Proposition 54K1839

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la loi du 12 janvier 2007 sur l'accueil des demandeurs d'asile et de certaines autres catégories d'étrangers.

General information

Submitted by
MR Swedish coalition
Submission date
May 18, 2016
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
EC Directive labour tribunal right of asylum foreign national judicial proceedings welfare penalty rights of aliens

Voting

Voted to adopt
CD&V Open Vld N-VA LDD MR
Voted to reject
PVDA | PTB
Abstained from voting
Groen Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

June 9, 2016 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Siegfried Bracke

Le rapporteur est Mme Vanessa Matz.


Catherine Fonck LE

Monsieur le président, Mme Matz a dû s'absenter pour raison médicale. Elle renvoie à son rapport écrit.


Emir Kir PS | SP

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je pense que le débat en commission fut de qualité. Le rapport l'est aussi. Je ne vais pas développer à nouveau tout ce qui a été dit. Je ne viendrai pas avec de nouveaux arguments aujourd'hui.

J'aurai seulement quelques mots pour souligner que le projet en l'état reste porteur d'inquiétudes pour le groupe PS. Les faits visés par les sanctions intégrées dans la loi relèvent pour nous de la justice et du Code pénal et nous ne pouvons nous satisfaire d'une simple procédure administrative pour les juger.

Il pose encore des questions en matière d'efficacité dans le cadre du suivi des candidats sanctionnés. Le Haut Commissariat des Nations unies pour les Réfugiés s'inquiète de l'exécution des obligations matérielles, autres que le logement, qui incombent à la Belgique dans le cadre de ce projet.

Un amendement au projet initial impose une évaluation de la mesure au terme d'un an. C'est cette disposition qui justifie notre abstention. Nous serons donc attentifs à ce que cette évaluation se fasse, et se fasse en profondeur. Je vous remercie pour votre attention.


Sarah Smeyers N-VA

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, zoals uit het wetsontwerp blijkt, plaatst de asielcrisis ons voor ettelijke uitdagingen. Gelukkig gaat het aantal asielaanvragen in dalende lijn, maar dat betekent niet dat het hoge aantal aanvragen van 2015 al helemaal verwerkt is.

Door het enorm aantal asielzoekers dat momenteel moet worden opgevangen, stijgt uiteraard het aantal kleinere en grotere incidenten in opvangcentra, waarbij fysiek of seksueel geweld helaas soms sterk toeneemt. De cijfers spreken voor zich, een verviervoudiging van de personen die tijdelijk moesten worden uitgesloten in 2015 tegenover 2014. Jammer genoeg blijkt uit het huidig arsenaal aan sancties dat er niet altijd voldoende goede afschrikmiddelen voor sommige asielzoekers zijn. Voor anderen zijn de feiten dusdanig ernstig dat een tijdelijke uitsluiting, wat nu maximaal kan, niet voldoende is. Er zijn ook mensen die steeds opnieuw de sfeer in de centra verzieken, maar ook in hun geval biedt een tijdelijke uitsluiting geen soelaas. Het is dan ook logisch dat een directeur kan beslissen dat het omwille van de openbare orde of de goede vrede in zijn centrum noodzakelijk is om iemand definitief uit te sluiten. Het gaat, gelukkig in uitzonderlijke gevallen, om personen voor wie een transfer naar een ander centrum geen oplossing meer biedt.

Mijnheer de staatssecretaris, dit ontwerp breidt de wettelijke mogelijkheden uit om een acuut probleem in de opvangcentra aan te pakken. Onze fractie is er zich terdege van bewust dat een louter definitieve uitsluiting uit een asielcentrum geen volledige oplossing kan zijn om met asielzoekers die zich misdragen om te gaan.

Betrokkenen opsluiten in de bestaande gesloten centra is op dit moment ook geen oplossing, omdat die personen nog een procedure doorlopen en omdat de plaatsen in gesloten centra voorbehouden zijn voor uitgeprocedeerde asielzoekers met het oog op hun terugkeer. Daarom herhalen wij de vraag die wij u reeds in de commissie stelden. Wij vragen u om twee acties te ondernemen om het probleem van gewelddadige asielzoekers adequater aan te pakken.

Ten eerste, de N-VA-fractie heeft er in de commissie al voor gepleit dat wordt onderzocht of het binnen het budget van de federale regering mogelijk is om in extra capaciteit te voorzien voor de gesloten opvang. Wij wensen een bijkomend gesloten centrum of een extra gesloten vleugel in een bestaand centrum, precies voor die personen die het voor andere asielzoekers in de – per definitie – open asielcentra moeilijk maken om samen te leven en die een specifieke bedreiging vormen voor de openbare orde.

Ten tweede vindt onze fractie het nodig dat zulke mensen, nadat zij zijn opgesloten, terechtkomen in een versnelde procedure, zodat er snel duidelijkheid is over hun recht op verblijf. Ingeval zij niet erkend worden als vluchteling kunnen zij dan heel snel het land worden uitgezet.

Mijnheer de staatssecretaris, onze fractie begrijpt dat dit wetsontwerp op zeer korte termijn een oplossing wil bieden voor het zeer acute probleem waarmee u en uw diensten nu worden geconfronteerd. Wij zien het als een stap in de goede richting voor de aanpak van asielzoekers die zich in de centra ernstig misdragen. Toch vragen wij u om u samen met de regering te buigen over de voormelde voorstellen.

Wij zullen dit wetsontwerp uiteraard volmondig steunen. Wij hopen dat de andere meerderheidspartijen bereid zullen zijn de discussie te voeren over de twee andere voorstellen.

In de commissie is een amendement ingediend op vraag van CD&V, maar mevrouw Lanjri zal dat misschien zelf nog verduidelijken. Het is de bedoeling deze maatregel, die hopelijk straks wordt goedgekeurd, een jaar na de inwerkingtreding te evalueren. Wij hopen over een jaar in dit Parlement in gesprek te gaan over de vraag of deze maatregel afdoende is. Niets zegt natuurlijk, mijnheer de staatssecretaris, dat wij een jaar moeten wachten om desgevallend nog andere goede maatregelen te nemen.


Monica De Coninck Vooruit

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, voor alle duidelijkheid, ook wij zijn van oordeel dat ongepast gedrag in opvangcentra niet kan, dat daartegen moet worden opgetreden en dat er moet worden gesanctioneerd. Als asielzoekers zeer ernstige misdrijven plegen, seksuele misdrijven of andere, dan vinden wij dat Justitie moet optreden. Daarin volg ik collega Dewael die daarnet ferm zei dat de wetgeving in ons land moet worden gerespecteerd. Wel, Justitie moet optreden bij misdrijven. Als het over minder ernstige feiten gaat, ongepast gedrag, dan vind ik dat wij dat intern moeten oplossen. Heel wat mensen en actoren in de zorgsector worden dikwijls met geweld of met onaangepast gedrag geconfronteerd en proberen dat intern op te volgen en te corrigeren. Er bestaan daarvoor nogal wat manieren.

Ik heb het echter heel moeilijk met het voorstel om asielzoekers die misdrijven begaan, die zich misdragen, door te sturen naar daklozencentra, hen op straat te zetten en de facto de lokale besturen te laten opdraaien voor het toezicht en de openbare orde. Als ik haar goed begrepen heb, geeft mevrouw Smeyers ook aan dat louter uitsluiten niets oplost op langere termijn en dat wij andere instrumenten moeten zoeken om daarmee op een goede manier om te gaan.

Mocht ik nu van slechte wil zijn en vanuit de oppositie populistisch optreden — wat u zeker zou doen vanuit de oppositie — dan zou ik eigenlijk kunnen stellen dat een malafide asielzoeker op den duur misdrijven moet plegen of zich moet misdragen omdat hij dan het recht krijgt om het asielcentrum te verlaten en te doen wat hij wil. Ik sluit mij dus aan bij de vraag om naar duurzame oplossingen te zoeken en af te stappen van de doorschuif- en struisvogelpolitiek.


Barbara Pas VB

Mijnheer de staatssecretaris, het zal u niet verbazen dat wij voorstander zijn van een strenger optreden tegen asielzoekers die zich in opvangcentra misdragen.

Ik kan mij grotendeels aansluiten bij wat voorgaande sprekers al hebben gezegd. Mevrouw De Coninck heeft helemaal gelijk dat puur uitsluiten op lange termijn niets oplost. Het verschuift het probleem alleen. Ik deel haar mening echter absoluut niet dat dit juist precedenten zal creëren bij andere asielzoekers. Zij zitten nu in een open asielcentrum, waar zij kunnen gaan en staan waar zij willen. In Duitsland zijn 140 000 asielzoekers spoorloos. Zij waren geregistreerd en verbleven ergens in een asielcentrum, maar zij gaan en staan vandaag wel degelijk waar zij willen. Het argument dat u daarnet aanhaalde, gaat dus natuurlijk niet op.

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb twee amendementen op uw wetsontwerp ingediend.

Een daarvan komt tegemoet aan de opmerkingen die ik zojuist van collega Smeyers heb gehoord, namelijk dat de uitsluiting alleen uit een asielcentrum niets oplost. U beschrijft dat alleen uitzonderingsgevallen en zeer erge gebeurtenissen tot een tijdelijke uitsluiting uit het asielcentrum kunnen leiden. Als het om zulke zware gevallen gaat, dan moet men niet alleen bezorgd zijn om de veiligheid van het personeel in het asielcentrum maar ook om de veiligheid van de maatschappij in het algemeen. Men kan die mensen niet gewoon loslaten en zeggen dat zij niet meer in het asielcentrum mogen komen. Wij zijn evenzeer begaan met de veiligheid in onze wijken, steden, parken, zwembaden enzovoort.

Wij zijn dus van oordeel dat u niet moet wachten op de terechte vraag van collega Smeyers om in extra capaciteit in de gesloten opvang te voorzien, om in een extra gesloten centrum te voorzien. Als men zulke gevallen terecht uitsluit uit de reguliere asielcentra, dan moeten zij worden overgeplaatst naar een gesloten centrum. Daartoe hebben wij een amendement ingediend.

Een tweede argument waarom het zeker nodig is, is dat zij allicht in een versnelde procedure belanden. Wanneer dan blijkt dat zij moeten worden uitgewezen, wat geen zekerheid is, maar natuurlijk wel kan, dan is de kans wel heel groot dat zij voor hun uitwijzing niet meer worden teruggevonden, indien zij niet naar een gesloten centrum worden overgeplaatst.

Voor ons is dat geen vrijblijvende aanbeveling op lange termijn, maar wel een voorwaarde om voorliggend wetsontwerp te kunnen goedkeuren.

Ik heb daarnet mevrouw Smeyers echter gehoord. Ik kan blijkbaar alvast op haar steun voor mijn amendement rekenen.

Mijnheer de staatssecretaris, een tweede amendement dat wij op uw wetsontwerp hebben ingediend, gaat over de dagvergoeding.

U stelt terecht de mogelijkheid in om een deel van de vergoeding of de hele vergoeding waarop zij recht hebben gedurende maximum vier weken in te houden.

Toen ik de discussie in het verslag van de commissie las, had ik het gevoel dat het om de ouder ging die het kind van de lagere school een paar euro zakgeld wil afnemen. Het gaat immers niet om bijzonder veel centen. Een volwassene krijgt nu 7,40 euro per week. Voor de min-twaalfjarigen is dat 4,50 euro.

U meent daarvan deels iets te kunnen afnemen gedurende maximum vier weken. Het idee is goed, maar het is toch wat soft.

Daarom dienen wij ons amendement in teneinde die inhouding niet in de tijd te beperken. U kan dat voor vier weken doen, maar u mag dat geld gerust ook langer inhouden. Met ons amendement doen wij het zonder maximumtermijn.

De optie om het geld deels in te trekken, maakt ook niet veel indruk, aangezien het toch om zulke lage bedragen gaat. Die optie wordt in ons amendement meteen ook geschrapt, kwestie van een voldoende krachtig signaal te kunnen geven aan zij die zich misdragen. Wij willen dus dat minstens de volledige dagvergoeding voor een tijdje, vaak langer dan vier weken, zou kunnen worden ingehouden.

Aldus beëindig ik de toelichting van onze amendementen.


Olivier Maingain MR

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, il est vrai que le projet de loi prétend répondre à des situations, des faits ou des comportements qui se sont malheureusement multipliés ces derniers mois, voire ces dernières années, en raison notamment de l'accroissement du nombre de demandeurs d'asile dans notre pays. Il y a sans doute à nuancer la statistique par rapport à la réalité que l'on cherche à sanctionner à travers le projet de loi qui nous est soumis.

Ce qui me frappe à la lecture des dispositions qui nous sont soumises, c'est qu'en somme, on passe d'un régime de sanctions administratives tel que prévu dans la loi de 2009 en cas de manquement au règlement d'ordre intérieur des établissements ou centres d'accueil pour candidats réfugiés, à un régime davantage disciplinaire, notamment par la nature des sanctions que l'on prévoit. En effet, on alourdit la nature des sanctions qui peuvent être édictées à l'encontre des candidats réfugiés politiques qui auraient des comportements graves et lourds et susceptibles d'être sanctionnés au plan pénal.

Je rejoins ici l'intervention de Mme De Coninck. Je crois qu'il ne faut pas partir du principe que la justice ne peut pas suivre les infractions ou délits de droit commun commis par les candidats réfugiés politiques et qu'en conséquence, seules les mesures prévues par le projet de loi pourront être réellement appliquées.

Je ne saurais trop insister pour demander que le gouvernement veille d'abord – cela suppose évidemment de donner des moyens à la justice - à ce qu'il y ait un protocole d'accord entre le Collège des procureurs généraux et les instances compétentes au niveau ministériel pour veiller à la poursuite réelle des faits les plus graves commis par des demandeurs d'asile, notamment s'il y a des atteintes aux personnes ou des délits commis à charge de personnes. C'est évidemment inacceptable et c'est là qu'il faut faire preuve d'une très grande fermeté.

J'ai le sentiment que le gouvernement se propose d'avoir un régime de substitution à l'absence de poursuites pénales par les parquets en cas d'infraction ou de délit grave commis par des candidats réfugiés politiques. Je ne partage pas cette option qui est de dire que la justice ne faisant pas son travail, nous proposons un régime disciplinaire de substitution. La justice ne fait peut-être pas son travail parce qu'on ne lui en donne pas les moyens ou qu'on ne lui donne pas les moyens pour que ce soit une priorité.

Le Conseil d'État l'a dit à l'examen de votre projet de loi: il faudra vérifier quelle est la proportionnalité entre les sanctions édictées et la nature des faits reprochés. Vu le type de sanctions qui peuvent être à présent imposées, - tels l'exclusion définitive, le retrait ou la diminution d'allocations pendant quatre semaines -, il faudrait savoir quelle est la nature des faits qui peuvent en faire l'objet. Le critère de proportionnalité exige que l'on ne puisse pas établir une sanction sans que l'on qualifie les faits susceptibles d'en être la cible. Le projet de loi est silencieux à ce sujet. C'est en cela qu'à mon avis, vous serez critiqués, parce que vous ne pouvez pas laisser à l'appréciation des seuls directeurs d'établissement de qualifier certains faits et d'imposer certaines sanctions sans qu'aient été fixés des critères légaux plus stricts que ceux qui sont énumérés dans votre projet de loi ou dans les lois en vigueur.

Voilà les réserves de nature juridique et donc d'opportunité politique que j'exprime. Pas de laxisme - personne n'est au-dessus des lois quand il est établi en Belgique -, mais pas de régime dérogatoire aux principes généraux du droit dont bénéficie toute personne dans un État de droit. Je ne suis pas certain qu'avec votre projet de loi vous ne créiez pas, finalement, un régime si particulier que vous allez priver les intéressés d'une appréciation correcte de leur situation au regard de la nature des faits qu'ils ont commis. C'est pourquoi nous nous abstiendrons sur ce projet de loi.


Marco Van Hees PVDA | PTB

Monsieur le président, je rejoins certains de mes collègues sur ce projet de loi, dans lequel on reconnaît le discours stigmatisant du secrétaire d'État à l'égard de gens qui ont fui la guerre; nos guerres, même, pourrais-je dire.

Il ne s'agit évidemment pas de justifier des atteintes à l'intégrité physique ou sexuelle. Ce genre d'atteintes doit évidemment être sanctionné, mais il doit l'être comme tout délit. Tout le monde est soumis à d'éventuelles condamnations en justice. Or, ce qui est proposé ici est un régime parallèle de sanctions, un régime d'exception. C'est évidemment inacceptable pour le PTB-GO! qui votera contre ce projet de loi.

J'ajouterai que l'argument du secrétaire d'État selon lequel la justice est débordée et n'arrive pas à traiter ces cas n'est évidemment pas valable. Effectivement, on le sait, ce gouvernement donne beaucoup trop peu de moyens à la justice, et on le voit encore dans les actions sociales menées par les magistrats. Ce n'est évidemment pas un argument valable ni valide pour instaurer un régime parallèle d'exception. Nous nous opposerons à ce projet.


Aldo Carcaci PP

Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, madame la ministre, monsieur le secrétaire d'État, le Parti Populaire ne peut soutenir ce projet de loi, comme je l'avais annoncé en commission. En effet, je maintiens mes inquiétudes quant aux conséquences d'une exclusion définitive du réseau d'accueil et de la suppression de l'allocation journalière. Ces personnes se retrouveraient à la rue, sans moyens de subsistance. Le risque est grand de tomber dans la délinquance. De plus, un recours auprès des juridictions du travail me semble inadapté, dans le sens où ces juridictions sont déjà débordées. Le dossier ne pourrait être examiné dans un délai raisonnable.

Par ailleurs, ce serait un mauvais signal envoyé aux travailleurs qui ont recours à cette juridiction et doivent attendre un délai également anormalement long. S'il y a une infraction de violence ou de voie de fait, c'est à mon sens le tribunal correctionnel qui est le seul compétent, comme pour n'importe quel citoyen de ce pays.

Je suis également sceptique sur le fait de réintégrer, même partiellement, un demandeur d'asile exclu définitivement. Si déjà, après quelques jours, il a des difficultés à respecter les règles du vivre-ensemble, qu'en sera-t-il dans le futur?

Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'Etat, pour ces raisons, je m'abstiendrai.


Staatssecretaris Theo Francken

Mijnheer de voorzitter, asielzoekers die zich misdragen in centra, het is een moeilijke thematiek. We hebben de voorbije maanden heel veel asielzoekers mogen verwelkomen. Het overgrote deel – ik kan dit niet voldoende beklemtonen en ik heb dat ook in de commissie gezegd – gedraagt zich bijzonder goed. Er zijn soms incidenten en die moeten we niet onder de mat vegen, maar wat doet men daarmee?

Het probleem is niet nieuw. Het bestaat al zolang als het asielbeleid bestaat. Er is opvang op collectieve plaatsen sinds het einde van de jaren negentig en collectieve structuren staan soms voor uitdagingen op dat vlak. Daarom werd in 2007 een wet goedgekeurd met een aantal maatregelen. Ingevolge die wet kunnen er zeven sancties gradueel worden opgelegd. Het begint met een waarschuwing, vervolgens moet het wangedrag in het administratief dossier komen, daarna volgt een overplaatsing naar een ander centrum. De laatste van zeven mogelijke sancties is de uitsluiting voor maximaal een maand.

In de commissie luidde de kritiek van onder andere mevrouw De Coninck dat men asielzoekers niet zou mogen uitsluiten, aangezien ze dan op straat belanden en men eigenlijk een doorschuifoperatie in gang zet. Ik herinner u eraan dat de maatregel in 2007 werd goedgekeurd door, onder andere, de partij van mevrouw De Coninck. Of een asielzoeker nu één dag of één maand of permanent wordt uitgesloten, het principe blijft hetzelfde: hij of zij heeft geen recht meer op opvang in de klassieke opvangstructuren. Mevrouw De Coninck, ik hoor het heel graag, maar het concept dat u nu bestrijdt, namelijk de uitsluiting voor een maand, hebt u in 2007 zelf goedgekeurd. Als u het niet eens bent met het concept om iemand uit te sluiten, omdat die dan op straat belandt of naar de daklozenopvang moet, waarom hebt u dat dan goedgekeurd? Of het nu een dag is, een maand of permanent, het komt op hetzelfde neer, namelijk dat een asielzoeker niet meer bij Fedasil of andere opvangstructuren terechtkan.

Ik ben het ermee eens dat Justitie haar werk moet doen. Ik heb dat ook in de commissie gezegd. Ik wil nogmaals zeggen dat wij in de commissie een goede discussie hebben gehad. Ik heb ook vastgesteld dat niemand tegen heeft gestemd. Men is van mening dat er principieel een probleem kan zijn, maar er moeten mogelijkheden zijn om een en ander aan te pakken.

Dat Justitie moet optreden, is evident, maar als iemand wordt aangehouden en ondervraagd, wordt hij in sommige gevallen niet blijvend vastgehouden en gaat hij terug naar de opvangstructuur. In sommige gevallen is dat niet evident.

De afgelopen maanden zijn er zulke voorvallen geweest. Wie wordt vervolgd, wordt niet per se aangehouden, wat betekent dat een asielzoeker teruggaat naar het opvangcentrum, soms zelfs in dezelfde kamer, waar hij of zij de feiten, soms zeer zwaarwichtige feiten, heeft gepleegd. Dan moet men wel een oplossing vinden. De asielzoeker in kwestie zal misschien worden veroordeeld – ik mag het hopen –, maar dat zal een hele tijd later zijn. Ondertussen heeft hij of zij nog altijd recht op opvang.

Daarvoor moet dus een oplossing komen, beste mensen. Het is vanuit de praktijkervaring, vanuit het veld, vanuit de centrumdirecties, vanuit de maatschappelijk assistenten dat er een vraag is om het strafarsenaal uit te breiden, niet om daarvan misbruik te maken.

Uiteraard moet een en ander steeds getoetst worden aan de proportionaliteit.

Wij nemen sancties. Ik heb de cijfers ook in de commissie gegeven, maar ik wil ze hier even herhalen. De cijfers aangaande de opgelegde sancties zijn de volgende. Voor tijdelijke uitsluiting opgelegd door Fedasil gaat het in 2015 over 62 gevallen en in 2016 over 52 gevallen, op het moment dat de tekst werd ingediend in de Kamer. Het zullen er nu al een pak meer zijn. Er is sprake van een terbeschikkingstelling in gesloten centra, mevrouw Pas, voor 32 gevallen in 2016; in 2015 waren er vier gevallen en in 2014 twee gevallen.

Het is dus niet zo dat wij geen sancties nemen. We nemen die sancties, maar dat gebeurt met proportionaliteit, dossier per dossier. Dat gebeurt niet zoals de heer Maingain het beschrijft, met een régime disciplinaire. Dat is absoluut niet juist.

Mijnheer Maingain, het zou misschien goed zijn om een asielcentrum te bezoeken en te spreken met directies uit de asielsector om te vernemen dat de mensen die daar dag in dag uit met hart en ziel werken voor een goede, correcte en warme opvang van de asielzoekers, geen disciplinaire regimes instellen in onze asielcentra. U doet de waarheid geweld aan en ik raad u aan om enkele asielcentra te bezoeken en daar met ons personeel een gesprek aan te gaan. U zult verbaasd zijn.

Wij breiden het arsenaal aan mogelijke sancties uit, maar het zal proportioneel worden gehanteerd en het zal op een bewuste, weloverwogen manier gebeuren door de centrumdirectie, in overleg met de maatschappelijk assistent die de begeleiding doet, en altijd met de directeur van de hoofdzetel van Fedasil in Brussel. Er is altijd een beroepsmogelijkheid, dus ook op dat vlak zijn de rechten volledig gegarandeerd.

Wat wij hier invoeren, is trouwens helemaal niet nieuw. Het bestaat in Frankrijk, Nederland en Duitsland. Heel wat Europese landen hebben een dergelijke regeling al lang. Wij zullen dat nu ook mogelijk maken. Ik mag hopen dat ik het arsenaal bijna niet hoef te gebruiken, liefst zo weinig mogelijk, maar in sommige gevallen zal het jammer genoeg nodig zijn.

Is het dan een doorschuifoperatie? Volgens mij is het absoluut geen doorschuifoperatie. Het recht op waardige opvang moet er altijd zijn. Als men iemand permanent uitsluit, dan kan die naar de daklozenopvang. Dat gebeurt nu ook. In de vorige legislatuur, vanaf 2007, zijn er ook uitsluitingen van één maand geweest. Een asielzoeker die zich, niet voor de eerste keer, onwaarschijnlijk had misdragen, al een hele reeks sancties had gekregen, volgens de directie totaal onhandelbaar was en als sanctie een uitsluiting van een maand kreeg, kon toen ook naar de daklozenopvang. Toen waren er ook oplossingen.

Er is in deze wet zelfs een heel duidelijke bijkomende garantie ingeschreven die niet in de opvangwet van 2007 stond. Als het misloopt en als men opvang zoekt, maar die niet vindt, bijvoorbeeld omdat alle bedden in Brussel bezet zijn, wat natuurlijk kan gebeuren, zeker in de winter, terwijl men kan bewijzen dat men echt zijn best heeft gedaan om te zoeken, dan zal Fedasil verantwoordelijk worden gesteld om toch nog een duurzame oplossing te vinden. Er zijn in dit wetsontwerp dus bijkomende garanties ingeschreven voor zich misdragende asielzoekers, die voor alle duidelijkheid daders zijn en geen slachtoffers.

Ik meen dat wij een zeer correct evenwicht gevonden hebben. Er zijn na het advies van de Raad van State aanpassingen aangebracht, die het evenwicht absoluut behouden, om humaan te zijn, maar ook streng voor mensen die echt misbruik maken van onze gastvrijheid. Dat is de rode draad van mijn beleid, het regeerakkoord en deze regering. Wij zijn zacht voor de kwetsbaren, maar durven ook wel hard te zijn voor mensen die misbruik maken van onze gastvrijheid. Ik denk dat die rode draad wordt gedeeld en gedragen door het overgrote deel van de publieke opinie in dit land.

Mevrouw Pas, wat uw amendementen betreft, wil ik nog twee zaken zeggen.

Wat uw eerste amendement op artikel 3 betreft, over de tijdelijke of definitieve opheffing van de dagvergoeding, volgens het ontwerp dat ik hier voorleg, kan men de dagvergoeding vier weken inhouden. Het gaat om een klein bedrag, 7,5 euro per week of iets meer dan 1 euro per dag, maar het gaat wel om een symbolisch bedrag. U vraagt waarom een stukje van dat bedrag wordt afgenomen. U stelt voor alles af te nemen, omdat het bedrag al zo laag is. Het kan ook alles zijn, maar het kan bijvoorbeeld ook de helft zijn van de week- of dagvergoeding. Het is aan de directie om daarover te beslissen.

Wanneer zal die maatregel bijvoorbeeld gebruikt worden? Wij zijn met deze regering van plan om vanaf september, volledig geïntegreerd in alle asielcentra, een cursus te organiseren over omgaan met vrouwen en de genderproblematiek. Dat gebeurt al in Noorwegen en in heel veel andere Europese landen. Dat is niets nieuws. Het gebeurt ook al in veel asielcentra, maar het gaat nu om een geüniformiseerde cursus, in alle asielcentra.

Stel dat een jonge asielzoeker zegt dat hij die cursus niet wil volgen. Nu kan men daar niets tegen doen. In Noorwegen houdt men in zo’n geval het daggeld in. Ik vind dat een heel goede stimulans.

Daarom werd dit ingevoerd. U zegt voorstander te zijn van een definitieve opheffing. Het kan voor maximum vier weken, maar men kan het ook verschillende keren opleggen.

Ik begrijp de essentie van uw amendement, maar volgens mij kan wat wij voorstellen ook op die manier worden toegepast door de centrumdirectie, mocht dit echt nodig zijn. Ik zie op dat vlak dus niet echt een probleem.

Met uw tweede amendement wilt u de definitieve uitsluiting van het recht op materiële hulp in de opvangstructuren en een overplaatsing van de betrokkene naar een gesloten centrum. Puur technisch is uw amendement niet juist, want men kan Fedasil nooit de bevoegdheid geven om te beslissen over de opsluiting in een gesloten centrum. Ik kan mij niet indenken dat dit uw bedoeling kan zijn.

Het is trouwens nu al mogelijk om asielzoekers die zich echt misdragen, op te sluiten in gesloten centra. Dat is een bewarende maatregel die in de vreemdelingenwet van 1980 staat en niet in de opvangwet van 2007. Het gaat hier om een terbeschikkingstelling van de regering. Die procedure wordt ook toegepast. Ik heb ze dit jaar jammer genoeg al dikwijls moeten toepassen. Dit gebeurt ook.

U zegt dat dit systeem moet worden uitgebreid. Het zou volgens u ook de standaardprocedure moeten zijn. Ook mevrouw Smeyers heeft dit gezegd.

Ik heb hierop twee opmerkingen. Ten eerste, het is niet aan mij om mensen op te sluiten in gesloten centra. Ik ben god de vader niet. Ik vind het discretionair een heel moeilijke zaak om mensen op te sluiten. Ik ben geen rechter. Ik ben maar staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Ik ben niet aangesteld om mensen op te sluiten. Op zich is dit een anachronisme in een rechtstaat. Als bewarende maatregel is het soms absoluut noodzakelijk. Dit gebeurde ook onder de vorige regeringen, elk jaar. In bepaalde gevallen kan men niet anders, maar ik voel mij daar niet comfortabel bij, helemaal niet zelfs!

Ik meen dan ook dat het geen goed systeem zou zijn om altijd discretionair op te sluiten. Het bestaande systeem lijkt mij veel beter. Uw bewering klopt dat er meer capaciteit nodig is in de gesloten centra. Ik ben begonnen met 410 plaatsen in de gesloten centra. Dat was een laagterecord. Er waren in twintig jaar tijd nooit zo weinig plaatsen geweest in de gesloten centra. Er waren ook 17 000 plaatsen in de open centra. Nu zijn er 34 000 plaatsen in de open centra en we gaan naar 600 à 620 plaatsen in de gesloten centra.

De capaciteit is dus met de helft uitgebreid op anderhalf jaar tijd. Is dat voldoende? Neen. Mijn directeur-generaal heeft gelijk dat er minstens duizend plaatsen moeten komen in de gesloten centra. Dat is noodzakelijk. Als wij een draagvlak willen behouden voor het asiel- en migratiebeleid in West-Europa, dan zal dat alleen kunnen als wij kunnen aantonen dat mensen die niet worden erkend, daadwerkelijk terugkeren. Als die mensen uiteindelijk ook allemaal illegaal hier blijven, dan is er geen enkel draagvlak meer bij de bevolking. Dan gelooft men ons gewoon niet meer.

“Vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet” betekent dat men soms de gesloten centra nodig heeft, en dat men dus ook meer capaciteit nodig heeft in de gesloten centra. Wat de heer Roosemont zegt, is volledig juist, en ik steun hem ook. De regering heeft op dat vlak nog veel ambitie voor de komende jaren. Ik voel daar alleszins een grote steun voor bij de collega’s.

U zegt dat iemand die zich misdraagt in een open centrum standaard naar een gesloten centrum zou moeten worden gebracht. Op dit moment is dat met 610 plaatsen eigenlijk niet mogelijk. Er zitten al tientallen mensen in gesloten centra, terwijl hun procedure nog loopt. Dat kost handenvol geld. Die plaatsen worden dan ingenomen door mensen van wie de procedure nog bezig is, terwijl ik die plaatsen liever zou gebruiken voor mensen die ik kan uitwijzen. Die mensen in procedure kan ik niet uitwijzen, want hun procedure loopt nog.

Wij moeten dus een goed evenwicht bewaren tussen plaatsen voor mensen die zich misdragen tijdens de procedure – als het echt niet anders kan – en voldoende plaatsen om uitgeprocedeerde mensen daadwerkelijk uit te wijzen. Dat is evident. De regering breekt immers records. In de maand mei werden 168 criminelen teruggestuurd naar het land van herkomst, 168! Er zijn jaren geweest waarin dat aantal zelfs niet werd bereikt op een heel jaar! Nu waren het er 168 op één maand en juni zal nog een stuk beter zijn. Spijtig genoeg waren de cijfers in maart en april een stuk lager door de betreurenswaardige aanslag in Zaventem.

Wij zijn records aan het breken inzake het uitwijzen van criminelen uit de gevangenis, maar die mensen gaan ook naar een gesloten centrum. Wij moeten dus ook zeker zijn dat wij voor hen voldoende plaatsen reserveren, zodat wij kunnen blijven inzetten op een eerlijk en correct repatriëringsbeleid, vrijwillig als het kan en gedwongen als het moet. De groep uit de gevangenis wil echter bijna nooit vrijwillig terug. Men moet daar realistisch in zijn: zij willen niet vrijwillig terugkeren, zij willen allemaal hier blijven, desnoods illegaal. Dat kan hun bijzonder weinig schelen.

Wij moeten hen dus wel gedwongen terugsturen. Daartoe hebben we dan ook wel plaats nodig. Echter, al de gesloten asielcentra voor illegalen vullen met asielzoekers in procedure, is ook niet echt een geweldige oplossing, zeker niet als er zo weinig plaatsen zijn. Wij moeten dus meer plaatsen creëren.

Nogmaals, ons voorstel is naar mijn idee een goed voorstel dat in evenwicht is. Het instrumentarium wordt op een evenwichtige manier uitgebreid, internationaalrechtelijk correct. Dat gebeurt trouwens in meerdere landen. In Frankrijk is dat bijvoorbeeld al lang mogelijk, met garanties zowel voor diegene die wordt gestraft als voor onze samenleving. Uiteindelijk is het bijzonder belangrijk en zelfs de essentie dat wij onze samenleving beschermen.


Emir Kir PS | SP

Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la longueur de votre réponse est à la hauteur du malaise qui est le vôtre. En effet, vous avez conscience que le dispositif que vous mettez en place ne permettra pas de répondre à toutes les questions soulevées en commission, et qui ont été rappelées aujourd'hui.

En commission, vous avez été très critique à l'égard de la justice. Je vous rappelle que vous avez dit que la justice n'avançait pas assez vite et que, ce faisant, on ne pouvait plus procéder de la même manière pour ce qui concerne les centres d'accueil.

Je reconnais qu'à l'occasion de votre réplique, vous avez déclaré que vous collaboriez avec la justice. Mais toujours est-il que, dans un premier temps – vous l'avez rappelé ici aujourd'hui –, vous avez déclaré que bien que la justice fasse son travail, il était impossible d'attendre et de laisser les centres d'accueil dans la situation qui est la leur actuellement, et qu'il fallait prendre de nouvelles mesures.

La mesure que vous nous proposez vise à exclure définitivement, des dispositifs d'accueil, des personnes qui auraient commis des faits de violence grave ou des faits d'ordre sexuel. Vous avez dit que le principe avait été acté sous le précédent gouvernement. Mais que vont devenir ces gens? Une fois qu'une personne aura été définitivement exclue, où va-t-elle se retrouver?

Vous avez cité des chiffres relatifs aux refoulements dans les centres fermés. Vous nous avez expliqué que la justice faisait son travail. Mais, aujourd'hui, vous allez mettre des gens dans la rue. À ce sujet, vous n'avez apporté aucune réponse. En commission, nous avons déjà eu un échange sur cette question. À cette occasion, vous aviez envisagé la réintégration et vous vous étiez engagé à définir un plan de réintégration pour ceux qui pourraient être réintégrés.

En résumé, la mesure que vous proposez ne résout pas le problème. La preuve en est que vous l'avez reconnu personnellement à l'occasion d'explications, d'ailleurs, incomplètes.

J'attends de vous, monsieur le secrétaire d'État, que vous nous expliquiez au plus vite comment réintégrer, dans les centres d'accueil, un certain nombre de personnes exclues, comme vous vous y êtes engagé en commission.


Barbara Pas VB

Mijnheer de staatssecretaris, ik ga nog even in op enkele elementen die aangehaald zijn.

Het probleem is inderdaad niet nieuw. Wij hebben er ook voor gewaarschuwd dat het aantal incidenten zou toenemen als het aantal asielzoekers dat u hier begint op te vangen ook spectaculair toeneemt. U had daarvoor dus in maatregelen kunnen voorzien.

U zegt dat ik zou gezegd hebben dat u geen sancties neemt. Ik heb dat uiteraard niet gezegd, u neemt wel sancties. Mijn verwijt is echter dat ze niet streng genoeg zijn. Als de daders – zoals u ze zelf terecht noemt – van voldoende ernstige gevallen van fysiek of seksueel geweld – daarover gaat het – uiteindelijk uitgesloten worden uit het asielcentrum, dan gaat het wel degelijk om daders waarvoor een bewarende maatregel noodzakelijk is. Als die een ernstig gevaar vormen voor de opvangstructuur, dan vormen die ook een ernstig gevaar voor de samenleving. Ik blijf uitgaan van het principe dat die in een gesloten centrum thuishoren. U hebt daar te weinig capaciteit. U geeft mij al twee jaar gelijk dat er effectief te weinig capaciteit is. U zegt dat er nu 110 plaatsen zijn en dat er nog veel meer moeten komen. U zit nu echter op het niveau van 2007, toen u vanuit de oppositie Wathelet verweet dat dit een veel te lage capaciteit was om een deftig terugkeerbeleid te kunnen voeren. Toen was de instroom niet zo groot als vandaag. Waarom dus geen apart gesloten centrum? Wat ons betreft, deze daders – zoals u ze terecht noemt – bijten in de hand die hen voedt. Ze vormen een ernstig gevaar en moeten in een gesloten centrum terechtkomen, wat ons betreft ook met het oog op repatriëring.


Monica De Coninck Vooruit

Ik kan begrijpen dat de heer Francken denkt dat wij altijd in de regering zaten, maar in 2007 was dat niet het geval, mijnheer Francken.


Staatssecretaris Theo Francken

Mevrouw De Coninck, om daar direct op in te pikken, de introductie van de tijdelijke uitsluiting was niet in 2007 maar in december 2009. In 2009 zat u wel in de regering. Pas in 2010?

Ik zal met plezier nagaan hoe uw stemgedrag was op dit punt.

Alleszins, mevrouw Pas, u spreekt over 110 plaatsen, maar er waren 410 plaatsen toen ik begon, en nu 610. U zegt dat dit evenveel is als onder Wathelet. Inderdaad, maar ik ben ook begonnen met veel minder dan Wathelet. Wij hebben de capaciteit met 50 % opgedreven en we zullen die capaciteit nog verder opdrijven. Zij gaat omhoog, zij gaat fors omhoog. Op anderhalf jaar 50 % erbij in de gesloten centra is nog nooit gebeurd. De capaciteit is altijd naar beneden gegaan, de jongste vijftien jaar.

Nogmaals, is dit voldoende? Nee, maar de capaciteit gaat omhoog en zal blijven omhoog gaan, daar mag u zeker van zijn. Ik heb trouwens 30 miljoen extra gekregen voor onder andere dit beleid.

Mijnheer Kir, u spreekt over de re-integratie. Wanneer iemand erkend wordt als asielzoeker komt hij in het normale circuit en kan zijn re-integratie sowieso beginnen. Als hij nog tijdens de procedure permanent uitgesloten wordt, zal het inderdaad een deel daklozenopvang zijn. Wanneer hij niets vindt en kan bewijzen dat hij heeft gezocht, zal Fedasil toch een oplossing moeten zoeken. Ik heb dat ook in de commissie gezegd.