Proposition 55K1212

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi visant à suspendre les délais de préavis des congés donnés avant ou durant la période de suspension temporaire de l'exécution du contrat de travail pour cause de force majeure en raison de la crise du COVID-19.

General information

Authors
Vooruit Meryame Kitir, Anja Vanrobaeys
Submission date
April 29, 2020
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
work labour law infectious disease dismissal unemployment

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

June 11, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Nahima Lanjri

Mijnheer de voorzitter, het wetsvoorstel nr. 1212 van mevrouw Kitir heeft tot doel om naar analogie van de bestaande regeling voor tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen de looptijd van de opzegtermijn tijdens periodes van tijdelijke werkloosheid wegens COVID-19-overmacht ook op te schorten. Dit wetsvoorstel is bij de behandeling in de plenaire vergadering op 20 mei naar de Raad van State gestuurd met de vraag om dringend een advies uit te brengen. De Raad van State heeft dat advies uitgebracht.

Kort samengevat werden drie bedenkingen geuit. Er werden bedenkingen geuit over de retroactiviteit van de datum van inwerkingtreding, over de retroactiviteit van de toekenning van het supplement dat betaald zou moeten worden door de werkgever voor opzeggingstermijnen die al lopende waren op 1 maart en tot slot over de ongelijke behandeling van overmacht COVID-19 ten opzichte van andere vormen van overmacht.

Het voorstel werd dus terug naar de commissie gestuurd. Vanmiddag heeft de commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen de amendementen overlopen. In functie van het advies van de Raad van State zijn daarom een aantal amendementen teruggetrokken. Het ging onder meer over de amendementen van de N-VA, MR en de CD&V. PVDA wenste haar amendementen aan te houden, aangezien ze van mening waren dat dit al geregeld had kunnen zijn via het KB, ondanks het negatief advies van de Raad van State met betrekking tot de retroactiviteit.

Daarop werd er gestemd over de amendementen. Amendementen nrs. 15 en 16 van Open Vld werden goedgekeurd. Hierdoor werd de retroactieve toekenning van een supplement door de werkgever geschrapt en wordt de datum van de inwerkingtreding van deze wet geregeld. Deze wet zou namelijk van kracht worden op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad. Op die manier komen we tegemoet aan het advies van de Raad van State. Ook vroeg mevrouw Kitir om een tekst toe te voegen bij het verslag ter motivering van de opmerking van de Raad van State met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel. De amendementen van de heer De Vuyst van PVDA en mevrouw Moscufo van PTB werden niet goedgekeurd. Het voorstel werd ten slotte unaniem goedgekeurd.

Dan wil ik nu kort nog iets zeggen namens de CD&V-fractie. Wij zijn in elk geval heel tevreden dat er eindelijk vooruitgang is geboekt in dit dossier. Bij de schorsing van de uitvoering van een arbeidsovereenkomst wegens COVID-19 wordt de opzegtermijn niet geschorst. Op die manier wordt een deel en soms zelfs de hele opzegtermijn afgewenteld op de sociale zekerheid, in dezen dus de werkloosheid. Normaal gezien moet de werkgever instaan voor die periode en ook voor de vergoeding daarvoor.

Het voorliggend wetsvoorstel regelt dat: voortaan zal de termijn wel worden opgeschort wanneer mensen werkloos zijn door COVID-19. Tijdelijke werkloosheid wegens overmacht werd ingevoerd om werkgevers een uitweg te bieden bij vermindering van opdrachten door de coronacrisis of bij de sluiting van hun bedrijf omdat men de afstandsmaatregelen niet kan respecteren. Op die manier kan de werkgever werknemers aan de slag houden en een bepaalde periode overbruggen en ze nadien weer aan het werk laten gaan.

Indien een werkgever er toch voor kiest, om welke redenen dan ook, inclusief economische, de werknemer te ontslaan, dan kan het niet de bedoeling zijn dat de opzegperiode loopt op het moment dat de werknemer nog in tijdelijke werkloosheid zit. Indien een werknemer toch ontslagen wordt, moet hij de kans krijgen om een opzegtermijn te presteren of op zijn minst moet hij een opzegvergoeding krijgen die normaal gezien ook verschuldigd is. Dat was een hiaat in de wet, dat ertoe heeft geleid dat de opzegperiode van bepaalde werknemers liep terwijl zij tijdelijk werkloos waren, waardoor zij een inkomensverlies hebben geleden of nog lijden. Niet alle werkgevers hebben immers in een surplus voorzien boven op wat werknemers als werkloosheidsuitkering krijgen, meer bepaald 70 % van hun loon. Sommige werkgevers hebben dat vrijwillig gedaan, maar het was alleszins niet verplicht. Intussen hebben heel wat werkgevers mensen ontslaan omdat de wet dat op dat moment ook toeliet, tot en met vandaag.

De Raad van State wees erop dat wij de wet niet retroactief kunnen toepassen: uit juridisch oogpunt is dat niet te verantwoorden. Daarom is onze fractie ermee akkoord gegaan om de retroactiviteit eruit te halen en om op die manier ten minste voor de toekomst een oplossing te bieden, al hadden wij natuurlijk graag gehad dat de betrokken werknemers daarvan niet het slachtoffer waren geweest en dat zij geen inkomensverlies hadden geleden.

Wij hopen dat wij op deze manier rekening hebben gehouden met de bezorgdheden van iedereen en met de opmerkingen van de Raad van State. Ik ben blij dat het wetsvoorstel daarnet in de commissie unaniem werd aangenomen en ik verwacht dat wij dat straks ook zullen doen.


Valerie Van Peel N-VA

Mijnheer de voorzitter, misschien enigszins in tegenstelling tot de vorige spreker begrijp ik wel waarom er een verschil is tussen het ontslagrecht bij tijdelijke werkloosheid om economische redenen of tijdelijke werkloosheid wegens overmacht. Het ene is natuurlijk het gevolg van een beleidskeuze of van een keuze van het bedrijf zelf, terwijl dat bij het andere niet het geval is. Daar zit in se dus een logica in.

De initiatiefnemer in kwestie, mevrouw Kitir, heeft wel gelijk als ze stelt dat door de snelle aanpak en het snel samengooien van de procedure bij het begin van de COVID-19-crisis er een mogelijkheid ontstond om dat verschil in opschorting te misbruiken. Dat zal ongetwijfeld ook gebeurd zijn, zij het misschien in mindere mate dan dat op een bepaald moment is voorgesteld. De meeste werkgevers ontslaan geen mensen uit plezier. De meeste werkgevers doen er, door op tijdelijke werkloosheid te kunnen terugvallen, ook alles aan om hun personeel te behouden. Er zijn echter nu eenmaal situaties waarin dat heel moeilijk is.

Ik heb het van bij het begin een terechte vraag gevonden. Indien ik het mij goed herinner, heeft onze fractie bij de eerste lezing zelfs ja gestemd. Het was een voorbeeld van wetgeving die zo snel ging dat, voor alle duidelijkheid ook door ons, te laat de mogelijke neveneffecten werden opgemerkt. Gelukkig is dat dan toch op tijd opgemerkt. Het is spijtig dat wij toen niet het akkoord hebben kunnen bereiken dat wij nu wel bereiken. Een en ander had immers op hetzelfde punt kunnen landen. Maar ik heb ook heel veel respect voor het voortschrijdend inzicht.

Wat wij nu doen, is het heel beperkt houden vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad. Daardoor straffen wij geen werkgevers die binnen het kader en de normen op een juiste manier hebben gewerkt, ook al heeft die werkmethode neveneffecten gehad die wij beter van bij het begin hadden vermeden. Dat doen wij nu niet, door het retroactieve element uit het voorstel te halen. De regeling zal ook maar lopen tot het moment waarop de tijdelijke werkloosheid wegens COVID-19 zal gelden.

Het is een redelijk compromis. Daarna moeten wij wel naar het oorspronkelijke onderscheid tussen beide systemen terugkeren, hoewel dat ongetwijfeld nog een debat in de commissie zal opleveren.

Ik dank in ieder geval alle commissieleden omdat zij op een constructieve manier hebben meegewerkt, zodat wij uiteindelijk kunnen landen in ieders belang.


Gilles Vanden Burre Ecolo

Mon groupe souhaite rapidement réagir par rapport à ce texte que nous soutenons depuis le début au niveau de la commission des Affaires sociales. Pour nous, il était effectivement important, dans l'intérêt des travailleurs et des travailleuses, de disposer non seulement d'une protection aussi forte que possible, mais aussi de règles qui soient les mêmes selon qu'on se trouve dans une situation de chômage temporaire économique ou une situation de chômage pour force majeure.

Nous avons soutenu cette proposition de loi depuis le début. Le Conseil d'État a ensuite formulé des remarques, et différents amendements ont été déposés en réponse auxdites remarques. Aujourd'hui encore, nous avons eu un nouveau débat en commission afin de rectifier certaines demandes par rapport à l'avis du Conseil d'État. Poursuivant dans la même logique, nous soutiendrons les amendements et le texte par un vote positif.

Je saisis cette occasion pour saluer le travail constructif effectué en commission sur ce sujet important qu'est la protection des travailleurs, et pour remercier la collègue Kitir, qui est à l'origine de ce texte.


Hans Verreyt VB

Mijnheer de voorzitter, ik ben vooral blij dat we vandaag kunnen landen met een consensus over het thema, nu zonet in de extra vergadering van de commissie voor Sociale Zaken het voorliggend wetsontwerp na amendering werd goedgekeurd. Ik ben ook blij dat we uiteindelijk kunnen landen met een wetsvoorstel dat zowel voor werknemers als werkgevers duidelijkheid biedt. We hebben beide broodnodig in onze economie en aan slecht juridisch werk heeft niemand iets.

Voor de werknemers betreur ik wel dat we pas vandaag hebben kunnen landen. Aan de consensus die vandaag werd gevonden, ging spijtig genoeg een politiek toneelstuk vooraf. Toen eind april aan het licht kwam dat sommige werkgevers mogelijk misbruik maakten van een achterpoortje in de wetgeving en zich erover verheugden dat ze dat hadden gevonden, waarmee ze de krantenkoppen haalden, werd, terecht, onmiddellijk actie ondernomen. Het was inderdaad nooit de bedoeling om goedkope afdankingen te organiseren en de rekening hiervan door de sociale zekerheid te laten betalen. Terwijl duizenden bedrijven en zaakvoerders worstelden om hun firma en vaak ook hun levenswerk te laten overleven, maakten sommige werkgevers alle andere werkgevers zwart als foefelaars, die massaal werknemers op kosten van de sociale zekerheid zouden ontslaan. Het gedrag van enkele cowboys plaatste duizenden goedmenende ondernemers in een slecht daglicht, terwijl de meesten van hen hun ergste nachtmerrie beleefden en spijtig genoeg goede werkkrachten zullen moeten ontslaan, waardoor massa's ervaring en wellicht ook een stuk van de ziel van hun bedrijf verloren gaat.

Laat ik terugkeren naar het begin van het probleem. Bij het begin van de coronacrisis en de economische crisis die bijna onmiddellijk daarop volgde, werd het verschil tussen tijdelijke werkloosheid om economische redenen en technische werkloosheid wegens overmacht door coronamaatregelen de facto door de RVA opgeheven, omdat de overheid besliste dat een bedrijf overmacht moest inroepen als het een beroep wou kunnen doen op de technische werkloosheid. Die vereenvoudiging zorgde voor een snelle behandeling van de tijdelijk werklozen, maar ze had spijtig genoeg ook het perverse effect dat de ontslagregels voor getroffen werknemers veranderden.

De firma's hadden op dat ogenblik echter geen keuze. Die keuze hebben ze vandaag trouwens nog steeds niet. Een oplossing had ook kunnen zijn om de aanvragen voor tijdelijke werkloosheid opnieuw volgens het systeem van voor de coronacrisis te laten verlopen, zodat het voor de ondernemers duidelijk is op welke vorm van tijdelijke werkloosheid zij een beroep doen en wat de gevolgen hiervan zijn.

Als we vandaag landen op een compromis dat door iedereen wordt gedragen, moeten we eens diep in 't eigen hert kijken. Het grootste probleem dat na het vernietigend advies van de Raad van State vandaag wordt opgelost, is de terugwerkende kracht van het wetsvoorstel. De terugwerkende kracht in de meest strenge betekenis van het woord werd ingevoerd na een zeer chaotische commissievergadering over de tekst in tweede lezing. De enige amendementen die we op voorhand hadden gekregen, waren die van collega Van Peel. De rest kregen we in een tumultueuze vergadering, die verschillende keren werd geschorst, terwijl iedereen zat te wachten op gemailde amendementen, die maar niet kwamen. In de bespreking was het vervolgens vaak onduidelijk wat er nu exact voorlag, laat staan dat we de amendementen vooraf even tegen het licht konden houden. Daarop terugkijkend, moet ik concluderen dat dat een parlementaire bespreking over zo'n belangrijk thema onwaardig was. Een advies van de Raad van State werd toen zelfs door de meerderheid van de commissie geweigerd. Dat was alleen een vertragingsmanoeuvre volgens de tegenstanders.

Toen tijdens de vorige plenaire bespreking alsnog het advies van de Raad van State werd gevraagd en die vraag door het Vlaams Belang werd gesteund, kregen wij daarop commentaar. Ik vond dat toen een terechte vraag. Ik ben vandaag dus ook tevreden dat we de adviesvraag hebben gesteund. Zijn advies heeft ons al te vaak voor slechte wetgeving behoed en vandaag doet hij dat opnieuw.

Zonder het politieke toneel, zonder de wedloop naar het meest straffe wetsvoorstel, zonder het verwerpen van iedere zoektocht naar een compromis tijdens de eerste en de tweede lezing, hadden wij de stemming enkele weken eerder kunnen afronden, want de tekst die vandaag voorligt, is eigenlijk dezelfde tekst als na de eerste lezing op 7 mei. We hadden de duidelijkheid die we vandaag creëren, vroeger kunnen scheppen. Dan hadden we een pak meer werknemers kunnen helpen. Laat het een wijze les voor de toekomst zijn.


Mathieu Bihet MR

Monsieur le président, chers collègues, je serai également très bref, vu l'heure assez avancée de la journée, mais je m'en voudrais de ne pas revenir un instant sur l'historique de ce dossier.

Le 30 avril, cette proposition de loi recevait le bénéfice de l'urgence. Une première lecture était organisée le 7 mai à l'occasion de laquelle le MR s'interrogeait déjà sur les difficultés juridiques majeures que le texte ainsi déposé allait entraîner. Le 19 mai, une seconde lecture était organisée et de nombreux amendements étaient déposés. Je ne reviendrai pas sur les circonstances du dépôt de ces amendements. Mais il est clair que le dépôt d'amendements écrits sur un coin de table n'a pas servi cette proposition de loi.

Les amendements pouvaient être classés en deux catégories: ceux qui simplifiaient la donne et corrigeaient les carences du texte, et ceux qui la compliquaient. En effet, la proposition de loi ainsi amendée allait faire une différence entre les préavis notifiés avant le 1ᵉʳ mars et après le 1ᵉʳ mars. Elle allait créer une différence entre les préavis entièrement accomplis et ceux qui n'avaient pas été complètement accomplis. Elle allait créer une différence entre les préavis toujours en cours à la date du 5 mai et ceux qui étaient déjà terminés.


President Patrick Dewael

Monsieur Bihet, je vous invite à parler plus lentement afin de faciliter le travail des interprètes.


Mathieu Bihet MR

Monsieur le président, à la demande des interprètes, j'ai fourni à ces derniers une copie de mon intervention.

Je poursuis. De plus, le texte allait créer un vide juridique pour les préavis encore en cours le 5 mai et qui allaient se terminer avant le vote dudit texte et les préavis notifiés depuis le 5 mai pour lesquels les indemnités compensatoires avaient entre-temps déjà été payées.

En lieu et place de cela, les groupes MR et Open Vld ont déposé un amendement qui permettait au texte de conserver sa modification pour l'avenir pour résorber la différence entre le chômage temporaire pour force majeure et le chômage temporaire économique, mais en retirant, comme on l'a dit, tout effet rétroactif.

L'objectif était clair: ne pas ajouter d'incertitude juridique là où il y avait déjà une incertitude économique. Malheureusement, cette option n'a pas été retenue en commission.

Cependant, en séance plénière du 28 mai 2020, plusieurs groupes ont demandé l'avis du Conseil d'État sur cette proposition et, heureusement, car cet avis est limpide. En substance, le Conseil d'État a rappelé qu'il est de jurisprudence constante qu'un effet rétroactif ne peut être prévu que dans des conditions très strictes et bien définies et que ces conditions n'étaient pas rencontrées. Le Conseil d'État conclut d'ailleurs qu'il faut renoncer à tout effet rétroactif du régime proposé.

Cet avis, bien que prévisible et attendu, contient des enseignements qui seront, nous le pensons, valables pour d'autres propositions à l'examen en commission des Affaires sociales mais qui auraient pu également l'être pour des propositions qui ont déjà été adoptées par cette assemblée et contenant des effets rétroactifs dévastateurs. Il est de notre devoir de ne pas voter des textes qui risqueraient d'accroître l'incertitude en cette période troublée sur le plan tant social qu'économique.

À notre tour, nous remercions l'ensemble des collègues pour leurs votes intervenus tout à l'heure en commission et qui ont notamment permis de retirer l'effet rétroactif de cette loi. C'est pourquoi nous soutiendrons ce texte ainsi modifié.


Steven De Vuyst PVDA | PTB

Mijnheer de voorzitter, beste collega's, we kregen al sinds april signalen dat er mensen werden ontslagen. Ze werden in de tijdelijke werkloosheid gezet en kregen nadien koudweg hun ontslagbrief in de bus. Daarmee verloren ze in één klap hun job en een heel groot deel van hun inkomen. In normale omstandigheden zijn werknemers beschermd door het Belgische ontslagrecht, waardoor ze recht hebben op een wettelijk bepaalde opzegperiode. In die periode is men dan ook verzekerd van zijn inkomen. Hiermee worden de werknemers beschermd, terwijl de werkgevers geresponsabiliseerd worden om niet lichtzinnig tot ontslag over te gaan. Dat laatste is een belangrijk onderdeel van de ontslagbescherming.

Dat was in elk geval de logica net voor de coronacrisis. Op een bepaald moment heeft men echter een koninklijk besluit genomen waarin men een achterpoortje openliet, waardoor werkgevers heel gemakkelijk mensen konden ontslaan op kosten van de sociale zekerheid. Mijn fractie vindt dat men er in de afgelopen weken nogal licht is overgegaan. De opzegperiode en de bijbehorende opzegvergoeding zijn immers elementaire onderdelen van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers in ons land. Iedereen weet van tevoren dat men daarop recht heeft als een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Het is dus heel belangrijk om die rechtszekerheid voor de werknemers te handhaven. In die zin vinden wij wel dat het algemeen belang geschaad is en nemen wij geen genoegen met het advies van de Raad van State.

De minister van Werk heeft in de commissie gezegd dat er een uitzondering is, een regeling bij tijdelijke werkloosheid ten gevolge van overmacht. Die regeling is slechts van toepassing in uitzonderlijke gevallen, bij bijvoorbeeld brand of stormschade. Dat was dus altijd al een uitzondering. Nu heeft men echter theoretisch van die uitzondering de regel gemaakt. Via dat koninklijk besluit heeft men het ontslagrecht eigenlijk omgekeerd.

In het koninklijk besluit werd namelijk nagelaten om het voor bedrijven onmogelijk te maken werknemers vanwege overmacht te ontslaan en in tijdelijke werkloosheid te plaatsen. Zoals gezegd, de absolute uitzondering werd de regel.

Daar moeten wij toch even bij stilstaan. Is het zomaar mogelijk dat de huidige regering, met een bijzonder geringe legitimiteit van slechts 38 zetels in de Kamer, dit doorvoert, waardoor het principe wordt omgekeerd? Wij begrijpen trouwens evenmin dat dit door de superkern is geraakt.

In elk geval, door die nalatigheid wijzigde de regering in de praktijk het ontslagrecht in ons land door een keuze in te voeren die wettelijk niet bedoeld was en die de geest van het ontslagrecht volledig heeft onderuitgehaald. Wij vinden dat het algemeen belang daardoor wel degelijk geschaad is, wat ik daarnet ook in de commissievergadering heb gemotiveerd. De sociale rechten voor werknemers moet immers met de ermee gepaard gaande rechtszekerheid gehandhaafd blijven. Fundamentele wijzigingen in het ontslagrecht kunnen volgens ons enkel worden doorgevoerd via transparante democratische procedures, niet via een plotse standaardisering van een uitzonderingsregel, zoals gebeurde met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020 via het koninklijk besluit "tijdelijke werkloosheid corona" van 30 maart 2020.

Het is ook wat wrang en ironisch dat minister Muylle in haar toenmalig persbericht, bij de uitvaardiging van het koninklijk besluit om tijdelijke werkloosheid wegens overmacht in te voeren vanwege het COVID-virus, aankondigde dat het oogpunt was om ontslagen en faillissementen te vermijden. In de praktijk zien wij dat ontslagen niet vermeden maar gefaciliteerd worden, doordat het poortje opengelaten werd. Dat is frappant, als je erover doordenkt is het maf.

Gisteren kondigde Swissport dan ook nog eens 1.500 ontslagen aan. Het zijn niet de eerste ontslagen en, naar ik vrees, ook niet de laatste. Het is dan ook zeer belangrijk dat het nu voorliggend wetsvoorstel vandaag goedgekeurd wordt, zodat aan de omkering van het Belgisch ontslagrecht een halt kan worden toegeroepen.

Beste collega's, het is eigenlijk erg dat de regering van het probleem al op de hoogte was sinds eind april. Nu pas, bijna halfweg juni, konden wij tot een oplossing komen. De regering beschikt nochtans over volmachten en kan via volmachtenbesluiten prangende problemen aanpakken. Dat werd bijvoorbeeld ook gedaan met de tijdelijke werkloosheid, ook retroactief, vanaf 1 maart. Op die manier had de regering die opengelaten deur ook terug kunnen sluiten: reparatie was mogelijk, ook retroactief, via een koninklijk besluit. Het werd echter doorverwezen naar het Parlement, waarop er een advies van de Raad van State gevraagd werd. Nu zitten we hier, met dat advies over de retroactiviteit.

Ik sluit af met de oproep om, eens deze wet is goedgekeurd – en ik verwacht niet anders dan dat zal gebeuren – ook de mensen te compenseren die sinds 1 maart de dupe zijn van dat achterpoortje en die hun opzegperiode niet hebben kunnen opschorten. Dat is heel belangrijk.

Ik heb in de commissie een amendement ingediend om dat wel retroactief toe te passen omdat wij wel deugdelijk kunnen motiveren dat het algemeen belang wel is geschaad. Ik vind het heel jammer dat de progressieve partijen ons daarin niet zijn gevolgd, maar zich hebben onthouden. Ook het Vlaams Belang, dat altijd beweert de kant van de werknemers te kiezen en altijd een sociaal gelaat opzet, stemde tegen de belangen van de werkende mensen.

In normale omstandigheden hadden deze mensen tijdens hun opzegperiode recht op 100 % van hun loon. Ik hoop dat dit door de regering en door de superkern zal worden opgenomen om ervoor te zorgen dat de honderden mensen die daarvan de dupe zijn, die met een kluitje in het riet zijn gestuurd, die op 70 % van hun loon zijn teruggevallen en die een ontslagvergoeding door de neus hebben zien geboord, nog op een of andere manier kunnen worden gecompenseerd.


Tania De Jonge Open Vld

Mijnheer de voorzitter, collega's, dit dossier heeft de voorbije weken een woelig verloop gekend, maar wij zijn blij dat we het vandaag kunnen afronden en goedkeuren.

Wij hebben van bij het begin van de behandeling aangegeven dat wij het eens waren met de geest van dit voorstel. Vriend en vijand erkennen dat de soepele tijdelijke werkloosheid een van de belangrijkste economische maatregelen is die de federale regering de voorbije maanden heeft genomen in het kader van de coronacrisis.

We worden nu geconfronteerd met heel wat ontslagen, maar zonder deze maatregelen zou het jobverlies zonder enige twijfel tien tot dertig keer hoger zijn geweest. We hebben ontzettend veel ontslagen vermeden door tijdelijk een belangrijk deel van de loonkosten over te nemen van de ondernemingen die noodgedwongen hun activiteit moesten stilleggen. Om administratieve redenen werd daarbij gekozen voor het motief overmacht.

Het gevolg daarvan, dat in feite niet was voorzien, was dat bij ontslag de opzegtermijn zou doorlopen tijdens de tijdelijke werkloosheid. Dit is niet het geval bij economische werkloosheid. Als de opzegtermijn doorloopt tijdens tijdelijke werkloosheid betaalt in feite de sociale zekerheid de opzeg. Dat kan niet de bedoeling zijn. We kunnen niet, enerzijds, een maatregel creëren om ontslagen te vermijden en, anderzijds, die maatregel op een zodanige manier vormgeven dat hij gebruikt kan worden om ontslagen goedkoper te maken. Wij zijn dus blij dat daaraan een einde komt.

Wij hebben ook van bij het begin aangegeven dat we dit voor de toekomst moeten oplossen, niet retroactief dus.

We moeten ook goed opletten wanneer we woorden als misbruik in de mond nemen. Sommigen zeggen dat werkgevers de regeling hebben misbruikt om werknemers te kunnen ontslaan. Ik kan u zeggen dat geen enkele werkgever mensen voor zijn plezier ontslaat. Ze nemen die beslissing als ze daartoe gedwongen worden door de economische omstandigheden. Spijtig genoeg zijn er ondernemingen die niet anders kunnen dan mensen ontslaan, ondanks alle steunmaatregelen die de overheid in stelling heeft gebracht. Ze doen dat heel vaak ook om de tewerkstelling van de overige werknemers in het bedrijf te kunnen beschermen. Dat is een belangrijke nuance.

Als deze maatregel retroactief zou worden toegepast, worden heel wat ondernemingen plots met extra onvoorziene kosten opgezadeld, waardoor de financiële problemen die in de eerste plaats tot ontslagen hebben geleid, nog groter worden. De kans op bijkomende ontslagen of een faillissement wordt zo weer verhoogd.

Daarenboven is het niet de schuld van de ondernemingen dat zij de regels correct hebben toegepast. Zoals de Raad van State ook schrijft in zijn advies: er was zelfs geen keuze om de opzegtermijn op te schorten. De wet bepaalt immers dat die verder moet lopen.

Zeker in deze moeilijke economische tijden is een stabiel rechtskader onontbeerlijk. We stellen dan ook vast dat de Raad van State vraagt om elk retroactief element uit dit wetsvoorstel te halen. Om dat te realiseren, werden daarnet in de commissie voor Sociale Zaken onze amendementen goedgekeurd. Op die manier kunnen we dit dossier vandaag op een heel positieve manier afronden.

Ik wil de collega's hartelijk danken voor de constructieve manier waarop de voorbije dagen werd samengewerkt om dit voorstel in overeenstemming te brengen met de opmerkingen van de Raad van State. Wij zullen de tekst dan ook met heel veel plezier goedkeuren.


Catherine Fonck LE

Monsieur le président, in fine, la seule option du chômage temporaire de force majeure pour les entreprises touchées par le COVID-19 est quand même à l'origine du problème pour les travailleurs concernés. J'entendais certains collègues mettre surtout en exergue des abus du côté des employeurs en matière de licenciement. Je ne suis pas naïve. Sans doute que cela existe. En même temps, je trouve que les employeurs sont souvent présentés de manière caricaturale, comme s'ils licenciaient pour le plaisir.

Ce texte positif pour les travailleurs concernés posait dans sa formule initiale des problèmes importants qui ont d'ailleurs été validés par le Conseil d'État et soulignés également par les employeurs, à savoir la rétroactivité. Alors même que la responsabilité initiale de celle-ci est dans le choix du gouvernement sur le volet du chômage temporaire de force majeure, la rétroactivité pénalisait les employeurs qui avaient pourtant respecté les règles qui leur étaient imposées.

Cette rétroactivité aurait aussi représenté un surcoût important dans un contexte pourtant difficile. En voulant bien faire pour les travailleurs concernés, on risquait aussi, avec le dispositif tel qu'il était initialement prévu, de mettre à mal d'autres travailleurs et donc d'engendrer des pertes d'emploi potentiellement plus importantes.

À la suite de l'avis du Conseil d'État qu'il était, selon moi, important de consulter pour ce texte, nous avons donc amendé le texte ce jour en commission en supprimant complètement la rétroactivité, ce qui nous permet dès lors ce soir de soutenir la proposition de loi.

Je ne doute pas que, dans l'avenir, on devra vraisemblablement revenir sur ce dossier non par rapport à la période COVID-19, mais pour examiner dans le futur ce qu'il conviendra de faire entre le chômage économique et le chômage pour force majeure.


Meryame Kitir Vooruit

Mijnheer de voorzitter, het is vandaag al gezegd: het coronavirus heeft het normale leven overhoop gegooid en de bedrijven verplicht om hun bedrijven te sluiten. De regering is met een oplossing gekomen via een KB om ervoor te zorgen dat de werknemers niet zonder inkomen zouden vallen, namelijk de invoering van de tijdelijke werkloosheid wegens COVID-19. Daarbij vergat ze wel om de bepaling inzake de opschorting van de opzegtermijnen, zoals die gelden voor technische en economische werkloosheid, mee op te nemen in het KB.

Het gevolg is dat de bedrijven een "Torfske" kunnen doen. Dat betekent dat men zijn werknemers eigenlijk gratis kan ontslaan, want de kosten van de opzeg komen toch ten laste van de overheid. Niet alleen de loonkosten worden van de werkgevers overgenomen, maar ook nog eens de opzegvergoeding. Dat achterpoortje willen wij sluiten met ons voorstel.

Ontslagen worden op zich is een zware klap. Werknemers zitten thuis en krijgen via een telefoontje, een mail of brief te horen dat zij hun job verliezen, een zwaar gevolg van de COVID-19-maatregelen.

Crisis of niet, wie ontslagen wordt, verdient respect, in de vorm van een opzegvergoeding, die effectief wordt uitbetaald, zoals in normale tijden. Met ons voorstel willen wij de fout van de regering rechtzetten. Oorspronkelijk wilden wij vanaf 1 maart een oplossing te bieden, omdat iedereen het wel eens is met de filosofie om de opzegvergoeding niet te laten dragen door de sociale zekerheid. Het advies van de Raad van State dat wij niet retroactief kunnen werken, heeft daar echter anders over geoordeeld. Wij hebben daar rekening mee gehouden en de tekst aangepast aan het advies van de Raad van State.

Ik ben dan ook heel blij en tevreden dat wij vandaag over ons voorstel kunnen stemmen, zodat wij de werknemers in de toekomst zullen beschermen. Dat betekent dat vanaf de datum van publicatie de lopende opzegperiodes en de opzegperiodes voor toekomstige ontslagen voor werknemers in tijdelijke werkloosheid worden opgeschort.

Verschillende sprekers hebben al aangegeven dat het voorstel veel vertraging heeft opgelopen. Maar, collega's, de wandelgangen in het Parlement hebben hun kracht en door de COVID-19-maatregelen konden we mekaar niet in levenden lijve zien. Het belangrijkste is dat wij elkaar vandaag wel hebben gevonden en overeenstemming hebben gevonden voor de filosofie dat werkgevers werknemers niet gratis kunnen ontslaan door het ontslag op de sociale zekerheid af te wentelen.

Ik wil iedereen bedanken voor de constructieve houding tijdens de commissievergadering en tijdens de plenaire vergadering vandaag.

Ik roep de minister, die vandaag niet aanwezig is – enkele partijleden zijn hier wel aanwezig –, dan ook op werk te maken van de publicatie van de wet, nadat die vandaag hopelijk wordt goedgekeurd.

Mij rest enkel nog een dankwoord aan iedereen. Weet alvast dat de tekst, indien hij wordt goedgekeurd, een hele opluchting voor heel veel werknemers zal betekenen.


Nadia Moscufo PVDA | PTB

Je voulais avoir une réponse plus claire de la part du Vlaams Belang. Êtes-vous pour ou contre la rétroactivité pour les travailleurs? Pourquoi avez-vous voté contre notre amendement?


Hans Verreyt VB

Ik hoop dat jullie het advies van de Raad van State intussen gelezen hebben. Ondanks de meningsverschillen over dit thema hebben we in de commissie unaniem hetzelfde voorstel goedgekeurd en zullen we dat hier straks opnieuw doen, juist omdat de terugwerkende kracht niet kan volgens de Raad van State. Waarom probeert u dat hier opnieuw in te voeren? Wilt u een tweede en misschien een derde en vierde keer tegen de muur lopen?

Ik wil er even op wijzen dat het uw partij was die bij de tweede lezing amendementen is beginnen indienen om het steeds maar straffer te maken, waardoor we vier weken hebben verloren. Dat werknemers vandaag op hun geld wachten, dat zij achtergesteld zijn en maar 70 % krijgen, is deels uw verantwoordelijkheid. Het was toen al duidelijk dat er een probleem was met die terugwerkende kracht en toch is uw partij het voorstel steeds straffer beginnen maken, waardoor de Raad van State inderdaad niets anders kon doen dan dit met een vernietigend advies terug te sturen naar de commissie.

Alle partijen hebben toen kunnen vaststellen dat we daar echt niet tegen in konden gaan. We moesten immers duidelijkheid creëren voor werknemer én werkgever. Die terugwerkende kracht, die u straks een derde keer voorlegt, hebben we dus effectief niet goedgekeurd. Alle partijen hebben gezocht naar een oplossing, maar die terugwerkende kracht, die u daarstraks voor de derde keer voorstelde, is inderdaad geen goede zaak.


President Patrick Dewael

Ondertussen is dat al duidelijk gemaakt. Mogen wij ervan uitgaan dat het debat gevoerd is? Collega Flahaut had ervoor gezorgd dat mevrouw Kitir, als indienster, het laatste woord kreeg. Ik stel voor om de algemene bespreking hierbij te besluiten.