Proposition 54K3441

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi relatif à la qualité de la pratique des soins de santé.

General information

Submitted by
MR Michel Ⅱ
Submission date
Dec. 21, 2018
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
doctor health policy health care quality standard public health

Voting

Voted to adopt
CD&V Open Vld N-VA MR
Abstained from voting
Groen Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI PVDA | PTB PP VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

March 28, 2019 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Nathalie Muylle

Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het uitgebreide schrif­telijk verslag. We hebben een mooie discussie gevoerd in eerste en tweede lezing. Ik denk dat de collega's voldoende tijd hebben gehad om het verslag te lezen.


Yoleen Van Camp N-VA

Mijnheer de voorzitter, we stemmen vandaag over de kwaliteitsvolle uitoefening van de gezondheids­zorgberoepen. Daar staan heel wat goede zaken in, maar er staat ook iets heel belangrijks niet in, met name de taalvereiste. Hoe kunnen we vandaag een kwaliteitswet voor zorgverleners goedkeuren als het taalgebruik daarin niet is opgenomen? Dat is iets wat ik en mijn fractie niet begrijpen.

Iedereen is het erover eens dat in een goede relatie tussen patiënten en zorgverleners de taal belangrijk is. Wie is het daar niet mee eens dat mensen dezelfde taal moeten kennen, zeker zorgverleners en patiënten, om een goede relatie te hebben? Is iemand het daar niet mee eens? Ik vind het dan raar dat ons amendement en de taalvereiste, wat wij al zo lang vragen, niet in de wet wordt opgenomen.

Ik ben eens gaan terugkijken. Ik vind het discours hierin ook schandalig. Wij hebben in 2015, aan het begin van de parlementaire legislatuur, al aan de minister gemeld dat de instroom van buitenlandse zorgverleners problematisch was en er iets aan de taalvereisten moest gebeuren. Mijn eerste parle­mentaire uiteenzetting ter zake dateert van 2015. De minister heeft toen geantwoord dat ze dat jaar nog samen zou zitten met de interministeriële conferentie waarin negen bevoegde ministers zitten. Hoe is het mogelijk om daaruit ooit iets fatsoenlijks te laten komen? Er werd mij toen gezegd dat daar een protocol is ondertekend dat de omzetting van de EU-richtlijn 2013/55 zou toewijzen, met name aan het federale niveau. De minister heeft mij toen verzekerd de problematiek van de taalkennis te zullen aanpakken.

Ondertussen is het 2019 en ligt het ontwerp voor, maar staat het er nog altijd niet in. Wij vonden de vertraging toen ook al een schande. Ik heb daarover vanaf 2015 verschillende parlementaire vragen gesteld, zowel in het halfrond als in de commissie. Omdat er maar niets concreets uit de bus kwam, hebben wij ook zelf een wetsvoorstel ter zake voorgelegd. Dat gebeurde medio 2017. Toen werd ons zelfs verzekerd dat ons voorstel wel degelijk zou worden gesteund en zelfs zou worden ingewerkt in de WUG-wet, wat natuurlijk niet is gebeurd. Wij hebben nog geprobeerd een amendement in te dienen, maar hebben ook daar moeten vaststellen dat de andere partijen het niet steunen en het er dus niet komt.

Het is echt een schande, vooral omdat de argumenten die worden aangehaald, drogredenen zijn. De minister, die toch wordt geacht de wet goed te kennen, verwijst naar de Grondwet, terwijl de Raad van State zich heel duidelijk heeft uitgesproken over het bewuste artikel 30, dat inderdaad het taalgebruik niet kan opleggen, maar de taalkennis wel.

Ik citeer uit het advies van de Raad van State over artikel 23, het huidige artikel 30: "Het is zo te lezen dat de Grondwet wel het gebruik van de taal waarborgt en geen verzet inhoudt tegen het stellen van, zoals in dit geval, beroeps­uitoefenings­voorwaarden in het belang van de volksgezondheid die uitsluitend de kennis van een of andere taal betreffen." Dat lijkt mij heel duidelijk. Ik heb daarnet ook bevraagd wie taal belangrijk vindt en wie niet. Toen ik vroeg wie taal niet belangrijk vindt, heb ik geen vingers geteld in het halfrond, dus ik neem aan dat iedereen het zeer belangrijk vindt dat zorgverleners en patiënten dezelfde taal kennen.

Die lezing van het advies van de Raad van State maakt heel duidelijk dat taalgebruik en taalkennis twee aparte juridische entiteiten zijn en daarom hebben wij ons wetsvoorstel ook als volgt geschreven dat het de kennis van de taal bevraagt en niet het gebruik oplegt, zodat het inderdaad de toets met de Grondwet zou doorstaan.

Bovendien geldt vandaag ook al een taaltest voor zorgverleners van buiten de EU. Ook daar zien wij dus het probleem niet. Er zijn ook voorbeelden van de toepassing in andere lidstaten. In Ierland en de Balearen is er een taaltest opgelegd voor de streektaal.

Het zou ook een oplossing bieden voor de grote instroom van artsen en zorgverleners uit het buitenland. Een op de vijf artsen, een op de drie tandartsen en een op de tien verpleegkundigen komen uit het buitenland. Voor de eerste categorieën is het totaal onverantwoord dat wij zelf een ingangsexamen opleggen, terwijl wij onge­breideld de instroom uit het buitenland toelaten, zonder enige voorwaarde voor de kwaliteit, zoals de taalkennis.

U weet dat wij in ons wetsvoorstel en in ons amendement de kennis van de taal van het betreffende taalgebied vragen, wat impliceert dat onze Nederlandstalige patiënten in Vlaanderen in het Nederlands geholpen worden, maar evengoed dat de Waalse patiënten in het Frans geholpen worden.

Een ander argument dat u aanhaalt, is dat een patiënt altijd de vrije keuze heeft. Dat klopt, er is een vrije keuze van zorgverlener, maar die geldt natuurlijk niet in noodsituaties. Net als men in nood is, in een spoedsituatie, is de kennis van de taal extra belangrijk. Men moet kunnen uitdrukken wat er aan de hand is, zodat een zorgverlener snel de noden kan vastleggen en een correcte diag­nose kan stellen. Dat is gewoon levensbelangrijk.

De laatste drogreden die u steeds aanhaalt, terwijl de wet op de rechten van de patiënt voorschrijft dat aan de taalvereiste voldaan moet zijn, zijn de kosten. Ik heb nog altijd geen kostenplaatje gezien. Voor de N-VA is een mensenleven bovendien wel meer waard dan wat principes over faciliteitengemeenten en drogredenen over de Grondwet en de Raad van State. Voor ons is een mensenleven zeer veel waard. Wij vinden taalkennis zeer belangrijk en wij vinden het zeer belangrijk dat zorgverleners en patiënten elkaar begrijpen zodat er op die manier levens gered kunnen worden.


Daniel Senesael PS | SP

Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, comme mon groupe l'a fait en commission, il s'abstiendra, aujourd'hui, sur ce texte qui vise à garantir des soins sûrs, de qualité et interdisciplinaires pour le patient.

Nous soutenons l'objectif affiché par ce projet de loi. Mais nous estimons que les lacunes sont encore trop nombreuses. Je ne serai, aujourd'hui, pas trop long étant donné que nous avons eu largement le temps d'échanger sur les différents éléments en commission.

Ce texte relatif à la qualité de la pratique des soins, que nous attendions, aurait dû constituer une petite révolution au bénéfice des patients avant tout et des professionnels de soins, bien entendu. Mais de révolution, il n'y en a pas! Si nous pouvons sans aucun doute pointer certaines améliorations, il est interpellant de voir l'écart et même la marche arrière manifeste entre les textes initiaux et le projet de loi finalement présenté.

Par exemple, je pense aux éléments devant figurer dans le dossier patient, "Les incidents éventuels lors de la prestation de soins de santé(…)", qui ont disparu du texte final. Un petit élément qui aurait pu être une vraie avancée en termes de droits des patients avec cette impression d'une trop grande latitude laissée aux professionnels de soins à tous les niveaux.

Vous ne fixez aucun objectif clair en termes de compétence et de formation liées, par exemple, à la communication, aux inégalités de santé, à la littératie dans le cadre de la constitution du portfolio. Vous ne prévoyez finalement une caractérisation du patient que si elle pertinente, ce qui demeure très flou. Vous prévoyez un encadrement nécessaire des prestations sans déterminer aucune exigence en la matière. Vous laissez les professionnels de soins gérer pleinement la continuité des soins via des procédures d'urgence et de transfert, à nouveau complètement indéfinis.

Vous prévoyez un contrôle de la qualité et de la pratique, organisé par les praticiens eux-mêmes. Mais difficile d'y voir un réel engagement vers plus de transparence et d'indépendance, avec cette impression aussi d'obligation vis-à-vis des professionnels de la santé extrêmement calibrée et mesurée; avec des sanctions qui se font rares et suivant des procédures très peu transparentes. Nous le regrettons vivement.

Ce texte ne fait, par ailleurs, selon nous, que rajouter une couche supplémentaire dans la législation actuelle. Une nouvelle législation à côté de la loi sur les droits des patients, de la loi de 2015 relative aux professions de soins, de la loi sur les hôpitaux, des arrêtés royaux relatifs aux différents ordres.

Bref, c'est une multiplication de législations, qui ne tend absolument pas à accroître la transparence pour les patients ni pour les professionnels d'ailleurs.

Comme le Conseil d'État, nous ne percevons toujours pas l'intérêt d'avoir opté pour une législation ad hoc, alors que vous auriez pu améliorer et renforcer les législations existantes. Comme le souligne aussi le Conseil d'État, vous créez de nouvelles instances de contrôle, dont on ne sait pas vraiment comment s'articuleront leurs rôles avec ceux des organes déjà existants. Cela en vient à créer une nébuleuse incroyable.

De manière générale, ce texte est donc, selon nous, loin de représenter une avancée considérable pour l'amélioration de la qualité et de la pratique et donc, pour les patients.

Par ailleurs, j'aimerais à nouveau justifier l'oppo­sition de notre groupe à l'amendement déposé par Mme Fonck et adopté en commission concernant le remboursement différencié pour les prestations de santé effectuées par les sages-femmes, les kinés, les praticiens de l'art infirmier et les auxiliaires paramédicaux, selon que le prestataire soit ou non conventionné.

Nous y voyons un réel danger pour les patients. Nous ne sommes d'ailleurs pas les seuls à partager ce point de vue. Les organismes assureurs réunis en collège intermutualiste nous ont transmis leurs craintes quant aux conséquences probables de cette modification. Comme nous, ils estiment que, si l'objectif affiché de la mesure est de permettre une meilleure accessibilité financière des soins aux patients qui sont aujourd'hui moins remboursés lorsqu'ils consultent un prestataire de soins non conven­tionné, un déconventionnement des professions concernées est à craindre. L'impact final de la mesure, précisément sur les patients, pourrait alors s'avérer tout à fait négatif et à l'opposé de l'objectif recherché.

Tel que formulé, l'amendement n'offre d'ailleurs aucune garantie en termes de niveau de conventionnement et donc aucune garantie financière au patient qui paiera sans doute plus cher ses prestations de soins à l'avenir, si le nombre de prestataires concernés non conven­tionnés devient plus important.

Comme l'ont également fait remarquer les organismes assureurs, la législation actuelle balise le mécanisme de remboursement différen­cié de manière à protéger les patients, en particulier les plus fragiles, sur le plan socioéco­nomique et de la santé. En effet, la réduction du taux de remboursement des prestataires non conventionnés ne s'applique qu'en cas de nombre suffisant de prestataires conventionnés pour garantir l'accessibilité aux soins concernés.

Par ailleurs, la réduction de 25 % ne s'applique pas aux bénéficiaires de l'intervention majorée. De plus, elle est comptabilisée dans le maximum à facturer, en vue de protéger les patients qui cumulent des frais de soins de santé importants.

Tout comme les mutualités, nous estimons que les auteurs de ces amendements font fausse route et qu'il serait plus utile d'ouvrir un débat relatif à notre système d'accords et de conventions avec l'ensemble des acteurs concernés, en envisageant la question dans sa globalité. Nous devrons le faire avec l'ambition commune de garantir l'accessibilité et la sécurité tarifaire des patients ainsi que le haut niveau de qualité de nos soins de santé.

Pour conclure, je confirme l'abstention de notre groupe sur l'ensemble de ce texte et vous remercie de votre attention.


Nathalie Muylle CD&V

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik meen dat wij vandaag met onderhavig ontwerp van sokkelwet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg een heel belangrijke stap zetten.

Ik heb het ook in de commissie al gezegd; wij zijn aan deze legislatuur begonnen met de ambitie voor drie grote werven. Wat de ziekenhuizen betreft, hebben wij vooral de ziekenhuis­financiering willen aanpakken. Wij hebben daarvoor een heel belangrijke eerste stap gedaan met de invoering van de laagvariabele zorg.

Een tijdje geleden keurden wij hier ook de wettekst inzake de ziekenhuisnetwerken goed. Ook dat was een zeer belangrijke basiswetgeving, die de verantwoordelijkheden deels bij de Gemeen­schappen legt en in de volgende legis­latuur samenwerking tussen ziekenhuizen moet realiseren.

De herijking van de nomenclatuur is een moeilijker kwestie. Dat weten wij allemaal, mevrouw de minister, maar dat is niet uw verantwoordelijkheid. Hier in het halfrond zitten mensen die in de vorige twee legislaturen ter zake ook maar moeilijk stappen vooruit konden doen.

Als laatste punt haal ik een voor mij belangrijk punt aan, de herziening van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de organisatie van de zorgberoepen in ons land. Er bestaan op dat vlak heel wat noden. Immers, de zorg, de handelingen, de zorgberoepen, de opleidingen veranderen razendsnel. Er zijn ook nieuwe noden en de nieuwe zorgberoepen die daarop inspelen, willen ook een plek krijgen in dat sterk veranderde zorglandschap van vandaag. Dat alles ligt ten grondslag aan de wetgeving waarover wij vandaag zullen stemmen en die een eerste belangrijke stap is in de organisatie van dat zorglandschap met onder andere bepalingen in verband met de inrichting van een praktijk en de inrichting van wachtdiensten. Wij staan dus achter de voorgestelde tekst.

We zitten vandaag wel in een volledig veranderd landschap, bijvoorbeeld inzake de uitwisseling van gegevens tussen zorgverstrekkers en patiënten. Er is ook de impact van de GDPR-wetgeving. Het ontwerp van sokkelwet regelt in het licht daarvan een en ander in verband met de toestemming tussen patiënt en zorgverstrekker, maar er gebeuren ook heel wat handelingen buiten de relatie tussen de zorgverstrekker en de patiënt. Zo beslissen andere personen, bijvoorbeeld maatschappelijk werkers, over de inschaling voor personen met een handicap, bijvoorbeeld in woonzorgcentra. We waren bang dat er op dat vlak beperkingen zouden gelden, een vrees die wij deelden met verschillende instanties, maar de uitgebreide discussies en de verscheidene lezingen van de tekst brachten duidelijkheid. De minister kon voldoende garanties geven dat de kwaliteit gevrijwaard blijft.

Ik wil nog kort een puur politiek standpunt verwoorden naar aanleiding van het laatste punt uit het betoog van collega Senesael. Het betreft de goedgekeurde amendementen inzake de kinesitherapie.

Voor ons is het heel duidelijk: wij zijn heel sterk voor conventionering. Voor ons mag men zelfs evolueren naar maximale conventionering, maar dan spreekt men niet meer van conventionering. Hoe dan ook zijn wij tegen gedeeltelijke conventionering. Wij willen echt dat zorgberoep­beoefenaars zich conventioneren, maar wij willen dat stimuleren met positieve in plaats van negatieve incentives. Voor ons mag de patiënt niet gestraft worden voor de keuze die de zorgberoepbeoefenaar maakt, te meer omdat de patiënt niet altijd zelf kiest voor een niet-geconventioneerde zorgverstrekker, aangezien hij of zij er via doorverwijzing van arts of specialist bij terechtkomt. Patiënten betalen vandaag al meer. Ze extra straffen door de vermindering van de terugbetaling met 25 % vinden wij niet fair. Volgens ons moet de overheid er via positieve stimuli voor zorgen dat zoveel mogelijk zorgberoepbeoefenaars zich conventioneren.

Dat kan, kijk maar naar bepaalde zorgberoepen. Bij artsen is er wel een heel hoge conventiegraad, ook al moet ik toegeven dat men daar de 25 %-maatregel nooit heeft toegepast. Dat is vooral te danken aan de positieve stimuli. Daarom vinden wij dat wij meer moeten inzetten op positieve stimuli en dat patiënten niet mogen misbruikt worden in het verhaal.


Damien Thiéry MR

Monsieur le président, beaucoup de choses ont été dites par Mme Muylle et je ne vais pas les répéter. Je voudrais simplement rappeler que nous parlons d'un projet qui crée un cadre législatif. C'est une approche globale mais elle est fondamentale puisqu'elle va assurer la qualité et la sécurité des prestations.

Nous y adhérons parce que, comme nous le demandons depuis quatre ans et demi, il met l'intérêt du patient au centre du débat. Une fois de plus, le fait de mettre en place un cadre qui permet d'assurer la qualité et la sécurité des prestations bénéficiera avant tout aux patients. Il est important de le signaler.

Par ailleurs, le texte s'inscrit dans le cadre de l'accord de gouvernement qui prévoyait que "les compétences des praticiens de la santé sont revues et réaménagées conformément au principe de subsidiarité attribuant les tâches aux prestataires qui dispensent les soins requis avec un maximum d'efficacité et de qualité. Une attention accrue sera consacrée à l'organisation d'une collaboration multidisciplinaire". C'est donc bien une réalisation supplémentaire de ce gouvernement. Qui dit multidisciplinaire dit prise en charge du patient, c'est-à-dire le patient mis au centre des débats. J'ajoute que cette loi en projet est une loi-cadre qui nécessitera des arrêtés d'exécution.

Je ne serai pas beaucoup plus long même si je souhaite revenir sur les remarques faites sur l'usage des langues dans le domaine des praticiens. Nous avons eu cette discussion à plusieurs reprises en commission. Nous avons conclu que la manière dont on fonctionne pour l'instant en Belgique, avec la connaissance d'une des trois langues nationales, permet aux patients d'être soignés dans leur langue partout sur notre territoire.


Anne Dedry Groen

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn fractie Ecolo-Groen is het opzet van deze wet zeer genegen. Wij vinden dit zelfs zeer goed. Deze wet zal zorgen voor een coherent wettelijk kader van kwaliteitseisen, met het oog op kwaliteitsvolle en veilige verstrekkingen van gezondheidszorgbeoefenaars.

U hebt in deze wet zeer uitvoerig veertien aspecten uitgewerkt. Ik ga ze uiteraard niet allemaal overlopen, maar een aantal aspecten wil ik er wel uitlichten om het positieve standpunt van onze fractie toe te lichten.

Heel belangrijk is dat deze kwaliteitsvereisten van toepassing zijn, ongeacht de setting waar een gezondheidsbeoefenaar werkzaam is, of dat nu in een ziekenhuis, buiten een ziekenhuis, in een conventionele praktijk of in een niet-conventionele praktijk is. Dit is een zeer belangrijk positief punt. Nog belangrijker voor ons, en dat zal u niet verbazen, is dat deze wet ook de afdwingbaarheid van de patiëntenrechten een stukje vooruithelpt en dus een versterking betekent van de wet op de patiëntenrechten. Uiteraard is mijn fractie dit zeer genegen, aangezien deze wet tot stand kwam onder minister Magda Aelvoet. Een ander heel belangrijk punt is de bekwaamheid, de portfolio, het visumwaardig zijn en voldoende bijscholing volgen. Dit is absoluut een positief punt. Verder is er ook nog de verplichting tot deelname aan permanenties – wat bij sommige beroepsgroepen in de praktijk een probleem vormt – met specifieke bepalingen voor huisartsen. Het garanderen van de continuïteit wordt eveneens verankerd. Daarnaast wordt verduidelijkt wat praktijk­informatie mag inhouden en wat het verschil is met reclame en het ronselen van patiënten. Ten slotte, is er ook nog het register van praktijk­voering.

Niemand kan dus tegenstander zijn van de principes in de nu voorliggende wet.

De tekst bevat wel verschillende heikele punten. Zo hebben wij in de commissie pittige discussies gevoerd over de toegang tot het dossier, over de vraag wie er toegang tot krijgt en hoe informatie uit een dossier kan worden gedeeld. Mevrouw de minister, gestaafd door de GDPR-wetgeving en de Raad van State hebt u de verschillende argumenten van het werkveld zeer goed beantwoord. Dat neemt niet weg dat ik de bezorgdheden van het werkveld begrijp, zeker omdat er nog enkele dingen moeten worden geregeld via een interministeriële conferentie, wat voor het werkveld enige onzekerheid met zich brengt. Transitie en verandering wekken over het algemeen wat weerstand op. Daarom is het ook goed dat er in een voldoende ruime overgangs­periode is voorzien.

Een domper op mijn geluk in deze wet zijn de artikelen 85 en 86, die in tweede lezing via een amendement zijn goedgekeurd. Wij hebben van het Nationaal Intermutualistisch College een schrijven ontvangen dat ik als commissievoorzitter aan alle leden heb bezorgd. Het college verwoordt zeer goed wat ik in de commissievergadering reeds zei. U weet dat ik op dat punt ook als enige heb tegengestemd.

Nogmaals wil ik beklemtonen dat wij moeten evolueren naar meer conventionering in plaats van naar minder. Alleen meer conventionering zorgt voor meer tariefzekerheid voor de patiënt. Het systeem van de gedifferentieerde terugbetaling was bedoeld als stimulans om te conventioneren en zeker niet om te deconventioneren. Het gedifferentieerd systeem bestaat op dit moment slechts voor bepaalde beroepsgroepen en het zou wel goed zijn mochten wij alternatieve stimulansen kunnen vinden. Die werkwijze is dan voor mij ook goed, als we maar een hoge conventionerings­graad bereiken. Waarom bijvoorbeeld een tariefakkoord tussen ziekenfondsen en zorgverleners niet bindend maken, zoals een cao, en waarom het voor de patiënt verwarrende deeltijds gedeconventioneerd of deeltijds geconventioneerd zijn niet afschaffen?

Ik kom tot mijn besluit.

Onze fractie is het wetsontwerp zeer genegen, maar zal zich onthouden omwille van deze arti­kelen, die ten koste gaan van de tariefzekerheid voor de patiënt en die de deconventionering impliciet aanmoedigen.


Catherine Fonck LE

Monsieur le président, madame la ministre, certaines mesures sont positives, notamment celles qui concernent la continuité des soins, les mentions intégrées dans le dossier du patient, le contrôle par le patient des personnes ayant accès à son dossier, etc. En revanche, d'autres points nous posent clairement problème, à savoir la manière dont les inspecteurs ont accès aux locaux où les professionnels de la santé dispensent des soins ou la manière dont vous confiez certains éléments au Roi.

Nous avons d'ailleurs déposé une série d'amendements sur la possibilité pour un professionnel de communiquer des informations à un autre professionnel à la demande du patient, sur l'information professionnelle qui doit mentionner clairement le statut de convention­nement du professionnel des soins de santé afin de garantir une information en amont. Nous avons également déposé des amendements sur la référence explicite à la télémédecine qui, comme vous le savez, est amenée à devenir un enjeu de plus en plus important.

Enfin, nous avons proposé, pour ne citer que quelques exemples, de prévoir explicitement que la communication des données du patient nécessite l'accord du patient ou de son représentant, ce qui n'est pas le cas dans votre texte, en particulier quand il s'agit d'un contrôle par des inspecteurs, alors même qu'ils ont directement accès au dossier.

En outre, nous avons déposé un amendement visant à supprimer la différence de rembourse­ment selon le statut de conventionnement des kinésithérapeutes, ainsi que plusieurs collègues en ont déjà parlé. Nous avons pu avancer positivement pour les kinésithérapeutes, mais aussi pour les sages-femmes.

Il est dommage que le gouvernement ait prévu que cette mesure n'entre en vigueur qu'à une date ultérieure. Ceci étant, en ce qui concerne le courrier de l'Agence Intermutualiste que nous avons reçu, mais aussi les commentaires émanant de certains collègues, je trouve assez interpellant que la voie du conventionnement soit portée par un outil qui sanctionne le patient. Il s'agit là d'un paradoxe qui est d'ailleurs totalement inexistant du côté des médecins. Cette sanction du patient en termes de moindre remboursement n'existe pas pour les médecins, alors même que, dans une série de spécialisations, le conven­tionnement est élevé, ce qui est bien entendu positif.

Autant je suis favorable à un conventionnement le plus large possible qui est important en matière de sécurité tarifaire du patient, autant la manière d'utiliser cette sanction du patient pour tenter d'obtenir un conventionnement supérieur est, à mon sens, une très mauvaise voie.

Aujourd'hui, environ 80 % des kinésithérapeutes sont conventionnés. Selon moi, il n'y aura pas un grand nombre de déconventionnements. Autrement, on aurait évidemment des taux de déconventionnement semblables du côté des médecins et des dentistes, ce qui n'est absolument pas le cas. Au contraire, l'essentiel est ailleurs. Plutôt qu'une politique de sanction des patients, je plaide pour une politique incitative de conventionnement des professionnels de la santé avec des mesures positives. C'est comme cela que nous pourrons continuer à maximiser la sécurité tarifaire du patient.

Madame la ministre, une série de mesures pourraient être prises pour augmenter le conventionnement des professionnels de la santé. C'est sur ce type de politique incitative que je mise. Elle n'a pas été mise en œuvre sous cette législature. Reconnaissons d'ailleurs que la rupture de confiance avec les professionnels de la santé est de nature à ne pas favoriser un conventionnement important.

Finalement, sur ce texte, je voterai favorablement pour ce qui concerne cette suppression de sanction des patients. À l'inverse, je m'abstiendrai sur les différents autres volets de ce projet de loi. En effet, comme je l'ai expliqué en commission, nous avions une approche quelque peu différente. Mais on ne sait jamais, je pourrais voter favorablement pour votre projet de loi sur la qualité des soins, si les amendements concernant les patients pouvaient être avalisés ici en plénière.

Monsieur le président, il m'aurait semblé intéressant de voter séparément sur le dispositif de cette loi. Comme je viens très clairement de le dire, notre position consistera en une abstention sur le projet de loi mais en un vote favorable pour les amendements que j'avais déposés en commission, notamment sur les kinésithérapeutes et les sages-femmes. Ces amendements ont été adoptés et sont maintenant intégrés au projet de loi. Cela facilitera notre travail nous évitant ainsi plusieurs votes.


Karin Jiroflée Vooruit

Mijnheer de voorzitter, ik was niet van plan het woord te nemen, maar ik wil mij toch aansluiten bij wat mevrouw Dedry zei in verband met de artikelen 84 en 85, die trouwens bij amendement aan dit ontwerp zijn toegevoegd. Ik wens ter zake de volgende bedenkingen te maken.

Volgens ons is maximale conventionering één van de manieren om tariefzekerheid te garanderen voor de patiënt. Door deze artikelen toe te voegen wordt een belangrijke incentive voor de zorg­verstrekker om de tariefzekerheid te optimali­seren, weggenomen. Daarom kunnen wij daar absoluut niet mee akkoord gaan.

Wat onze algemene houding tegenover dit ontwerp betreft, zullen wij ons bij de stemming onthouden.


Minister Maggie De Block

Mijnheer de voorzitter, dames en heren, dit is een belangrijke wet omdat er een kader wordt gecreëerd voor een betere multidisciplinaire samenwerking tussen de verschillende gezondheidszorgbeoefenaars. Voorts is er het principe van subsidiariteit bij de omschrijving van de verschillende zorgberoepen.

Hier is veel overleg aan voorafgegaan, niet alleen met alle actoren op het werkveld maar ook met de koepels van de patiëntenorganisaties. Na de startconferentie was er nog een heel brede bevraging van alle actoren. Iedereen kon toen digitaal reageren.

Ik meen dat er effectief nood is aan een kader betreffende de uitoefening van de geneeskunde in ons land die niet in dezelfde omstandigheden verloopt als vroeger. Er is nu veel meer nood aan nieuwe zorgberoepen en aan multidisciplinaire samenwerking. Deze wet borduurt eigenlijk voort op de wet op de patiëntenrechten, waarvan ik in 2002 één van de indieners was.

In de eerste stappen naar de hervorming van de wetgeving houdende uitoefening van de gezondheidszorgberoepen werd prioriteit gegeven aan de kaderwet. Er zal natuurlijk nog een vervolg moeten komen. Wij zullen dan nog beter de verschillende taakverdelingen tussen de verschil­lende actoren van de gezondheidszorgberoepen kunnen definiëren, zoals mevrouw Muylle daarnet zei.

Het is ook belangrijk dat kwaliteit hier wordt vooropgesteld en dat deze dezelfde moet zijn ongeacht waar men de medische zorgen krijgt. Of het in een ziekenhuis, een extramurale praktijk of een privéziekenhuis is, de kwaliteitsvereisten bij de praktijkuitoefening moeten dezelfde zijn. Dat is belangrijk voor de patiënten. Zij hebben uiteraard de vrije keuze, maar zij moeten weten dat zij, eender tot welke instelling zij zich ook wenden, zij steeds kwaliteitsvolle medische zorgen zullen krijgen.

Deze kwaliteitswet moet gelezen worden als een lex specialis ten opzichte van de wet op de patiëntenrechten van 22 augustus 2002. Zij legt principieel ook nog een aantal rechten vast voor de patiënt. De doelstelling is dat de afdwing­baarheid in hoofde van de patiënt en het toezicht erop worden verbeterd.

Het is terecht dat de patiëntenverenigingen vragende partij waren om het ontwerp van kaderwet nog tijdens deze legislatuur aan te nemen. Ook verenigingen van artsen en verpleeg­kundigen hebben hun steun uitgesproken voor deze kaderwet inzake kwaliteit. Ik dank dan ook de indieners en al degenen die eraan meegewerkt hebben. Deze wet zal een belangrijke stap voorwaarts mogelijk maken. Ik roep de sector dan ook op om samen over te gaan tot de uitvoering ervan.

Mevrouw Van Camp, ik heb u tot drie of vier keer toe uitgelegd dat uw amendement eigenlijk strijdig is met de bevoegdheidsverdeling. De afgifte van het visum zou gelinkt zijn aan de uitoefening van het gezondheidszorgberoep in een bepaald taalgebied. Met andere woorden, het visum beperkt de uitoefening tot een bepaald gewest of een bepaalde gemeenschap. Als een Vlaamse zorgverlener op het volledige grondgebied actief wil zijn zal dat dus pas kunnen als hij of zij een bijkomend taalexamen aflegt.

Het voorstel impliceert dat in de federale wetgeving afstand wordt gedaan van de bevoegd­heid inzake het bepalen van de voorwaarden voor de uitoefening van een gezondheidszorgberoep. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn, aangezien dit strijdig is met de bevoegdheids­verdeling tussen de federale Staat, Gemeenschappen en Gewesten, zoals geregeld door de opeenvolgende staatshervormingen. Ongewenste effecten in de praktijk zouden zich voordoen. Zo zou men bijvoorbeeld voor de behandeling van een Franstalige patiënt op Nederlandstalig grondgebied over een visum moeten beschikken die de kennis van de Franse taal attesteert, en omgekeerd. Dit impliceert dat de zorgverstrekker alleen nog patiënten mag behandelen in de taal van het taalgebied, ook al gaat het om faciliteitengemeenten. Mensen zijn vrij om te gaan waar zij willen. Zij kiezen de zorgverlener die hun taal machtig is. Daar is niets mis mee.

S'agissant des amendements de Mme Fonck sur le taux de convention, je reconnais que des incitants positifs sont nécessaires.

Die positieve incentives zijn er ook, mevrouw Muylle. Dat zijn de voordelen die worden gegeven aan de zorgverstrekkers omdat zij een tariefzekerheid geven, zoals mevrouw Jiroflée zegt. Zij krijgen dus een sociaal statuut dat wordt opgebouwd en dat ook altijd maar beter wordt in de loop der jaren. De positieve incentive voor kinesisten is het sociaal tarief. De positieve incentive voor de patiënt om naar iemand te gaan die geconventioneerd is – 84 % van de kinesisten in ons land is geconventioneerd, dus u zult geen moeite hebben om er een te vinden in uw buurt –, is het feit dat er een hogere terugbetaling is. U draait het om en dat is echt niet wijs, als ik het zo mag zeggen. Ik kan alleen zeggen dat de argumenten in de brief van het Intermutualistisch Agentschap, dat toch met kennis van zaken spreekt, terecht zijn.

Het ging vaak over de conventionering, maar dat is maar een klein onderdeel dat men via amendementen heeft willen toevoegen. Die amendementen moesten eigenlijk niet in de commissie voor de Volksgezondheid worden ingediend, maar in de commissie voor de Sociale Zaken, omdat het gaat over een RIZIV-bevoegdheid. Men heeft nog allerlei amendementen willen toevoegen die ook andere wetgeving betroffen. Daarnet was er een amendement over de legalisering van cannabis, terwijl het ontwerp de reglementering van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten betrof. Alles kan nu blijkbaar.

Dat mag echter in ieder geval geen afbreuk doen aan de grote stap vooruit die wij zetten inzake de kwaliteit van de zorg en dat is waar het voor mij over gaat: onze patiënten moeten goed worden verzorgd en de kwaliteit van de zorg moet de best mogelijke zijn.