de cotisations. Toute entreprise qui réalise des bénéfices paie des cotisations sur ses bénéfices. C'est l'impôt des sociétés. S'il y a un échange de marchandises et une réalisation de plus-value, il y a paiement de TVA. Peut-être faut-il que ce soit dans des formes adaptées pour l'économie collaborative.

Un début de système fiscal et réglementaire avait été mis en place. Il est balayé, pour partie, par cette nouvelle législation et cela ne nous semble ni sage ni pertinent.

Pour ce qui concerne le secteur associatif, il nous a dit très clairement: "Ok pour le sport et la culture. Il y a des besoins mais laissez-nous continuer à développer nos activités de volontariat sans ce système! Vous allez remettre en question un équilibre fragile". Vous l'avez entendu pour un secteur spécifique: les mouvements de jeunesse au niveau flamand. Bravo pour votre écoute mais pourquoi, quand d'autres secteurs vous disent qu'ils ne veulent pas de ce système, vous n'intégrez pas, dans votre texte, les mêmes principes d'exception?

Ensuite, il y a ce fameux service entre voisins – et c'est la raison de la colère de l'UNIZO dans des termes très durs ainsi que de l'Union des classes moyennes – qui crée de facto une situation de concurrence déloyale entre des acteurs économiques comparables: les uns payant des cotisations, les autres ayant la possibilité chaque mois de bénéficier d'un revenu de 500 euros sans cotisation.

Et ce ne sont pas les quelques balises que vous avez prévues qui vont empêcher un jardinier, un informaticien ou quelque autre indépendant ou représentant de PME de se retrouver face à un même marché, un même appel d'offres, en situation de concurrence déloyale face à quelqu'un qui, lui, ne devra pas respecter les mêmes règles.

Quel est, madame la ministre, l'impact budgétaire de votre mesure en termes de paiement de cotisations sociales, d'impôts, en terme de droits sociaux? Combien d'emplois seront-ils dégradés ou perdus du fait de cette concurrence déloyale, sachant que le mauvais emploi chasse le bon? Quelle protection les travailleurs concernés vont-ils avoir?

Monsieur Van Quickenborne, monsieur Clarinval, j'ai entendu votre explication selon laquelle les personnes concernées disposent déjà de droits sociaux. Je vous répète que, lorsqu'on travaille et qu'on paye des cotisations, on bénéficie de droits sociaux supplémentaires, qui interviennent tant pour le calcul de la pension qu'en cas de maladie.

Face à tellement de défauts qui ont été développés au cours de longs mois et au cours de ce long après-midi, il ne faut pas s'étonner de réactions et de procédures multiples. Il y a évidemment ce qui c'est passé au niveau de ce Parlement. Je me rappelle, vers le 20 décembre, avoir mis en évidence qu'il n'était pas raisonnable de vouloir voter avant le 31 décembre le projet dit de "relance économique", dans lequel figurait ce document.

Nous avons effectivement utilisé les possibilités que nous donne le Règlement de la Chambre pour avoir un débat de fond, demandé des auditions. Face au constat que celles-ci amenaient beaucoup de questions, appelaient à dissocier les textes, vous avez néanmoins voulu continuer à avancer. Il y a eu une procédure en conflit d'intérêts. Je pense que cette réaction est légitime et à la hauteur de l'émoi des différents acteurs.

Et contrairement à ce que vous essayez de faire croire, monsieur Van Quickenborne, je pense que la procédure en conflit d'intérêts, même si c'était la quatrième, a conduit à un débat intéressant entre les représentants du Parlement de la COCOF, qui étaient venus avec des arguments et des amendements, et les représentants de la commission des Affaires sociales, et aurait pu déboucher sur une amélioration du texte, sur une remise en question fondamentale du texte, si simplement, il y avait eu un peu d'écoute. Mais le dialogue entre l'État fédéral et les entités fédérées n'intéresse pas certains membres de la majorité, on le sait.

Vous aviez aveuglément décidé de continuer, quel qu'en soit le coût, même le coût d'une fâcherie avec l'UNIZO, parce que vous aviez votre trophée. Ce que vous aviez gagné à Tomorrowland sur le fil, en toute fin de négociation, vous ne vouliez évidemment pas le lâcher, même si vous vous rendiez compte que c'était une erreur. C'est un jusqu'àu-boutisme de mauvais aloi.

Jusqu'au bout, nous allons essayer de vous convaincre de changer de cap. Nous avons effectivement déposé une vingtaine d'amendements, très bons, monsieur Cheron, et je ne doute pas que les autres collègues de l'opposition…


Marcel Cheron Ecolo

(…)


Georges Gilkinet Ecolo

Vous parlez comme juriste, un historien juriste!

Je ne doute pas que les amendements déposés par les autres collègues de l'opposition sont tout aussi bons.

Nous les avons soumis au Conseil d'État, qui les a largement validés d'un point de vue juridique, sous réserve du court délai que le président leur avait accordé. La politique, c'est notre travail, eux font du juridique. Le Conseil d'État a fait son travail. Là où il a fait des remarques, nous avons essayé de les rencontrer en amendant nos amendements.

Je vais vous présenter rapidement quelques-uns des amendements que nous avons déposés et que nous voulons défendre. Comme je l'ai dit, nous pensons qu'il faut limiter ce dispositif aux activités sportives et culturelles. Le Conseil d'État nous interroge pour connaître les raisons de la limitation à ces deux secteurs. Ils ont des spécificités qu'on ne rencontre pas dans d'autres secteurs associatifs.

C'est le caractère semi-professionnel des intervenants, qu'il s'agisse des entraîneurs sportifs ou des opérateurs culturels. C'est une forme de permanence pendant la saison de basket-ball, de football ou de handball, et la présence nécessaire, y compris le week-end, lors des matchs, de ces intervenants. Le volume d'heures prestées justifie un défraiement un peu plus substantiel.

Les confédérations concernées, comme la confédération des employeurs du secteur socioculturel et sportif en Communauté française, qui regroupe l'ensemble des opérateurs socioculturels et sportifs, disent que cela se justifie pour le secteur sportif, mais pas pour les autres. C'est un avis qui me semble autorisé. Cette confédération est une organisation patronale reconnue dans le cadre de la commission paritaire socioculturelle 329. Au-delà du fond, il se justifie donc totalement, en droit, de réserver ce système à ces acteurs.

Si vous voulez vraiment autoriser une forme de service entre voisins – je vous ai dit notre scepticisme et nos critiques quant à la dérégulation de l'emploi et au risque de concurrence déloyale –, réservez-la à des secteurs particuliers dans lesquels il n'y a pas de forme de concurrence, par exemple des cours de sport, des cours particuliers, le fait de s'occuper d'animaux, mais pas du jardinage, pas une fonction d'électricien ou d'informaticien. Ces derniers secteurs sont organisés et des indépendants et PME y travaillent.

Le troisième amendement que je présente pour l'exemple est celui relatif à l'aide aux personnes. Il y a une vraie préoccupation dans le secteur socio-sanitaire pour une forme de concurrence, qui au-delà d'être déloyale, est problématique quant à une qualité d'intervention au service des personnes fragiles concernées. Il y a une déontologie à respecter, il y a une formation de base à avoir. On ne s'improvise pas aide-soignant, intervenant dans une maison de repos ou une maison de repos et de soins. Il faut alors respecter une forme de dialogue social dans la commission paritaire concernée ou dans l'entreprise non marchande concernée.

Nous avons fait l'effort d'essayer d'améliorer ce mauvais projet. On aurait pu dire qu'il est inamendable, il n'en est effectivement pas loin. Monsieur Clarinval, il aurait été sage de le tester sur deux secteurs et d'éventuellement l'étendre. Vous faites ici l'inverse. Vous avez accepté, dans le cadre d'une négociation interne à la majorité, une approche très large et vous prévoyez d'évaluer dans un an. Dans un an, ce seront les élections et je crains que quand on aura constaté des dégâts énormes, il sera trop tard.

Rendre le travail au noir légal, organiser une concurrence déloyale entre travailleurs à l'encontre des indépendants et des PME, définancer l'État, définancer la sécurité sociale, diminuer les droits sociaux des travailleurs et leur protection, flexibiliser à tout crin, c'est tout sauf notre projet politique. C'est la raison pour laquelle, depuis le mois de décembre, nous contestons et combattons ce projet avec la dernière des énergies. Et nous continuerons à le faire.


President Siegfried Bracke

Collega's, zoals aangekondigd gaan we de vergadering schorsen. We hernemen om 20.00 uur.