Proposition 54K2229

Projet de loi portant réforme du financement de la sécurité sociale.

General information ¶

Submitted by

MR Swedish coalition

Submission date

Dec. 19, 2016

Official page

Visit

Status

Adopted

Requirement

Simple

Subjects

financial management budget financing health care health costs national budget social security health insurance

Voting ¶

Voted to adopt

CD&V Open Vld N-VA LDD MR PP

Voted to reject

Groen Vooruit Ecolo LE PS | SP PVDA | PTB

Abstained from voting

∉ VB

Party dissidents ¶

• Olivier Maingain (MR) voted to reject.
• Marcel Cheron (Ecolo) abstained from voting.

Contact form ¶

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.

Discussion ¶

March 30, 2017 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source

Monsieur le président, j'ai un peu hésité sur la question du rapport. Le dossier dont il est question ici est évidemment très important car il s'agit du financement de la sécurité sociale. Nous en avons parlé pendant de nombreuses heures en commission. Nous avons organisé des auditions. Il est d'ailleurs intéressant de relire le point de vue des partenaires sociaux sur ce projet. Je pense que l'intérêt du débat ne réside pas dans un rapport oral du rapport écrit: le texte est là.

Il y a en fait deux textes parce qu'il y a eu deux lectures. Le rapport compte presque 180 pages au total. Je suis en faveur des interventions brèves, au contraire de mon collègue David Clarinval. Je voudrais lui montrer l'exemple en disant qu'il est plus important d'entendre le point de vue des groupes politiques sur le contenu en séance plénière. Pour le reste, chacun peut relire le rapport.

Pour ma part, monsieur le président, je vais m'en référer au rapport écrit.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, wij bespreken thans het wetsontwerp over de herziening van de financiering van de sociale zekerheid. Daarover hebben wij al uren gedebatteerd en interessante audities gehad. Het debat was bij momenten heftig en soms op het randje van het emotionele. Dat is logisch en ook goed, want het gaat om een zeer belangrijk onderwerp.

Men vergeet wel eens dat er in de sociale zekerheid 85 miljard euro omgaat, en na de staatshervorming nog altijd 75 miljard, wat neerkomt op ongeveer het dubbele van de begroting van de Vlaamse regering, om maar een referentiepunt te nemen.

Nog belangrijker misschien is dat de sociale zekerheid een impact heeft op het leven van elke burger en ook op de samenleving in haar geheel.

Een derde reden waarom het goed is om hierover uitgebreid te debatteren, is dat het ditmaal gaat om een structurele hervorming. Het gaat niet over gerommel in de marge, maar over een fundamentele, structurele hervorming. Onze fractie vindt dit een goede en hoogstnodige hervorming, maar daar kom ik aanstonds op terug.

Om de noodzaak en de reikwijdte van dit wetsontwerp correct te kunnen beoordelen, beschrijf ik even een deel van de historiek van de financiering van de sociale zekerheid. Eigenlijk gaat het om twee periodes, namelijk de periode 2009-2014, vóór de zesde staatshervorming, en de periode van 2015 tot nu, na de zesde staatshervorming.

In die eerste periode kende onze sociale zekerheid een structureel deficit, in die zin dat slechts 60 % van de uitkeringen werd gedekt door de sociale bijdragen van werknemers en werkgevers. De andere 40 % moest worden bijgelegd via een aantal overheidstoelagen vanuit de algemene middelen, belastinggeld dus, maar ook via alternatieve financiering van de sociale zekerheid, andere ontvangsten, beleggingen enzovoort, alsook via de fameuze evenwichtsdotatie die in 2009 werd ingevoerd naar aanleiding van de toen heersende economische crisis waardoor de btw-inkomsten daalden.

Het werd enigszins problematisch omdat het percentage dat van de btw-inkomsten werd toegewezen aan de alternatieve financiering, een vast en onherzienbaar percentage was dat was vastgesteld op 23,5 %. Dit kon de oplopende alternatieve financiering niet meer dekken en daarom werd een resem wetten afgekondigd met nieuwe bestemmingen voor deze alternatieve financiering. Het kon niet op: administratieve kosten van de PWA’s, betaald educatief verlof, RVA, pensioenen, luchtvaartpersoneel, sociale economie, dienstencheques. Allemaal zaken waarvan een deel werd doorgestort aan de sociale zekerheid om voldoende alternatieve financiering te hebben. Het gevolg daarvan was dat de alternatieve financiering zeer complex en zeer ontransparant werd.

In de tweede fase kwam ook de zesde staatshervorming, waardoor hele delen van de sociale zekerheid werden overgedragen aan de deelstaten, samen voor een bedrag van ongeveer negen miljard euro. De parameters die bepalen welk bedrag wordt afgenomen van de fiscale ontvangsten werden echter niet aangepast. Nog steeds werd dus het constante percentage van 23,5 % afgenomen van de btw-inkomsten en overgeheveld naar de sociale zekerheid. Eén van de gevolgen daarvan was dat wij bij de opmaak van de begroting plots werden geconfronteerd met het feit dat de sociale zekerheid in 2014-2015 een soort artificieel surplus begon te vertonen omdat de alternatieve financiering bleef maar een deel van de uitgaven was overgeheveld. Daarom werd de regeling inzake de evenwichtsdotatie in 2015 niet verlengd. Dat was een eenmalige correctie. De N-VA wees er toen al op dat men op korte termijn een hervorming met een transparante alternatieve financiering zou moeten uitvoeren.

Na deze twee fases leidden een aantal noodwendigheden tot het wetsontwerp dat thans voorligt.

Om te beginnen was er de evenwichtsdotatie van ongeveer zes miljard euro, die toen niet responsabiliserend was. Er was de zeer complexe alternatieve financiering, met specifieke financie­ringsbronnen en specifieke bestemmingen. Er was het effect van de zesde staatshervorming, zoals ik net heb uitgelegd. En daarna was er de taxshift waardoor de sociale bijdragen werden verminderd voor een aantal miljarden, die gecompenseerd moesten worden door een toename van de alternatieve financiering.

De voorliggende hervorming behoudt in grote lijnen de structuur van de financiering, met de drie pijlers. Ten eerste, de sociale bijdragen, waarvan het gewicht iets groter wordt, van 50 % naar 60 %. Ten tweede, is er nog steeds de staatstoelage, maar die wordt iets kleiner. Ten derde, de alternatieve financiering om de verlaging van de lasten te dekken.

Inhoudelijk zitten er wel grote veranderingen in.

Ten eerste, het gaat om een vereenvoudigde en transparante alternatieve financiering. Er zijn nog slechts twee alternatieve financieringsbronnen, namelijk de btw-inkomsten en de roerende voorheffing op kapitaal. Dit was trouwens iets wat ook de sociale partners gevraagd hadden in hun advies van 2015.

Ten tweede, het percentage van de alternatieve financiering uit de btw-inkomsten en de roerende voorheffing zal in de toekomst elk jaar opnieuw transparant worden berekend op basis van eventueel een nieuw fiscaal beleid, zoals de verbreding van de belastbare basis voor de btw. Dat percentage zal dus niet meer vast zijn. Het wordt variabel.

Ten derde, de evenwichtsdotatie wordt geresponsabiliseerd. Het bedrag op deze sluitpost wordt jaarlijks pas vastgesteld als een politieke beslissing, na het in rekening brengen van een aantal responsabiliseringsfactoren. Wat dit laatste betreft, zijn er een aantal. Ik denk bijvoorbeeld aan de akkoorden gesloten door de sociale partners, die geen negatieve financiële impact meer mogen hebben op de sociale zekerheid. Is die impact er toch, dan zullen zij met alternatieve, corrigerende voorstellen moeten komen. Dit geldt trouwens ook voor de regering. Als de regering vaststelt dat een aantal maatregelen niet de verhoopte effecten opleveren, moet ook de regering corrigerende maatregelen nemen. Daarover werd trouwens lang gedebatteerd in de commissie. Een andere factor is als een maatregel verkeerd wordt uitgevoerd of niet wordt uitgevoerd, en deze niet-uitvoering een grote financiële impact heeft op de sociale zekerheid. Daarvan hebben wij ook al voorbeelden gezien.

Ook de performantie van de sociale zekerheid zelf wordt in het nieuwe systeem beloond. Als de effectieve uittreedleeftijd stijgt met vier tot zes maanden per jaar, stijgt ook de evenwichtsdotatie en bijgevolg vermindert de druk op de sociale partners en de regering door deze responsabilisering.

Een derde luik is niet zozeer inhoudelijk maar veeleer methodologisch van aard. Dit wetsontwerp zorgt immers voor een betere opvolging van de inkomsten en de uitgaven van de sociale zekerheid. Men gaat een commissie Financiën en Begroting oprichten met experts van de socialezekerheidsadministraties, ook vanuit de FOD Financiën. Deze commissie heeft als opdracht het maandelijks opvolgen van de evolutie van de sociale uitkeringen en de inkomsten aan de hand van bepaalde boordtabellen. Men gaat ook kijken naar het effect van de communicerende vaten. Als zij een risico op ontsporing vaststellen, moet deze commissie op tijd de regering verwittigen zodat ook de beheerscomités van de sociale zekerheid correctiemaatregelen kunnen uitdenken en voorstellen.

Als besluit kan ik zeggen dat dit wetsontwerp leidt tot een eenvoudige, transparante maar ook gemoderniseerde financiering van de sociale zekerheid, die in een aantal gevallen ook rekening houdt met de gewijzigde context. Het bijpassen van het structureel tekort in de sociale zekerheid wordt voor een stuk voorwerp van een politieke beslissing. Ik meen dat het herstel van het primaat van de politiek voor zo’n belangrijke budgetten wel belangrijk is.

Wij hebben al gesproken over de responsabilisering. Er wordt ook voorzien in een financiering van de verminderde sociale­zekerheidsbijdragen als gevolg van de taxshift. Er is een herrekening gemaakt tot 2020, maar dit wetsontwerp bevat ook een aantal garanties om evoluties op te vangen na die periode.

Ik begrijp de bezorgdheid van enkele collega’s, ik begrijp ook de bezorgdheid bij een aantal middenveldorganisaties, maar ik meen dat dit ontwerp net gaat zorgen voor een versterkt maatschappelijk draagvlak voor de sociale zekerheid en een meer stabiel financieel draagvlak. Op die manier kan onze sociale zekerheid toch een klein beetje meer sociaal en een klein beetje meer zeker worden. Ik ben er zeker van dat de praktijk in de komende jaren zal uitwijzen dat dit een goed wetsontwerp is.

Mesdames, messieurs les ministres, chers collègues, avec ce projet, on arrive à un moment clé, à un moment charnière de l'histoire de ce gouvernement. Il nous avait habitués à toute une série de réformes qui, en réalité, dégradent la qualité de notre État social: toutes les réformes sur les pensions, le saut d'index, la taxation de la consommation. On cadenasse les salaires et pas les dividendes. On en revient sur toute une série d'acquis concernant la qualité de l'emploi mais, ici, on atteint des sommets. On s'attaque à la sécurité sociale, pas seulement pour faire des économies ici et là. Non! C'est notre modèle social dans son ensemble qu'on fragilise.

On le fait, je dirais, dans un contexte particulier. Sous ce gouvernement et ses approximations budgétaires - on sait qu'on est très loin de la goed bestuur qui avait été vantée par un parti du Nord -, le déficit de la sécurité sociale pour 2017 est trois fois plus important que prévu, essentiellement en raison d'ailleurs de mauvaises estimations budgétaires au niveau fiscal.

Deuxièmement, selon les prévisions du Bureau du Plan, pour atteindre l'équilibre en 2018, il faudra trouver en recettes - on l'espère aussi - et en dépenses, quelque 6,5 milliards d'euros. Enfin, vous avez encore tous en tête les déclarations du président du premier parti de ce gouvernement, Bart De Wever, qui affirmait: "Il n'y a que dans la sécurité sociale que nous pouvons encore grignoter de l'argent." Cela, c'est le contexte.

Effectivement, c'est dans ce contexte-là, c'est dans cette perspective-là que le gouvernement a choisi de nous imposer ce projet de loi sur la réforme du financement de la sécurité sociale. Je suis persuadée, le PS est persuadé qu'avec ce projet, vous offrez vraiment la sécurité sociale comme plat de résistance aux appétits de la N-VA.

Vous savez que la sécurité sociale, c'est pour nous, socialistes, un sujet de première importance. Nous nous sommes toujours battus pour avoir le système de sécurité sociale le plus performant. Le mécanisme de gestion globale, de dotation d'équilibre, de diversification des sources de financement, les verrous de responsabilisation, nous les avons tous développés.

Nous sommes d'ailleurs particulièrement fiers d'avoir réussi à réaliser, avec cette sécurité sociale, un des piliers de notre démocratie. D'ailleurs, partout dans le monde, la Belgique est citée en exemple pour son système de sécurité sociale. Je dirai, à ceux qui la regardent un peu comme un monstre à cinq pattes, que la sécurité sociale n'est pas quelque chose d'abstrait. Il ne s'agit pas d'un fardeau budgétaire que nous devons porter. On dit souvent: "Oui, mais vous savez, c'est difficile. D'ailleurs, avec vous, la sécurité sociale a été en déficit."

Mais oui, évidemment. Et vous avez applaudi à cela. Pourquoi? Tout simplement parce qu'en période de crise, la sécurité sociale a été le véritable bouclier de notre État. Nous l'avons remerciée de cela. D'ailleurs, grâce à notre système de sécurité sociale, pendant la crise, notre taux de croissance économique est resté supérieur à celui de l'ensemble des pays de l'Union européenne.

Par contre, il a effectivement fallu en payer un certain prix, qui est tout à fait explicable. Lors d'une crise, il y a moins d'emplois et donc plus de dépenses; il y a moins de cotisations, donc moins de recettes. En plus, pour relancer l'économie, on fait des plans de réduction de cotisations sociales. Nous en avons fait aussi. Cela fait une nouvelle diminution des recettes pour la sécurité sociale.

Ce n'est pas un dysfonctionnement de la sécurité sociale. Il ne s'agit pas d'irresponsables qui ont permis des déficits de la sécurité sociale. C'est inhérent au suivi de la crise d'une part, et aux modalités de relance d'autre part.

La sécurité sociale est le patrimoine commun de tous les Belges. Elle suit nos concitoyens tout au long de leur vie. Et je dirais qu'elle les relie solidairement. Elle permet à tous nos concitoyens de se soigner, via le remboursement des soins médicaux ou des médicaments. Elle leur permet, une fois plus âgés, d'avoir une pension de retraite. Elle permet, en cas de licenciement, de bénéficier d'un revenu pour continuer à vivre.

Enfin, nous connaissons les vertus de la sécurité sociale. Rappelez-vous que, sans elle, le taux de risque de pauvreté en Belgique serait de 43 % au lieu de 15 % actuellement, taux qui est encore beaucoup trop élevé. C'est un outil formidable, permettant un partage des richesses et une diminution des inégalités sociales.

Je ne suis évidemment pas étonnée qu'un gouvernement de droite s'attaque à cette identité, cet ADN de la sécurité sociale mais on ne pensait pas – nous et les organisations syndicales, les organisations mutuellistes, tous les spécialistes universitaires que nous avons entendus -, que vous oseriez aller aussi loin.

Décidément, ce printemps est vraiment le printemps des anti-sécurité sociale. Je pense notamment à ce qui va tomber dans les prochains jours, aux économies imposées par Mme De Block qui font que, ce 1ᵉʳ avril 2017, le prix d'une série de médicaments va augmenter. Ce 1ᵉʳ mai 2017, jour hautement symbolique pour les travailleurs, ce sont les prix des antibiotiques qui vont augmenter. Je pense également aux nouvelles mesures que le ministre MR des Pensions s'apprête à prendre, en réformant notamment toutes les bonifications pour diplôme, les années d'études. On va donc de nouveau imposer de travailler plus longtemps pour avoir des pensions plus basses. Et aujourd'hui, ce projet désastreux introduit vraiment le ver dans la pomme.

Sans vouloir refaire les longs débats que nous avons eus en commission, des débats intéressants et approfondis, je voudrais revenir sur quelques points essentiels. Dans le cadre du financement de la sécurité sociale, le gouvernement introduit un coefficient de vieillissement. Au départ, on peut se dire que c'est vraiment intéressant. En effet, nous le savons, les évolutions démographiques vont entraîner de nouveaux besoins en matière de sécurité sociale. D'ailleurs, ceux qui étaient en commission ont bien entendu les mutuelles le dire. Je pense, par exemple, à ce qu'a dit M. Hermesse ou M. Jadot. En 2000, 186 000 personnes avaient plus de 85 ans et, en 2050, ils seront 700 000. C'est le chiffre à retenir et c'est une certitude parce que les personnes qui auront plus de 85 ans en 2050, elles sont nées. Donc, c'est une certitude.

Il y aura évidemment des effets très importants sur les dépenses de la sécurité sociale et il est important de s'y préparer, en adaptant le budget et les modalités du financement de la sécurité sociale.

Comme je l'ai dit, le gouvernement - peut-être avec une bonne intention, je n'en sais rien – prévoit au départ l'application d'un coefficient de vieillissement. Mais pourquoi ne pouvons-nous pas nous réjouir? Parce que ce coefficient de vieillissement est doublement conditionné d'abord à la réalisation d'une performance économique extrêmement ambitieuse – plus 1,5 % du PIB alors que la croissance moyenne du PIB a été de 0,9 % et de 1,2 % ces cinq et dix dernières années; ce sont les chiffres de la Banque nationale – ensuite, à la réalisation d'un choix politique partisan de reculer l'âge de la pension. Si par exception, ces deux conditions sont rencontrées, ce sera le gouvernement qui, de manière arbitraire, dira oui ou non à l'adaptation du coefficient de vieillissement.

In fine, ce coefficient risque fort d'être simplement une douce promesse dénuée de sens, alors que les besoins, eux, sont réels!

En réalité, je pense qu'en acceptant cela, vous avez donné de réels outils aux adversaires d'un bon financement de la sécurité sociale. J'imagine déjà un conclave budgétaire. La Sécu connaît un déficit? C'est de votre faute! Si vous voulez un effort pour la dotation d'équilibre, vous devez vous engager à augmenter le coefficient de vieillissement et donc, serrer la vis une fois de plus en matière de pensions. Je crois que c'est clair comme de l'eau de roche. Comme on connaît malheureusement trop bien le degré de résistance particulièrement faible des ministres qui ont les matières sociales dans leurs attributions, on sent le piège absolu!

Deuxièmement, le financement alternatif. Pour compenser les réductions de cotisations sociales et le tax shift, il importe, normalement, de prévoir un financement alternatif adéquat afin d'éviter que la sécurité sociale ne soit pénalisée. Là non plus, ce ne sont pas les partenaires sociaux qui ont décidé de diminuer les cotisations sociales. C'est le tax shift du gouvernement. Ils n'y peuvent rien. Il faut compenser cela. Ce financement doit être suffisant. C'est pourquoi les partenaires sociaux, pour l'ensemble du financement alternatif, ont demandé qu'en cas de recettes fiscales insuffisantes, une partie du précompte professionnel soit prélevée. Cette demande est d'autant plus compréhensible que le gouvernement a de nouveau mal estimé les recettes. Pour cet exercice budgétaire, le précompte mobilier et la TVA vont respectivement rapporter 281 millions et 40 millions d'euros de moins que prévu.

Tous les partenaires sociaux, syndicats comme organisations patronales, se sont mis d'accord pour adresser cette demande au gouvernement. Ce dernier, n'en faisant qu'à sa tête, méprisant la concertation sociale, a refusé et a choisi de prendre le risque que le financement alternatif soit insuffisant en conservant comme source de réserve, les accises sur le tabac.

Là aussi, cela vous met à nu, mesdames et messieurs les ministres des Affaires sociales, devant vos contradicteurs. Vous acceptez d'être davantage en position de quémander. Ils exigeront alors des économies supplémentaires.

Je viens de le dire, le tax shift accroît le déficit de la sécurité sociale. Le gouvernement a prévu un financement complémentaire. Mais il est faible, car le gouvernement, comme d'habitude, est persuadé qu'il y aura de nombreux effets retour. C'est une ritournelle que M. Laaouej et les membres de la commission des Finances connaissent bien. Le pire, c'est que non seulement on ne prévoit pas une bonne compensation par le tax shift, mais le gouvernement s'est dit que, à partir de 2021, pour éviter la transparence, pour éviter que le tax shift soit mis en cause, tous les financements alternatifs seraient fusionnés.

Par conséquent, il deviendra impossible de vérifier d'où viennent les éventuels problèmes budgétaires. En commission, nous avons senti l'un ou l'autre ministre s'ouvrir un petit peu. Nous avons perçu qu'ils étaient quelque peu sensibles à nos arguments. Le rapport montre que la ministre des Affaires sociales a même dit: "Pour évaluer convenablement les conséquences du tax shift, nous pourrions travailler avec le Conseil central de l'Économie et le Conseil national du Travail". Nous avons approuvé cette suggestion, mais en ajoutant que nous pourrions alors la faire figurer dans le texte, par exemple sous la forme d'un amendement - confiants dans le fait qu'il serait voté. Manifestement, comme d'habitude, ces ministres ont été muselés par leurs collègues.

J'en profite pour parler à présent des soins de santé. Là aussi, le gouvernement a préféré refuser, nier la demande unanime – entendez-moi bien: unanime! – des organisations syndicales et patronales, bref des partenaires sociaux, qui souhaitaient que le dépassement de l'objectif budgétaire des soins de santé soit pris en charge par l'État. Pourtant, cette demande était parfaitement légitime, puisque les partenaires sociaux n'ont que très peu d'effet sur les dépenses et que c'est le gouvernement qui fixe l'objectif budgétaire et impose des économies drastiques en ce domaine. Je rappelle que la norme fut, à un certain moment, de 4,5 % pour combler notamment les besoins en termes de lutte contre le cancer et que nous allons bientôt, sous cette législature, en arriver aux environs de 0 % par rapport à la croissance économique. Imaginez-vous! Cela signifie qu'il s'agit évidemment d'économies nettes et brutales sur le dos des malades.

Une fois de plus, les partenaires sociaux travaillent sur le projet, proposent des solutions et le gouvernement décide de maintenir son point de vue dans le cadre de notre négociation.

Le traitement de la dotation d'équilibre par le gouvernement est la problématique la plus grave. Je l'avais instaurée afin que, quoiqu'il arrive, la sécurité sociale soit en équilibre en fin d'exercice. Tous les partis du gouvernement étaient d'accord. C'était au moment de la grande crise, quand la sécurité sociale était la pompe, le bouclier pour protéger notre pays des effets de la crise. À chaque instant, je m'étais assurée que l'État puisse toujours payer les pensions, rembourser les médicaments, indemniser les malades, les personnes victimes du manque d'emploi.

Aujourd'hui, la dotation d'équilibre n'est plus garantie. D'ailleurs, pour tous ceux qui ont suivi les travaux en commission, dans ce domaine, le gouvernement dit tout et son contraire. C'est incroyable: non seulement, ils le disent, mais ils l'écrivent! Dans le texte de loi, il est stipulé: "Il n'y aura pas de déficit grâce à la dotation d'équilibre." Cela prête à croire que le projet n'a pas été changé. Puis, Mme De Block nous montre le contraire, page 80 du rapport des travaux de la commission: "Ce n'est tout de même pas automatique d'augmenter la dotation d'équilibre pour financer le dépassement." Dans l'exposé des motifs, "les décisions de combler ou non des dérapages feront l'objet d'un arbitrage politique". "Cette dotation ne peut pas être un chèque en blanc", dit-on encore. Ils disent tout et son contraire! Le flou le plus total!

En réalité, je dirais "pas tellement". Vous aurez, dites-vous, une partie de dotation d'équilibre et pour le reste, vous imposerez aux partenaires sociaux des économies dans les dépenses en sécu. C'est la raison pour laquelle cela a été tellement critiqué par tous ceux que nous avons auditionnés. Par l'absence de volonté sur la dotation d'équilibre, vous imposez des économies substantielles année après année à la sécurité sociale et aux partenaires sociaux.

Dans la négociation, vous avez perdu. Ils – ceux qui n'aiment pas la sécu; je pense à la N-VA qui le dit sans cesse – ont accepté une prolongation de quatre ans de la dotation d'équilibre. Mais vous l'avez payée par un changement structurel du mode de financement de la sécurité sociale avec des conditions – vous avez dit des facteurs – de responsabilisation pour pouvoir avoir même une partie de la dotation d'équilibre. Ils vont imposer des économies et puis une dotation d'équilibre en partie, et ils ne l'auront qu'en fonction de facteurs de responsabilisation.

Je vais vous dire quelques mots des facteurs de responsabilisation parce qu'on ne voit pas en quoi les partenaires sociaux, co-gestionnaires de la sécurité sociale, peuvent être responsabilisés par ce biais-là.

La dotation d'équilibre dépendra des effets des mesures concernant la lutte contre la fraude sociale. En quoi les partenaires sociaux sont-ils responsables de cela? En quoi? C'est extraordinaire! Et on place cela en premier, pour induire l'idée que le déficit de la sécu est certainement dû aux fraudeurs sociaux et aux gestionnaires de la sécurité sociale qui protègent ces fraudeurs. C'est de la folie furieuse!

En quoi les partenaires sociaux peuvent-ils être responsabilisés en la matière?

Mevrouw Onkelinx, bedankt voor uw uiteenzetting.

Wij delen natuurlijk het eerste stuk ervan, wanneer u stelt dat de sociale zekerheid bijzonder belangrijk is. Het is juist dat onze sociale zekerheid in tijden van crises voor een tegengewicht heeft gezorgd, waardoor de gevolgen van de economische crisis in ons land minder groot waren.

Als wij beiden het eens zijn over het belang van de sociale zekerheid, dan rijst toch de vraag hoe we die in stand kunnen houden. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de sociale zekerheid, wat ons betreft ten eeuwigen dage, blijft bestaan en dezelfde zorg biedt?

Als u de instandhouding van de sociale zekerheid ook zo belangrijk vindt, dan vind ik het wel verwonderlijk dat u tegenstander bent van een evidente maatregel. Wij zorgen ervoor dat de mensen na een normale periode met pensioen gaan. Wanneer iemand een jaar later met pensioen gaat, dan heeft dat een enorm effect, want die persoon kost een jaar minder pensioen en hij draagt ook een jaar extra bij. Van een dergelijk evidente maatregel bent u tegenstander. U vindt dat de pensioenleeftijd behouden moet blijven zoals vroeger. Ondertussen weten wij dat de carrières in België vier jaar korter zijn dan in de ons omringende buurlanden. Natuurlijk kunnen wij geld toestoppen en zorgen voor evenwichtsdotaties; daar staan wij met onze fractie allemaal achter. Wij moeten echter ook het andere doen, namelijk ervoor zorgen dat de uitgaven structureel in overeenstemming zijn met de ontvangsten. Als we dat niet doen, waar leidt ons dat dan naartoe?

U beweert dat de regering de sociale zekerheid aanvalt, maar naar mijn mening is dat niet juist. In de gezondheidszorg en in de pensioenen steken we verschillende miljarden euro’s bij. Dat doen we niet in de werkloosheid, gelukkig, omdat de werkloosheid aan het dalen is. Er worden belangrijke inspanningen geleverd: nominaal gezien steken wij daar verschillende miljarden euro’s bij. U doet alsof de sociale zekerheid aangevallen wordt, maar ik kaats de bal terug en vraag u wat uw alternatief is?

Het optrekken van de pensioenleeftijd is een evidente maatregel die ook in de ons omringende landen genomen wordt, ongeacht de samenstelling van de regerende coalitie. Hoe komt het dat u die evidente maatregel niet steunt? Daar ben ik bijzonder over verwonderd.

Mijnheer Bogaert, u weet net als ik heel goed dat het optrekken van de pensioenleeftijd niet bijdraagt tot het langer werken op zichzelf.

Wij hebben altijd gezegd dat men langer moet werken, dat er langere loopbanen moeten zijn. De Pensioencommissie zegt dat trouwens ook. Maar het is niet voldoende om alleen de pensioenleeftijd op te trekken. Wat zien wij vandaag? Wij zien een verschuiving naar de ziekteverzekering, omdat mensen vroeger ziek worden, en naar het werkloosheidsstelsel.

Ondanks de vele beloftes heeft de regering geen enkele maatregel genomen om het langer werken mogelijk te maken, integendeel. Wij hebben zopas nog de discussie daarover gehad. Men heeft de pensioenbonus afgeschaft en een paar weken geleden heeft de heer Bacquelaine moeten toegeven dat de pensioenen van werknemers in landingsbanen, een systeem dat hen in staat moet stellen om langer te werken, dalen.

Mijnheer Bogaert, in plaats van het telkens te hebben over de pensioenleeftijd, moet de regering maatregelen nemen, opdat de mensen langer zouden kúnnen werken en dat doet u helemaal niet. Dat is onze kritiek.

Mevrouw Onkelinx, ik maak mij bijzonder veel zorgen om het volgende.

Uw partij en s.pa hebben meermaals, ook afgelopen week nog, verklaard dat zij, als zij het in ons land opnieuw voor het zeggen zouden hebben,  de pensioenleeftijd van 67 jaar zouden terugbrengen naar 65 jaar. Dat heeft de heer Vande Lanotte hier verklaard en ik hoor ook alle PS-collega's zeggen dat ze dat zullen doen, à la française, zoals de heer Hollande. Ik maak mij daarover bijzonder veel zorgen, omdat dat niet zomaar iets symbolisch is. Absoluut niet, het is een hervorming die een onwaarschijnlijke impact heeft op de financiering van het pensioenstelsel.

Mevrouw Temmerman zegt dat de maatregel de mensen niet langer doet werken. Dan moet u mij eens uitleggen hoe het komt dat wij de additionele kosten van de vergrijzing halveren dankzij die maatregel. Er wordt acht miljard euro minder uitgegeven dankzij het optrekken van de pensioenleeftijd.

Collega’s, mevrouw Onkelinx maakt zich zorgen over de financiering van de sociale zekerheid. Wanneer echter dergelijke maatregelen worden voorgesteld, maak ik mij veel grotere zorgen.

Mevrouw Onkelinx, u moet mij immers eens uitleggen op welke manier u met het terugbrengen van de pensioenleeftijd van 67 jaar naar 65 jaar het gat van acht miljard euro wil financieren. Collega’s, het antwoord is blijkbaar dat die acht miljard euro door het kapitaal zal worden gefinancierd. Daar gaan we weer. Acht miljard euro wil men door het kapitaal financieren. Luister eens goed: men wil acht miljard euro financieren door het kapitaal: door belasting op speculatie, kortom meer belastingen. Het verhaaltje is bekend.

Collega’s, ik zal u het echte antwoord geven. Partijen in de meerderheid hebben de verdomde plicht hun werk te doen en de sociale zekerheid te garanderen. De realiteit is dat mevrouw Onkelinx, toen zij nog niet zo lang geleden deel uitmaakte van de meerderheid, zelf hervormingen in gang heeft gezet waarop zij nu terugkomt. Dat is de realiteit. Het gaat om moeilijke maar noodzakelijke hervormingen, om de financiering van de sociale zekerheid mogelijk te maken.

Collega’s, wonderingrepen via een speculatietaks bestaan niet. De enige maatregel om ervoor te zorgen dat onze sociale zekerheid duurzaam is gefinancierd, bestaat erin ervoor te zorgen dat meer mensen langer aan de slag gaan. Dat is het enige wat kan.

Ik maak mijn redenering af.

Mijnheer Laaouej, afgelopen week heeft het Planbureau een studie gepubliceerd, waaruit blijkt dat voor de eerste keer in twaalf jaar tijd de werkgelegenheidsgraad, die in ons land jaren na elkaar op 67 % stond, in 2020 naar 70 % zal stijgen. Wanneer wij het over hervormingen hebben, is dat geen kleine, maar een grote stap.

Collega’s, het is bijgevolg maar door langer te werken en meer mensen aan de slag te houden, dat wij de sociale zekerheid zullen kunnen financieren. Al wie vandaag terugkomt op de hervormingen, die wij hebben ingezet, organiseert dus de onverantwoordelijkheid.

Mevrouw Onkelinx, eigenlijk zou u beschaamd moeten zijn, om op het spreekgestoelte te declameren dat de huidige regering de sociale zekerheid bedreigt. Het tegendeel is waar. Door dat soort populisme ondergraaft u de sociale zekerheid. Dat is de realiteit.

Collega’s, ik wil wel, maar mevrouw Onkelinx wordt hier op de duur geïsoleerd. Dat is niet de bedoeling. De spreker moet ook worden betrokken.

Mijnheer de voorzitter, ik zal het zeer kort houden.

Mijnheer Van Quickenborne, langer werken, daar zijn we het allemaal over eens. Mij moet u dan eens uitleggen hoe het komt dat de regering, minister Bacquelaine in het bijzonder, keer op keer maatregelen neemt die werkenden eigenlijk straffen als ze langer werken, die maken dat hun pensioenen lager zijn als ze langer werken. Dat moet u mij eens uitleggen. Dat is helemaal iets anders dan de leeftijd optrekken. Men moet werkenden daarentegen stimuleren om langer te werken. Dat doet de regering niet. Daar zijn wij voor honderd procent voorstander van: werkenden de mogelijkheid bieden om langer te werken, maar dat doet u totaal niet.

Dat was inderdaad kort.

Madame Fonck, je vous demande d'intervenir aussi brièvement que possible.

Monsieur le président, je voudrais rappeler deux ou trois éléments aux collègues de la majorité.

Depuis que vous avez décidé d'augmenter l'âge du départ légal à la pension, quel a été l'effet de vos mesures? L'augmentation du coût supplémentaire à charge des pensions a-t-elle été moindre depuis deux ans? Non. Chaque année, ce coût augmente de 1,5 milliard supplémentaire. Avez-vous élevé l'âge du départ effectif à la pension? Non. Avez-vous augmenté le taux d'emploi des 55-65 ans? Non. Á l'inverse, avez-vous augmenté le nombre de départs en maladie ou en invalidité? Oui, de plus de 15 % en l'espace de deux ans.

Je suis d'accord avec vous sur ce point, monsieur Van Quickenborne: c'est évidemment sur le taux d'emploi qu'il faut jouer, et plus encore, sur le taux d'emploi total et sur celui des 55-65 ans.

(…)

Pour des cacahuètes, cher monsieur Borsus! Permettez-moi de terminer!

La Belgique, parmi les pays de l'Union européenne et de l'OCDE, est l'un des pays qui a le taux d'emploi des 55-65 ans le plus bas. Qu'avez-vous entrepris comme chantiers pour augmenter ce taux? Vous avez supprimé des mesures qui, pourtant, sur les plans quantitatif et qualitatif, permettaient justement à des personnes de travailler plus longtemps pour avoir des carrières plus longues. Effectivement, ces réformes-là sont indispensables si l'on veut demain financer correctement la sécurité sociale et assurer son équilibre.

Monsieur le président, je ne voulais pas intervenir à ce stade du débat, mais Mme Fonck vient d'affirmer un fait qui est faux. Mme Fonck vient d'affirmer que le taux d'emploi des plus de 55 ans n'avait pas augmenté en Belgique. C'est rigoureusement faux. Je pense que notre assemblée mérite des informations correctes et validées. J'ajoute que le taux d'emploi global, comme vous venez de le lire toutes et tous, vient d'augmenter de 0,5 %, ce qui est le premier pas de la perspective que M. Van Quickenborne vient de décrire. À certains moments, il faut pouvoir s'accorder sur les chiffres validés.

Monsieur le ministre Borsus, je veux bien entendre beaucoup de choses, mais je vous invite à consulter le dernier rapport de l'OCDE qui est extrêmement intéressant en la matière.

Vous glorifiez ici la position de la Belgique pour les 55-65 ans. Si on compare notre situation à celle des pays avec lesquels on peut se comparer, que ce soit au niveau d'Eurostat ou de l'OCDE, nous sommes les recordmen, mais malheureusement par le bas.

Vous avez supprimé les seules mesures qui existaient pour augmenter le taux d'emploi des 55-65 ans. Et un des chantiers majeurs pour augmenter le taux d'emploi dans cette tranche d'âge plus particulièrement est inexistant, depuis deux ans, grâce à votre gouvernement.

Monsieur le président, je serai très bref, car sinon on pourrait y passer la nuit. Ce fut le cas en commission, alors pourquoi pas en séance plénière?

Monsieur Van Quickenborne, vous dites que, vu la démographie, le relèvement de la retraite à 67 ans est la seule mesure pouvant garantir la viabilité financière à long terme de la sécurité sociale, qu'il n'y a pas d'autre recette.

C'est un choix politique. C'est un choix idéologique. Nous ne partageons pas votre point de vue. Selon nous, il existe d'autres possibilités.

Dans leur programme électoral, les partis de la majorité comme l'Open Vld, le MR et le CD&V, avaient-ils la conviction qu'il fallait augmenter l'âge de la pension à 67 ans? Je pense que non. Aucune de ces formations n'a proposé cette mesure à nos concitoyens. Je me dis qu'une vérité divine est tombée après les élections pour arriver à la conclusion que, finalement, le relèvement de l'âge de la retraite était la seule mesure pouvant garantir la viabilité de la sécurité sociale. Pour ce qui me concerne, excusez-moi, je n'y crois pas!

Monsieur le président, je tiens à remercier les collègues qui sont intervenus pour ce débat. La réforme de la sécurité sociale est une matière importante. Il est, dès lors, normal que l'on soit interrompu pour entendre les uns et les autres.

Cela dit, avec M. Van Quickenborne, vous aurez remarqué que c'est toujours la même chose: il faut faire des efforts en matière sociale et "strouiller" dans le panier social! Regardez un peu le panier fiscal!

Vous faites n'importe quoi dans le panier fiscal avec des estimations budgétaires farfelues! On en arrive à un exercice où on a 2 milliards en moins que ce qui était prévu. Et qui paie? C'est le social parce que vous avez fait n'importe quoi au niveau fiscal! Commencez par réformer la fiscalité, par la rendre plus juste et vous pourrez peut-être alors vous intéresser au panier social!

Deuxièmement, je sais qu'il faut trouver les moyens adéquats de répondre au surcoût de la sécurité sociale dû au vieillissement. Vous avez raison.

Il est évident qu'il faut augmenter le taux d'emploi, notamment celui des travailleurs qui arrivent sur le marché après 55 ans. Je ne vais pas dire les travailleurs plus âgés. Ils sont encore jeunes, vaillants, vigoureux et expérimentés. Mais ils ne le sont pas tous. Il existe différents moyens d'augmenter le taux d'emploi des plus expérimentés. Avec le CD&V, nous avions travaillé sur le bonus à l'emploi. Nous avions également déposé des propositions pour diminuer le temps de travail en fin de carrière car d'aucuns sont plus fatigués, en tout cas dans certains métiers, tout en s'assurant qu'ils ne perdaient rien en termes de salaire. Cela permettait un avantage incontestable pour rester à l'emploi pour ceux qui le pouvaient. Au contraire, vous êtes dans la contrainte et vous avez, dès lors, comme retour de manivelle une augmentation extrêmement sensible des dépenses en indemnités d'invalidité et en soins de santé, en plus d'épuiser toute une série d'hommes et de femmes qui ont travaillé toute leur vie.

Selon moi, vous préconisez de mauvaises solutions. J'en profite pour dire que si nous avons la chance, à un moment donné, de retravailler au sein du gouvernement fédéral, nous exigerons de revenir à la pension à 65 ans.

Par ailleurs, monsieur Bogaert, on a travaillé ensemble, comme avec d'autres collègues. Que se passait-il à chaque conclave? On regardait le fiscal, on regardait le social et puis le troisième panier qui est un panier "divers". Pour ce qui concerne le social, nous travaillions ensemble à des mesures qui ont été prises. Nous avons pris nos responsabilités dans absolument tous les domaines, y compris en matière de pensions, y compris en matière d'emploi, y compris en matière de soins de santé.

Ce que l'on fait ici, monsieur Bogaert, dans le cadre de la réforme du financement de la sécurité sociale, c'est autre chose. C'est vraiment dire: "Je constate qu'il y a un déficit." Et certains de dire que, puisqu'il y a un déficit, il faut le combler. Vous pouvez avoir un peu de dotation d'équilibre mais alors, vous devez prendre telle et telle mesure et le ministre pourra dire: "Grâce à la réforme, telle qu'elle est prévue, soit je prends de nouvelles mesures sur lesquelles on se met d'accord, soit j'envoie la patate chaude aux partenaires sociaux" en leur disant: "Vous n'avez qu'à vous arranger pour vous mettre ensemble et vous mettre d'accord sur des économies dans tous les domaines de la sécurité sociale, sinon elle sera en déséquilibre et nous la laisserons en déséquilibre, parce que la dotation sera insuffisante." C'est exactement le jeu dans lequel on les a plongés et ils en sont là, béatement, à accepter ce jeu imposé par la N-VA. C'est incompréhensible!

J'en reviens aux facteurs de responsabilisation. Le premier facteur, c'est donc la lutte contre la fraude sociale.

Le deuxième facteur de responsabilisation - je rappelle que nous sommes dans la dotation d'équilibre -, ce sont les effets des mesures concernant la lutte contre les mécanismes d'utilisation impropre. Qu'est-ce que c'est que cela? Que signifie la lutte contre les mécanismes d'utilisation impropre? C'est ce qu'on nous a expliqué, à savoir quelque chose qui n'est pas légal. On utilise un mécanisme à des fins qui ne sont pas légales. Dans ce cas, il faut simplement prendre ses responsabilités par une loi, comme on doit le faire en matière d'optimisation fiscale. Pourquoi voulez-vous en la matière responsabiliser les partenaires sociaux? C'est incompréhensible! Une loi aurait suffi!

Le troisième facteur - il y en a six -, c'est la contribution de la sécurité sociale dans la réalisation des objectifs budgétaires tels que déterminés dans le pacte de stabilité.

Ce n'est pas du tout la responsabilité des partenaires sociaux. Ce ne sont pas eux qui négocient le pacte de stabilité, mais ce sont eux qui sont responsabilisés pour imposer des économies supplémentaires. Donc, en quelque sorte, la sécurité sociale devient véritablement la variable d'ajustement de soutien à l'austérité. C'est insupportable!

Quatrième facteur de responsabilisation: les causes des augmentations des effets volume. Là aussi, on a eu une discussion en commission. C'était le flou de la part des ministres. Ils ne savaient pas expliquer en quoi les partenaires sociaux sont responsables des effets volume. Si, en matière de soins de santé, les gens sont davantage malades, parce qu'ils doivent travailler plus longtemps, par exemple, tant pis, ce sont les partenaires sociaux qui sont responsables. Ils devront prendre des mesures. Mais enfin! Ce n'est pas aux partenaires sociaux d'être responsables des effets volume, dans quelque domaine que ce soit de la sécurité sociale.

Ils peuvent évidemment être des partenaires de la négociation, de la discussion, de la concertation, comme ils l'ont toujours fait. Nos partenaires sociaux en Belgique sont des partenaires sociaux responsables. Mais se dire "moi, je ne suis pas responsable; les partenaires sociaux n'ont qu'à envisager des mesures", c'est très étrange en matière de responsabilité du gouvernement.

Cinquième facteur de responsabilisation: le respect de la neutralité budgétaire ou non des accords conclus entre les partenaires sociaux. C'est intéressant et très clair. Mesdames et messieurs, les partenaires sociaux sont maintenant tout simplement mis sous tutelle. Ils ne peuvent plus faire un accord interprofessionnel, comme ils ont l'habitude de le faire tous les deux ans. Ah non! Si vous faites un accord interprofessionnel et que cet accord interprofessionnel a un coût budgétaire - c'est un accord qui est conclu entre organisations syndicales et patronales -, et bien, tant pis, nous, gouvernement, nous allons exécuter une partie et pas une autre, parce que nous voulons la neutralité des accords budgétaires, ce qui est une condition à la dotation d'équilibre. C'est en cela que les partenaires sociaux ont dit que, par le biais du mode de financement de la sécu, vous les mettiez véritablement sous tutelle et cela ne va pas faciliter tout le travail de paix sociale nécessaire pour le développement économique et social de notre pays.

Enfin, sixième et dernier facteur de responsabilisation: le suivi des mesures prises par le gouvernement. Qu'est-ce que cela? Si on travaille sur un arrêté royal n'importe comment, qu'on ne prend pas une bonne mesure, qu'un arrêté royal est mal fichu, en quoi les partenaires sociaux sont-ils responsables? C'est inimaginable, mais on devait l'imaginer: le gouvernement a défini des facteurs de responsabilisation pour se dégager de sa propre responsabilité des choix politiques qu'il doit imposer. C'est inimaginable! Un gouvernement d'irresponsables lance la pierre aux partenaires sociaux en disant: "Même si je fais mal, ils n'ont qu'à rattraper la sauce." Ce n'est pas sérieux!

Voilà, mes chers collègues, ce que je voulais vous dire, en résumé. Le plus cynique dans toute cette affaire, c'est qu'un gouvernement irresponsable budgétairement veut soi-disant responsabiliser les gestionnaires d'une sécurité sociale sous-financée. Il faut rappeler que, depuis qu'il est en place, ce gouvernement n'a jamais présenté un budget crédible, dont les rendements aient été respectés. Venir faire la leçon aux partenaires sociaux, c'est culotté!

Nous voyons bien les motifs pour lesquels le gouvernement pourrait, à l'avenir, décider de ne plus verser entièrement la dotation d'équilibre. Ils sont totalement arbitraires. Il ne s'agit pas de responsabiliser, mais bien de jeter les bases d'un changement de paradigme, où la sécurité sociale deviendrait, comme je l'ai dit tout à l'heure, une simple variable d'ajustement budgétaire. D'ailleurs, notre collègue de la N-VA acquiesce.

M. Bogaert pourrait d'ailleurs répondre à son collègue de la N-VA qui dodeline de la tête quand je dis que tout le financement de la sécurité sociale a été fragilisé. Il est tout content, il dit: "Oui, oui." Monsieur Bogaert, répondez-lui. Il est comme cela depuis tantôt quand je dis qu'elle est fragilisée.

Ik heb niet gezien wat er achter mij gebeurde. Het is dus moeilijk voor mij om daarop commentaar te geven.

Wij zijn het erover eens dat de sociale zekerheid bijzonder belangrijk is en dat die structureel gefinancierd moet worden. Dat er een weg daarheen is via het optrekken van de werkgelegenheidsgraad, daarover zijn wij het ook eens. Wij zijn het er zelfs over eens dat als de regering bepaalde prognoses doet op fiscaal vlak, zij die moet invullen. Iedereen in het halfrond zal zeggen dat, als er in 100 wordt voorzien terwijl er maar 80 is, men toch op een of andere manier tot 100 zal moeten gaan tijdens het budgettair jaar. Desnoods moet men het inhalen. Daarover zijn wij het ook eens.

Hetzelfde geldt voor de sociale zekerheid. Als er een gat valt, dan kan men toch niet zeggen dat het automatisch gevuld moet worden uit de algemene pot? Dat is toch een te gemakkelijke manier om de zaken te bekijken? Zo overleeft de sociale zekerheid toch niet op termijn? Dat is onmogelijk. Ik zal niet zeggen dat dit een derde-betalerssysteem is, maar als iemand een tekort heeft, dan moet hij het gat dichten. Potje breken is potje betalen. Voor onze partij geldt dat voor de fiscale ontvangsten, maar ook voor de sociale zekerheid. Als daar een gat is, dan moet het gedicht worden. Men kan niet automatisch zeggen dat iemand anders het zal betalen. Als u dat blijft doen, dan schept u een “het kan niet op”-mentaliteit. Als u dat dan combineert met uw visie op lange termijn en weigert mee te werken aan noodzakelijke maatregelen, dan zal de sociale zekerheid failliet gaan. Dat moeten wij absoluut vermijden.

Daarom, met alle respect, ben ik het eens met bepaalde zaken, maar totaal oneens met andere zaken die u zegt.

Votre parti avait accepté la dotation d'équilibre. Il y avait des raisons à cela. Soit vous étiez inconscient soit vous aviez mal négocié, à moins d'être particulièrement faibles.

J'ai pour habitude d'être responsabilisée. Tout le monde le sait, dans ma vie politique, j'ai souvent pris des décisions difficiles. Gouvernement après gouvernement, dans les conclaves budgétaires, j'ai pris mes responsabilités - notamment pour sauver la sécurité sociale. Or ce que vous faites ici, ce n'est absolument pas responsabiliser le gouvernement pour consolider la sécurité sociale. Vous le déresponsabilisez et vous vous trouvez des excuses. Tous les "facteurs de responsabilisation" sont des excuses pour simplement dire: "Je sous-finance et j'envoie la patate chaude aux partenaires sociaux", et ce afin qu'ils réduisent les moyens de la sécu. De la sorte, vous évitez le débat sur les recettes en faveur de la sécurité sociale. C'est exactement ce qui a été imaginé par les uns et les autres. Je ne sais pas s'ils en étaient alors conscients, mais en tout cas ils ont mis la sécurité sociale en danger. "C'est à l'insu de leur plein gré", comme on dit …

Madame Onkelinx, Mme Fonck tient à répondre à M. Bogaert.

Veuillez m'excuser, madame Onkelinx.

Monsieur Bogaert, je suis impressionnée par la teneur de certains de vos propos. Certes, nous serons d'accord pour admettre la nécessité d'une sécurité sociale à l'équilibre. Seulement, il reste une différence fondamentale entre nous, qui porte sur la manière d'atteindre cet objectif. Cette tâche relève d'une responsabilité collective - pas uniquement des partenaires sociaux -, d'autant moins que ce projet de loi vise à en revenir à une gestion entièrement assurée par l'État. Donc, il y va aussi de la responsabilité du gouvernement.

Le problème est que, si la sécurité sociale n'est pas à l'équilibre, vous avez prévu, quelle que soit la cause du déséquilibre de la sécurité sociale, qu'a priori il faudra la rééquilibrer via son propre budget, donc en coupant dans les pensions, les soins de la santé ou ailleurs.

(…)

Oui et non! J'ai lu le post de votre collègue M. Van Rompuy sur Facebook ou sur son blog. Vous organisez vous-même le sous-financement de la sécurité sociale par le biais du tax shift. Avec la réduction des cotisations sociales, la sécurité sociale sera dans le rouge. Vous le savez! Vous l'organisez!

Je n'ai pas de problème à ce que l'on diminue les cotisations sociales pour des employeurs, mais alors il faut prévoir que cela va diminuer d'autant le financement de la sécu! Quand on est responsable, on voit les mesures indispensables qui doivent être maintenues, le filet social qui doit être préservé et la façon d'obtenir un financement sécurisé. Dans le cas contraire, votre modèle, votre choix de société est clairement de dire "tant pis pour les plus faibles, tant pis pour ceux qui n'ont pas d'assurance privée en soins de santé". Votre logique est donc profondément différente puisque, a priori, vous creusez sans cesse davantage le trou sans prendre vos responsabilités par rapport au non-maintien de l'équilibre de la sécurité sociale.

C'est un peu facile, permettez-moi de le dire!

Monsieur le président, j'en termine.

Avec ce gouvernement, la sécurité sociale n'est plus considérée comme un droit pour nos concitoyens. C'est pourtant un droit constitutionnel que l'État doit garantir en vertu de l'article 23 de la Constitution.

Pour nous, le paiement des pensions, celui des allocations de maladie, d'invalidité, de chômage, le remboursement des médicaments, l'accès aux soins de santé doivent être garantis par l'État. Il ne peut pas en être autrement! Les droits de nos concitoyens ne peuvent pas être à géométrie variable et dépendre de la situation économique.

Dans un État de droit, l'État doit pleinement faire face à ses obligations, comme nos concitoyens d'ailleurs doivent respecter leurs obligations! Cela justifie pleinement que la dotation d'équilibre ne soit pas soumise à des facteurs de responsabilisation qui n'en sont pas et qui sont, je l'ai dit, une déresponsabilisation de l'État!

Derrière des mesures visant un but annoncé par le ministre, but que nous pouvions poursuivre au départ puisqu'il y a des mesures de simplification sur lesquelles nous sommes d'accord, se cachent des ambitions très différentes.

Ces mesures mettent à mal notre modèle social. Je crois que le gouvernement se réserve le droit discrétionnaire de faire ce qu'il veut avec l'avenir de la sécurité sociale, en portant une atteinte grave aux principes fondamentaux qui la régissent et en réduisant le rôle des partenaires sociaux. Vous avez, vous pouvez en être fiers, changé le paradigme et jeté les bases, j'en suis convaincue, d'une scission de notre sécurité sociale, qui est pourtant le véritable ciment de notre pays. Pour nous, c'est insupportable.

Monsieur le président, madame, messieurs les ministres, chers collègues, la réforme du financement de la sécurité sociale concrétise un point important de l'accord du gouvernement. Dès 2014, celui-ci avait prévu de revoir ce mode de financement afin de continuer à offrir une protection sociale de qualité à l'ensemble de nos concitoyens. Cette réforme était une nécessité pour plusieurs raisons. Tout d'abord et de manière évidente, il fallait tenir compte de la 6ᵉ̀ réforme de l'État. Ce sont, en effet, plus de 11 milliards d'euros de dépenses qui ont quitté le budget fédéral de la sécurité sociale, depuis 2015, alors que les recettes sont restées dans le budget. En outre, depuis 2014, il n'y avait plus de base légale pour la dotation d'équilibre. Par ailleurs, le financement alternatif demandait à être simplifié. À titre d'exemple, il ne fallait pas moins de 20 arrêtés royaux pour pouvoir payer chaque année les montants inscrits au budget. Il fallait évidemment tenir compte du tax shift mis en place par ce gouvernement et des diminutions de cotisations sociales y afférant, et donc, prévoir des financements alternatifs pour les compenser.

Ce tax shift est évidemment le cœur de l'action du gouvernement: il permettra de créer de l'emploi, d'engendrer de nouvelles recettes pour la sécurité sociale et diminuer les dépenses.

Le tax shift n'est pas financé. Il a même définancé la sécurité sociale. La Banque nationale l'explique dans ses rapports. Comment vous positionnez-vous? Vous présentez le tax shift comme un des éléments centraux de la politique du gouvernement, mais vous mesurez bien, à l'heure où nous parlons du financement de la sécurité sociale, que le tax shift a définancé la sécurité sociale.

Monsieur Laaouej, j'expliquais simplement que le tax shift crée de l'emploi. Cet emploi engendre de nouvelles…

(…)

Non, ce ne sont pas les effets retour! Monsieur Laaouej, vous faites les questions et les réponses, c'est un peu facile!

(…)

Madame Fonck, vous anticipez même mes réponses! C'est l'esprit divin du cdH!

Trois points ont été énoncés par mon collègue, M. Laaouej. Je n'y reviendrai pas. Vous parlez du tax shift. Celui-ci n'est pas financé et il crée un déficit que devront très largement porter les allocataires sociaux.

Premièrement, vous parlez des effets du tax shift en matière d'emploi. C'est vite dit. M. Borsu a essayé de faire croire avant vous que le taux d'emploi en Belgique augmentait. C'est faux: depuis le début de la législature, la Belgique a reculé dans le peloton européen, s'éloignant de l'objectif de 71,5 % de la population active.

Vous n'étiez pas présent en réunion de commission, mardi matin!

Le taux d'emploi, qui est l'indicateur à prendre en compte, diminue, sans parler de la qualité de l'emploi créé. Soyez précis sur les effets du tax shift, à savoir un déficit de l'État et un taux d'emploi qui ne décolle pas, sans parler de la qualité de l'emploi.

Vous avez parlé beaucoup plus tôt – à ce moment-là, j'avais déjà envie de vous interrompre, mais j'ai décidé de vous laisser le bénéfice du doute – d'une sécurité sociale de qualité. Il s'agit ici encore d'un beau concept, monsieur Clarinval. Je vote pour une sécurité sociale de qualité. Je trouve cela extraordinaire. Mais qu'est-ce qu'une sécurité sociale de qualité? Est-ce l'exclusion des jeunes du bénéfice des allocations d'insertion? Est-ce la suppression des périodes assimilées au moment du calcul de la pension? Est-ce la suppression du crédit-temps? Est-ce la suppression du complément d'allocation de chômage pour les travailleurs à temps partiel qui sont souvent des travailleuses? Sont-ce toutes les réformes en matière de pension du ministre Bacquelaine qui, semaine après semaine, montrent leurs effets sur les revenus des personnes qui perçoivent les pensions les plus basses? Est-ce cela votre sécurité sociale de qualité? Comment, demain, sera-t-elle de qualité supérieure avec l'éteignoir que vous mettez sur la sécurité sociale avec cette loi de financement?

Si vous utilisez des concepts, soyez précis! Tax shift: création d'emploi. Donnez-nous des chiffres démontrant que le taux d'emplois augmente! Sécurité sociale de qualité. Dites-nous ce qu'est assumer ce que vous faites vivre à nos concitoyens les plus fragiles avec les mesures d'économie linéaires que vous avez déjà prises et que vous programmez encore plus dantesques pour demain.

Monsieur le président, monsieur Laaouej, monsieur Gilkinet, ce mardi matin, en commission des Affaires sociales, où ni Mme Fonck ni M. Gilkinet n'étaient présents, nous avons entendu un rapport qui démontrait que le tax shift avait été positif, avait été créateur d'emplois. Ce rapport émane de la Commission européenne. On peut soupçonner le gouvernement d'être partial, mais il est ici question de la Commission européenne.

Par ailleurs, personne ne pourra nier les chiffres. Plus de 100 000 emplois ont été créés durant ces dernières années. Le taux de chômage diminue de manière importante. Le tax shift permet d'accroître les recettes et de diminuer les dépenses. Le nier, c'est simplement nier l'évidence.

Monsieur Clarinval, je vais reprendre le débat que j'ai déjà eu avec le ministre Peeters.

Vous niez la création de 100 000 emplois et vous niez la diminution du chômage, monsieur Gilkinet? Vous niez l'évidence! Les chiffres sont pourtant exacts.

S'il y a une diminution du chômage, c'est parce que vous excluez les demandeurs d'emplois du bénéfice des allocations de chômage, à commencer par les jeunes bénéficiaires de l'allocation d'insertion, en continuant avec les personnes que vous renvoyez vers les CPAS de M. Borsus.

Ce n'est pas vrai! Un sur cinq émarge au CPAS. Les quatre autres n'y émargent pas, monsieur Gilkinet. Les autres trouvent du travail. Telle est la vérité! Ce sont les chiffres! C'est la FGTB qui le dit!

Ce n'est pas le chiffre net de 100 000 emplois que vous essayez de vendre semaine après semaine, c'est le taux d'emploi.

Le taux d'emploi, sur la base des chiffres d'Eurostat, a diminué depuis la mise en place de ce gouvernement et la Belgique, dans le peloton européen, par rapport à l'objectif d'avoir un maximum de la population active bénéficiaire d'un emploi et qui peut, par ses cotisations, financer naturellement la sécurité sociale, est en diminution. Ce sont les indicateurs réels! Qui plus est, comparez le nombre d'emplois nouveaux au coût du tax shift pour les finances publiques, vous vous rendrez compte que le prix par emploi est absolument extraordinaire! Vous confieriez au secteur non marchand un quart du coût par emploi créé via le tax shift, il créerait quatre fois plus d'emplois! C'est ce qu'il fait depuis des années avec le maribel social.

Ce sont des emplois subsidiés!

Mijnheer Clarinval, als u verwijst naar het verslag van Europa – u hebt dat volle recht – dan moet u dat wel juist doen.

Dat verslag zegt dat er inderdaad meer jobs zijn, maar dat die niet kunnen worden gelieerd aan de taxshift. Er is gewoon in gans Europa een betere conjunctuur en men ziet dat in alle EU-lidstaten het aantal jobs stijgt. In verhouding stijgt het aantal jobs in België veel minder dan in onze buurlanden. Een van de verklaringen die verder moeten worden onderzocht, is dat door de ingrepen van de regering de koopkracht van veel mensen is gedaald, waardoor er minder binnenlandse vraag is en waardoor er minder jobs kunnen worden gecreëerd.

Mijnheer de voorzitter, ik wil het debat niet langer laten duren dan nodig, maar hier wordt toch een aantal zaken gezegd die manifest onwaar zijn.

De Europese Commissie heeft in haar rapport gezegd dat niet alleen het aantal jobs is gestegen met liefst 100 000 op twee jaar. Zelfs als u dan zegt dat dat alleen voor deeltijdse jobs is: als u het omrekent, gaat het om 66 000 voltijdse jobs die zijn bij gecreëerd op twee jaar. De prognoses voor de volgende jaren geven er nog zoveel bij. U kunt dat blijven ontkennen, maar dat zijn discussies die nergens toe leiden.  De Europese Commissie heeft toch – want ik was ook op die hoorzitting – gezegd dat wij nog meer lastenverlagingen op arbeid moeten doorvoeren. Dit was een eerste stap en wij moeten verder gaan op die weg. De Europese Commissie heeft toch letterlijk gezegd dat wij nog meer flexibiliteit moeten inbouwen in onze arbeidsmarkt. Ik wil hier gerust een discussie voeren, maar blijf dan toch het liefst een beetje bij de waarheid.

Een andere zaak is dat men zegt dat de taxshift niet is gefinancierd. Kijk eens naar artikel 5 van dit wetsontwerp: daar staan, met naam en toenaam, jaar per jaar, cijfers die duidelijk maken dat de kosten van de taxshift, de verminderde sociale bijdragen dus, net door dit wetsontwerp worden gedekt. Dat maakt het net stabiel. Dat was tot nu toe niet het geval en zal nu wel het geval zijn.

Als het toch niet mocht uitkomen, als het toch niet genoeg zou zijn, zegt artikel 5, paragraaf 2 daarenboven dat de getallen jaar na jaar kunnen worden bijgesteld. Artikel 7 zegt dat, als de btw en de roerende voorheffing nog niet genoeg zouden zijn, er nog geld zal worden bijgehaald van de accijnzen. Dit ontwerp is zo sluitend en het enige wat ik hoor is dat de taxshift niet is gefinancierd. Dat is manifest onjuist.

Mijnheer Spooren, u moet leren luisteren. U moet leren luisteren! U luistert nooit! Ik heb gezegd dat het aantal jobs wel gestegen was. Dat heb ik hier twee minuten geleden gezegd!

(…)

U luistert gewoon niet! U wilt het gewoon niet horen!

(…)

U hebt het woord gehad, mijnheer Spooren. Nu heeft mevrouw De Coninck het woord.

Ik heb alleen gezegd dat de relatie tussen de stijging van het aantal jobs en de taxshift niet bewezen is en dat in de ons omringende landen alle jobs gestegen zijn, zonder taxshift.

(…)

Gelieve ordelijk te discussiëren, collega’s!

Wij presteren minder dan de andere landen, terwijl wij ik-weet-niet-hoeveel cadeaus uitdelen! Dat is de realiteit!

La parole est au ministre.

Monsieur le président, je me permets de réagir. J'ai été interpellé trois fois par M. Gilkinet. Au troisième appel, je me dois de réagir.

Discutons tout d'abord du taux d'emploi. Je vous communique les dernières constatations de la Direction générale Statistique du SPF Économie, confirmées par tous les organes belges concernés. Je cite: "Le taux d'emploi des personnes âgées entre 20 et 64 ans augmente de 0,5 point de pourcentage en 2016; 67,7 % est désormais le taux d'emploi 2016. Après cinq ans de stabilisation autour de 67,3%, cet indicateur augmente de 0,5 point."

(…)

Monsieur Gilkinet, je vous ai écouté patiemment. Laissez-moi terminer. Vous avez raison de dire que ce taux d'emploi nous situe encore dans la deuxième moitié du classement européen. C'est tout à fait vrai. Mais en même temps, notez que, pour la première fois, en 2016, le taux d'emploi repart à la hausse pour un demi point.

Mme Fonck, de façon très aventureuse, devant tout le parlement, a indiqué le contraire, mais je cite: "En ce qui concerne les plus de 55 ans, le taux d'emploi des 55-64 ans qui n'a cessé de progresser ces dernières années, affiche à nouveau une hausse en 2016." Oui, chère madame Fonck!

Par ailleurs, j'entends ce débat infini: est-ce ou non lié au tax shift? Je dispose de certains chiffres et d'analyses pour vous. Connaissez-vous SD Worx? C'est le plus gros secrétariat social du pays. Je pense que personne ne va contester le sérieux de ses analyses, souvent citées par toutes les familles politiques. Que dit SD Worx dans une récente livraison? Je dispose de toutes les coordonnées, si vous les souhaitez. SD Worx a interrogé un panel extrêmement important de toutes les entreprises affiliées et a chiffré le lien entre résultats et tax shift.

Je cite: "7 % des entreprises déclarent que c'est uniquement grâce au tax shift qu'elles ont procédé à l'engagement. 39 % affirment que le tax shift a donné le coup de pouce indispensable en ce qui concerne ces engagements. Le nombre de demandeurs d'emploi est passé sous la barre des 400 000. C'est le meilleur taux depuis quinze ans. Le nombre de faillites, 9 170, est le plus bas depuis 2012."

Vous en voulez encore? Le nombre d'indépendants à titre principal. Quelqu'un sait-il ici combien d'indépendants à titre principal il y a en plus chaque mois?

Á temps plein?

À temps plein. Un indépendant à titre principal est par définition à temps plein.

Il y en a plus de 1 000 en plus par mois. Combien y en avait-il, par exemple, en 2013? 267.

Nous avons ici au moins dix indicateurs non contestés qui montrent qu'il se passe quelque chose d'important dans notre pays. Au lieu de le nier, au lieu de le combattre, votre devoir est de le soutenir. Je dois dire, mesdames et messieurs, pour être taquin une seconde, que si un président français, François Hollande, avait la moitié de ce résultat, il serait aujourd'hui en campagne électorale en France. Je vous remercie. (Applaudissements)

Monsieur le ministre, vous avez donné beaucoup de chiffres. Je vais vous en donner deux. Le premier est tiré d'un diagramme de l'OCDE. Le taux d'emploi des 55-64 ans en 2016, entre les plus mauvais et les meilleurs, la Belgique est la quatrième par le bas. Je persiste et signe. Vous êtes les moins bons en la matière! (Brouhaha)

Cela démontre combien énormément d'efforts restent à faire pour augmenter le taux d'emploi global, mais aussi le taux d'emploi des 55-64 ans.

Le deuxième chiffre. Monsieur le ministre, vous me parlez de votre taux d'emploi à 67,7 %. Quel est l'objectif que vous devez atteindre, que vous vous êtes assigné dans votre accord de gouvernement? C'est un taux d'emploi à 73 %. Si vous faisiez réellement aussi bien que les autres pays européens, que les autres pays de l'OCDE, ce taux serait aujourd'hui bien plus élevé que 67,7 %.

En effet, vous bénéficiez d'une conjoncture économique qui est évidemment nettement meilleure que les années précédentes. Alors que la conjoncture économique, à ce moment-là n'était pas bonne, on avait en Belgique une situation nettement meilleure que celle des autres pays européens!

Il y a aujourd'hui, mais il y a également les perspectives pour le taux d'emploi. Le Bureau fédéral du Plan a sorti, ce mardi, son rapport. C'est tout à fait parlant. Le taux d'emploi en 2020 sera à 70 % et en 2022 à 71,3 %, ce qui veut donc dire que l'on se rapproche de plus en plus des standards européens et de ce qu'on nous demande. Tout cela, c'est grâce à l'action du gouvernement et à la compétitivité qui est restaurée.

Je voulais dire à M. Borsus que l'emploi augmente, certes, mais il augmente moins que dans les autres pays européens, ce qui veut dire que l'effet du tax shift est contre-productif. On constate même que l'emploi créé était supérieur à aujourd'hui lorsqu'il n'y avait pas de gouvernement en Belgique.  Surtout, la question la plus importante, c'est celle de savoir quels emplois ce gouvernement crée.

À propos des indépendants, monsieur Borsus, dans La Libre Belgique d'aujourd'hui, que dit le Syndicat Neutre pour Indépendants (SNI)? Il dit que tout n'est pas aussi rose que le prétend le ministre Willy Borsus. Le Syndicat neutre pour Indépendants a, en tout cas, une analyse plus pessimiste de toutes ces données.

Selon lui, "l'augmentation globale constatée est principalement due à l'augmentation du nombre de femmes indépendantes à titre complémentaire (+ 5,5 %) et au nombre d'indépendants qui restent actifs après la pension (+ 5,8 %)" parce qu'il faut travailler comme indépendant pour arriver à survivre avec vos pensions. "Le nombre total d'indépendants à titre principal n'a augmenté que de 1 %", regrette le SNI.

Au niveau des salariés, c'est la même évolution. Pour un emploi temps plein créé, il y a cinq emplois précaires créés, ce qui veut dire que ce gouvernement crée en fait une précarisation du travail, tout simplement.

Monsieur le président, revenons à la question qui était posée initialement. Les chiffres de M. Borsus mais aussi les chiffres donnés, mardi matin, par la Commission européenne, j'insiste, malheureusement en l'absence de Mme Fonck et de M. Gilkinet, démontrent que l'action du tax shift est source de création d'emplois.

Je rappelle, en conclusion, avant de passer à la phrase suivante, que le cœur de notre dispositif est évidemment de créer de l'emploi pour augmenter les cotisations sociales et diminuer les dépenses. C'est cela qui permettra simplement de sauver la sécurité sociale. Point à la ligne.

(…)

C'était la quatrième raison pour laquelle il fallait mener cette réforme.

La cinquième raison, comme souligné par les partenaires sociaux, c'est qu'il fallait remettre de l'ordre dans les dépenses, en transférant toute une série "d'œufs de coucou" – ce sont en fait des dispositifs qui n'avaient pas leur place à cet endroit-là – pour qu'à un moment donné, ils soient repris dans le mécanisme du budget de l'État. C'était aussi pour rencontrer cette demande plutôt technique. Quels sont les objectifs de la réforme? Il y en a quatre.

Le premier objectif est d'améliorer la gestion financière et budgétaire, d'une part, en prévoyant des mécanismes de responsabilisation et, d'autre part, en créant une commission Finances-Budget chargée du suivi régulier des recettes et des dépenses.

Le second objectif de la réforme, c'est de disposer d'un système plus transparent, plus clair, plus simple et qui assure un financement structurel de la sécurité sociale.

Le troisième objectif consiste à prendre en compte l'impact du vieillissement de la population en permettant l'indexation de l'intervention de l'État sur la base d'un coefficient de vieillissement lié à l'âge effectif de la retraite.

Enfin, le quatrième objectif, c'est de tenir compte des différents avis des partenaires sociaux.

Sur le financement proprement dit, on conserve, dans les faits, trois sources de financement, à côté des cotisations personnelles et patronales qui alimentent majoritairement les gestions globales. Le cœur du financement reste les cotisations sociales et patronales. C'est toujours cela la part du lion dans le financement de la cotisation sociale.

Mais il y a trois sources de financement complémentaires. La première est la dotation classique de l'État. C'est une intervention de solidarité, une intervention dans le financement durable des dépenses de solidarité. Elle sera indexée via l'indice santé, comme cela se fait actuellement. Et elle pourra augmenter via un coefficient de vieillissement. Pour cela, il y a deux conditions. Si la croissance économique est suffisante (au minimum 1,5 % du PIB) et si des mesures visant à freiner le coût du vieillissement sont mises en place, notamment concernant l'âge effectif de la retraite qui augmente, alors, il pourra y avoir un indice supplémentaire à l'indice santé.

Le coefficient de vieillissement est un nouveau système, un moyen additionnel pour sécuriser le financement de la sécurité sociale.

Le deuxième dispositif est le financement alternatif. Il permet une limitation des subventions de l'État et compense la baisse des cotisations patronales. On en a déjà parlé abondamment en introduction. Au lieu de taxer le travail, on cherche des alternatives pour remplir les caisses de la sécurité sociale. On distingue donc le financement alternatif de base, qui est une compensation des réductions de cotisations avant le tax shift, et le financement alternatif tax shift, qui est une compensation des réductions de la période tax shift. Là, M. Laaouej a raison, on tient compte des effets retour dans ce calcul.

Contrairement à ce qui a été dit, on bétonne dans la loi le financement alternatif du tax shift. Les sources de financement alternatif sont limitées à deux. Une source de financement de réserve sera gardée au cas où les sources de financement de base ne suffiraient pas. Chaque année, c'est un pourcentage qui sera prélevé du produit de la TVA et du précompte mobilier. On peut donc dire clairement qu'on va diminuer la pression fiscale sur le travail et l'orienter en partie vers le capital, entre autres, puisqu'on va prélever une partie des recettes de la sécurité sociale sur le précompte mobilier, ce que d'aucuns appellent de leurs vœux. Notons au passage qu'à travers le précompte mobilier, le capital financera donc davantage la sécurité sociale qu'auparavant.

Le troisième mécanisme de dotation de la sécurité sociale, en plus des cotisations, est la dotation d'équilibre transparente et responsabilisante, dont le montant est défini chaque année et dont l'objectif est la couverture du déficit, sans pour autant créer des boni. Avec cette dotation, le gouvernement garantit qu'en fin d'exercice, la sécurité sociale est en équilibre budgétaire, il faut le dire, contrairement à ce qu'on entend dire depuis un certain temps!

La nouveauté, c'est la responsabilisation. Les partenaires sociaux doivent être responsabilisés, au même titre que le gouvernement d'ailleurs. C'est pourquoi la dotation d'équilibre sera fixée après avoir examiné si chacun a fait son travail, après avoir pris des mesures tant en recettes qu'en dépenses et qui ont un impact sur l'équilibre financier de la sécu, et après avoir prévu la neutralité budgétaire, sans quoi des mesures supplémentaires devront être prises.

Je relève également que l'on a inscrit dans la loi la clef de répartition 1/9ᵉ, de façon à renforcer et garantir à long terme le statut social des indépendants. Cela constitue, selon moi, un apport essentiel de cette réforme.

Avant de conclure, je voudrais quand même dire un mot du rôle des partenaires sociaux, qui fut maintes fois évoqué. Il faut mettre un terme à la désinformation. En effet, ils rempliront toujours leur rôle. La compétence du Comité de gestion globale est inchangée. De même, la concertation n'est pas affaiblie. Par ailleurs, une commission Finances-Budget est créée afin d'améliorer la gestion financière et budgétaire. Elle sera chargée du suivi des recettes et des dépenses. Il a été précisé qu'y siégeraient des fonctionnaires et des experts des institutions publiques de sécurité sociale, qui relèvent de la gestion paritaire. On n'y trouvera aucun représentant du gouvernement ou de cabinets. Le but est de rester concentré sur les aspects techniques et chiffrés. C'est également une avancée majeure, puisqu'un suivi mensuel de l'évolution des recettes et des dépenses sera organisé.

Chers collègues, en conclusion, notre protection sociale doit relever le défi du vieillissement de la population et des coûts de plus en plus élevés qu'il impliquera à l'avenir, tant pour le paiement des retraites que pour la prise en charge des soins de santé. Il s'agit, là aussi, d'assurer pour les années à venir son rôle fondamental, qui consiste à soutenir les citoyens qui sont confrontés à un accident de la vie, comme la perte d'un emploi ou la survenance d'une maladie. Nous devions donc garantir un financement durable de la sécu dans le cadre de la gestion globale et paritaire.

En parallèle, le financement repose encore en grande partie sur les cotisations versées par les travailleurs et les employeurs. La priorité reste donc, pour pérenniser notre sécurité sociale, de relever le taux d'emploi - trop faible en Belgique, comme cela fut signalé. Il est par conséquent indispensable de mener des politiques de soutien au développement de l'activité économique, à la création d'emplois et à l'amélioration du taux d'emploi. C'est la voie royale pour sauver notre sécurité sociale.

Je vous remercie de votre attention.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega’s, wat voorligt is het derde belangrijke wetsontwerp op korte tijd, dat ook in de commissie werd besproken. Na de loonwet en de wet inzake werkbaar en wendbaar werk, bespreken wij thans het wetsontwerp houdende de hervorming van de financiering van onze sociale zekerheid, vooral de betonnering van de financiering.

Ik even meegeven dat wij sinds 2014 geen wettelijke basis meer hadden voor een sluitend evenwicht in de uitgaven voor de sociale zekerheid, dus geen sluitend evenwicht voor de pensioenen, de werkloosheids- of ziekte-uitkeringen. Het ontwerp inzake de hervorming van de financiering van de sociale zekerheid laat wat dat betreft in de toekomst niets meer aan het toeval over. Alle uitgaven waarvoor er een engagement is, elke uitkering die gebaseerd is op regelgeving in de sociale zekerheid, elk pensioen, elke sociale verzekering waarvoor mensen ook bijgedragen hebben, zal altijd worden uitbetaald op het moment waarop de mensen daar recht op hebben. Dat is de essentie van dit wetsontwerp. De waarborg die wij vandaag geven aan de mensen, is dat ons goed werkend socialezekerheidssysteem een goede sociale bescherming biedt bij tegenslag. De financiering van dat systeem wordt en blijft gegarandeerd voor de toekomst. Dat is de essentie. Dat is meer dan wat sommige ministers die daar jarenlang voor bevoegd waren, hebben kunnen realiseren in het verleden.

Ik hoor hier veel beschouwingen vanuit de meerderheid en de oppositie over concrete maatregelen en over evoluties. Wij kunnen daarover van mening verschillen, maar daar gaat dit wetsontwerp niet over. Dit wetsontwerp gaat over de nieuwe afspraken die wij maken over de financieringsstromen die instaan voor de sociale zekerheid, zodat de financiering in de toekomst gewaarborgd is.

Ik betreur dan ook dat vanuit verschillende hoeken, vaak vanuit oprechte bezorgdheid — althans dat hoop ik — voor dit cruciale thema, misverstanden zijn ontstaan en dat de zaken soms verkeerd worden voorgesteld inzake de inhoud van de tekst die ter stemming voorligt. Tussen haakjes, ook de sociale partners waren grotendeels eensgezind over dit wetsontwerp. Daar wil ik toch even op wijzen.

Dit wetsontwerp komt niet uit de lucht gevallen. Het werd grondig voorbereid, ook in de beheercomités van de sociale zekerheid die, zoals u weet, onder paritair beheer staan en waar dus ook vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers aanwezig zijn en mee debatteren. Wij hebben over deze wet al uitgebreid gedebatteerd in de commissie, zelfs met een tweede lezing. Het is goed dat wij dit debat hebben gevoerd en vandaag weer voeren, want het parlementaire debat geeft ons ook de gelegenheid om een aantal zaken recht te zetten en te verduidelijken. Zo kunnen punten waarover eventueel verschillende interpretaties bestaan, helderder worden toegelicht.

Een eerste duidelijkheid die deze wet creëert, wil ik nog eens uitdrukkelijk herhalen door de wet te citeren: “Op het einde van de oefening is de sociale zekerheid in alle gevallen in evenwicht.” Uit de parlementaire bespreking die wij al gevoerd hebben, mag ondertussen zeer duidelijk zijn dat, eens de begrotingsopmaak gedaan en de begrotingscontrole achter de rug, met eventueel genomen maatregelen voor extra inkomsten of extra besparingen — niets nieuws onder de zon —, deze wet voor honderd procent garant staat dat het resterende tekort wordt gedekt door de evenwichtsdotatie. Daar kan niet de minste twijfel meer over bestaan op basis van de teksten die vandaag voorliggen en de verklaring die de ministers hebben afgelegd in onze commissie.

Met andere woorden, deze wet legt vast dat iedere burger in dit land te allen tijde krijgt waar hij recht op heeft en dit zonder dat er ooit een tekort of een teveel ontstaat in de sociale zekerheid. Dat is een goede, duidelijke, eenvoudige en transparante regeling die mogelijk wordt gemaakt door de zogenaamde evenwichtsdotatie. Eerst worden alle andere vastgelegde financieringsbronnen van de sociale zekerheid aangesproken. Dat zijn uiteraard, om te beginnen, de sociale bijdragen van de mensen en de werkgevers, goed voor ongeveer 60 % van de inkomsten of meer dan 40 miljard die werkgevers bijdragen via de socialezekerheidsbijdragen.

Ten tweede, daarnaast komt de klassieke rijkstoelage die eventueel wordt aangevuld met de nieuw in te voeren vergrijzingscoëfficiënt.

In dat verband vraag ik aan de regering om spoedig werk te maken van het koninklijk besluit dat de parameters voor de significante stijging van de effectieve uittredingsleeftijd zal bepalen. Daar moet snel duidelijkheid over komen want er moet een realistische opvatting over de noties uittreding en stijging van de uittredingsleeftijd komen, zodat deze beantwoorden aan de maatschappelijke realiteit. De sociale partners zijn nu aan het werk gezet inzake de kwestie van de uittredingsleeftijd en de koppeling van de gewone overheidsdotatie. Ik verneem dat uit de eerste bespreking is gebleken dat er nog tekortkomingen zitten in de huidige meting door de Europese en nationale instellingen. Wanneer is iemand uitgetreden? Dat zou uitgeklaard moeten worden. Wanneer iemand met pensioen is, of niet meer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, dan is dat duidelijk. Maar quid wanneer men oudere langdurig werklozen als uitgetreden beschouwt, terwijl zij toch nog beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt? Het is het ene of het andere. Hier moet dus snel duidelijkheid over gecreëerd worden, zodat men voort kan werken aan de definitie om de vergrijzingscoëfficiënt op een goede manier te bepalen.

Ten derde, dus naast de bijdragen en de overheidsdotatie, is er de alternatieve financiering via de btw, de roerende voorheffing en een aanvulling uit de accijnzen op tabak, die mee de sociale zekerheid financieren. Ook hier vraag ik aan de regering dat zij nauw zou toezien op de accijnzen op tabak als reservebron. Deze derde bron moet te gepasten tijde het voorwerp uitmaken van een evaluatie, in het licht van eventuele resterende risico’s bij een systemische crisis. Desgevallend moet deze bron uitgebreid worden.

Ik zeg dit omdat men voor het bepalen van het bedrag van de alternatieve financiering als financieringsbron voor de sociale zekerheid, ook rekening zal houden met de terugverdieneffecten, die berekend zullen worden door het Planbureau. U hebt in de commissie toegelicht dat u daarvoor advies zult vragen aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en aan de NAR. Dit is belangrijk. Voor een deel van de taxshift moeten er immers nog extra compensaties gezocht worden.

De vraag is of er wel rekening is gehouden met de extra uitgaven voor de sociale zekerheid door de creatie van tienduizenden jobs. Dit geeft uiteraard zeer positieve effecten, maar zorgt ook voor uitgaven, want mensen die werken, bouwen socialezekerheidsrechten op en zullen die ook kunnen genieten. Er zijn ook extra patronalebijdrageverminderingen. En wat met de minderinkomsten die voortvloeien uit de groeiende tewerkstelling in uitzonderingsregimes? Wat met de creatie van nieuwe uitzonderingsregimes als flexi-jobs, studentenjobs, gelegenheidsarbeid, kunstenaarsstatuten? Wat met nieuwe kosten van het systeem van de sociale zekerheid, of van nieuwe extralegale voordelen als ecocheques en maaltijdcheques? Misschien vindt men nog een nieuwe cheque uit waarop geen bijdragen betaald worden? Wie weet? Ook voor die minderinkomsten voor de sociale zekerheid zal men extra compensaties moeten zoeken.

Ook dat kan dus best worden bekeken in samenspraak met de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de NAR en het Planbureau. Wij dringen aan, zowel voor het systeem van de zelfstandigen als van de werknemers, op een gefundeerde analyse van de alternatieve financiering en op een eventuele bijsturing van de reservebron als zou blijken dat deze reservebron onvoldoende schokbestendig is of als de inkomsten ontoereikend zouden zijn.

Na die drie financieringsbronnen, de bijdragen, de dotatie en de alternatieve financiering, worden op het einde van de rit alle uitgaven van de sociale zekerheid gegarandeerd met het sluitstuk van de evenwichtsdotatie die in alle gevallen al de uitgaven van dat jaar moet dekken. Het wetsontwerp dat hier vandaag zal worden goedgekeurd — laat daarover niet de minste twijfel bestaan — biedt de garantie dat een resterend tekort steeds zal worden gedekt door de evenwichtsdotatie. Bovendien zal deze na 2020 worden verlengd.

Uiteraard worden de maatregelen best op tijd en stond aan een evaluatie onderworpen. Zoals een goede huisvader die ergens middelen in stopt, is het normaal dat even wordt nagegaan of de middelen zo efficiënt mogelijk worden besteed. Trouwens, wij evalueren veel te weinig. Wij gaan te weinig de genomen maatregelen en hun effecten na. De noden zijn groot in onze huidige samenleving, zeker met de druk van de vergrijzing. Elke euro wordt dus best zo efficiënt mogelijk ingezet. Betekent zo’n evaluatie, zoals sommige sprekers hier laten uitschijnen, dat slechts één partij de verantwoordelijkheid zou moeten dragen? Nee, de responsabiliserings­factoren gelden voor de drie actoren die instaan voor de financiering en het beheer van de sociale zekerheid, zijnde de werknemers, de werkgevers en de overheid.

Zich structureel beraden over de oorzaken van meer of minder inkomsten of uitgaven en over maatregelen die aan de basis liggen van die zaken, getuigt van goed beheer zowel van de sociale partners, die verantwoordelijke partners zijn voor het beheer van de sociale zekerheid, als van de overheid. Dat kan er alleen maar toe bijdragen dat wij de vooropgestelde doelstelling van een goede sociale bescherming voor onze burgers beter realiseren en dat wij, waar nodig en in overleg, zoals de minister in de commissievergadering heeft aangegeven, kunnen bijsturen. Ook daarover bestaat niet de minste twijfel. De minister heeft dat goed toegelicht in de commissie. Zowel bij de evaluatie zelf, als bij de rapportering en bij de beslissing over bijkomende maatregelen, zullen zowel de sociale partners als de regering betrokken worden en zullen er sociale akkoorden nodig zijn.

Is het mogelijk dat er bijsturingen nodig zijn op punten waarop geen enkele van die drie partijen enige vat heeft? Nee.

Sta me toe een klein voorbeeld te geven uit de praktijk. Niemand zal verantwoordelijk worden gesteld voor het feit dat er maandelijks 10 000 gepensioneerden bijkomen, wat op zijn beurt leidt tot hogere uitgaven. Dit zijn louter demografische evoluties die niets met het beleid te maken hebben. Er moeten zeker geen compensaties voor worden gezocht, door wie dan ook.

Nog even kort ingaan op de kritieken over de gebrekkige financiering van de taxshift. Het kan dat daarover opmerkingen te maken vallen. Wij hebben dit met onze fractie al meermaals gedaan. De inkomsten zullen moeten volgen om de uitgaven te dekken. Deze wet bepaalt immers dat onvoldoende inkomsten door tegenvallende fiscale inkomsten, die de financiering van de sociale zekerheid in het gedrang brengen, moeten worden rechtgezet door de evenwichtsdotatie. Wij hebben er dan ook alle belang bij dat de fiscale inkomsten volgen want anders worden opnieuw schulden opgebouwd en belasten we opnieuw de volgende generatie. Dat laatste kan niet de bedoeling zijn.

Mevrouw en mijnheer de minister, ik roep u op om naast een positieve verankering van de uitgaven ook verder werk te maken van goede garanties voor de inkomsten, rekening houdend met de dynamiek van de arbeidsmarkt en het bijdragelandschap. Op die manier zijn volgens mij alle voorwaarden vervuld voor een duurzame toekomst van onze sociale zekerheid.

Ik dank u voor uw aandacht.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, het was de initiële bedoeling om dit wetsontwerp goedgekeurd te krijgen vóór het einde van vorig kalenderjaar, maar dat is niet gelukt. Het is niet gelukt omdat wij als meerderheid, en ik als voorzitter van de commissie voor de Sociale Zeken, zeer coulant zijn geweest ten aanzien van de oppositie. De oppositie vroeg om hoorzittingen, een eerste lezing, een tweede lezing, amendementen, Raad van State, plenaire en Raad van State. Uiteindelijk zijn we nu aanbeland bij het laatste debat over een belangrijk wetsontwerp dat gaat over de kern, de essentie van ons sociaal-economisch model. De uitgaven van de sociale zekerheid bedroegen meer dan 75 miljard euro in 2015.

Het gaat natuurlijk over hoe wij ons sociaal model in de toekomst willen garanderen. Dat sociaal model is gebaseerd op de filosofie van de herverdeling van de solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden, herverdeling tussen mensen die gezond zijn en mensen die ziek zijn, herverdeling tussen jongeren en ouderen. Dat is het systeem dat wij hier na de Tweede Wereldoorlog hebben uitgebouwd en waarop wij kamerbreed trots kunnen zijn. Om die herverdeling in stand te houden is het belangrijk om voldoende economisch draagvlak te hebben.

Ik wil de legendarische woorden van wijlen Willy De Clercq herhalen. Toen ik een jonge man was, heeft mij vader er dat bij mij ingehamerd. Hij zei: “Op een economisch kerkhof bouw je geen sociaal paradijs”.

Daarom moet dit wetsontwerp samen worden gelezen met alle andere hervormingen die deze regering doorvoert en heeft doorgevoerd: de pensioenhervorming, de taxshift, de hervorming op de arbeidsmarkt. Het zijn stuk voor stuk hervormingen om het economisch draagvlak te vergroten en ervoor te zorgen dat de sociale zekerheid betaalbaar is en blijft.

Wij hebben destijds, in een vorige regering, zelfs hervormingen doorgevoerd met degenen die vandaag in de oppositie zitten. Denk onder meer aan de beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen voor jongeren, de zogenaamde inschakelingsuitkering. Wij hebben dat gedaan in de vorige regering. Wij moeten eerlijk zijn, dat is niet vlekkeloos verlopen, maar de effecten van die hervorming die begin 2015 op volle kracht zijn gekomen, kunnen wij nu zien. De cijfers van de RVA die twee weken geleden zijn gepubliceerd, spreken boekdelen. De helft van de werkloze jongeren die in 2016 hun wachtuitkering zijn verloren omwille van die maatregel, omwille van de beperking in de tijd van de wachtuitkeringen, hebben binnen de zes maanden een baan gevonden. Dat betekent dat mensen op heel korte termijn van een uitkering in een baan zijn terechtgekomen. Dat kan tellen als een banenplan.

Collega’s van CD&V en ik richt mij in het bijzonder tot de heer Bogaert die al een paar keer tussenbeide is gekomen in naam van zijn hele fractie, zoals altijd, of is dat niet zo mijnheer Vercamer? De heer Vercamer twijfelt. Mijnheer Bogaert, waar blijft de moed om die andere werkloosheidsuitkeringen voor andere mensen, voor ouderen, voor middengroepen ook in de tijd te beperken? Als het werkt voor de jongeren, waarom zou het dan niet werken voor de andere beroepsgroepen.

Eindelijk een beetje debat, merk ik want we dreigden in slaap te vallen.

Mijnheer Van Quickenborne, waarom zijn wij daartegen? Wat lost het op om de werkloosheid in de tijd te beperken? Welke landen hebben dat nog niet? België en Griekenland antwoordt men dan. We zitten dus inderdaad in slecht gezelschap, zou u kunnen opperen.

Wat is de redenering die men kan hanteren? Stel dat men dat doet, wat helpt het? We hebben in de vorige regering met de hulp van de coalitiepartners de degressiviteit van de werkloosheid beslist, waardoor de steun op een bepaald moment convergeert met een uitkering, zoals een leefloon, die men zou krijgen. Stel nu dat men die beperking in de tijd doorvoert, dan wint men niets. En als men al iets zou winnen, dan is het de gemeente die de steun verleent in plaats van de centrale sociale zekerheid. Men lost niets op. De twee curven komen gewoon samen, dat is samen beslist. Stel dat men de degressiviteit nog sterker gaat accentueren, dan is het effect nog groter, maar het enige wat er zou gebeuren, is dat men het naar de gemeenten duwt. Eerlijk gezegd, er valt niets meer te duwen, want het verschil tussen de werkloosheidsuitkering en het leefloon is 0 en in sommige gevallen, afhankelijk van de gezinssituatie, is het zelfs negatief geworden. Het helpt dus helemaal niet.

Ik denk dat dit een symbolische strijd, een semantische strijd is die u nog voert, maar in de praktijk is het allang opgelost.

Mijnheer Van Quickenborne, begint u de lijn van N-VA te volgen en vindt u dat de mensen eerst hun rekening niet meer kunnen betalen om dan werk zullen vinden? Als u op die lijn zit, wil ik dat wel eens horen van u.

Welke lijn is dat? Heb ik dat gezegd?

Dat ze eerst hun rekeningen niet meer kunnen betalen.

Het woord is aan mevrouw De Coninck.

Mijnheer Van Quickenborne, u moet intellectueel eerlijk discussiëren.

Ten eerste, wij hebben met de vorige regering inderdaad iets gedaan rond die inschakelings­uitkeringen, wat uw stelling te niet doet dat wij als socialistische partners nooit iets willen veranderen en nooit verantwoordelijkheid willen nemen. Wij hebben dat wel gedaan.

Ten tweede, als u kijkt naar de cijfers van het effect van de inschakelingsuitkeringen, dan ziet u dat niet de jongeren daardoor zwaar getroffen zijn. Wie is daardoor zwaar getroffen? Er hebben daarover vorige maand cijfers in de pers gestaan. Gehuwde vrouwen of vrouwen met een partner die een kleine periode hebben gewerkt en voor de rest van hun jaren altijd met een inschakelings­uitkering zijn bijgepast, die worden zwaar getroffen.

Ten derde, de filosofie van de inschakelinguitkering gaat niet in de eerste plaats over centen. Inschakelingsuitkeringen bestaan in bijna geen enkel ander Europees land. Niettemin hebben wij ons daaraan vastgeklampt omdat wij dan ten minste weten welke jongeren naar werk zoeken. Wanneer dat niet via een inschakelinguitkering wordt gedaan, is er veel verdoken werkloosheid bij jongeren. Daarom hebben wij dat verdedigd.

Waarom hebben wij verdedigd dat die uitkeringen maar tot drie jaar moesten worden beperkt? Wij hebben dat verdedigd omdat wij in het kader van de staatshervorming van mening waren dat de Gewesten op het vlak van activering ook hun verantwoordelijkheid moesten nemen. Jonge mensen hebben recht op werk en moeten in hun zoektocht naar werk goed worden begeleid. De inschakelinguitkering is een signaal. Bij wie na drie jaar nog geen werk heeft of niet genoeg heeft gewerkt, is meestal iets aan de hand. Die jongeren moesten dan op gewestelijk niveau veel intensiever worden begeleid. Indien zij dat niet deden, kon het goed zijn dat de Gewesten hun verantwoordelijkheid niet opnamen, want het is immers toch de federale overheid die de werkloosheidsvergoedingen uit de sociale zekerheid betaalt.

Het verhaal is dus veel complexer dan u voorhoudt, namelijk: wanneer de inschakeling­uitkeringen uitvallen en zij dus geen inkomen hebben, zullen zij wel gaan werken. Dat lijkt enigszins op de uitspraak: Als zij honger hebben, zullen zij wel gaan werken.

Wanneer u met de voeten in de realiteit staat – ik raad u aan eens met de voorzitter van het OCMW van Kortrijk te praten –, zult u wel merken dat er veel meer aan de hand is.

Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik dank u voor het kleine debat dat wij over de maatregel hebben.

Ten eerste, mijnheer Bogaert, ik heb veel respect voor u. Nu klinkt u echter als een PS’er, door te stellen dat de maatregel een heel hoog symbolisch gehalte heeft. Dat is niet juist. Dat is manifest onjuist. De maatregel heeft helemaal geen symbolisch gehalte. Ze heeft een effectief effect. De cijfers zijn er. U kunt toch de cijfers van de RVA niet tegenspreken. Het beperken in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen of de inschakeling­uitkeringen voor jongeren heeft ertoe geleid dat meer dan de helft van de jongeren na zes maanden een baan heeft gevonden.

Wat ik vraag, is nu ook hetzelfde te doen voor mensen die 30 jaar, 40 jaar of 50 jaar oud zijn. Beperk ook hun uitkering in de tijd. U zult zien dat zij niet allemaal op het leefloon zullen terugvallen, zoals u meent, maar dat een belangrijk deel van hen aan de slag zal gaan.

Dat is w            at wij in ons land nodig hebben. Dat zijn incentives om mensen aan het werk te krijgen, maar tegelijkertijd ook sancties, als zij niet willen werken. Daarom meen ik dat de lessen die wij hebben geleerd uit die maatregel ook moeten worden doorgetrokken tot dat andere systeem van werkloosheidsuitkering.

Wat is het verschil tussen de twee dossiers? In het ene geval is men zijn inschakelingsuitkering kwijt, waardoor men op zoek gaat naar werk. Dat kan ik mijn indenken. In het andere geval is er geen verschil, want als men iemand zijn werkloosheidsuitkering afneemt en die heeft exact hetzelfde bedrag als een leefloon, dan zie ik niet in wat precies de financiële sanctie is en waarom men dan op zoek zou gaan. Dat is het verschil tussen de twee zaken.

Met alle sympathie, mijnheer Bogaert, maar als een jongere zijn inschakelingsuitkering kwijtraakt, dan kan hij ook recht hebben op het leefloon. Dat is het systeem. In die zin kunt u dat onderscheid niet maken. De realiteit is gewoon dat als men een uitkering stopzet – dat zou u, als ondernemer, toch moeten weten – de mensen gewoon op zoek gaan naar alternatieven. Het belangrijkste is dat een grote groep van die mensen opnieuw aan de slag gaat. Dat is wat wij met die maatregel trachtten te bereiken.

De sp.a heeft die maatregel verdedigd en blijft die verdedigen, waarvoor felicitaties. Gelukkig bestaat er nog een verschil tussen de sp.a en de PS. Er is niet alleen maar miserie in dit land. Mevrouw  De Coninck, u zegt dat u dat gedaan hebt om ervoor te zorgen dat de Gewesten dan effectief ook jongeren zouden activeren. Dat is zeer juist, maar moeten de Gewesten ook niet die andere groepen activeren, namelijk de dertigers, veertigers, vijftigers en zestigers? Ook zij moeten dat doen. Nogmaals, het argument dat u gebruikt is de perfecte legitimatie om ook de werkloosheidsuitkering voor die andere groepen in de tijd te beperken. Ons land heeft daar absoluut nood aan.

Het is zo jammer – ik zeg het u zoals het is – dat in deze regering alleen CD&V daar een fundamenteel probleem van maakt. Dat bezwaar is eerder gericht op de symboliek dan op het feit dat het effect zou hebben, net zoals in de pensioendiscussie. De verhoging van 65 naar 67 is helemaal geen symbooldiscussie. Dat is een effectieve maatregel, zoals die maatregel dat ook is geweest.

Die maatregel zou ook kunnen bewijzen dat heel veel jongeren die niet aan een job geraakten via de VDAB zich nadien moesten richten tot het OCMW en daar inderdaad veel beter begeleid werden en veel sneller een job vonden. Dat is een even goede conclusie van dit verhaal.

Mijnheer Van Quickenborne, ik stoor mij er een beetje aan dat u collega Bogaert voortdurend symbolische discussies verwijt. U hebt ook symbolen. Zullen wij eens over belastingsystemen discussiëren? Dan hebt u een even groot symbool. Wij hebben daarjuist nog het symbool van de taxshift gezien. Ik pleit ervoor om gewoon op basis van feiten een eerlijke intellectuele discussie te voeren.

U vraagt om feiten, mevrouw De Coninck. Daarmee brengt u mij naadloos bij mijn tweede stelling.

Waarom voeren wij deze hervormingen door? Sommigen denken dat ik persoonlijk of de regering geobsedeerd is door hervormingen: hervormen om te hervormen. De essentie is evenwel dat wij hervormen om ons land sterker te maken.

Zijn de resultaten er? Wel, wat de jobcreatie betreft, onder deze regering zijn wij toch een mooi parcours aan het afleggen, uiteraard met grote dank aan de bedrijven en de werknemers, maar ook, zoals minister Borsus heeft gezegd, dankzij de inspanningen die de regering levert.

Collega’s, de oppositie hekelt al maandenlang de jobcreatie. Eerst zei men dat er veel te weinig jobs bijkwamen, tot men hoorde dat het ging over 35 000 extra jobs in 2015 en 60 000 extra jobs in 2016. Toen vroeg de oppositie of dat allemaal echte jobs waren; het waren misschien jobs bij de overheid? Toen bleek dat het allemaal om private jobs gaat en dat er in de overheidssector eindelijk een daling is van het aantal jobs. Ten slotte, vond de oppositie dat die private jobs niet allemaal zeer kwaliteitsvol waren, dat het allemaal deeltijdse- en interimjobs zijn, en dat zijn geen echte jobs. Men kan zich zelfs afvragen welk beeld men geeft als men zo spreekt over een interimaris, maar goed, dat is vandaag het debat niet.

Mevrouw De Coninck, u hebt hier beweerd dat maar een kleine minderheid van die 60 000 jobs voltijdse jobs zijn, en al de rest deeltijdse jobs, maar wat blijkt nu? Nu blijkt uit de cijfers die de RSZ vandaag heeft gepubliceerd dat in 2016 60 990 jobs in de private sector zijn gecreëerd, mijnheer Degroote.

Mevrouw De Coninck, u hebt zich vergist. Ik zal niet zeggen dat u liegt, dat doe ik nooit, maar u hebt zich vergist, want 64 % van die jobs zijn voltijdse jobs. Dat zijn de cijfers die de RSZ vandaag heeft gepubliceerd. Dat is de waarheid, dat is de realiteit.

Mijnheer Van Quickenborne, die cijfers zijn vandaag gepubliceerd. U kunt mij dan toch moeilijk verwijten dat ik in een betoog van een aantal maanden geleden geen rekening heb gehouden met de realiteit van cijfers die vandaag werden gepubliceerd. U moet toch een beetje eerlijk zijn.

Ik heb daarnet gezegd dat er inderdaad jobs zijn bijgekomen, maar dat dit vooral aan de conjunctuur ligt. Voor alle duidelijkheid, zelfs in de moeilijkste jaren van de bankencrisis en erna, toen wij samen in de regering zaten, werden er ieder jaar nog 20 000 jobs bij gecreëerd, dus zo uitzonderlijk is dat niet. U moet niet van de toren blazen.

Trouwens, wij zijn, en ook Europa zegt dat, de slechtste leerling van alle Europese landen op het vlak van jobcreatie.

Ik zie dat u begint toe te geven dat de regering zorgt voor jobcreatie, dat er private jobs zijn, dat de meerderheid ervan voltijdse jobs zijn. Mevrouw de minister, ik zie dat wij in die wall of defence, die verdedigingslijn van de oppositie, als het gaat over jobcreatie, bressen aan het slagen zijn. Met andere woorden, de oppositie kan daarvan hout noch pijlen maken.

Collega’s, de realiteit is dat de hervormingen op kracht aan het komen zijn en dat de resultaten daarvan zichtbaar zijn. Dat is de onmiskenbare realiteit in dit land. Dat zeggen vriend en vijand over deze regering, dus in die zin wordt er goed werk geleverd.

Mevrouw de minister, ik vertel dat allemaal omdat die hervormingen moeten zorgen voor economisch draagvlak om de sociale zekerheid te blijven financieren. Die hervorming van de financiering van de sociale zekerheid is volgens onze partij gebaseerd op twee belangrijke begrippen. Ten eerste, zekerheid en, ten tweede, verantwoordelijkheid.

Zekerheid, omdat deze regering, met deze beide ministers, voor de eerste keer garandeert dat er een evenwicht is in de sociale zekerheid op lange termijn. Collega’s, vroeger werd de sociale zekerheid telkens ad hoc, jaar na jaar, in evenwicht gebracht, en dat zonder uitgesproken visie. Vandaag is het zo dat wij bij elke begrotingsopmaak, begrotingscontrole en meerjarenplanning dat evenwicht garanderen. En dat is goed, want dat bewijst het commitment van deze regering ten aanzien van een goede, gezonde sociale zekerheid. Al degenen die het verwijt maken dat wij de Angelsaksische toer zouden opgaan, waarbij wij de sociale zekerheid ontmantelen, waarbij wij groepen opdelen in degenen die privé verzekerd zijn en degenen die publiek verzekerd zijn, maken er absolute karikaturen van. Integendeel, hetgeen wij hier doen is onze sociale zekerheid verstevigen, en dat op lange termijn.

Het eerste principe is zekerheid. Die zekerheid geven wij, maar wij combineren dat met verantwoordelijkheid. De oppositie heeft het verschrikkelijk moeilijk met het feit dat wij de partners wijzen op hun verantwoordelijkheid. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet alleen over de sociale partners, het gaat ook en in de eerste plaats over de regering. Mevrouw Onkelinx, u sprak over de zes factoren van responsabilisering. Ik zal hier niet doceren welke die zijn. De realiteit is echter dat vijf van de zes factoren volledig in handen zijn van de regering. Met andere woorden, het is de regering die verantwoordelijk moet zijn om haar budget voor de sociale zekerheid in evenwicht te houden. Het gaat onder meer over het feit dat sociale fraude moet worden bestreden en dat we daarmee ook de sociale zekerheid kunnen financieren. Het gaat over volume-effecten en ook over het sluiten van achterpoortjes, wat blijkbaar volgens de oppositie enkel mag gebeuren in de fiscaliteit, want in de sociale zekerheid moet men ervan afblijven.

Collega’s, er is een domein waarvoor wij de sociale partners vragen om zelf ook verantwoordelijk te zijn. Laten we eerlijk zijn, de sociale partners maken deel uit van ons sociaal systeem. We respecteren hen en we achten hen hoog, behalve als het gaat over dossiers zoals de ecocheques, mijnheer Vercamer. Die sociale partners worden nu voor de eerste keer ook op hun verantwoordelijkheid gewezen. Dat betekent dat als zij in de toekomst sociale akkoorden sluiten, de factuur achteraf niet meer kan worden doorgestuurd naar het Parlement of naar de burgers. Dat betekent dat de sociale partners verantwoordelijk zullen moeten zijn en dat zij voor een sluitende financiering van elk compromis, dat ze sluiten, zullen moeten zorgen. Dat is de kracht en het sluitstuk van de hervorming. Zoals de heer Spooren heeft gezegd, zorgt dat ervoor dat het evenwicht tussen politiek en sociale partners eindelijk wordt hersteld.

Mevrouw de minister, om het met een boutade te zeggen, het is leuk om op restaurant te gaan eten als iemand anders de factuur betaalt. Het is tijd dat iedereen zijn facturen betaalt, de sociale partners en de regering. Daarom staan wij uiteraard volop achter onderhavig ontwerp.

Collega’s, ik rond af.

Sommigen zeggen dat wij de sociale zekerheid in gevaar zouden brengen. Ik heb verwezen naar de Angelsaksische karikatuur, maar ik wil wat mijn goede vriend de heer Vercamer heeft gezegd, vertalen naar het Frans.

Et je le lis en français pour que vous le compreniez bien. À la page 14, noir sur blanc: "Monsieur Frédéric, à la fin de cet exercice, la sécurité sociale sera en équilibre".

Aan het einde van deze oefening zal de sociale zekerheid in elk geval in evenwicht zijn. Collega’s, is dat geen commitment ten opzichte van het prachtige monument van onze sociale zekerheid? Wat we hier doen, is fundamenteel. We verzekeren het voortbestaan van de sociale zekerheid, waar we trots op zijn, door een stevige financiering en een stevige hervorming. Het is jammer dat onze sympathieke Laurette Mitraillette hier niet meer is. U had ze bezig moeten horen, toen ik haar iets vroeg.

"Ce Van Quick, avec ses réformes, ses réformes, ses réformes".

Wel, collega’s, maak u geen illusies: de hervormingstrein is op gang gekomen en, zolang deze regering aan zet is, zal de trein blijven en blijven gaan. Het is maar door te hervormen dat ons land sterker zal worden.

Mijnheer de voorzitter, beste ministers, beste collega’s, de bespreking is enorm interessant. Voor alle duidelijkheid, de aanpassing van de sociale zekerheid door de staatshervorming, daar hebben wij geen probleem mee. Dat moet, dat is evident.

Mijnheer Van Quickenborne, aanpassingen, hervormingen, wij hebben er geen probleem mee. Men moet kijken wat de toekomst vraagt en dan moet men zijn instrumenten aanpassen. Waar we moeite mee hebben, is met de verandering van finaliteiten en doelstellingen. Ik heb u zopas zeer hard de passie horen preken. Men heeft mij dan geleerd: boer, pas op uw kippen. Wij hebben er absoluut geen probleem mee om daarover te discussiëren en hervormingen door te voeren.

U bent er ook mee begonnen: solidariteit is een heel belangrijke waarde. Ik hoor veel collega’s hier vaak zeggen dat de waarden van de Verlichting ontzettend belangrijk zijn. Welnu, broederlijkheid, het broederschap is heel belangrijk en dat betekent solidariteit. Voor alle duidelijkheid, die waarde is het basisprincipe van onze sociale zekerheid. Die solidariteit is ook zeer typisch voor West-Europese landen, voor Europese lidstaten. Het betekent dat iedereen in onze maatschappij moet kunnen participeren, of men nu ziek is, of werkloos, of op pensioen na een carrière. Wij helpen elkaar en iedereen moet mee. Bovendien staan we ook voor een betaalbare, kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Wie vandaag de discussies over de Obamacare in de Verenigde Staten volgt, begrijpt wat dat betekent.

Er is hier ook aan herinnerd dat sociale zekerheid vooral zekerheid moet bieden. Niets maakt mensen zo kwaad dan wanneer een verzekerings­maatschappij opwerpt dat zij voor wat zij aan de hand hebben, niet verzekerd zijn, ook al hebben zij een verzekeringscontract. Daarvan worden mensen razend. Op die manier wordt er een wantrouwen gecreëerd en dat komt als een boemerang in het gezicht terug. Dat geldt voor private verzekeringsmaatschappijen, maar ook voor de samenleving. Mensen willen kunnen rekenen op die zekerheid.

Vandaag hebben wij hier al enkele beslissingen besproken – mevrouw Sonja Becq moet dan altijd het woord voeren – die de zekerheid van de burgers aantast. Denk maar aan de verlaging van 20 000 pensioenen. Ik waarschuw u daarvoor.

Men doet hier ook alsof de sociale zekerheid een rommeltje is. Maar het socialezekerheidssysteem, dat na de Tweede Wereldoorlog werd geïnstalleerd, is voortdurend aangepast aan de nieuwe noden in onze maatschappij. Moet er daarin opnieuw wat meer transparantie en eenvoud komen? Daar heb ik geen probleem mee, zolang men de finaliteit maar voor ogen houdt.

Mijnheer Van Quickenborne, ik heb u als voorzitter van de commissie voor de Sociale Zaken horen verklaren dat u ondertussen marxist bent, weliswaar verwijzend naar Ive Marx. Ik denk dat u niet altijd al zijn stukken leest. Afgelopen week heeft die laatste onder andere geschreven dat door de vermindering van de koopkracht ook de binnenlandse vraag terugwijkt en dat er minder jobs gecreëerd kunnen worden. Ik weet dat u dat niet graag hoort. Er bestaat zoiets als selectieve perceptie in het mensenhoofd en u hebt die stelling opzijgeschoven.

Overigens, de sociale zekerheid wordt gefinancierd door werkgevers en werknemers. Men probeert dat soms te vergeten. Zij zijn daarvoor geresponsabiliseerd. Zij hebben daarvoor een verantwoordelijkheid. Iedereen draagt daarvoor bij. De overheid legt een stuk bij. Er is een stuk alternatieve financiering. Ten slotte is er, om alles in evenwicht te brengen, de evenwichtsdotatie. Het is eigenlijk een stabiel systeem. Als men de sociale zekerheid over een periode van 70 jaar bekijkt, ziet men eigenlijk geen grote schommelingen. Er zijn twee factoren die ze een beetje doen schommelen: de conjunctuur, in geval van economische crisissen, en de bevolkingssamenstelling. Als er meer oudere mensen voor hun pensioen gewerkt hebben, zal men er natuurlijk meer een beroep op moeten doen.

Waarmee ik een groot probleem heb, is dat de regering met twee snelheden werkt. Er worden hier vele beslissingen genomen ten voordele van rijken en er worden hier vele beslissingen genomen ten nadele van gewone werkende mensen, doorsneemensen.

Een beslissing ten voordele van de rijken is de taxshift. Uiteraard zijn wij niet tegen minder taks op arbeid, maar wij vinden dat de taxshift relatief weinig resultaat geeft. Wat men minder binnenkrijgt door de taxshift, wordt bovendien niet gecompenseerd. De Nationale Bank heeft hier cijfers over. Op termijn zullen wij daar een zware rekening voor krijgen, vooral doordat u de terugverdieneffecten verkeerd heeft ingeschat.

De socialezekerheidsbijdrage op lage lonen, de taks op lage lonen, bedraagt bijna nul. Men kan zo jobs creëren, maar het terugverdieneffect blijft laag, behalve dan dat men geen werkloosheids­uitkeringen hoeft te betalen.

Dan zijn er de flexi-jobs en de horeca. Waar zorgen die eigenlijk voor? Naast de vele oplopende rekeningen is de horeca een van de belangrijkste oorzaken van de stijgende inflatie. Met andere woorden, de horeca doet de prijzen heel sterk stijgen, ondanks het feit dat die sector heel wat maatregelen krijgt om het voor de sector soepeler te maken.

Als de inflatie stijgt, is dat een hold-up op het spaargeld van ons allemaal. Wij beseffen onvoldoende dat dit een heel belangrijke factor is.

Ondertussen is de regering volop aan het knippen in de inkomens van mensen die het moeilijk hebben. Ik heb het dan over de pensioenen en de werkloosheidsuitkeringen. Ik heb daarjuist al verwezen naar de uitspraak “als zij honger hebben, zullen zij wel werken”. Men knipt in allerlei stelsels om mensen langer te kunnen doen werken, ondanks het feit dat men wil dat zij langer werken omdat zij dan minder kosten aan de sociale zekerheid. Ik denk aan de landingsbanen voor ouderen. Ik heb veel mannen horen zeggen dat zij met een landingsbaan langer willen werken. Dit is echter niet meer mogelijk.

Er is een grote discussie bezig over het tijdkrediet, ook met de sociale partners. Er was hiervoor ook het nodige geld uitgetrokken. De sociale partners wilden verantwoordelijkheid opnemen om dit stelsel te financieren, maar het komt er niet. De regering wil dat op dat vlak 20 miljoen wordt bespaard. Als ik die praktijk zie, dan wil ik wel geloven dat u dat allemaal ongelooflijk goed geregeld hebt voor de toekomst, maar ik zie alleen maar signalen die mij de vraag doen stellen of u dat zelf allemaal wel gelooft.

Ik kom dan tot de responsabilisering. Dit is ook al een paar keer aangehaald. Men wil geld uittrekken voor de vergrijzing, maar daarvoor is een groei nodig van 1,5 %. De vergrijzing komt er, of men dit wil of niet. Of de groei er ook komt, dat weten wij niet. Precies op het moment dat de nood het hoogst is — dat is het verzekeringssysteem — wil men eerst een groei van 1,5 %. Anders wordt er 0 euro gegeven.

(…)

Bijkomend? Men zal dat misschien goed nodig hebben!

Mijnheer Vercamer, wij hebben ongeveer dezelfde leeftijd. Ik hoop voor u, de dag dat u oud zult zijn en het misschien nodig zult hebben, dat het allemaal zo zal zijn zoals u het nu voorstelt.

Ik wil gewoon twee korte vragen stellen.

Ik hoor u graag spreken over de sociale zekerheid als een verzekeringssysteem waarin mensen terecht verwachtingen hebben. Als u het dan toch als een verzekeringssysteem beschouwt, bent u het er dan mee eens dat wij de band tussen bijdragen en uitkeringen, wat een basisprincipe is van elk verzekeringssysteem, ook van een sociaal verzekeringssysteem, moeten versterken?

Ik blijf in dezelfde filosofie van een verzekeringssysteem. Bent u het ermee eens dat de totaliteit van de bijdragen, ook dat is immers een basisprincipe, de totaliteit van de uitkeringen moet dekken?

Bent u het met die twee principes eens als u spreekt over de sociale zekerheid als een verzekeringssysteem?

Mijnheer Spooren, als u mij een beetje kent en mijn carrière hebt gevolgd, weet u dat ik altijd het verhaal van rechten en plichten heb gebracht, op alle niveaus waar ik heb gewerkt.

U moet toegeven dat een aantal mensen om allerlei redenen — genetisch, door een ongeval — soms niet kunnen bijdragen maar het zijn wel mensen voor wie men respect moet hebben en wie men een fatsoenlijk leven moet kunnen geven. Het kan uw zoon, uw dochter of uw moeder zijn die dat op een bepaald moment nodig heeft. Wij moeten ook daar open, kritisch, eerlijk naar kijken. Als u mij vraagt of ik tegen profiteurs ben, dan zeg ik: ja, ik ben daartegen. Ik zeg dat niet zomaar. U mag mijn hele carrière daarop aftoetsen.

Dan op uw tweede vraag. Dat kan men niet op voorhand zeggen omdat er ook noden zijn. Dat is politiek. Dat zijn prioriteiten en keuzes. Een ding weet ik zeker, als men ervoor zorgt dat mensen niet kunnen participeren in een maatschappij, dan zit men op korte termijn misschien niet met een probleem maar wel op lange termijn. Hetzelfde geldt voor het onderwijs. Wij organiseren onderwijs, maar haalt iedereen daar evenveel uit? Nee. Als men verstandig is, als men veel competenties heeft, dan zal men daar meer van profiteren dan iemand die dat niet heeft. Men moet dus ook objectief kijken naar wat mensen kunnen. Binnenkort zullen veel mensen gepensioneerd zijn. Dat is een realiteit. Dat moet men de middelen, dat is een beleidsprioriteit, aanpassen aan de situatie. Dat is een keuze. Dat is gebaseerd op waarden.

Ik wil uw redenering graag volgen, maar dat impliceert dat u de sociale zekerheid niet echt als een verzekeringssysteem bekijkt. Als men deze redenering die u hier opbouwt volgt, dan komt de nadruk meer te liggen op solidariteit dan op sociale verzekering.

Dat is niet waar.

Ik denk dat beide functies vervat moeten zijn in een sociaal zekerheidssysteem. Wat wij met deze regering aan het doen zijn, is een klein beetje dat evenwicht herstellen, een klein beetje meer gaan naar een sociaal verzekeringssysteem. Dat wil niet zeggen, de solidariteit afschaffen maar wel meer toezien op de band tussen bijdragen en uitkeringen.

Natuurlijk zijn er mensen die dat echt nodig hebben, maar als men dat op macroniveau bekijkt moeten wij daar toch naartoe gaan. Daarom moet een aantal maatregelen worden herzien, inzake gelijkgestelde periodes waarin men niet bijdraagt maar wel rechten opbouwt.

Dat is een van de verschillen. Die verschillen mogen er zijn, maar ik wil het toch even opmerken.

Mijnheer Spooren, dergelijke zaken kunnen niet een-op-een worden berekend. Ik zal waarschijnlijk tot de leeftijd van 64 jaar werken. Ik ben nooit werkloos geweest en heb altijd bijgedragen. De kans is groot dat ik, behalve mijn pensioen, niet zoveel zal terugkrijgen. Ik kan echter een kind hebben dat zulks wel nodig heeft. Hoe moet dat dan worden berekend? Wordt dat dan binnen de familiale solidariteit berekend?

Het gaat over het mensbeeld. Ik ga ervan uit — ik heb dat ook in mijn hoedanigheid van OCMW-voorzitter ervaren — dat de meeste mensen een zo normaal mogelijk leven willen. Zij willen een job, een huis, een goede partner en kindjes. U moet er niet van uitgaan dat de mensen een vervangingsinkomen willen. Dat willen zij niet. Dat willen zij op lange termijn niet. Op dat vlak heeft onze maatschappij dus ook een verantwoordelijkheid. Ik had het daarnet over de inschakelinguitkeringen. Het gaat daarbij inderdaad ook over centen. Het gaat voor mij in de eerste plaats over het begeleiden van en het kansen geven aan mensen, zodat zij voor de rest van hun leven een goede job hebben.

De alternatieve financiering is nodig, omdat heel veel beslissingen zijn genomen, waardoor voor bepaalde jobs of onder bepaalde niveaus geen bijdragen meer moeten worden betaald. Wanneer de regering dus A beslist, moet zij ook B beslissen. Dat is de consequentie van dat beleid. Op dat punt is er met de taxshift een heel groot probleem.

Responsabilisering is een ongelooflijk mooi woord, dat heel veel wordt gebruikt. Ik vraag mij af of de werkgevers en de vakbonden in het verleden dan niet verantwoordelijk waren. Zij betalen immers voor een groot deel de socialezekerheids­bijdragen. Waarom zouden zij daar dus niet verantwoordelijk mee omgaan?

Niets is zo erg dan wat u nu doet rond responsabilisering. U stelt iemand verantwoordelijk voor iets waarvoor hij of zij niet verantwoordelijk is. Weet u wat u zult teweegbrengen? Dat zij zeggen: foert! Dat zij zeggen: de pot op, want ik kan er toch niets aan doen! U organiseert met die beslissing volgens mij de onverantwoordelijkheid in de toekomst. Ik geef een voorbeeld. U zoekt naar maatregelen ten aanzien van de langdurig werklozen, want u wil geld besparen op dat vlak. Vaak wordt iemand langdurig werkloos omdat een aantal systemen van vervroegde uittreding zijn stopgezet. Het systeem van de communicerende vaten dus. Wel, u zult moet zorgen voor zeer goede begeleiding om die mensen opnieuw actief te krijgen, wat u veel geld zal kosten. Bovendien daag ik u uit om de werkgevers serieus te responsabiliseren om die mensen te werk te stellen. Weet u wat er wordt georganiseerd? Dat men mensen om medische redenen kan ontslaan. Dat zal massaal worden toegepast. En weet u waar zij naartoe gaan? Naar de sociale zekerheid. Wie is daarvoor verantwoordelijk? Denk er goed over na, want ik wil mevrouw Becq, die dan altijd moet komen repareren, niet te veel belasten.

Mijnheer Vercamer, u hebt gezegd dat de sociale partners daarbij absoluut betrokken zijn geweest en heel gelukkig zijn. Misschien leeft u in een andere wereld, maar ik krijg toch informatie waaruit blijkt dat geen enkele vakbond en geen enkel ziekenfonds tevreden is. Het is nogal een prestatie om met alle en alle ziekenfondsen een sluitend akkoord te krijgen over wat hier voorligt. Dat heb ik nooit meegemaakt, hoewel ik er nochtans mijn best voor gedaan heb. Il faut le faire.

Evaluatie is heel belangrijk en ik pleit daarvoor. Ik weet niet of er één regering is die meer heeft geïnvesteerd in het tegengaan van sociale fraude dan de vorige regering, onder Di Rupo. Weet u waarom? Omdat de socialisten de eersten moeten zijn om de sociale zekerheid en de sociale uitkeringen correct toe te passen. Vanuit die drive is er heel veel geïnvesteerd in het tegengaan van sociale fraude.

Misschien zou een aantal personen ook eens kunnen nadenken over belastingen. Precies omdat belastingssystemen heel belangrijk zijn, zouden wij beter goed investeren in de controle van fiscale fraude. Dat zou al veel mensen gelukkiger maken die er nu dikwijls over zeuren.

Beste collega’s, wij denken dat wat voorligt een poging is om zaken te veranderen, zaken die moeten veranderd en aangepast worden. Dat is allemaal geen probleem. Wij menen echter dat een aantal elementen — dat is hier al door verschillende leden gezegd, vandaar dat ik ze niet allemaal herhaal — de financiering van de sociale zekerheid kapot maken. Het systeem is heel eenvoudig: eerst roept men dat er een groot probleem is, waarna een aantal partijen zegt deze te zullen verhelpen. Vervolgens doet men eigenlijk net het tegenovergestelde, men creëert een systeem waarbij er putten ontstaan door de eigen beslissingen, waarna men zegt dat het systeem onbetaalbaar wordt, terwijl men perfect andere keuzes zou kunnen maken.

Idem dito wat betreft de pensioenen. Als iedereen 42 jaar werkt, als iedereen een carrière heeft van 42 jaar, dan zal dat zeer sterk bijdragen tot de sociale zekerheid. Wat hebt u gedaan? U hebt iedereen doen steigeren door te zeggen dat men tot 67 jaar moet werken, en nu blokkeert Iedereen. Dat was niet bepaald slim.

Monsieur le président, madame la ministre, monsieur le ministre, il y a des textes fondateurs qui nous conduisent vers des futurs plus positifs et il y a votre texte, un texte "défondateur", destructeur, qui tout en prétendant vouloir assurer le financement futur de la sécurité sociale, le moderniser et le renforcer, va plutôt créer les conditions de son amaigrissement, de la diminution de ses capacités à intervenir et donc, de la diminution de son efficacité dans la lutte contre les inégalités, pour répondre à des situations de vie, comme la maladie, l'arrivée à la pension après avoir longtemps travaillé, l'absence d'emploi en cas de chômage, le remboursement des soins de santé.

Oui, vous visez l'équilibre. Mais quel équilibre? Pour quelle sécurité sociale? Il y a au moins deux façons d'arriver à l'équilibre. La première, qui traditionnellement a fondé notre sécurité sociale, c'est d'adapter les moyens aux besoins, de constater le vieillissement de la population, l'apparition de nouvelles maladies, le stress au travail, le burn out qui en découle… La deuxième façon est celle que vous choisissez, celle qui dit: "Voilà, vous avez une enveloppe fermée, toujours plus fermée, débrouillez-vous et vous rembourserez demain ce que vous pourrez." La société sera moins solidaire. Elle sera aussi moins efficace dans la capacité à permettre à chacun de s'épanouir. Mais ce n'est pas grave, on sera en équilibre.

Plutôt que d'ajuster, demain, les moyens aux besoins, on va faire assumer par les partenaires sociaux le fait de revoir les interventions de la sécurité sociale puisque les dépenses devront rentrer absolument et quelles qu'en soient les conséquences, dans le budget.

Non pas qu'il faille jeter l’argent par les fenêtres; les écologistes sont contre le gaspillage! Non pas qu'il faille ne pas gérer la sécurité sociale sérieusement! Mais, monsieur Borsus, madame De Block, qui peut prétendre que, depuis sa création à la fin de la Seconde Guerre mondiale, les partenaires sociaux ont mal géré le plus important des patrimoines, politique, économique, social, envié par de nombreux États en Europe, dans le monde? Qui pense que les besoins en sécurité sociale sont statiques? Le vieillissement de la population, l'apparition de nouvelles maladies, le taux de chômage important n'appellent-ils pas à une réponse publique sous la forme d'une solidarité, assumée par des cotisations sociales et par un financement alternatif, existant depuis de nombreuses années?

Vous voulez changer de paradigme. Nous, écologistes, acceptons d'en changer mais pour un mieux. Vous voulez en changer pour un pire: nous passons d'un système efficace de sécurité sociale, basée sur la solidarité entre les actifs et non-actifs, entre ceux qui ont un meilleur salaire et ceux qui n'en ont pas, vers un système minimaliste, anglo-saxon, comme l'a très bien décrit Pascale Vielle de l'UCL, spécialiste de la sécurité sociale, lors des auditions.

(…)

Pascale Vielle a expliqué que ce système minimaliste doit être complété par une assurance privée en ce qui concerne les pensions. M. Quickenborne, M. Bacquelaine ont un peu cet agenda à l'esprit: une assurance privée, qui pousse à une surconsommation des soins de santé dans les hôpitaux et donc, à des dérapages budgétaires, un système moins efficace, plus coûteux, moins stable.

Ce gouvernement veut prendre cette mesure sans l'annoncer, subrepticement, rapidement, à l'instar des décisions qu'il a déjà prises par exemple, l'augmentation de la durée de la carrière.

Le projet a été déposé un mardi. Nous avions demandé, à son sujet, de pouvoir entendre les partenaires sociaux, des personnalités académiques, mais il fallait, en une demi-journée, le vendredi, avoir organisé ces auditions, sans réel débat de société sur l'avenir de notre système de sécurité sociale.

La responsabilité  et la responsabilisation ne sont pas des mots problématiques en eux-mêmes. Nous devons être des gestionnaires responsables. Chaque citoyen doit être responsable. Mais la responsabilité s'accompagne également de la prise en compte des inégalités entre les citoyens, entre les situations de vie particulières, et du fait d'assumer ses vraies responsabilités quant aux difficultés du financement de la sécurité sociale.

En effet, s'il y a un déséquilibre aujourd'hui dans le budget de la sécurité sociale, c'est tout sauf la responsabilité des partenaires sociaux et des personnes  qui bénéficient de la sécurité sociale. C'est la conséquence de la réduction  de cotisations sociales qui ont été octroyées par milliards par les différents gouvernements, par le vôtre, mais aussi par les précédents. Cela a été fait sans garanties en termes de création d'emploi et en termes de financement alternatif. Ce sont les pratiques para-salariales des entreprises, comme les voitures de société, les plans cafétéria, et maintenant, dans les banques, le fait de payer des salaires en monnaie virtuelle, comme les units chez BNP Paribas, qui privent la sécurité sociale de recettes importantes, sous l'œil complaisant des gouvernements. Ceux-ci ne réagissent pas, sauf au moment où ils constatent qu'il n'y a pas suffisamment de recettes de la sécurité sociale pour assurer la solidarité.

C'est aussi la conséquence de la crise financière des années passées, d'une absence de régulation de la part des pouvoirs publics et de la cupidité des actionnaires. C'est aussi l'augmentation objective des besoins en matière de sécurité sociale, liée au vieillissement de la population, à la dégradation des conditions de travail, qui conduisent de plus en plus de travailleurs à être malades, mais cette augmentation est due aussi à la dégradation des conditions de vie et à celle de l'environnement, qui nous conduisent à subir de plus en plus de maladies environnementales comme le cancer. C'est là-dessus qu'il faut agir!

C'est aussi, d'un point de vue macro-économique, le transfert de la création de richesses du travail vers le capital; dans la part des richesses créées chaque année, monsieur Borsus, la part des salaires ne fait que diminuer. C'est une tendance générale. Il faut adapter notre système de financement de la sécurité sociale à cette réalité, plutôt que de compresser toujours plus dépenses et donc, les interventions pour ceux qui en ont besoin.

C'est, enfin, l'absence d'un système de financement alternatif de la sécurité sociale solide, garanti via un prélèvement des revenus des capitaux, d'une révision de ses politiques salariales qui nuisent à l'environnement; je pense aux voitures de société. C'est aussi l'absence – nous l'avons réclamé régulièrement souvent par la voix de notre collègue Kristof Calvo – d'un tax shift, d'une diminution du coût du travail, mais strictement et complètement compensée par d'autres recettes, ce que vous n'avez pas fait. Vous avez créé un déficit qui demain – c'est cela le côté machiavélique de votre texte – devra être assumé par les partenaires sociaux et donc par les personnes qui bénéficient de la sécurité sociale. Plutôt que de vous attaquer aux causes de ce déséquilibre du financement de la sécurité sociale, vous vous attaquez à ses conséquences.

Les mécanismes futurs qui sont prévus dans le projet du gouvernement sont problématiques à différents niveaux. Ils sont d'abord et avant tout incertains. L'augmentation de la subvention de l'État liée à des paramètres communs de coefficient de vieillissement n'offre pas suffisamment de garanties par rapport à l'évolution des moyens. Le financement alternatif n'est pas réglé de façon équilibrée. En effet, il n'y a aucune garantie que les réductions de cotisations seront intégralement compensées par des recettes fiscales alternatives. Et surtout, le financement alternatif futur est lié à des critères, qui ne dépendent pas des partenaires sociaux qui devront en assumer les conséquences, mais de choix de politiques gouvernementales. Le gouvernement décide. Cela ne fonctionne pas. Ce sera aux partenaires sociaux d'assumer une responsabilité politique de diminution d'intervention et, derrière eux, à toutes les personnes, les femmes, les enfants, les malades d'en assumer les conséquences.

Le gouvernement décide, les partenaires sociaux assument, les allocataires paient la note. Ce n'est pas un système que nous pouvons approuver. Nous le combattons depuis des mois.

Ce gouvernement, monsieur Borsus – je l'ai rappelé tout à l'heure, ne vous en déplaise – a déjà réalisé, en matière de sécurité sociale, des coupes sombres linéaires en termes d'interventions qui frappent les plus fragiles. Tout à l'heure, le ministre Bacquelaine a, une nouvelle fois, été pris en défaut des conséquences de ses politiques en matière de pensions sur les personnes à carrière longue qui, pendant leur carrière, ont été malades et qui peuvent perdre par mois, selon une étude de l'Office des Pensions, des centaines d'euros avec les nouveaux mécanismes de calcul.

Les femmes, qui sont trop souvent contraintes à du travail à temps partiel, ont vu diminuer les compléments de salaire dont elles bénéficiaient. En matière de soins de santé, madame De Block, malgré les engagements répétés que vous avez pris, vous avez accepté des économies qui vont conduire encore plus de nos concitoyens à reporter des soins de santé ou à ne pas se soigner, créant par ailleurs des coûts futurs encore beaucoup plus élevés. Cela s'appelle de fausses économies, des économies de bout de chandelle.

Ce que vous prévoyez et qui sera la conséquence de ce nouveau texte sur le financement de la sécurité sociale, c'est que, demain, ces phénomènes seront encore démultipliés. Cette fois, la différence sera simplement que vous ferez porter sur les partenaires sociaux la responsabilité des économies, là où c'est le gouvernement qui décide. Au-delà d'un manque de vision, c'est un manque de courage évident de la part du gouvernement.

Tous les coups portés depuis le début de la législature par le gouvernement vont dans la même direction: faire porter par les plus fragiles les conséquences des mauvais choix budgétaires que vous avez posés budget après budget, les recettes fiscales annoncées par le ministre des Finances qui jamais ne se confirment, l'incapacité du ministre et puis de la ministre du Budget de réclamer de ce ministre des Finances et de son parti une véritable lutte contre la fraude fiscale qui nous coûte chaque année des milliards d'euros, qui coûte chaque année à chaque citoyen des milliers d'euros en Belgique, affaiblir la sécurité sociale et je ne parle même pas de la concertation sociale. On est très loin, monsieur Borsus, de la stabilité promise par le gouvernement.

Pourtant, des alternatives existent. Critiquer est une chose. Il est important que l'opposition analyse et s'exprime mais proposer, c'est une obligation que se donnent systématiquement les écologistes. Donc, si vous voulez demain une sécurité sociale en équilibre mais pas au détriment de ses bénéficiaires, il y a des tas de choses à faire, monsieur Borsus, madame De Block.

La meilleure des économies à réaliser en matière de soins de santé, madame De Block, c'est d'avoir moins de malades. La prévention est une compétence des Communautés, me répondrez-vous, mais c'est aussi une compétence de l'État fédéral par rapport aux politiques en matière d'emploi. On en a parlé, il y a quelques semaines, parallèlement à votre texte sur le travail faisable.

Flexibiliser le travail, allonger les carrières sans permettre aux travailleurs fatigués ou malades ou dans des situations extrêmes de lever le pied, c'est organiser des transferts d'un budget vers l'autre. On connaît l'augmentation des chiffres des allocataires qui bénéficient de revenus de remplacement parce qu'ils sont malades. Il y a eu un transfert du budget pensions vers la maladie. On n'a rien résolu sinon que le bien-être de nos concitoyens est en recul de façon évidente.

Diminuer le stress au travail ou le stress du non-travail, développer des mesures préventives, mieux lutter contre les pollutions, contre ces voitures de sociétés qui non seulement créent des embouteillages dans nos villes et nuisent à notre économie, mais provoquent aussi des émissions de particules fines problématiques pour la santé, ce serait une bonne manière de réaliser des économies intéressantes et intelligentes sur les soins de santé. Pourquoi ne pas confier une réflexion à ce sujet aux partenaires sociaux et imaginer différemment l'organisation de la société?

Monsieur Borsus, la meilleure économie en matière d'assurance chômage, c'est augmenter le nombre de personnes actives bénéficiant d'un vrai contrat de travail, avec une sécurité d'emploi, avec un revenu qui permet de subvenir à ses besoins. Comment va-t-on y arriver? En partageant mieux le temps de travail disponible. Les écologistes proposent le plan Tandem: permettre aux travailleurs âgés de lever le pied, de diminuer progressivement leur temps de travail et d'être remplacés par des jeunes qui ne demandent qu'une chose, pas d'être exclu du bénéfice des allocations d'insertion mais de pouvoir avoir une première expérience professionnelle et entrer progressivement dans le marché du travail. Il faut permettre aux entreprises qui le souhaitent de passer à un système de semaine des quatre jours. Où sont les propositions du gouvernement en la matière?

Développer une mécanique de réduction de cotisations sociales qui se focalise sur les plus bas salaires, ce que vous n'avez pas réalisé, et qui est strictement compensé en matière de nouvelles recettes, ce que vous n'avez pas fait non plus, investir dans les emplois du futur, avoir un véritable plan qui vise à l'autonomie énergétique, au développement des nouvelles technologies vertes – mon collègue Vanden Burre a interpellé le premier ministre tout à l'heure sur le plan d'investissement que nous attendons du gouvernement et de l'ensemble des gouvernements –, ce sont des solutions pour créer de l'emploi!

Et puis, il faut, comme je l'ai dit, un financement alternatif solide de la sécurité sociale, s'appuyant sur les revenus du capital. Au fil des années, la part des revenus des Belges générés par le travail n'a cessé de diminuer au profit de ceux du capital, concentrant de facto les richesses sur les comptes en banque, dans les actions ou l'actif immobilier d'une minorité, mais mettant également sous pression ce financement de la sécurité sociale – lequel reposait jusqu'à présent principalement sur les cotisations professionnelles.

Un financement alternatif de la sécurité sociale se basant sur un prélèvement plus juste des revenus du capital est la meilleure façon d'aboutir à un équilibre juste et efficace du financement des pensions, des soins de santé, de l'assurance maladie, de l'assurance chômage, des allocations familiales et, en définitive, de tous les Belges qui bénéficient, d'une manière ou d'une autre, de ces interventions.

Tout cela est possible, monsieur Borsus et madame De Block. Il s'agit d'une question de vision, de volonté politique. Plutôt que d'organiser le démantèlement progressif de la sécurité sociale pour lui substituer un système moins efficace, qui fera la part belle au privé et aux bénéfices qu'il captera, il convient de mettre en place son financement futur en faveur d'une prospérité mieux partagée entre tous nos concitoyens. C'est notre espoir. Mais, en l'occurrence, nous ne voterons pas votre très mauvais texte.

Monsieur le président, madame et monsieur les ministres, chers collègues, le projet de loi dont nous débattons ce soir comporte deux volets différents. Le premier, que nous avons soutenu en commission et en faveur duquel nous avons voté, concerne toutes les modifications rendues nécessaires par la sixième réforme de l'État, mais aussi plusieurs mesures en rapport avec les partenaires sociaux. Je le dis tout de suite, ces dispositions sont positives et nous les avons votées en commission. Je ne vais pas m'y étendre.

J'aborderai immédiatement le deuxième volet de votre projet de loi. Celui-ci modifie fondamentalement les principes de la sécurité sociale. Si je devais le qualifier en deux mots, je parlerais de rupture et d'insécurité.

La question centrale que nous devons nous poser, c'est de savoir quel modèle de sécurité sociale nous voulons pour la Belgique. Veut-on garder le principe de l'assurance comme pierre angulaire de la sécurité sociale? Veut-on garantir le financement de la sécurité sociale au regard des évolutions qui s'imposeront de toute façon à nous, comme notamment le vieillissement de la population? Enfin, veut-on garder une place centrale aux partenaires sociaux? À ces trois questions, je réponds par l'affirmative mais votre choix de majorité est d'y répondre trois fois par la négative.

Vous avez choisi la rupture avec le modèle existant. Et vous organisez la fragilisation de la sécurité sociale. C'est un choix volontaire, éminemment politique. Dans le fond, ce gouvernement, comme on l'a vu à plusieurs reprises ces deux dernières années, considère toujours la sécurité sociale comme des dépenses superflues. Elle n'est qu'une charge, à vos yeux. Une charge terrible, infernale. Pour certains partis de cette majorité, le budget de la sécurité sociale est d'abord une horreur, mais aussi une manne où l'on doit aller rechercher le maximum d'argent.

Vous décidez de la verrouiller, parallèlement, de la sous-financer. Tant pis pour les besoins réels qui ne seraient plus couverts et pour ceux qui pourraient rester sur le bord de la route.

Je disais donc que l'insécurité était générée par votre projet. Vous êtes venu glorifier ici le fait qu'enfin, la sécurité sociale serait équilibrée. Je n'ai pas de problème sur le fait d'équilibrer la sécurité sociale. Très bien! La grande question, c'est comment allez-vous équilibrer la sécurité sociale? Chers collègues, je vous le dis, votre sécurité sociale sera peut-être équilibrée mais elle sera très certainement amputée.

Sur la garantie du financement, volet important, vous savez très bien que ce qui va s'imposer à nous, c'est un allongement de la vie et c'est tant mieux! Mais c'est aussi un défi, un enjeu majeur auquel il faudra répondre, celui du vieillissement de la population. Et vous ne cessez de me dire, déjà en commission: "Mais si, mais si, mais si. On va tenir compte du vieillissement de la population. Regardez, c'est écrit." Oui, c'est vrai. C'est écrit. Toutefois, vous dites qu'on en tiendra compte uniquement si deux conditions sont réunies. D'une part, il faut que l'âge effectif de départ à la retraite augmente de manière significative. D'autre part, il faut que la croissance réelle du PIB atteigne au moins 1,5 %.

Ce sont deux conditions cumulatives et reconnaissez, chers collègues, qu'il y a un paradoxe terrible dans votre raisonnement. En effet, vous savez aussi bien que moi que c'est lorsque les circonstances et la conjoncture économique sont mauvaises qu'on a besoin d'un petit coup de pouce supplémentaire au niveau de la sécurité sociale. À l'inverse, quand la conjoncture économique est meilleure, généralement, la sécurité sociale se porte mieux.

En outre, si vraiment vous voulez tenir compte du vieillissement de la population, alors travaillons ensemble sur ce que les partenaires sociaux ont proposé, à savoir tenir compte du vieillissement de la population sur des bases objectives.

Cette base objective est déterminée chaque année par le Bureau du Plan, via le Comité d'étude sur le vieillissement. Or, vous refusez de tenir compte du vieillissement de la population sur base des éléments objectifs du Comité d'étude sur le vieillissement. Vous refusez purement et simplement. C'est la meilleure preuve, s'il en fallait encore, que la manière dont vous voulez soi-disant tenir compte du vieillissement est purement de façade. À mon avis, c'est ce qui a pu ressortir d'une de vos négociations politiques, à la suite de laquelle il a fallu quand même faire semblant d'écrire quelque chose sur ce volet pour sauver la face.

Nous avons parlé tout à l'heure d'un autre élément d'insécurité: le non-financement actuel du tax shift. Les nouvelles projections ont été publiées cette semaine. Je ne vais pas répéter ici ce que le président de la commission des Finances a dit sur ce qu'il restait à financer au niveau du tax shift. Il le fait beaucoup mieux que moi. Le nombre de milliards est conséquent. Les conséquences de cela sur le budget de la sécurité sociale seront tout sauf banales. Je pense que vous pourrez être d'accord avec moi à ce sujet.

Madame la ministre de la Santé, au-delà de cette insécurité, il y aussi une fragilisation budgétaire du financement des soins de santé. Je viens de longuement parler de l'enjeu de l'allongement de la vie et du vieillissement de la population, qui va de toute façon s'imposer à nous, d'une façon ou d'une autre. Mais on parle beaucoup moins, en termes de soins de santé, de l'augmentation des coûts liés à l'innovation. L'innovation des techniques, de la technologie. L'innovation des nouveaux médicaments, et singulièrement ceux traitant les maladies rares, dont on sait qu'ils coûtent particulièrement cher. L'innovation aussi de l'immunothérapie. L'innovation encore pour tout ce qui concerne la médecine personnalisée, et donc les enjeux liés à la génétique.

Tous ces enjeux auront comme conséquence une augmentation des coûts. Mais celle-ci pourrait être une formidable opportunité pour, demain, se battre contre des maladies graves ou rares.

Au travers de vos décisions budgétaires, et notamment au travers de la dernière, pour le budget 2017, vous avez préfiguré ce qui figurerait dans votre projet de loi sur la sécurité sociale. Vous avez vous-même prévu une norme des soins de santé à 1,5 %; cela se trouvait dans votre accord de gouvernement. Rappelons que le Bureau du Plan avait chiffré, dans sa prévision, les besoins nécessaires à 2,2 %. In fine, en 2017, vous avez raboté et même amputé la norme des soins de santé en la plaçant à 0,5 %. Ce n'était au fond que la préfiguration de ce projet de loi: on va puiser dans le budget des soins de santé et de la sécurité sociale pour gérer et combler le dérapage budgétaire.

Je parlais d'équilibre budgétaire. En ce qui me concerne, je n'ai aucun souci avec le fait de vouloir responsabiliser les acteurs. Mais ceux-ci sont multiples. Parler de responsabilisation des partenaires sociaux alors qu'il n'y a pas un seul mot, chers collègues, sur la responsabilisation du gouvernement, par exemple sur ses rentrées fiscales; pas un seul mot dans ce projet de loi ne vise à responsabiliser le gouvernement! On n'ose pas l'écrire noir sur blanc: non! On préfère écrire, je ne sais pas combien de fois, à travers tout le projet de loi, que l'on va responsabiliser les partenaires sociaux. Je n'ai pas de problèmes avec cela, mais responsabiliser le gouvernement … Lorsqu'on voit vos résultats depuis deux ans, singulièrement en ce qui concerne les rentrées fiscales, on se dit que vous auriez au moins pu avoir le courage d'inscrire cela dans votre projet de loi.

Non seulement vous n'écrivez pas clairement de facteurs de responsabilisation dans le chef du gouvernement, mais en plus, vous citez les six critères de responsabilisation en annonçant que la liste n'est pas exhaustive. Si la sécurité sociale n'est pas en équilibre, vous imposez d'amputer le budget de la sécurité sociale d'une somme, qui amènerait forcément à la suppression ou la réduction de certaines allocations, aides ou du budget des soins de santé. Vous écrivez donc dans ce projet de loi, noir sur blanc, que vous pourriez imposer de laisser des gens sur le bord de la route. Lors de certaines décisions des budgets et singulièrement en 2017, vous aviez déjà exprimé ce genre de proposition. C'est pourquoi votre texte ne m'étonne pas.

La manière avec laquelle vous décidez de remettre en cause les partenaires sociaux dans la gestion de la sécurité sociale m'a aussi surprise. Plutôt que de garder un modèle dans lequel il y a une cogestion forte, vous désirez instaurer une première étape: une étatisation de la sécurité sociale. Là où les partenaires sociaux maîtrisaient la situation, vous décidez de détricoter tout le système installé et remettez en question le travail effectué par vos propres commissaires, les partenaires sociaux et les monitorings financiers réalisés par les différents opérateurs.

Vous inventez une nouvelle commission Finances et Budget, dont on ne comprend d'ailleurs pas très bien ce qu'elle va pouvoir faire d'autre - sauf que ce sera au nom pur et dur de l'État – que ce monitoring qui était déjà pratiqué aujourd'hui par des organes paritaires, composés des partenaires sociaux mais également de vos commissaires de gouvernement. Oui, c'est clairement une remise en question des partenaires sociaux et un premier pas vers une étatisation de la sécurité sociale. C'est quand même un beau paradoxe pour un gouvernement de droite! C'est un beau paradoxe aussi, chers collègues du CD&V, pour ceux qui se disent attachés à la concertation sociale!

Sur ce projet de loi, chers collègues, j'ai déjà déposé toute une série d'amendements en commission que je dépose à nouveau aujourd'hui, amendements qui sont équilibrés, qui ne sont pas complètement dingues et que je pense raisonnables. Ils ont été rédigés avec les partenaires sociaux dans le but de tenter de corriger les aspects les plus inacceptables de votre projet.

Vous faites le choix d'une sécurité sociale qui sort fragilisée. Vous faites le choix d'une loi qui organise son sous-financement. Vous faites le choix d'un modèle qui ne sera plus assuranciel. Pour ce qui nous concerne, au cdH, nous plaidons pour le maintien d'un modèle de sécurité sociale fondé sur la solidarité sociale ainsi que sur une logique assurancielle, avec des droits, des devoirs, mais en maintenant des droits dans une logique assurancielle. Oui, demain, cela peut nous concerner. Chacun d'entre nous ou un membre de notre famille peut demain être gravement malade ou porteur d'un handicap et avoir besoin d'un modèle de sécurité sociale forte.

Pour nous, la loi doit garantir clairement le financement de ce modèle avec une base qui doit continuer à reposer sur les cotisations sociales versées par les employeurs et les assurés, avec un complément de l'État, en vue de faire face aux enjeux du vieillissement, de s'adapter à toutes les innovations en matière de soins de santé et de compenser les effets du tax shift, tout en gardant une cogestion étroite avec les partenaires sociaux.

C'est le modèle que je défends. Ce n'est manifestement pas celui que prône cette majorité. Votre choix consiste en un démantèlement de la sécurité sociale, mais plus encore en un détricotage d'un projet de société. Cette option, nous ne la partageons pas, d'autant moins que plus une société est inclusive, plus elle est gagnante sur le plan individuel, mais aussi sur le plan collectif.

Je me permettrai de paraphraser Eric Van Rompuy dans son post de cette semaine. Nous ne voterons pas votre projet de loi et, comme lui, je dirai: not in my name!

Monsieur le président, M. Van Rompuy semblait vouloir intervenir. Vous n'intervenez pas, monsieur Van Rompuy? Non?

Non, monsieur Van Hees! Quand vous parlez, ce n'est pas in my name.

Monsieur le président, je constate que M. Van Rompuy est en forme, malgré l'heure tardive.

Chers collègues, je ne serai pas long. Mon collègue Raoul Hedebouw est déjà largement intervenu en commission.

Néanmoins, je voulais quand même vous citer un communiqué que viennent d'envoyer la CSC, la CGSLB, la FGTB, les Mutualités chrétiennes et Solidaris. Le titre est "La sécurité sociale devient incertaine". "Si le parlement vient tout à l'heure à approuver la réforme du financement de la sécurité sociale, les travailleurs perdront une partie de leur sécurité de revenus. La nouvelle loi ne garantit plus, à terme, un financement équilibré et suffisant des pensions, des allocations de chômage et des indemnités de maladie. Nous appelons les parlementaires à ne pas approuver la loi." Et Raoul partage cette opinion. La dernière phrase du communiqué mentionne: "Et surtout, l'équilibre budgétaire, dans ce projet, est lié à une série de conditions impliquant qu'en fin de compte, un équilibre sera bel et bien atteint – comme le dit la majorité - mais après avoir réalisé des économies et donc, à un niveau inférieur."

C'est effectivement un des gros problèmes de ce projet de loi. Et je vous rappelle, chers collègues, que le budget 2017 a été élaboré et voté fin 2016 en tenant compte de ce projet de loi, lequel n'était pas encore adopté.

Il le sera peut-être ce soir, mais il ne l'était pas à l'époque. Cela pose un problème démocratique d'élaborer un budget sur la base d'un projet de loi qui n'est pas élaboré.

Dans quel contexte ce projet s'insère-t-il? Nous avons un gouvernement qui a pris la sécu pour cible principale; La sécu est un instrument, encore en grande partie, fédéral de solidarité. On comprend que ce gouvernement, avec des composantes très à droites et très nationalistes, soit à la fois contre l'aspect fédéral et l'aspect solidaire de cet instrument.

Ce gouvernement mène donc trois attaques simultanées contre la sécurité sociale. Il y a d'abord les coupes budgétaires à répétition contre tous les pans de la sécurité sociale (pension, chômage, maladie). On a discuté tout à l'heure d'une nouvelle attaque contre les pensions.

La deuxième attaque, c'est le tax shift. Il a définancé la sécurité sociale via des réductions de charges patronales à hauteur de 4 milliards d'euros. On dit qu'il est financé, mais on cherche vainement un financement complet de ce tax shift.

Enfin, il y a cette réforme. Une réforme est certes nécessaire mais pas de cette manière! En effet, le gouvernement utilise la nécessité d'une réforme pour ébranler le système même de la sécurité sociale!

Avec ce projet, les partenaires sociaux sont mis sous tutelle. Par ailleurs, à l'avenir, le budget de la sécurité sociale va servir de variable d'ajustement pour permettre au gouvernement de combler les déficits engendrés par sa politique. Les réformes envisagées se font sous couvert d'assurer la durabilité de notre système de protection sociale, mais conduisent en réalité à sa mort programmée. Comment rendre viable un système performant si les recettes qui l'alimentent sont sans cesse diminuées?

Le gouvernement a beau spéculer sur d'hypothétiques effets retour de la réduction des cotisations, ceux-ci ne pourront jamais compenser la chute brutale des recettes consécutives à cette réduction.

Au lieu de chercher à responsabiliser les partenaires sociaux, tenus pour comptables des conséquences des choix du gouvernement, c'est plutôt ce dernier qui devrait être mis en face de ses responsabilités concernant le sous-financement de la sécurité sociale; le gouvernement devrait être responsabilisé!

Ce qui devrait peut-être aussi être responsabilisé, c'est le patronat. On se rend compte finalement que des cadeaux sont accordés inconditionnellement au patronat, au travers des réductions de cotisations sociales qui définancent la sécu, et que ces cadeaux sont finalement compensés par des pourcentages fixes de recettes fiscales. D'un côté, on a un élément inconditionnel. Les patrons reçoivent leurs cadeaux quoiqu'il arrive, qu'ils créent de l'emploi ou pas, qu'ils licencient ou pas, qu'ils appliquent des restructurations comme chez ING ou Caterpillar ou pas, peu importe! Par contre, en l'absence de recettes fiscales, la compensation du cadeau n'arrive pas.

Ce projet de loi remet donc en cause le principe fondamental de financement de la sécurité sociale. Je vais citer une fois de plus les syndicats: "Le mécanisme de responsabilisation inclus dans le projet de loi revient en fait à ancrer dans la loi un levier qui permettra, lors de chaque discussion budgétaire, d'entamer au préalable un débat sur des économies antisociales et de remettre en cause les accords conclus entre partenaires sociaux".

Au lieu d'économiser, de faire des coupes sombres dans la sécurité sociale, il faudrait lui donner davantage de moyens. Ce qu'il faut, ce n'est pas activer les allocataires sociaux, mais activer les grandes fortunes, avec une taxe des millionnaires: 420 milliards de patrimoine sont détenus par 1 % de la population la plus riche en Belgique. C'est eux qu'il faudrait activer pour financer les pensions, de même que les multinationales, par exemple, du médicament. Il y a le modèle kiwi que le PTB défend depuis des années et dont la ministre Maggie De Block a décrété la mort. Il permettrait pourtant de financer, de manière assez efficace, les soins de santé.

Je ne vous surprendrai donc pas en disant que le PTB votera contre ce projet de loi.

Monsieur le président, madame la ministre, monsieur le ministre, comme beaucoup d'intervenants ont pu le dire, ce n'est pas un projet de loi de réforme de la sécurité sociale ou de défense de notre modèle de protection sociale, ce n'est rien d'autre qu'un projet de cadre budgétaire qui vise à préparer le démantèlement ou, à tout le moins, l'affaiblissement d'un certain nombre de secteurs de la sécurité sociale. En effet, si votre majorité gouvernementale voulait vraiment sauver la sécurité sociale – ce qui est un vrai débat de société –, elle oserait des réformes plus ambitieuses comme, par exemple, une réflexion sur l'élargissement du financement de son assiette. Elle oserait même une réforme du financement du régime de retraite. Au lieu de cela, votre majorité a fait un choix très idéologique. Comme d'autres l'ont dit, vous faites de la sécurité sociale et de son financement une variable d'ajustement budgétaire, et rien d'autre. En somme, vous glissez progressivement, mais de manière déterminée et certaine, vers le modèle anglo-saxon qui est un modèle de réduction des prestations sociales.

Pour la subvention annuelle, vous ne tiendrez compte d'un coefficient de vieillissement de la population que si deux conditions sont remplies. Tout d'abord, si la croissance économique atteint 1,5 % du PIB chaque année, ce qui est loin d'être établi dans cette période que nous connaissons. Preuve en est que pour 2017, la prévision de croissance ne dépassera sans doute pas 1,4 %. Et vous tiendrez compte également de l'âge effectif de départ à la retraite qui doit augmenter de six mois par an.

Or, l'âge effectif de départ à la retraite n'augmente pas chez nous. L'Université catholique de Louvain et l'Université de Gand ont récemment tiré la sonnette d'alarme. Les limitations mises à l'octroi du régime de prépension – et c'est vrai qu'une réflexion devait être faite mais elle a été faite de manière partielle et partiale – provoquent le licenciement de travailleurs âgés ou des glissements vers l'assurance maladie invalidité. Donc, la condition de l'âge effectif de départ à la retraite reporté de six mois chaque année sera également difficile à atteindre, ce qui vous permettra de considérer que, dès lors, il faut occulter la réalité du vieillissement et de la prise en charge de son coût par le budget de la sécurité sociale.

Le coût du vieillissement est pourtant bien connu sur le plan budgétaire. Son évolution est régulièrement suivie par le Comité d'étude sur le vieillissement. En 2016, il a encore été revu à la hausse par rapport aux prévisions de 2015 et, entre 2015 et 2040, selon le Comité d'étude, il devrait atteindre 2,9 % du PIB.

Vous savez donc, d'ores et déjà, que les mécanismes de limitation que vous mettez feront que l'enveloppe sera insuffisante pour répondre au besoin de ce vieillissement de la population. Mais, au lieu de réformer le financement des régimes de retraite ou encore de réintroduire les incitants pour le travail des seniors, ce qui a longuement été débattu, vous choisissez de réduire la voilure de la sécurité sociale. Et vous prétendez pourtant que le budget sera toujours en équilibre car la dotation d'équilibre est maintenue.

Mais, quand on lit clairement votre projet de loi, la dotation d'équilibre sera conditionnée à une série de facteurs dits de responsabilisation – le terme est un mot très audacieux pour cacher une qualité bien plus sinistre – que le gouvernement pourra quasiment librement apprécier en fonction des circonstances. D'ailleurs, la liste des critères pour déterminer ces facteurs de responsabilisation n'est pas exhaustive, puisque votre énumération à l'article 23 commence par les termes "entre autres".

La dotation d'équilibre pourra ainsi diminuer si votre politique de lutte contre la fraude n'est pas efficace ou bien si le tax shift ne livre pas les effets escomptés, ce qui est probable parce que vous n'avez pas prévu son financement complet, ou encore lorsque vos collègues aux Finances se trompent dans l'estimation des recettes fiscales, ce qui arrive assez régulièrement et qui est devenu une difficulté de ce gouvernement.

Ces facteurs, dits de responsabilisation, sont formulés de manière tellement vague à l'article 23 que le gouvernement pourra évoquer à peu près tout ce qui lui convient pour réduire le financement et la voilure de la sécurité sociale. Vous introduisez donc un mécanisme qui permet de faire payer l'addition par ceux qui n'ont pas choisi le menu. C'est le gouvernement qui choisira le menu, par l'élaboration de son accord gouvernemental, mais c'est lui qui fixera la contribution de la sécurité sociale, dans la réalisation des objectifs budgétaires. C'est donc l'ensemble des assurés sociaux qui devront payer les déséquilibres et défaillances.

Les partenaires sociaux sont malmenés. Le respect ou non de la neutralité budgétaire des accords intervenus entre eux sera pris en compte. Ils devront proposer obligatoirement des corrections. Le gouvernement se réserve le droit d'exécuter les accords qu'ils auraient conclus, entièrement ou partiellement, ou encore de prendre des mesures compensatoires. Ces partenaires sociaux seront mis à l'écart de la gestion de la sécurité sociale, alors que c'était justement le gage pour une responsabilisation de ceux-ci dans la gestion de la sécurité sociale et dans son évolution budgétaire, à l'avantage de fonctionnaires et d'experts. Les commissions Finances et Budget que votre projet instaure, tant au sein de l'ONSS qu'à l'INASTI, ne font que renforcer les craintes des partenaires sociaux pour l'avenir de la concertation dans la gestion de la sécurité sociale.

La constitution d'une réserve budgétaire est fragile. En effet, vous avez choisi des accises sur le tabac comme source de financement. Tous les partenaires sociaux vous ont invité à préférer une autre assiette, plus large, à savoir le précompte professionnel, ce qui eut été plus prudent ou, en second choix, les accises sur les produits énergétiques et électriques. Il est paradoxal de retenir, pour constituer cette réserve, une source de financement qui devrait diminuer si une politique de la santé contre le tabagisme devait être enfin menée sérieusement dans notre pays.

Le gouvernement s'est donc réservé tous les leviers de décision en ce qui concerne l'évaluation des besoins de la sécurité sociale et de son financement. Ces marges de manœuvre, arbitraires, totalement discrétionnaires, laissées au gouvernement, ont fait l'objet de critiques de la part du Conseil d'État. De la même manière, les partenaires sociaux se méfient de la formulation de ces délégations et pointent, par exemple, les cas où le texte prévoit que "le Conseil des ministres pourra" – pour reprendre les termes du texte législatif – "faire", ce qui est quand même une formule peu précise sur le plan juridique, au lieu d'affirmer ses obligations précises.

C'est par exemple le cas à l'article 6 qui stipule que "si de nouvelles réductions de cotisations sociales sont décidées, les pourcentages minima et maxima du financement alternatif peuvent être adaptés par un arrêté royal délibéré en Conseil des ministres". Nous ne faisons pas davantage confiance à votre majorité gouvernementale pour déterminer la compensation des réductions de cotisations sociales futures pour le financement de la sécurité sociale.

Aussi, je déplore, une nouvelle fois, comme je l'avais déjà fait en commission, que ce projet ne dit pas un mot, même pas dans l'exposé des motifs, du risque de pauvreté dans notre pays. J'avais rappelé à quel point nous sommes encore loin d'atteindre les objectifs fixés par l'Union européenne et les Nations unies en termes de réduction du nombre de personnes exposées à un risque de pauvreté ou de précarité.

Depuis les travaux de la commission, d'autres chiffres ont été publiés tout aussi inquiétants. Puisqu'on a fait référence à des études du Bureau fédéral du Plan, il faut parfois complètement lire les études du Bureau fédéral du Plan, notamment son dernier rapport sur les indicateurs complémentaires au PIB. C'est un document de février de cette année.

Que nous apprend-il? Cela, c'est la vraie préoccupation et la vraie inquiétude. Cette année, les indicateurs de pauvreté ont été ventilés par quintile, plus précisément par treize niveaux de revenus. Aujourd'hui, près de 22 % des Belges, soit un Belge sur cinq, se situe dans les quintiles les plus bas, c'est-à-dire dans une situation de privation matérielle sévère. Ils ne peuvent notamment pas faire face à des dépenses inattendues. Les indicateurs de santé tels que ceux relatifs à l'obésité, au tabagisme, à l'espérance de vie en bonne santé sont tout aussi inquiétants pour les plus précarisés.

C'est dire combien notamment les réductions de salaires qui ont été pratiquées ces dernières années et les limitations de croissance des salaires sont en train de nuire gravement non seulement à la santé de toute une partie de la population, mais à ses chances de ne pas être dépendante, demain, des interventions de la sécurité sociale. Le pourcentage des ménages devant annuler ou reporter des soins de santé pour des raisons financières a quadruplé entre 2008 et 2014, passant ainsi à 2,1 %, ce qui devrait, me semble-t-il, inquiéter la ministre de la Santé publique.

Pour toutes ces raisons, mesdames, messieurs, chers collègues, nous estimons que votre projet de loi n'est pas un projet de réforme de la sécurité sociale pour la rendre plus efficace face à la montée de la pauvreté, mais n'est qu'un projet budgétaire qui visera demain à donner au gouvernement les moyens de réduire de manière aveugle, voire totalement injuste, les prestations de la sécurité sociale. Nous ne pouvons pas l'accepter!

Monsieur le président, chers collègues, je vous rassure: je serai bref.

Madame et monsieur les ministres, chers collègues, ma cheffe de groupe Laurette Onkelinx a clairement dénoncé les effets néfastes de votre réforme. Convaincu que votre texte doit être adapté et, naïvement, qu'il peut encore l'être, nous avons déposé des amendements pour lesquels l'avis du Conseil d'État avait été demandé. Il ressort de cet avis qu'hormis quelques ajustements de forme, rien n'était souligné sur le fond. Cela confirme qu'une autre politique est possible. C'est un choix politique: celui d'assurer la pérennité ou pas de notre sécurité sociale.

Je me dois de vous présenter brièvement ces quelques amendements. Comme ils sont nombreux, je les regrouperai. L'objectif du premier paquet est de s'assurer que le tax shift soit totalement compensé et ne creuse pas le déficit dans le budget de la sécurité sociale – et ce, dans un souci de garantir une compensation totale et légitime des nouvelles mesures de réduction de cotisations sociales. Dans cet esprit, un amendement vise à assurer que le financement alternatif suive bel et bien l'évolution du coût des réductions de cotisations sociales.

Le deuxième groupe d'amendements porte sur le financement alternatif, qui doit compenser les exemptions de cotisations. Les interlocuteurs que nous avons reçus lors des auditions ont réexprimé leur constat que ce sont des milliards d'euros qui échappent aux cotisations de sécurité sociale. Notre amendement a pour but de faire toute la transparence sur les sommes concernées et d'adapter les montants du financement alternatif pour qu'ils compensent intégralement le manque à gagner.

La troisième série d'amendements prévoit, dans l'objectif de garantir ce financement alternatif, le précompte professionnel comme une source de réserve. Plusieurs de nos collègues en ont parlé. En effet, cette idée correspond à l'accord conclu par les partenaires sociaux, qu'il convient de respecter.

Ils craignent que la ressource des accises sur le tabac ne soit pas suffisante et qu'il y ait un déficit des recettes TVA. D'ailleurs, certains chiffres vont dans ce sens.

Quatrièmement, un amendement visant à garantir que le dépassement de l'objectif budgétaire concernant les soins de santé soit compensé par une augmentation de la dotation d'équilibre. Notre cheffe de groupe a expliqué tous les risques si ce n'était pas le cas.

Cinquièmement, un amendement visant à donner au Conseil central de l'Économie la possibilité de définir une méthodologie et des critères pour déterminer le coefficient de vieillissement. En effet, madame la ministre, votre méthode, vu les conditions mises, est inadaptée à cette réalité du vieillissement et est, en quelque sorte, un leurre.

Sixièmement, un amendement qui permet d'assurer une pérennisation de la dotation d'équilibre après 2020. Car si nous pensons que cette dotation d'équilibre est nécessaire, et nous en sommes convaincus, prévoyons-la de manière indéterminée, et pas pour une durée déterminée. Et surtout, supprimons les facteurs de responsabilisation que le gouvernement a souhaité mettre dans la loi, qui remettent injustement en cause l'équilibre et qui transfèrent finalement votre responsabilité sur les partenaires sociaux, qui ne sont pas responsables de la plupart des critères prévus dans cette législation.

Enfin, le dernier point concerne les commissions Finances et Budget que vous mettez en place. Nous souhaitons les supprimer. En effet, elles créent une véritable tutelle du gouvernement sur la gestion de la sécurité sociale.

Voilà quelques amendements importants, qui permettent de rééquilibrer ce texte et d'éviter ce changement de paradigme. Il est encore temps de se ressaisir, madame et monsieur les ministres!

Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst de verslaggevers, de heren Delizée en Clarinval, bedanken. Ik wil ook de diensten van de Kamer bedanken die tijdens de lange commissievergaderingen op post gebleven zijn.

Deze hervorming van de financiering van de sociale zekerheid was nodig na de zesde staatshervorming en na de taxshift. Het werd reeds gezegd, de sociale zekerheid is zeer belangrijk voor alle burgers in ons land. Deze hervorming is er gekomen na een advies van de sociale partners, een advies waarmee wij voor het grootste gedeelte rekening hebben gehouden. De klassieke pijlers van vroeger blijven behouden: de dotatie, de alternatieve financiering, die inderdaad duidelijker en transparanter wordt, en de evenwichtsdotatie, die wij tot einde 2019 inschrijven in de wet, waarna een evaluatie en een eventuele verlenging kan gebeuren.

Ik heb veel horen zeggen over de zes responsabiliserende factoren, maar ik moet zeggen dat iedereen daarin zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Het zijn dus niet alleen de sociale partners, en dat heeft de heer Vercamer ook duidelijk gezegd, die daarin geresponsabiliseerd worden. Ik vind het maar normaal dat als men beslissingen neemt en beleidsverantwoordelijkheid heeft, dat men ook verantwoordelijkheid heeft.

Wij houden voor het eerst ook rekening met de vergrijzingscoëfficiënt. Wij hebben jarenlang commissievergaderingen over de vergrijzing gehad en hier wordt rekeninggehouden met de vergrijzingscoëfficiënt. Er zijn reeds besprekingen in de NAR en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven bezig. Die mensen gaan ons adviseren met welke parameters wij moeten rekening houden.

Dan is er ook een monitoring ingebouwd, een maandelijkse monitoring, die er nooit geweest is, door het Comité Financiën en Begroting, om ontsporingen meteen zichtbaar te maken, waarna het globaal beheer en de regering daarvan kunnen verwittigd worden.

In verband met de gezondheidszorg, mevrouw Fonck, het is zo dat wij een heleboel nieuwe zaken inderdaad moeten terugbetalen en wij doen dat ook. Wij maken geld vrij door voor de rest kostenefficiënt te werken. Kostenefficiënt werken is geen scheldwoord. Dat kan. Wij hebben de terugbetaling voor medicatie tegen hepatitis C. Mensen genezen daarvan. Ik denk dat dit een goede zaak is, voor henzelf maar ook voor de sociale zekerheid. Wij hebben totnogtoe reeds 150 miljoen meer uitgetrokken voor het Kankerplan dat er wel was maar waarvoor geen geld voorzien was. Wij hebben de terugbetaling van nieuwe immunologische medicatie voor oncologische aandoeningen. Wij betalen ook meteen medicatie terug bij HIV-positieve mensen die vroeger moesten wachten tot ze ziek waren.

Dat zijn enkele van de vele maatregelen die wij nemen.

Dames en heren, met deze hervorming is de financiering van onze sociale zekerheid verzekerd voor de toekomst.

Monsieur le président, je voudrais m'associer aux remerciements adressés au rapporteur, au personnel de la Chambre et à tous ceux qui ont contribué à nos débats.

Comme vous le savez, 60 à 70 % des revenus des régimes de sécurité sociale trouvent leur source dans les cotisations des travailleurs, des employeurs et des indépendants. Ce volet est une réforme qui est en cours depuis le début de la législature. Quelles que soient les polémiques concernant les chiffres, ils montrent à l'évidence que nous sommes sur la bonne voie. Et quand on va dans la bonne direction, il faut non seulement poursuivre mais hâter le pas.

J'ai entendu dire qu'on n'utiliserait pas le coefficient de vieillissement. Je vous donne rendez-vous, parce que je pense que les deux critères, qu'on a décrits comme n'étant jamais rencontrés dans le passé, ont toutes les chances d'être rencontrés! Notamment ce 0,5 % de croissance. On a acté 0,4 % mais je crois en un 0,5 ou 0,6 % grâce au travail de nos entrepreneurs et d'un certain nombre d'acteurs de la vie sociale et grâce aux réformes prises par le gouvernement.

Le deuxième critère est en voie d'être rencontré en ce qui concerne le départ plus tardif vers la pension.

En outre, je voudrais me centrer sur le volet qui me concerne en tant que ministre des Indépendants.

Finalement il y a eu très peu, voire pas du tout, de critiques concernant ce volet-là de la réforme. Au contraire, je pense qu'il est largement apprécié, aussi bien par les organisations représentatives que par les intervenants. En ce qui me concerne, je pense que nous n'aurons pas besoin de la partie de la dotation d'équilibre qui est réservée au régime des indépendants pour cette année 2017. Ce qui est un signe de plus de la bonne santé du régime de la sécurité sociale des indépendants. Un grand nombre d'indicateurs viennent encore démontrer combien le 1,050 million de travailleurs indépendants que compte notre pays occupe une part de plus en plus importante de l'activité économique.

J'entends et j'écoute avec beaucoup d'attention, à cette tribune, l'opposition nous annoncer le pire, les catastrophes les plus absolues, les séismes sociaux les plus invraisemblables. Ils nous annoncent toujours le pire pour le lendemain, pour le surlendemain et le jour d'après. Mais à force d'annoncer l'apocalypse tous les jours, on finit par ne plus être crédible.

Monsieur le président, la dernière parole est aux parlementaires. Mais là, il y a un tel vide! Vous avez remarqué? On est en train de transformer radicalement le mode de financement de la sécurité sociale, de fragiliser ce qui est notre bien commun. On a eu droit à peine à cinq minutes d'intervention de la ministre des Affaires sociales. C'est surréaliste! Et puis un ministre vient nous dire qu'il faut y croire et que l'an prochain nous apportera une croissance qui nous permettra d'adapter le coefficient de vieillissement.

Et si vous avez une nouvelle crise, qu'allez-vous faire? Serait-il possible que vous vous ancriez dans la réalité? Vous dites: "Tout va bien!" Allez-vous sur le terrain, auprès des hommes et des femmes qui pour le moment souffrent, interpellent, s'inquiètent de l'avenir et ont peur? On sait que le fait de se tourner vers des mouvements plus populistes est dû à cette peur, et celle-là, vous ne la voyez même pas. C'est "tout va bien, madame la marquise!".

Je souhaite simplement dire que c'est une très grande déception pour moi. Les deux ministres, comme on le sait, se sont fait complètement avoir par leurs partenaires, qui n'ont pas cette envie de sauver la sécurité sociale. Ils prennent cela à la légère. Je trouve cela indécent!

Mevrouw Onkelinx, u moet weten dat men in het leven soms veel kan zeggen door weinig te spreken.

Monsieur Van Quickenborne, si c'était vrai, alors les membres du gouvernement auraient peut-être dû se taire. Mais le ministre a bien voulu dire qu'il avait la certitude que les deux critères visant à déterminer le montant de la subvention annuelle seraient à coup sûr atteints dans les années à venir. Alors, il fallait les retirer. Ils sont inutiles. Si vous avez une telle certitude, à quoi bon prévoir des critères qui vous permettraient de revoir à la baisse la subvention annuelle? C'est donc bien l'aveu que vous n'êtes pas certain de ce que vous annoncez.

Pour le surplus, vous nous annoncez continuellement qu'il y a des créations d'emplois. Il y a toujours de la création d'emplois dans un pays, sauf vraiment dans des périodes de crise et de récession. Mais quelle est la tendance par rapport à la moyenne des autres États européens? Voilà la vraie comparaison. Dans l'absolu, vos performances ne sont pas sans comparaison avec les autres pays de l'Union européenne; et vous êtes en deçà de la moyenne des autres États, non seulement de l'Union européenne, mais aussi de l'eurozone. Voilà la vérité. Les statistiques sont données par les instances tant nationales qu'internationales. Je vous ai cité l'étude du Bureau du Plan, qui fait état de l'augmentation de la pauvreté. C'est un autre effet de votre politique. Il y a sans doute aujourd'hui des créations d'emplois. Comme je l'ai dit, la création d'emplois n'est pas un fait nouveau.

Soyons de bon compte. Je ne critiquerai pas certaines mesures du gouvernement, notamment les réductions de cotisations de sécurité sociale sur certains emplois. C'est une bonne mesure qui a sans doute soutenu la création d'emplois, comme des mesures prises par les Régions ont aussi aidé à la création d'emplois. Il faut souligner qu'il y a peut-être eu des convergences de politiques.

Il n'en demeure pas moins qu'une des grandes faiblesses de ce gouvernement, c'est que les revenus du travail de nombreux travailleurs diminuent. C'est en cela que l'augmentation des chiffres sur la pauvreté est inquiétante. C'est le résultat de votre politique fiscale et de votre politique salariale. Vous créez un handicap de croissance économique dans ce pays.

Madame la ministre, monsieur le ministre, en gros, vous nous dites que tout va bien, et que ce texte ne va rien changer. Rassurez-vous bonnes gens, circulez, il n'y a rien à voir! Je ferai deux commentaires: l'un sur l'allongement de la vie et le vieillissement de la population, et l'autre sur la santé.

Premièrement, si tout allait si bien, si vous étiez si sûrs de vous adapter au vieillissement de la population, comme je l'ai expliqué tout à l'heure, vous ne le lieriez pas à des conditions qui vous permettront de ne pas en tenir compte. Et surtout - je vous redonne le texte -, vous vous fonderiez sur des bases objectives, avec le Comité d'étude sur le vieillissement qui fournit les ajustements à réaliser chaque année. Mais cela, vous n'avez pas le courage de le faire.

Ce gouvernement décide, sous un grand maquillage, en plaçant une petite phrase indiquant qu'il tiendra compte du vieillissement de la population, de ne pas avoir le courage d'assumer ce qui, de toute façon, va s'imposer à nous. Ce faisant, les prestations seront bien évidemment mises à mal.

Deuxièmement, j'en viens à la santé. Madame la ministre, je vous ai bien entendue. Mais venir nous jouer ici votre petite musique sympathique après avoir fait, en deux ans, plus de trois milliards d'euros d'économies sur les soins de santé, dont un milliard en 2017, c'est tout de même gonflé de votre part!

Alors que vous aviez annoncé que cela serait très problématique, il est d'autant plus osé de venir ici vous glorifier.

Vous annoncez un petit médicament supplémentaire, etc. Mais vous avez décidé d'augmenter le prix de toute une série de prestations en soins de santé. Il n'est donc pas seulement question des médicaments. Il est aussi question d'autres types de traitements, de remboursements qui, pourtant, sont existentiels, y compris pour des pathologies graves chez des enfants.

Dois-je vous rappeler, madame la ministre, que contrairement aux pays qui nous entourent, toute une série de traitements ne sont toujours pas disponibles et remboursés en Belgique. Or, il ne s'agit pas ici d'une "petite grippe", mais de pathologies graves.

Madame la ministre, soyez attentive à ne pas aller de reculade en reculade en ce qui concerne le budget des soins de santé. Vous savez que la rupture de confiance est totale. Je ne pense pas ici seulement aux patients, mais également aux prestataires de soins.

Le chemin que vous avez défini avec ce projet de loi aggrave encore plus ce que vous avez déjà mis en place depuis deux ans.

Mijnheer de voorzitter, ik had nog één suggestie qua responsabilisering, aangezien ongeveer iedereen mee het bad in moet en zijn verantwoordelijkheid moet nemen.

Ik heb in dit ontwerp niets teruggevonden over de responsabilisering van de Gewesten en de Gemeenschappen en hun bevoegdheden en in welke mate zij inspanningen moeten leveren om een aantal fenomenen in te perken of mee te financieren, voor alle zaken waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de begeleiding en activering van werklozen. Dat heeft invloed op de sociale zekerheid, maar daar wordt met geen woord over gerept.

Monsieur le président, pour rassurer M. Borsus, je veux ajouter que les critiques générales que nous avons formulées sur le financement futur de la sécurité sociale valaient aussi, et malheureusement, pour le système des indépendants. Quant à sa dernière réflexion sur les personnes qui annonceraient des malheurs qui n'arrivent pas, je voudrais l'encourager et camper davantage ses pieds dans la réalité des nombreuses familles qui se trouvent aujourd'hui dans la difficulté, au taux de pauvreté infantile, au nombre de personnes qui reportent des soins de santé pourtant nécessaires. Si vous essayez de faire croire que les économies par milliards que vous avez imposées à la sécurité sociale sont indolores sur la vie quotidienne des plus fragiles d'entre nous, ce sera sans nous. Dans votre système, il y a peu de gagnants et beaucoup de perdants. Et ce sera encore pire dans le futur si la majorité vote ce texte.