Proposition 55K0706

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la loi générale sur les douanes et accises du 18 juillet 1977 et le Code de la taxe sur la valeur ajoutée transposant la directive (UE) 2017/1371.

General information

Submitted by
Chamber of representatives (2019-10-27 - 2020-03-17)
Submission date
Nov. 12, 2019
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
EC Directive European Union customs customs duties fraud criminal law

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB
Voted to reject
VB
Abstained from voting
N-VA LDD

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Nov. 28, 2019 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Patrick Dewael

De heer Van der Donckt, rapporteur, verwijst naar zijn schriftelijk verslag. Ik geef u onmiddellijk het woord in de algemene bespreking, mijnheer Van der Donckt.


Wim Van der Donckt N-VA

Mijnheer de voorzitter, vooreerst wens ik namens onze fractie te benadrukken dat wij het belang inzien van het voorliggend wetsontwerp in het kader van de fraudebestrijding. Met dit wetsontwerp krijgen wij er een wapen bij in de strijd tegen misdaden van btw-carrousels.

In de commissie hebben wij gezegd dat het voorliggend wetsontwerp wel nog enkele mankementen bevat. Daarom hebben wij in de commissie ook een amendement op artikel 12 ingediend. Daar ga ik nu niet verder op in, aangezien dat al mooi uiteengezet is in het verslag.

Bij de voorbereiding van deze vergadering hebben wij evenwel in het wetsontwerp nog een foutje ontdekt, of laat ik mij voorzichtig uitdrukken en het een onvolkomenheid noemen. Een aantal opgenomen bijkomende bepalingen in het Btw-Wetboek is namelijk niet gelinkt aan het eerste boek van het Strafwetboek. Nochtans is dat zeer belangrijk, want er worden nu strafbepalingen opgenomen in een bijzondere wet die eigenlijk wat krakkemikkig zijn en waarmee wij in de praktijk weinig zullen kunnen aanvangen. Meer in het bijzonder heb ik het over artikel 12 en artikel 13 van het wetsontwerp, waarmee een artikel 73novies en een artikel 73decies worden toegevoegd in het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.

Deze discussie is juridisch-technisch, maar niet zonder belang. Wij stellen immers vast dat in het artikel 73quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde zeer uitdrukkelijk is opgenomen dat alle bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, met inbegrip van artikel 95, van toepassing zijn op de misdrijven bedoeld in de artikelen 73, 73bis en 73quater. In het artikel 73quinquies worden dus alle strafbepalingen die opgenomen zijn in deze wet gelinkt aan het eerste boek van het Strafwetboek, maar het artikel 73novies en het artikel 73decies worden niet opgenomen.

Wat is de implicatie daarvan? Artikel 73novies heeft betrekking op de poging om een bepaalde inbreuk te plegen. Daarvoor wordt een straf opgelegd van acht dagen tot drie jaar en een geldboete van 26 euro tot 50.000 euro of een van die straffen alleen. Het artikel 73decies bepaalt dat men een veel zwaardere straf krijgt wanneer een inbreuk verwoord in artikel 73 gepleegd wordt door een criminele organisatie in de zin van artikel 324bis van het Strafwetboek. De strafmaat is dan een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar en een geldboete van 5.000 euro tot 500.000 euro.

Als er in een wet sprake is van een geldboete van 26 euro, dan vindt u dat bedrag misschien belachelijk, maar het moet natuurlijk worden verhoogd met de opdeciemen. Op dit moment bedragen de opdeciemen acht. Dat wil zeggen dat 26 euro maal 8 de effectieve geldboete wordt. Dat is zeer belangrijk. Houd dat even in het achterhoofd wanneer ik verder redeneer.

Wij hebben vastgesteld dat de twee artikelen 73novies en 73decies in het huidige wetsontwerp niet vallen onder het eerste boek van het Strafwetboek. Dat wil dus de facto zeggen dat een rechter, wanneer hij een uitspraak moeten doen over een dergelijk misdrijf, maximaal een geldboete van 5.000 euro tot 500.000 euro kan opleggen, wanneer het gebeurt in een criminele organisatie, zonder dat de opdeciemen worden toegepast. Collega's, wij zijn er toch van overtuigd dat fiscale misdrijven, zeker wanneer die in een criminele organisatie worden gepleegd en grensoverschrijdend zijn, zwaarder moeten worden aangepakt? Dat is juist de geest van de Europese richtlijn die wij thans omzetten in onze wetgeving.

Wanneer wij de artikelen 73novies en 73decies niet incorporeren in ons Strafwetboek, dan zullen wij de facto de geest van de wet verkrachten en die mensen lichter bestraffen dan de bedoeling is. Dat kan toch absoluut niet de bedoeling zijn? Daarom hebben wij een zeer eenvoudig amendement ingediend waarmee de artikelen 73novies en 73decies geïncorporeerd worden in artikel 73, derde lid, met een paragraafonderverdeling, zodat er op dat punt geen enkel probleem meer is.

Het is eigenlijk heel eenvoudig. Indien u het amendement niet goedkeurt, zullen de mensen waartegen wij pleiten – iedereen is het erover eens dat zij zwaarder moeten worden gestraft –, en die daden plegen in het kader van een misdadige organisatie, lichter worden gestraft dan oorspronkelijk de bedoeling was.

De N-VA wordt wel eens verweten te mild te zijn voor de plegers van fiscale fraude. Ik geef u nu al voor de tweede keer, nadat wij ook in de commissie via een amendement ervoor hebben gezorgd dat het aanzetten tot een dergelijk misdrijf zwaarder wordt bestraft, de mogelijkheid om een en ander recht te zetten.

Indien u het amendement niet goedkeurt, zitten wij met een probleem inzake de toepassing van artikel 73novies en artikel 73decies. Op termijn zullen wij dan een reparatiewet moeten uitwerken, wat niet echt de bedoeling is. Wij zijn de wetgever en wij worden dan ook verondersteld kwalitatief werk te leveren.


Wouter Vermeersch VB

Mijnheer de voorzitter, u weet dat wij de omzetting van dergelijke Europese richtlijnen liever in een ruimer Europees kader bekijken. Een aantal partijen danst om de hete brij heen, door in details te vervallen.

De richtlijn die hier echter wordt omgezet, de zogenaamde PIF-richtlijn, zal echter heel belangrijk zijn voor de rechtspraak van het Europees openbaar ministerie.

Ik heb in de commissie al opgemerkt dat in een aantal landen onmiskenbaar fraude met Europees geld wordt gepleegd, wat onaanvaardbaar is.

Wat is de oplossing van de goede Europeanen die voortdurend steeds meer Europese Unie willen? Dat is de creatie van een zoveelste Europese instelling. Het Vlaams Belang is tegen de creatie van een dergelijke zoveelste Europese instelling. Wij zijn wel voorstander van Europese samenwerking tussen de nationale parketten op het vlak van fraude.

Slechts 22 Europese lidstaten werken mee aan het Europees openbaar ministerie. Een aantal belangrijke landen doen dat niet, omdat zij van mening zijn dat justitie tot de soevereiniteit van de lidstaten behoort en de nieuwe regels strijdig zijn met het subsidiariteitsbeginsel.

Ze hebben natuurlijk gelijk. Omdat fraude met Europees geld te vaak voorkomt en in een aantal lidstaten niet goed wordt aangepakt, moeten we daarom een nieuwe Europese instelling creëren? Wij zeggen ook dat we met die nieuwe instelling zeggingschap uit handen zullen geven. Bijvoorbeeld de bevoegdheid tot opsporing door het Belgisch openbaar ministerie zal nu moeten worden gedeeld met het Europese. Daarbij zal het Europese openbaar ministerie een soort van voorrangsrecht kunnen doen gelden. Daardoor raakt België democratische controle kwijt en daarmee kunnen wij niet instemmen.

Wij hebben deze richtlijn niet goedgekeurd in het Europees Parlement en we zullen de omzetting ervan ook consequent niet goedkeuren hier in het federale Parlement. Wij vinden dat fraude streng en kordaat moet worden aangepakt door samenwerking, maar niet door meer Europa, niet door extra instellingen en zeker niet door steeds meer bevoegdheden van de lidstaten af te nemen.


Dieter Vanbesien Groen

Mijnheer de voorzitter, ik wil het nog even hebben over het amendement van N-VA daarnet. Dit amendement werd ter zitting uitgedeeld. Wie geluisterd heeft naar de uitleg, weet dat het een vrij technische zaak betreft, redelijk ingewikkeld. Wij zouden graag meer tijd hebben om dat te bestuderen en na te gaan waar er eventueel haken en ogen zitten, en of dit daarmee correct wordt opgelost of niet. Die tijd hebben wij echter niet.

Het amendement is ook op papier vrij moeilijk te ontrafelen. Dat is niet de schuld van de heer Van der Donckt, dit is gewoon een ingewikkelde materie. Het amendement is ook alleen in het Nederlands opgesteld. Voor Nederlandstaligen is het al heel moeilijk te ontrafelen, dus ik kan mij inbeelden dat het voor Franstaligen nog een pak moeilijker is. Eigenlijk zouden wij het liefst hebben dat dit terug naar de commissie gaat om het degelijk te bespreken, maar ik heb begrepen dat daar geen enthousiasme voor is. Onze fractie zal zich daarom onthouden bij dit amendement.


President Patrick Dewael

Mijnheer de minister, kunt u hierover eventueel uw licht laten schijnen?


Minister Alexander De Croo

Wij hebben de richtlijn overgenomen, rechtstreeks, zonder enige wijziging. In de richtlijn spreekt men trouwens alleen over gevangenisstraffen.

De Raad van State heeft daarover ook geen opmerkingen gemaakt.

Ik zou voorstellen om dit gewoon om te zetten, maar het is uiteraard aan het Parlement om te bekijken hoe het met amendementen omgaat.

Ik heb ook een meer technische uitleg als dat nodig is. De opdeciemen worden geregeld in de wet van 5 maart 1952. Dat zijn de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboetes. Die zijn niet alleen van toepassing op de boeten opgenomen in het Strafwetboek, maar eveneens op de strafrechtelijke boeten opgenomen in de bijzondere wetten.

De boeten opgenomen in de artikelen 73novies en 73decies, zijn wel degelijk strafrechtelijke boeten waarop deze opdeciemen sowieso van toepassing zouden zijn.

Technisch gezien is het volgens ons niet noodzakelijk om dat amendement aan te nemen. We hebben een rechtstreekse omzetting van de richtlijnen gedaan. In principe is er niets bijkomend nodig.


Christoph D'Haese N-VA

Mijnheer de voorzitter, dit is inderdaad een technische discussie, maar in essentie komt het erop neer dat we boek 1 van het Strafwetboek daarop van toepassing moeten maken. Dat is niet alleen zo voor de vermenigvuldiging met de opdeciemen, maar ook om gevallen van herhaling passend te kunnen bestraffen en om verzachtende omstandigheden te kunnen aannemen.

Het amendement heeft wel degelijk technisch zin. Ik wil vragen om dat amendement zeker te steunen. Anders zijn wij met kaduke wetgeving bezig.


Jan Bertels Vooruit

Mijnheer de voorzitter, dit is een verbetering van de strijd tegen fraude voor de eigen inkomsten van de Europese Unie. Daarover waren we het allemaal eens. Dat moet gebeuren.

Het amendement dat de collega van de N-VA nu indient, is de voortzetting van een amendement waarover ook al werd gestemd op zijn initiatief in de commissie.

Dat amendement was al een tweesnijdend zwaard, terwijl we de verzekering van de minister hadden gekregen dat het een correcte omzetting was van de geest van de richtlijn. Enerzijds is het een verzwaring met betrekking tot de hoofdelijke aansprakelijkheid. Anderzijds is er wel een verzachting, doordat aanzetten tot of uitlokken van wat in de geest van de richtlijn moet worden bestraft, niet meer wordt bestraft als er geen uitvoering wordt gegeven door een derde.

Wij hebben die discussie al gehouden. Dit wordt natuurlijk voortgezet in het nieuwe amendement. Maar, zoals collega D'Haese al zei: (…) Het is een tweesnijdend zwaard en ook de verzachtende omstandigheden zullen wij technisch moeten bekijken.

Ik heb begrepen van de minister en van de Raad van State dat de richtlijn correct is omgezet. Ik zou daar dus niet op het einde aan beginnen sleutelen, terwijl wij niet goed weten hoe er precies aan gesleuteld moet worden.


President Patrick Dewael

Ik wil het debat graag afronden. Wij gaan het debat uit de commissie niet opnieuw voeren.


Wim Van der Donckt N-VA

Collega's, u hebt het verkeerd voor en u zal de gevolgen daarvan zien. Ik waarschuw u maar. Wij hebben dit zeer grondig onderzocht. Confrater D'Haese heeft het al aangehaald; wanneer men de feiten zoals die bepaald zijn in artikel 73, derde lid, pleegt in een criminele organisatie, voor de derde of de vierde keer, krijgt men altijd dezelfde straf. Dan is er geen sprake van verzwaring. Onthoud dat goed. Het zal in het Verslag staan. U bent daarvoor verantwoordelijk. U wilt de recidive eigenlijk aanmoedigen. Dat is één punt.

Een tweede punt is dat wanneer u verwijst naar het feit dat de Raad van State geen opmerkingen had, u zich vergist. Er was wel een opmerking van de Raad van State, namelijk dat de poging niet opgenomen was in het initiële wetsontwerp. Men heeft die dan opgenomen onder artikel 73novies, maar men heeft vergeten op dat artikel en ook op artikel 73 decies het eerste boek van het Strafwetboek toe te passen.

Mijn amendement is er enkel en alleen op gericht dat recht te zetten. Niet meer, niet minder. Maar goed, als u het daar niet mee eens bent, gaat u ermee akkoord dat de recidive niet zwaarder gestraft moet worden in deze wet. Verwijt ons dan maar dat wij fiscale fraude niet ernstig nemen. Ik meen dat door het niet aannemen van dit amendement u juist die fout begaat.


President Patrick Dewael

Collega's, ik meen dat wij iedereen gehoord hebben. Wij zijn nog altijd in de algemene bespreking, maar ik meen dat ik die nu als gesloten mag beschouwen.