Proposition 54K2848

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant le Code civil et diverses autres dispositions en matière de droit des régimes matrimoniaux et modifiant la loi du 31 juillet 2017 modifiant le Code civil en ce qui concerne les successions et les libéralités et modifiant diverses autres dispositions en cette matière.

General information

Authors
CD&V Sonja Becq
MR Philippe Goffin
N-VA Sarah Smeyers
Open Vld Carina Van Cauter
Submission date
Dec. 13, 2017
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
civil law law of succession married person matrimonial law

Voting

Voted to adopt
CD&V Open Vld N-VA MR
Voted to reject
LE PS | SP PVDA | PTB
Abstained from voting
Groen Vooruit Ecolo DéFI PP VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

July 18, 2018 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Siegfried Bracke

De dames Goedele Uyttersprot, Laurette Onkelinx en Kristien Van Vaerenbergh, rapporteurs, verwijzen naar hun schriftelijk verslag.

Ik geef het woord aan de eerste indienster, mevrouw Becq.


Sonja Becq CD&V

Mijnheer de voorzitter, hoewel de verleiding bij sommigen groot is om het even stil te laten voorbijgaan, aangezien wij al lang over het huwelijksvermogensrecht discussiëren, vind ik het toch wel belangrijk om heel kort ons voorstel toe te lichten.

Het voorstel is opgesteld in het verlengde van het erfrecht, in overleg met afgevaardigden van notariaat, advocatuur, professoren en collega's van de meerderheid, onder leiding van minister Geens. Het huwelijksvermogensrecht is onlosmakelijk met het erfrecht verbonden. Wij moesten rekening houden met het feit dat er in onze samenleving heel wat veranderd is. De jongste keer dat ik huwelijksvermogensrecht onderwezen kreeg, zaten wij samen op de banken, mijnheer Geens, in 1976. Sindsdien zijn er heel veel dingen veranderd en ons wetsvoorstel speelt daarop in. Ten eerste, willen wij meer rechts­zekerheid bieden. Ten tweede, wordt de onderlinge solidariteit tussen de echtgenoten die dat wensen, versterkt.

Kort wil ik de belangrijkste aandachtspunten naar voren brengen.

In ons voorstel creëren wij meer duidelijkheid in omschrijvingen, bijvoorbeeld in de definiëring van de eigen goederen en de gemeenschaps­goederen. Die omschrijvingen worden door­getrokken in de algemene bepalingen en zijn parallel ook van toepassing op de onverdeeldheid binnen de scheiding van goederen.

In stelsels van scheiding van goederen wordt ook heel sterk voortgebouwd op solidariteit tussen de echtgenoten. In ons recht willen wij de bescher­ming van zwakkere partijen namelijk verstevigen. Als overheid hebben wij de opdracht om dat ook op het huwelijksstelsel toe te passen, ook in geval van een stelsel van scheiding van goederen, dat soms wel eens als een koude uitsluiting omschreven wordt, maar waarin wij die zorg willen meegeven.

De scheiding van goederen wordt vaak gekozen vanwege het handeldrijven, om te vermijden dat een betrokkene zijn of haar partner meesleurt in eventuele schulden indien de professionele activiteit negatief uitdraait. Soms wordt er ook voor een scheiding van goederen gekozen omdat een van de partners een groter vermogen heeft dan de andere partner, bijvoorbeeld opgebouwd vanuit het verleden. Wij voeren daarom ook een nieuw stelsel in ter vergemakkelijking, namelijk de scheiding van goederen met verrekenbeding, naar analogie van een Frans-Duits verdrag. In het verrekenbeding kan een deel van de aanwinsten toebedeeld worden volgens een verhouding die de echtgenoten kiezen, voor het geval de partners uit elkaar gaan vanwege scheiding of in geval van overlijden.

Een belangrijk element van solidariteit is de rechterlijke billijkheidsclausule, waarover wij ook heel lang hebben gediscussieerd. Daarbij is een evenwicht gezocht tussen diegenen die d'office een billijkheidsclausule zouden willen in een stelsel van scheiding van goederen om de zwakke partner te beschermen – waar wij voorstander van waren – en anderen die vinden dat dit niet kan en pleiten voor een volledige vrije wil. Daarom hebben wij ervoor gekozen om heel expliciet een grote verantwoordelijkheid te geven aan de notaris wanneer toekomstige echtgenoten voor hem of haar verschijnen om duidelijk te maken wat de mogelijkheden zijn in het kader van een scheiding van goederen om ook een grotere solidariteit op te bouwen, enerzijds via het verrekeningbeding en anderzijds via de billijkheidsclausule, die echt wel om billijkheid gaat, die manifest en een stukje onvoorzien moet zijn op het moment dat men met elkaar in het huwelijk treedt.

Het voorliggend voorstel versterkt de solidariteit en maakt een aantal begrippen duidelijker, maar behoudt tegelijkertijd nog altijd een grote keuzevrijheid voor de echtgenoten. Het ene huwelijk is immers niet het andere: mensen huwen wat later, zijn soms al eens eerder gehuwd, hebben misschien grotere en kleine kinderen wanneer zij opnieuw trouwen, daarom hebben wij een ruime keuzevrijheid gelaten en hebben wij ook in wijzigingen voorzien in de reserve voor de langstlevende echtgenoot in geval van een tweede huwelijk.

Ten slotte, bouwen wij ook al de brug naar het wettelijk samenwonen: wij hebben er immers in voorzien dat partners die samenwonen en samen een woning kopen op dat moment al kunnen beslissen dat, als zij ooit huwen, dat ook deel uitmaakt van hun gemeenschappelijk vermogen. Dat is een belangrijke maatregel. Immers, zo moeten zij niet specifiek daarvoor een huwelijkscontract laten sluiten, waarvoor zij nog eens naar de notaris moeten gaan, maar kan het al worden meegenomen in het wettelijk stelsel.

Wij hebben lange discussies gehad vooraf en ook in de commissie, wat belangrijk is voor de interpretaties die nadien zullen volgen. Ik wil daarom de collega's bedanken, maar ook alle mensen die vooraf aan het voorstel hebben meegewerkt. Ik wil ook onze toeschouwers bedanken, die heel actieve participanten waren: mevrouw Casman, die dat zonder vrijwilligers­vergoeding heeft gedaan – ik wil het nog eens benadrukken – en mevrouw De Jaegere, die ook meegewerkt heeft aan een proces waarbij wij samen wetgeving hebben gemaakt. Ik vind het belangrijk dat dat mogelijk is. Ik bedank uiteraard ook u, mijnheer de minister, die dit mee mogelijk hebt gemaakt.


Laurette Onkelinx PS | SP

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, ce projet met en exergue deux visions, approches ou valeurs assez différentes du droit successoral impliquant qu'il faille trouver un équilibre entre, d'une part, la protection du conjoint survivant et, d'autre part, le droit des enfants. Les auteurs, car il s'agissait initialement d'une proposition de loi, ont fait le choix de confirmer, d'amplifier toute une série de dispositions votées voici un an. Ces dispositions, nous les avons fortement contestées car elles rabotaient des droits et la réserve successorale des enfants, entre autres.

Ici, par le biais de modifications aux régimes matrimoniaux, plus précisément la théorie des avantages matrimoniaux, on va encore aggraver la situation des enfants, en permettant d'attribuer au conjoint une part prépondérante du patrimoine familial. En effet, il est désormais permis, également pour les époux en séparation de biens, d'attribuer au conjoint survivant tout le patrimoine commun, en privant les enfants de leur réserve. Si la majorité des biens constitue le patrimoine commun, les enfants n'hériteront, à ce moment-là, de rien.

Finalement, l'histoire se répète mais avec des victimes différentes. Il fut un temps où, véritablement, le conjoint survivant était ignoré. Ensuite, on a inventé des mécanismes pour le protéger. De mécanisme en mécanisme, on a réalisé ce que les experts ont appelé un véritable "cocktail toxique". Aujourd'hui, l'histoire se répète avec d'autres victimes: les enfants. Je suis persuadée qu'il faudra trouver prochainement un mécanisme permettant de rectifier les choix que vous avez réalisés. Avec l'allongement de la vie, il pourrait donc arriver que, pendant trente ans, les enfants doivent attendre leur part avec le risque que la succession puisse en outre fortement fluctuer. En tout cas, les enfants devront, au mieux, subir une succession différée.

Pour essayer de rééquilibrer, la proposition de loi permet de déshériter le conjoint survivant de la réserve concrète, l'usufruit de l'habitation familiale, dans le cas de familles recomposées.

Ce mécanisme est aussi très particulier: on permet de réduire l'usufruit sur le logement familial en le transformant, en quelque sorte, en un droit d'habitation pendant six mois. Le délai est particulièrement court! Imaginez le scénario suivant: faisant à peine son deuil, le conjoint doit évacuer le logement familial.

En réalité, dans tout ce projet, ce qui est dérangeant, c'est la liberté à outrance qui est octroyée tant pour déshériter ses enfants que son conjoint et diminuer leurs droits respectifs pour aboutir finalement à une situation qui est totalement inéquitable entre eux.

La deuxième grande critique porte sur cette fameuse "clause d'équité". Elle permettrait, à la fin du mariage, de donner à l'autre époux une indemnité s'il s'est produit, écoutez bien, "une iniquité manifeste pendant le mariage à la suite de circonstances imprévues". Voilà qui est précis, hein? Non, cela ne veut rien dire et je pensais que normalement le droit devait être suffisamment clair et précis pour éviter les procès ultérieurs. Avec une disposition contenant des notions aussi vagues, la plupart des témoins entendus nous ont dit que cela va donner lieu à un casse-tête devant les cours et tribunaux.

La représentante du Collège des cours et tribunaux a même dit: "Donnez-nous des moyens supplémentaires! Il va falloir des juges en plus parce qu'il va y avoir un nombre de procès autour de ces notions qui va aller en s'amplifiant". Alors, je ne vais pas tout passer en revue, mais le site Avocats.be a apporté une série impressionnante de critiques sur cette clause d'équité. Le Conseil d'État également … j'en passe, et des meilleures.

Autre critique que j'évoque sans m'y attarder: on trouve un régime en ce qui concerne les assurances vie mais, malheureusement, sans aller jusqu'au bout du processus puisque ce régime est inapplicable aux assurances groupe et, plus généralement, aux pensions du deuxième pilier.

Finalement, on rate le coche de solutionner une inconstitutionnalité déjà mise en exergue par la Cour constitutionnelle. Et, comme le relève le Conseil d'État, on réitère en quelque sorte une inconstitutionnalité.

Cela dit, comme je l'ai exprimé en commission, le texte apporte aussi des améliorations, des précisions intéressantes sur le statut matrimonial, certains biens et droits des sociétés, les indemnités d'incapacité accidentelle, etc. Certaines dispositions du régime légal sont appliquées au régime de séparation des biens, comme l'attribution potentielle du logement familial. On instaure un cadre légal pour la clause de participation aux acquêts - ce qui se faisait déjà dans la pratique. Mais là encore, les experts l'ont dit, vous avez travaillé de telle manière que les notions sont floues. Le projet amplifie l'insécurité juridique de ce domaine déjà complexe.

Pour en terminer, je voudrais évoquer ce qui s'est passé en commission et qui m'a fortement déplu. Monsieur Brotcorne, rappelez-vous: on vient avec un paquet d'amendements, quasi à la dernière minute, qui changent en partie une loi votée voici un an. C'est regrettable, dans la mesure où il n'a pas été possible d'examiner ce que le Conseil d'État, des témoins ou experts auraient pu en dire. Pour le moment, la loi votée voici un an fait l'objet de formations, alors que le texte proposé est en train de la changer.

Je n'ai pas du tout aimé la manière dont la discussion a été menée en commission. Comme c'était un texte de la majorité, que tous ses membres se tenaient par la barbichette, il fallait surtout ne toucher à rien. Quand on pose des questions, on obtient parfois des réponses et parfois: "Ah, c'est comme ça! La majorité a décidé." Est-ce là une façon de travailler? Il y a eu des propositions de modification portées par les experts, qui ont été relayées par des amende­ments et qui s'avéraient indispensables. Réponse des collègues de la majorité: "Non, non, on ne touche à rien!"

Voilà la manière dont on travaille maintenant dans ce Parlement: il y a un texte; tout le monde a le doigt sur la couture du pantalon; on est des petits soldats; on vote. L'opposition peut dire ce qu'elle veut. Les experts, les témoins, même les professeurs d'université ont beau dire, peu importe, on ne change rien. Ce n'est pas sérieux!

Le texte à l'examen rompt non seulement l'équilibre entre les conjoints survivants et les enfants. Mais il amène également énormément d'insécurité juridique sur certains thèmes, même s'il apporte certaines améliorations. De plus, le travail qui a eu lieu en commission entérine une façon de travailler qui est indigne du Parlement.

Voilà les raisons pour lesquelles nous ne voterons pas favorablement votre proposition de loi.


Sonja Becq CD&V

Mevrouw Onkelinx, wij hebben inderdaad gediscussieerd over de verschillende themata en ook over uw kritiek dat de bewoning bij verzaking aan de reserve beperkt is tot zes maanden. Het gaat daarbij wel om situaties in geval van tweede huwelijken. Er is een groot verschil met tweede huwelijken. Maar mensen zetten vandaag de stap niet, omdat zij de rechten van hun kinderen willen vrijwaren. Wij brengen daarvoor begrip op en laten dus een vrije keuze.

Mevrouw Onkelinx, ik wil u dat met een concreet voorbeeld aantonen. Indien u mij een andere oplossing kunt geven, mag u dat doen.

Stel u het volgende voor. Ik huw. Ik heb zelf twee kinderen van 35 jaar oud. Mijn nieuwe partner in het tweede huwelijk heeft ook twee kinderen van 30 en 35 jaar. Wij hebben allebei een eigen woning. Wij huwen. Een woning wordt als de gezinswoning gekozen. Op die gezinswoning zal de reserve van toepassing zijn. In die woning zal de langstlevende kunnen blijven wonen ten nadele van de kinderen, wat niet geldt in omgekeerde richting voor de woning die niet de gemeen­schappelijke gezinswoning is. Dat is een reden voor velen om niet te hertrouwen, hoewel zij dat zouden willen. Die belemmering hebben wij opgelost door de voorgestelde mogelijkheid te geven, enkel en alleen in geval van een tweede huwelijk.

Mevrouw Onkelinx, voor de billijkheidsclausule hebben wij inderdaad vastgelegd dat ze een keuze is geworden, waarbij mensen geïnformeerd zullen kunnen kiezen en de rechtspraak effectief zijn werk zal doen, zoals hij dat vandaag ook doet, wanneer het over situaties tussen echtgenoten gaat.

U had het ook over verzekeringen. Ik ga enigszins kort door de bocht, maar ter zake zouden wij anders de enige ongelijkheid door een andere vervangen. Een groepsverzekering zal in vergelijking met een aanvullend pensioen, die allebei dezelfde finaliteit hebben, op een andere manier worden behandeld. Aldus ontstaat op dat vlak de discussie over gelijkheid en ongelijkheid.

Ten slotte, mevrouw Onkelinx, wij hebben hoor­zittingen gehouden. Het is naar aanleiding van die hoorzittingen dat de tekst werd gewijzigd. Wij hebben geprobeerd zoveel mogelijk informatie door te geven aan het terrein, via onder andere het notariaat om op die manier een goede regeling tot stand te brengen.

Wij hopen inderdaad tegen 1 september het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht gezame­nlijk in werking te laten treden, waarop iedereen overigens aangedrongen heeft.


Laurette Onkelinx PS | SP

Je veux bien recommencer le débat – et même redéposer quelques amendements! – mais je suis persuadée que la réponse que nous aurons ici sera la même que celle que nous avons eue en commission: "On ne touche à rien".

Nous avons proposé de prolonger un peu la durée du droit d'habitation. Six mois, c'est très court pour se retourner après un deuil, qui peut être particulièrement difficile à assumer. Est-ce parce que vous n'aimez pas les remariages qu'il n'a pas été possible de changer cette durée de six mois? Rien! Et pour la clause d'équité, nous vous avons dit que le Conseil d'État et avocats.be se demandaient quelle était la plus-value de cette clause, puisque la pension alimentaire après divorce et la théorie de l'enrichissement sans cause organisaient déjà plus de solidarité entre époux, avec plus de sécurité juridique.

Vous intervenez et je veux donner une des nombreuses réponses que l'on vous a fournies en commission. Je vous le dis: ce qui m'a le plus choquée, c'est cette incapacité à vous ouvrir aux arguments de l'opposition et des experts.


Carina Van Cauter Open Vld

Mijnheer de voorzitter, collega's, wij hebben uiteraard geluisterd naar de argumenten, collega Onkelinx. Ik meen dat wij in de commissie argumenten hebben uitgewisseld. Het is niet omdat wij uw argumentatie en standpunten hebben beluisterd, dat wij noodzakelijkerwijze van mening hadden moeten veranderen. Als u die vaststelling doet, gelet op de beredeneerde antwoorden, betreur ik dat u blijkbaar niet kunt accepteren dat wij niet helemaal dezelfde mening delen maar desalniettemin tot een weloverwogen…


Laurette Onkelinx PS | SP

Vous savez que ce n'est pas exact. Nous discutons sur une série de projets ou de propositions pour lesquels vous ne prenez pas nos amendements. C'est la démocratie et je trouve cela normal.

Mais, ici, c'était véritablement un "non"! À cause d'un soi-disant équilibre trop fragile, vous n'avez voulu toucher à rien et c'est cela qui était profondément gênant.

Je sais ce qu'est la démocratie parlementaire et ici, elle n'a pas été correctement respectée.


Carina Van Cauter Open Vld

Mevrouw Onkelinx, ik wil ingaan op een aantal van uw opmerkingen, zoals over de verhouding tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen in het kader van het huwelijksvermogensrecht en de huwelijkse voordelen.

Wij hebben met dit voorstel niets gewijzigd aan het bestaande evenwicht. De mogelijkheid bestond en bestaat nog steeds om bij huwelijks­voordeel hetgeen huwelijkspartners samen hebben opgebouwd, aan elkaar toe te bedelen. U weet maar al te goed dat mensen vaak kiezen voor het stelsel van de scheiding van goederen om elkaar te beschermen. Zij willen hun eigen vermogen en dat van hun partner beschermen, bijvoorbeeld tegen een slechtlopende onder­neming of mogelijke schuldeisers. Wij hebben ervoor gekozen om vanaf 1 september de huwelijkse voordelen ook te laten toekennen aan personen die kiezen voor het stelsel van de scheiding van goederen, zodat ook wie samen een vermogen opbouwt voor elkaar kan zorgen middels een huwelijkscontract, waarin wordt beslist dat wanneer een van hen wegvalt de langstlevende zal verwerven wat zij samen hebben opgebouwd. Dat is een logische keuze in de regelgeving zoals deze vandaag bestaat en wij hebben niets veranderd aan het evenwicht. Evenmin hebben wij iets veranderd aan de beschermingsregels van artikel 1464 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. Indien het gaat over voorhuwelijks vermogen en niet-gemeenschappelijke kinderen is ook daar een zeer strikte beperking met betrekking tot het toekennen van een huwelijksvoordeel aan elkaar.

Mevrouw Onkelinx, wij hebben in dit voorstel het bestaand evenwicht dus absoluut niet herschikt.

Ten tweede, wat de concrete reserve betreft, hebben wij in de mogelijkheid voorzien om ook mensen die misschien op een latere leeftijd met elkaar in het huwelijk willen treden, op het moment dat zij kinderen hebben die natuurlijkerwijze en volgens de wet hun erfgenamen zouden worden, te laten kiezen voor een partner zonder dat zij de kinderen willen benadelen. Dat is hun eigen keuze. Zij moeten niet kiezen voor een clausule of een beding of een huwelijkscontract waarbij zij de concrete reserve aan de tweede partner zouden ontzeggen, maar het is een mogelijkheid. Om te vermijden dat mensen die geconfronteerd worden met een overlijden vervolgens in een moeilijke situatie zouden verkeren, is het beperkte recht op bewoning ingevoerd. Het is inderdaad weliswaar een zeer beperkt recht op bewoning, omdat er vooraf aan dat recht een bewuste keuze is van twee huwelijkspartners om af te zien van de concrete reserve. Als men een bepaalde keuze maakt, is het logisch dat men die ook helemaal aanvaardt, met alle gevolgen van dien.

Ten derde, wat de billijkheidsclausule betreft, als men zeker wil zijn van wat, naar aanleiding van het ontbinden van een stelsel, precies finaal toekomt aan de andere partner in het kader van de scheiding van goederen, dan bestaat de mogelijkheid om niet te kiezen voor de billijkheidsclausule, maar wel voor de mogelijkheid van een finaal verrekenbeding. Men heeft dan vooraf de regels zeer duidelijk afgesproken. Ze zijn niet voor interpretatie vatbaar. Wat zal de verrekenmassa zijn? Hoe zal de verdeelsleutel eruitzien? Dat weet men dan zeker vooraf. Dat staat vast. Ook dat is een keuze die de mensen hebben. Men kan kiezen voor een finaal verrekenbeding, als men een deel van de netto verworven massa aan elkaar wil toebedelen. Als men dat niet doet, dan kan men nog altijd opteren voor de billijkheidsclausule, die een vangnet is voor onbillijke situaties die mogelijkerwijze zouden ontstaan ingevolge een ontbinding, samen met een stelsel van scheiding van goederen.

Waarom wij alleen de problematiek inzake het statuut van de goederen en de individuele levensverzekering geregeld hebben, maar niet de aanvullende pensioenen, dat weet u zeer goed. Wij hebben namelijk een regeling uitgewerkt met betrekking tot de individuele levensverzekering, wat inderdaad verbonden is met het verzekerings­recht en niet met de pensioenregeling. De pensioenregeling, niet alleen voor de tweede pijler maar ook voor de eerste pijler, zal moeten geregeld worden binnen een andere wettelijke regeling, met name deze inzake de pensioenen. Dat werd trouwens benadrukt tijdens de bespreking in de commissie, mevrouw Onkelinx. Dit doet geen afbreuk aan de bestaande rechtsspraak van het Grondwettelijk Hof, die ook in de toekomst gevolgen zal hebben voor de wijze waarop wordt vereffend en verdeeld, ook wat het tweedepijlerpensioen betreft.

Ten vijfde, u vindt het straf dat vandaag, nog voor de wet in werking is getreden, opnieuw een aantal bepalingen in het erfrecht worden gewijzigd. Wij hebben daar inderdaad voor gekozen. U weet dat de hervorming van het erfrecht een zeer omvang­rijke hervorming was, in welk verband wij zo zorgvuldig mogelijk te werk zijn gegaan. Uit de interventies van een aantal actoren op het terrein is niettemin gebleken dat er enkele situaties konden optreden waaraan niet onmiddellijk werd gedacht en die niet in de aangenomen tekst zijn opgenomen. Ik noem er maar één, zijnde het feit dat men als gehuwde partner het vruchtgebruik kan voorbehouden van een onroerend goed dat men tijdens het huwelijk met een tweede partner wegschenkt aan bijvoorbeeld de kinderen uit de eerste relatie. Dat vruchtgebruik kan ook voort­gezet worden door de tweede partner. Aan die situatie hebben wij niet gedacht. Wij hebben inderdaad evenmin gedacht aan een huwelijk dat een wettelijke samenwoning is voorafgegaan. Ook in die gevallen zouden wij het vruchtgebruik verder kunnen laten zetten door de tweede partner. Dat lijkt een evidentie en daar staan wij volkomen achter, alleen hadden wij daar geen aandacht aan besteed en was die situatie ons ontgaan.

In plaats van te wachten op de inwerkingtreding van de wet en de moeilijkheden die zich zouden ontspinnen in de praktijk, hebben wij naar aanleiding van dit voorstel meteen de gelegenheid aangegrepen om voorafgaand aan de inwerking­treding, een aantal punten op te lossen die in de praktijk voor moeilijkheden zouden zorgen. Ik sta achter die keuze en hoop dat u, bij nader inzien, zich er ook kunt achter scharen.

Tot slot, dank ik de collega's voor de goede samen­werking. Ik dank ook de deskundigen, niet het minst mevrouw Casman, voor de bijstand die af en toe nodig was in deze zeer technische materie. Ik dank uiteraard de minister, die ons de ruimte bood om te komen tot dit voorstel dat in de praktijk hopelijk heel wat moeilijkheden zal oplossen.


Christian Brotcorne LE

Monsieur le président, je vous remercie de me donner l'occasion de rebondir sur ce que Mme Onkelinx a dit par rapport à notre manière de travailler en commission et de rebondir aussi sur les propos de Mme Van Cauter. Je crois qu'on confine ici un peu à l'absurde, à moins que ce ne soit le surréalisme à la belge, ce qui serait sans doute plus acceptable que de parler d'absurdité.

Depuis le début, on le dit. Dans ces matières, on a travaillé à l'envers. L'idéal aurait été de commencer par les régimes matrimoniaux et de continuer avec le droit successoral ou encore de faire les deux ensemble. Nous avons fait l'inverse en commençant par le droit successoral puis, un an plus tard, on s'attelle à la réforme des régimes matri­moniaux. À cette occasion-là, on s'étonne et on constate que la manière dont on a travaillé en matière de droit successoral est influencée par la réforme des régimes matrimoniaux et on va donc amender la loi sur les successions.

Je ne suis pas gêné par le fait qu'on discute déjà dans les colloques de la loi sur les successions. Par contre, j'ai été très gêné et très fâché en commission du fait que l'on discute déjà, dans les colloques, sur la loi que nous n'avons même pas encore votée, comme si c'était déjà un acquis. En cela aussi, c'est contraire au bon travail parlementaire. C'est considérer que – et je reprends l'expression que j'ai entendue dans la bouche de Mme Van Cauter – les acteurs de terrain, parce qu'ils dénoncent ou mettent le doigt sur certaines choses, ont plus d'importance que ce que peuvent dire les députés de l'opposition. Pourtant, souvent, quand ils sont en commission, ils mettent parfois (pas toujours) le doigt sur certaines choses qui ne sont pas correctes, qui sont imparfaites ou manquantes.

Je pense que l'on vient de faire ici, avec ce débat d'une dizaine de minutes, le tour de la manière parfois absurde, en tout cas non cohérente dont on travaille dans nos commissions. Je me permets de le dire maintenant plutôt qu'au moment où je l'avais envisagé, au départ, dans mon texte.

Cette réforme des régimes matrimoniaux: bien sûr qu'elle était utile, bien sûr qu'elle était nécessaire, bien sûr qu'il y avait une modernisation des textes à apporter. Ce qui pose problème dans cette matière, c'est que, et on l'a bien entendu au moment des auditions, soit on est tout à fait favorable à l'option qui a été prise par les auteurs de la proposition, soit on se pose énormément de questions par rapport aux choix qui ont été faits. C'est tout noir ou tout blanc. C'est vrai que parfois, la vérité est au milieu.

Admettez que dans ce dossier, certains choix sont vraiment politiques. Il ne faut pas avoir peur de le dire. Il revient au Parlement de faire des choix politiques. On peut ne pas être d'accord avec les choix politiques posés par un texte, le dire, vouloir l'amender et puis, démocratiquement, une majorité décide de ce qu'elle estime être bon.

En l'espèce, le gros souci que nous avons… Je ne suis pas le seul à l'avoir. J'ai entendu Mme Onkelinx. Je n'ai pas un mot à retirer ou à ajouter à ses critiques fondamentales à l'égard de ces textes. Le choix a été fait de privilégier un conjoint survivant par rapport à des enfants, d'assumer légalement la protection de ce conjoint survivant au détriment des enfants. C'est ce que fait la loi quand elle tend à permettre ou à étendre au régime de séparation de biens des dispositions relatives aux droits patrimoniaux du conjoint survivant qui étaient applicables au patrimoine commun d'époux mariés sous le régime de la communauté.

Bien sûr, il n'y a pas de souci quant à la suppression du concours avec les ascendants, frères et sœurs, si les époux sont mariés en régime de séparation de biens et qu'il n'y a pas d'enfants du défunt. Il n'y a pas de problème non plus en matière d'attribution préférentielle du logement familial, de meubles le meublant, de biens professionnels.

Le vrai problème, c'est l'extension de la théorie des avantages matrimoniaux au régime de séparation de biens. La vraie question que nous aurions pu nous poser, c'est la suppression éventuelle de la théorie des avantages matrimo­niaux, dans la recherche de l'équilibre.

L'équilibre entre le conjoint survivant et la protection des enfants souvent nés d'un premier lit: tel était l'équilibre qu'il fallait atteindre et qu'on n'atteint pas du tout. Au contraire, ici, on renforce encore la protection du droit du conjoint survivant, protection qui n'existait pas avant 1976, qui a été organisée à partir de 1976, et qui a été renforcée en 1981.

Dans le cadre de la réforme des droits successoraux que nous avons votée il y a un an, nous avons envisagé d'augmenter la quotité disponible dès le deuxième enfant. La réserve exécutée en espèces a déjà fragilisé l'équilibre, ce que nous avons dénoncé à l'époque. Et, aujourd'hui, on termine cette rupture d'équilibre avec l'extension des avantages matrimoniaux au régime de séparation de biens en disant, d'ailleurs, qu'on va les envisager par analogie à ce qui existait dans le régime de communauté.

Selon moi – telle est mon opinion qui n'est peut-être pas celle de la majorité qui soutient le texte, mais c'est également l'opinion du parti socialiste; je suis d'ailleurs assez heureux de constater que sur un point comme celui-là, nos opinions convergent – il y a un total déséquilibre entre les intérêts du conjoint survivant et ceux des enfants.

En 1804, quand on a introduit dans le Code civil, le Code Napoléon, les avantages matrimoniaux, c'était justement dans le souci de protéger les enfants.

Aujourd'hui, c'est le conjoint qui est privilégié et ce sont donc les enfants qu'il faut protéger dans un souci de bon équilibre. Nous avons donc déposé des amendements. Je dois dire ici qu'en commission, on n'a pas toujours senti un grand intérêt pour les amendements déposés. Parfois des amendements qui avaient des valeurs purement techniques ont été rejetés pour la bonne et simple raison que l'option politique prise par la majorité ne pouvait pas être mise en péril.

J'ai discuté longuement avec Mme Becq, après une réunion de commission. Je lui ai demandé ce qui la perturbait tant dans nos amendements qui visent une modernisation de la situation. Elle m'a fait savoir qu'en Flandre, on ne percevait pas les choses de cette manière, ce à quoi je lui ai répondu que, selon moi, la Flandre avait fait le choix politique de privilégier ce que va choisir le conjoint survivant, ou celui qui va décéder au bénéfice du conjoint survivant, plutôt que les enfants. Il s'agit donc d'un vrai choix de société que mon groupe ne peut accepter.

Je ne suis pas en train de dire que les enfants doivent être favorisés par rapport au conjoint survivant mais on a tellement touché à l'équilibre qui existait entre les uns et les autres qu'aujourd'hui, c'est un véritable déséquilibre que l'on institue. D'une certaine manière, et c'est la plus grosse critique que l'on peut faire à l'égard du texte de cette proposition, c'est l'individualisme qui est favorisé. L'individualisme est, selon moi, exacerbé dans la manière dont ce texte envisage les choses.

L'enfant dans un couple est un lien permanent. On peut divorcer de son conjoint mais pas de son ou de ses enfants. C'est une réalité qui me paraît concrète et objective. Symboliquement, le principe de faire et de conserver ses enfants en tant qu'héritiers a un aspect peut-être symbolique ou financier mais c'est un aspect essentiel lorsque l'on veut veiller au maintien des liens qui nous paraissent essentiels au sein de la société dans laquelle nous vivons.

C'est, chers auteurs de la proposition, la critique fondamentale que l'on peut faire à l'égard de ce texte. J'ajouterai qu'indépendamment du parti socialiste et du cdH, le site avocats.be dit que la proposition de loi aggrave encore la possibilité d'attribuer au conjoint survivant une part prépondérante, pour ne pas dire totale, du patrimoine au détriment des enfants, et, ce, principalement à l'égard des enfants issus d'une union précédente. Bonjour à tous les litiges que les tribunaux de la famille auront à gérer demain en matière de problématique successorale et de régimes matrimoniaux.

Cela dit, d'autres aspects de ce texte doivent encore être soulignés: la correction judiciaire en équité. Il me semble que l'idée est opportune et excellente. Mais le problème réside dans le fait que je ne suis pas convaincu, tout comme d'autres acteurs de terrain qui viendront peut-être s'exprimer par la suite – et on corrigera peut-être le texte après qu'ils se seront manifestés et pas après avoir entendu les critiques de l'opposition.

Le système mis en place paraît difficilement applicable, étant donné que la correction doit être prévue au moment de la rédaction du contrat de mariage - renforçant d'ailleurs ainsi la responsabilité du notaire et ne donnant donc pas cette possibilité à ceux qui n'auraient pas prévu de l'envisager, parce qu'au moment où l'on rédige un contrat de mariage, on ne peut pas imaginer toutes les circonstances de la vie: notamment au niveau patrimonial, ce que deviendra ce couple, comment il procédera à des acquêts, comment le patrimoine familial se développera.

Il est prévu dans le texte qu'on pourra corriger lorsqu'il y aura eu une inéquité manifeste. Bonjour aux interprétations, auxquelles il faudra se livrer, de textes aussi peu juridiques que ceux-là! Voilà nos critiques essentielles, pour ne pas refaire le débat, qui a parfois été difficile et houleux en commission. Ces deux critiques essentielles ne permettront pas à mon groupe de soutenir ce texte. Nous voterons dès lors contre.

Monsieur le président, une simple petite remarque!

J'attendais plus de solidarité dans le chef du CD&V – et de ce que je crois encore être son idéologie – par rapport à la défense de l'intérêt des enfants, bien compris, en relation avec l'intérêt du conjoint survivant.