Proposition 55K2320

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant des dispositions diverses urgentes en matière de santé.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Nov. 16, 2021
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
pharmacy blood transfusion supervisory body pharmaceutical industry medicinal product health policy mutual assistance scheme public health

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld MR
Abstained from voting
LE DéFI N-VA LDD PVDA | PTB VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

May 12, 2022 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

De algemene bespreking is geopend


Rapporteur Gitta Vanpeborgh

Mevrouw de voorzitster, ik kan en zal verwijzen naar de schriftelijke verslagen, maar ik ben toch wel genoodzaakt om een mondeling verslag uit te brengen over de vergadering van de commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen, waar de amendementen nr. 33 en nr. 158 aan bod zijn gekomen, aangezien er nog geen schriftelijk verslag is opgemaakt.

Dit mondelinge verslag betreft dus de vergadering van de commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen van 10 mei 2022. Toen werd amendement nr. 33 besproken, ingediend door mijzelf en consorten, alsook amendement nr. 158 van mevrouw Fonck van Les Engagés, dat werd ingediend na het verzenden van amendement nr. 33. In eerste instantie lichtten de indieners de twee amendementen toe. Ik wil hier toch heel even dieper op ingaan, omdat het voor de mensen die niet aanwezig waren in de commissie goed is om te weten waarover het gaat.

De hoofdindienster van amendement nr. 33 lichtte toe dat het amendement ertoe strekt om artikel 69 weg te laten. Er is immers een akkoord gesloten met de Fédération Wallonië-Bruxelles over het organiseren van een vergelijkend ingangsexamen, een numerus fixus, voor de toegang tot de studie geneeskunde. Hierdoor wordt er zowel aan Nederlandstalige als aan Franstalige zijde een robuuste filter bekomen voor de toegang tot de studies. De numerus fixus moet zorgen voor overeenstemming tussen het aantal toegelaten studenten aan de basisopleiding en de federale quota, die toegang geven tot de bijzondere beroepstitel. Het amendement voorziet ook een deperditieformule. Studenten die slagen en hun studies succesvol kunnen afronden, krijgen de garantie op een RIZIV-nummer. Op basis van artikel 92, § 1, punt 5, van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen kunnen eventuele afwijkingen van die quota eventueel worden overgedragen naar een volgend jaar. Een numerus fixus is de oplossing die de voorkeur geniet. De regeling van de contingenterings­attesten is suboptimaal, zoals meermaals herhaald in het debat. Bijgevolg wordt dit artikel geschrapt en zal er een interfederaal orgaan worden opgericht, dat moet zorgen voor een goede synergie en data- en informatie-uitwisseling tussen de bevoegdheidsniveaus. Het akkoord moet leiden tot een planning van het medisch aanbod die beter is afgestemd op de behoeften, met specifieke aandacht voor de knelpuntdisciplines en evenwichtige spreiding over het gehele grondgebied. Verder moet het ook leiden tot het respecteren van de federale quota, afgestemd op voornoemde behoeften, en tevens tot rechtszekerheid voor de studenten.

Dan was er ook amendement nr. 158 van mevrouw Fonck van Les Engagés, dat er eveneens toe strekt artikel 69 weg te laten. Het artikel berooft de studenten immers van hun toekomst en beëindigt een parcours dat voor sommige studenten acht jaar heeft geduurd. Dat is onrechtvaardig. De spreekster merkte op dat de houders van een diploma behaald in Europa automatisch recht hebben op een RIZIV-nummer.

Toen kwamen alle fracties aan het woord, sommige kort, andere uitvoeriger. Ik ga er verder op in.

Ik begin zoals gebruikelijk bij de N-VA, bij monde van mevrouw Van Peel. Zij verwees naar het regeerakkoord waarin staat dat wordt voorzien in het responsabiliseringsmechanisme indien de federale quota niet worden gerespecteerd. Zij stelde vast dat dit nu overboord wordt gegooid. De goedkeuring van amendement nr. 33 komt neer op een generaal pardon. Er komt een einde aan het door de Zweedse regering bereikte akkoord.

De spreekster wijst erop dat er in Vlaanderen 14 artsenspecialisten op honderdduizend inwoners zijn. Voor de Franse inwoners zijn er 23 artsenspecialisten op honderdduizend inwoners. Dat zou volgens de minister geen extra budgettaire last inhouden. In Wallonië zijn er op honderdduizend inwoners echter 14 % meer contacten met ziekenhuizen dan in Vlaanderen, 29 % minder daghospitalisaties dan in Vlaanderen en 80 % meer spoedconsultaties dan in Vlaanderen. Voor de spreekster is het dan ook duidelijk waar de medische overconsumptie zich situeert.

Men is trouwens gestart met de contingentering om het budget van de gezondheidszorg onder controle te houden, terwijl de kwaliteit bewaakt wordt. Die contingentering werkt, zo zegt zij, want Vlaanderen beschikt over een goedkopere, kwaliteitsvollere zorgverlening.

Mevrouw Van Peel verwijst ook naar het in de Franse Gemeenschap georganiseerde ingangsexamen van 2016. Dat examen doorstond de gerechtelijke toetsing niet. De resultaten daarvan werden door de Raad van State geschorst.

In 2017 was er ook het belangenconflict met de Franse Gemeenschapscommissie tegen het wetsvoorstel dat een compromisoplossing inhield. Er werd dan voor het jaar 2018-2019 nog een ingangsexamen ingevoerd, waar toch meer dan het dubbel aantal studenten met hun studies konden starten. Ook het protocolakkoord van 2019 over de RIZIV-nummers werd niet door het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap ondertekend. Kortom, aan de andere kant van de taalgrens hanteert men de strategie van de niet nagekomen beloften, zegt zij.

Ze vraagt de minister nu ook of hij garanties heeft dat deze beloftes van de Franse Gemeenschap nu wel ingelost worden. Ze voegt daar nog aan toe dat de artsensyndicaten niet zo enthousiast zijn over deze ontwikkeling en stelt de vraag wat de minister zal doen als die gemaakte beloftes opnieuw niet worden nagekomen. Waarom is deze stok achter de deur in het wetsontwerp, artikel 69, weggelaten? De spreekster stelt vast dat op Vlaams niveau inspanningen worden geleverd, maar dat die ten goede komen aan zij die het niet nauw nemen met die federale loyauteit.

Mevrouw Hennuy is veel korter in haar uiteenzetting. Ze houdt haar uitvoerige uiteenzetting voor vandaag in de plenaire vergadering. We verwachten dit nog. Ter zitting spreekt ze toch al haar tevredenheid uit over het amendement nr. 33. Er werd gestreefd naar een evenwichtig akkoord. Het probleem van de quota wordt nu eindelijk geregeld. Het is trouwens van belang te bepalen waarom er tekorten zijn. De discussie ligt achter ons. Het is nu zaak om voor de fundamentele vragen een antwoord te vinden. Wat zijn de doelstellingen van de volksgezondheid en hoe worden deze doelstellingen gerealiseerd? Ze spreekt haar steun uit voor amendement nr. 33.

Ook de heer Prévot van de PS spreekt zijn steun uit voor amendement nr. 33. Het verschaft duidelijkheid. Hij is tevreden dat het overleg heeft plaatsgevonden. Hij is tevreden met het resultaat. Het is duidelijk dat het onderwerp van de contingentering gevoelig ligt. Er werd gezocht naar een eerbare oplossing en er werd ook een goed compromis bereikt. Het akkoord zal leiden tot stabiliteit en vooral rechtszekerheid voor de studenten. Het zijn immers de studenten die morgen de gezondheidszorg moeten rechthouden.

De heer Creyelman van het Vlaams Belang gaat uitgebreider in op amendement nr. 33. Hij geeft duidelijk kritische bedenkingen en spreekt zijn steun voor deze schrapping van artikel 69 niet uit. Hij stelt dat er eindelijk een akkoord is gekomen met de Fédération Wallonie-Bruxelles, maar daar staat wel tegenover dat er een algemeen pardon komt voor het jarenlang overschrijden van dat contingent. De spreker vraagt zich ook af of dit akkoord nageleefd zal worden. Het dossier is complex en kent een lange voorgeschiedenis. Hij beschrijft ook die lange voorgeschiedenis in zijn uiteenzettingen. Hij komt dan, zoals anderen, terecht bij de overtallen. De heer Creyelman stelt de vraag of deze overtallen nu worden kwijtgescholden.

Het bereikte akkoord krijgt de nodige kritiek van de Vlaamse huisartsen, huisartsen in opleiding, Vlaamse specialisten, specialisten in opleiding, artsensyndicaten en studenten geneeskunde. Het akkoord bevat immers volgens hem geen solide garanties en gaat het dus niet om een historisch akkoord. Er worden namelijk weer beloftes gedaan, maar waarom is de Fédération Wallonie-Bruxelles dan toch overstag gegaan? Waarom zouden ze zich nu wel aan de gemaakte afspraken houden? Hij stelt mij tijdens de zitting ook de vraag hoe dat te verantwoorden valt tegenover de duizenden Vlaamse studenten die in de voorbije 25 jaar hun artsenstudies niet hebben mogen aanvatten.

Hij zegt ook nog dat het klopt dat Vlaanderen in 2019 een hoger aantal studenten de toelating gaf om studies geneeskunde en tandheelkunde aan te vatten dan vastgelegd in de federale quota. De spreker wijst er wel op dat het contingent aan artsen aanvankelijk jaarlijks werd verhoogd door en voor het overtal aan Franstalige kant.

Verder spreekt hij ook over het lissage-systeem waardoor de Franse Gemeenschap voorafnames kon verrichten. De contingenten van de daaropvolgende jaren werden op deze manier gedeeltelijk opgebruikt. De spreker stelt dan ook dat de terugbetaling van de voorafnames die door het lissage-systeem werden genomen, in zicht komt. De federale responsabilisering wordt dus nu afgevoerd. Hij stelt vast dat de enige garantie vervat zat in artikel 69. Dit artikel kwam er via het regeerakkoord waarin het federale responsabiliserings­mechanisme expliciet vermeld wordt. Dat artikel wordt nu afgevoerd.

Tot slot vraagt de heer Creyelman zich af waarom artikel 68 niet behouden werd als de minister toch zoveel vertrouwen heeft in de Franse Gemeenschap.

De heer Daniel Baquelaine van de MR kan zich wel vinden in het bereikte akkoord en zegt dat het een gunstig akkoord is voor alle studenten die tijdens hun studies in onzekerheid leefden over hun toekomst.

De spreker is het ingangsexamen genegen, hoewel aan Franstalige kant niet iedereen daar zo over dacht.

De beide ingediende amendementen, dat van mezelf en dat van mevrouw Fonck zijn identiek, maar ze verschillen fundamenteel van insteek. De heer Bacquelaine licht dat toe. Hij stelt dat het amendement van mevrouw Fonck geen oplossing formuleert. Het schrapt zonder meer artikel 69. Het biedt met andere woorden geen oplossing voor de onzekerheid van de studenten en er wordt in de toekomst geen aanpassing van de quota voorzien. Het stelt geen numerus fixus in. Het amendement nr. 33 van mevrouw Vanpeborgh opereert in een totaal andere context. Het amendement bekrachtigt een evenwichtig akkoord. Er is het engagement van de Fédération Wallonie-Bruxelles voor het organiseren van een vergelijkend toelatingsexamen, waarin een overeenstemming wordt voorzien tussen het aantal instromende studenten en afgestudeerde studenten die toegang krijgen tot het medische beroep, aldus de heer Bacquelaine.

Realistische quota houden rekening met de nood aan gezondheidszorg, de zorgbehoefte en de verschillende noden in beide landsdelen. De spreker wijst erop dat er veel Franse studenten zijn ingeschreven in de Franse Gemeenschap. Wanneer die afstuderen, betekent dit een verlies van aanbod en daar moet rekening mee worden gehouden. Er moet ook een reserve beschikbaar zijn in geval van nieuwe epidemieën. Sommigen zijn fundamenteel tegen toelatingsexamens, maar deze vergelijkende toelatingsexamens garanderen de kwaliteit van de opleiding. Dat is belangrijk volgens hem. Het verhindert dat het aantal inschrijvingen de opleidingskwaliteit overschrijdt. De spreker wijst er ook op dat de Planningscommissie Medisch Aanbod bij de bepaling van de quota niet alleen rekening houdt met het aantal tot de studie toegelaten studenten, maar ook met de stand van zaken van de actieve bevolking in de Gemeenschap. Als het aantal gevormde artsen de quota overschrijdt, zal de Planningscommissie daarmee rekening houden bij de vastlegging van de toekomstige quota. Dat is een reguleringsmechanisme. Het heeft immers geen zin om een systeem in stand te houden dat al jaren disfunctioneel was.

Hij rondt af met de opmerking dat bij een politieke overeenkomst vertrouwen noodzakelijk is. Het engagement van de Fédération Wallonie-Bruxelles is stevig. De regering van de Fédération Walllonie-Bruxelles heeft op 5 mei 2022 het akkoord reeds goedgekeurd en de minister van Hoger Onderwijs werd gelast met het aanmaken van een voorontwerp van decreet tegen 25 mei 2022. De spreker herhaalt dat het bereikte akkoord een goed akkoord is. Het laat toe om van een goede basis voor de komende jaren te vertrekken en vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.

Wij komen nu bij de uiteenzetting van mevrouw Nathalie Muylle van de CD&V, die werd geprovoceerd met de vraag waarom artikel 69 verdwijnt. Zij heeft geantwoord dat amendement nr. 33 een noodzakelijke eerste stap is, die in het verleden nooit werd gezet, ook niet onder de vorige regering. Er wordt nu een concreet engagement genomen om een ingangsexamen in te richten. De spreekster hoopt dat het amendement zal volstaan en roept op tot wederzijds vertrouwen. De voorliggende oplossing biedt ook de mogelijkheid om extra reserves in te bouwen.

Mevrouw Muylle heeft zelf het responsabiliserings­mechanisme in het regeerakkoord laten opnemen, maar wel met dien verstande dat de federale planning nader zou worden uitgewerkt om tot een akkoord te komen. Bij gebrek aan een akkoord zou worden uitgeweken naar het responsabiliserings­mechanisme.

De minister van Volksgezondheid kreeg vervolgens het mandaat om in overleg te gaan met de Fédération Wallonie-Bruxelles. Wat nu voorligt, is het resultaat van dat overleg.

De spreekster is geen voorstander van de contingenteringsattesten. Zij vormen inderdaad geen ideale maar een suboptimale oplossing. Het is niet wenselijk studenten na zes jaar studie de toegang tot een verdere opleiding te ontzeggen. De spreekster weet wat dat betekent voor de studenten en hun ouders. Dat was geen correcte regeling.

Het is tijd om vooruit te blikken, om wat hier vandaag voorligt het voordeel van de twijfel te geven. In de oplossing zitten overigens ook grendels, zegt ze. Wanneer de quota voor de examens worden overschreden, wordt dat in de toekomst rechtgezet. Mevrouw Muylle is ervan overtuigd dat minister Glatigny van de Franse Gemeenschap, bevoegd voor het hoger onderwijs, te goeder trouw zal handelen. Besturen is verantwoordelijkheid nemen. Vandaag is de eerste stap gezet.

Dan kom ik bij de opmerkingen van mevrouw Merckx van de PVDA-PTB. Zij zegt dat artikel 69 een bedreiging vormt voor de studenten in de loop van hun academisch parcours. De minister gebruikt dat artikel om druk op te voeren op de Fédération Wallonië-Bruxelles. Het artikel wordt nu geschrapt, na het bereiken van een akkoord over de numerus fixus. Toch is dat artikel niet van de baan, want het kan weer geactiveerd worden wanneer het bereikte akkoord dode letter blijft. In die zin is er nog steeds onzekerheid voor de studenten.

De spreekster wijst er ook op dat ze destijds een amendement heeft ingediend met een omgekeerde draagwijdte. Eens de opleiding geneeskunde is afgerond, krijgt elke student een RIZIV-nummer. Ze zegt dat de Franstalige studenten voorstander zijn van het amendement nr. 33; het maakt een einde aan de juridische onzekerheid. De studenten staan niet achter het bereikte akkoord dat een ingangsexamen invoert dat de toegang tot de studie bemoeilijkt.

Ze wijst ook naar de heer Arthur Vleugels, oud-hoogleraar aan de KU Leuven, die een instroombeperking niet meer van deze tijd vindt en stelt dat dat gewoon het resultaat van lobbywerk is. Instroombeperking vindt vooral voorstanders bij degenen die op de prestatiegeneeskunde inzetten. Ze zegt resoluut dat het akkoord leidt tot elitaire geneeskunde, terwijl er juist nood is aan artsen uit alle bevolkingsgroepen.

Dat brengt mij bij het discours van de heer De Caluwé, die kort en bondig stelt dat hij de twijfels van sommige collega's begrijpt. Het dossier sleept ook al jaren aan, maar hij gelooft in de voorgestelde oplossing. Hij zegt ook dat hij de uitvoering nauwgezet zal opvolgen.

Het komt dan aan de minister toe om te reageren op dat alles. Hij stelt dat amendement nr. 33 een einde maakt aan jarenlang gekrakeel. Vanaf nu kan er ernstig en eensgezind een goed aanbod van artsen en tandartsen tot stand worden gebracht. Er is een politiek akkoord gesloten tussen de federale regering en de regering van de Fédération Wallonie-Bruxelles. Als de Fédération Wallonie-Bruxelles een gedetailleerd document aanvaardt waarin precieze afspraken zijn gemaakt, dan stemt de federale regering in met de terugtrekking van het artikel 69.

De minister zegt ook, net als mevrouw Muylle, dat het een eerste stap is, maar dat er ook nog – dit is belangrijk – vier controlemomenten volgen. Aan de regering van de Fédération Wallonie-Bruxelles wordt immers gevraagd om in mei 2022 een ontwerpdecreet op punt te stellen aangaande de organisatie van het vergelijkend ingangsexamen, dus met een numerus fixus. In september 2022 wordt nagegaan of het aantal studenten dat dan ingeschreven wordt voor het huidig ingangsexamen, niet in strijd is met het quotum van 2028. In november 2022 komt er nog een akkoord over de deperditiesleutel. Uiteraard zal er ook nauwgezet op worden toegekeken of die deperditiesleutel wordt gerespecteerd.

De minister heeft er alle vertrouwen in en zegt dat het geen loze beloften zijn. Hij zegt dat de Fédération Wallonie-Bruxelles en de federale regering dezelfde ambitie en diagnose delen. Hij benadrukt nog dat er verschillende toetsingsmomenten zijn. Hij stelt ook dat het de verdienste is van mevrouw Muylle en haar partij om bij de regeringsvorming aan te dringen op die federale stok achter de deur. Bij het niet respecteren van de afgesproken quota, komt er een federaal systeem, maar dat is, zo zegt hij nogmaals, suboptimaal.

De minister stelt ook dat sommige kritieken gestoeld zijn op ernstige misverstanden. Zo is er helemaal geen sprake van een generaal pardon. De Planningscommissie houdt, op basis van een verfijnde methodologie, rekening met het aanbod dat er is geweest en dat er nog zal zijn tot in 2027. De Planningscommissie vertrekt van die realiteit. De Franse Gemeenschap is het met die cijfers eens en ook de Vlaamse en Franstalige stemgerechtigde leden van de Planningscommissie waren het ermee eens.

Er volgt nog een kort debat tussen mevrouw Van Peel en de minister. Mevrouw Van Peel zegt nogmaals dat Vlaanderen zich niet kan vinden in het akkoord, dat er geen eensgezindheid is en dat de Vlaamse artsenverenigingen tegen zijn. Zij zegt ook dat de minister hiermee het gegeven dat de Franstalige artsen minder werken en daarom juist meer nodig zijn, institutionaliseert. De minister beklemtoont nogmaals dat de gebruikte methodologie unaniem werd goedgekeurd door alle leden van de Planningscommissie, dat er veel misverstanden bestaan, ook bij de Vlaamse artsenverenigingen, en hij deelt voorts mee dat het overtal door de Planningscommissie mee in de cijfers wordt verrekend. De minister wenst niet te dreigen met die suboptimale oplossing. Het akkoord zal een historisch probleem wegwerken.

Mevrouw Vanpeborgh merkt dan op dat ook in Vlaanderen de quota niet steeds werden gerespecteerd en dat ook daar generaties tegen elkaar werden uitgespeeld, maar zij wenst het verleden achter zich te laten en kiest de weg vooruit. Er is geen loze belofte, er is een akkoord en er wordt vooral verder ingezet op planning. De onevenwichten qua regio's en ook de tekorten qua specialiteiten worden overigens mee in rekening gebracht in de nieuwe rekenmodule.

Ik kom dan bij mevrouw Fonck, die zegt dat zij tevreden is met de schrapping van artikel 69, maar ook dat die er is gekomen dankzij de waakzaamheid van de oppositie. Dankzij de waakzaamheid van de oppositie nam de druk toe en kwamen er onderhandelingen tussen de federale regering en de Fédération Wallonie-Bruxelles en dat heeft ertoe geleid dat artikel 69 nu sneuvelt. Zij beaamt dat de kwaliteit van de opleiding en de stage moet worden verzekerd en dat er rekening moet worden gehouden met de noden van de volksgezondheid, maar dat gebeurt niet genoeg.

De leden hebben kennisgenomen van de adviezen van de Planningscommissie, met inbegrip van de herberekeningen, en het is vooral zaak om voldoende artsen en tandartsen die in België gevormd zijn, te voorzien. Dat is de manier om de kwaliteit te garanderen.

Dan kom ik bij de laatste spreekster, namelijk mevrouw Sophie Rohonyi. DéFI is eveneens verheugd dat artikel 69 geschrapt wordt. Zij gaf echter eveneens aan dat dit ook mede te danken is aan het werk van de oppositie en een sterke mobilisering van Franstalige en Nederlandstalige studenten. Die studenten moeten op het einde van hun studie de mogelijkheid krijgen om hun beroep uit te oefenen. Ze beschouwt artikel 69 als chantage. Amendement nr. 33 volgt daarentegen de weg van de onderhandelingen.

Volgens de N-VA-fractie is er geen huisartsentekort in Vlaanderen. Mevrouw Rohonyi verwees echter naar de vaststellingen in de bijzondere commissie met betrekking tot COVID-19, waar anders bleek. De vergrijzing bij de bevolking en bij de artsen maakt deze situatie steeds erger en dus moet er ingezet worden op meer artsen. Het bereikte akkoord objectiveert de gezondheidsbehoeften. De quota in het akkoord werden verhoogd, maar ze zijn volgens de spreekster nog te laag.

Volgens de N-VA-fractie betalen de Vlamingen het gebrek aan professionalisme van de Franstaligen. De spreekster vond dit echter heel stigmatiserend. Ze vroeg of minister Ben Weyts ook een gebrek aan professionalisme kan worden aangewreven, aangezien mevrouw Vanpeborgh stelde dat ook in Vlaanderen de quota wel eens overschreden werden en worden.

Ze sloot af met een aantal vragen aan de minister. Ze stelde vast dat het mechanisme in artikel 69 nog geactiveerd kan worden. Ze vroeg zich af onder welke omstandigheden dit dan zal gebeuren. Betekent dit dan niet dat de studenten toch geen rechtszekerheid hebben?

De minister gaf toen een allerlaatste reactie. Hij verwees nogmaals naar het akkoord. Hij stelde dat als in september 2022 het aantal voor het ingangsexamen geslaagde studenten voor het academiejaar 2022-2023 onredelijk verschilt van de vastgelegde quota op federaal niveau, rekening houdend met de deperditie, en er geen resorptiemechanisme komt, dat laatste punt, dus het inroepen van artikel 69, toch nog in overweging zal kunnen worden genomen.

De minister stelt evenwel vertrouwen in de regering van de Fédération Wallonie-Bruxelles. De regering zal trouwens in haar decreet een correctiemechanisme opnemen wanneer er sprake is van een overschrijding. Dan dient dat overtal weggewerkt te worden binnen een termijn van drie jaar.

Amendement nr. 33 van mevrouw Vanpeborgh en consorten dat artikel 69 schrapt, werd aangenomen met 10 stemmen voor en 5 stemmen tegen. Bijgevolg werd amendement nr. 158 van mevrouw Fonck zonder voorwerp.

Het gehele wetsontwerp, zoals geamendeerd, werd bij de naamstemming aangenomen met 10 stemmen voor en 6 onthoudingen.

Hebben voorgestemd: voor Ecolo-Groen mevrouw de Laveleye, mevrouw Hennuy en mevrouw Platteau, voor de PS de heer Prévot en de heer Rigot, voor MR de heer Bacquelaine en mevrouw Taquin, voor CD&V mevrouw Muylle, voor Open Vld de heer De Caluwé en voor Vooruit mevrouw Vanpeborgh. Hebben zich onthouden: voor N-VA mevrouw Depoorter, mevrouw Gijbels en mevrouw Van Peel, voor het Vlaams Belang de heer Creyelman en mevrouw Sneppe en voor de PVDA-PTB mevrouw Merckx. Het aantal tegenstemmen was nihil.

Ik dank de diensten en het secretariaat voor de input die ze geleverd hebben voor het mondeling verslag, dat toch zeer snel geproduceerd moest worden.


Valerie Van Peel N-VA

Dank u wel, collega Vanpeborgh, voor uw wel zeer gedetailleerde verslag.

Ik was met collega Muylle en collega Fonck al even aan het bespreken of wij in onze uiteenzetting niet gewoon konden verwijzen naar uw uiteenzetting. Ik weet dat de minister dat graag zou hebben, maar het spijtige aan de hele zaak is dat ik om te beginnen een paar foutjes heb gehoord in uw verslag. Nu moet ik wel interveniëren. Bovendien voel ik mij in dit dossier spijtig genoeg genoodzaakt in herhaling te vallen, omdat ik er echt van overtuigd ben dat mijn Vlaamse collega's in dit Huis het dossier toch nog altijd niet helemaal begrepen hebben. Het is ook ingewikkeld. Anders kon het niet dat zij zomaar meegaan in wat hier vandaag op tafel ligt.

Collega's, ik zal het voor u met veel engagement toch nog eens van in het begin uitleggen. Als u mij toelaat. Als u mij niet toelaat trouwens ook.

Ik zal het vandaag hebben over iets wat niet in het ontwerp staat. Dat is origineel, zou u kunnen zeggen, maar dingen die niet in een ontwerp staan kunnen gigantisch belangrijk zijn, zeker als zij er een hele tijd wel hebben ingestaan. Ik heb het over het deeltje dat in het ontwerp houdende diverse bepalingen stond over het zogenaamde responsabiliseringsmechanisme in het dossier van de artsenquota.

Beste Vlaamse collega's, ik kan u verzekeren dat de Franstalige collega's dit dossier zeer goed kennen. Zij kunnen ook zeer goed één lijn trekken in dit verhaal. Dus, beste Vlaamse collega's, misschien is het nuttig dat ik nog eens schets waarover wij het hier hebben.

Eind jaren 90 besloot de federale regering artsenquota in te voeren. Dat was geen populaire maatregel. Dat gebeurde niet om plezant te doen. Dat gebeurde omdat men het overtal aan studenten Geneeskunde wilde terugschroeven. De federale regering zou bepalen hoeveel RIZIV-nummers er nog zouden zijn voor de afgestudeerde artsen.

Waarom deed zij dat? Het antwoord is niet onbelangrijk. Zij deed dat om de overconsumptie tegen te gaan die op dat moment buitensporig overliep in de zorg, en ook om de kwaliteit van de opleiding te garanderen. Dat was dus om twee principes, namelijk, ten eerste, overconsumptie en veel te dure zorg, wat niet de bedoeling was, en, ten tweede, de kwaliteit van de opleiding en goede artsen. Dat is een visie op gezondheidszorg.

In dit land is alles echter complex. Omdat onderwijs een gemeenschapsbevoegdheid is, organiseerde Vlaanderen al meteen van bij de start – zij doet dat ondertussen al meer dan twintig jaar lang – een streng toegangsexamen om dat quotum ook te handhaven. Populair werd de Vlaamse overheid daar niet van, want dat examen betekende dat zij elk jaar opnieuw aan duizenden families zou moeten melden dat hun dochter of zoon niet aan de opleiding mocht beginnen. Zij deed dat echter voor het grote goed. Zij nam haar verantwoordelijkheid en streefde naar een goede gezondheidszorg.

U zal nu denken: wat deed Franstalig België twintig jaar geleden? Zij deden gewoon niets. Zij hebben dat ook meer dan twintig jaar volgehouden. Zij hebben altijd gewoon letterlijk categoriek geweigerd een wet uit te voeren die op hun o zo geliefde federale niveau was goedgekeurd door henzelf. Zij deden gewoon door met het opbouwen van een overtal.

Er is ooit een berekening gemaakt onder de Zweedse regering, waarvan wij toen deel uitmaakten en waarin wij toen al enigszins een compromis hebben moeten maken, van de aantallen waarover wij nu spreken. Anders was er met de enige Franstalige partij die toen deel uitmaakte van de regering, geen sprake van een akkoord.

Naar de federale Planningscommissie zal minister Vandenbroucke zo meteen twintig keer verwijzen. Hij blijft ook nog altijd volhouden dat ze niet politiek wordt gestuurd, hoewel dat in heel veel zaken wel het geval is. Dat kan ik bij dezen bevestigen. Die Planningscommissie is toen tot de conclusie gekomen dat het hier gaat over een teveel van zowat 1.500 artsen in Franstalig België. In realiteit zijn dat er een pak meer, maar stel u evenwel voor dat genoemd cijfer zou kunnen kloppen.

Vlaamse collega's, het volgende is niet onbelangrijk. Onthoud even alle details, want het is echt belangrijk. In het akkoord dat in de Zweedse regering werd gemaakt, was er ook een voorwaarde, namelijk dat er een toegangsexamen zou komen. Nog een zaak trouwens die minister Vandenbroucke heel graag loopt te verkondigen, is dat hij de eerste is die een dergelijke belofte ooit heeft gekregen, hoewel de belofte gedurende die periode van twintig jaar behoorlijk vaak is voorgekomen. In 2016 is ze zelfs concreet geworden. Ik wil het eigenlijk wel toegeven, als de minister het aanstonds ook toegeeft, maar ik was toen nog wat naïef, ook al voelde ik dat de belofte niet zou worden waargemaakt. Ik dacht dat het akkoord zo goed in elkaar zat dat men er aan Franstalige zijde wel werk van zou maken. Men was een tekst aan het schrijven. De minister zal aanstonds zeggen dat men opnieuw een tekst aan het opstellen is. Eerste lezing, tweede lezing. Het wordt een tekst op maat van de Raad van State die gegarandeerd, met 100 % zekerheid, naar de prullenbak zal worden verwezen door de Raad van State. Dat heeft men toen ook gedaan. Zo heeft men nog eens twee jaar gekocht. Daarna zijn wij om andere redenen uit de regering gestapt en werd minister De Block bevoegd, die volledig heeft nagelaten om alle principes uit het akkoord jaar na jaar tot uitvoering te brengen. Tot hier de geschiedenis.

Waarom is het belangrijk om de artsenquota te handhaven? Een van de redenen is de kwaliteit van de opleiding. Ik hoop dat ik daar niet te veel uitleg bij hoef te geven, dat is gewoon logisch: hoe meer studenten, hoe minder stage en praktijkervaring voor iedereen gedurende de studies. Als men nu één beroep niet uit een boek leert, dan wel arts en tandarts, waarvoor hetzelfde verhaal telt. Zeker zo belangrijk is dat een te groot aantal artsen, wat men einde de jaren 90 in heel het land zag, maar nu alleen nog maar in Franstalig België en nog meer dan in de jaren 90, tot overdreven kosten voor de sociale zekerheid kan leiden. Dat is des te meer het geval bij een scheeftrekking tussen de verscheidene specialismen die door subquota dienen geregeld te worden op het gemeenschapsniveau, waarin de Franse Gemeenschap overigens compleet tekortschiet.

Wat heeft men nu in Franstalig België? Er is een tekort aan huisartsen. Dat zal mijn Franstalige collega aanstonds aanhalen als grote reden om hier met pathos te zeggen hoe fantastisch het is dat het responsabiliseringsmechanisme verdwijnt. Men heeft er inderdaad een tekort aan huisartsen, net als in Vlaanderen. De dichtheid op het vlak van huisartsen is nagenoeg hetzelfde voor Franstalig België en Vlaanderen, rond 10. Dat is vreemd, want wij hebben 25 jaar met quota gewerkt en de Franstaligen niet, maar we hebben dezelfde aantallen.

Voor wie denkt dat wij het probleem met de schrapping van de federale quota zullen oplossen, zal ik het nog eens uitleggen, want ik heb niet de indruk dat iedereen het begrijpt.

Men wil de schrapping van de federale quota, omdat er anders, zo argumenteert men, een tekort aan huisartsen ontstaat. Beeldt u zich in dat we een experiment uitvoeren met een A-groep, die een placebo krijgt, en een B-groep, die een middel krijgt. De Franstaligen krijgen de placebo. Zij krijgen niets. De Vlaamse Gemeenschap respecteert de contingentering en het ingangsexamen. In het experiment bekijkt men wat het effect is op het aantal huisartsen voor de twee groepen. Als men een gelijke uitkomst krijgt, luidt het antwoord: niets. Daarmee kunnen we dus de discussie sluiten.

Wat is er dan wel aan de hand in Franstalig België? Men heeft daar zeer veel, te veel artsenspecialisten, waardoor mensen bij een medisch probleem de huisarts overslaan en vlugger naar het ziekenhuis gaan, want daar zitten vijf specialisten te wachten die allemaal eindelijk eens een patiënt willen. Dat is veel duurder voor de sociale zekerheid, die federaal wordt betaald en dus vooral door Vlamingen wordt gesponsord. Die specialisten zijn bovendien geneigd, wegens een teveel aan specialisten en een tekort aan werk en verloning, om meer onderzoeken en ingrepen dan nodig te doen, wat opnieuw ten laste van de sociale zekerheid komt.

U kunt die redenering onnozel vinden, maar dat is dezelfde redenering die men in de jaren 90 heeft gebruikt, omdat er toen geen contingentering was. We zijn nu 25 jaar later. Er is nog altijd geen contingentering in Franstalig België. Het is daar alleen maar verder uit de hand gelopen, zoals met heel veel problemen in dit land.

Men kampt daarnaast ook met overstelpte huisartsen die de toestroom niet meer aankunnen, waardoor het beroep van huisarts niet meer aantrekkelijk is. Men blijft dus geconfronteerd met een enorme vicieuze cirkel, die door de Franse Gemeenschap al lang met subquota had moeten zijn aangepakt, maar dat doet zij dus niet.

Nog een belangrijk punt in deze discussie is dat in verschillende onderzoeken en ook in cijfers in de gezondheidsbarometers te zien is dat de gemiddelde Vlaming gezonder is dan onze Franstalige medemens. De gemiddelde Vlaming heeft ook een hogere levensverwachting dan de gemiddelde Franstalige Belg. Daar staat tegenover dat ondanks die zaken de gemiddelde Vlaming veel goedkoper is voor de sociale zekerheid. Misschien is het vervelend om te horen, maar wat ik zei, is gebaseerd op cijfers en jaarverslagen van de gezondheidsbarometer. Ik verzin dit niet.

Voor mij bewijzen die gegevens wel dat het Vlaams gezondheidsbeleid en het loyaal respecteren van de artsenquota vruchten heeft afgeworpen en daarnaast dat meer artsen hebben, niet noodzakelijk leidt tot een betere gezondheidszorg. Dat laatste is de essentie van heel dit debat.

Voor alle duidelijkheid en zoals ik al vaker zei, op zich hebben wij geen probleem met een andere visie op het omgaan met gezondheidszorg. Als men aan Franstalige zijde wil voortgaan met de opbouw van overtallen, vooral aan specialisten, en een onderinvestering in huisartsen, dan moet men dat maar doen, geen probleem. Als men aan Franstalige zijde liever meteen naar de spoeddienst loopt, in plaats van zoals in Vlaanderen via de eerstelijnszone een soort trapsysteem te organiseren dat veel beter functioneert, dan mag dat. Het wordt dan echter verdorie eens tijd dat men voor die keuzes zelf betaalt en zelf de verantwoordelijkheid opneemt. Met andere woorden, beide Gemeenschappen moeten voluit het heft in eigen handen kunnen nemen. Maar goed, daar zijn we nog niet.

Ik keer even terug naar vandaag. De minister spreekt vandaag over een historisch akkoord. Historisch! Er is namelijk een belofte uitgesproken over een ingangsexamen, dat een jaar vóór de verkiezingen moet plaatsvinden. Als die belofte wordt uitgevoerd, dan is dat alvast historisch. Die belofte is echter al vaker uitgesproken, dat is eigenlijk het historische eraan. Wat krom is, kan niet worden rechtgesproken. U bent daar nochtans goed in, mijnheer de minister. U zult zo dadelijk weer met cijfers goochelen die vooral iets anders moeten laten blijken en u zult ook de federale Planningscommissie nog drieëntwintig keer vernoemen. Wat krom is, kan men echter niet recht spreken. Op het einde van de rit blijft de realiteit even krom.

Door een scheefgroei van het aantal artsen, die al jaren opgelost had kunnen worden, eenvoudigweg te institutionaliseren dat doet u met dit akkoord – lost u het probleem niet op. Integendeel zelfs, u geeft het op. Dat is de samenvatting van uw zogenaamde historische akkoord. U loopt met de witte vlag voorop voor een belofte die al 25 jaar niet wordt nagekomen. In ruil daarvoor hebt u meer toegegeven dan wat initieel op tafel lag. U zorgt er zelfs voor dat deze scheefgroei in de toekomst alleen zal verergeren. U institutionaliseert het feit dat niet elke Belg gelijkwaardig is, want een Franstalige Belg heeft blijkbaar meer artsen nodig dan een Vlaamse Belg. U onderbouwt dat met de simpele uitleg dat men in Franstalig België minder zou werken. Het is grappig, want toen de federale Planningscommissie die parameter introduceerde, heb ik ook gezegd dat het nodig was omdat er daar minder gewerkt werd. Mevrouw Onkelinx begon mij toen uit te schelden. Hoe durfde ik te zeggen dat zij minder werken? Vandaag zegt minister Vandenbroucke zelf dat de artsen daar minder werken en dat er daarom dus meer nodig zijn. Nu vindt iedereen dat blijkbaar prima, maar destijds mocht ik dat niet zeggen. Feiten mogen in deze boîte niet op voorhand worden vermeld, behalve als men tot de partij behoort die net alle toegevingen heeft gedaan.

U mag zich verschuilen achter de federale Planningscommissie, maar de feiten zijn nu eenmaal wat ze zijn. Ik zal de cijfers even geven want ze zijn niet onbelangrijk. Op het vlak van de huisartsen is de dichtheid min of meer dezelfde.


Catherine Fonck LE

Madame Van Peel, je pensais tout d'abord à ne pas vous interrompre et à seulement vous écouter. Cependant, avec tout le respect que j'ai pour vous, vous poussez le bouchon tellement loin que je me dois de réagir.

Cinq médecins qui attendent le patient pour lui sauter dessus dès qu'il entre à l'hôpital; des francophones qui travaillent moins – on entend presque "qui ne foutent rien" –; les médecins qui opèrent plus que nécessaire seulement pour gagner de l'argent…


Valerie Van Peel N-VA

(…)


Catherine Fonck LE

Je traduis: nos médecins ne foutent rien, ils sautent sur les patients pour faire plus que ce qui est nécessaire, leur pratique médicale ne serait donc pas éthique. Je pourrais vous dire plein de choses. En réalité, les médecins ne sont pas payés à l'heure, comme vous le savez.


Valerie Van Peel N-VA

Ils sont payés par…


Catherine Fonck LE

Non, ils ne sont pas payés à l'heure.

En pratique, excusez-moi de nouveau l'expression, mais qu'est-ce qu'on s'en fout que les francophones passent plus de temps avec leurs patients ou les voient moins! Vous pouvez rire, mais c'est la réalité. S'agit-il d'exercer la médecine en se disant: "Voyons-en le plus possible par heure! Ainsi, nous serons plus payés" ou décidons-nous plutôt d'opter pour une approche de la médecine telle qu'une première consultation en néphrologie prenne une heure? Oui, oui, vous pouvez sourire. Allez demander aux néphrologues! Je ne sais pas ce qu'ils font du côté néerlandophone. À la limite, peu importe. Oui, nous passons une heure avec un patient, parce qu'il est nouveau et qu'il s'agit de maladies complexes qui nécessitent que nous prenions du temps pour informer le patient.

Il faut prendre du temps pour lui expliquer des diagnostics qui sont difficiles, des diagnostics qui sont lourds, avec de nombreuses pathologies qui sont effectivement complexes, et avec des traitements difficiles. Je connais beaucoup de confrères néphrologues qui exercent au nord du pays et qui peuvent aussi – les règles sont différentes, chacun applique sa méthode – passer beaucoup de temps avec les patients.

Ce que je veux dire, c'est que caricaturer tel ou tel médecin, qu'il soit au nord, au sud du pays ou en Région bruxelloise, parce que soi-disant il ferait tout pour voir le maximum de patients, alors qu'il n'est pas du tout payé à l'heure, comme vous le savez, sachez que cela ne m'intéresse pas. Faire de la bonne médecine, c'est aussi faire de l'humanisation des soins. Et cette humanisation des soins, elle nécessite de prendre du temps avec les patients, parce qu'il ne s'agit pas uniquement de poser un diagnostic, de prescrire un traitement et puis basta!

Moi, j'aspire à ce qu'on puisse reconnaître cette humanisation des soins, qui est indispensable tant pour les patients que pour la santé publique. J'aspire aussi très clairement à ce qu'on laisse le choix à de jeunes et de moins jeunes médecins, qu'ils soient du nord, du sud du pays ou de Bruxelles, peu m'importe, de faire moins d'heures par semaine, de ne plus rester dans le moule qui consiste à faire 80 heures par semaine. Mais cela ne veut pas dire qu'ils font 25 heures par semaine et qu'ils passent le reste du temps sous la couette!

Effectivement, ils ont encore des horaires particulièrement lourds, mais ils décident aussi de faire un choix, de pouvoir concilier leur job – en ce compris les gardes, les nuits et le week-end – avec le reste, de faire ce choix et que ce choix puisse être respecté. Alors, c'est vrai, on connaît les chiffres. Les médecins francophones gagnent moins, certes. Je parle bien ici des médecins spécialistes, n'est-ce pas? Les médecins spécialistes francophones ont moins d'argent à la fin du mois que les médecins néerlandophones. Pour chaque spécialisation, les chiffres sont connus.

Sommes-nous en train de nous en plaindre? Non! Par contre, nous voulons une médecine de qualité, avec des médecins qui continuent à se former, qui prennent le temps pour annoncer des diagnostics difficiles et expliquer les traitements. C'est une vision d'humanisation des soins.

Mais le vrai débat n'est pas là. Veut-on oui ou non répondre aux besoins en matière de santé? Peut-on respecter un mode d'approche de la médecine dans lequel on ne veut pas faire 80 heures par semaine et on ne veut pas voir les patients à la chaîne? Ceci doit être acceptable et audible.

J'ai beaucoup de collègues néerlandophones qui ont fait des choix de vie qui ne sont plus les mêmes qu'il y a 50, 40 ou 10 ans. Ces choix sont aussi éminemment respectables! Il me semble important pour les patients, pour les médecins et pour répondre aux besoins en matière de santé de respecter cela sans entrer dans la caricature. Cela ne tient pas la route!


Sofie Merckx PVDA | PTB

Mevrouw Van Peel, ik wil ook even reageren op uw redenering.

Mevrouw Fonck heeft het over de specialisten gehad, maar ik wil het over de huisartsen hebben. U hebt een redenering opgezet over het huisartsentekort. Er is inderdaad een huisartsentekort, zowel in het noorden als in het zuiden van het land. U zegt dat dit het niet zal oplossen. Er is zelfs een groter huisartsentekort in Vlaanderen dan in Wallonië. In Wallonië is dat het geval in 1 gemeente op 2, in Vlaanderen in 3 op 4, maar we kunnen het er later nog over hebben of dat waar is of niet.

Als men een wetenschapper is, wil men onderzoeken waar de oorzaak van het huisartsentekort ligt, en dan is er iets waarover ik N-VA nooit hoor. Ik denk dat we de oorzaak van het huisartsentekort ook moeten zoeken in de prestatiegeneeskunde en in de onderwaardering van het huisartsenberoep, zowel in het noorden als in het zuiden van het land. Daar moeten we werk van maken en we moeten er misschien aan denken om daar verandering in te brengen, ook als we iets willen doen aan de overconsumptie, zowel in het zuiden als in het noorden van het land. Het is niet door de prestatiegeneeskunde dat er in Antwerpen of Limburg overconsumptie is. Ik denk dat dit ook daar een ernstig probleem is.


Sophie Rohonyi DéFI

Madame la présidente, je me devais d'intervenir parce que mes oreilles ont sifflé plus d'une fois. On connaissait l'amour de la N-VA pour les clichés sans aucun fondement, mais là, franchement, la coupe était largement pleine. Je ne pouvais pas laisser passer cela.

Madame Van Peel, votre succession de clichés est sincèrement incompréhensible. On connaît bien évidemment le but final poursuivi par les statuts de votre parti.

Vous nous dites que les francophones n'ont jamais rien fait pour répondre aux quotas INAMI, quand bien même ceux-ci n'avaient jamais démontré en quoi ils permettaient de répondre à la pénurie de médecins ou à l'amélioration des études de médecine, puisque c'est finalement l'objectif poursuivi par les quotas INAMI, mais aussi par le présent accord que vous critiquez par ailleurs.

J'aimerais quand même rappeler qu'il y avait un examen d'entrée jusqu'aujourd'hui en Fédération Wallonie-Bruxelles. Dire que rien n'a jamais été fait est faux. D'ailleurs, cet examen d'entrée était en vigueur en Flandre aussi jusqu'il y a encore quelques années. C'est à ce moment-là seulement que le concours d'entrée a pu être institué en Flandre.

Autre cliché: vous nous dites que les Wallons manquent de professionnalisme parce qu'ils ont dû, à plusieurs reprises, ne pas respecter les quotas INAMI. Ils ont dû admettre des étudiants surnuméraires au sein des études de médecine. J'ai envie de dire: encore heureux. Parce que si cela n'avait pas été le cas, comme on l'a vu, le bilan humain de cette crise sanitaire aurait été autrement plus grave que ce qu'il a été.

Vous n'avez pas répondu à ma question en commission et je me permets de vous la rappeler. Je sais que cela vous gêne, mais le ministre Weyts, quand il a dérogé aux quotas INAMI lorsqu'il a admis deux fois plus d'étudiants qu'autorisé à accéder aux études de médecine, a-t-il lui aussi manqué de professionnalisme comme l'ont fait les Wallons? J'aimerais vraiment que vous répondiez à cette question. Je sais qu'elle vous dérange, mais ce n'est pas une raison pour ne pas y répondre.

Vous nous dites également qu'en fait, les soins de santé coûteraient plus cher en Wallonie et que par conséquent, ce sont les Flamands qui doivent payer pour les Wallons. C'est là le principe de la sécurité sociale. Si vous avez un problème de principe avec la sécurité sociale, il faut nous le dire tout de suite et il faudra avoir un débat à ce sujet. Ce débat ne traite pas de la sécurité sociale, mais des moyens à mettre en oeuvre afin d'améliorer la qualité des soins et que chacun puisse avoir accès à temps à un médecin, ce qui n'est pas le cas aujourd'hui, ni en Wallonie ni à Bruxelles, ni en Flandre.

On pourrait faire la comptabilité des problèmes de santé suivant la Région, la province. Je pourrais vous dire qu'en Flandre le vieillissement de la population est beaucoup plus important qu'en Wallonie. Ce n'est pas pour autant que je vais dire qu'il faut scinder, encore plus qu'on ne l'a déjà fait, les soins de santé et la sécurité sociale.

Il y a également cet autre cliché qui consiste à dire que les patients iraient trop chez le médecin, qu'il y aurait trop d'interventions. Je reprends vos mots. Vous avez parlé d'interventions, sous-entendu d'interventions chirurgicales, à moins que vous ne parliez d'autre chose. Ce constat est tellement énorme que vous vous devez de l'étayer par des chiffres. Madame Van Peel, pouvez-vous étayer par des chiffres le fait qu'aujourd'hui, en particulier en Wallonie, des patients se rendraient trop souvent chez le médecin, et, ce faisant, coûteraient trop cher à la sécurité sociale?

Pour ce qui me concerne, je constate que le délai pour obtenir un rendez-vous chez le médecin est très long, ce qui a des conséquences sur les finances de l'État, et donc sur le portefeuille des Bruxellois, des Wallons et des Flamands. Pourquoi? Parce qu'à force de retarder des soins, de retarder des dépistages, on se retrouve avec des traitements toujours plus lourds et plus coûteux. Telle est la réalité de nos soins de santé aujourd'hui!


Gitta Vanpeborgh Vooruit

Mevrouw Van Peel, uw uitspraken stellen mij teleur. U zegt dat we moeten kijken naar de gezondheidsbarometer. Franstaligen blijken ongezonder te zijn, ondanks het feit dat er sprake is van medische overconsumptie en dat er meer artsen aanwezig zijn. U zou toch moeten weten dat er achter zulke cijfers altijd verschillende realiteiten schuilgaan. Dat zijn gemiddelden. Achter die gemiddelden kunnen heel andere cijfers schuilgaan naargelang de doelgroepen of het scholingsniveau. Zo'n uitspraak over de Franstalige Gemeenschap is heel kort door de bocht.

U doet ook een uitspraak over de Planningscommissie. Ik ken die mensen niet. U kent ze blijkbaar wel of bent er al mee in aanraking gekomen. Zij zullen uiteraard wel van verschillende meningen zijn, maar zo'n commissie is hoogstwaarschijnlijk wel pluralistisch samengesteld. Ik ga er ten minste van uit dat ze toch wel een gemeenschappelijk doel voor ogen hebben, namelijk de volksgezondheid bevorderen. Dat is dus wel een krasse uitspraak.


Valerie Van Peel N-VA

Het niet beperken van de in- en uitstroom van het aantal artsen leidt tot een overtal en overconsumptie. Ik raad u wat wetenschappelijke onderzoek aan dat al in de jaren 90 werd uitgevoerd. Het is absoluut wel zo. Het is de reden waarom hier federaal indertijd is ingegrepen. Het getuigd van intellectuele onkunde als men niet wil begrijpen dat die redenering in het landsdeel waar tot hiertoe nooit is ingegrepen de zaken 25 jaar lang verder zijn ontspoord terwijl er in Vlaanderen, waar wel is ingegrepen, dit tot een betere, kwaliteitsvolle en betaalbare gezondheidszorg heeft geleid. Misschien moet u dat toch gewoon eens aannemen.

Alle andere cijfers die ik vernoem, verzin ik niet. Ze werken minder uren. Ik heb echter nooit over een chirurgische ingreep gesproken. Ik raad trouwens de mensen die zo hard van België houden aan om wat Nederlands te leren want de vertaling lukt blijkbaar niet altijd zo goed. Ik heb nooit over meer ingrepen gesproken! Ik word hier beschuldigd dat ik gezegd zou hebben dat Franstalige chirurgen meer chirurgische ingrepen zouden doen, maar dat heb ik nog nooit gezegd.

Weet u wat ze wel meer doen? Ze laten meer scans nemen en laten daghospitalisaties uitlopen tot langere periodes. Dat zijn allemaal zaken die men gewoon cijfermatig kan terugvinden. Er gaan 80 % meer mensen naar de spoedafdeling. Dat zijn allemaal dingen die veel duurder zijn voor de gezondheidszorg. Dat mag allemaal, maar betaal het dan zelf.

Als men 25 jaar nee zegt tegen een federale wet die men zelf heeft gestemd, de kosten voor de gezondheidszorg daardoor verder uit de hand laat lopen en het dan raar vindt dat de andere kant van de taalgrens, die dat 25 jaar wel braaf heeft gedaan, een beetje kwaad is en even duidelijk wil maken hoeveel het allemaal kost en waar het echt over gaat… In wat voor een land leven we dan nog? Dat is namelijk niet een land.


Catherine Fonck LE

Puisque nous parlons de chiffres, parlons de chiffres!

Vous avez pris un exemple. Je vais en prendre un autre. Vous avez pris l'exemple des scanners. A-t-on trop de scanners en Belgique? Compte-t-on plus de scanners du côté francophone par rapport à la population que du côté néerlandophone? La réponse est oui. C'est juste. Faut-il tout faire pour faire des shifts vers l'échographie, a fortiori chez les femmes, en tout cas chez les jeunes et vers l'IRM qui est d'ailleurs bien meilleure pour toute une série d'indications? La réponse est encore oui, au Nord au Sud et ailleurs au niveau européen. Est-ce une raison pour caricaturer les choses en disant: "Regardez, vous êtes mauvais sur tout! Regardez ce que vous faites!"?

Je vais vous donner un deuxième exemple. Je ne dis pas que ce sera au hasard mais cet exemple va dans l'autre sens. Examinez la consommation de Rilatine – tout le monde ici sait ce que c'est – en Belgique. Je peux vous donner d'autres exemples. La consommation de Rilatine en Belgique est beaucoup plus importante, de nouveau par rapport à la population, au Nord qu'au Sud. Un certain nombre de questions se posent-elles dès lors par rapport à cela, pas tellement parce qu'on se compare mais parce que des études sont sorties sur la consommation de Rilatine? Oui, un certain nombre de questions se posent. Est-ce pour cela que je viens vous faire une caricature parce qu'il y a plus de consommation de Rilatine au Nord qu'au Sud? Pas du tout! Cela n'a aucun intérêt.

Savez-vous ce qui m'intéresse? Ce serait de donner un certain nombre de guidelines, tout en faisant un minimum confiance aux médecins et aux prescripteurs. Ces guidelines porteraient sur la qualité, sur la base des études réalisées. Il s'agirait aussi de se donner des objectifs à atteindre, tous à atteindre là où on est, parce que la réalité au sein même d'une Région peut parfois être très différente d'un hôpital à l'autre, d'une pratique médicale à une autre, y compris au sein d'un même territoire.

Si demain vous dites que cela, ça justifie qu'on régionalise les soins de santé, ok, on va régionaliser les soins de santé mais que va-t-il se passer après-demain? Au sein d'une même Région, vous allez voir des différences importantes entre les provinces et parfois au sein d'une province. Vous verrez des différences importantes entre arrondissements, voire entre hôpitaux ou entre médecins. Et qu'allez-vous faire? Allez-vous régionaliser encore plus pour renvoyer les soins de santé au niveau des provinces et puis quoi? On aura une solidarité qui va se faire par quartier, par rue, par arrondissement, par province parce qu'il y aura des différences entre les uns et les autres?

Donnons-nous plutôt des guidelines de qualité et d'objectifs à atteindre, peu importe le territoire car, dans le fond, ces guidelines, c'est sur la base d'evidence-based qu'elles doivent être définies et non pas en fait en fonction d'une logique, soit de langue d'expression, soit de territoire. Cela n'a aucun intérêt. La qualité des soins passe par tout autre chose qu'un découpage en fonction du territoire ou de la langue.


Valerie Van Peel N-VA

Ik vind het altijd heel opmerkelijk dat een gewone beschrijving van feiten zoveel oproept, want ik was eigenlijk nog niet aan mijn betoog begonnen. Dat is nog grappiger als het om een tegenargument gaat dat wij ook iets anders doen.


Catherine Fonck LE

(…)


Valerie Van Peel N-VA

Dat is eigenlijk het punt, ja.

Als wij het elk voor onszelf zouden kunnen regelen, zouden wij er misschien allebei beter van worden.

Een klein detail, Rilatine is zowat het enige wat men kan vinden dat bij ons in Vlaanderen moeilijker te krijgen is. Het wordt wel niet terugbetaald. Dat is geen toeval, meen ik.


Catherine Fonck LE

(…)


Valerie Van Peel N-VA

Het is goed, ik snap het.

Ik was gewoon aan het opsommen: 80 % meer spoedconsultaties, 20 % minder daghospitalisaties, 32 % meer raadplegingen – raadplegingen is niet hetzelfde als chirurgische ingrepen – en 31 % meer uitgaven aan ziektekosten. Dat zijn de cijfers.

Wat is de oplossing? Waar gaat het debat over?

We bespreken de historische oplossing van minister Vandenbroucke! Hij kent dit dossier heel goed. Hij is Vlaams minister van Onderwijs geweest. Hij heeft toen heel zware uitspraken gedaan. Dat was 15 jaar geleden. Toen had minister Vandenbroucke, als minister van Onderwijs, het al over een enorme scheefgroei in het aantal artsen tussen Vlaanderen en Wallonië. Hij zei dat die scheefgroei niet mocht uitdeinen. Dat kan niet, zei hij toen. En nu schrijft hij het in de wet. Hij snapt het principe. Hij staat er ook achter. Hij verdedigt de contingentering altijd met heel veel passie en vuur, en met de juiste argumenten trouwens. Maar vervolgens komt de mist, vervolgens komt de toegeving.

De stoere taal die op een bepaald moment in de commissie gesproken is, had natuurlijk te maken met (…) Na 25 jaar werd dat wel tijd. Ik zal toegeven: dat is wat er mankeerde in het akkoord in de Zweedse regering. Wij vertrouwden minister De Block. Dat was een fout van jewelste.

Minister Vandenbroucke heeft toen een responsabiliserings­mechanisme uitgewerkt. Dat heeft hij gedaan. Ik vond dat knap. Het was stoere taal want er was maar weinig tijd meer. Het kwam eigenlijk neer op het volgende. Als er na 25 jaar nog altijd geen toegangsexamen kwam, zou de administratie het aantal RIZIV-nummers toch respecteren. Dat zat eigenlijk goed. Het was trouwens een uitwerking van het regeerakkoord. Het was één van de twee dingen die CD&V in dat gigantisch vage regeerakkoord had gekregen. Ik vond dat toen ook fantastisch. Ik geloofde het toen ook wel niet, maar dat was wel iets wat CD&V erin gekregen had en toen met veel bombarie naar voren heeft geschoven. Ik dacht dat er nog eens iets werd uitgewerkt, fantastisch.

Echter, vandaag ligt voor dat het niet wordt uitgewerkt, want er is een akkoord, dus een belofte dat in het jaar voor de verkiezingen er een numerus fixus komt, dus een toegangsexamen. Fantastisch. Toegevingen? Wat krijgen de Franstaligen daarvoor in de plaats? Het verleden wordt vergeten en er wordt gedaan alsof er geen duizenden artsen-specialisten te veel zijn aan Franstalige kant. Het kost iedereen veel geld, maar men doet alsof dat overtal er niet is. Bovendien worden quota uitgewerkt die dat verder opbouwen, want de Franstaligen hebben meer artsen nodig omdat ze minder werken. De Franstaligen reageren boos, maar dat is wat de Planningscommissie en de minister enkele keren in de commissie heeft gezegd. Dat is de redenering die wordt gevolgd. Dat is wat voorligt.

Als stap 1 in dat historische akkoord gooien we het responsabiliseringsmechanisme overboord. Dat is wel grappig, want een responsabiliserings­mechanisme heeft als zekerheid dat als een belofte wordt nagekomen en er verantwoordelijkheid wordt genomen, het niet in werking treedt.

Waarom moet dat ding weg als u het allemaal zo hard gelooft en ondersteunt? Daar heb ik nog altijd geen uitleg over gekregen.

Ik heb een amendement ingediend omdat ik mij kan voorstellen dat CD&V andere dingen aan het hoofd had vandaag. Ik zeg het zelfs niet graag, want het is wat te veel van het goede. Misschien is het per ongeluk gegaan, die toegeving. Ik heb een amendement ingediend om het responsabiliserings­mechanisme opnieuw in te voeren. Ik hoop dat onze Vlaamse collega's nu eindelijk eens gaan begrijpen hoe dit land werkt, namelijk als het een dossier is waarbij Vlaanderen ge*** wordt, men aan de andere kant van de taalgrens allemaal aan hetzelfde zeel trekt. Bij ons lukt dat blijkbaar nooit. Dat is het probleem van veel in dit land.


Laurence Hennuy Ecolo

Madame la présidente, l'avantage d'avoir été brève en commission, c'est que je ne vais pas devoir me répéter. Je voudrais néanmoins proposer mon avis, une petite rupture de ton. Effectivement, il s'agit bien d'un accord historique, car cela fait 25 ans que ce dossier crée des tensions communautaires et, surtout, nous détourne du vrai problème, qui est d'avoir une offre de soins qui correspond aux besoins réels de la population. Du point de vue des écologistes, cet accord est à la fois un soulagement et la preuve que nous sommes encore capables de nous entendre dans ce pays sur des objectifs communs et qui servent, en premier lieu, l'intérêt général.

Le contexte de crise sanitaire que nous connaissons actuellement et depuis deux ans a amplifié et continue d'amener de nombreuses difficultés dans notre système de soins de santé. Une enquête récente révèle que 80 % des organisations de santé sont en pénurie critique de personnel: manque de vocation, abandon pour raisons de pressions physiques et psychologiques. De nouvelles restrictions d'accès à la médecine curative dans ce contexte seraient injustifiables voire dramatiques en matière de santé publique, mais aussi insoutenables pour les étudiants qui viennent d'entamer leur cursus.

C'est dans cette situation de tension très grave dans le secteur des soins que nous avons négocié l'accord de gouvernement. L'accord de gouvernement sur la tarification de l'offre de soins comprenait trois volets: l'objectivation des besoins, la planification et la responsabilisation.

Je vais d'abord m'attarder sur l'objectivation des besoins. Il appartiendra au futur organe interfédéral de planification de tenir compte des besoins objectifs au sein de chaque Communauté, tout d'abord, en matière d'offre de soins, en faisant le lien avec les professions en pénurie, les effets de la crise sanitaire, le lieu effectif de la prestation, l'évolution de l'équilibre entre vie privée et professionnelle, parce qu'il y a de plus en plus de femmes dans la profession. L'organe interfédéral devra également objectiver, sur la base des caractéristiques de population, les comorbidités, le vieillissement, les données épidémiologiques, le profil socio-économique. Enfin, il devra tenir compte des territoires, de la répartition des professionnels déséquilibrée entre les villes et les communes, les communes rurales, ou encore de la présence d'étudiants non résidents.

Pour nous, cette analyse des besoins est vraiment le point-clé, parce que, aujourd'hui, nous sommes en train de mettre en place cet organe interfédéral. C'est vrai que la Commission de planification de la Fédération Wallonie-Bruxelles s'est, elle aussi, mise en place assez récemment. Je ne vous cacherai pas que nous aurions souhaité d'abord avancer sur cette récolte des besoins avant d'activer le mécanisme de responsabilisation. Cela n'a pas été le cas.

Nous pouvons le déplorer, parce que nous avons perdu du temps à tous les niveaux de pouvoir, alors que les enjeux sont colossaux. Cela dit, nous n'allons pas non plus bouder le résultat: 744 médecins en fin de parcours – et non après le concours –, au lieu de 505, cela fait 139 en plus. Ce n'est pas du marchandage, mais de l'analyse objective. Pour cette raison, cela valait la peine de bloquer un petit peu et de se battre jusqu'au bout.


President Eliane Tillieux

Madame Hennuy, Mme Merckx demande la parole.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Madame Hennuy, je ne comprends pas quelque chose. Vous décrivez une situation où les besoins sont en effet énormes, mais l'accord conclu entre les différents gouvernements, s'il supprime bien l'article, évoque bel et bien un filtre robuste et solide, en indiquant qu'il faudra respecter les quotas. Or comment les établir si l'analyse des besoins n'est pas terminée? C'est très problématique. L'analyse des besoins doit tenir compte du vieillissement de la population, comme vous le dites. Nous avons entendu le propos caricatural de Mme Van Peel. Vous connaissez la situation en Wallonie, qui souffre d'un manque de médecins, à tel point qu'il est difficile d'obtenir un rendez-vous. De plus, la prévention y est insuffisante.

Vu l'ampleur des besoins, je ne comprends pas comment vous pouvez vous dire satisfaite de cet accord.


Catherine Fonck LE

Madame Hennuy, il n'a pas été simple de faire barrage à cet horrible article 69 du gouvernement que vous avez validé au moins deux fois dans ce Parlement et qui prenait tous les étudiants en otage. En effet, avec cet article, vous décidiez purement et simplement de jeter les médecins et les dentistes diplômés par la fenêtre, alors que l'on continue, en particulier du côté francophone, à aller chercher des médecins à l'étranger qui disposent d'un diplôme européen et à qui on donne un numéro INAMI sans restriction. On a donc réussi à vous faire opérer un virage.

Vous dites qu'il y a des besoins importants, qu'il y a pénurie de médecins dans certaines communes, dans certains quartiers en Wallonie et à Bruxelles, mais aussi en Flandre, qu'il faut des mois pour obtenir un rendez-vous chez certains spécialistes. Mais en 2021, 1 200 étudiants ont commencé des études de médecine du côté francophone. Demain, ils seront donc 744.

Vous dites également que des analyses des besoins vont être réalisées. Si je ne m'abuse, l'accord ne prévoit aucune révision avant 2028. Nous sommes en 2022. Vous annoncez la mise en place d'un organe interfédéral, la réalisation d'études, etc. L'accord ne prévoit aucune évolution et aucune révision pendant six ans, même après la réalisation de ces études et l'objectivation des besoins. Comment pouvez-vous justifier qu'il n'y aura aucune révision, quelle que soit la réalité du terrain, d'ici 2028? Cela me semble particulièrement interpellant surtout au regard du discours que vous tenez ici, aujourd'hui, et dans la presse.


Laurence Hennuy Ecolo

Madame Fonck, 744 médecins, c'est évidemment en fin de parcours. On organise un concours et il y aura une déperdition pour arriver à 744. Cela fonctionne de la sorte en Flandre.


Catherine Fonck LE

Le concours détermine le numerus fixus et les autorités déterminent le nombre au concours…


Laurence Hennuy Ecolo

…qui devra arriver en fin de parcours, en calculant une déperdition.

Vous imaginez bien que les 744 personnes qui vont réussir le concours ne sont pas fortiches au point tel qu'elles vont tout faire pendant six ans et tout réussir!


Catherine Fonck LE

Quel sera le nombre d'étudiants qui pourront s'inscrire en 2023? Quel sera le numerus fixus qui va leur être appliqué?


Laurence Hennuy Ecolo

Une déperdition est calculée pour arriver à 744. Je n'ai pas la formule en tête. Ils sont très au fait de cela dans les universités. Il est faux de dire qu'on va commencer avec 744 personnes en fin de concours. Ce sera en fin de parcours!

Madame Fonck, comment fonctionnent-ils en Flandre? Ils fixent un nombre, mais il n'est pas encore calculé.

Pour revenir à planification, la commission de planification au niveau fédéral travaille bien. Elle est déjà capable de pouvoir donner des analyses de besoins. Elle est assez mal reconnue et ce serait bouder son travail de dire qu'elle ne fait rien.

Le nombre de 744 ne part pas de rien. La commission au niveau de la Fédération sera là pour affiner les besoins. Il sera nécessaire d'aller beaucoup plus loin par la suite mais, à ce stade, les 744 constituent déjà une objectivation. C'est déjà 139 de plus que le quota de départ, ce qui n'est pas négligeable.

Je poursuis maintenant mon raisonnement que je n'avais pas terminé.

En ce qui concerne l'objectivation des besoins, je reviens sur le rôle des Régions qui ont en fait aussi un rôle à jouer en matière d'identification des besoins de santé de la population et des pénuries des médecins généralistes principalement sur leur territoire. Parce que les Régions gèrent d'importantes compétences en santé, elles sont au premier plan pour constater les difficultés qui sont rencontrées par les hôpitaux, par la première ligne durant la crise sanitaire. Elles ont payé aussi un coût important. Leur analyse et leur récolte de données de santé publique seront donc aussi cruciales si nous voulons coller au plus près des besoins.

Si je suis si insistante sur la détermination des besoins, c'est parce que c'est grâce à cette objectivation que nous avons pu sortir de ce carcan de répartition 60-40 qui était complètement arbitraire. Il faut vraiment le souligner. Pour que la planification qui en résulte aujourd'hui soit vraiment raisonnable et pertinente, il ne faut évidemment pas se contenter des experts qui font des projections entre eux. Non! La santé, c'est vraiment une préoccupation à tous les niveaux qui doivent être tous à l'écoute et faire remonter les besoins depuis le terrain. Dans ce cadre, il est primordial que les quotas soient respectés rigoureusement. Cette responsabilisation, parce que c'est une responsabilisation, c'est aussi une question vis-à-vis du Nord du pays. On s'y était engagé dans l'accord de gouvernement et le concours est une responsabilisation. À ce stade, je pense qu'il faut avoir confiance dans nos instances pour y arriver.

J'y reviens, avec cet accord avec la fédération et le gouvernement fédéral, on règle, pour la première fois depuis 25 ans, ces trois questions de façon structurelle, puisque le système permet à la fois d'avoir un enseignement de qualité, de garantir un bon encadrement de stage, de ne laisser aucun étudiant dans l'incertitude et de lutter contre les pénuries de médecins généralistes. Et surtout, cette réforme permet d'avoir une révision de la clé de répartition. C'est donc pour nous une avancée majeure car on se dirige enfin vers une orientation des besoins de santé.

Mais malheureusement, le problème de pénurie n'est pas exclusivement lié aux quotas. Les enjeux sont nombreux et dépassent de loin le problème de contingentement. Les quotas sont l'arbre qui cache la forêt. On a réglé aujourd'hui le comment et le combien. À présent, il faut se demander pourquoi les quotas de médecins généralistes ne sont pas atteints. Pourquoi les médecins-conseils, les médecins du travail qui ont toujours été hors quotas sont-ils en pénurie?

Dans les politiques de discrimination positive, on utilise aussi des quotas. La responsabilité politique dans ce cadre n'est pas de ne pas devoir les dépasser mais plutôt de les atteindre.

Pourquoi certaines régions sont-elles des déserts médicaux? Parce qu'on observe en fait que les jeunes ont tendance à choisir les villes plutôt que les campagnes, à privilégier les zones plus favorisées sociologiquement et ce n'est pas non plus à cause des quotas. Par exemple, le métier de médecin généraliste, qu'il s'agisse de médecine préventive, de médecine du travail ou du travail des médecins-conseils, ne sont pas assez populaires. Ces métiers sont dévalorisés par rapport aux autres spécialités parce qu'ils sont de plus en plus bureaucratisés par toute une série de mesures administratives qui entraînent une surcharge de travail et une perte de sens. Parce qu'ils sont malheureusement aussi dévalorisés au sein même de la population, qui considère un peu trop l'hôpital comme le vrai pôle de compétence. Parce qu'il faut le souligner aussi: les universités elles-mêmes ne promeuvent pas suffisamment la médecine générale parce qu'elles ont besoin de main d'œuvre hospitalière. Donc l'offre de soins, qu'il s'agisse de médecins généralistes, de dentistes, de médecins spécialistes, ne permet pas encore de garantir une organisation optimale des soins. La répartition des professionnels n'est pas assez équilibrée au sein des territoires; elle n'est pas assez équilibrée entre les villes et les communes rurales et surtout, il manque de complémentarités entre la première ligne de soins et les soins spécialisés en structures hospitalières.

Le système de financement est donc largement responsable du problème et c'est la raison pour laquelle le gouvernement fédéral travaille activement à une réforme de la nomenclature, notamment pour éliminer les différences déraisonnables de revenus entre les médecins. Le gouvernement se charge aussi d'adapter la nomenclature au nouveau modèle de prestations de soins. En parallèle, on travaille aussi au système de financement des hôpitaux.

Les écologistes estiment en effet qu'il est vraiment important de revoir le système des quotas qui s'inscrivent dans une vision globale et à long terme, basée sur la promotion des soins de santé primaires. Pour nous, ces deux chantiers sont vraiment indispensables pour atteindre cet objectif et ils doivent être menés en se concertant le plus largement possible avec tous les acteurs de la santé et toutes les parties prenantes. Il ne s'agit pas d'une réforme administrative mais d'un basculement culturel qui sera compliqué.

Aujourd'hui, nous avons réussi une première étape. Elle était longue mais je pense qu'en fait, elle a été la plus facile au vu des enjeux qui nous attendent. On a la responsabilité d'assurer un nombre suffisant de professionnels de santé médicale et paramédicale dont la société a besoin. Celle-ci va vraiment au-delà de la seule profession de médecin. Elle inclut également les infirmiers, les infirmières, les auxiliaires de soins, les psychologues, les sages-femmes, les kinésithérapeutes, les puéricultrices – et j'en passe.

Le renforcement de la première ligne est indispensable. La crise du covid nous l'a prouvé. La santé, c'est l'affaire de toutes les politiques à tous les niveaux. Si le concept de One Health est sans doute assez flou pour certains, en tout cas, vous avez, avec ce dossier, un bon exemple concret.

Je vous remercie.


Hervé Rigot PS | SP

Madame la présidente faisant fonction, monsieur le ministre, chers collègues, depuis une heure trente, on parle de l'article 69 et je vais donc en parler aussi quelques instants bien sûr. Mais je voudrais quand même rappeler que c'est un projet de loi bien plus dense que cet article 69. Jusqu'à présent, nous avons parlé uniquement de cet article 69. J'ose espérer qu'après, on va développer davantage et revenir sur les autres éléments parce qu'il y a de nombreuses avancées que je vais aussi pouvoir évoquer dans mon intervention. Il s'agit de nombreuses avancées pour la médecine comme pour les patients et elles n'ont pas encore été évoquées.

L'article 69 est un verrou du système de contingentement, les fameux numéros INAMI. Avec mon groupe, on a martelé qu'il fallait changer le système, que c'était un réel problème pour les étudiants en médecine et en dentisterie et aussi pour les patients. Il y a un manque de médecins généralistes dans certaines zones de Wallonie et il fallait une réponse en adéquation avec ces besoins.

Monsieur le ministre, vous avez pris le temps d'entendre la Fédération Wallonie-Bruxelles sur cet épineux dossier et de dégager une piste de solution. Je tiens à vous dire merci car vous avez tenu votre engagement de concertation et vous avez osé remettre sur la table ce que beaucoup n'auraient jamais osé remettre en question. D'ailleurs, on voit l'émoi que cela peut susciter chez certains collègues.

C'est un accord historique pour nous, mais ça l'est surtout pour tous ceux qui vont entamer des études de médecine ou qui sont déjà étudiants en médecine.

Ceci ne mérite pas les propos caricaturaux que certains ont tenus en commission, et encore en séance plénière aujourd'hui.

Madame Van Peel, vous ne venez en commission Santé que quand il s'agit de questions communautaires. Je ne vous vois jamais pour d'autres questions de santé. Vous n'êtes intervenue que sur cette question. Ne nous faites pas penser que votre question concerne l'intérêt médical ou économique, c'est une question communautaire! C'est votre position et vous avez le droit de l'avoir.

Waar zijn we hier? We zijn toch in de Kamer van België, niet in de Kamer van Vlaanderen.

Lorsque je me trouve ici, madame Van Peel, même si je suis élu par des Wallons, j'ai le sentiment de travailler pour tous les Belges – qu'ils soient au nord, au sud ou à l'est. Excusez-moi, madame Van Peel, c'est cela l'intérêt que je défends. Vous défendez une autre conception? Eh bien, c'est votre choix. Je suis désolé.


Sander Loones N-VA

Mijnheer Rigot, ik heb een zeer korte vraag.

Wij zijn hier inderdaad in de Kamer van volksvertegenwoordigers. U bent een lid van de meerderheid en hebt een regeerakkoord goedgekeurd. In het regeerakkoord staat een zeer interessante passage over het domein gezondheidszorg, meer bepaald dat de regering stappen zal zetten om teksten en voorstellen uit te werken om die gezondheidszorg te splitsen. Staat u dan niet achter die passage in het regeerakkoord?


Valerie Van Peel N-VA

Mijnheer Rigot, dat is een heel goede vraag van collega Loones. Eerst en vooral, u hebt weinig te zeggen over de verdeling van dossiers in onze fractie. Dit is een dossier dat ik reeds tien jaar opvolg, met heel veel tegenzin trouwens. Ik blijf dat dus inderdaad opvolgen. Verder zit ik inderdaad niet meer in de commissie voor Gezondheid. Ik zit in de commissie voor Sociale Zaken, waar ik u ook nooit zie. Dat is echter niet belangrijk.

U vraagt mij of dit een communautair dossier is. Ja! Waarom is het een communautair dossier? Omdat u, de Franse Gemeenschap, al 25 jaar weigert om een federale wet uit te voeren. Daarom is het een communautair dossier. Komaan zeg. Ik zeg het zelfs met heel veel overtuiging. Dit is België op zijn best. Federaal beslist, Vlaanderen doet het, Wallonië zegt foert en wij betalen. Dat is een communautair dossier, ja.


Hervé Rigot PS | SP

Au moins, madame Van Peel, nous sommes clairs, l'un comme l'autre. Je comprends votre position. Je l'entends. Ce n'est pas la mienne. Vous avez un débat communautaire. D'accord, c'est bien.

Monsieur Loones, ce que je vois dans l'accord de gouvernement, c'est un engagement à relever le fiasco qui a été causé par des années de désinvestissement dans les soins de santé, à tous les niveaux, au Nord comme au Sud. Voilà ce que je vois dans l'accord de gouvernement! C'est cela que nous défendons dans la majorité: c'est relever les soins de santé, donner des moyens. Vous faites un passage, une ligne. Moi, je vois la globalité. Nous relevons le fiasco que vous avez causé quand vous étiez dans la majorité. Voilà ce que je vois!


Sander Loones N-VA

(…)


Hervé Rigot PS | SP

Est-ce que je suis ministre? Le gouvernement exécutera l'accord de gouvernement. Je vous dis, monsieur Loones, que le gouvernement exécutera l'accord. J'espère bien qu'il exécutera l'accord.

Ce que je vous dis, c'est que je suis parlementaire. En tant que parlementaire, je fais le travail de parlementaire. Le gouvernement, en tant que gouvernement, fera le travail de gouvernement, monsieur Loones. Nous verrons notre bilan, qui sera autre chose, en soins de santé, que ce que vous avez fait dans le précédent gouvernement.

Je continue. Où en étais-je, monsieur Loones? Dites-moi. Je ne sais plus. Dites-moi où j'en étais. Je suis perdu. Aidez-moi! Nous pouvons quand même nous aider.

Je disais: un accord historique.


Kathleen Depoorter N-VA

Ik zal u herinneren aan waar u zat. Ik vraag mij af in hoeverre u het meent wanneer u zegt: "Je suis parlementaire pour tous les Belges"?

Ik neem u mee naar mijn huiskamer. Daar zitten toevallig een aantal studenten geneeskunde. Een van mijn zonen zit in de situatie van duizenden jonge Vlamingen. Hij wou heel graag arts worden en hij heeft daar ook de capaciteiten voor. Hij heeft vijf keer het ingangsexamen gedaan. Hij heeft zich vijf keer vol hoop voorbereid. Uiteindelijk is hij door het ingangsexamen geraakt. Die jongen zit nu in het vierde jaar geneeskunde. Hij ziet zijn vrienden afstuderen. Zij beginnen aan een carrière als huisarts of specialist, maar hij wacht. Bent u ook zijn parlementariër?


Hervé Rigot PS | SP

Madame Depoorter, je suis parlementaire aujourd'hui. C'est ma première législature. Vous allez me tenir pour responsable d'une décision prise il y a vingt-cinq ans? Je ne pense pas.

De toute façon, je suis fondamentalement opposé aux examens d'entrée. Ce que nous regrettons dans cette victoire historique, c'est que soient maintenus ces examens d'entrée, qui ne permettent pas à des étudiants de choisir et de s'investir dans ce qui est une vocation, madame Depoorter. Je le regrette! Il est dommage que l'on oblige des étudiants motivés à choisir dès l'entrée et que l'on pénalise des jeunes qui veulent s'investir. C'est ma position, mais ce n'est pas la vôtre.


Kathleen Depoorter N-VA

Uw partij is 25 jaar lang verantwoordelijk geweest voor de niet-uitvoering van die federaal goedgekeurde wet. U was misschien geen Kamerlid, maar uw partij heeft dat veroorzaakt. U was geen parlementariër voor die jonge Vlamingen. U was er toen niet en u bent er vandaag ook niet. U hebt het daarnet gezegd: c'ést un accord historique pour nous. Voor u, voor de Franstaligen. Dat hebt u gezegd.


Hervé Rigot PS | SP

Je voudrais préciser, madame Depoorter, qu'il s'agit d'un accord historique pour tous les étudiants qui, aujourd'hui, vont commencer leurs études, qui sont dans leurs études ou qui vont en sortir. Parce qu'ils savent qu'ils pourront exercer ce en quoi ils croient. ça, c'est un accord historique, madame Depoorter! Alors oui, malheureusement, ils vont quand même encore devoir passer un examen d'entrée, ce que je regrette. Mais ce n'est évidemment pas le scénario que je privilégiais.


President Eliane Tillieux

Monsieur Rigot, vous suscitez des réactions.


Hervé Rigot PS | SP

J'ai attendu toute la soirée, je suis disponible.


President Eliane Tillieux

Mme Rohonyi et Mme Merckx souhaitent intervenir.


Sophie Rohonyi DéFI

Excusez-moi, monsieur Rigot, sachez que je devrai attendre encore plus longtemps que vous. Je suis solidaire avec vous dans votre attente, et loin de moi l'idée de vous interrompre, mais je me devais malgré tout de rebondir sur quelque chose que vous avez dit.

Vous dites que c'est un accord historique parce qu'il donne une garantie, une sécurité aux étudiants. On le vérifiera, car votre accord de gouvernement mais aussi l'accord intervenu entre l'autorité fédérale et la Fédération Wallonie-Bruxelles précisent bien que si les quotas venaient à ne pas être respectés, le mécanisme de responsabilisation s'appliquerait. Et il risque justement de s'appliquer si, par la suite, on se rendait compte, par le biais du travail qui doit être réalisé par l'organe interfédéral de planification, que ces quotas sont en réalité insuffisants. Dès lors, en ce qui concerne la sécurité qui serait accordée aux étudiants, j'ai plus que des doutes.

En outre, l'autre point sur lequel je me devais de vous interpeller est votre déclaration selon laquelle votre parti est fondamentalement opposé à l'examen d'entrée en médecine parce que vous trouvez qu'il est injuste. Mais en réalité, l'accord historique comme vous le présentez n'instaure même pas un examen d'entrée mais un concours d'entrée, autrement dit quelque chose qui est encore plus injuste en fin de compte! Considérez-vous malgré tout cet accord comme historique?


Sofie Merckx PVDA | PTB

Tout comme Mme Rohonyi, je voudrais faire part de mon étonnement.

Vous dites que vous êtes contre l'examen d'entrée. Vous vous rendez compte que l'accord historique, c'est le maintien de cet examen qui est transformé en concours? Comme le fils de Mme Depoorter, beaucoup d'étudiants ne pourront pas entamer des études de médecine, s'ils ne sont pas dans les premiers classés, même s'ils réussissent l'examen d'entrée. L'enseignement deviendra donc plus difficilement accessible car tous les parents n'ont pas la possibilité d'attendre cinq ans pour voir leur enfant réussir l'examen. Qui paiera? Ce sont les étudiants appartenant aux couches populaires.

Vous dites que vous être contre l'examen d'entrée, mais vous allez quand même voter le projet de loi. Je ne comprends pas!


Valerie Van Peel N-VA

Mevrouw de voorzitster, ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Merckx.

Mijnheer Rigot, u bent eigenlijk zeer sterk tegen een toegangsexamen, dat heb ik goed begrepen. U hebt dat enkele keren gezegd. Zal u dat dan vlak voor de verkiezingen invoeren in de Franse Gemeenschap? Uw partij maakt toch deel uit van de regering. Wilt u antwoorden op de vraag of uw partij, hoe hard u ook tegen bent, het toegangsexamen zal invoeren met uw partij, vlak voor de verkiezingen? Dat is immers hetgeen minister Vandenbroucke gelooft.


Hervé Rigot PS | SP

Moi aussi, madame Van Peel.

Je vais d'abord répondre à votre question. Je verrai avec mon président de parti ce que l'on compte instaurer ou non. Je pense qu'ici, je suis député fédéral et que je parle au niveau fédéral, madame Van Peel. Si vous avez l'omniscience et déjà la position de votre parti pour la suite de l'aventure, quelle qu'elle soit, nous en reparlerons à ce moment-là. Mais aujourd'hui, je dois vous avouer que je n'ai pas la position sur ce que nous allons faire ou pas faire. Vous permettez quand même que je vous dise qu'ici, je ne peux pas prendre des engagements sur ce qui sera fait ou non, madame Van Peel. Vous le savez comme moi: pour pouvoir mener la politique que l'on veut seul, la politique que l'on veut absolument mener jusqu'au dernier iota, dans un système, que soit au fédéral ou dans les entités fédérées, que faut-il, madame Van Peel? Une majorité absolue. Là, je pourrai vous dire ce que nous ferons quand nous aurons une majorité absolue. Mais nous ne l'avons pas.

En ce qui concerne les autres points, bien sûr, madame Rohonyi, je vous rejoins. Ce n'est pas la panacée ni l'idéal, madame Merckx. Nous avons fait un pas en avant. Je vous l'ai dit à propos d'un autre texte voici quelques jours. Je vous l'ai dit: il y a la théorie du statu quo et la théorie de l'avancée pas à pas. Ici, ne vous en déplaise, c'est une avancée. Parce que nous allons avoir davantage de médecins, parce que nous stabilisons la situation d'étudiants qui entrent dans un cursus ou qui sont en cours de cursus et qui vont en sortir. En l'état, ce n'est pas un objectif final et nous n'avons pas solutionné tous les problèmes de la médecine ni tous les problèmes des étudiants, ni tous les problèmes des patients. Mais il faut reconnaître qu'entre là où nous étions, il y a quelques heures, et là où nous serons dans quelques heures quand nous aurons voté ce projet de loi – j'espère pas trop tard! – la situation sera différente pour les étudiants et pour les patients. Bien sûr, il faudra encore et toujours avoir une réflexion sur l'avenir de la médecine, sur l'avenir du cursus. Et c'est ce qui est prévu. Nous ne disons pas le contraire. Vous l'avez évoqué. Les chiffres ne sont pas figés ni dans un sens ni dans l'autre. C'est une réalité. C'est peut-être une bonne chose aussi qu'ils ne le soient pas et qu'on puisse les reconsidérer en fonction de l'évolution, pourquoi pas, s'il le fallait, à l'avenir, davantage. Mais en tout cas, jusqu'en 2028, nous nous offrons une sécurité. C'est un pas.

Nous avons fait l'article 69 et je vais passer maintenant aux autres articles si vous le permettez.


President Eliane Tillieux

Monsieur Rigot, je vous préviens que dans dix minutes, nous devrons faire une pause de 15 minutes pour des raisons de technique informatique. Ne soyez pas surpris quand je vous arrêterai.


Hervé Rigot PS | SP

Je fonce, madame la présidente!

Chers collègues, n'y a-t-il que l'article 69? Mais non, comme je vous le disais, il n'y a pas que l'article 69. Il y a de nombreuses autres mesures dans ce projet. Évidemment, ces mesures ne sont pas toutes d'exécution, là maintenant. Il faudra des arrêtés d'exécution dans le futur mais on a un cadre et des avancées importantes. On ouvre le cadre. Mais, monsieur le ministre, il faudra se concerter. Comme vous le savez, c'est notre credo. Il n'est pas question d'avancer sans se concerter avec les associations de patients, les hôpitaux, les prestataires de soins mais également les organismes assureurs. C'est fondamental. Vous vous êtes engagé à la concertation. Nous serons donc attentifs, comme nous l'avons été sur la concertation que vous avez menée préalablement pour la modification de l'article 69.

Je ne ferai pas le tour de tous les projets. On l'a fait en commission et je ne doute pas que d'autres le feront après moi, d'autres collègues qui sont bien plus pointus dans le domaine médical que je ne peux l'être. Mesdames Depoorter et Fonck, c'est votre expérience et votre expertise. C'est votre vocation aussi, au-delà de votre vocation politique. Je ne doute donc pas que vous aurez des propos sur la question bien plus poussés que moi.

Voici néanmoins quelques mesures. Ce sont là des mesures qui comptent. On parlait d'économie au niveau médical. L'économie, c'est certainement aussi l'économie pour le patient et l'accès aux soins de santé.

Les mesures qui vont permettre une plus grande accessibilité financière sont notamment la suppression de l'interdiction du tiers payant. C'est un pas important qui devra en entraîner d'autres pour une plus grande généralisation de l'application du tiers payant au bénéfice des patients, comme certaines prestations de dentisterie ou d'orthodontie dont les coûts sont faramineux. Il faut qu'on puisse y arriver aussi dans le futur.

La possibilité est donnée aux patients de recevoir un traitement avec un médicament d'une thérapie innovante. On sait que ce n'est pas toujours simple d'avoir accès aux médicaments qui permettent de sauver des vies parce qu'ils ne sont pas encore forcément remboursés ou disponibles en Belgique. Ils pourront accéder à ces thérapies innovantes dans un autre État membre de l'Union européenne, étant donné le caractère spécialisé de ces traitements.

Il y a aussi des mesures positives en matière de renforcement de la transparence des coûts de soins de santé, notamment les coûts des honoraires facturés à l'hôpital. On devra communiquer – c'est aussi un beau changement – la répartition et la destination des suppléments d'honoraires.

Chacun doit savoir ce qu'il paie et pourquoi il va le payer, qu'il soit facturé en hospitalisation ou en ambulatoire. Nous soutenons cet objectif, mais il faudra l'atteindre en bonne entente, en concertation avec les hôpitaux. Nous insistons aussi sur sa praticabilité.

Plusieurs autres mesures concernent les hôpitaux. Tout d'abord, des sanctions seront infligées en cas de non-respect du régime des suppléments. Il importe en effet que les patients soient assurés que tant le prix de la chambre que celui du traitement qui leur sont facturés sont corrects et que l'hôpital ne réclame à aucun moment des montants injustifiés. Ensuite, un audit des hôpitaux sera mis en place pour augmenter la qualité et l'efficacité des soins de santé et garantir l'utilisation optimale des ressources disponibles. C'est également essentiel: on ne doit pas gaspiller; investir dans les soins de santé, ce n'est pas dépenser à mauvais escient.

Par ailleurs, des dispositions sont prises pour améliorer le recours par les hôpitaux à des produits et médicaments moins chers, notamment des produits biosimilaires. Nous savons que la Belgique semble complètement isolée en ce domaine. Tout à l'heure, j'entendais quelqu'un me dire dans le couloir que les biosimilaires étaient les produits blancs des médicaments. Mais non! Leur qualité est identique à celle des autres médicaments, mais leur prix est moindre.

Enfin, au bénéfice de qui toutes ces mesures sont-elles prises? Et c'est ce qui doit nous rassembler aujourd'hui dans notre décision. Pour l'article 69, ce sont certainement les étudiants. S'agissant des mesures dans leur ensemble, les bénéficiaires en seront les patients. Il faudra consulter les hôpitaux au sujet de l'exécution de ces dispositions.

Nous ne pouvons pas non plus oublier la situation financière difficile dans laquelle se trouvaient les hôpitaux dès avant la crise covid, mais qui n'a pas évolué positivement depuis lors. Une vision d'avenir et un financement pluriannuel stable: c'est ce qu'ils attendent. La réforme du financement hospitalier, présentée voici quelques semaines, devra être pensée pour eux et avec eux.

Il convient également de souligner la place importante occupée par les représentants des patients dans les mesures présentées: la création d'un forum de patients ou encore l'augmentation du soutien financier accordé à l'association de patients RaDiOrg en ce qui concerne les maladies rares.

Pour terminer, alors que nous venons d'approuver en commission de la Santé publique une proposition qui constitue un premier pas essentiel pour supprimer le critère d'exclusion du don de sang qui frappe aujourd'hui encore les homosexuels et bisexuels, ce texte prend les dispositions nécessaires pour se conformer à l'arrêt de la Cour constitutionnelle du 29 septembre 2019 en réduisant les critères d'exclusion pour les HSH, dans le cadre du don de plasma frais congelé collecté par aphérèse.

C'est une demande que nous formulions depuis longtemps. Ce sera chose acquise, si ce projet de loi est approuvé.

Je n'en dirai pas plus, vu les longues discussions que nous avons déjà pu avoir notamment avec le ministre et Mme Van Peel.

Comme cela a été le cas en commission, nous soutiendrons, bien évidemment, cet important projet de loi.


Kathleen Depoorter N-VA

Mevrouw de voorzitster, het is nog geen 20.30 uur, dus ik heb nog twee minuten de tijd. Ik geef graag even een korte repliek op collega Rigot.

U zei opnieuw, mijnheer Rigot, dat les bénéficiaires van artikel 69 seront les étudiants, maar u heeft het niet vervolledigd tot les étudiants francophones. Dat is een feitelijke rechtzetting.

U hebt echter ook gezegd dat de transparantie van de factuur een positief feit voor de patiënt is. Dat hebben wij in de commissie ook gezegd, maar ik wil u toch op iets wijzen waarvoor de socialistische fracties heel vaak pleitten, vóór zij in de regering zaten – dat geldt ook voor de partij van de minister – met name transparantie in de prijsbepaling en de terugbetaling van medicijnen. Het gaat hier om een dossier van meer dan 1.000 bladzijden. Er wordt heel veel over transparantie gesproken, maar niet over zo'n belangrijk thema, namelijk hoe de prijzen van medicijnen bepaald worden en hoe zij terugbetaald worden. Daar wijs ik u sowieso graag nog eens op, collega's. Voor u in de regering zat, is er een voorstel van resolutie ondertekend en was er een wetsvoorstel om ervoor te zorgen dat er iets zou worden gedaan aan de artikel 81- en artikel 111-geneesmiddelen en dat er een transparanter beleid zou komen, maar zodra de socialisten aan het roer kwamen, merkte ik daar niets meer van.

Ik wil graag een tweede feitelijke rechtzetting doen. Enerzijds zegt u dat u voor innovatie gaat en dat u RaDiOrg, de patiëntenvereniging voor patiënten met weesziekten, zult ondersteunen met 25.000 euro, anderzijds hebt u helemaal geen stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat die patiënten met weesziekten makkelijker toegang krijgen tot weesgeneesmiddelen. De WAIT Indicator geeft nog altijd aan dat ons land de toegang tot innovatieve geneesmiddelen voor zijn patiënten belemmert. Zij moeten bijvoorbeeld meer dan 400 dagen langer wachten dan in Duitsland. Dat is een werkpunt. Het is dus niet allemaal glorie. U hebt het responsabiliserings­mechanisme uit de tekst gekregen, maar heel belangrijke zaken voor de patiënten hebt u er niet in willen zetten.

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 12 mei 2022 om 20.45 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 12 mai 2022 à 20 h 45.

De vergadering wordt gesloten om 20.30 uur.

La séance est levée à 20 h 30.

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.

Dit verslag heeft geen bijlage.