Proposition 54K3527

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine en vue d'adapter la procédure devant le juge de l'application des peines en ce qui concerne les peines privatives de liberté de trois ans ou moins.

General information

Authors
CD&V Sonja Becq, Raf Terwingen
MR Gautier Calomne, Philippe Goffin
N-VA Sophie De Wit, Sarah Smeyers
Open Vld Carina Van Cauter
Submission date
Feb. 6, 2019
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
prisoner social rehabilitation criminal procedure penalty prison system promulgation of a law carrying out of sentence release on licence

Voting

Voted to adopt
CD&V Vooruit Open Vld N-VA MR PP VB
Voted to reject
LE PS | SP DéFI PVDA | PTB
Abstained from voting
Groen Ecolo

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

April 24, 2019 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Siegfried Bracke

De rapporteurs, mevrouw Onkelinx en de heer Van Hecke, verwijzen naar het schriftelijke verslag.

De eerste indiener, mevrouw Van Cauter, heeft het woord.


Carina Van Cauter Open Vld

Mijnheer de voorzitter, collega's, in de voorbije legislatuur hebben wij het heel vaak gehad over de wijze waarop wij straffen uitvoeren in de praktijk. Heel vaak is de wijze waarop wij straffen uitvoeren voor dit Parlement en ook voor de burgers toch nogal confronterend geweest.

Een rechter heeft een grondige kennis van het dossier, neemt de persoonlijkheid van de dader in overweging, net als de omstandigheden van een misdrijf en de ernst van de feiten, zoekt uiteindelijk naar een gepaste straf en komt tot een straftoemeting die een aantal aspecten voor ogen houdt, in de eerste plaats de bescherming van de maatschappij. Als wij het hebben over vrijheidsstraffen, dan is de bescherming van de maatschappij uiteraard een van de doelstellingen. De rechter heeft oog voor herstel van het leed dat slachtoffers is aangedaan. Een straf moet, als het gaat over een gevangenisstraf, ook ontradend zijn. Dat is een van de doelen die men tracht te bereiken wanneer een gevangenisstraf wordt opgelegd.

Het is dan ook bij wijlen confronterend geweest te moeten vaststellen dat straffen uitgevoerd worden bij middel van generieke omzendbrieven waarin de opgelegde straf gewoon omgezet werd in een aantal maanden elektronisch toezicht, terwijl men daarvoor de facto niet aan de voorwaarden voldeed. Wij zijn dan ook tevreden, mijnheer de voorzitter, collega's, dat daaraan met dit voorstel een einde gemaakt zou worden. Voortaan zal de rechter de modaliteiten van de straf kunnen bepalen, in alle gevallen op dezelfde wijze, althans na analyse en het in overweging nemen van alle elementen van het dossier in het kader van de strafuitvoering en rekening houdend met de tijdsvoorwaarden. Men kan inderdaad de modaliteiten van elektronisch toezicht en beperkte detentie pas krijgen zes maanden vóór het bereiken van de termijn voor voorwaardelijke invrijheidstelling.

Mijnheer de voorzitter, collega's, we denken dat we op die manier effectief doen wat we zouden moeten doen, namelijk de straffen die door een rechter worden opgelegd, daadwerkelijk uitvoeren, en het voortaan aan de rechter laten om de modaliteiten van de straf te bepalen.

Er is heel wat discussie geweest, maar die had weinig te maken met het voorstel op zich, wel met de middelen die Justitie moet hebben om daadwerkelijk straffen op een zinvolle wijze te laten uitvoeren. Wij zijn het daar volkomen mee eens. Dat is dan ook een van de redenen waarom wij erop staan om nog op het einde van de legislatuur over te gaan tot de stemming over onderhavig voorstel, zodat op het moment waarop de tekst in werking zal treden, in voldoende middelen zal kunnen worden voorzien.

Op die manier hopen wij ook een einde te maken aan de vicieuze cirkel waarin rechters straffen opleggen van 37 maanden, precies met als bedoeling om daders van misdrijven effectief enige gevangenisstraf te laten ondergaan. Het resultaat hiervan is dat zij al te lang in de gevangenis blijven, wat tegenstrijdig is met een goede straftoemeting. Dat is een van de problemen die we met de wettekst graag willen aanpakken. Op die manier kunnen we ook een einde maken aan de vaststelling dat onderzoeksrechters vaak, om recidive te vermijden, overgaan tot voorlopige hechtenis. Het resultaat daarvan is dat 40 % van de mensen in de gevangenis, daar in voorlopige hechtenis zit. Als we de korte straffen daadwerkelijk uitvoeren, kunnen we ook die vicieuze cirkel doorbreken.

Nu is het moment aangebroken om over onderhavig voorstel te stemmen. Ik hoop voor de tekst op veel ja-stemmen in het halfrond te kunnen rekenen.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de voorzitter, vorige week titelden de krantenkoppen over een revolutie bij Justitie. "Elke straf zal worden uitgevoerd." Die titel stemt tot nadenken. Trouwens, dat stond op onze vraag ook in het regeerakkoord. Het zou een evidentie moeten zijn dat een straf, ongeacht de aard ervan, wordt uitgevoerd. Dat de uitvoering van korte straffen nu ook mogelijk zou worden, wordt een revolutie genoemd.

Collega's, eigenlijk is het een revolutie in verschillende fasen. Het begon allemaal in 2006 met de goedkeuring van de wet op de externe rechtspositie, waaraan mevrouw Onkelinx als toenmalig minister van Justitie mee ten grondslag lag. Die belangrijke wet installeerde de strafuitvoeringsrechtbank en maakte die ook voor de korte straffen van minder dan drie jaar bevoegd. Alleen trad die laatste bepaling nooit in werking, wat dan maar door omzendbrieven werd opgelost. De strafuitvoeringsmodaliteiten werden niet langer door een rechter of door een strafuitvoeringsrechtbank toegekend. Ze kwamen bij de uitvoerende macht te liggen, met name bij de minister van Justitie, waardoor er een ernstige herleiding ontstond.

Ik ben op dat vlak trouwens een heel interessant stuk in Het Rechtskundig Weekblad aan het lezen, de mercuriale, die handelt over het nut van straffen en de strafuitvoering.

De tweede belangrijke fase van de revolutie dateert van 2017. Jaar na jaar stelde het halfrond in de Kamer immers de inwerkingtreding uit. Ook wij gingen daarin mee, overigens niet met plezier, omdat wij wisten dat Justitie niet over voldoende middelen beschikte. Een en ander was dus niet evident. Maar in 2017 kwamen we overeen dat de inwerkingtreding niet meer mocht worden uitgesteld en dat in oktober 2019 de bepaling van de wet van 2006 dat de strafuitvoeringsrechtbank bevoegd werd voor de korte straffen, in werking zou treden.

Dat is ook het doel van het wetsvoorstel dat wij vandaag goedkeuren en waarvan mevrouw Van Cauter de hoofdindiener is. Immers, aangezien de procedure die in de wet van 2006 werd opgenomen, zwaar kan zijn, zeker wanneer het over kortere straffen gaat, hebben wij een oplossing uitgewerkt voor die zware en tijdrovende procedure door de wettekst te verlichten en te vereenvoudigen, waardoor de wettekst praktisch ook beter uitvoerbaar wordt en de wet in oktober 2019 vlot in werking zal kunnen treden.

De tekst die wij vandaag goedkeuren, is dus essentieel voor een vlotte en goede inwerkingtreding van de wet van 2006 voor de korte straffen vanaf 2020.

Daarmee voeren we het regeerakkoord uit. Daarin stond uitdrukkelijk dat de geloofwaardigheid van de strafuitvoering moest worden versterkt, dat het een prioriteit was dat straffen zouden worden uitgevoerd en dat de omzendbrief met betrekking tot de korte straffen zou worden herzien.

Na al die jaren zullen omzendbrieven over dat onderwerp kunnen worden afgeschaft en maken we werk van een geloofwaardige strafuitvoering, waarbij de straf, ongeacht de aard ervan, ook een straf kan zijn en de uitspraak van een rechter kan en moet worden gerespecteerd, zonder dat die eenzijdig kan worden omgezet. We weten dat rechters vandaag rekening houden met de omzetting en daarom zwaardere straffen opleggen om er zeker van te zijn dat de straf wordt uitgevoerd.

Wij hebben in de commissie voor de Justitie een moeilijk debat gevoerd over het nut van de straf en onze fractie is ervan overtuigd dat een lik-op-stukbeleid, ongeacht de aard van de straf, ook al gaat het om korte gevangenisstraffen, belangrijk is. Dat werd trouwens door de gevangenisdirecteur Hans Claus tijdens de hoorzitting bevestigd. Het gaat erom om kort op de bal te spelen, zolang men met de gedetineerden aan de slag gaat, zij begeleiding krijgen en zij niet zomaar in de vergeetpunt worden gestoken. Dat is essentieel.

De uitvoerbaarheid van dat alles zal staan of vallen met extra middelen. Wij hebben de procedure met onderhavige wettekst vergemakkelijkt, maar er zullen uiteraard extra middelen nodig zijn. Ik durf te zeggen dat de strafuitvoering in het verleden nooit een prioriteit is geweest. Dat zal het nu wel moeten zijn. Dat is ook de reden waarom de inwerkingtreding altijd is uitgesteld.

Ik denk dat de goedkeuring van de tekst de start moet zijn van een nieuw begin. Het is een belangrijke taak en een heel grote uitdaging voor de volgende federale regering. Wij hebben in deze legislatuur veel hervormd en gecodificeerd. Ik denk dat het nu hoog tijd is hieraan de juiste middelen, mensen en infrastructuur te verbinden, zodat het terrein daarmee effectief en efficiënt aan de slag kan gaan. De voorgestelde teksten zijn de eerste stap, het begin van het werk, dat nog zal volgen.


Christian Brotcorne LE

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, à la lecture de ce texte, nous sommes, une nouvelle fois, dubitatifs. On se rend compte qu'on répond à une nécessité, à un besoin. Nous attendons ce texte depuis la loi du 17 mai 2006 afin de permettre au tribunal de l'application des peines de connaître aussi des peines inférieures à trois ans. Tel est le vœu des acteurs de terrain.

En même temps, on se rend compte qu'on est de nouveau assis entre deux chaises parce que, entre le discours, le texte qui sera soumis au vote et la réalité, l'écart sera de nouveau grand. Monsieur le ministre, chers collègues, à l'occasion d'auditions au sein de notre commission, j'ai rarement vu une telle unanimité, non pas sur le fond de cette proposition mais sur son inapplicabilité, en tout cas dans l'état actuel de la situation de la justice.

Tant les représentants du Conseil supérieur de la Justice, les représentants du juge de l'application des peines, les représentants des maisons de justice qui sont chargées d'appliquer concrètement ces dispositions sur le terrain, ou les représentants des barreaux, tout le monde est venu nous supplier: "De grâce, ne votez pas ce texte! Ne votez pas ce texte en l'état car il va être impraticable. Il sera à ce point impraticable que son effet sera d'accroître le nombre de dossiers que les tribunaux de l'application des peines auront à gérer et pour lesquels ils ne sont pas prêts. Ils n'ont pas les moyens ni matériels ni humains pour y faire face." Par ailleurs, tous les acteurs de terrain nous ont dit que la population carcérale augmenterait de façon importante.

Les appels étaient clairs, sérieux, précis et objectifs. Malgré tout, le cap est maintenu en disant que les moyens seront trouvés et que l'entrée en vigueur pourrait se faire en 2020, le temps de voir comment on peut se retourner. Or, dans la situation actuelle et compte tenu des budgets, les tribunaux de l'application des peines ne pourront pas faire face à ce travail complémentaire.

Indépendamment de cela, on travaille à l'envers, comme on l'a souvent fait durant cette législature. Il serait plus efficace, simple et opportun de réformer notre Code pénal, de réviser l'échelle des peines et de mener une véritable réflexion sur la sanction pénale, sur la sanction carcérale dont on sait qu'elle ne mène pas à grand-chose, sinon à la récidive, comme on le constate souvent. C'est comme si on commençait la construction d'une maison par son toit en disant qu'on verra demain comment adapter le reste à la toiture. On se rend compte à la fin que la maison ne convient pas à la toiture.

Pour oublier cette situation et en attendant que la réforme du Code pénal puisse voir le jour, compte tenu de ce qui nous attend dans les prochaines semaines et mois lorsqu'il s'agira d'envisager la constitution d'un gouvernement, il est illusoire de penser que ce texte pourra être mis en application au 1ᵉʳ octobre 2020. Je vous propose de reporter d'une année cette mise en œuvre. C'est le but de l'amendement déposé.


Laurette Onkelinx PS | SP

Monsieur le président, comme l'a rappelé Mme De Wit, ce projet s'inscrit dans la grande réforme menée alors que j'étais ministre de la Justice. Nous avions décidé qu'il fallait, évidemment, que chaque peine prononcée puisse être exécutée, qu'il s'agisse des peines de plus de trois ans ou des peines de moins de trois ans, avec les modalités qui permettent une exécution cohérente.

Madame De Wit, je suis la première à regretter que cela n'ait pas été fait. Vous êtes maman d'un texte, les années passent et il n'est pas exécuté.

Le problème est que l'on vient, en fin de législature, d'une manière précipitée, présenter un texte d'exécution sans se donner les moyens financiers, matériels et humains pour réaliser ce projet. Je cite le Conseil supérieur de la Justice: "La commission d'avis et d'enquête réunie (il ne s'agissait pas d'un membre perdu du Conseil supérieur de la Justice, il s'agissait de l'ensemble) soutient en son principe l'idée d'une remise en cause du système actuel, qui confie au pouvoir exécutif et à son administration l'exécution des peines privatives de liberté de moins de trois ans, vu les risques d'arbitraire et le déficit de transparence qu'un tel système comporte. La commission insiste pour qu'une réforme de cette importance ne soit pas menée dans la précipitation, au risque de créer un système plus critiquable encore que celui actuellement en vigueur. La commission recommande que des modifications aussi substantielles que celles qui sont envisagées ne soient adoptées que dans le cadre d'une réforme globale et cohérente de l'exécution des peines, idéalement liée à celle de la réforme du Code pénal. Elle met en garde contre les dangers résultant d'une absence d'analyse préalable des besoins et des moyens nécessaires à la mise en oeuvre pratique de la réforme projetée".

C'est clair! C'est fort!

Que dit le Conseil supérieur de la Justice? Que vous allez faire pire que bien!

Comme l'a rappelé M. Brotcorne, tous ceux qui ont été entendus en commission ont exprimé de manière unanime que cela est impossible. Il nous faudrait des engagements de magistrats, de greffiers. Il faudrait de nouvelles places dans les institutions pénitentiaires ou dans d'autres types de structures d'accueil pour l'exécution des peines prononcées. Bref! Cela ne semble clairement pas possible. Au contraire!

C'est un projet qui, s'il est appliqué sans que des moyens soient mis en œuvre, sans qu'une réforme soit étudiée concernant cette mise en œuvre, risque d'augmenter - et je m'en suis largement expliquée en commission - le taux de récidive qui est déjà extrêmement élevé dans notre pays. Il s'agit donc d'une proposition de nature à provoquer une insécurité supplémentaire en Belgique.

C'est fou! Nous avons vraiment eu l'impression que quelques députés siégeant en commission de la Justice ont eu envie de s'affubler d'une "plume au chapeau" en prétendant avoir réussi à faire voter un texte alors qu'il est inapplicable. Je le regrette sincèrement et ne m'étendrai pas plus loin sur ce point après avoir largement exposé tous mes arguments en commission.

Mercredi dernier encore, j'ai expliqué pendant plus de deux heures pourquoi c'était une hérésie et m'en tiens à cette conviction. Il est regrettable et insupportable que la justice soit traitée de la sorte! Nous ne lui donnons pas les moyens nécessaires, tout en lui imposant des réformes inapplicables. Ce n'est tout simplement pas sérieux!