Proposition 54K2810

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la législation relative aux déclarations de mandats et de patrimoine en ce qui concerne la transparence des rémunérations, l'extension aux administrateurs publics, le dépôt électronique et le contrôle.

General information

Authors
CD&V Franky Demon, Vincent Van Peteghem
Ecolo Jean-Marc Nollet
Groen Kristof Calvo
LE Catherine Fonck
MR Emmanuel Burton, Gautier Calomne
N-VA Brecht Vermeulen
Open Vld Katja Gabriëls
PS | SP André Frédéric
Submission date
Nov. 29, 2017
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
multiple office holding overlapping of income elective office administrative transparency

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB PP VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

March 1, 2018 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Siegfried Bracke

De rapporteurs zijn de heer Calvo en de heer Van Biesen, zij verwijzen naar het schriftelijk verslag.


Brecht Vermeulen N-VA

Mijnheer de voorzitter, collega's, vandaag ligt hier tijdens de plenaire vergadering het eerste en volgens mij ook belangrijkste pakket maatregelen ter goedkeuring die wij tijdens vergaderingen van de werkgroep Politieke Vernieuwing hebben afgesproken en dat verheugt mij. Het gaat hier concreet over de uitbreiding van het wettelijk kader rond de mandatenlijst en de vermogensaangifte.

Bij de start van de werkgroep Politieke Vernieuwing in februari-maart 2017 heeft mijn partij, de N-VA, zeven voorstellen in verband met het thema van de mandatenlijst en de vermogensaangifte gelanceerd. Dat gebeurde in de cluster "transparantie", die toen de eerste cluster van de werkzaamheden uitmaakte. Dat gebeurde onder andere op basis van mijn wetsvoorstellen, op basis van voorstellen van senator Louis Ide tijdens de vorige legislatuur alsook op basis van mondelinge vragen van mijzelf, gericht aan de eerste minister en aan de minister van Justitie.

Over zes van de zeven voorstellen is toen een consensus gevonden. Zij zijn volledig aanvaard.

Het zevende voorstel, waarin wij pleitten voor de aangifte van inkomsten uit publieke mandaten binnen een bepaalde vork, werd zelfs uitgebreid tot de gedetailleerde aangifte van alle inkomsten uit die publieke mandaten in volledige transparantie.

Ik ga graag even in op elk van de gewijzigde onderdelen. Er is, ten eerste, de uitbreiding van de mandatenaangifte. Reeds sedert 1 januari 2005 zijn de gewone en bijzondere wetten van 2 mei 1995 en de gewone en bijzondere uitvoeringswetten van 26 juni 2004 van kracht. Die wetten gaan ervan uit dat een goed werkende democratie enkel kan werken mits voldoende transparantie. De uitvoering van die wetten moet aan de burger de mogelijkheid bieden na te gaan waarin een politiek mandataris of een topambtenaar is vertegenwoordigd.

De wetten leggen ook parlementsleden, kabinetschefs, adjunct-kabinetschefs, burgemeesters, schepenen, bestuurders in intercommunales en bepaalde topfuncties van de overheid op om jaarlijks bij het Rekenhof aangifte te doen van hun mandaten en periodiek ook van hun vermogen. Dat alles moet belangenverstrengeling voorkomen.

Het Rekenhof heeft vorig jaar per brief aan de werkgroep Politieke Vernieuwing laten weten dat er elk jaar tussen 7 500 en 8 000 aangifteplichtigen zijn, die hetzij een mandatenlijst hetzij een mandatenlijst en een vermogensaangifte indienen. Dat aantal neemt telkens wel sterk toe in het jaar volgend op de gemeenteraadsverkiezingen door de vernieuwingen van de raden van bestuur en directiecomités in de intercommunales.

Reeds in 2011 lanceerden de N-VA'ers Louis Ide, Huub Broers en Liesbeth Homans een voorstel in de Senaat om naast de kabinetschefs en de adjunct-kabinetschefs ook de inhoudelijke medewerkers van de kabinetten van de regeringen te verplichten om een mandatenlijst in te dienen. Het werd in maart 2013 unaniem goedgekeurd in de Senaat en werd overgezonden naar de Kamer, maar het werd niet in de Kamer behandeld, de termijn was verstreken. Ik heb in 2015 dan zelf het voorstel opnieuw ingediend.

Het politiek belang van inhoudelijke medewerkers is groot. Zij onderhandelen minstens evenveel over wetsontwerpen, koninklijke besluiten, ministeriële besluiten, voorstellen van decreet, besluiten van regionale regeringen en omzendbrieven als verkozen politici. Ik vind het dan ook logisch dat ook die personen transparantie bieden over hun mandaten en vergoedingen.

In de werkgroep Politieke Vernieuwing hebben de politieke partijen van meerderheid en oppositie samen beslist om de wet grondig aan te pakken. De uitbreiding tot de experts en de inhoudelijke medewerkers van kabinetten was dan ook een evidentie voor de leden van de werkgroep.

Wij kregen ook de rekening van onder andere Publifin, Publipart en Samusocial. Ingegeven door de disproportionele vergoedingen bij die organisaties, waarvan bovendien niemand op de hoogte was, brengen wij voortaan ook veel meer transparantie in de vele ondernemingen en organisaties waarin de publieke sector een overheersende rol heeft.

De indieners wensen dat leden van de raad van bestuur, directies en adviesraden van rechtspersonen waarin de overheid een overheersende invloed uitoefent, voortaan ook een mandatenlijst moeten indienen. Daarvoor wordt een dubbel criterium gebruikt. De verplichting geldt namelijk voor wie door een beslissing van de overheid deel uitmaakt van een bestuursorgaan of voor wie zetelt in een bestuursorgaan van een rechtspersoon waarin de overheid of verschillende overheden samen een overheersende invloed hebben. Bijvoorbeeld de NMBS, de Nationale Loterij, de Vlaamse Landmaatschappij en de lokale sociale huisvestingsmaatschappijen, alle vallen zij nu ook onder het toepassingsgebied van de nieuwe wet.

Niet alleen zullen politici en topverantwoordelijken uit de publieke sector een mandatenlijst moeten indienen, ze zullen ook veel meer gegevens moeten opgeven. Heden dient een aangifteplichtige enkel te vermelden of de uitgeoefende functie bezoldigd is of niet. De voorliggende wetswijziging maakt de aangifte veel gedetailleerder. Zowel voor de inkomsten uit publieke ondernemingen en organisaties als voor de inkomsten uit private ondernemingen en organisaties geldt voortaan dat aangifteplichtigen hun publieke vergoedingen met het exacte bedrag van lonen en vergoedingen moeten aangeven aan het Rekenhof op basis van de fiscale fiche die zij van de uitbetalende organisatie ontvangen. Ook moeten zij hun private inkomsten bekendmaken, zij het niet het exacte bedrag, maar wel volgens zes categorieën.

Er komen ook extra sanctiemogelijkheden. Omdat de norm pas succesvol kan zijn als hij afgedwongen kan worden, krijgt het Rekenhof meer bevoegdheden om sanctionerend op te treden tegen politici die een mandaat niet, onvolledig of verkeerd aangeven. De huidige wet bepaalt dat mandatenlijsten moeten worden ingediend tussen 1 januari en 31 maart. Indien men in gebreke blijft, stuurt het Rekenhof een aangetekende herinneringsbrief. Dat gaat gemiddeld over 1 500 aangetekende brieven, behalve in een jaar van gemeenteraadsverkiezingen, waarin het cijfer tot 3 000 stijgt. Uiterlijk op 15 augustus publiceert het Rekenhof dan de lijsten. Vorig jaar gebeurde de publicatie in het Belgisch Staatsblad op 11 augustus 2017.

De website Cumuleo, eigenlijk een vrijwilligersinitiatief dat informatie die in het Belgisch Staatsblad is gepubliceerd, omzet in een publiek raadpleegbare website, vermeldt dat 124 personen nagelaten hebben om hun aangifte 2016 in te dienen. Die personen kunnen vervolgd worden door het parket, theoretisch toch. Hoewel de wetgever hiervoor heeft bepaald dat de aangifteplichtige die geen mandaten- of vermogensaangifte indient, voor elke nalatigheid een geldboete van 600 tot 6 000 euro kan krijgen, blijkt uit een antwoord van minister Geens op een mondelinge vraag van mezelf dat dat zeer zelden gebeurt.

De minister van Justitie antwoordde mij inzake de strafbaarstelling wel dat hij er in algemene termen wel voorstander van was om inbreuken die niet strafwaardig zouden zijn, niet langer penaal te sanctioneren, maar wel via burgerlijke of administratieve weg. Daar ben ik zelf ook al lange tijd voorstander van. De suggestie werd trouwens al vermeld door het Rekenhof in zijn jaarverslag van 2014. De werkgroep Politieke Vernieuwing ging ermee akkoord om naast de gerechtelijke vervolging ook te voorzien in administratieve procedures om een betere en effectievere handhaving mogelijk te maken. Het is helemaal niet de bedoeling dat mensen als een citroen worden uitgeperst, maar wel willen wij ervoor zorgen dat de wet wordt gehandhaafd.

Uiteraard geldt dan ook het recht op verdediging, alsook moeten er beroepsprocedures in acht genomen worden. Zo zal het Rekenhof een waarschuwing kunnen geven en geldboetes uitschrijven. Hardnekkige politici zouden daarna zelfs door de rechter het verbod opgelegd kunnen krijgen om verkozen te worden, een verbod dat voor een periode van vijf jaar kan gelden.

Wij zullen een en ander ook moderniseren. Wij pleiten uiteraard voor administratieve vereenvoudiging. Tegenover de uitbreiding van de scope van de wetgeving en de ratione personae staat de administratieve vereenvoudiging. De mandaten zullen niet langer jaarlijks op papier aan het Rekenhof bezorgd moeten worden, waarna medewerkers van het Rekenhof de gegevens handmatig overtypen op een pc om ze vervolgens bekend te maken. De aangifte zal voortaan elektronisch ingediend kunnen worden. Bij de aangifte wordt ook het only-onceprincipe geheiligd. Slechts eenmaal zal men zijn mandaten moeten bekendmaken bij het Rekenhof, waarna jaarlijks bevestigd moet worden of de gegevens nog correct zijn. Als dat niet het geval is, dan volstaat het om dat via elektronische weg aan te passen. Dat moet ervoor zorgen dat het werk voor zowel de aangifteplichtige als voor het Rekenhof sterk vermindert. Op die manier boeken wij ondanks een uitgebreidere scope toch efficiëntiewinsten.

Een andere nieuwigheid, die zeker voor rechtszekerheid moet zorgen, is de opname in de mandatenaangifte van het ondernemingsnummer van de instelling waar een aangifteplichtige een mandaat uitoefent. Nu is immers het naamgebruik van instanties waarin een mandataris zitting heeft, niet altijd consistent toegepast. Ik geef een voorbeeld. Zelf ben ik voorzitter van cvba De Roeselaarse Woning en dat heb ik zo ook vermeld in mijn mandatenlijst. Mijn Roeselaarse collega van de CD&V-fractie is in dezelfde vennootschap bestuurder, maar zij heeft dat vermeld onder Roeselaarse Woningen vzw. Dat kunt u op de website van Cumuleo nagaan.

Het gaat natuurlijk over dezelfde rechtspersoon waarin mijn collega en ik beiden bestuurder zijn, maar de naam is verschillend aangegeven, ongetwijfeld zonder verkeerde bedoelingen, maar dit kan verwarring doen ontstaan. Daarom werd in de werkgroep Politieke Vernieuwing beslist om in de toekomst ook het ondernemingsnummer toe te voegen.

Voorts streven wij naar meer transparantie ten aanzien van de burger. Wij zullen niet meer al wat bekend is laten publiceren in het Belgisch Staatsblad om dan te wachten tot een vrijwilligersinitiatief zoals Cumuleo voortdoet. Nee, onder het motto "vreemde ogen dwingen", zullen wij voortaan ook aan het Rekenhof vragen om de namen van de aangifteplichtigen en hun mandatenlijsten met de bijhorende vergoedingen duidelijk zichtbaar op de website te plaatsen. Hierop zal ook te zien zijn wie zijn lijsten en aangiften niet of onvolledig heeft ingediend. Daarnaast wordt op de website van de Kamer een link geplaatst naar deze pagina op de website van het Rekenhof, zodat er via de website van de Kamer meer bekendheid en transparantie komt. Deze responsabilisering zorgt er ook voor dat de wettelijk voorziene bekendmaking in het Belgisch Staatsblad wordt aangevuld.

Doen wij extravagante zaken? In de werkgroep Politieke Vernieuwing werden ongetwijfeld veel voorstellen gelanceerd die, naar mijn mening, vaak revolutionair, overtrokken, populistisch of exhibitionistisch waren. Maar wat hier vandaag ter goedkeuring voorligt, is bijzonder evolutionair, rationeel, redelijk en verantwoordelijk en het moet ook de legitimiteit van onze hervormingen vergroten.

In juni 2011 heeft professor Marleen Brans van het Public Management Institute van de Katholieke Universiteit Leuven het rapport Transparency of rewards for high public office bekendgemaakt, een vergelijkende studie over transparantie in de vergoedingen van wetgevende en uitvoerende politici, topambtenaren en rechters in dertien Europese landen. De professor heeft trouwens in mei 2017 aan elke fractie relevante informatie gestuurd over dit thema. Ik zal een aantal passages en cijfers aanhalen om het belang van wat thans voorligt aan te tonen.

Ten eerste, België was een van de landen waar het vinden van de vereiste informatie het moeilijkst was. Net zoals Roemenië scoorden wij hier slechts 3 op een maximum van 7, terwijl Ierland en Zweden de maximale score van 7 behaalden.

Ten tweede, België was ook bij de laagste scores over de mate van actieve transparantie. Actieve transparantie betekent dat informatie over vergoedingen openbaar gemaakt wordt en toegankelijk is voor iedereen.

Ten derde, België kent ook weinig automatische mechanismen die transparantie stimuleren.

De studie van professor Brans toonde aan dat een aantal landen al enkel jaren zeer toonaangevend zijn qua transparantie. Het gaat dan om Zweden, Nederland en Estland, van nabij gevolgd door Hongarije en Noorwegen.

Ik heb gezegd dat wij hier rationele, verantwoordelijke zaken doen. Ik vergelijk het met wat er gebeurt in de ons omringende landen. Zij doen minstens soortgelijke zaken. In Nederland is op de website van de Tweede Kamer al lang informatie over de zogenaamde openbare registers te vinden. Het gaat over een reisregister, een geschenkenregister en een register van nevenfuncties, inclusief de vermelding van eventuele bezoldigingen. De informatie uit die drie registers is per parlementslid ook nog eens terug te vinden op de pagina's van de leden van de Tweede Kamer. Uit mijn contacten met Nederlandse parlementsleden via de IPU en het Benelux-parlement blijkt dat niemand zich verzet tegen deze transparantie en dat men dit zelfs vanzelfsprekend vindt.

De Nederlandse gemeentewet bepaalt ook dat burgemeesters, wethouders en leden van de raad hun nevenfuncties openbaar moeten maken. Er is zelfs een centraal register voor beroepsgegevens en nevenfuncties van rechters. Het is evenwel onduidelijk of er een publicatieplicht geldt voor vergoedingen van vertegenwoordigers van de publieke sector in semioverheidsbedrijven of echte overheidsbedrijven en voor topambtenaren. Daar verschillen wij wel.

Ook in de Franse republiek dienen parlementsleden eigenhandig een déclaration d'intérêts et d'activités op te maken en in te dienen bij de Assemblée nationale. Het was onze gewaardeerde collega André Frédéric die mij daarop gewezen heeft tijdens de werkzaamheden van de werkgroep Politieke Vernieuwing. De meeste categorieën in die verklaring hebben vooral te maken met deontologie en belangenconflicten. Onder punt 10 wordt echter ook gevraagd om een overzicht te geven van de professionele activiteiten, al dan niet tegen vergoeding, die het parlementslid in Frankrijk wil blijven uitoefenen tijdens de duur van zijn mandaat. In Frankrijk is het voor een parlementslid zelfs verboden om een nieuw beroep op te starten tijdens het lopende mandaat. Negen van de tien parlementsleden zouden een mandaat uitoefenen zonder dat zij een andere professionele activiteit hebben, met uitzondering van publieke mandaten. Ik heb het dan natuurlijk over burgemeesters, schepenen, voorzitters van een socialehuisvestingsorganisatie enzovoort.

Uit een artikel in Le Monde van 22 april 2013 bleek dat 240 van de 567 Franse parlementsleden bestuurder van een vennootschap zouden zijn. Het ging dan vooral over openbare vastgoedmaatschappijen, zeg maar socialehuisvestingsmaatschappijen, lokale landbouwcoöperaties en publieke ondernemingen.

In het Verenigd Koninkrijk werden de Members of Parliament sinds de resolutie van het House of Commons van 27 mei 1974 verzocht mee te delen welke inkomstenbronnen zij hadden naast hun parlementaire vergoeding. Tot 1995 moesten zij echter geen bedragen opgeven. Op de website van het House of Commons wordt een pagina voorbehouden voor het Register of Financial Interests. Dit brengt informatie over elk geldelijk belang of materieel voordeel dat een parlementslid kan krijgen en waarvan men redelijkerwijze kan verwachten dat het zijn handelingen, toespraken of stemgedrag zou kunnen beïnvloeden. Deze webpagina toont voor de 21 zittingsperiodes sinds 1997 zeer gedetailleerde informatie.

Na te zijn verkozen moet een parlementslid binnen de maand een eerste aangifte doen en daarna binnen de 28 dagen elke wijziging meedelen. Het register van het House of Commons bepaalt de volgende tien categorieën van financial interests waarover een parlementslid transparant moet zijn. Ten eerste, wedden en lonen, over elke individuele betaling van meer dan 100 pond, en over elke betaling van één enkele bron die meer dan 300 pond per jaar bedraagt. Ten tweede, leningen, giften en andere steun vanaf 1 500 pond voor individuele betalingen of vanaf 500 pond voor meervoudige betalingen. Ten derde, geschenken, voordelen en gastvrijheid, afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk. Ten vierde, bezoeken buiten het Verenigd Koninkrijk. Ten vijfde, geschenken, voordelen en gastvrijheid, afkomstig van buiten het Verenigd Koninkrijk, vanaf 300 pond. Ten zesde, onroerend goed zodra het 100 000 pond bedraagt, alsook het inkomen uit vastgoed zodra dit meer dan 10 000 pond bedraagt. Ten zevende, aandelen, zodra men 15 % van het kapitaal van een vennootschap bezit, of minstens 70 000 pond aan aandelen heeft. Ten achtste, varia. Ten negende, tewerkgestelde familieleden die minstens 700 pond per jaar betaald werden via parlementaire uitgaven. Ten tiende en ten slotte, familieleden die eventueel tewerkgesteld zijn in lobbying.

We hebben nog een omringend land dat voldoende groot is om er ook over te spreken, Duitsland.

In Duitsland voorziet de website van de Bundestag eveneens in informatie over de nevenactiviteiten en inkomsten naast het parlementair mandaat voor elk van de leden. Dat is een uitvoering van het Abgeordnetengesetz. Sedert 1972 zijn er specifieke gedragsregels uitgewerkt voor Bundestagleden. Er zijn transparantieregels en aangifteverplichtingen voor schenkingen, voor geschenken en voor activiteiten naast het parlementair mandaat. De inkomsten uit de activiteiten naast het mandaat moeten worden aangegeven zodra ze minstens 1 000 euro per maand of 10 000 euro per jaar bedragen, weliswaar door te vermelden in welke van de zeven schijven de bruto jaarinkomsten zich bevinden. Informatie wordt op de website van de Bundestag gevonden bij de biografieën van de Bundestagleden.

Ook in het Europees Parlement – daarnaar hebben wij meermaals verwezen tijdens de werkzaamheden van de werkgroep Politieke vernieuwing – is er via artikel 4, tweede lid van de deontologische code een verplichting om beroepsactiviteiten en inkomsten daaruit te laten kennen. De opgave van de inkomsten moet gebeuren in vijf inkomstenschijven: onbezoldigd, minder dan 1 000 euro per maand, tussen 1 000 en 5 000 euro per maand, tussen 5 000 en 10 000 euro per maand, meer dan 10 000 euro per maand.

De opgave van de financiële belangen in het Europees Parlement bevat ook nauwkeurig op te geven informatie over de beroepswerkzaamheden die een Europees Parlementslid had gedurende de drie jaar vóór zijn ambtsaanvaarding in het Parlement, alsook over zijn deelname aan comités en raden van bestuur gedurende dezelfde periode in een onderneming, een ngo, een vereniging of een andere organisatie die aan het rechtsverkeer deelneemt. Het betreft ook informatie over bezoldigingen die het Europees Parlementslid had voor de uitoefening van een mandaat in een ander parlement, elke vaste bezoldigde activiteit die hij naast zijn mandaat uitoefent in loondienst dan wel als zelfstandige, deelnames in de raden van bestuur en comités en alle externe activiteiten tegen vergoeding met inbegrip van publicaties, lezingen en advisering wanneer de vergoeding in totaal meer dan 50 000 euro per kalenderjaar bedraagt.

De maatregelen die met de voorliggende wetsvoorstellen, de twee wetsvoorstellen en het voorstel van bijzondere wet, uitvoering zullen krijgen, gaan dus in de richting van de ons omringende landen en het Europees Parlement.

Ik heb veel uitleg gegeven over de andere parlementen, maar dit is echt om aan te tonen dat wij op een aantal punten nog altijd verder gaan of minder ver gaan dan in andere landen. Het is vooral de bedoeling om transparanter te zijn dan in het verleden.

Met de vernieuwingen die deze wetsvoorstellen brengen, gaat België verder in actieve transparantie. Wij brengen meer informatie dan vroeger. Wij zorgen er zelf voor dat de informatie gemakkelijker zichtbaar is voor anderen. Wij maken de betrokken personen beter controleerbaar door hun oversten, ondergeschikten en collega's. Wij responsabiliseren de organisaties die publieke mandatarissen afgevaardigd krijgen in hun raden van bestuur — de federale, gewestelijke en andere overheden — door hen zelf informatie te laten brengen. En wij zorgen voor een bestraffende stok achter de deur, zodat de transparantie geen loos begrip wordt.

Mijn fractie en ikzelf zijn alvast zeer tevreden met het resultaat. Ik dank alle collega's die in de toenmalige werkgroep Politieke Vernieuwing voor een consensus hebben gezorgd, en ook alle leden van de commissie voor de Herziening van de Grondwet, voor de unanieme goedkeuring van de betreffende wetsvoorstellen begin februari 2018.


André Frédéric PS | SP

Monsieur le président, j'ai une bonne et une mauvaise nouvelle. La mauvaise nouvelle, c'est que je ne vais pas être aussi brillant que M. Vermeulen. La bonne nouvelle, c'est que je vais être plus court. Je ne vais pas retourner dans l'histoire de la transparence du pays. Je vais simplement me focaliser – si vous le permettez – sur ce qui nous a occupés pendant quelques mois.

Je voudrais commencer en remerciant M. Vermeulen. Écoutez bien, parce qu'il n'est pas fréquent que je remercie un collègue de la N-VA. Tout arrive. Profitez de cet instant! Il est important de souligner que pendant ces près de six mois de travail, cela n'a pas toujours été simple. Je pense que le président de la commission, M. Vermeulen, a fait fi de ses engagements personnels pour tendre – et il y est parvenu – vers une forme de consensus sur certaines de nos préoccupations. Je voulais dès lors, monsieur le président, le remercier pour le travail effectué.

Je remercie également l'ensemble des collègues. Je salue aussi, parce que c'est peut-être la première fois que nous le voyons de façon aussi importante, le travail réalisé par les services. Il a fallu concrétiser nos idées dans des textes, qui ont pour la plupart été rédigés par les services de la Chambre. Je les remercie.

Monsieur le président, cela dit, il a quand même fallu huit mois entre la formulation de nos 66 recommandations et la mise à l'ordre du jour aujourd'hui des premiers textes votés en commission de la Révision de la Constitution.

J'ai insisté, pas plus tard qu'hier, sur le fait que parmi ces 66 recommandations, pas moins de 17 relèvent de la compétence du comité du gouvernance et du Bureau de la Chambre.

Dès lors, le président en a convenu hier, nous allons nous atteler à les concrétiser rapidement parce que je n'imagine pas deux minutes que les résultats auxquels nous avons abouti ne trouvent pas leur consécration avant la fin de la législature!

Il s'avère indispensable de renforcer les mesures visant à améliorer la transparence de la vie politique et c'est le sens des propositions. Nous assumons donc pleinement, chers collègues, notre rôle de premier plan en matière de concertation également avec les entités fédérées.

Au niveau de notre assemblée, sommes-nous complètement satisfaits dans mon groupe politique? Pas vraiment, puisque nous aurions aimé aller plus loin dans un certain nombre de dispositifs, notamment en matière de lobbying. Nous aurions souhaité étendre ce contrôle des lobbies au plan des cabinets ministériels ou aller plus loin aussi sur le code de déontologie. Je rappelle, cher collègue Vermeulen, monsieur le président, que ce code de déontologie se trouve depuis maintenant plusieurs mois sur la table de la commission de la Révision de la Constitution. Je ne sais pas pour quelles raisons on n'aboutit pas à l'approbation de ce code de déontologie, et j'aimerais qu'on y revienne.

Au début des travaux, il était difficile, pour certains membres de la majorité, de faire preuve d'ouverture. Je ne sais pas ce qu'il s'est passé, mais au fil du temps, je pense que nos contacts, notre positionnement constructif, ont pu faire qu'à un moment donné, des synthèses ont pu être dégagées.

La sagesse née du débat a permis de faire bouger les lignes. Parce qu'il est vrai qu'au départ, quand nous parlions par exemple du contrôle de la sanction financière pour l'absence en commission, on disait: "Il n'y a pas besoin de ça, cela ne sert à rien." Et d'autres sujets faisaient peur, comme par exemple la déclaration des mandats privés. Aujourd'hui, dans les textes, on retrouve quand même cette obligation de déclarer nos mandats privés, ou les revenus d'une activité professionnelle.

Il y a donc des avancées. Je pense en particulier aux 150 % all-in vis-à-vis des fonctions spéciales, au fait de lier le salaire parlementaire au travail en commission, à la création du registre et du code des lobbies, à la diminution du salaire du président de la Chambre, appliquée par le Bureau sur proposition du comité de gouvernance il y a déjà plusieurs semaines, aux mesures réglementaires, éthiques et techniques pour ouvrir notre institution au plus grand nombre afin d'améliorer notre image.

La réforme qui nous est soumise est d'une première importance dans ce cadre et marque une véritable rupture censée permettre une transparence effective et accessible. J'avais d'ailleurs déposé des textes en ce sens il y a plusieurs mois, qui visaient la création d'un Cumuleo public. Il s'agit de permettre à tous les citoyens de prendre connaissance des mandats publics et privés, ainsi que des activités professionnelles des mandataires publics, sur le modèle européen. La déclaration de mandat doit permettre à tout un chacun d'examiner en toute transparence l'étendue des mandats privés et publics et des activités professionnelles exercés par les personnes concernées légalement. Cela pour faciliter le constat d'éventuelles confusions d'intérêts.

C'était déjà plus ou moins possible par le biais du privé. Il est important de poser un acte pour que ce contrôle et cette publication soient effectués par un organisme public, en l'occurrence, la Cour des comptes. On donne à cette dernière un mandat supplémentaire. Son premier président a insisté sur la difficulté que représente le fait d'assumer ces nouvelles missions. Il a été convenu, monsieur le président, que nous travaillerions avec la Cour des comptes pour mesurer la charge financière supplémentaire et la combler au niveau du parlement. Cela se fera par le biais de la commission de la Comptabilité. Il faut désormais mettre en œuvre cette concertation. Il ne faut pas que dans six mois l'on puisse dire qu'un texte pour la transparence a été voté sans donner les moyens de la réaliser parce que la Cour des comptes ne peut pas l'assumer.

J'aimerais aussi qu'à l'instar de ce qui se pratique à l'Assemblée nationale, nous modifiions, dès que ce mécanisme sera en activité, le site internet de la Chambre pour le mettre en lien direct avec les publications de la Cour des comptes, de façon à ce que celui qui visite notre site puisse accéder directement à la déclaration d'une personne en cliquant sur son nom.

Monsieur le président, monsieur Vermeulen, chers collègues, nous pouvons nous réjouir de mettre en oeuvre les 60 autres recommandations restantes. Nous sommes à peu près à un an de la fin de la législature. Nous devons nous mettre au travail. Nous allons y veiller.


Gautier Calomne MR

Monsieur le président, chers collègues, voici plus d'un an éclatait le scandale des rémunérations au sein de l'intercommunale Publifin. Ce dossier aura été suivi, malheureusement, par la révélation de trop nombreuses polémiques liées à la gouvernance. Ces affaires à répétition ont surpris, indigné et même attristé certains de nos concitoyens. Nous avons notamment tous en mémoire la triste saga du Samusocial, en Région bruxelloise, celle du Siamu et, plus récemment encore, celle du Gial, lesquelles auront nourri vive colère et réprobation légitime de la part de l'ensemble des citoyens de notre pays. On les comprend. En effet, lequel d'entre nous n'a pas été révolté ou scandalisé par de telles pratiques?

Si ces dernières ont porté un coup dur à la confiance accordée à notre système démocratique, elles ont aussi sali, terni, écorné l'image que renvoie désormais l'action politique aux yeux d'un certain nombre de nos concitoyens. Hélas, les amalgames et les généralisations sont devenus monnaie courante pour la très grande majorité des élus, qui n'ont pourtant strictement rien à se reprocher. Sur le terrain, nous mesurons et ressentons, tous et toutes ici, la lassitude qui s'affiche souvent sur le visage de certains qui voudraient croire que les choses vont changer, sans plus y croire tout à fait.

Ce constat, nous l'avons tous fait. Nos voisins, nos amis, nos connaissances, les citoyens que nous rencontrons jour après jour sont fatigués de voir les mêmes débats revenir continuellement à la une de l'actualité, à mille lieues pourtant du cœur de leurs préoccupations.

Comment convaincre, comment rassurer celles et ceux qui, hélas, vivent des situations difficiles, voire dramatiques dans notre pays, lorsqu'en même temps, on apprend que des contrats de consultants sont rétribués pendant des années à des seuils journaliers vertigineux et que même des casernes de pompiers souffrent de la mauvaise gouvernance.

Face à cette situation, une réforme profonde de la gouvernance, un renouveau politique sont devenus impératifs pour retrouver la confiance de l'ensemble de la population. Le message est clair. Il a été entendu. Dès lors, nous nous sommes, tous ici, attelés à la tâche. Au sein du groupe de travail "renouveau politique", chacun a exposé sa vision selon sa sensibilité et des réflexions, d'ailleurs souvent animées et dans bien des cas, soulignons-le, rassembleuses, furent émises.

Après plusieurs mois de travail, nous nous sommes retrouvés sur l'essentiel: un rapport substantiel, fort de plus de 60 recommandations concrètes, qui dépassent bien souvent des distinctions majorité/opposition – gauche/droite, bref qui transcendent les clivages partisans.

Nous le savons, de grands principes irriguent la démocratie, la font vivre, la rendent vigoureuse et, à défaut, leur absence la fait périr à petit feu et délite, finalement, le lien qui doit exister entre les citoyens d'une part, et leurs représentants, d'autre part.

Au premier rang de ces principes figurent, bien entendu, la transparence et l'exigence de clarté. C'est précisément la nécessité de renforcer cette dimension qui fonde les trois propositions qui sont, aujourd'hui, soumises à notre vote. Une amélioration de la transparence des mandats publics s'avérait nécessaire, même indispensable et ce, depuis longtemps.

Je ne peux que rappeler les deux propositions de loi qui ont été déposées par mon groupe en mars de l'année dernière au sein de cette assemblée, lesquelles visaient précisément à élargir le principe de publicité à l'ensemble des mandats publics ainsi qu'à toutes les rémunérations et indemnités y afférentes. Cette exigence de transparence publique d'ailleurs n'est pas du seul ressort fédéral. Il importe de développer ces principes de bonne gouvernance à tous les échelons et à tous les niveaux de pouvoir.

Les communes, notamment eu égard à leurs liens inhérents de proximité avec le citoyen ont certainement aussi une responsabilité dans cette démarche collective et, à l'instar de nombreuses autres communes du pays, le conseil communal d'Ixelles a, par exemple, adopté en mars 2017, à l'unanimité des formations politiques qui le composent une motion visant à développer mais aussi à concrétiser un cadastre public des représentants communaux au sein de toutes les structures publiques, parapubliques mais aussi de leurs structures dérivées.

Si certains mandats sont déclarés et donc rendus publics, force est de reconnaître que bon nombre d'entre eux échappent encore aujourd'hui à l'obligation de dépôt d'une liste de mandats auprès de la Cour des comptes. La présente proposition vise, dès lors, à étendre le nombre de personnes soumises à cette obligation. Par exemple, les membres de conseils d'administration et de direction ou encore de conseils consultatifs de personne morale publique y seront désormais contraints.

L'objectif est clairement d'éviter les conflits d'intérêts, mais aussi les cas de rémunérations discutables et peu raisonnables par rapport à la quantité et la qualité du travail fourni. Il en va des deniers publics, donc de l'argent des citoyens. Le degré de transparence doit, en l'occurrence, être maximal.

De même, cette obligation est étendue aux membres de cabinets ministériels dits "de fond", et "non-logistiques", qui ne devront néanmoins pas déclarer leur patrimoine - non seulement dans un souci d'équilibre, mais aussi de respect de la vie privée.

Par ailleurs, je souhaite mentionner un autre aspect de redevabilité: l'obligation de renseigner les montants de rémunération pour chacun de ses mandats publics. En effet, reconnaissons qu'actuellement, si les informations quant aux rémunérations existent en général, elles restent malgré tout fort éparpillées.

Comme cela a été indiqué, il faut saluer une autre avancée. Les rémunérations privées perçues en tant que personne physique soumise à la législation relative à la déclaration de mandat seront également rendues publiques au moyen d'un système de fourchette, analogue à celui déjà en vigueur pour les eurodéputés.

De son côté, la Cour des comptes sera appelée à jouer un rôle central en termes de transparence des mandats. Demain, le contrôle sera renforcé, modernisé et facilité grâce à une procédure électronique de dépôt. Cette mesure favorisera un traitement plus aisé de l'information par la Cour des comptes, mais permettra aussi de garantir la transparence et le contrôle par les citoyens via la publication généralisée de ces informations.

Il faut avoir la franchise de reconnaître que, si celles-ci sont publiques, elles ne sont pas forcément aisément accessibles et lisibles par le grand public. Ainsi, à l'instar de ce qui a été développé depuis de nombreuses années notamment par des initiatives citoyennes, l'institution publique qu'est la Cour des comptes les publiera sur son propre site. Cela favorisera une parfaite visibilité, lisibilité et transparence de toutes les informations, mais aussi une publicité claire et exacte des traitements des mandataires et, partant, de leur contrôle.

C'est une véritable révolution quand on pense aux publications actuelles sur le site du Moniteur belge au moyen d'un simple document de type PDF.

Enfin, nous avons souhaité renforcer le corset des contrôles, éviter les abus et renforcer les outils mis à disposition de la Cour des comptes, avec la mise en place d'une procédure administrative de sanction. Nous avons néanmoins souhaité préserver un droit à l'erreur avec l'instauration d'un avertissement.

En conclusion, chers collègues, il s'agit de propositions importantes qui permettront d'accroître sensiblement la transparence, tant sur les mandats publics que sur leur rémunération, tout en garantissant un accès aisé à l'information pour l'ensemble des citoyens de notre pays.

S'agissant de mandats rémunérés par l'argent public, je l'ai dit, provenant donc de la contribution de tous les citoyens, nous devons faire preuve d'une transparence totale. Nous en sommes redevables vis-à-vis de l'ensemble de la population.

Chers collègues, les dispositions proposées aujourd'hui sont essentielles pour améliorer et moderniser la gouvernance, pour renforcer la démocratie et pour préserver ou retrouver la confiance et le lien avec le citoyen. À n'en pas douter, cette année électorale et celle qui suivra seront certainement l'occasion d'essayer de retisser les liens distendus sur une base nouvelle, d'expliquer et de faire œuvre de pédagogie citoyenne sur toutes ces mesures concrètes et positives pour notre démocratie.

Mesdames et messieurs, chers collègues, je vous remercie pour votre attention.


Vincent Van Peteghem CD&V

Mijnheer de voorzitter, collega's, er liggen vandaag drie wetsvoorstellen over onze politieke vernieuwing ter tafel. Zij vormen de eerste wetgevende stap naar aanleiding van de 66 conclusies die wij in onze werkgroep Politieke Vernieuwing hebben getrokken.

Wij nemen daarmee een rist maatregelen om de Kamer opnieuw weerbaarder en transparanter te maken, wat noodzakelijk was naar aanleiding van alle schandalen in de politieke wereld. Wij denken aan Publifin, Samusocial, Publipart en ook Telenet hoort daarbij.

Het vertrouwen in de politiek heeft daardoor een ernstige knauw gekregen. Het is, ook voor onze fractie, belangrijk dat wij het vertrouwen trachten te herstellen.

De eerste wetsvoorstellen zorgen opnieuw voor meer transparantie. Wij zullen te weten komen wie welke verantwoordelijkheden neemt. Wij zullen ook te weten komen tegen welke vergoeding dat zal gebeuren.

Dat zijn dan ook meteen de belangrijkste uitbreidingen die wij aan de wetgeving inzake de mandatenaangifte doen. Het gaat hier immers niet alleen om politici in parlementen, deelparlementen en lokale besturen. Ook voor de parapolitici, de overheidsbestuurders van instellingen waarin de overheid het voor het zeggen heeft, en de inhoudelijke kabinetsmedewerkers komt er een aangifteplicht van hun mandaten.

Voorts krijgen wij transparantie over de vergoedingen tot op de euro nauwkeurig voor alle publieke functies en natuurlijk ook in grootteorde voor de privévergoedingen. Daarvoor zullen wij de vorken gebruiken die ook in het Europees Parlement worden toegepast.

Behalve die twee belangrijke uitbreidingen zorgen wij ook voor een aantal aanvullingen.

Ten eerste, met de mandatenaangifte gaan wij eindelijk de 21ᵉ eeuw binnen. Het is immers gedaan met de indiening van papieren formulieren met mandatenlijsten. Wij zullen dat voortaan elektronisch kunnen doen.

Collega Nathalie Muylle is daarvan al heel lang pleitbezorger. Zij heeft daarover in het verleden ook verschillende wetsvoorstellen ingediend.

Het is belangrijk dat het er nu komt. Het zorgt ervoor dat burgers niet langer het Belgisch Staatsblad moeten uitpluizen of een beroep moeten doen op mensen die dat vrijwillig doen, zoals de website Cumuleo. Alles zal nu beschikbaar zijn op de website van het Rekenhof.

Het is ook goed dat we eindelijk vastleggen welke administratieve sancties er volgen voor wie de wet niet naleeft. In het verleden bestonden er geen sancties, wat maakte dat sommigen hun mandaten niet aangaven. Vanaf vandaag krijgt het Rekenhof de mogelijkheid om daarvoor administratieve sancties op te leggen.

Dames en heren, beste vrienden, omdat de teksten meer transparantie brengen en het vertrouwen herstellen, zal onze fractie ze steunen. Wij willen ook de voorzitter van de werkgroep, de heer Brecht Vermeulen, evenals alle andere collega's van de werkgroep zeker en vast nog eens bedanken voor het geleverde werk.

Het werk is echter niet af! Als we zien wat er vandaag gebeurt, welke onthullingen er zijn in de stad Brussel, kan ik alleen maar een warme oproep doen aan de voorzitter van onze werkgroep om verder te doen, om de vijftig overblijvende wetsvoorstellen met de wijzigingen van het Kamerreglement conform de beslissingen van het Bureau zo snel mogelijk en liefst nog dit voorjaar in een zelfde constructieve sfeer af te ronden.


Monica De Coninck Vooruit

Ik zal iets zakelijker zijn en minder exhibitionistisch dan de heer Vermeulen, die overigens als voorzitter van de commissie zijn werk goed heeft gedaan. Ik zal ook minder roepen dat de maatregelen revolutionair zijn. Voor alle duidelijkheid, ik ben tevreden met de 66 voorstellen. Er zijn nog wel wat opmerkingen te maken, maar alle leden hebben geprobeerd om positief met elkaar samen te werken en voorstellen te formuleren. Er werden er nu drie uitgewerkt en nu ter bespreking gelegd. We hebben afgesproken dat iedereen minstens een van de voostellen, maar niet allemaal zal ondertekenen, ook al gaat het om een collectief werk.

Het gaat inderdaad om een collectief werk. Dat is nodig, willen wij een correcte politieke cultuur. Dat wil zeggen dat er vertrouwen is tussen de verkozenen en de kiezers.

Eerlijk gezegd betreur ik dat we ter zake regelingen moeten uitwerken. Het gaat uiteindelijk om integriteit en integriteit, zo zegt men mij steeds, heeft men of heeft men niet. Als daartoe regels, normen en wetten moeten worden opgelegd, dan is er fundamenteel iets mis. Naast de juridische en wettelijke initiatieven rond mandaten en vermogens, die transparantie moeten bieden door de lijst ervan te publiceren op de websites van het Rekenhof en de Kamer, zijn er blijkbaar ook sancties nodig. Wij zijn voorts bijzonder tevreden dat ook de private vergoedingen publiek moeten gemaakt worden. Die transparantie is belangrijk opdat er geen voedingsbodem is voor schandalen, semischandalen en soms ook schijnschandalen.

Wij hebben er geen probleem mee dat politici goed betaald worden voor soms zeer belangrijke mandaten. Wel zijn wij vragende partij om na te gaan welke inspanningen worden geleverd en of die in verhouding staan tot de vergoeding. Wij vinden dat belangrijk omdat de mandaten betaald worden met belastinggeld en wij moeten dat kunnen verantwoorden.

Kortom, wij gaan akkoord met de inhoud, net zoals met de vooropgestelde timing. Mijn collega van de PS zei het reeds duidelijk, het Rekenhof moet zich kunnen voorbereiden om een en ander goed te kunnen organiseren. Het heeft niet alleen tijd nodig, het heeft ook middelen nodig. Dat heeft zijn vertegenwoordiger ook uitdrukkelijk gevraagd tijdens de hoorzitting. Wij moeten dus zeker de suggestie van collega André Frédéric meenemen om het Rekenhof voldoende middelen aan te reiken.

Onzes inziens hadden er nog veel meer maatregelen kunnen zijn genomen, onder andere in verband met het lobbyen en in verband met de aangifte van mandaten door kabinetsmedewerkers. Maar er is een compromis.

De sp.a zal dus de drie wetsvoorstellen goedkeuren.


Kristof Calvo Groen

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal iets korter zijn dan collega Vermeulen, een tikkeltje minder enthousiast en een tikkeltje zakelijker ook, maar toch nog iets enthousiaster dan collega De Coninck, omdat ik toch blij ben met wat hier voorligt.

Ik heb daarnet nog een krantenkop gelezen over onze werkgroep Politieke Vernieuwing: "De berg heeft een muis gebaard." Ik ben het daar niet mee eens. Ik ben altijd genuanceerd geweest over de uitkomsten van de werkgroep. Voor ons mochten er zeker een aantal extra zaken bij. Sommige conclusies mochten een stuk scherper zijn, maar er zijn toch ook substantiële stappen gezet. Dit is het eerste product van de werkgroep en wellicht het meest substantiële en relevante.

Collega's, laten we wat hier voorligt niet onderschatten. Revolutionair is het niet, maar het is wel een belangrijke doorbraak op het vlak van transparantie, mandaten en vergoedingen. Collega's zeiden dat integriteit belangrijk is. Dat klopt. Men kan die echter niet volledig vastleggen in wetten, decreten en besluiten, maar minstens even belangrijk als de persoonlijke integriteit is het aspect transparantie, waardoor zaken bespreekbaar gemaakt worden. Zaken die misschien wettelijk nog wel kunnen, worden dan het voorwerp van debat, waardoor ze misschien op termijn uit onze politieke cultuur en ons politiek landschap kunnen verdwijnen.

Wat hier voorligt, is belangrijk en relevant. Het is een grote stap voorwaarts omdat het, zoals collega's al hebben gezegd, een verruiming inhoudt van het aantal personen en functies die transparant moeten zijn over hun mandaten. Dat is belangrijk. Niet alleen politici op het publieke forum hebben een impact en nemen belangrijke beslissingen, er zijn ook andere belangrijke politieke actoren die een impact hebben, die zaken beslissen en die dus onderworpen moeten worden aan een aantal bepalingen. De verruiming van de scope is dus belangrijk. Dat is een eerste punt.

Ik kom tot een tweede punt. Sommige collega's hebben het voorgesteld als een digitale revolutie. Mij lijkt het eerder dat we doen wat wij gisteren al hadden moeten doen, met name het digitaal beschikbaar stellen van mandaten en vergoedingen. Het is vreemd dat tot vandaag een vrijwilligersinitiatief dat voor ons moet doen. Men moet scrollen in de gigantische pdf van het Belgisch Staatsblad om daarover meer te ontdekken. Het ter beschikking stellen van die informatie is dus heel belangrijk. Het Rekenhof, en indirect het Parlement, is daarvoor de beste plaats. Dit is een tweede, belangrijke doorbraak.

Ten derde en het meest substantiële, het transparant worden van en zijn over private mandaten en vergoedingen. Onze fractie heeft daarvoor hard aan de kar getrokken. Vandaag lijkt iedereen enthousiast. Zonder een steen te willen werpen, moet ik wel zeggen dat dit enthousiasme er niet altijd was. Het heeft lang geduurd voor dit uit de bus is gekomen. Het is zelfs exact een jaar geleden dat onze fractie die lijst van voorstellen heeft ingediend in de schoot van de werkgroep. Vandaag zetten wij die stap.

Wij laten ons inspireren door het Europese systeem. Dit lijkt mij belangrijk. Een aantal schandalen zijn bij naam genoemd. Weet, collega's, dat met hetgeen nu voorligt die schandalen zich in principe niet meer kunnen voordoen. Met dit systeem hadden we geweten wat er gebeurde in Samusocial en wat onze Kamervoorzitter na zijn uren nog bijklust en uitspookt. Ik meen dat dit een belangrijke doorbraak is. Het is ook een antwoord op de aanleiding voor onze werkzaamheden.

Daarmee is het werk uiteraard niet af. Ik kijk naar onze voorzitter, die veruit de meest sympathieke N-VA'er is. Het is gevaarlijk voor u dat ik dit zeg. Ik excuseer mij ervoor. Ik mag niet te duidelijk zijn over het feit dat wij goed overeenkomen. Ik meen het echter. Alle gekheid op een stokje, u hebt dit op correcte manier proberen te doen. Het was geen evidente opdracht. Ik wil u wel aanmoedigen om de rest van de werkzaamheden te helpen bespoedigen. Er zijn immers nog heel veel besluiten die moeten worden genomen. Wij mogen daar volgens mij niet mee talmen.

Nog een woordje over de werkzaamheden. Er is heel veel kritiek en scepsis geweest over het feit dat de werkgroep Politieke Vernieuwing met open deuren heeft vergaderd. Dit werd door heel veel collega's afgedaan als een totale absurditeit. Ik zie collega Van Rompuy knikken. Ik weet dat hij een van de critici was.

Collega Van Rompuy, mocht de werkgroep Politieke Vernieuwing met gesloten deuren hebben vergaderd, ben ik ervan overtuigd dat het Europese systeem er nooit was gekomen. Het is maar door de wil van een aantal politieke fracties en door de externe druk dat dit uiteindelijk is gelukt. Het is een van de laatste besluiten die is toegevoegd aan het menu van besluiten.

Ik wou dit toch even gezegd hebben over de werkzaamheden. Ik meen ook dat wij de werkzaamheden stilaan mogen afronden. Zelfs na de goedkeuring van alle aanbevelingen is het werk niet af. Er moet volgens mij nog heel wat worden gedaan om ons politiek systeem te moderniseren en de burger meer te betrekken.

Ik steek niet onder stoelen of banken dat ik dit best een belangrijke dag vind. Ik wil uiteraard de collega's bedanken die hieraan hebben meegewerkt.


Catherine Fonck LE

Monsieur le président, c'est mon collègue Francis Delpérée qui a participé aux travaux en commission, ce dont je le remercie.

Monsieur le président, je souhaiterais dire en quelques mots que les choses ont quand même pataugé au niveau du groupe de travail sur le renouveau politique. Il a fallu un peu masser, un peu arrondir les angles. Il a fallu mettre, de temps en temps, un peu de pression. On a fini par aboutir à une série de décisions qui devaient, ensuite, être mises en musique et transformées en propositions de loi.

Je ne reviendrai pas sur le contenu. Les uns et les autres se sont déjà exprimés. L'objectif n'est pas de refaire le débat qui a eu lieu précédemment. Cependant, trois propositions de loi sont examinées, aujourd'hui, ce dont je me félicite. Mais, dans le fond, ces propositions de loi ne constituent que quelques petits éléments, si on veut avoir un ensemble cohérent, mais également finalisé bien avant la fin de cette législature. Nous devons dès lors un peu accélérer le tempo.

Je voudrais que l'on puisse maintenant continuer à avancer sur les textes qui restent pour qu'ils puissent rapidement être discutés en séance plénière. Il serait dommage qu'au moment des campagnes électorales, des éventuelles musculations d'un côté ou de l'autre, certains textes passent in fine à la trappe pour de mauvaises raisons. J'aimerais vraiment que l'on puisse avancer en la matière.

Enfin, je terminerai mon intervention en disant que, si l'on peut élaborer toutes les lois du monde, il s'agit, à un moment donné, en politique comme ailleurs, d'un comportement personnel. Ce n'est que si ce dernier est irréprochable que le politique pourra retrouver la confiance des citoyens et rendre sa crédibilité aux mandats politiques. Il s'agit ici d'un message personnel qui peut s'adresser à chacun, y compris à moi.


Jean-Marc Nollet Ecolo

Monsieur le président, je serai très bref parce que mon collègue Calvo a parlé d'or et je ne vais pas revenir sur ce qu'il a dit.

Je voudrais intervenir sur un point qui est, selon moi, l'élément central en termes d'avancées qu'on peut retrouver dans ce texte. Les rémunérations publiques pouvaient être connues, même s'il était très compliqué d'aller les chercher. Ce n'était pas le cas pour les rémunérations privées. La vraie avancée de ce texte aujourd'hui, c'est de rendre transparentes pour les élus, pour ceux qui ont un mandat public, les rémunérations complémentaires qu'ils ont en venant du privé. C'est l'avantage du système européen pour lequel nous avons longuement plaidé en commission. Comme le collègue, André Frédéric, l'a rappelé, il y a eu opposition face à cette suggestion. Mais, à un moment donné, les choses ont évolué positivement.


André Frédéric PS | SP

La lumière!


Jean-Marc Nollet Ecolo

La lumière, le Saint-Esprit, etc. Je ne vais pas dans ce sens. Je constate simplement qu'il y a eu une évolution, que je ne peux que la souligner positivement et je remercie l'ensemble des collègues qui ont pu faire ce pas.

Si nous soutenons et votons ce texte aujourd'hui, c'est parce qu'il y a cette avancée.

Un accord est un accord. C'est forcément un compromis. Nous avions formulé d'autres propositions pour aller plus loin en la matière. Je ne voterai que les amendements qui sont purement techniques pour la raison qu'un accord est un accord, même si nous souhaitions aller plus loin sur une série de dimensions.

J'ai néanmoins déposé un amendement. Je regarde le président à cet effet. Cet amendement est fidèle au rapport de la commission et permet de gagner deux mois par rapport à cet élément de transparence, de telle sorte qu'on ne soit pas deux années après en train de publier les revenus liés à l'année T moins deux mois. Notre proposition est de profiter du fait que l'ensemble des fiches fiscales sont amenées le 30 juin et, à ce moment-là, de caler là-dessus la date de dépôt, de manière à gagner deux mois au total.

Je voudrais que cet amendement soit vu comme technique et fidèle au rapport qui dit "au plus vite". Les amendements d'ordre politique, nous ne les soutiendrons pas. Voilà pourquoi je demande d'avoir ce regard technique sur notre amendement.

Enfin, je remercie les services pour leur travail, un peu différent de celui des autres commissions. N'est-ce pas, monsieur le greffier? Ce fut un réel travail d'apport, d'aide et d'expertise, y compris du service de documentation que nous avons régulièrement sollicité.

M. Deltour et son collègue ont aussi été très actifs et nous ont aidés à trouver les bons compromis aux bons moments. Le président nous a aidés sur la méthode, y compris lors de discussions techniques dans son bureau. Et je m'en voudrais de ne pas souligner l'immense apport de l'expérience du collègue M. Frédéric dans ce genre de travaux. Je vous remercie.


Olivier Maingain MR

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, mon groupe se joint évidemment aux auteurs des propositions de loi pour souligner l'intérêt de ces premières avancées, en application des 66 recommandations approuvées par le groupe "renouveau politique". Il est vrai que nous avons parfois exprimé des différences au sein de ce groupe sur certains aspects, soit techniques, soit plus politiques. Ce n'est certainement pas sur ces propositions-ci que nous connaîtrons le plus de divergences. Que du contraire! Nous en reparlerons peut-être lorsque nous aurons d'autres propositions de loi à examiner dans les prochaines semaines.

Incontestablement, nous étions dès le départ de nos travaux très favorables à renforcer les compétences de la Cour des comptes pour exiger une plus grande transparence pour les déclarations de mandats, de patrimoine et maintenant de revenus. Comme l'a dit M. Nollet, c'est incontestablement l'avancée majeure de cette proposition de loi. Ce sont des pratiques qui sont déjà en vigueur dans d'autres pays ou au Parlement européen. Ce qui a été mis en œuvre au Parlement européen s'est imposé à tous parce qu'il était difficile à certains groupes de combattre ici ce qu'ils ont accepté au Parlement européen. C'était le précédent utile et efficace pour convaincre quelques représentants plus récalcitrants.

La Cour des comptes se voit maintenant dotée de pouvoirs non négligeables. Nous en reparlerons au moment de la mise en œuvre, mais j'ai quelques interrogations sur la manière dont la Cour des comptes pourra exercer ces compétences nouvelles. Elle-même dit très clairement dans son avis qu'il lui faudra un renfort en personnel et en moyens logistiques. Il faudra que, très rapidement, notre assemblée – puisque c'est nous qui votons la dotation à la Cour des comptes – précise l'augmentation des moyens. J'ose espérer que la commission spéciale de notre assemblée, chargée notamment d'examiner les comptes et les budgets par dotation, pourra formuler très rapidement des propositions pour permettre à la Cour d'assumer ses nouvelles missions.

J'émets une seconde réserve. En effet, tôt ou tard, nous devrons compléter le dispositif légal. Alors que la Cour des comptes était, elle-même, réticente à l'idée de devoir imposer des sanctions administratives en cas de manquement aux nouvelles obligations qui pèsent sur les différents mandataires visés par les propositions de loi, l'idée selon laquelle imposer des sanctions administratives relevait de la compétence de la Cour des comptes a été maintenue.

On sait qu'il pourrait y avoir une controverse sur cet aspect a fortiori parce que la loi ne détermine pas le "tarif" des sanctions administratives sauf pour dire qu'en cas de récidive, le montant de la sanction administrative est triplé. Mais les montants ne sont pas précisés dans la loi. Je crains qu'il y ait à cet endroit un débat en termes juridiques.

Je rappelle qu'en droit français, les sanctions financières sont très lourdes sur le plan administratif puisque, dans leur système de déclaration de patrimoine et de revenus, les sanctions peuvent s'élever jusqu'à 45 000 euros d'amendes assorties d'une sanction pénale de trois ans d'emprisonnement avec privation éventuelle de droits civils et politiques. Ce sera un débat que nous tiendrons lors de l'examen d'autres propositions de loi.

Il me semble que la sanction la plus efficace est la déchéance de droits civils et politiques pour tous mandataires qui, à coup sûr après récidive, manquent à leurs obligations de transparence dans leur déclaration de mandats ou de revenus et de patrimoine.

J'ose espérer que notre législation verra là aussi une évolution. Je déposerai à cette fin, si nécessaire, des textes car je souhaite que l'on ne donne pas une nouvelle fois l'impression que les politiques se donnent les moyens d'échapper aux sanctions qu'impose le non-respect de leurs obligations ce qui est davantage dévastateur aux yeux de l'opinion publique lorsqu'elle constate que, ceux-là mêmes qui ont manqué lourdement à leurs obligations, restent trop souvent dans l'exercice de leur fonction en toute impunité. C'est l'impunité qui est, incontestablement, la plus révoltante pour le citoyen.

Je terminerai par un seul mot. Certes, nous sommes tenus de renforcer l'arsenal législatif au regard des évènements et des scandales que nous avons connus, mais j'ai toujours considéré l'éthique comme étant une exigence personnelle dont certains connaissent les limites qu'ils ont à mettre spontanément à leur pouvoir. Je retiendrai toujours cette formidable formule que m'a enseignée mon professeur de droit administratif, le très éminent professeur Flamme, qui nous disait: "Les pouvoirs sont des devoirs". Si tous les mandataires se rappelaient parfois cette courte maxime si pertinente et si chacun pouvait avoir la conscience de ce que sont ses devoirs dans l'exercice de ses fonctions, nous n'en serions sans doute pas aujourd'hui à devoir imposer par la loi de nouvelles obligations à charge des mandataires.


President Siegfried Bracke

Monsieur Van Hees, vous demandez la parole mais, normalement, et selon les dispositions du Règlement, je ne peux pas vous la donner. Cependant, je propose de clore l'incident en vous disant qu'il faut vraiment mieux respecter le Règlement.

Je vais vous envoyer, ainsi qu'à tous les chefs de groupe, les statistiques. Les représentants du PTB sont vraiment les plus mauvais élèves de la classe. Soit, mais l'incident est clos. Vous avez la parole.


Marco Van Hees PVDA | PTB

Merci, monsieur le président. Je ne vais pas réagir à vos propos, mais nous vous enverrons un courrier qui mettra les choses au point et qui pointera les différences de traitement que nous jugeons assez inacceptables. Mais je ne vais pas polémiquer présentement et interviendrai seulement sur les propositions qui nous sont soumises.

Enfin! Il aura fallu l'insistance de l'opposition et surtout une pression de la population en colère, à juste titre, sur les privilèges du monde politique, pour en arriver à cette proposition qui prévoit de publier les montants des rémunérations publiques et privées des mandataires. Je me souviens qu'en groupe de travail sur le Renouveau politique, il y avait des partis, la N-VA, les libéraux, qui refusaient cette transparence sur les rémunérations privées, en y voyant toutes sortes de vices comme le voyeurisme et je ne sais quels autres travers. Mais finalement, nous voyons qu'ils acceptent de signer cette proposition. Je suppose qu'à un moment donné, ils se sont rendu compte que leur position était indéfendable vis-à-vis de la population et de leurs propres électeurs.

Si cette proposition va assurément dans le bon sens, elle est cependant trop peu ambitieuse. Je formulerai trois critiques par rapport à cette proposition.

Premièrement, pourquoi faire une différence entre les mandats publics et privés? Pour les premiers, c'est le montant exact qui doit être mentionné, alors que pour les mandats privés, c'est une fourchette assez grossière, soit 1 000 à 5 000 euros, 5 000 à 10 000, 10 000 à 50 000, 50 000 à 100 000, et au-dessus de 100 000 euros, le montant arrondi à la centaine de mille. Pourquoi ne pas publier tout simplement le montant exact? Je pense que, là encore, on voit que dans les partis qui étaient les plus réticents par rapport à cette transparence, il reste un reliquat de cette crainte de la transparence.

La deuxième critique vise le problème du contrôle. Le problème est que lors de l'audition de la Cour des comptes au sein de ce groupe de travail sur le Renouveau politique, la Cour nous a elle-même indiqué sa réticence, son manque de moyens par rapport à la tâche de contrôle qui lui est ainsi imposée.

C'est un problème de moyens, mais la conception même de sa mission dérangeait les représentants de la Cour. C'est pourquoi le PTB a défendu, comme cela existe en France, la création d'une Haute Autorité pour la transparence politique qui se consacrerait totalement à cette tâche et disposerait des moyens exigés pour le saut qualitatif de contrôle dont nous avons besoin. Il faut l'admettre, pour l'instant les contrôles sont quasiment inexistants. Comme ses représentants nous l'ont expliqué, le contrôle de la Cour des comptes en matière de patrimoine n'est pas de vérifier s'il y a transparence, mais de vérifier si les enveloppes sont bien scellées. C'est l'inverse de la transparence.

C'est donc ma troisième et principale critique: on parle de déclaration de mandat et de patrimoine, mais l'élargissement de la transparence ne concerne que les mandats. Or, le patrimoine est important dans la lutte pour la transparence et contre la corruption. Le GRECO, organe du Conseil de l'Europe chargé de la lutte contre la corruption, recommande clairement de publier le patrimoine des mandataires politiques. Son rapport d'évaluation de 2014 sur la Belgique recommande que "le régime des déclarations inclut clairement les revenus, les divers éléments de patrimoine et une estimation de leur valeur, quelles que soient leurs formes, y compris ceux détenus directement ou indirectement en Belgique, comme à l'étranger, ainsi que les éléments de passif, avec une actualisation des informations en cours de mandat" (page 19 du rapport). Le GRECO défend donc clairement le fait de publier le patrimoine de chaque mandataire. Plus loin, il recommande encore que "les diverses déclarations, y compris sur le patrimoine, telles que complétées, notamment avec les informations relatives aux revenus, fassent l'objet d'une publicité et soient rendues plus facilement accessibles par la voie d'un site internet officiel" (page 22).

Le PTB a déposé une proposition de loi, dès le début de cette législature, lors de l'affaire Kubla. Notre collègue du MR a cité une série d'affaires, mais il a oublié celle où la responsabilité du MR était flagrante, même si elle l'est tout autant dans des affaires comme celle de Publifin. L'affaire Kubla concerne le MR.

On sait que le MR est particulièrement impliqué dans l'affaire du Kazakhgate. J'ai l'impression qu'il y a une mémoire sélective de la part de notre collègue Calomne quand il cite les différentes affaires qui justifient ce genre de propositions.

Cette proposition de loi que nous avons faite, nous la reformulons sur la base d'amendements qui sont introduits dans la proposition qui nous est soumise aujourd'hui. On verra donc à quel point les différents partis de cette assemblée défendent vraiment la transparence en matière politique.