Proposition 54K3086

Projet de loi portant assentiment à l'Accord économique et commercial global (AECG) entre le Canada, d'une part, et l'Union européenne et ses Etats membres, d'autre part, fait à Bruxelles le 30 octobre 2016.

General information ¶

Submitted by

MR Swedish coalition

Submission date

May 8, 2018

Official page

Visit

Status

Adopted

Requirement

Simple

Subjects

Canada European Union free-trade agreement

Voting ¶

Voted to adopt

CD&V Open Vld N-VA MR

Voted to reject

Groen Vooruit Ecolo PS | SP DéFI PVDA | PTB VB

Abstained from voting

LE ∉ PP

Party dissidents ¶

• Olivier Maingain (MR) voted to reject.

Contact form ¶

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.

Discussion ¶

July 18, 2018 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source

Monsieur le président, le rapport de nos travaux est divisé en deux grandes parties.

La première est constituée du compte rendu des auditions des experts sur ce dossier fort important. Si je voulais en rendre compte à la tribune, il faudrait que je les lise entièrement afin d'éviter de commettre des erreurs et d'éviter – horresco referens – de les utiliser de façon partiale et les trahir.

La deuxième partie du rapport est constituée traditionnellement de la reprise des positions des différentes formations politiques, qui seront sans doute exprimées à la tribune.

C'est la raison pour laquelle je me réfère à mon rapport écrit, en vous en informant d'ores et déjà que je prendrai la parole tout à l'heure, en lieu et place de M. Flahaux qui a perdu sa voix.

Er zijn behoorlijk wat sprekers ingeschreven.

De heer Luykx heeft als eerste het woord.

Mijnheer de voorzitter, collega's, degenen onder u die wekelijks of zelfs dagelijks naar Brussel afzakken, zien in de Wetstraat nog steeds de stickers met de boodschap "Stop CETA" over de stoplichten geplakt. Welnu, vandaag zullen wij in dit Huis groen licht geven voor dat handelsakkoord. Dat groen licht is een krachtig signaal dat aangeeft dat wij, ondanks alle voorbije opwinding, soms wat paniek en wat verdwazing van de afgelopen jaren, toch nog in staat zijn om een meerderheid te vinden die duidelijk durft te kiezen voor vrijhandel, economische belangen en welvaart voor de burger. Onze meerderheid durft te kiezen voor multilateralisme, voor economische samenwerking tussen landen. In de huidige tijden, met allerlei gebeurtenissen en president Trump op het toneel, kan niet genoeg onderstreept worden hoe belangrijk zulke handelsakkoorden zijn die onze welvaart mee verzekeren.

Gelukkig bestaat er niet zoiets als slechte reclame, want alle heisa van de oppositie heeft misschien toch wel verwezenlijkt dat de ogen van onze ondernemers opengegaan zijn voor de opportuniteiten in Canada. Dat konden wij ook al afmeten aan de stijging van de export naar Canada, net in het kwartaal voor de inwerkingtreding. De pers doopte dat al als het CETA-effect. De voorbode van dit akkoord is dus alleszins al zeer positief.

Wij hebben de primeur voor de ratificering van dat verdrag aan onze collega's in Vlaanderen gegeven, die twee weken geleden al een juiste keuze maakten. Het zou ons ook maar verbazen indien Vlaanderen, dat met liefst 1,8 miljard euro in 2016 zowat 90 % van de totale Belgisch-Canadese handel voor zijn rekening nam, die beslissing niet had genomen en dat belang voor Vlaanderen niet gevalideerd en geratificeerd had.

Collega's, het jarenlange aanslepen van de onderhandelingen was goed. Het heeft alleszins het debat uitgeput en iedereen de kans gegeven kritiek te leveren en het dossier verder te bestuderen. Wat wij hier vandaag goedkeuren, is een modern handels- en investeringsbescher­mingsakkoord, het akkoord van een nieuwe generatie dat de standaard zal zetten voor andere verdragen. Dat zeggen niet alleen wij, want ik verneem van de oppositie dat er goede stappen gezet zijn in de verdere uitwerking van dit verdrag.

Belangrijk is dat het ook voor ons een evenwichtig akkoord werd. Niet alleen om offensieve, maar ook om defensieve redenen. We hebben heel wat hoorzittingen gehad in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en al moet iedereen wel wat water bij de wijn doen, toch is dit een win-windossier voor beide partijen, voor Europa en Canada, en natuurlijk ook voor Vlaanderen en België. De opening van de markten dankzij dit akkoord is van een ongeziene grootte. Binnenkort zien we wel het Japanse handelsverdrag tegemoet, ook weer een stap verder, maar dit is toch wel zeer belangrijk. De Europese Unie schat de nieuwe commerciële mogelijkheden tussen Europa en Canada die uit dit akkoord voortvloeien, op 22 miljard euro per jaar. Ook in onze relaties met Canada is er nog sprake van een groot, onderbenut handelspotentieel. Met het CETA hopen we dit te kunnen ontsluiten. Denk aan het wegwerken van belemmeringen, zowel tarifair als niet-tarifair, het gelijkstellen van diploma's, de creatie van investeringen en opportuniteiten voor onze kmo's, Canadese overheidsopdrachten – denk aan baggerwerken, die voorheen hardnekkig van de vrije markt werden afgeschermd – die nu wel zullen worden opengesteld. Stuk voor stuk zijn dit kansen, waarvan we zeker zijn dat ze door onze innovatieve bedrijven met beide handen zullen worden aangegrepen.

We herhalen dat dit niet ten koste van onze hoge Europese standaarden gaat. Er komen geen doembeelden van chloorkippen die onze markt overspoelen. Er komt juist een betere bescherming voor intellectuele eigendom, specifieke landbouwproducten, consumenten en milieunormen. Er zullen geen zaken kunnen worden aangespannen tegen regelgeving die de gezondheid, het milieu en de consument beschermt of de arbeidsomstandigheden verbetert. We zeggen het oude arbitragesysteem van de ISDS dan ook vaarwel en trekken voluit de kaart van het ICS.

Collega's, laat ons niet langer dralen. We moeten het pad van het CETA hier vandaag groen licht en onze steun geven. Het is het juiste pad en we hebben er allemaal lang genoeg op gewacht.

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, le commerce est bien évidemment une chose importante. Le PS n'est pas opposé au commerce, mais quel commerce? Pas n'importe comment. Pas à n'importe quel prix! Pour vous, malheureusement, c'est souvent le commerce avant tout, peu importe les risques sur les droits sociaux, environnementaux et peu importe, finalement, l'impact sur nos concitoyens. Évidemment, quand le PS le dit, vous avez vite fait de minimiser: le PS fait de l'idéologie; le PS est contre le commerce, blablabla. Ce sont les rengaines habituelles.

En vérité, j'ai plutôt le sentiment, monsieur le ministre, que vous semblez parfois souffrir d'une écoute ou d'une amnésie sélective.

Poursuivez, madame Grovonius. Chers collègues, écoutons Mme Grovonius.

Notre Diable rouge, ou plutôt Diable bleu, est-il prêt à écouter? Monsieur le ministre, je disais donc que j'ai parfois le sentiment que vous souffrez d'une forme d'écoute un peu à géométrie variable ou d'une forme d'amnésie sélective.

En effet, trop souvent, vous oubliez que le PS a toujours défendu nos échanges avec le Canada. Je l'ai d'ailleurs dit à de nombreuses reprises et je le répète: le Canada est un pays ami, un partenaire important de la Belgique, de l'Union européenne et de la francophonie et nous devons tout faire pour qu'il le reste.

Ensuite, vous faites aussi abstraction des critiques émises par tous les autres acteurs. Le PS n'est effectivement pas le seul à remettre en cause différents aspects de ce traité.

Je vais prendre un exemple, celui d'une des personnes qui a été auditionnée en commission des Relations extérieures, Mme Monique Goyens, directrice générale du Bureau européen des Unions de Consommateurs (BEUC). Je sais que vous allez me dire que le BEUC est lui aussi un bras armé du PS. Nous connaissons la rengaine mais je pense que Mme Goyens ne peut être suspecte en la matière.

Que nous a dit Mme Goyens en commission? Tout d'abord, elle nous a dit que ce CETA présente des manquements et des risques, qu'il n'y a aucune étude d'impact et que seuls les intérêts des entreprises européennes et canadiennes ont été envisagés. Les intérêts des consommateurs et donc de nos concitoyens - cela, c'est moi qui le rajoute -, qu'ils soient européens ou canadiens, n'ont jamais été pris en compte lors des négociations.

Mme Goyens nous dit encore qu'en ce qui concerne la baisse des prix promise, au final, il n'y a aucune preuve qu'une baisse des tarifs douaniers entraînera ipso facto une baisse des prix à la consommation au profit du consommateur. En effet, les entreprises peuvent tout aussi bien décider que les gains éventuels vont servir, par exemple, à augmenter les dividendes de leurs actionnaires.

Mme Goyens a aussi parlé de cette fameuse clause d'arbitrage ISDS, entre-temps devenue ICS. En ce qui concerne les risques liés à cette fameuse clause d'arbitrage, Mme Goyens admet, comme nous, que l'ICS était effectivement une amélioration par rapport à l'ISDS. Malheureusement, c'est insuffisant pour garantir la protection des consommateurs. L'ICS permet toujours à un investisseur d'être indemnisé si l'entrée en vigueur d'une législation, qui est pourtant d'intérêt public, lui cause un préjudice.

C'est donc, selon Mme Goyens, une lacune importante.

Elle est également revenue sur l'affaire pendante devant la Cour de justice de l'Union européenne (CJUE). Mme Goyens nous demande pourquoi ne pas attendre l'arrêt rendu par cette Cour. D'autant que celle-ci s'est déjà prononcée en remettant en cause la compétence d'interprétation des règles de droit européen, offerte à un tribunal d'arbitrage dans le cadre d'un autre traité, à savoir le traité entre les Pays-Bas et la Slovaquie, cette fameuse affaire Achmea pour les initiés.

Le PS, en fin de compte, ne dit pas autre chose. Mais il est plus facile de caricaturer notre propos que juste essayer d'écouter ce qui pourrait remettre en cause un tant soit peu votre orientation que je qualifierais peut-être d'obstinée. Ce qui compte, c'est d'avancer coûte que coûte et ce, même si une épée de Damoclès pend au-dessus de nos têtes et de ce traité au final, dont l'avenir dépendra aussi de cet avis rendu par la CJUE.

Vous m'excuserez donc, mais je ne pense pas que c'est faire preuve de protectionnisme que de "faire primer au final la sécurité juridique" -, dixit M. Reynders. De même, je ne pense pas non plus, monsieur le ministre, que c'est faire preuve de protectionnisme que de demander simplement l'application d'un accord conclu entre les différentes entités de ce pays. À mes yeux, c'est une simple question de respect de nos institutions et de nos concitoyens. En effet, grâce à la mobilisation citoyenne, à l'activisme de la société civile et à la détermination de quelques élus politiques, la Wallonie a obtenu un instrument interprétatif conjoint ayant une force juridique contraignante. Cet instrument fait aujourd'hui partie du traité en tant que tel.

Certes, tout n'est pas parfait. Néanmoins, reconnaissons qu'il s'agit d'une avancée dont il convient de se féliciter. Du reste, monsieur le ministre, vous ne vous privez pas vous-même de la saluer ou même parfois de vous l'approprier.

Malgré le fond et les avancées obtenues, il subsiste un problème majeur de forme qui justifie notre opposition à la ratification de ce traité: l'absence de loyauté du gouvernement fédéral, tant à l'égard de l'esprit que de la lettre de cet accord intrabelge. En effet, il torpille un texte qu'il a pourtant signé. Tout d'abord, il a décidé de ratifier le traité avant même que la CJUE n'ait rendu son avis sur la compatibilité de l'ICS avec les traités européens.

Ensuite, il a également rejeté notre proposition de résolution demandant l'introduction d'un mécanisme d'évaluation des effets socio-économiques et environnementaux du CETA, alors qu'il figurait noir sur blanc dans l'accord intrabelge.

De même, il a rejeté notre amendement, qui aurait pourtant permis de conférer une force juridique explicite à ce que l'on appelle les "déclarations complémentaires" qui sont annexées à ce traité, comme cela nous fut suggéré au cours des auditions organisées en commission des Relations extérieures.

Toutes ces initiatives illustrent malheureusement une nouvelle fois le libre-échangisme de principe de cette majorité, sans aucune considération pour l'impact sur notre tissu socio-économique, nos agriculteurs, notre sécurité sociale ou encore nos normes environnementales. L'aveuglement semble total.

Il vous reste cependant encore une chance de vous rattraper. En effet, l'amendement dont je viens de parler est joint en cette séance plénière. Cela dit, je ne me fais guère d'illusion et crains qu'il ne subisse le même sort que celui qui lui fut infligé en commission.

Le gouvernement fédéral et les parlementaires de cette majorité s'inscrivent ainsi dans les renoncements et l'hypocrisie affichée par la nouvelle majorité MR-cdH wallonne, qu'il s'agisse du CETA ou d'autres accords commerciaux.

Je conclurai en soulignant le manque de courage politique de cette majorité, qui refuse d'envisager la possibilité de repenser, d'évaluer ou même simplement d'oser questionner la politique belge et européenne en matière de commerce extérieur. Chers collègues, vous démontrez une fois de plus qu'il est plus facile d'accuser les autres de repli sur soi, que de se poser les bonnes questions et de tirer les leçons du passé.

Pour toutes ces raisons, mon groupe et moi-même rejetterons la ratification du CETA, comme l'ont d'ailleurs fait en toute cohérence nos députés PS au niveau du Parlement européen.

Ma formation politique soutient fermement ce projet de loi entérinant une ratification qui ouvre la voie à de nouvelles perspectives économiques et qui réaffirme également le lien qui nous unit au Canada.

Ce traité commercial d'un nouveau genre va bien plus loin que n'importe quel autre accord de ce type, avec notamment des considérations de progrès social et des considérations environnementales. De plus, vu la situation géopolitique instable que nous connaissons actuellement, nous estimons que le CETA arrive à point nommé, aussi bien sur le plan économique que sur le plan politique.

Le MR, conscient des retombées bénéfiques de ce traité pour la Belgique, s'est résolument engagé depuis longtemps en sa faveur. Politiquement, le Canada est l'un des pays avec lequel la signature d'un tel accord paraît la plus naturelle. Économiquement, la Belgique, en tant que membre de l'Union européenne, y gagnera sensiblement, comme permettent déjà de le présager les premiers chiffres dont nous disposons depuis l'entrée en vigueur provisoire du traité. Nombre d'experts, y compris de l'Agence wallonne à l'exportation et aux investissements étrangers (AWEX), ont souligné l'augmentation des rentrées et des échanges avec le Canada. Par ailleurs, les engagements en matière environnementale et sociale et les mécanismes de règlement des différends sont autant de points qui nous renforcent dans notre analyse.

Il est incontestable que le Canada est, hors d'Europe, l'un de nos alliés les plus fidèles. Ce fut notamment le cas au cours du siècle dernier, pendant les deux guerres mondiales. Aujourd'hui, 120 000 Belges sont installés au Canada et environ 180 000 Canadiens vivent chez nous. Le Canada est un allié stratégique et l'un des membres fondateurs de l'OTAN.

Hormis ce lien historique solide, l'évolution politique actuelle de notre partenaire, sous l'impulsion du premier ministre Justin Trudeau, nous conforte également dans notre soutien. Ce dernier a su insuffler une nouvelle dynamique sur le plan économique, tout en accordant une grande attention aux enjeux sociaux, sociétaux ou encore écologiques.

Son penchant pour le multilatéralisme le conduit aussi à combattre l'isolationnisme qui est malheureusement en grâce pour l'instant, notamment aux États-Unis, voisin direct du Canada. Et également les tentations de repli identitaire qui s'affichent dans de nombreux pays.

Sur le plan sociétal, sur le plan des valeurs, notre convergence est totale. Nos relations politiques sont fortes et fructueuses. Comme je le rappelais en commission, nos sociétés partagent les mêmes valeurs politiques, sociales. Le Canada est un partenaire fiable sur lequel nous pouvons nous appuyer. Nos deux pays ont, par ailleurs, fait le choix d'un bilinguisme vivant (voire même trilinguisme, en Belgique), ce qui fait également la richesse de la Belgique. Aussi devons-nous collectivement réfléchir sur ce point!

Comme l'a évoqué le ministre des Affaires étrangères, M. Reynders, si la Belgique et l'Union européenne étaient incapables de ratifier un tel accord de libre-échange, il faudrait alors sérieusement se poser la question – et je ne m'adresse pas directement à Mme Grovonius, pour la lui reposer – de savoir avec quel autre pays nous serions encore à même de pouvoir négocier et ratifier un tel traité?

Monsieur Miller, M. Hellings désire intervenir. Vous avez la parole, monsieur Hellings.

Merci, monsieur le président. Monsieur Miller, je vais répondre à votre question. Est-ce que le CETA est l'élargissement de l'Union européenne au Canada? Non!

Non! C'est un mécanisme spécifique, un traité commercial – comme vous l'avez dit – d'un nouveau genre, qui prévoit des mécanismes spécifiques qui ne sont pas la convergence réglementaire telle qu'on la connaît au sein de l'UE.

Et, d'ailleurs, on le voit avec le débat sur le Brexit qui est en cours. On voit, par décalque, les apports de l'Union européenne, ce qu'est un marché régulé au niveau européen. C'est-à-dire que chacun des membres de l'UE doit respecter les règles pour faire fonctionner le marché que nous avons en commun.

Le traité CETA avec le Canada est exactement l'inverse.

Il ne vise pas à créer un grand marché avec des règles communes. Mais inversement, il tend à instaurer un grand marché pour les grandes structures multinationales de part et d'autre de l'Atlantique, avec des mécanismes comme la Cour spécifique pour les multinationales et la convergence réglementaire préalable visant à déréguler le marché transatlantique créé. C'est pour cette raison que ce traité est fondamentalement différent et que de nombreuses associations s'opposent au Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA), parce qu'il représente la négation de l'Union européenne.

Monsieur Miller, si demain nous voulons élargir l'Union européenne à des États extra-continentaux, extra-européens, faisons-le! Mais cet élargissement impliquera que le Canada ou un autre pays extra-européen intègre tout l'acquis communautaire, toutes les directives, tous les règlements dans son droit national. Pourtant, le Canada ne va pas intégrer dans son droit national les règlements et les directives européens. Nous parlons de directives actives en toute matière, sociale, environnementale, droit humain, etc. Dans quelques mois, quelques années, quelques dizaines d'années, le Canada et les entreprises multinationales canadiennes pourront utiliser les outils du traité avec l'Union européenne pour justement non pas empêcher l'Union européenne de légiférer ou supprimer des normes européennes mais pour les dissuader de le faire. En effet, toujours présente, l'épée de Damoclès d'un recours devant une cour de justice spécifiquement dédiée aux multinationales dissuadera les États de légiférer vers plus de justice sociale ou plus d'environnement.

Monsieur Hellings, nous avons déjà eu de nombreuses discussions sur ce sujet en réunions de commission. Premièrement, je suis vraiment heureux de vous entendre dire tout le bien que vous pensez des règles du marché interne européen. C'est faire preuve d'un volontarisme bienvenu sur le plan de l'Union européenne. Même si tout n'est pas parfait à l'intérieur de ce marché intra-européen, des mécanismes permettent de développer et d'améliorer les règles en cours, la façon d'organiser le développement de notre économie et la redistribution des richesses au sein de celle-ci.

Deuxième point: je sais que ce projet de loi ne propose pas l'adhésion du Canada à l'Union européenne. Je ne dis pas que l'idée est totalement folle ni qu'il ne sera pas possible d'envisager un jour des accords plus lointains. Je défends l'idée de nous développer davantage vers le sud du Bassin européen et, par-delà, vers l'Afrique. Le ministre Reynders a également évoqué la question de nos relations avec la Russie. Mais, pour l'instant, nous sommes ici pour débattre d'un projet de loi portant sur un accord visant, il est vrai, la mise en œuvre d'un grand marché commercial. Cette mise en œuvre nous satisfait mais c'est aussi parce qu'elle permet le maintien des critères européens en matière sociale et environnementale.

C'est pourquoi nous soutenons ce projet de loi. Si, sur le plan politique, il inscrit davantage dans le marbre nos liens avec nos cousins canadiens, il offre des opportunités uniques à nos économies et à nos entreprises européennes, belges, flamandes – comme M. Lyukx l'a souligné – et wallonnes. Je me réfère aux chiffres communiqués par l'AWEX en commission.

Nos intérêts sont clairement définis. Étant le troisième pays le plus mondialisé de la planète et l'une des économies les plus ouvertes – nous exportons plus de 80 % de notre PIB. Les moindres changements commerciaux ou le manque de visibilité dans ce domaine nous desserviraient. À ce titre, le Brexit, qui concerne notre 4ᵉ̀ᵐᵉ partenaire commercial et les mesures protectionnistes adoptées par Donald Trump aux États-Unis, notre 5ᵉ̀ᵐᵉ partenaire, sont, bien entendu, source d'incertitudes.

C'est pourquoi nous avons besoin d'un cadre clair pour porter nos échanges commerciaux avec le Canada. D'autant plus que comme annoncé par certains, si une réforme de l'OMC voyait réellement le jour, l'Europe ne pourrait porter seule ces valeurs au niveau de l'OMC. Elle aura besoin d'alliés sûrs qui partagent les mêmes valeurs, les mêmes principes et préoccupations que l'Union européenne, à savoir un pays comme le Canada. Des partenaires de confiance nous seront alors d'un grand secours.

En outre, ce traité nous permettrait de diversifier davantage nos pays d'exportations. Quand on sait que plus de 70 % de nos importations se font dans les pays de l'Union européenne, un développement des relations commerciales avec le Canada, monsieur Hellings, ne peut être que positif pour notre économie. Nos entreprises doivent pouvoir aller chercher la croissance là où elle se trouve.

Dans le contexte économique mondial, troublé à plus d'un titre, ce genre de traités bilatéraux revêtent une importance toute particulière. À ce propos, il est démontré que les emplois liés à l'exportation sont souvent plus stables et mieux rémunérés que les autres. Si notre ratification est essentielle pour une pleine effectivité du CETA, ce dernier est, comme vous le savez, entré provisoirement en vigueur.

Lors des auditions menées en commission, les chiffres qui nous ont été transmis illustrent les effets positifs – même s'il faut les relativiser parce que la période de fonctionnement provisoire est courte – pour notre pays et pour les entités fédérées comme la Wallonie, la Flandre et Bruxelles. Ces premiers signes doivent nous inciter à ratifier sans délai le traité qui nous est soumis.

Ainsi, le CETA bénéficiera à l'économie belge mais il englobe aussi d'autres aspects qui en font un accord de nouvelle génération. En effet, le CETA parvient à allier commerce et progrès social et environnemental. Il est exemplaire sur la protection des droits de la personne, préserve le droit des États de légiférer dans l'intérêt public, de préserver leur industrie culturelle, de protéger les normes du travail ou encore de promouvoir la protection de la planète.

Tous ces éléments ont été débattus par les spécialistes européens qui ont négocié le CETA et ce, aussi grâce à la mobilisation populaire qui s'en est suivie et à l'attention portée par les différents Parlements à travers l'Union européenne.

Ces résultats sont acquis.

S'agissant de la question du règlement des différends, un point notoirement sensible, nous accordons notre confiance vigilante à l'ICS. À l'opposé de l'ISDS, tant critiqué pendant les négociations du TTIP, ce mécanisme et, demain, la Cour multilatérale d'investissements constitueront  un organe indépendant et neutre destiné à trancher les litiges qui se présenteront. Nous ne sommes pas naïfs, mais prudents et confiants.

Certains volets suscitent encore aujourd'hui des débats. C'est vrai. Je pense ainsi à la faiblesse des études d'impact. C'est aussi le cas de la forme que prendra la coopération réglementaire. Elle sera, rappelons-le, de nature volontaire. La manière dont les pouvoirs publics aideront nos entreprises à pénétrer le marché canadien doit aussi être surveillée.

Enfin, comme cela fut rappelé en commission, il nous faudra veiller – sur ce point, madame Grovonius, je partage entièrement votre préoccupation – à ce que les gains pour les sociétés bénéficient bien, en bout de chaîne, aux consommateurs.

Si quelques aspects du texte méritent toute notre vigilance, il s'agit d'une vigilance confiante ou d'une confiance vigilante – c'est comme vous voulez – et bienveillante que nous accordons au CETA. Le suivi de ce traité après son entrée en vigueur devra s'organiser sérieusement. Nous aurons à cœur de recourir en ce sens à des experts et à des études approfondies.

Bref, nous avançons dans la bonne direction. C'est également l'avis de notre collègue Peter Luykx. Il s'agit de la voie qui a été tracée et également rappelée par notre ministre des Affaires étrangères en commission, lorsqu'il a résumé en quatre volets essentiels les pistes qui se dégagent de cet accord.

Premièrement, ce texte nous offre un point de départ vers la conclusion d'un accord innovant et ambitieux. Le CETA est en effet très ambitieux sur le plan de la libéralisation des marchés. Vous avez raison, madame Grovonius, nous tenons à une économie de marché libre, où les gens puissent vivre et commercer librement et en paix. Le traité tend à supprimer 99 % des barrières douanières. Il donne un accès sans équivalent aux marchés publics. Voilà une autre avancée qui a été obtenue à la suite des négociations.

Nous pourrons également avoir accès aux marchés publics canadiens, y compris à l'échelon sub-fédéral.

De plus, le CETA crée la possibilité d'instaurer un dialogue en matière de réglementation sans limiter le droit des réglementés. Ce qui signifie que, par la suite, les États membres de l'Union européenne pourront encore réglementer ce qu'ils souhaitent faire en matière sociale, environnementale, etc.

Deuxièmement, le CETA est aussi un point de départ vers la conclusion d'accords progressifs. Le CETA utilise les valeurs et les normes belges comme fondement de la manière dont la Belgique, avec ses partenaires européens, entend donner activement forme au commerce international. C'est une base solide pour tout ce qui pourra être négocié à l'avenir, notamment – je l'espère – par notre ministre des Affaires étrangères.

Il prévoit des dispositions importantes et strictes en matière de développement durable. Ces objectifs guideront étroitement le commerce avec le Canada. À cet égard, l'accord répond à une demande croissante de la part des citoyens d'intégrer davantage les objectifs sociétaux dans la manière dont les entreprises belges déploient leurs activités économiques.

Troisièmement, cet accord est un point de départ vers une réforme fondamentale de la protection des investissements. Beaucoup de débats chez nous ont abouti à d'excellentes interrogations. Le CETA remplacera l'arbitrage privé classique par un tribunal bilatéral d'investissement. C'est une étape clé dans la relance politique vers une véritable multilatéralisation de la protection des investissements.

Enfin, le CETA constitue le point de départ de la conclusion d'accords ambitieux et équilibrés en raison du fait qu'au niveau de son exécution, il sera soumis à un monitoring – élément très important et qu'il faut retenir de tout ce qui a été débattu et mis en œuvre pour arriver à ce projet de loi – et à une évaluation stricte qui permettront une adaptation continue, notamment sur le plan du développement durable mais également, et surtout, parce que cela permettra de tirer des enseignements dans le cadre de négociations d'autres accords à venir. Je pense qu'il a déjà été fait allusion à cette tribune aujourd'hui à la négociation commerciale avec le Japon.

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, pour toutes ces raisons que je viens d'énoncer, le Mouvement réformateur votera ce texte avec enthousiasme.

Nous y voyons le résultat d'un long travail, d'une longue succession de débats durant des mois, voire peut-être même des années, au sein de nos assemblées, que ce soit dans les entités fédérées ou au niveau fédéral.

Nous soutenons ce traité qui scelle encore un peu plus les liens entre la Belgique et le Canada et qui bénéficiera à l'ensemble de notre économie. Je vous remercie pour votre attention.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, wij hebben het de afgelopen maanden vaak gehad over verschillende en soms zorgwekkende tendensen in de wereld, gaande van de migratie, de handelspolitiek tot de situatie in het Midden-Oosten. Telkens opnieuw zijn wij tot dezelfde conclusie gekomen: wij moeten met Europa en de EU onze toekomst vaker in eigen handen nemen; de EU moet in tegenstelling tot Trump, die bruggen afbreekt, bruggen bouwen; wij moeten uitgaan van de eigen sterkte. Collega's, met het voorliggend akkoord, samen met het akkoord dat afgelopen week in Japan is ondertekend, bewandelen wij inderdaad die weg, de weg die uitgaat van de eigen sterkte, de weg van het bouwen van bruggen.

Wij mogen terecht trots zijn op CETA. Het sluiten van handelsakkoorden is vandaag niet evident. CETA illustreert als de beste dat Europa een tegengewicht biedt aan de protectionistische tendens, dat het een sterke handelspartner is en dat het het voortouw neemt om wereldwijd bruggen te bouwen in een steeds complexere wereld.

Mijn fractie is ervan overtuigd dat gereguleerde vrijhandel niet enkel cruciaal is voor onze welvaart, maar ook voor onze veiligheid. Voor een open economie als de onze is een duurzaam handelsbeleid cruciaal. Niet minder dan 571 000 jobs zijn afhankelijk van export buiten Europa, een cijfer dat in de toekomst alleen maar zal toenemen. Handel, groei, jobs, zij vormen de basis van onze welvaart.

CETA heeft de afgelopen jaren natuurlijk tot discussies geleid, ook hier in het halfrond. Het kwam zelf zo ver dat de geloofwaardigheid van ons land in het gedrang kwam en de internationale gemeenschap en onze Europese partners zich begonnen af te vragen wat een mandaat gegeven door de Belgische regering in 2009 en 2011, nog betekent als de partijen die voorheen het mandaat steunden, het daaruit volgend akkoord, dat helemaal voldoet aan dat mandaat, niet langer steunen van op de oppositiebanken. Dat was een foute manier van handelen.

Verschillende organisaties en ngo's hebben terecht heel wat bezorgdheden en bezwaren geuit. Ik ben oprecht fier op dat levendig middenveld in ons land, dat dergelijke zaken aan de oppervlakte brengt. Niet alleen onze fractie, maar ook de regering, de Europese Commissie en de Canadese overheid, hebben die zorgen steeds ernstig genomen. Zo hebben tijdens de onderhandelingen velen hun bezorgdheid geuit over de loop van het onderhandelingsproces, maar daaruit is wel voortgekomen dat de Europese Commissie grote stappen vooruit heeft gezet inzake transparantie bij de onderhandelingen. Die transparantie werd groter ten opzichte van vroeger.

Beste collega's, de wettelijk bindende interpretatieve verklaring biedt aan veel van die bezorgdheden een antwoord, voor zover dat uit de onderhandelde teksten nog niet duidelijk was. CETA handhaaft het voorzorgsbeginsel en houdt ook geen verandering in van de Europese standaarden. Het doet ook niets af aan het wetgevend initiatief van de Europese Unie en haar lidstaten om eigen normen en reguleringen uit te werken. Voor onze fractie is het belangrijk om samen te werken met bondgenoten zoals Canada, net om de wereldwijde standaarden naar boven te brengen en te allen tijde een neerwaartse spiraal op het gebied van milieu of arbeidsnormen te vermijden. Die samenwerking inzake regelgeving kan natuurlijk enkel gebeuren op vrijwillige basis en de handelsovereenkomst, CETA, garandeert dat.

In antwoord op de vele bezorgdheden van het middenveld, bezorgdheden die ook wij in commissie formuleerden, besliste de Europese Unie om het bestaande ISDS-systeem aan te passen en werd in een laat stadium van de onderhandelingen met Canada op vraag van de EU het Investment Court System, een publiekrechtelijk systeem, toegevoegd aan CETA voor de juridische investeringsbescherming. CETA is in die zin baanbrekend, want zo'n multilateraal investeringshof zal louter kunnen oordelen over geschillen die voortvloeien uit de investeringshoofdstukken.

De uitspraak van het Europees Hof van Justitie in de Achmeazaak maakt duidelijk dat voor verdragen waarin de EU partij is, internationale geschillenbeslechtingsmechanismen geen bindende uitspraak mogen doen over de interpretatie en de naleving van het EU-recht.

Collega's, tijdens de debatten vroegen sommigen zich af of het akkoord wel nodig is. Veel tarieven zijn namelijk al laag en Canada is toch niet zo'n belangrijke handelspartner, zo stellen zij. Welnu, bijna 1 700 Belgische bedrijven exporteren vandaag naar Canada en zorgen op die manier indirect voor bijna 23 000 jobs; 70 % van die ondernemingen zijn trouwens kmo's. De Belgische goederenexport naar Canada steeg in 2017, het jaar waarin CETA voorlopig in werking trad, met 30 % in vergelijking met 2016. Wij mogen ook belangrijke nieuwe opportuniteiten verwachten, doordat openbare aanbestedingen in Canada ook voor Belgische bedrijven geopend worden. De economische meerwaarde van het akkoord, zowel voor onze bedrijven als voor onze consumenten, lijkt mij alvast duidelijk. Daarom zal onze fractie de ratificatie ondersteunen.

Het is een zeer evenwichtige vrijhandelsovereenkomst, waarbij wij met de EU-regeringen hebben samengewerkt om de beste bescherming voor gevoelige sectoren te vinden. Wij zien het akkoord met een gelijkgezind land als Canada als een belangrijke stap voorwaarts in de EU-handelspolitiek. Canada is immers veel meer dan een handelspartner; het is een strategische partner in de geopolitieke context en de veiligheidscontext voor samenwerking omtrent duurzaamheid, migratie en de beheersing van de klimaatuitdagingen.

Beste collega's, CETA is dan ook een cruciale stap om aan te tonen dat Europa bereid is om het voortouw te nemen in een wereldorde waarin multilaterale samenwerking en gereguleerde duurzame handel centraal staan. Om die redenen mag het wetsontwerp op onze steun rekenen.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris, collega's, ik zal proberen niet te herhalen wat ik in de commissie heb gezegd.

Sta me toe eerst twee volgens mij fundamentele redenen aan te voeren om het voorgestelde verdrag morgen niet goed te keuren. De eerste reden heeft te maken met de algemene evaluatie van de ontwikkeling van de globalisering van onze wereld.

Ik herinner mij dat er dertig tot veertig jaar geleden werd gedebatteerd over de vraag welk soort globalisering wij wilden. Men had de adepten van de ultraglobalisering en meestal vond men die aan de rechterzijde van het politieke speelveld, men had de andersglobalisten, waartoe ik mijzelf reken, en er waren zelfs de antiglobalisten.

Eigenlijk fungeerden de handelsakkoorden de voorbije dertig tot veertig jaar als globaliseringsmotor. De neoliberale aanhangers van de globalisering hielden ons het beeld voor van een wereldwijd vrijhandelsparadijs. Dankzij het netwerk van vrijhandelsverdragen zouden wij de hele wereld zien bloeien. Ik denk dat het na dertig jaar goed is dat de ultraglobalisten even naar de stand van de wereld kijken. Ik geef hier een paar resultaten. Sinds 2015, nog niet zolang geleden, bezit de rijkste 1 % van de wereld meer dan de andere 99 % van de wereldbevolking.

Sinds 2016 bezitten acht mensen evenveel als de armste 3,6 miljard mensen van de wereld. Ik kan u hun namen geven. Ze zullen u niet onbekend in de oren klinken. Bill Gates, Amancio Ortega, Warren Buffet, Carlos Slim, Jeff Bezos, Mark Zuckerberg, Larry Ellison en Michael Bloomberg bezitten evenveel als de onderste helft van de hele wereldbevolking.

De heer Van Peteghem vraag het woord voor een interruptie.

U maakt een correcte vergelijking, maar tezelfdertijd moet u ook de evolutie van de extreme armoede in de wereld durven te tonen. Die is namelijk gedaald. In 1990 moest 36 % van de wereldbevolking rondkomen met 0,9 euro per dag. Vandaag is dat 18 %. De extreme armoede is dus gehalveerd. Dat is ook een gevolg van de globalisering. U mag in dezen dus wel een genuanceerd beeld geven.

Bedankt voor uw interventie, maar u zult het met mij eens zijn dat 75 % van de verbetering van de armoede terug te brengen is tot één land, namelijk China. Kijk naar de cijfers en naar de inspanningen die in China geleverd zijn om de armste regio's uit de armoede te halen. Ik ben bereid veel te aanvaarden, maar u kunt onmogelijk beweren dat die 75 % door de ongebreidelde vrijhandel in China uit de armoede zou zijn gehaald. Die bewering zou geen steek houden.

Straks kom ik tot de redenen waarom wij tot die cijfers gekomen zijn. Ter overweging vraag ik de resultaten te bekijken van dertig jaar gedane beloftes dat wij op weg waren naar het wereldwijde vrijhandelsparadijs.

Dat wil ik onder uw aandacht brengen: kijk naar de resultaten van het gevoerde beleid.

Ik geef u nog een voorbeeld. De inkomens van de 10 % armsten zijn sinds 1988 gestegen met 3 dollar per jaar, terwijl de inkomens van de rijkste 1 % 182 keer meer zijn gestegen. Het inkomen van de rijkste 1 % is 182 keer meer gestegen dan de inkomens van de 10 % armsten!

Ik zal nog een ander voorbeeld geven: een CEO van een bedrijf uit de wereldwijde top 100 verdient in één jaar evenveel als tienduizend mensen die in Bangladesh in de textielsector werken.

Ik geef nog een laatste referentie. Uit nieuw onderzoek van Thomas Piketty blijkt dat in de Verenigde Staten gedurende de voorbije dertig jaar de groei van het inkomen van de 50 % armste Amerikanen gelijk is aan nul procent, terwijl het inkomen van de rijkste 1 % is gestegen met 300 %!

Dit soort handelsverdragen zijn de kernmotor van de globalisering. Hoe komt het dat men dergelijke resultaten krijgt? Dat is heel simpel. Wat is het gevolg van het openen van alle staatsgrenzen, maar ook van het beperken van de mogelijkheden van overheden om de vrijhandel te reguleren, waarvoor u daarnet hebt gepleit? Men krijgt hierdoor een concentratie van de economische macht. Ik heb u acht namen van personen gegeven, maar u kunt er de namen van de grote multinationale bedrijven die zij leiden, aan toevoegen. Het is die grote economische macht die ervoor zorgt dat die actoren zo'n impact hebben op het politieke bedrijf dat zij heel zwaar kunnen lobbyen en zeer zwaar kunnen wegen.

Wij hebben nu een nieuwe soort van handelsverdragen. Men gaat nu nog een stap verder dan het type handelsverdragen dat wij tot vijf jaar geleden sloten. Die stap verder is dat men aan die reeds heel sterke economische machten de gelegenheid geeft om nog vooraleer parlementen, de verkozenen van het volk, zich over regelgeving kunnen buigen, betrokken worden bij nieuw te creëren regelgeving. Men noemt dat de regelgevende samenwerking.

In die verhouding staan aan de ene kant de administraties. Voor ons is dat de Europese Commissie, met daarin de mensen van DG Trade; die mensen zijn absolute believers, die geen seconde twijfelen aan de heilzame gevolgen van de ultraliberalisering van de vrijhandel die wij hebben meegemaakt. Aan de andere kant heeft men daar de vertegenwoordigers van de grote bedrijven in de twee blokken, in dit geval Canada en Europa. Men geeft die bedrijven de gelegenheid om hun oordeel te geven over de regelgeving die in de maak is. Noch het Europees Parlement, noch de parlementen van de Europese lidstaten hebben daarop zicht. Wij zullen daarop geen zicht hebben.

Dat gaat er gebeuren. Dat is het eerste mechanisme waardoor het nog gaat verergeren.

Collega's zeiden daarnet hier op het spreekgestoelte dat die verdragen niet alleen over economie gaan, dat daarin ook sociale normen en ecologische normen worden opgenomen. Dat is juist, collega's, maar er is wel een wereld van verschil. Alle economische regels zijn afdwingbaar. Alle andere regels, de sociale bodemnormen noem ik die, zijn niet afdwingbaar.

Men krijgt dus een ongelijke ontwikkeling. De economische macht van de grote economische actoren gaat alsmaar groter worden. De sociale normgeving daarbij, die niet afdwingbaar is, zal het eindresultaat zijn van concurrentie die grote multinationale bedrijven tussen lidstaten in het leven roepen, waarbij ze de lidstaten tegen mekaar opzetten en dergelijke meer.

Het gaat nog verder. Daarom is het debat over wie er bij betwisting het recht heeft te oordelen of normen nageleefd zijn, zo belangrijk. Wij zijn allemaal wetgevers. Wij weten allemaal dat de wetten die wij maken nooit de volledige realiteit kunnen omvatten en dat men dus ook moet kunnen rekenen op een onafhankelijke rechter die de belangen van de verschillende partijen afweegt en die een beslissing kan nemen.

Hier is er inderdaad een verbetering van de situatie, wat ik in de commissie ook gezegd heb. Wij komen van de gewone arbitrage over de ISDS tot het ICS. Maar, collega's, dit is en blijft een zeer businessvriendelijk orgaan. U mag er zeker van zijn: zelfs als het ICS er komt, zal het samengesteld zijn uit mensen die heel nauwe banden hebben met de grootindustrie. Geven wij hun het eindoordeel in handen over betwistingen die heel vaak voortkomen uit klachten van bedrijven die zeggen dat zij in hun business gehinderd worden en door een of andere regel minder winst maken? Dat doen wij toch niet? Collega's, als wij het algemeen belang willen verdedigen, geven wij hun dat oordeel niet in handen, zelfs niet aan het ICS, en zeker niet aan de ISDS.

Collega's, dit is echt iets om zwaar ongerust over te worden.

Ik zal u nog één cijfer geven voor ik tot de conclusie van mijn eerste punt kom. Het Global Wealth Databook van 2017 van Credit Suisse, zeker geen linkse organisatie, heeft uitgerekend dat tussen september 2016 en september 2017 82 % van de groei van het vermogen in dat ene jaar naar de top 1 % ging.

Tussen september 2016 en september 2017 was er een wereldwijde vermogensgroei en 82 % daarvan is gegaan naar de top 1 %. Deze cijfers komen van Credit Suisse en niet van de studiedienst van de sp.a of van een of andere linkse denktank. De onderste 50 % heeft geen verhoging gezien van zijn vermogen in die periode.

Collega's, mijn conclusie is dan ook dat wij niet kunnen blijven doorgaan met de globalisering zoals ze thans loopt. Wij kunnen niet instemmen met de versnelling of de verdieping van handelsakkoorden, zoals ze ons hier worden voorgelegd. Sommigen verwijten ons tegen de Canadezen te zijn. Ik was ook erg gekant tegen TTIP. Ik weet niet of dit akkoord ooit nog zal terugkeren.

Ik heb nog geen samenvatting gelezen van het Europees akkoord met Japan, maar het zou mij verwonderen mocht dit niet in hetzelfde bedje ziek zijn als TTIP en CETA. Wij hebben andere vrijhandelsakkoorden nodig. Sommige verwijten mij een cryptoprotectionist te zijn.

Collega's, zij die menen dat wij goed bezig zijn met het door de strot jagen van de vrijhandel in de wereld, roep ik op om verder na te denken. Ik verwijs bijvoorbeeld naar president Obama. In zijn afscheidsspeech voor de Verenigde Naties zei hij dat een wereld waarin 1 % van de mensheid evenveel controleert als de 99 % anderen nooit een stabiele wereld kan zijn.

Ik zou u willen vragen om even na te denken. Er zijn verschillende redenen waarom in de afgelopen tien à twintig jaar een dalend vertrouwen in de politiek valt vast te stellen.

Op de andere elementen die meespelen, zal ik niet ingaan. Ik ben er wel van overtuigd dat de opmars van het populisme, bij ons misschien het eurosceptische populisme, terug te vinden is in de vaststelling van de mensen die achterblijven, die de accumulatie van die ongelooflijke rijkdom in de handen van weinigen zien, terwijl zij achterblijven. Trump teert op die massa Amerikaanse kiezers die zich achtergelaten voelen. Er zijn meerdere redenen, maar ook in Europa speelt dit mee, misschien eerder nog omdat de mensen gezien hebben dat de banken die de crisis hebben veroorzaakt, waardoor ook zij in de problemen zijn gekomen, zijn gered met overheidsgeld, terwijl zij aan hun lot werden overgelaten. Als eerste punt wil ik een waarschuwing geven voor de manier waarop wij de globalisering aan het organiseren zijn. Doorgaan met het soort van vrijhandelsverdragen als CETA, als TTIP en, vrees ik, als met Japan, zorgt ervoor dat we recht op de muur afstevenen. Om die reden alleen al zal mijn fractie het verdrag morgen niet goedkeuren.

Ik kom tot mijn tweede punt. Het zal waarschijnlijk een ijdele hoop blijken, maar ik hoop dat sommigen van jullie beginnen te twijfelen. Ik heb in de commissie een vraag gesteld. Men vraagt ons of wij iets tegen Canada hebben. Nee, natuurlijk heb ik niets tegen Canada. Het is een prachtig land met een redelijk goede buitenlandse politiek, daar heb ik geen problemen mee. Maar ook in Canada is er een elite die dit soort van verdragen wil. Deze verdragen verdedigen niet de belangen van de gewone Canadees, maar van de 1 % aan de top in Canada. Men zegt ons dat zij met hun normen en waarden toch heel dicht bij ons staan. Ja, dat is goed, maar als ze zo dicht bij ons staan, waarom hebben we dan geen vertrouwen in de Europese en Canadese rechtssystemen zoals die er nu zijn? Waarom moeten we daarvoor een apart ICS oprichten? Op die vraag heb ik geen antwoord gekregen.

Misschien zal de minister er straks op antwoorden. Als er interpretatiegeschillen zijn bij de relaties tussen bijvoorbeeld Belgische en Canadese bedrijven, waarom kunnen die dan niet door een Canadese of een Europese rechtbank worden behandeld? Ik heb daar nog geen goede reactie op gekregen.

Een tweede element is misschien wat minder belangrijk, maar eigenlijk vraagt deze tekst het Parlement om een blanco cheque. Men vraagt ons om de tekst morgen goed te keuren en als het Europees Hof van Justitie binnenkort uitspraak doet, zal men die tekst dan aanpassen. Collega's, het spijt me, maar een volmacht geven aan de regering voor zoiets fundamenteels als het beslechten van interpretatieverschillen die vaak over miljarden kunnen gaan, zou mij zelfs moeilijk vallen als ik een lid zou zijn van de meerderheid.

Er is nog een derde en laatste punt. Ik vind het ongehoord dat België, de staat die zelf het probleem heeft aangekaart bij het Europees Hof van Justitie, niet eens de Europese loyauteit of beleefdheid heeft om te wachten tot dat Hof een uitspraak heeft gedaan. Dat kan er bij mij niet in. Wij zijn bij de stichtende leden van de Europese Unie en wij weten allemaal dat die Europese Unie op een reeks hoekstenen is gebouwd. Een van die hoekstenen is het Europees Hof van Justitie. De huidige 28 lidstaten aanvaarden dat als er interpretaties moeten worden gegeven van Europese verdragen of Europese regelgeving, zij het volste vertrouwen moeten geven aan het Europees Hof van Justitie. Welnu, dat wordt hier met voeten getreden.

Collega's, het wordt nog pijnlijker. Alexander Van der Bellen, de president van Oostenrijk, het land dat momenteel voorzitter is van de Europese Unie, heeft gezegd dat hij zijn handtekening niet zet zolang het Europees Hof van Justitie geen uitspraak heeft gedaan.

Er is dus meer Europese federale loyauteit bij een lidstaat die geruime tijd na ons tot de EU is toegetreden. Ik zou beschaamd zijn indien ik als Belgische regering niet eens zou wachten op de uitspraak van het Europees Hof van Justitie.

Voor de volledigheid som ik de andere redenen, die ik ontwikkeld heb in de commissie, ook even op.

De derde reden waarom we pleiten om tegen te stemmen, is omdat de liberalisering van de diensten aan de hand van een negatieve lijst zal gebeuren. Wij denken dat dit veel onzekerheid zal creëren.

Bovendien wordt het voorzorgsprincipe, een fundament van de Europese regelgeving op vlak van gezondheid en veiligheid, onvoldoende beschermd.

De mogelijkheid om maatregelen te nemen om een nieuwe financiële crisis met alle gevolgen van dien te vermijden, wordt verzwakt door de regels inzake liberalisering van de financiële sector in het verdrag.

Wij zullen ook tegen pleiten omdat CETA volgens een onafhankelijke, academische studie van Tufts University – bij mijn weten de enige – in een worstcasescenario zelfs jobs zou vernietigen.

De agro-industrie, die de Noord-Amerikaanse markt domineert, stelt dat ze de Europese sanitaire normen als technische belemmeringen beschouwt en CETA wil inzetten om ze weg te werken. De concurrentie van de veel grotere Canadese industriële bedrijven zal zich in Europa sterk laten voelen.

Ik neem aan collega's, dat u, net als ik, begin deze week een mail hebt ontvangen van een vertegenwoordiger van de melkindustrie in België. Ik geef toe dat ik in die kringen niet goed thuis ben. Ik ken veel beter het arbeidsmilieu. Hoe dan ook, de vertegenwoordiger is niet alleen, want de landbouwsector, vooral in Wallonië, is heel ongerust over de gevolgen van het verdrag.

Als wij u vragen – en wij hebben dat verschillende keren gedaan – wat de situatie is met betrekking tot het economisch belang, dan verwijst u altijd naar een aantal offensieve belangen die wij zouden kunnen ondervinden. Over de defensieve belangen hoor ik echter niets. Als men de grenzen alsmaar vaker openzet en dus de sociale bodemnormen nog meer naar beneden haalt, hoe kunnen de betrokkenen dan nog een inkomen genereren? Daaraan is nog geen seconde gedacht, laat staan dat werd gedacht aan maatregelen om die personen in de overgangsperiode te helpen.

Om die acht redenen zullen wij morgen met overtuiging tegen het verdrag stemmen.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vicepremier, collega's, in tegenstelling tot de vorige spreker zullen wij CETA morgen wel goedkeuren. Wij zijn er inderdaad grote voorstanders van, omdat het volgens ons een voordeel biedt voor onze exporterende bedrijven.

Uit de hoorzittingen in de commissie kwam duidelijk naar voren dat het grootste groeipotentieel voor export zich buiten de EU bevindt. Als kleine, open economie moeten we hierop dus volop inzetten.

Bovendien is het geopolitiek momenteel zeer interessant om de banden met Canada aan te halen. De afgelopen G7-top maakte dat nog maar eens duidelijk.

Tot slot bevestigen we op die manier ons absoluut vertrouwen in een sterk Europees handelsbeleid. We beseffen dat de goedkeuring in dit Parlement niet tot de definitieve Belgische ratificatie van CETA zal leiden. Daarvoor hebben we de goedkeuring van onze Waalse en Franstalige collega's nodig, maar het zou alleszins een zeer duidelijk signaal van het Parlement zijn. Hoewel sommige deelstaten tegensputteren, blijft België geëngageerd in de bevordering van de internationale handel.

Voor mijn partij is het belangrijk dat het verdrag het vooral voor kmo's gemakkelijker zal maken om te exporteren en nieuwe afzetmarkten te vinden. Het grote obstakel voor onze bedrijven zijn de zogenaamde non-tariff barriers en vooral de verschillende standaarden waaraan producten moeten voldoen. Producten van onze bedrijven voldoen dan wel aan de strenge Europese regels, maar dat biedt geen zekerheid dat andere landen ze op hun markt toelaten.

Soms is het simpelweg een kwestie van het soort gebruikte test. De EU en Canada kunnen bijvoorbeeld beide eisen dat een stof brandvertragend is, maar het is misschien te veel van het goede als men twee verschillende testen of certificaten gebruikt om dat vast te stellen. Multinationals hebben reeds de nodige middelen en mankracht om ervoor te zorgen dat hun producten aan al de verschillende standaarden voldoen, maar onze kmo's beschikken niet over die bandbreedte. Dergelijke verdragen, waarin meer samenwerking inzake productstandaarden wordt afgesproken, zijn dan ook essentieel om onze kmo's, de ruggengraat van onze Belgische en Vlaamse economie, meer en makkelijker te laten exporteren.

Vaak wordt er over CETA gesproken als een cadeau voor de multinationals. We hebben het zopas nog gehoord van de heer Van der Maelen. Die bewering lijkt mij volledig misplaatst. Het zijn niet de multinationals, maar net onze kleine exporteurs, die het verdrag nodig hebben. De kmo's zijn in het hele land goed voor 70 % van de tewerkstelling, ook van wie het moeilijk heeft in onze maatschappij. Voor hen betekenen zulke verdragen dan ook een heel pak minder administratieve rompslomp en dus lagere drempels om buiten Europa te exporteren.

Collega's, ik wil trouwens van de gelegenheid gebruikmaken om het niveau van het debat over CETA te betreuren. Er werd volop geschermd met desinformatie in de discussies in de commissie en erbuiten, in kranten en andere parlementen. Er werd volop op de gevoelens gespeeld, zonder dat ook maar enigszins rekening werd gehouden met wat er nu echt in de verdragsteksten staat. Zo zorgt men voor ongefundeerde paniek bij de bevolking met mogelijk zeer nadelige gevolgen voor onze economie en de internationale uitstraling van ons land.

Het beste bewijs voor de ongefundeerdheid van de kritiek is het feit dat de Waalse regering wel akkoord ging met de ondertekening, nadat ze een tekst had gekregen die de oorspronkelijke tekst gewoon uitlegt en toelicht, zonder die ook maar een letter te wijzigen. Dat de PS plots begon te communiceren dat le nouveau CETA est arrivé, was helemaal grotesk.

CETA werkt en dat wordt duidelijk aangetoond in onze handelscijfers. Het verdrag is voorlopig in werking getreden in oktober van vorig jaar. Onze handel naar Canada groeide vorig jaar met maar liefst 30 % ten opzichte van 2016.

Ik heb, voor alle duidelijkheid, de gedetailleerde handelscijfers per kwartaal opgezocht. Als wij de uitvoer naar Canada in het laatste kwartaal van 2016 vergelijken met de uitvoer in het laatste kwartaal van 2017, dan zien we een stijging van maar liefst 76 %. Het is duidelijk dat onze export zeker profiteert van CETA en export is zeer belangrijk voor de werkgelegenheid in ons land.

Voor mij is het dan ook duidelijk: door CETA uit te stellen en onnodig tijd te verliezen, zorgden de PS en bij uitbreiding de hele oppositie enkel voor een standstill op het vlak van de werkloosheid en beknotten zij de groei van onze kmo's.

Kortom, eens te meer kiest de linkse oppositie ervoor om werkloosheid te organiseren, terwijl de regering hard doorwerkt aan de creatie van jobs. Ik kijk uit naar de goedkeuring van het verdrag morgen in het Parlement.

Monsieur le président, je ferai tout d'abord une remarque technique. Il a été précisé par M. Miller ainsi que par M. Vandenput que le CETA répondait à un enjeu géopolitique du moment. Il est vrai qu'entre le moment où le CETA a été négocié, le moment où il a été signé et aujourd'hui bientôt ratifié, la donne a fondamentalement changé. Nous n'étions pas dans une période post-Brexit. Nous n'étions évidemment pas dans cette période affolante post-élection du président Trump, que nous regrettons tous les jours depuis plusieurs mois.

Mais l'histoire a ses raisons. Le CETA n'a pas été négocié par Justin Trudeau, l'actuel premier ministre canadien. Oui, les diverses tentatives d'accommodement du gouvernement wallon ont été négociées par l'équipe de Justin Trudeau mais la philosophie générale du CETA a été négociée par Stephen Harper qui est, monsieur Miller, le pire des consommateurs qu'on puisse connaître outre-Atlantique avant Trump. Allez voir ce que Stephen Harper a fait ou ce qu'il a dit à l'époque. Vous vous rendrez compte que ce n'est pas le modèle d'ouverture ou de progressisme auquel on s'attend. Voilà pour ma première remarque.

Ma deuxième remarque concerne le système spécifique dédié aux multinationales appelé ICS (International Court System) qui, bien entendu, n'est pas le système ISDS. C'est une évolution, voire une amélioration, par rapport à un tribunal arbitral qui mettait en présence des avocats chèrement payés de part et d'autre d'une table et on tranchait à trois. Ce n'est pas cela mais cela reste quand même un système spécifique pour les multinationales. C'est d'ailleurs ce qui a été dénoncé entre autres par l'association des juges allemands. Ce n'est pas rien.

Que ce soit clair, chers collègues, devant cette cour, les multinationales pourront traîner des États mais pas l'inverse! Est-ce compatible avec le droit européen, le traité de Lisbonne? La Cour de justice de l'Union européenne est en train de le déterminer à la demande de notre ministre des Affaires étrangères. Cette demande d'avis a été déposée mais nous n'attendons pas cet avis pour ratifier et voter, alors que c'est notre pays, lui-même, qui a déposé cette demande d'avis. C'est très particulier. C'est plutôt cavalier!

En commission, un certain nombre de collègues, ainsi que le ministre des Affaires étrangères, ont dit que ceux qui s'opposaient à ce traité de libre-échange étaient dans le camp des populistes de type Salvini ou de l'extrême droite autrichienne, opposés à ces traités de libre-échange qui, pourtant, grâce à l'échange des marchandises, créent la paix sur la terre. Je caricature mais c'est plus ou moins ce qui a été dit.

Je rappelle que la majorité de droite et d'extrême droite en Autriche a ratifié le CETA au Parlement. Mais le président Alexander Van der Bellen, qui est issu du Parti Vert, a refusé de le signer tant que la Cour de justice de l'Union européenne n'aurait pas rendu son avis sur la question, dans les six à huit mois. C'est une décision de bon sens. En tant que pays dépositaire de la demande d'avis, nous aurions pu, nous aussi, au moins attendre cet avis avant de ratifier ce traité important.

Mme Grovonius a dit que le projet de loi portant assentiment au traité ne respectait pas la lettre et l'esprit de l'accord intrabelge passé entre vous, monsieur le ministre, et le gouvernement wallon de l'époque, et plus particulièrement son ministre-président, M. Magnette. Je lui donne tort et je vous donne raison. Le PS a peut-être été dupé par votre immense habileté à faire en sorte que l'accord intrabelge prévoie le dépôt d'une demande d'avis à la Cour de justice de l'Union européenne, mais qu'il ne prévoie pas - et c'est une très grande imprudence de la part du ministre-président de l'époque -, que vous ayez l'obligation d'attendre l'avis de la Cour pour déposer ce projet de loi portant assentiment au CETA. Vous avez été subtil et vous avez respecté, malheureusement, l'esprit et la lettre de l'accord intrabelge. Cependant, je maintiens qu'il est particulièrement déplaisant, inefficace et même malhonnête de ne pas attendre l'avis de la plus haute juridiction européenne avant de ratifier le CETA.

Ma troisième remarque a trait à la coopération réglementaire préalable, qui fait couler beaucoup moins d'encre que le système des tribunaux arbitraux. Plusieurs experts et intervenants issus de la société civile l'ont très bien expliqué en commission: cette coopération réglementaire préalable concerne la capacité dont disposeront la Commission européenne et le gouvernement canadien, avant de procéder à l'établissement d'une règle fixée au Canada par les provinces - peu importe si c'est via une loi, un arrêté, un décret ou une ordonnance -, de donner à leurs fonctionnaires, qui ne seront pas élus, la possibilité de se concerter sur l'établissement d'une norme. J'ai entendu en commission qu'il s'agira de discuter de la taille des bouchons, du contenu des bouteilles ou de la teneur en matières grasses de tel ou tel poisson que l'on échangerait à travers l'Atlantique … Il s'agira en effet aussi de ces normes-là. Mais aussi de celles concernant l'émission des véhicules ou celles des industries de la chimie; il s'agira aussi des diverses protections sociales que l'on peut exiger dans tel ou tel État, région, province, etc. Nos normes, c'est tout ça et pas simplement la taille des bouchons.

La concertation réglementaire préalable, c'est donner la capacité à des fonctionnaires non élus d'aller négocier dans une alcôve, dans une chambre noire, là où ne se trouvent ni partenaires sociaux, ni associations environnementales canadiennes et européennes. Des décisions pourront s'y concrétiser sans aucune légitimité démocratique. Bien sûr, monsieur Miller, il appartiendra ensuite aux divers parlements d'éventuellement légiférer, mais sur la base d'une concertation réglementaire qui aura déjà eu lieu dans un lieu secret. C'est inadmissible!

Vous avez formellement raison de dire que le CETA, dans aucune de ses dispositions, n'empêchera les États ou l'Union européenne de légiférer. Mais via la coopération réglementaire préalable et ce processus de chambre d'entérinement, le CETA va orienter toute une série de décisions qui seront prises démocratiquement ensuite.

C'est une forme de paravent entre l'expression démocratique qui est la nôtre, notre capacité de légiférer, et là où la décision est réellement prise.

Si je parle de cela, c'est parce que le Canada est évidemment un pays dont nous sommes immensément proches. Il est probablement le pays extra-européen dont nous, les Européens, mais peut-être particulièrement nous, les Belges, sommes les plus proches. C'est vrai. Je rappelle que nous avons voté pour le traité d'amitié qui a été scellé et signé le même jour que le CETA. Nous considérons aussi que les Canadiens sont des amis.

Mais le Canada a aussi toute une série de spécificités, comme par exemple l'exploitation du gaz et du pétrole issus des roches bitumineuses, c'est-à-dire une procédure d'extraction du pétrole et du gaz particulièrement dommageable à l'environnement. Des multinationales canadiennes sont extrêmement actives dans ce type d'énergie, qui est une énergie fossile particulièrement destructrice de l'environnement canadien, mais qui va aussi à l'encontre des intérêts des populations autochtones canadiennes.

Justin Trudeau a beau être le premier ministre le plus sympathique du globe, et je pense qu'il l'est, il n'empêche que les intérêts économiques, environnementaux et industriels canadiens sont contraires à nos valeurs d'Européens. Cela signifie par exemple que, en vertu du CETA, des entreprises européennes pourront investir dans le secteur des gaz bitumineux, parce que l'Europe n'a pas de matières premières en hydrocarbures. En tout cas, elle en a peu.

C'est cela qui est derrière le CETA. Ce sont ces personnes du big business belge ou européen qui défendent le CETA. L'idée, par exemple, de développer un port spécialisé en hydrocarbures à Zeebrugge, pour importer des hydrocarbures extraits de cette manière totalement anti-environnementale, c'est cela qui est là derrière.

La signature du CETA, c'est la porte ouverte à tous ces mécanismes, qui valorisent d'abord et avant tout les intérêts de grandes entreprises multinationales actives dans ces secteurs, au détriment des normes, puisque les normes sont vues comme des entraves au développement de ce type d'activités spécifiques.

J'ai parlé de l'énergie. Maintenant, parlons de l'agriculture. Les modèles agricoles européen et canadien sont fondamentalement différents.

L'agriculture est en perpétuelle évolution en Europe. La taille des exploitations agricoles a tendance à augmenter en Europe, alors que les petites structures agricoles familiales tendent à disparaître. Pourtant, cette situation n'est rien par rapport à l'agroalimentaire et à l'agriculture canadienne, composés de très grands espaces contrôlés par des multinationales de l'agroalimentaire. Par conséquent, une tonne de blé fabriquée au Canada est incommensurablement meilleur marché grâce à la mécanisation extrême et à la présence de très grands champs, par rapport à une tonne de blé européenne fabriquée en respectant des règles européennes, imparfaites, mais des règles, un paysage et une structure paysanne fondamentalement différents.

Sur cette question, je n'entends pas les libéraux et les promoteurs du CETA par rapport à l'impact qu'aura un jour le CETA sur l'agriculture européenne. En effet, le CETA crée un marché qui ressemble à l'Union européenne, c'est-à-dire où peuvent s'échanger les marchandises, des biens et des services, mais sans la régulation de l'Union européenne. Au contraire, plutôt qu'un cadre de régulation que sont nos directives et nos règlements actuels, le CETA prévoit deux mécanismes, l'International Court System (ICS), le tribunal arbitral réservé aux multinationales, et la concertation réglementaire préalable qui vise précisément l'inverse, à savoir la possibilité un jour, plus tard, dans quelques mois, dans quelques années, de diminuer la capacité de régulation des États.

Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, chers collègues, jamais un dossier comme celui-là ne m'avait fait parcourir autant de kilomètres à travers toute la Wallonie et Bruxelles. J'ai compté le nombre de réunions avant de venir et, en relisant mon agenda, je constate que je me suis rendu à 52 débats ou rencontres citoyennes dans des conseils communaux, dans des associations locales, parmi les syndicats, les associations patronales, en train, en vélo et en voiture. Oui, en voiture, monsieur le ministre, car il est très difficile de revenir de Ciney à 23 h 30. À cause des coupes budgétaires que le gouvernement a effectuées dans le budget de la SNCB, aucun train de nuit ne pouvait me ramener de Ciney vers Bruxelles!

Il faut reconnaître, monsieur le ministre, que le débat qui a eu lieu dans la presse, mais aussi et surtout dans la société civile, est assez inédit. Il a permis à chacun, à vous en particulier et à nous qui avons participé à des réunions citoyennes, de mieux expliquer, certes avec des appréciations différentes, ce qui se trouvait derrière le CETA. Ce fut un élément positif.

Malheureusement, nous arrivons, aujourd'hui, à la fin de ce processus. Démocratiquement, une majorité, au sein de ce Parlement, est favorable à la ratification de ce CETA. Il faut respecter la règle démocratique. Il n'empêche que les milliers de personnes que j'ai rencontrées sont flouées et que leur avis est toujours ignoré. Je dois donc bien constater que vous avez gagné et que nous avons perdu.

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, sachez d'entrée de jeu que, comme nous l'avons fait en commission, le groupe cdH s'abstiendra sur ce projet de loi portant assentiment au CETA puisque c'est sous cet acronyme que cet accord économique est le mieux connu.

Je prends la parole ici devant vous car mon collègue, Georges Dallemagne, est en mission à l'étranger. Il a démontré, en commission, la nécessité de cette abstention, et ce, à plus d'un titre.

Cela dit, je souhaite replacer cet accord dans un contexte géopolitique mondial auquel nous sommes confrontés, aujourd'hui, et qui s'est considérablement assombri ces deux dernières années.

Les menaces s'accentuent. L'instabilité s'accroît. Le monde se fragmente. L'Alliance transatlantique est remise en cause par le président américain. Le repli sur soi et le rejet de l'autre sont de plus en plus présents jusqu'au cœur de nos démocraties. Face à tout cela, le projet européen lui-même est également en danger.

On le constate, en effet, jour après jour. L'administration Trump ne se contente plus de menaces ou de provocations à l'encontre de l'Union européenne, du Canada ou de ses autres alliés historiques. Elle est passée aux actes sur le climat, sur les échanges commerciaux, sur le conflit israélo-palestinien, sur le nucléaire iranien, sur le soutien au Brexit, sur l'Union européenne considérée comme une ennemie, sur le G7, sur l'OTAN et sur la Russie. Je ne sais pas si le nombre d'exemples est exhaustif mais, en tout cas, il est significatif.

Á la suite des menaces et des décisions tarifaires de l'administration Trump, on peut même parler d'un début de guerre commerciale entre les États-Unis et leurs plus proches partenaires. Pour sa part, le Canada est, lui, attaqué par l'administration américaine dans le cadre de la renégociation de l'ALENA, cet accord de libre-échange bien connu imposé par les seuls États-Unis.

Il ne faut pas être naïf. Au-delà de ses excentricités et de ses outrances, le président américain applique, me semble-t-il, méthodiquement une doctrine construite et cohérente en faveur d'un projet politique dangereux, nationaliste et identitaire qui est contraire à notre vision de la société et du monde. Il assume et revendique son mépris à l'encontre des institutions internationales et à l'encontre de tout accord qui ne soit pas qu'à son seul avantage.

Ce même président américain ne cache pas sa volonté de disloquer toute forme de régulation mondiale ni sa volonté de se défaire des organisations internationales qui la promeuvent et de démanteler l'Union européenne au-delà du Brexit qu'il a soutenu et qu'il continue de soutenir.

Par conséquent, face à tous ces vents mauvais, et aux dérives du président américain, il est dans l'intérêt de l'Europe de rechercher des partenariats forts avec des alliés qui partagent le plus largement possible sa vision du monde et ses valeurs. Ces mêmes pays défendent et respectent eux aussi le multilatéralisme, le droit international, une mondialisation régulée et des droits sociaux et environnementaux protégés.

Or, il n'y a pas aujourd'hui de partenaire plus proche des valeurs européennes que le Canada. C'est avec lui que nous pouvons envisager de construire un ordre international multilatéral basé sur des règles et respectueux de chacun de ses partenaires. C'est avec lui qu'il est encore possible de négocier, d'améliorer les accords existants et d'avancer petit à petit vers une régulation de la mondialisation au service du développement humain. Dès lors, on peut se demander si c'est le bon moment pour envoyer un message de défiance à l'encontre de notre partenaire canadien, par le biais d'un éventuel vote de rejet du CETA.

Poser la question, c'est y répondre. Nous ne nous opposerons pas au présent projet de décret portant assentiment.

J'ai été parlementaire wallon durant quatorze ans. Il faut le temps que je m'adapte! M. Miller peut en témoigner. Je suis d'accord avec vous, c'est plutôt un projet de loi qui porte assentiment! Excusez-moi si j'ai fait cette erreur en utilisant un terme inadéquat.

On ne peut tout simplement pas ignorer les enjeux que je viens d'énumérer, ni les développements inquiétants des deux dernières années, et faire comme si ces menaces n'existaient pas. Dans ce contexte, le message envoyé par un vote négatif serait incompréhensible et désastreux sur le plan symbolique.

Nous n'allons donc pas nous opposer à ce projet de loi – vous voyez, je m'y fais vite! –, mais à l'heure actuelle, nous ne pouvons pas non plus voter en sa faveur.

Le CETA a des défauts …

Monsieur de Lamotte, M. Hellings souhaite vous interrompre.

Monsieur de Lamotte, vous êtes notre troisième interlocuteur du cdH sur le CETA. Malheureusement, Mme Matz qui était intervenue dans les débats généraux a des problèmes de santé et n'a pas pu suivre le dossier. M. Dallemagne avait défendu le point de vue que vous venez de défendre mais qui était totalement opposé à ce que Mme Matz avait défendu auparavant dans cette Chambre. Je suis désolé de tomber sur vous, je sais que vous êtes le porteur d'eau. Il n'empêche qu'il y a un volte-face complet de votre formation politique à l'égard du CETA, entre ce qui était annoncé au moment où il y avait négociation de l'accord intrabelge entre le gouvernement wallon, dont votre parti faisait déjà partie, et ce que vous nous dites aujourd'hui.

Vous vous appuyez sur les changements géopolitiques pour justifier ce changement d'attitude. Je rappelle ce que j'ai déjà dit dans mon intervention. Ce CETA a été entièrement négocié sous Stephen Harper, conservateur, et non pas sous Justin Trudeau. Les objectifs de dérégulation que je viens d'expliquer dans mon intervention étaient bien ceux-là et restent les mêmes. Le changement géopolitique vous aide aujourd'hui à expliquer ce changement d'attitude mais reprenez les interventions incroyables non seulement de Mme Matz à la Chambre, mais aussi celles de Mme Simonet au Parlement wallon. Mettez-les en rapport avec ce que vous venez de dire, en particulier sur la dimension et l'impact agricoles.

Je sais que vos électeurs sont particulièrement sensibles à toutes les initiatives qui pourraient être prises au niveau international et qui pourraient avoir un impact sur le tissu rural et la vie en ruralité. Je suis désolé de dire que c'est un vrai renoncement! Je parlais tout à l'heure de la peine que devaient ressentir les personnes que nous avons rencontrées par milliers lors de nos débats dans les villages et les villes de Wallonie et de Bruxelles. Mais je pense aussi à la peine de vos électeurs devant ce volte-face profondément inhumain.

Monsieur Hellings, je pense qu'il serait peut-être utile que vous m'écoutiez jusqu'au bout. Je vais évidemment rencontrer cet argument. Par ailleurs, je suppose que vous êtes au courant qu'il y a eu des modifications dans le texte, notamment sur le tribunal arbitral, et que des balises ont été proposées. Par ailleurs, il s'est quand même passé deux ans entre la première version et cette version-ci.

Je vous suggère de me laisser aller jusqu'au bout  pour que l'on puisse en discuter.

Nous ne nous opposerons pas à ce projet de loi mais nous ne pouvons non plus voter en sa faveur, à l'heure actuelle. Le CETA a, effectivement, des défauts, des lacunes et des manques. C'est un accord international issu d'intenses et longues négociations. Et, comme tout accord de ce type, c'est un compromis pour lequel chacune des parties a dû accepter certaines des exigences de l'autre et faire des concessions.

Néanmoins, l'accord est ambitieux et le partenaire canadien s'est montré ouvert aux demandes européennes, y compris en vue d'améliorer le texte à l'avenir. Il reste cependant une grande inconnue et inquiétude: celle de la compatibilité avec le droit européen du mécanisme d'arbitrage ICS prévu par le CETA, qui a succédé à l'ISDS, encore plus critiqué. Nous étions dans ce contexte-là lorsque vous évoquiez l'histoire, monsieur Hellings!

Il s'agit tellement d'une inconnue que le 6 septembre 2017, la Belgique a introduit officiellement auprès de la Cour de justice de l'Union européenne, une demande d'avis concernant cette compatibilité de l'ICS avec les traités européens, dans le contexte des procédures de ratification du CETA. Cette demande d'avis avait fait suite à un long et légitime combat de la société civile, qui avait attiré l'attention du monde politique sur le CETA, sur les mécanismes d'arbitrage, sur les enjeux fondamentaux entourant la négociation et la ratification de cet accord commercial d'un nouveau genre.

Quelques partis politiques, aux rangs desquels le mien, avaient décidé de relayer plusieurs de ces inquiétudes tout en faisant part de nos propres préoccupations sur le CETA. C'est dans ce contexte qu'après plusieurs semaines de crise et de négociations, que le 27 octobre 2016, des avancées concrètes et significatives avaient été obtenues grâce à la persévérance de nos négociateurs de la Région wallonne.

Il faut le rappeler et le souligner: grâce à cette mobilisation et cette persévérance, le CETA a pu être considérablement amélioré et des garanties ont pu être obtenues.

Je pense, par exemple, à l'adoption par l'Union européenne de l'instrument interprétatif commun qui est joint au CETA. Cette déclaration juridiquement contraignante a permis de préciser de nombreux points et de répondre à plusieurs interrogations légitimes qu'avaient suscité certaines dispositions de l'accord. Je ne vais pas vous les énumérer, puisque le débat a déjà eu lieu en commission et que mon collègue s'en est chargé.

Les autres déclarations jointes ont aussi permis d'installer de meilleurs garde-fous, comme ce fut le cas avec la déclaration de la Commission européenne au sujet des mutuelles et du système d'assurance obligatoire dans les soins de santé.

Je le répète, pour le cdH, le Canada est un partenaire avec lequel des échanges équilibrés soucieux des normes sociales et environnementales doivent être possibles. En outre, ils sont profitables à notre pays et, en particulier, à la Wallonie – puisque vous l'avez évoqué dans votre intervention, monsieur Hellings.

Alors, pourquoi une abstention et non un vote positif? Tout simplement parce qu'avant de ratifier, nous aurions dû en effet attendre l'avis sollicité par la Belgique auprès de la Cour de justice de Luxembourg. En effet, les questions relatives au mécanisme arbitral, à ses éventuelles implications et au risque qu'il peut représenter n'ont toujours pas été résolues de manière satisfaisante. Aux yeux de nombreux observateurs, il s'agit là d'un point fondamental qu'il faut absolument éclaircir avant d'aller plus loin. Depuis l'ouverture de ce dossier, c'est la position du cdH.

Du reste, je me permets de rappeler que les inquiétudes concernant les mécanismes d'arbitrage étaient à ce point sérieuses et argumentées qu'elles ont convaincu jusqu'à la Commission européenne. En effet, celle-ci a exceptionnellement profité de la période de révision juridico-linguistique du CETA, en 2015-2016, pour proposer au gouvernement canadien d'apporter des adaptations institutionnelles dans le but d'améliorer le système juridictionnel des investissements.

L'ICS a été mis en place en vue de remplacer la procédure d'arbitrage privée initialement prévue, mais lourdement critiquée.

En outre, dans le cadre de cette révision, le Canada s'est également déclaré disposer à œuvrer aux côtés de l'Union européenne à la création et au développement d'une Cour multilatérale d'investissement. Il s'agit là d'un projet toujours en cours d'élaboration mais qui constituerait un véritable progrès, une étape positive et supplémentaire, après être passé de l'ISDS à l'ICS.

Au vu des questionnements, des inquiétudes et des nombreuses incertitudes suscités par le développement d'un mécanisme inédit, le cdH avait obtenu, en octobre 2016, conformément à la première exigence du Parlement wallon, que ce futur mécanisme arbitral – qui sera amené à évoluer – soit préalablement soumis par le gouvernement fédéral à la Cour de justice de l'Union européenne pour garantir sa compatibilité avec les traités européens.

Le gouvernement a formellement respecté son engagement le 6 septembre 2017 et il a introduit une demande d'avis auprès de la Cour de justice de l'Union européenne.

Quoi qu'il advienne, cet avis aura inévitablement un impact important sur le CETA, mais aussi sur les autres projets de traité ainsi que sur le devenir de ce type de mécanisme d'arbitrage.

Il semblait donc logique d'attendre quelques mois supplémentaires afin de connaître l'avis de la Cour sur cette question fondamentale et de voter ce texte en toute connaissance de cause. Ce n'est malheureusement pas la voie qu'a suivie le gouvernement. En effet, le 8 mai dernier, le ministre des Affaires étrangères déposait sur le bureau de la Chambre le présent projet de loi portant assentiment au CETA sans attendre l'avis de la Cour de justice de l'Union européenne.

Monsieur le ministre, il aurait plutôt été logique, et nettement plus respectueux à l'égard de la Cour, d'attendre la réponse de celle-ci à la question que vous avez vous-même posée il y a quelques mois à peine.

En ce qui nous concerne, nous continuons à penser que tant que la Cour de justice de l'Union européenne ne se sera pas prononcée sur cette question formulée par la Belgique, il ne sera pas possible, pour divers parlements belges, de se prononcer en toute connaissance de cause sur un sujet aussi important.

Par conséquent, préférant rester fidèles à ces convictions et cohérents avec nous-mêmes, nous avons demandé et obtenu que la Belgique demande l'avis de la Cour européenne de justice sur un point fondamental du CETA. Dans l'attente de la réponse, il est impossible de nous exprimer valablement sur le projet de loi qui nous est soumis aujourd'hui.

C'est dommage, mais en déposant ce texte trop tôt, sans l'accompagner de la réponse de la Cour, le gouvernement nous empêche de nous prononcer. Nous aurions pu voter en sa faveur, mais le gouvernement, je le répète, nous en empêche.

Il aurait mieux valu faire les choses dans l'ordre: attendre la réponse à la question que nous avons formulée, puis déposer le projet de loi à la Chambre. Nous aurions alors pu en débattre convenablement en disposant de toutes les informations, y compris l'avis de la Cour sur l'ICS. Ce n'est pas le cas et cela justifiera notre abstention lors du vote de demain.

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, conformément à la décision du Conseil de l'Union européenne adopté en octobre 2016 et à la suite du vote d'approbation du Parlement européen, en février 2017, le traité CETA, pour ce qui relève de la compétence exclusive de l'Union européenne est d'application, à titre provisoire, depuis le 21 septembre 2017. La question posée aujourd'hui est de savoir s'il est souhaitable d'accorder assentiment au CETA avant que la Cour de justice de l'Union européenne n'ait rendu son avis sur sa comptabilité et sur celle du mécanisme dit ICS avec les traités européens et, plus particulièrement, l'article 218.11 du TFUE.

En réponse à plusieurs questions écrites, auxquelles vous avez répondu durant le dernier trimestre 2017, monsieur le ministre, vous avez confirmé que, le 7 septembre 2017, la Belgique a introduit auprès de la Cour de justice de l'Union européenne, une demande d'avis sur la compatibilité avec les traités européens du système juridictionnel des investissements (ICS).

Je précise que cette demande d'avis constitue l'un des éléments essentiels de la déclaration du Royaume de Belgique au Comité des représentants permanents auprès de l'Union européenne (COREPER) du 27 octobre 2016, après concertation avec toutes les entités fédérées du pays.

La Cour de justice ayant été saisie par l'État belge le 7 septembre 2017 et l'avis n'étant attendu au plus tôt que durant le premier trimestre 2019, on peut s'interroger sur la raison pour laquelle le gouvernement souhaite ainsi forcer le débat au Parlement sur la loi d'assentiment, alors qu'attendre encore quelques mois ne présenterait pas de risques juridiques inconsidérés. Au contraire, soit cela donnerait peut-être au gouvernement un argument qui lèverait tout doute sur la compatibilité avec le droit européen du mécanisme juridictionnel exceptionnel envisagé dans le traité du CETA, soit, au contraire, cela forcerait évidemment les parties à revoir un mécanisme attentatoire au droit européen, si tel était l'avis de la Cour de justice.

Certes, la demande d'avis n'est pas juridiquement contraignante, mais cette demande d'avis a fait l'objet d'un assez large consensus dans le monde politique. On sait au terme de quelles péripéties et de quelles difficultés! Incontestablement, je dirais presque que cet accord relève d'une saine conception de la loyauté fédérale. On peut difficilement comprendre que le gouvernement fédéral ne donne pas d'abord priorité à l'avis de la Cour de justice avant de soumettre son projet d'assentiment à notre assemblée.

En effet, nous avons de sérieux doutes juridiques sur la compatibilité des dispositions du CETA concernant l'institution de ce système juridictionnel avec le droit européen. Nous avons d'ailleurs demandé une consultation à un cabinet spécialisé en droit européen. Cette étude a mis en évidence des points fondamentaux qui font douter de la compatibilité du CETA avec le droit de l'Union européenne. Je les énumère.

Premièrement, il y a la rupture de l'égalité des citoyens devant la loi, le droit qui est pourtant l'un des éléments clés de la Charte des droits fondamentaux, partie intégrante du Traité constitutif de l'Union européenne. Selon le chapitre sur les investissements du CETA, les investisseurs étrangers d'un État contractant disposeraient d'un accès privilégié à une juridiction externe - on l'a d'ailleurs déjà rappelé au cours des débats - contre les actes d'un autre État, alors que cette voie de recours ne sera pas ouverte aux investisseurs nationaux de l'État en question. Les investisseurs étrangers bénéficient ainsi d'un traitement plus favorable que les investisseurs nationaux dans toute l'Union européenne. Ce traitement plus favorable bénéficiera donc aux seuls investisseurs canadiens.

Deuxième argument: cette juridiction parallèle aux instances judiciaires des États membres pourra être utilisée contre toute mesure, au sens le plus large, c'est-à-dire aussi bien un acte législatif, réglementaire ou administratif ou même une décision de justice nationale que l'investisseur étranger considère contraire aux droits qui lui sont conférés par le CETA.

Troisième argument: la primauté du droit européen, élément fondamental du traité gouvernant le fonctionnement de l'Union européenne, est mise en cause car le tribunal d'investissement n'a aucune obligation de saisir la Cour de justice de l'Union européenne (CJUE) sur des questions d'interprétation du droit européen lorsque ces questions sont utiles à la solution du litige en question.

Or, on sait que la Cour de justice est toujours restée assez ferme sur le principe tant de la primauté que de l'uniformité de l'application du droit européen, et sur son monopole d'interprétation. Je rappelle à cet égard des décisions de la CJUE, ou des avis, énonçant que les États membres n'ont pas le droit de se soumettre à une juridiction extérieure à l'Union qui pourrait être amenée à connaître de l'interprétation du droit européen – c'est l'affaire Mox. De même qu'il n'est pas acceptable qu'une juridiction extérieure puisse statuer sur la répartition des compétences entre États membres et instances communautaires (toujours selon un avis de la CJUE 1/91). La Cour de justice rappelle qu'en ce qui concerne l'application du droit européen pour des questions déterminant un litige devant une juridiction extérieure à l'Union, le renvoi préjudiciel devant la CJUE doit être garanti et respecté.

Ce sont différents avis de la Cour, notamment un avis de la Cour du 18 avril 2002 sur le projet d'accord portant création d'un espace aérien européen commun entre la Communauté européenne et des pays tiers, et d'autres avis qui y ont fait suite; notamment un avis de la Cour du 8 mars 2011 sur le projet d'accord - Création d'un système unifié de règlement des litiges en matière de brevets; ou encore l'avis de la Cour du 18 décembre 2014 sur le projet d'accord international - Adhésion de l'Union européenne à la Convention européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales.

Or, le tribunal de l'investissement est une juridiction externe à l'Union car il est constitué par les parties contractantes à travers une désignation par le comité mixte de l'accord. Son jugement est définitif et exécutoire, sauf appel admis pour des questions de droit, appel qui ne peut être interjeté que devant une instance qui sera établie au sein du même tribunal externe à l'Union.

L'investisseur étranger y aura un accès direct, sans être tenu d'épuiser les voies de recours nationales. Or, ni dans le traité constitutif de l'Union européenne, ni dans la jurisprudence de la Cour de justice, il n'existe de précédent qui reconnaisse une juridiction extérieure constituée par un traité de commerce et d'investissement, ouverte aux investisseurs et susceptible de statuer, même implicitement ou indirectement, sur les questions de droit européen.

La Cour de justice de l'Union européenne demeure un pilier de l'intégration européenne, qui s'appuie sur la suprématie ou la primauté du droit de l'Union européenne, et sur l'interprétation souveraine du droit de l'Union européenne par ses propres juridictions, sous le contrôle ultime de la Cour de justice.

Certes, la Commission s'est efforcée d'écarter la Cour de justice de l'application du CETA. Néanmoins, nous pensons que la Cour de justice devrait exprimer, sans doute à la suite de la demande d'avis introduite par votre gouvernement, monsieur le ministre, des réserves, si pas un jugement sévère, quant à ce mécanisme particulier de juridiction spéciale instituée par le projet de traité. Quand je dis jugement, je parle d'une appréciation, bien entendu.

Pour ces raisons, il nous apparaît que les prérogatives de la Cour ne sont pas respectées par le projet et qu'en conséquence, nous ne pouvons pas accepter le projet de traité en l'état, quel que soit le débat, par ailleurs, sur l'intérêt de favoriser les relations commerciales entre États. Cette question de droit, qui vise à préserver les acquis de la construction européenne, et notamment les acquis dont la Cour de justice se porte garante, nous semble être une question essentielle dont nous ne pouvons pas faire abstraction en ce qui concerne l'examen du projet de loi qui nous est soumis. Nous ne pouvons dès lors voter le projet de loi en l'état.

Monsieur le président, chers collègues, le Mondial du cynisme n'existe pas encore, sinon le Diable bleu Didier Reynders aurait toutes ses chances d'emporter la coupe! En, effet, monsieur le ministre, vous demandez l'avis de la Cour européenne de justice sur la compatibilité du CETA avec les traités européens, avis attendu pour le début de 2019 et qui, selon les experts, sera probablement négatif. Cependant, vous déclarez laconiquement que le gouvernement ne s'est jamais engagé à attendre cet avis avant de ratifier le CETA.

Conclusion: cet avis n'était qu'un écran de fumée pour étouffer les voix critiques qui se sont largement fait entendre. Quoiqu'il en soit, le PTB rejoint le large front de la société civile dans sa lutte contre le CETA et rejette cet accord fondamentalement déséquilibré.

Quatre axes de critiques sont répertoriés. Premièrement, notre critique porte sur le mécanisme de règlement des différents entre investisseurs: l'Investment Court System (ICS). Malgré certaines améliorations apportées grâce à la mobilisation sociale, les risques que ce système fait peser sur la démocratie sont toujours bien réels. Par exemple, il n'y a pas d'obligation d'épuiser les voies judiciaires nationales avant de faire appel à cet arbitrage "privé", comme le définit l'avis de l'association des magistrats allemands qui refusent de le reconnaître comme un tribunal public. Je repose la question de la directrice générale du Bureau européen des Unions de Consommateurs (BEUC), à laquelle celle-ci n'a jamais reçu de réponse: comme tout le monde a l'air de répéter à quel point la Belgique, l'Europe, le Canada sont de très bons amis, pourquoi aurait-on besoin d'un système d'arbitrage parallèle? Deuxième risque, devant ce tribunal, une entreprise peut assigner des États si ceux-ci prennent une décision qui pourrait nuire à ses profits. Les entreprises vont pouvoir opposer les intérêts financiers à l'intérêt général. L'ICS crée des droits pour les entreprises qui ne sont et ne seront accordés à personne d'autre.

Deuxièmement, une critique concerne la menace directe du CETA pour les services publics. Le mot d'ordre du CETA est "Ouvrez les marchés". Nous sommes face à un changement fondamental où la libéralisation des services publics et des services en général devient la norme et la régulation l'exception, un dangereux précédent. Comme nous l'a exposé le représentant des mutualités belges, la privatisation de la sécurité sociale est explicitement inscrite dans le texte du CETA. L'Allemagne est le seul pays à avoir inclus dans sa liste d'exemptions une protection totale de son système national de sécurité sociale. La Belgique ne l'avait pas fait. Certes, a posteriori, une fois de plus, à la suite de la pression sociale, la Belgique a ajouté certaines protections importantes dans une série de documents interprétatifs du CETA. Mais leur force juridique contraignante reste fortement contestée.

La conclusion de l'avocate Annabelle Lepièce de CMS DeBacker est très claire sur ce point: "Chaque fois que l'interprétation sera en contradiction avec le traité, c'est le traité qui aura la préséance."

Notre troisième critique porte sur la protection des normes sociales, environnementales et démocratiques. Le CETA introduit le mécanisme de coopération réglementaire. En gros, un groupe de travail comprenant des représentants des entreprises va devoir vérifier si des nouveaux projets de loi ne sont pas en contradiction avec les intérêts économiques, et donc néfastes au commerce.

L'ONG CNCD-11.11.11 nous a clairement exposé comment ce mécanisme, même si volontaire, va davantage augmenter l'influence des entreprises dans la prise de décision politique, diminuer la transparence de celle-ci, amoindrir la démocratie et le niveau de protection. Ce mécanisme risque de contribuer à réduire toute une série de normes d'intérêt général (normes sanitaires, environne­mentales, sociales) qui sont considérées comme des obstacles au commerce et au libre-échange.

Certes, le CETA contient des chapitres spécifiques sur le développement durable, les normes de travail, les normes environnementales. Mais force est de constater que ces chapitres ne contiennent aucune disposition contraignante. Contrairement aux droits des investisseurs, ces normes sociales et environnementales ne sont donc pas opposables.

Notre dernière critique porte sur les filiales américaines au Canada. Quatre cinquièmes des entreprises des États-Unis ont des filiales au Canada. Grâce au CETA, n'importe laquelle de ces filiales aurait donc immédiatement accès au marché européen. Certes, le CETA exige un véritable lien de l'entreprise avec le Canada. Mais que cela signifie-t-il, "un lien véritable"? Et surtout, qui va contrôler cela? Aujourd'hui, nous ne parvenons déjà pas à contrôler les dizaines de milliers d'entreprises bidons qui tentent de contourner les législations. La conclusion est claire: le CETA risque d'être le cheval de Troie pour les multinationales américaines.

Monsieur le ministre, en bref, les peuples ne veulent pas de ce traité. En Belgique et en Europe, il y a eu des mobilisations impression­nantes. Cela commence vraiment à devenir l'hymne officiel de votre gouvernement. Mais non, monsieur le ministre, ce n'est pas parce qu'ils n'ont pas compris le CETA ou parce qu'ils confondent le CETA avec le TTIP. Les peuples ne veulent pas de ces traités parce qu'ils comprennent très bien qu'ils servent uniquement les intérêts des grandes multinationales au détriment des citoyens européens comme canadiens.

Monsieur le ministre, à ce propos, faites-nous une faveur. Ne répétez pas une énième fois, comme l'a encore fait M. Miller, cet argument douteux qui veut que: "Si nous ne concluons pas un accord avec le Canada, je ne vois pas avec qui nous pourrions encore le faire."

La question n'est pas celle de l'attitude de l'Union européenne envers le Canada, mais bien celle des peuples vis-à-vis des multinationales.

(Incident in de publiekstribune. De voorzitter vraagt de verwijdering van twee bezoekers uit de publiekstribune.)

(Incident dans la tribune du public. Le président demande l'éloignement de deux visiteurs de la tribune du public.)

Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral dank ik alle fracties voor het gevoerde debat, niet alleen tijdens deze plenaire vergadering maar ook in de commissie. Er vonden veel hoorzittingen plaats, er werden heel wat vragen gesteld en er waren veel andere modaliteiten voor een grondig debat over een mogelijk verdrag.

Ik dank enkele fracties voor hun steun aan het verdrag. Het gaat om de meerderheid van het Parlement, naar wat ik heb gezien. Dat is de goede weg om te komen tot een goedkeuring.

Ik wil het hebben over enkele elementen uit het dossier.

Ten eerste, er wordt al enkele jaren een grondig debat gevoerd. De onderhandelingen startten in 2004 en in 2009 volgde een echt mandaat voor de Europese Commissie. Daarna werden onderhandelingen gevoerd en volgde er een eerste akkoord in oktober 2013. De publicatie kwam er eind 2014. De handtekeningen werden geplaatst in 2016, waarna de inwerkingtreding er kwam in 2017. Hiermee wil ik alleen maar aangeven dat de besprekingen erg lang waren en dat veel verschillende actoren erbij betrokken waren.

Je voudrais d'emblée préciser que l'écoute a été particulièrement importante. Je crois que nous n'avons jamais autant multiplié les auditions et les contacts directs, tant au niveau européen qu'au niveau belge. Le gouvernement belge a organisé des rencontres avec toutes les organisations qui ont souhaité s'exprimer sur le sujet.

J'ai toujours fait la différence entre des oppositions idéologiques au libre-échange, que je peux comprendre, des oppositions parfois très politiques qui se sont manifestées dans les majorités et les oppositions en fonction des époques et des lieux, et des préoccupations légitimes qui ont été soulevées par un certain nombre d'acteurs. Ces préoccupations étaient très présentes dans le monde agricole ou lorsque nous avons débattu des procédures d'arbitrage et de règlement des conflits entre investisseurs et États.

Over de landbouw hebben we veel vergaderingen gehad met vertegenwoordigers van de landbouwsector. We hebben op het einde niet alleen een evaluatie gevraagd van de jaarlijkse gevolgen van zo'n verdrag. We hebben ook een cumulatieve analyse gevraagd van de mogelijke effecten van verschillende verdragen, niet alleen met Canada maar ook met Mexico, met Mercosur en andere de komende jaren.

Wat de arbitrage betreft, heeft België op het einde beslist om het advies te vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Pour ce qui concerne les questions plus particulières évoquées à l'occasion des débats, j'aimerais revenir sur quelques-unes d'entre elles. Je voudrais tout d'abord rappeler que nous avons donné suite à l'avis du Conseil d'État pour le texte même du projet.

Comme suggéré au point 9.1 de l'avis du Conseil d'État, l'instrument interprétatif commun et les déclarations unilatérales faites au nom d'un ou de plusieurs États membres ou institutions de l'UE dans le cadre de l'adoption de la décision du Conseil d'autoriser la signature de l'accord au nom de l'Union européenne, ont été ajoutés au projet de loi tels que déposés à la Chambre des représentants.

Au point 9.2 de l'avis, le Conseil d'État suggère de compléter l'article 2 du projet de loi de manière qu'il soit porté expressément assentiment à l'instrument interprétatif commun. Vous remarquerez que cette suggestion ne vise pas les déclarations unilatérales faites au nom d'un ou plusieurs États membres ou institutions de l'UE dans le cadre de l'adoption de la décision du Conseil d'autoriser la signature de l'accord au nom de l'UE.

À la suite de la décision du Conseil d'État, le projet de loi d'assentiment a été modifié pour qu'il soit expressément porté assentiment à l'instrument interprétatif commun. La suggestion du Conseil d'État a donc été pleinement suivie. Il n'existe, par contre, pas de base pour ratifier de déclaration unilatérale, les déclarations en question ne faisant pas l'objet de négociations avec le Canada et la majorité des déclarations ayant été faites par des États membres de manière individuelle.

Ensuite, la Cour de justice de l'Union européenne doit prendre en compte les déclarations unilatérales lors de l'interprétation de l'accord. C'est pourquoi nous souhaitons nous en tenir au texte modifié tel qu'il l'a été à la suite de l'avis du Conseil d'État, reprenant l'accord lui-même et l'acte ou l'instrument interprétatif.

Il y a eu un certain nombre de questions relatives la volonté du gouvernement de présenter maintenant cette ratification devant la Chambre avant que la Cour de justice européenne n'ait rendu son avis. Tout d'abord, je rappellerai, comme je l'ai fait en commission et publiquement également, que le gouvernement fédéral ne s'est jamais engagé à attendre en quoi que ce soit cet avis. Cela a été dit formellement et clairement exprimé dès l'accord conclu avec les entités fédérées. D'ailleurs, d'autres entités ont décidé d'avancer dans la ratification également. Il n'y a aucun doute concernant la loyauté fédérale, je l'ai rappelé. Nous avons clairement donné notre sentiment sur la nécessité d'avancer.

Il s'agit d'avancer, comme plus d'une dizaine d'autres États de l'Union européenne l'ont déjà fait. Nous sommes certains que nous pouvons avoir confiance dans la compatibilité de l'ICS avec les traités européens. Je me réfère d'abord à l'interprétation des services juridiques de la Commission, du Conseil et du Parlement européen. On ne demande pas à cette Cour publique, qui est décidée par les deux parties, d'interpréter le droit européen, mais bien d'interpréter exclusivement l'accord.

Si nous n'avançons pas dans les procédures, le risque existe que continuent de s'appliquer, comme dans d'autres accords, les clauses antérieures relatives à l'ISDS. Or nous souhaitons avancer avec le dispositif actuel, qui constitue déjà un progrès majeur pour les deux partenaires, mais aussi poursuivre le débat autour de la Cour multilatérale.

Je ne vais pas expliquer à nouveau dans le détail – puisque cela a été fait en commission – l'arrêt Achmea, mais il s'agit d'une tout autre question, puisque cette décision concernait des mécanismes d'arbitrage entre États membres de l'Union européenne et n'impliquait pas d'États tiers.

Met betrekking tot Oostenrijk, en dit werd al gezegd in een andere interventie, is er al een goedkeuring door de twee kamers van het CETA. De twee assemblees zijn akkoord gegaan met de ratificatie van het verdrag. De president neemt echter een ander standpunt in en wacht op het advies om zijn handtekening te plaatsen. Dit heeft waarschijnlijk ook te maken met interne politieke redenen in Oostenrijk.

Pour ce qui concerne la coopération réglementaire, je rappelle simplement qu'il s'agit d'une coopération volontaire.

Op vrijwillige basis kunnen twee partners samenwerken om tot een regelgeving te komen. Het is altijd mogelijk om een beslissing te nemen binnen de regering of in het Parlement over een nieuwe regelgeving, zonder enige rem daarop. Er is dus geen probleem voor de ene of de andere partner om een nieuwe regelgeving goed te keuren en naar een inwerkingtreding te gaan.

Er is ook een echte wil van de Europese Commissie om in dat verband een samenwerking te hebben met de civiele maatschappij. De civiele maatschappij zal worden geconsulteerd. Het is volgens mij heel nuttig om dat te herhalen bij de evolutie van een mogelijke regelgeving in Europa en in ons land.

J'en viens au texte lui-même. Comme je l'ai rappelé, les négociations sont terminées depuis la fin de 2013. Le texte est resté inchangé. Il n'y a pas eu de discussions sur le texte. Ce dont il a été débattu, ce sont des dispositions d'interprétation. Ce débat n'a pas seulement eu lieu en Belgique, mais aussi avec d'autres États de l'Union européenne et avec le partenaire canadien. C'est ce qui a abouti à l'instrument interprétatif que l'on a signé avec quelques jours de retard – trois si je me souviens bien – par rapport à la date fixée lors des négociations.

Je confirme que le texte de l'accord est resté inchangé. Nous avons tenté d'interpréter un certain nombre de dispositifs à travers l'instrument interprétatif. Il y a eu en outre des déclarations unilatérales d'un certain nombre d'États européens, en ce compris de la Belgique, mais aussi de la part d'institutions européennes.

En ce qui concerne l'impact économique du CETA, on constate des évolutions.

Er is een stijging van meer dan 30 % in 2017 in vergelijking met 2016, met de grootste stijging in het vierde kwartaal, met een inwerkingtreding van het CETA op 21 september 2017. In 2017 was België na Groot-Brittannië en Duitsland de derde EU-partner van Canada, nog voor Frankrijk en andere landen. Dat is toch vrij opmerkelijk. De Canadese cijfers van juni 2018 bevestigen de trend. Zij tonen een opmerkelijke stijging van de Canadese import uit België met 41 % sinds de inwerkingtreding van het CETA. De cijfers hebben betrekking op de periode oktober 2017-mei 2018. Dit is het hoogste cijfer van alle Europese landen. Voor Frankrijk is dat 17 %, voor Spanje 14 %, voor Italië 12 %, voor Duitsland 5 %. Ik herhaal: Belgie 41 %. Ik voeg daar nog aan toe dat het CETA zeer belangrijk is, niet alleen voor grote bedrijven, maar ook voor veel kmo's.

À la demande des différentes Régions, on a organisé des missions économiques, y compris au Canada. Dans  le cadre de ces missions économiques, un très grand nombre de petites et moyennes entreprises sont venues au Canada pour exporter directement vers ce pays.

Je rappelle aussi qu'un très grand nombre de petites et moyennes entreprises sont évidemment fournisseurs de groupes plus importants qui exportent vers le Canada.

Il faut remarquer – je n'entrerai pas dans le détail de l'analyse car cela nous mènerait peut-être trop loin sur les choix faits par les différents gouvernements – que les chiffres les plus impressionnants viennent probablement de Wallonie avec, selon le site web de l'Awex, une augmentation de 118,3 % des exportations vers le Canada entre 2016 et  2017.

Il est vrai que cela est essentiellement lié à un dossier dans le secteur du transport, avec un contrat de quatre milliards d'euros sur quatre ans qui concerne – si l'Awex communique correctement l'information – du matériel militaire avec comme destinataire final, quand le matériel sera assemblé, l'Arabie saoudite. Je ne suis donc pas sûr que l'on puisse mettre cette évolution décidée sous le gouvernement wallon précédent, comme un des éléments émanant du CETA lui-même.

Mais il est utile de rappeler les chiffres parce qu'il y a beaucoup de débats sur le développement durable et sur le caractère éthique des relations à l'intérieur du CETA. Quoi qu'il en soit, il est intéressant de constater que la plus grosse exportation de ces dernières années concerne essentiellement du matériel à destination militaire dont l'utilisateur final sera l'Arabie saoudite.

J'en arrive, enfin, à l'évolution plus générale à travers ce que beaucoup ont évoqué, à savoir la géopolitique. En la matière, on enregistre aujourd'hui un retour au protectionnisme qui se marque assez fortement. On l'a rappelé à travers le Brexit dans l'Union européenne ou à travers le positionnement de la nouvelle administration américaine. Il est donc important que l'Union européenne puisse conclure de nouveaux partenariats un peu partout à travers le monde.

Dat doen we trouwens al enkele jaren. Zo kwamen er nieuwe partnerschappen tot stand, niet alleen met Canada, maar ook met Japan – het verdrag werd pas ondertekend –, Vietnam en Mexico. We onderhandelen ook met Mercosur, zoals we dat ook deden met Columbia, Ecuador, Peru en een aantal Afrikaanse landen. Ik ben ervan overtuigd dat het nuttig is voor de Europese Unie om dat pad te blijven bewandelen en wij pleiten dan ook voor een positieve evolutie op dat vlak.

Trouwens, zoals een aantal Parlemensleden al heeft opgemerkt, staat Canada zo dicht bij de Europese Unie dat het onmogelijk is te denken aan een akkoord met een andere partner, zonder dat er een akkoord wordt gesloten met Canada.

En outre, dans les discussions qui s'ouvrent à propos d'autres accords commerciaux, j'entends systématiquement répéter – par exemple, en commission, tant sur les bancs de la majorité que de l'opposition; mais également par la plupart de nos partenaires européens – que le CETA représente le meilleur accord que l'Union européenne ait conclu à ce jour. Je suis donc très étonné de voir qu'il a été possible d'approuver de nombreux accords antérieurs, mais de rejeter à présent celui qui est considéré comme le meilleur qu'elle ait jamais conclu. C'est non seulement vrai sur le plan commercial, mais également dans tous les volets de développement durable, où nous partageons plusieurs engagements avec le Canada.

Je conclurai en remerciant, bien entendu, toutes celles et tous ceux qui ont pris part à ces nombreux débats, ainsi que celles et ceux qui soutiendront la ratification de ce texte. Je me dois aussi de préciser à nouveau que tous les échanges possibles avec les acteurs de la société civile ont eu lieu. À un moment, il appartient aux gouvernements et aux parlements de se prononcer. Ce gouvernement l'a fait. Il demande simplement à présent que la Chambre se prononce également, ni plus ni moins. Je pense que tous les arguments ont été échangés. Il s'agit maintenant de prendre position. Le gouvernement l'a fait; j'espère que le Parlement le fera également.