Proposition 54K1944

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant l'article 8 de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition d'utilisateurs, aux fins de supprimer la règle des 48 heures et d'élargir la possibilité de recourir à des contrats de travail intérimaire électroniques.

General information

Submitted by
MR Swedish coalition
Submission date
June 30, 2016
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
work work contract labour law electronic signature temporary employment simplification of formalities

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB PP VB
Abstained from voting
PS | SP DéFI

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

July 20, 2016 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Nahima Lanjri

Mijnheer de voorzitter, collega’s, op woensdag 13 juli besprak de commissie voor de Sociale Zaken een wetsontwerp met betrekking tot de afschaffing van de 48-urenregel in de uitzendarbeid.

In januari 2012 hebben de sociale partners vertegenwoordigd in de NAR namelijk een principeakkoord gesloten over de modernisering van de regelgeving inzake uitzendarbeid. Dat heeft nadien geleid tot een unaniem advies. Drie onderdelen van dat akkoord zijn ondertussen uitgevoerd. Het gaat over de aanpassing van de regelgeving op het vlak van voorlichting en de controle op het gebruik van uitzendarbeid, een reglementering voor opeenvolgende dagcontracten en de uitvoering en de regelgeving inzake instroommotief. Dat werd reeds omgezet. Over de omzetting van het laatste deel, de afschaffing van de zogenaamde 48-urenregel en de verruiming van de mogelijkheden om gebruik te maken van elektronische arbeidsovereenkomsten, hebben de sociale partners onlangs een definitief akkoord bereikt. Dat werd bekrachtigd in een unaniem advies.

Dit wetsontwerp voert de wijzigingen door waartoe de sociale partners in dat advies hebben opgeroepen. Een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid zal vanaf nu schriftelijk moeten worden vastgelegd, uiterlijk op het tijdstip waarop de uitzendkracht in dienst treedt. Concreet zal de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid voortaan kunnen worden ondertekend door middel van een gekwalificeerde elektronische handtekening, een gekwalificeerd elektronisch zegel of door middel van een andere elektronische handtekening zoals op het onlineplatform uitgewerkt door de uitzendsector.

Een aantal leden onderstreepte in de commissie het gunstig effect van dit wetsontwerp voor zowel de uitzendkantoren als de uitzendkrachten zelf. Het biedt beide partijen meer flexibiliteit en vereenvoudigt de administratieve lasten die met de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid gepaard gaan. Enkele leden voegden eraan toe dat dankzij dit ontwerp de werknemers eveneens meer rechtszekerheid genieten.

De leden verheugden zich er ook over dat het sociaal overleg in acht werd genomen en dus werd gerespecteerd. Enkele leden gaven wel mee dat de NAR in zijn advies de bepalingen inzake elektronische archivering bekritiseert. Deze verplichten de aanbieder van elektronische archivering of het uitzendbureau om na een eerste periode van vijf jaar archivering bij aangetekende zending aan de uitzendkracht te vragen wat er dient te gebeuren met de elektronisch opgeslagen overeenkomsten. Op verzoek van de uitzendkracht wordt de overeenkomst dan naar Sigedis gezonden. De NAR vindt dit eigenlijk een bijzonder zware en dure procedure. Andere leden van de commissie gaven aan dat hiervoor wel een mogelijke oplossing komt voor het einde van die periode van vijf jaar en dat in dit stadium de sociale partners niet de wens hebben geuit om dit te amenderen. Er was namelijk een amendement van een PS-collega op dit punt, maar dat werd in de commissie niet aangenomen. Wel werd in de commissie gewezen op het advies van de sociale partners, waarbij wordt gevraagd een evaluatie te maken van de procedure met betrekking tot de elektronische archivering. De minister gaf aan dat ook over de kosten van de automatische archivering nog moet worden beslist door de regering.

Op vragen van leden over een eventuele uitbreiding van deze regelgeving naar andere groepen als studenten en naar andere sectoren, gaf de minister als antwoord dat het invoeren van een elektronische overeenkomst ook voor andere types van arbeid zal worden onderzocht. Daar is het echter minder dringend, nu is het vooral dringend voor de uitzendsector.

De minister heeft ook een aantal vragen beantwoord. Men vroeg zich af of alles tegen 1 oktober, de datum van inwerkingtreding, in orde zou zijn. Hij heeft verzekerd dat tegen dan mensen zonder digitale toegang ook terechtkunnen bij de interimkantoren en dat alles in orde zou zijn voor de inwerkingtreding. Op een vraag over het informeren van de sector geeft de minister tenslotte aan dat de uitzendsector zich ertoe heeft geëngageerd op een gepaste manier aan informatieverstrekking te doen en alle kosten die voortvloeien uit deze hervorming, zoals de ontwikkeling van een nieuw platform, volledig zelf te financieren.

Uiteindelijk werd het wetsontwerp goedgekeurd met 13 stemmen voor bij drie onthoudingen. Zoals reeds gezegd werd het ingediende amendement niet aanvaard.


Éric Massin PS | SP

Monsieur le président, mon intervention sera brève, raison pour laquelle je la fais de mon banc. Nous sommes évidemment satisfaits du projet de loi déposé car c'est la concrétisation d'un avis unanime qui a été rendu au sein du Conseil national du Travail.

Cependant, à la demande du ministre, comme des modifications étaient intervenues, le dossier a été soumis à nouveau au Conseil national du Travail. M. le ministre s'est engagé à traduire les éventuelles nouvelles modifications que les partenaires sociaux souhaiteraient apporter à ce projet de loi avant son dépôt sur les bancs du parlement. Le Conseil national du Travail, dans le cadre de son avis unanime, a souhaité qu'une modification soit apportée; c'est pourquoi nous avions déposé un amendement en commission que nous redéposons aujourd'hui sur les bancs de la Chambre afin qu'il soit pris en considération.

Le Conseil national du Travail et l'ensemble des partenaires sociaux demandaient qu'il y ait une modification car, dans l'actuel projet de loi, trois mois avant l'expiration du délai d'archivage de cinq ans, le prestataire de services d'archivage électronique ou l'entreprise de travail intérimaire devra, par envoi recommandé, demander à l'intérimaire quel est le sort à réserver au contrat. Les partenaires sociaux estiment que cette solution n'est pas pleinement satisfaisante parce qu'il devra y avoir un envoi recommandé pour chaque contrat de travail intérimaire. Or en l'état actuel des choses, nous sommes à peu près à 11 millions de contrats de travail intérimaire par an en Belgique. Ceci représentera un coût d'environ 66 millions d'euros par an aux entreprises de travail intérimaire.

Par ailleurs, on sait qu'un certain nombre d'envois recommandés ne trouvent jamais leur destinataire ou ne reçoivent pas de réponse. C'est pourquoi le Conseil national du Travail et les partenaires sociaux, dans le cadre d'un avis unanime, souhaitaient une modification, à savoir que ce soit le prestataire de services d'archivage électronique qui conserve l'ensemble. Cela suppose un coût. Selon les déclarations du ministre lui-même, ce coût serait de l'ordre de 600 000 euros à un million d'euros. C'est un one shot car il s'agit de gonfler, dans le secteur de la sécurité sociale, les dispositifs permettant cet archivage.

Sur une période de cinq ans, cela représente une dépense totale de 600 000 euros à un million d'euros par rapport à un coût estimé, dans le chef des entreprises de travail intérimaire, de 330 millions d'euros sur cinq ans.

Quand on fait la balance entre un investissement de 600 000 euros à un million d'euros et une économie de l'ordre de 330 millions d'euros en cinq ans du côté des entreprises, on se dit que cela pouvait être relativement favorable aux sociétés de travail intérimaire et donc leur éviter des frais supplémentaires, en espérant que le tout se traduira par un réinvestissement dans notre économie et, partant, par des créations d'emploi. Le groupe PS considère que c'est un aspect positif. Malheureusement, la majorité n'a pas souhaité adopter cet amendement. C'est la raison pour laquelle nous le redéposons en espérant que, depuis le travail en commission, la mesure que nous proposons aura pu être évaluée par la majorité, de sorte qu'elle pourra alors marquer son accord.


Catherine Fonck LE

Monsieur le président, le ministre est absent, mais je tenais à rappeler que nous discutons aujourd'hui du dernier volet d'un grand projet qui a été entrepris en 2012 et qui porte sur la modernisation de la réglementation du travail intérimaire. Plusieurs chapitres en ont été votés sous la précédente législature.

Nous soutenons ce projet, puisqu'il constitue un plus pour les travailleurs en termes de sécurité juridique, mais aussi pour les agences d'intérim sur le plan de la simplification des charges administratives. Je précise que le texte en question transpose un accord unanime des partenaires sociaux, et c'est tant mieux. Il importait que nous le votions aujourd'hui, parce qu'un travail gigantesque devra être accompli par le secteur pour l'opérationnalisation et le passage, prévu pour le 1ᵉʳ octobre, de plus de dix millions de contrats en e-contrats. Le secteur doit évidemment être prêt à cette date. Le gouvernement a déposé ce projet à la dernière minute. À mon sens, il aurait dû le faire un peu plus tôt. Il convenait donc de voter ce texte avant la fin de la session et le 21 juillet.

Toutefois, un élément reste problématique pour l'avenir. Cette question relève de la compétence du ministre de l'Emploi et du gouvernement. Elle a trait à l'archivage électronique pendant cinq ans qui représente un coût et une charge non négligeables pour le secteur.

Comme M. Massin l'a rappelé, les partenaires sociaux ont fait une proposition en la matière, mais le coût supplémentaire, pour la sécurité sociale, de la mesure qu'ils préconisaient de prendre n'avait pas été chiffré. Ce coût n'est pas négligeable puisqu'il est de l'ordre du million d'euros.

Connaissant le gouvernement, ce coût serait assumé au détriment d'autres politiques comme les crédits-temps accordés, les mesures pour les familles, etc., ce qui serait, selon moi, une très mauvaise idée. C'est la raison pour laquelle j'estime qu'il est préférable de prévoir une évaluation à moyen terme, mais aussi d'examiner d'autres pistes qui n'auraient pas un coût aussi important pour la sécurité sociale afin de délier ce nœud de l'archivage électronique.

Nous ne soutiendrons donc pas l'amendement du PS, et nous relançons un appel à destination du ministre de l'Emploi et du gouvernement pour que ces derniers se penchent sur cette évaluation, comme l'ont demandé les partenaires sociaux, mais aussi pour trouver une solution favorable pour tous.

À l'exception de ce point qui doit être réglé dans un avenir proche, nous soutiendrons ce projet de loi qui transcrit l'accord des partenaires sociaux.


Stefaan Vercamer CD&V

Mijnheer de voorzitter, wij zijn heel tevreden dat wij vandaag nog kunnen stemmen over onderhavig wetsontwerp.

Het heeft lang op zich laten wachten. Sinds 2012 was er een akkoord tussen de sociale partners om de 48-urige regel af te schaffen. Wij hebben daar heel dikwijls op aangedrongen, maar de deadline werd regelmatig verschoven. Het voorgelegd wetsontwerp vormt het sluitstuk om de uitzendarbeid op een goede manier te regelen. Het uitblijven van de wettekst had natuurlijk alles te maken met het feit dat men toch een valabel elektronisch alternatief moest hebben voor het schriftelijk ondertekenen van een arbeidsovereenkomst. Dat heeft wat tijd in beslag genomen, maar het is er nu. Vanaf oktober zou alles moeten functioneren.

Wij zouden nog graag twee aandachtspunten willen meegeven voor de verdere concrete uitwerking van het elektronisch platform.

Ten eerste, het voorafgaand versturen van de elektronische arbeidsovereenkomst moet de uitzendkracht de tijd laten om het contract effectief te lezen. Dat wil zeggen dat het contract zeker enige tijd vóór de uitzendkracht thuis vertrekt naar het werk, moet worden verstuurd.

Ten tweede, men ook in de mogelijkheid voorzien dat de uitzendkracht een contract kan weigeren. Als er bijvoorbeeld een fout in het contract staat, al dan niet per ongeluk, moet op het elektronisch platform de mogelijkheid bestaan voor de uitzendkracht om aan te geven dat er een fout staat in het contract. Die weigeringsmogelijkheid zou toch moeten worden opgenomen in het elektronisch platform.

Die twee bedenkingen willen wij toch nog meegeven voor de concrete uitwerking.

Wij hopen in elk geval dat het platform een vlekkenloze start kent in oktober. Wij hopen dat het, na een positieve evaluatie, ook in de andere sectoren kan worden toegepast, vooral ook voor de studentenarbeid, waar de misbruiken nog welig tieren. Het platform zou een goed instrument kunnen zijn om heel wat misbruiken weg te werken.

Ik begrijp de bezorgdheid van de collega’s met betrekking tot de archivering. Elektronische archivering zou een betere oplossing zijn, maar ik heb van de minister begrepen tijdens de commissiebesprekingen dat het engagement bestaat om dat nog vóór het einde van deze legislatuur te regelen.

Ik stel voor om dus nog even de tijd te nemen om een en ander op een goede manier te regelen, ten bate van iedereen.

In elk geval hopen wij dat zowel de uitzendkantoren als de uitzendkrachten het akkoord met veel succes kunnen uitvoeren. Iedereen wint namelijk bij die regeling: voor de uitzendkantoren wordt de administratie lichter en de uitzendkrachten krijgen een betere bescherming en meer rechtszekerheid.

Wij zullen het wetsontwerp bij de stemming met veel plezier goedkeuren.


Staatssecretaris Philippe De Backer

Mijnheer de voorzitter, met onderhavig wetsontwerp voltooien wij de uitvoering van een voorstel dat in 2012 al in de Nationale Arbeidsraad werd goedgekeurd. Het ging om vier onderdelen, waarvan het laatste onderdeel de elektronische contracten omvat, en de uitwerking en afschaffing van de 48-urige regel. De sociale partners hadden daarover een definitief akkoord bereikt in de Nationale Arbeidsraad van februari 2016. Met het nu voorliggend wetsontwerp voeren wij de nodige wijzigingen door, waartoe de sociale partners in hun jongste advies hadden opgeroepen. Die wijzigingen worden aangebracht in artikel 8 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, uitzendarbeid en terbeschikkingstelling van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Het laatste punt wat hier werd besproken, gaat over de archivering. Mijn collega Peeters heeft daaromtrent in de commissievergadering al duidelijk gemaakt dat in de regering een evaluatie besproken wordt, waarbij we nagaan hoe wij aan die opmerking tegemoet kunnen komen.

Ik dank het Parlement in ieder geval voor de steun.