Proposition 55K1308

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi pérennisant le Fonds blouses blanches et affectant ses moyens pour les années 2019 et 2020.

General information

Authors
CD&V Els Van Hoof
Ecolo Laurence Hennuy
Groen Barbara Creemers
LE Catherine Fonck
MR Caroline Taquin
N-VA Kathleen Depoorter
Open Vld Robby De Caluwé
PS | SP Marc Goblet
PVDA | PTB Sofie Merckx
Vooruit Jan Bertels
Submission date
June 2, 2020
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
health care profession pay policy national budget public health medical institution

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

July 9, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Patrick Dewael

Collega's, toen dit punt vorige keer op de agenda van de plenaire vergadering van 18 juni 2020 stond, hebben wij beslist om het advies te vragen van zowel het Rekenhof als de Raad van State. Ik heb met beide eerbiedwaardige instellingen gesproken en erop aangedrongen dat de adviezen deze week binnen zouden zijn. Dat is gelukt en ik wil deze instellingen dan ook danken voor het respecteren van die timing. Het wetsvoorstel is intussen opnieuw besproken in de commissie en staat vandaag op de agenda van de plenaire vergadering.


Rapporteur Nahima Lanjri

Mijnheer de voorzitter, collega's, voorliggend wetsvoorstel, dat oorspronkelijk enkel bepaalde dat artiesten hun werkloosheidsuitkering onbeperkt mochten cumuleren met auteursrechten en naburige rechten, werd voor het eerst besproken in de commissie voor Sociale Zaken van 21 april 2020. Er werd ook een advies aan de Raad van State gevraagd. Toen het advies van de Raad van State beschikbaar was, werd het voorstel op 26 mei 2020 opnieuw besproken in de commissie voor Sociale Zaken. Wij dienden ook amendementen in, om aan de opmerkingen van de Raad van State tegemoet te komen. Zij werden ook goedgekeurd. Er werden toen ook amendementen goedgekeurd van mevrouw Dedonder, om de referteperiodes voor het behoud van de eerste uitkeringsperiode met de hogere uitkering van 60 % te verlengen tot 21 december 2020.

Op 9 juni 2020 vond de tweede lezing van het wetsvoorstel plaats. Tijdens die commissievergadering werd het voorstel opnieuw door mevrouw Dedonder geamendeerd, enerzijds met een bepaling die in de verlenging voorziet tot 31 december 2020 van de referteperiode van 18 maanden voor het beschouwen van een aanbieding als niet passend voor een kunstenaar, en, anderzijds, met een bepaling uit haar wetsvoorstel nr. 1200, waardoor werkloosheidsuitkeringen toegankelijk zouden worden voor alle personen die minstens vijf artistieke of technische activiteiten in de artistieke sector hebben uitgeoefend of gedurende tien dagen dergelijke activiteiten hebben uitgevoerd in de periode van 13 maart 2019 tot en met 13 maart 2020, dus het jaar voor de coronacrisis uitbrak. Dat amendement werd door een amendement van mevrouw Galant in een gewijzigde vorm goedgekeurd, waardoor de werkloosheidsuitkeringen toegankelijk worden voor personen die tien artistieke of technische prestaties hebben geleverd of die gedurende twintig dagen dergelijke activiteiten hebben uitgeoefend in de artistieke sector gedurende diezelfde periode.

Mijnheer de voorzitter, tijdens de plenaire vergadering van 18 juni 2020 werd het voorstel voor advies naar de Raad van State en het Rekenhof gestuurd, net omdat het wetsvoorstel via een amendement een heel nieuwe wending kreeg en voor dat amendement geen advies aan de Raad van State was gevraagd. Voor het andere wetsvoorstel nr. 1200 was immers geen advies aan de Raad van State gevraagd. Aangezien het voorstel via een amendement aan het andere wetsvoorstel was toegevoegd, werd tijdens de plenaire vergadering beslist het voor advies naar de Raad van State te sturen.

Gisteren werd het wetsvoorstel opnieuw behandeld in de commissie voor Sociale Zaken. Ik verwijs voor het verslag van de eerste en de tweede lezing naar het schriftelijk verslag, maar ik moet wel een mondeling verslag uitbrengen over het gedeelte dat wij gisteren hebben besproken.

Het wetsvoorstel dat wij gisteren besproken hebben, beoogt een aantal aanpassingen. Ten eerste, artiesten die een werkloosheidsuitkering ontvangen, mogen die onbeperkt cumuleren met inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten. Ten tweede, de referteperiode voor het behoud van de hogere werkloosheidsuitkering van 60 % wordt verlengd. Ten derde, de referteperiode waarin men ook het recht heeft om een niet-artistieke jobaanbieding te weigeren, wordt ook verlengd. Ten vierde, de werkloosheidsuitkering wordt toegankelijk voor alle personen die minstens tien artistieke of technische activiteiten in de artistieke sector hebben uitgeoefend of gedurende twintig dagen dergelijke activiteiten hebben uitgeoefend in dezelfde periode, namelijk een jaar voor de coronacrisis, of van 13 maart 2019 tot 13 maart 2020.

Daarop kwamen amendementen.

Er werd, ten eerste, door mevrouw Dedonder een amendement voorgesteld op artikel 2 om dat een beetje in lijn te brengen met het advies van de Raad van State, dat een afwijking toelaat, zodat de vermindering van de werkloosheidsuitkeringen niet van toepassing is voor zij die in de periode van 1 april 2020 tot 31 december 2020 inkomsten krijgen uit auteursrechten of naburige rechten. Dat amendement werd aanvaard.

Ook het volgende amendement van mevrouw Dedonder werd aanvaard. Dat ging over de opschorting van de referteperiodes van 12 en 18 maanden, die zou starten vanaf 13 maart en niet vanaf 1 april, zoals in het oorspronkelijk wetsvoorstel stond.

Dan werd er een amendement ingediend om een benadeling te voorkomen van werknemers uit de cultuursector van wie het statuut tussen 13 maart 2020 en 31 december 2020 ten einde loopt. Ook dat amendement werd aangenomen.

Vervolgens kwam artikel 6 ter sprake. Daarover werd lang gediscussieerd en er werden verscheidene amendementen ingediend, onder meer één van mevrouw De Jonge en mijzelf, om de toegang tot de werkloosheidsuitkering niet op basis van prestaties, maar op basis van arbeidsdagen te berekenen, zoals vandaag de regel is bij het bepalen van de toegang tot de werkloosheid. Dat amendement werd helaas niet aanvaard. Daarna werd er door mevrouw De Jonge en mijzelf een amendement ingediend om het aantal arbeidsdagen te verhogen tot 78 in plaats van de voorziene 20 dagen. Ook dat amendement werd niet aanvaard. Er werd ook een amendement ingediend door mevrouw Dedonder op voorstel van de Raad van State, waarin werd verduidelijkt dat het gaat over prestaties waarvoor wel socialezekerheidsbijdragen werden betaald. Dat amendement werd aanvaard. Ook was er een amendement van mevrouw Galant dat voorziet in de tijdelijkheid van deze maatregel, namelijk dat die eindigt op 31 december 2020. Dat betekent dat iedereen die er tijdens deze uitzonderlijke periode in is terechtgekomen, het recht verliest op 31 december, waarna de normale arbeidsdagen gelden. Dat amendement van mevrouw Galant werd aanvaard.

Op dat moment ontstond uiteraard een uitgebreider debat, want dan ging het over de essentie waarvoor we het wetsvoorstel naar de Raad van State hebben gestuurd. De fracties zullen dat nog toelichten, maar ik kan al kort meegeven dat de heer Anseeuw niet akkoord ging, vooral omdat de drempel voor toegang tot de werkloosheidsuitkeringen aanzienlijk verlaagd werd. Mevrouw Dedonder heeft zich akkoord verklaard omdat het om een tijdelijke maatregel gaat, maar zij wenst ook dat er werk wordt gemaakt van een snelle en structurele hervorming van het kunstenaarsstatuut. Mevrouw Matz vond het spijtig dat de maatregel niet geldig was tot 13 maart 2021, zoals tijdens de hoorzittingen bleek, om op die manier aan een neutraal jaar te komen. Mevrouw Willaert en mevrouw Vanrobaeys sloten zich daarbij aan, maar hadden allebei ook respect voor het bereikte politieke compromis en steunden wel de tijdelijkheid tot 31 december 2020. De heer De Vuyst ging niet akkoord met de tijdelijkheid tot 31 december 2020. Ikzelf heb aangegeven dat die tijdelijkheid mij wel logisch lijkt, aangezien we die tijdelijkheid ook doorvoeren bij andere maatregelen ten aanzien van andere groepen. Het betreft hier een coronagerelateerde maatregel, maar uiteraard moeten wij daarnaast ook een ruimer debat voeren over het kunstenaarsstatuut.

Op artikel 7 diende mevrouw Dedonder een amendement in, ook om tegemoet te komen aan het advies van de Raad van State, zodat de mensen de mogelijkheid krijgen om bij de RVA een aanvraag tot herziening van hun rechten in te dienen of om toegang te krijgen tot dat recht. Dat amendement werd aangenomen.

Mevrouw Galant diende een amendement in ter invoering van een nieuw artikel in het wetsvoorstel. Dat artikel geeft aan de Koning de mogelijkheid om de wet aan te vullen of te verlengen. Ook dat amendement werd aanvaard.

Bij de stemming over het geheel stemden de leden van de N-VA tegen. De leden van Ecolo-Groen, PS, Vlaams Belang, MR, PTB/PVDA en sp.a stemden voor. CD&V en Open Vld hebben zich onthouden.

Mijnheer de voorzitter, tot hier het verslag. Straks zal ik het woord nog voeren namens mijn fractie.


President Patrick Dewael

Al de fracties zijn ingeschreven voor het debat. Zoals gebruikelijk beginnen wij met de grootste fractie.


Björn Anseeuw N-VA

Mijnheer de voorzitter, collega's, mevrouw Lanjri heeft als rapporteur een bijzonder goede en zeer omstandige toelichting gegeven bij de ontstaansgeschiedenis van dit voorstel. Dat had heel wat voeten in de aarde. Nu ligt een combinatie van twee wetsvoorstellen voor.

Het rood-groene wetsvoorstel gesteund door het Vlaams Belang dat artiesten uit de cultuursector makkelijker toegang geeft tot werkloosheidsuitkeringen dan andere beroepen creëert een onrechtvaardige, ongelijke behandeling tussen kunstenaars, enerzijds, en andere werklozen, anderzijds. De N-VA-fractie zal dit niet steunen.

Verschillende kunstenaars hebben het dezer dagen niet gemakkelijk, dat is waar, net zoals heel wat andere mensen het vandaag niet gemakkelijk hebben in de samenleving. Vandaag geldt nog altijd voor iedereen in België dat men minstens 312 dagen moet hebben gewerkt om aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. Met dit voorstel van de linkse partijen en het Vlaams Belang moeten we nu dus aan alle werklozen uitleggen dat zij 312 dagen moeten werken voor er iets komt, behalve als men een kunstenaar is. Dan krijgt men al de volle pot na amper 20 dagen werk. Dat is oneerlijk en kan men niet uitleggen aan de meer dan 3 miljoen werknemers in België.

Blijkbaar is de N-VA tot op dit moment de enige partij die werklozen op gelijke voet wilt behandelen, terwijl kunstenaars nu al een voordeliger systeem van werkloosheidsuitkering hebben dan andere werklozen. Wat nu voorligt, is een regeling waarbij artiesten om aanspraak te maken op die werkloosheidsuitkering slechts 20 dagen moeten werken in de referteperiode, terwijl eender welke andere landgenoot hiervoor minstens 312 dagen moet werken. Meer nog, kunstenaars zullen voortaan ook een werkloosheidsuitkering onbeperkt kunnen combineren met inkomen uit arbeid. Dat is toch een precedent zonder voorgaande.

Leg dat maar eens uit aan al die andere werknemers in dit land die veel meer moeten bijdragen en veel langer moeten wachten vooraleer ze aanspraak kunnen maken op die uitkering. Wij zeggen dat niet alleen, ook de RVA heeft dat met zoveel woorden in zijn advies over dit voorstel meegegeven. Ze stelden namelijk dat dit haaks staat op een van de basisprincipes van onze sociale zekerheid, namelijk dat de werkloosheidsverzekering er enkel is voor mensen die geen werk hebben en geen inkomen uit arbeid kunnen halen.

Ik vind het dan ook sterk dat partijen als Groen, sp.a en Vlaams Belang, die altijd de mond vol hebben van eerlijke fiscaliteit, hier blijk geven van het complete tegendeel met een voorkeursbehandeling voor een select groepje kunstenaars ten koste en op de kap van alle andere werklozen die veel meer hebben bijgedragen en veel langer moeten wachten op zo'n uitkering. Ook al heeft de Raad van State geen juridische bezwaren tegen dit voorstel, het is nog altijd onze verantwoordelijkheid om te beslissen om al dan niet door te gaan met deze voorkeursbehandeling. Ook dat heeft de Raad van State gezegd. Het gaat hier om een voorkeursbehandeling voor kunstenaars tegenover meer dan 3 miljoen werknemers, van wie er nu heel wat de eindjes aan elkaar moeten proberen te knopen als gevolg van COVID-19. De N-VA zal niet meestappen in deze voorkeursbehandeling, terwijl heel wat andere mensen in onze samenleving het ook erg moeilijk hebben. Heel wat kunstenaars zitten hier overigens niet op te wachten en vinden 20 dagen werken belachelijk weinig.

Deze ingreep wordt al sedert het begin van de bespreking in de commissie verkocht als een tijdelijke maatregel, maar pas gisteren werd een amendement goedgekeurd waardoor de maatregel nu geldt tot 31 december 2020. De deur naar oneigenlijk gebruik werd dus gesloten. Helaas kwam er een tweede amendement, ook van de MR, waarmee tegelijkertijd de achterpoort werd opengegooid. Dit amendement maakt het mogelijk voor de Koning om, zonder enig parlementair debat, vanaf 1 januari volgend jaar de deur opnieuw open te zetten en de maatregel te verlengen. Met andere woorden, die tijdelijkheid is dus zeer twijfelachtig.


Raoul Hedebouw PVDA | PTB

Hebt u al één keer gediscussieerd met een van die artiesten? Weet u wat het is om van spektakel tot spektakel te moeten werken, aan projecten waarvoor men dagenlang niet betaald wordt? Men krijgt immers dagenlang niets.

Pendant des jours, vous ne recevez pas un kopeck!

En dan wordt men eventueel betaald op de dag waarop men prestaties kan leveren. Dat is de realiteit van veel artiesten in een van de rijkste landen van de wereld. U hebt het gewoon over gepriviligeerden en dat wij daarvoor geen systeem kunnen inrichten. Er is in dit land geen statuut voor artiesten. Wij laten de meeste van onze artiesten gewoon vallen.

La plupart de nos artistes doivent se débrouiller pour continuer à créer à leur frais car, en réalité, notre pays n'a pas de statut d'artiste. C'est un statut de "bûcheron", un statut d'intérimaire car nous ne sommes pas capables, alors que notre pays est l'un des pays les plus riches du monde, d'avoir un véritable statut pour nos artistes. Je ne comprends pas le point de vue de la N-VA!

Dat begrijp ik helemaal niet. De N-VA heeft daarmee een probleem.


President Patrick Dewael

Mijnheer Hedebouw, uw fractie is straks nog ingeschreven.


Raoul Hedebouw PVDA | PTB

On peut débattre!


President Patrick Dewael

Vous pouvez poser une question mais vous ne pouvez pas avancer l'intervention de votre groupe. On respecte les règles.


Raoul Hedebouw PVDA | PTB

Monsieur le président, je vais poser une question. Je la poserai très clairement. Que propose la N-VA pour ces artistes qui ne sont payés que le jour du spectacle? Que proposez-vous pour les autres jours?


Björn Anseeuw N-VA

Mijnheer Hedebouw, ik moet u danken voor uw interventie. U geeft mij namelijk de kans een aantal dingen nog verder te verduidelijken.

Om te beginnen, ja, ik spreek wel degelijk ook met artiesten. Er zijn heel wat artiesten, acteurs, zangers, zangeressen, dansers, danseressen, die op dit ogenblik in COVID-tijden, bijzonder actief zijn, met het geven van opleidingen, met het geven van stages en dat soort dingen meer. Ik spreek wel degelijk met heel wat artiesten uit verschillende takken van de kunst. Geen enkel probleem. Men kan niet alle artiesten over dezelfde kam scheren.

Uw argument is het volgende. Heel wat artiesten spenderen dagen, onbetaald, ter voorbereiding van het werk waarvoor zij uiteindelijk wel betaald worden. In heel wat andere sectoren van onze samenleving is dat ook zo. Er zijn heel wat zelfstandigen, aannemers, die tientallen offertes maken in de hoop dat zij er twee of drie kunnen binnenhalen waarvoor zij uiteindelijk wel zullen worden betaald. Er zijn heel wat architecten die meedoen aan een openbare aanbesteding in de hoop dat zij een opdracht zullen krijgen, die voorontwerpen maken zonder dat zij er zeker van zijn dat zij die zullen binnenhalen. Het is niet zo vreemd in onze samenleving dat mensen voor voorbereidend werk niet betaald worden. Dat spreekt voor zich. Zo gaat dat nu eenmaal. Dat zal wel verrekend worden in de prijs wanneer zij wel worden betaald. Dat lijkt mij eigenlijk wel logisch. Ik zou niet weten waarom dat voor kunstenaars helemaal anders zou zijn.

Maar dit gaat natuurlijk over een elementair principe. Een werkloosheidsuitkering is er voor mensen die geen werk hebben en die daardoor ook geen inkomen hebben. Daarover gaat het. Dit voorstel maakt het mogelijk voor eender welke artiest in het land boven op het geld dat hij krijgt uit arbeid, bijvoorbeeld uit auteursrechten, een werkloosheidsuitkering te krijgen.

Als de gemiddelde winkelbediende uit de Carrefour om de hoek een uitkering zou krijgen boven op zijn loon, zou iedereen op zijn achterste poten staan. Dan was het hek van de dam. Dan kon iedereen dat beginnen vragen. Daarover gaat deze discussie. Daarover gaat dit voorstel. Dat is ook de reden waarom ik zeg dat de impact van de eventuele goedkeuring van dit voorstel veel verstrekkender is dan enkel de kunstensector of het statuut van kunstenaars. Dit is een precedent.

Dit is een basisprincipe van onze werkloosheidsverzekering dat met de voeten wordt getreden. Eens die deur opengaat, krijgt men ze nooit helemaal weer dicht. Dat is mijn bekommernis.


Evita Willaert Groen

Mijnheer de voorzitter, mijnheer Anseeuw, ik wil graag terugkomen op het tweede punt dat u daarnet maakte, namelijk de vergelijking met de zelfstandigen, die ook onbetaald offertes maken en niet weten of ze een job gaan binnenkrijgen of niet. U vergeet echter één ding, namelijk de coronacrisis. Die kunstenaars hebben niets kunnen binnenhalen, reeds vier maanden. Nu kunnen ze stilaan terug wel iets binnenhalen. Daar stopt uw vergelijking.

U hebt nog steeds geen antwoord gegeven op de vraag van collega Hedebouw. Wat stelt u voor? Want die zelfstandigen hebben overbruggingskredieten gekregen, op dit moment reeds voor 1 miljard euro. Deze maatregel kost dit jaar 80 miljoen, om deze mensen tijdelijk te helpen. Als u die vergelijking wilt maken, trek die dan ook door. Of antwoord wat u dan in de plaats voorstelt om deze mensen te helpen, als ik ervan uit mag gaan dat u ze toch enige steun wilt geven, en niet 0 euro, zoals de voorbije vier maanden.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Willaert, er loopt één ding mank in uw vergelijking en dat haalt natuurlijk heel uw betoog onderuit. Dat is jammer voor u, niet voor mij. Het is namelijk zo dat zelfstandigen om dat overbruggingsrecht te krijgen hun activiteiten hebben moeten stopzetten. Auteursrechten blijven binnenkomen, COVID of niet. Het is dus net omgekeerd.

U kunt zich in alle soorten bochten wringen en draaien, u gaat mij niet van de wijs brengen. Dit is een precedent zonder voorgaande, want hier worden werkloosheidsuitkeringen gecumuleerd met inkomsten uit arbeid, en dan nog wel onbeperkt. Dit is compleet onverantwoord gedrag. Wij gaan daaraan niet meedoen. Zo eenvoudig is dat.

Met dit soort koterijen, met dit soort voorkeursbehandelingen voor een bepaalde groep, gaan wij het niet redden en gaan die artiesten het ook niet redden. Dit soort maatregelen zijn niet de oplossing voor al die kunstenaars. Daarmee helpen wij hen niet. U hebt in commissie natuurlijk nagelaten om dat debat ten gronde te voeren, maar dat was uw keuze.


President Patrick Dewael

Mijnheer Hedebouw, u hebt reeds één keer de heer Anseeuw onderbroken, ik pas het Reglement toe.


Vincent Van Quickenborne Open Vld

Mijnheer de voorzitter, ik wil even een nuance aanbrengen. Mijnheer Anseeuw, twee weken geleden hebt u in de plenaire vergadering twee punten gemaakt. U hebt gezegd dat er twee problemen zijn met dat wetsvoorstel. Het eerste was discriminatie. Ik vond de vergelijking die u toen maakte, wel interessant. We hebben de deur opengezet en die deur blijft openstaan. Op basis van die twee argumenten hebben we toen beslist om de tekst te verwijzen naar de Raad van State en het Rekenhof. Tot daar waren wij het eens.

Vervolgens kregen we de adviezen binnen. U hebt er ook kennis van kunnen nemen. De Raad van State zegt dat er geen sprake is van discriminatie. Dat moet u toegeven. U kunt niet zeggen dat er wordt gediscrimineerd.

Daarnaast zeggen de Raad van State en het Rekenhof dat men een ingreep kan doen, maar dat men die in de tijd. kan beperken. Dat is ook gebeurd in de commissie. We hebben daar beslist dat de regeling op 1 januari 2021 stopt en dat de regering – de MR zegt dat – ze eventueel kan verlengen. De regering, die nu uit drie partijen bestaat, zegt heel duidelijk dat de maatregel beperkt is in de tijd. Met andere woorden, de maatregel is nu goed afgebakend en is niet discriminerend.

Ik wil u het volgende vragen. U zegt dat de werkloosheidsuitkering kan worden gecumuleerd met een inkomen uit auteursrechten, voor zover er al auteursrechten zouden zijn in deze moeilijke periode. Wat ik dan niet begrijp, is dat u de maatregel hier ter discussie stelt, terwijl de Vlaamse regering een noodfonds opricht om artiesten te steunen in combinatie met werkloosheidsuitkeringen en inkomsten uit auteursrechten. Vorige week, op voordracht van de Vlaamse minister van Cultuur, besliste die regering om artiesten een premie van 1.500 euro te geven. Met andere woorden, boven op hetgeen we hier doen, doet de Vlaamse regering een serieuze geste, die wij ook gesteund hebben.

U kunt niet twee verschillende standpunten innemen. Ofwel steunt u dat beleid en zegt u dat u de artiesten steunt met een maatregel die niet discriminerend en in de tijd beperkt is, ofwel bent u ertegen, maar dan moet u consequent zijn en ook alle steun in Vlaanderen intrekken.


Björn Anseeuw N-VA

Mijnheer Van Quickenborne, ook u zal ik bedanken voor uw onderbreking, want dat geeft mij de kans om te zeggen dat het voor mij geen strijd tegen de kunstenaars is, maar wel tegen het oneigenlijk gebruik van onze sociale zekerheid. De eenmalige premie van de Vlaamse regering komt niet uit de sociale zekerheid. Hier gaat het erom dat een basisprincipe van de sociale zekerheid met voeten wordt getreden, wat een precedentwaarde heeft, hoe men dat ook draait of keert. Dat is mijn grote bekommernis.

U wijst erop dat u deel uitmaakt van de regering en u garandeert mij dat de maatregel na 31 december niet wordt verlengd. Waarom heeft uw fractie het amendement dat het mogelijk maakt om de maatregel te verlengen, dan in commissie goedgekeurd? Als u mij vraagt om consequent te zijn, dan stel ik voor dat u even in de spiegel kijkt en uzelf afvraagt waarom u zelf niet consequent bent.

Gisteren opent u de mogelijkheid tot verlenging en vandaag zegt u dat de maatregel met u nooit verlengd zal worden. Dat vind ik een beetje speciaal.

Met alle respect voor u, mevrouw Lanjri, maar dat klinkt als tjeverij.


Nahima Lanjri CD&V

Mijnheer de voorzitter, mag ik even onderbreken?


President Patrick Dewael

Mag ik iedereen die vraagt om nu te onderbreken, schrappen op de lijst van sprekers?

Normaal gezien is een onderbreking bedoeld om een vraag te stellen aan de spreker. Wij hebben daarover gisteren in de commissie voor Reglement en Hervorming van de parlementaire werkzaamheden een interessante discussie gevoerd. Iedereen was het met mij eens. Wat we nu doen, gaat totaal in tegen wat we hebben afgesproken.

Ik geef het woord voor een onderbreking, als u een vraag stelt aan de spreker. U hebt straks nog spreektijd waarop u kunt terugkomen op alle punten van de spreker. Dat is de wijze waarop we hier debatteren.


Björn Anseeuw N-VA

Ik heb geantwoord (…) Een oplossing bestaat voor mij niet uit dergelijke koterijen, waarbij een basisprincipe van onze sociale zekerheid met voeten wordt getreden. Met steun aan kunstenaars heb ik geen probleem.

Ik ben wel blij dat u intussen beseft dat wij kunstenaars wel willen steunen.


Benoît Piedboeuf MR

Je vois bien que votre point de vue est différent du nôtre. Si nous avons déposé un amendement permettant au ministre d'accorder une éventuelle prolongation, c'est parce que nous ne sommes pas sûrs que la période difficile que nous connaissons actuellement ne va pas se prolonger.

Peut-être pensez-vous que, d'ici le 31 décembre, les artistes auront repris une activité normale? Selon nous, il est possible que la période actuelle se prolonge, raison pour laquelle nous donnons au ministre la possibilité de prolonger les mesures. Je veux bien admettre que vous ne soyez pas d'accord sur le fond, mais il faut savoir que les artistes ne bénéficient pas tous de droits d'auteur et que la production artistique, avant de produire des revenus, nécessite un énorme travail qui n'est jamais rémunéré.

Nous pensons dès lors que la période difficile qui empêche actuellement les artistes d'exercer leurs activités (en l'absence de spectacles) doit être compensée car elle pourrait se prolonger. N'est-ce pas votre avis?


Björn Anseeuw N-VA

Met uw vraag gaat u ervan uit dat wij überhaupt dat soort maatregelen zouden kunnen steunen, maar dat willen wij niet. Wij willen kunstenaars zeker steunen, maar als er geen evenementen zijn, zijn er wel andere activiteiten die kunstenaars kunnen ontplooien. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven. Trouwens, ik heb voorbeelden gegeven uit de kunstensector, waar men stages en opleidingen geeft. De hele zomer staat er bol van. Heel veel kunstenaars zijn nu op die manier bezig en verdienen daar hun brood mee. Dat is geen enkel probleem.

Niemand verbiedt een kunstenaar om tijdelijk in een andere sector aan de slag te gaan. Wij vragen dat aan zoveel mensen. Er zijn sectoren die smeken om minstens tijdelijke krachten. Wij vragen dat aan zoveel mensen, maar dat is vloeken in de culturele kerk. Ik vind dat toch bijzonder. Waarom moet die groep zo anders worden behandeld dan heel veel andere werknemers in onze samenleving? Ik begrijp dat niet goed.

Dat is natuurlijk voer voor een fundamenteel debat, een debat dat wij in de commissie nooit hebben kunnen voeren, maar ik hoop oprecht dat wij in het najaar ten gronde een debat zullen kunnen voeren over een echt kunstenaarsstatuut en over de situatie van de kunstenaars. Ook daarover zullen wij grondig van mening verschillen; ik heb daar geen enkel probleem mee, want dat maakt het pas boeiend. Het debat werd echter nooit gevoerd. Ik hoor al gemor, letterlijk en figuurlijk, ter linkerzijde wanneer ik zeg dat een kunstenaar die niks om den brode te doen heeft, tijdelijk ook in een andere sector, waar er vandaag heel veel vraag is, aan de slag kan gaan. Ik vind het bijzonder dat dat allemaal geen opties zijn. Blijkbaar kunnen kunstenaars alleen in de eigen sector aan de slag, terwijl wij van andere mensen veel meer flexibiliteit vragen. Ik vind dat bijzonder vreemd.

De COVID-19-crisis is een vreemde periode voor iedereen in onze samenleving. Van de ruim 3 miljoen werknemers heeft een derde tijdelijke werkloosheid genoten in het kader van de COVID-19-crisis. Ik heb daar allemaal geen probleem mee. Aan heel veel van die mensen hebben wij gevraagd om op een andere manier aan de slag te gaan. Studenten hebben zich in duizend bochten gewrongen om toch nog ergens hun studentenjob te kunnen vervangen door een andere, onder andere omdat zij die inkomsten nodig hebben voor hun studies. Aan kunstenaars mogen wij echter niets vragen. Dat mag niet. Blijkbaar is dat not done. Wij verschillen daarover van mening. Dit is mijn antwoord op uw vraag, namelijk dat kunstenaars ook in andere sectoren aan de slag kunnen.


President Patrick Dewael

Dat punt hebt u nu gemaakt. U hebt ook uw mening gegeven over de vragen die u gesteld zijn, dus gaat u verder, zou ik zeggen. Zo dadelijk krijgen alle andere fracties ook de kans om hun standpunt naar voren te brengen.


Björn Anseeuw N-VA

Ik ga verder met mijn betoog. De voordeur werd gisteren gesloten, maar de achterpoort werd opengegooid. Verschillende leden hebben gevraagd wat er na 31 december 2020 al dan niet moet gebeuren. Ik daag u allen uit. Wie van u zal op 31 december 2020 aan de kunstenaars vertellen dat de kraan dichtgaat? Ik ben heel erg benieuwd. Misschien zal iemand nu de hand opsteken en aangeven dat hij of zij dat zal doen. Ik vermoed echter dat niemand de hand zal opsteken. Dat zegt natuurlijk alles. (De heren Van Quickenborne en Piedboeuf steken de hand op.)

Mijnheer de voorzitter, een interactief debat is leuk. Ik stel alleszins nu vast dat zowel Open Vld als de MR, die het amendement heeft ingediend waardoor een verlenging mogelijk wordt, nu opwerpt de maatregel nooit te zullen verlengen. In dat geval had u gisteren de tekst niet moeten amenderen. De consequentie is zoek. De tjeverij neemt de bovenhand.

Collega's, u moet mij verontschuldigen, maar wanneer ik al weken merk dat de kraan hier ook in andere dossiers zonder veel omzien alsmaar verder wordt opengedraaid, dan verdenk ik u er niet van om plots heel veel verantwoordelijkheidszin aan de dag te leggen.

Het Rekenhof becijferde dat alleen al voor 2020 de meerkosten tot 84 miljoen euro zouden kunnen oplopen. In 2021 zouden ze al tot meer dan 100 miljoen euro kunnen oplopen. Bovenal echter, zoals ik daarstraks al heb aangegeven, gaat het hier om een precedent zonder voorgaande en is de impact van het voorstel veel ruimer dan alleen maar de kunstensector. Dat iemand een werkloosheidsuitkering onbeperkt met inkomsten uit arbeid kan combineren, is ongezien. Dat iemand amper aan onze werkloosheidsverzekering heeft moeten bijdragen, maar er toch van kan genieten, is dat ook.

Collega's, met voorliggend voorstel wordt het verzekeringsprincipe van onze sociale zekerheid onderuitgehaald. Wie dat doet, draagt een verpletterende verantwoordelijkheid.

Collega's de vraag blijft, voor ik afrond, de volgende. Hoe zult u uitleggen aan een jonge werkloze die 200 dagen heeft gewerkt, dat hij geen cent krijgt, maar dat zijn artistieke buur de volle pot krijgt, omdat hij slechts een tiende van die dagen heeft gewerkt?

Collega's, u kunt dat niet uitleggen. Dat is immers fundamenteel onrechtvaardig. Hoewel er juridisch geen probleem is op het vlak van discriminatie, hebben wij nog altijd de verantwoordelijkheid om te kiezen of wij die onrechtvaardigheid al dan niet laten ingaan. Onze fractie zal dat niet doen.

Hoe moeilijk sommige kunstenaars het ook hebben, met dergelijke koterijen en voorrechten zullen wij en zij het niet redden.


Julie Chanson Ecolo

Monsieur le président, chers collègues, j'aimerais revenir un instant sur les auditions qui ont été organisées en commission. Nous avons eu le plaisir d'entendre, durant toute une journée au sein de la Chambre, le secteur culturel, le secteur de l'événementiel ainsi que celui des arts. Ce moment a été suffisamment important pour que nous le qualifiions de moment historique.

Malheureusement, durant ces auditions, tout n'a pas toujours été rose. Nous avons entendu des réflexions. Des suggestions, des recommandations nous ont été faites. Nous avons aussi entendu des histoires personnelles, familiales, d'artistes qui nous ont appris que, depuis des semaines, ils ne savaient plus payer leurs factures, leur emprunt hypothécaire, remplir leur frigo. Inutile de vous dire que ces artistes ont aussi une famille, des enfants, une femme qui n'avait parfois plus de travail en raison de la crise.

Certains collègues ont déclaré que des artistes ont quand même réussi à trouver du travail durant cette crise. C'est vrai! Je connais une humoriste liégeoise très connue dont je ne dévoilerai pas l'identité qui a cueilli des fraises durant le confinement. Je connais un régisseur qui est devenu jardinier. J'en connais un autre qui est devenu postier. Certes, ils ont trouvé un travail temporaire. Mais estimez-vous, chers collègues, que c'est vraiment valorisant? Est-ce cela que vous voulez pour les artistes qui, aujourd'hui, n'ont plus de travail à cause de la crise? Ce n'est pas cela que je veux pour eux.

Ce que je veux pour eux, ce sont des aides, des aides qui pourront apporter des réponses à ces personnes qui attendent depuis trois mois que le niveau fédéral prenne, enfin, en considération le secteur culturel et ses travailleurs. Trois mois, c'est donc le temps qu'il aura fallu pour apporter une aide à ce secteur. C'est trop long!

Entre-temps, le Parlement a adopté avec l'appui des écologistes de nombreuses mesures de soutien aux autres secteurs, aux familles en difficulté. Je pense ici à la garantie bancaire pour le secteur marchand et non marchand, au droit passerelle pour les indépendants, au chômage corona pour les salariés ou encore au report de paiement en matière de fiscalité. Il s'agissait d'initiatives indispensables.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Chanson, u geeft enkele voorbeelden van artiesten en regisseurs die tijdelijk een job in een andere sector hebben verricht. Ik vraag me af welk probleem u daarmee hebt. Is het voor hen te min om tijdelijk te werken als postbeambte of in de tuinbouwsector? Bedoelt u dat? Ik begrijp niet goed welk probleem u daarin ziet. Wat u opnoemde, vind ik net goede voorbeelden van mensen die roeien met de riemen die er zijn. Als zij in hun eigen sector niet aan de slag kunnen, zoeken zij elders werk. Dat vragen wij eigenlijk van heel veel werkzoekenden. Waarom is het een probleem als mensen uit de kunstensector dat ook zouden doen?


Julie Chanson Ecolo

Le problème, c'est que trouver un travail temporaire n'est pas une réponse politique à un manque de mesures que nous pouvons apporter ici au Parlement. On ne peut pas se cacher derrière un manque de décisions politiques en se disant que ce n'est pas grave et qu'ils vont trouver du travail dans un autre secteur. Je le regrette à titre personnel.

Si vous me le permettez, monsieur le président, je vais poursuivre mon intervention. Je disais donc qu'il s'agissait d'initiatives indispensables.


President Patrick Dewael

De heer Anseeuw mag maar één keer tussenkomen. Mevrouw Lanjri, u mag uw vraag stellen.


Nahima Lanjri CD&V

Mevrouw Chanson, kan u de maatregelen opnoemen die de regering genomen heeft voor deze artiesten in deze coronatijden? U zegt hier nu dat er niks gebeurd is en ik daag u uit om op te noemen wat de regering gedaan heeft. Het is heel gemakkelijk om zulke populistische uitspraken te doen en te doen alsof er niks gedaan is door de regering. Ik zal straks tijdens mijn tussenkomst opsommen wat de regering wel gedaan heeft. Waarom zegt u dat er niks gebeurd is, terwijl u hopelijk wel weet dat er heel wat maatregelen genomen zijn? Somt u deze astublieft even op?


Julie Chanson Ecolo

Madame Lanjri, effectivement, je n'aurais pas dû m'exprimer en ces termes. Nous avons déjà eu l'occasion d'aborder la question, et j'ai moi-même interrogé Mme Muylle à ce sujet. Je saisis donc cette occasion pour la remercier pour les décisions qu'elle a prises, et je retire de mon intervention le terme "rien", qui est trop fort au regard des mesures déjà prises, même si je les trouve insuffisantes.

Il s'agissait d'initiatives indispensables, tout comme il est indispensable à mon sens d'apporter un soutien particulier et spécifique au secteur culturel et aux artistes. À ce titre, je ne comprends pas comment certains groupes politiques ne se sont pas rendu compte à quel point il était important de réagir et de prendre des mesures d'urgence au vu de la crise sanitaire que nous traversions ainsi que des auditions et des témoignages qui nous ont été rapportés. Une telle situation est inadmissible et irrespectueuse vis-à-vis des personnes que nous avons accueillies lors de ces nombreuses auditions.

L'analyse et l'adoption de cette proposition de loi en faveur du secteur culturel sont l'aboutissement d'un long combat que nous avons mené en commission des Affaires sociales, par l'intermédiaire non seulement des écologistes mais aussi d'autres groupes tels que le PS et DéFI, qui ont soutenu et proposé des textes.

Au final, ce ne sont pas moins de quatre propositions de loi et deux propositions de résolution qui ont été introduites. Par ailleurs il a été organisé une journée d'auditions du secteur culturel, événementiel et artistique, au cours de laquelle se sont tenues des discussions passionnées ayant abouti au vote favorable d'un texte en commission des Affaires sociales.

S'il faut encore le rappeler à certains, le secteur de la culture, des arts et de l'événementiel est celui qui a été le plus durement touché par la crise du coronavirus, au même titre que le secteur de l'horeca. C'est également le secteur qui sera le dernier à se remettre de toutes les mesures prises dans le cadre de cette pandémie. Artistes, techniciens, chargés de production et de diffusion, plasticiens, danseuses, maquilleurs… tous tirent la sonnette d'alarme depuis plus de 100 jours.

La crise que nous traversons a exacerbé la situation précaire que nous avions déjà dénoncée à plusieurs reprises au sein même de ce Parlement. Ces difficultés étaient énoncées depuis plusieurs années par les écologistes. Il est temps d'envoyer un signal clair au secteur le plus touché économiquement par cette pandémie. C'est également pourquoi ces mesures devront sans aucun doute être prolongées au-delà du 31 décembre. C'est également dans l'objectif d'apporter des réponses au secteur que mon groupe avait déposé une autre proposition de loi qui visait à mettre en place un fonds d'urgence pour le secteur.

Au vu de devoir trouver une majorité parlementaire et de devoir trouver des compromis pour aboutir à un texte le plus acceptable possible, j'ai finalement pris la décision de cosigner le texte de ma collègue du PS, qui avait obtenu l'urgence et qui nous permettait de travailler de manière plus efficace et plus structurelle afin d'obtenir dans l'urgence des mesures pour le secteur, qui les attendait depuis déjà trop longtemps.

Suite aux auditions du 29 mai et au travail effectué en commission, notamment le 9 juin dernier, nous avons pu aboutir à quatre mesures qui répondent aux attentes du secteur. Elles figurent dans le texte que vous aurez l'occasion de voter tout à l'heure. Premièrement, la facilitation d'accès aux indemnités de chômage pour les artistes et techniciens qui peuvent démontrer dix prestations artistiques et techniques, soit vingt journées de travail, entre le 13 mars 2019 et le 13 mars 2020. Ensuite, la neutralisation de l'article 130 qui permet ainsi de cumuler de manière temporaire et non plafonnée les allocations de chômage avec les droits d'auteur perçus. Troisièmement, l'instauration d'une période blanche pour l'obtention et le maintien du statut d'artiste durant cette crise. Enfin, la neutralisation de l'article 31, pour qu'il ne soit plus demandé aux artistes de justifier de 156 jours en 18 mois. Il ne sera donc plus nécessaire pour eux d'accepter des emplois jugés non convenables et donc hors champ de leur profession principale.

Nous savons tous à quel point le secteur artistique est durement touché. Il n'a toujours pas eu l'occasion de se redéployer. Avec les mesures que nous vous proposons aujourd'hui, nous pensons qu'il est indispensable que nous puissions leur offrir des réponses au plus vite.

Ces quatre principes constituent in fine les premières réponses à leur situation. J'espère que ce ne seront pas les dernières.

Nous nous réjouissons évidemment du vote qui est intervenu hier en commission des Affaires sociales. J'espère qu'il sera confirmé tout à l'heure. Mais je dois quand même vous dire que notre satisfaction n'est pas totale. Nous regrettons qu'en dernière minute, des amendements aient dû être introduits, altérant ainsi l'essence même, la portée du texte initial.

Nous regrettons que les effets de ce texte s'interrompent le 31 décembre, alors qu'il est évident que les effets de la crise se prolongeront au-delà de cette date pour le secteur.

Le secteur, et nous avec lui, revendique une année blanche, soit la prolongation de trois mois de la mesure telle que nous vous la proposons aujourd'hui. Il sera possible de prolonger cette mesure par arrêté royal ou via une loi que le groupe Ecolo-Groen déposera. Il est regrettable que cela n'ait pas pu être décidé d'ores et déjà au sein de notre Parlement, en signe de reconnaissance pour tous les travailleurs et toutes les travailleuses de ce secteur.

Enfin, nous regrettons que ce texte ne constitue pas le statut complet que revendique et espère le secteur culturel depuis déjà trop longtemps. Soyons optimistes et considérons que voter cette proposition de loi aujourd'hui est une première étape; mais il faudra impérativement aller plus loin, notamment en avançant rapidement sur une réforme structurelle du statut d'artiste afin de le sortir, une fois pour toutes, du champ de l'ONEM. Ces travailleurs ne sont pas des chômeurs.

Notre groupe continuera à y travailleur activement, pour que les artistes soient considérés comme des travailleurs à part entière, dont nous reconnaissons aujourd'hui les caractéristiques, et notamment tout le travail de création et de répétition, et le caractère intermittent de leurs prestations.

Le statut tel qu'il existe aujourd'hui ne convient pas et ne correspond pas aux réalités du secteur.

En effet, le monde de la culture, et en particulier le sort réservé aux artistes, doit faire l'objet d'une attention particulière. Non seulement en période de crise, mais également le reste du temps. Il nécessite également d'avoir des budgets suffisants, car si la culture a un coût, ce coût est légitime.

Imaginez simplement la pauvreté d'une société sans culture. Nous venons de vivre un confinement qui n'aurait pas été le même si nous n'avions pas pu lire nos livres préférés, regarder des séries, des émissions, des documentaires ou regarder une pièce de théâtre à distance, vu le contexte sanitaire.

Que ferions-nous finalement sans chanteurs, sans actrices, sans auteurs, sans sculpteurs, sans peintres, sans musiciens, sans poètes? Mais quelle tristesse! Je ne veux pas de ce monde.

La culture est garante de notre démocratie. Ecolo-Groen continuera à se battre pour un véritable statut d'artiste, permettant à ceux-ci de bénéficier d'une vie professionnelle stable et d'un statut social décent, à la hauteur de ces travailleurs.

Nous n'abandonnerons pas les artistes et nous continuerons à pousser, à tous les niveaux de pouvoir, pour améliorer leur statut social.

Chers collègues, aujourd'hui, tout comme nous l'avons fait pour d'autres secteurs, je vous demande de soutenir une proposition apportant un soutien à pas moins de 250 000 travailleurs du secteur culturel, artistique et événementiel. Ce secteur attend depuis trop longtemps une aide lui permettant de faire face à cette terrible épreuve que notre société, le monde entier, a rencontrée au cours de ces dernières semaines. Je vous remercie pour votre attention.


Ludivine Dedonder PS | SP

Monsieur le président, tout d'abord, je voudrais remercier les artistes qui se sont déplacés en nombre aujourd'hui. Cela fait vraiment plaisir de se sentir épaulé au sein de cet hémicycle. Je salue également les nombreux artistes et techniciens qui nous suivent aussi devant leur écran. Ils se sont tous mobilisés depuis des semaines, depuis des mois et ils attendent aujourd'hui de ce Parlement qu'il prenne ses responsabilités.

Le 9 avril 2020, voici trois mois, jour pour jour, nous, socialistes, avons déposé des propositions de loi en faveur des travailleurs du secteur artistique. Parce que nous les côtoyons, nous connaissons leurs difficultés du quotidien d'hier et d'aujourd'hui. Nous pressentions celles qu'ils seraient amenés à vivre dans les prochains mois. Dès le début de la crise, nous savions qu'ils seraient de ceux qui en pâtiraient le plus, privés de travail, privés de contrats, privés de revenus. Pour nous, il n'y avait déjà pas de temps à perdre pour les épauler durant cette pandémie.

Nous n'avons pas attendu qu'ils s'expriment dans la presse, qu'ils crient leur détresse pour agir. Tout de suite, nous avons proposé au Parlement d'intervenir pour leur éviter ça, pour leur éviter ce déballage médiatique, pour leur éviter de demander l'aumône. Ils nous émerveillent, nous inspirent, nous font réfléchir, nous font nous évader, nous font rire. Nous ne pouvons pas les applaudir par beau temps et les ignorer lorsque la tempête éclate. Il n'y a pas d'amour à sens unique!

Nous plaidons alors pour plus de flexibilité dans la manière d'accorder le chômage temporaire et avons salué les décisions du gouvernement qui allaient dans ce sens. En ce mois d'avril, nous proposons un texte pour faciliter l'accès aux allocations de chômage pour tous les artistes, pour tous les techniciens, en réduisant fortement le nombre de journées de travail ou de prestations artistiques à justifier. Nous proposons un texte pour corriger l'injustice de la règle du non-cumul, en autorisant la perception des droits d'auteur et des droits voisins en supplément des allocations de chômage. Nous proposons également l'instauration d'une période blanche au 13 mars 2020 pour l'obtention et le maintien du statut d'artiste, afin de ne pas pénaliser ces travailleurs qui n'ont pu exercer en raison de la crise.

Nous prévoyons également cette même période blanche pour la notion d' "emploi convenable". Et nous nous engageons immédiatement à réexaminer et retravailler en profondeur le statut d'artiste, qui est manifestement inadapté à la réalité de terrain. Par conséquent, je me réjouis que nous puissions enfin voter ces mesures.

Pour dissiper tout malentendu et afin que chacun comprenne bien, je précise que les dispositions que nous proposions n'étaient pas limitées dans le temps. Je tiens à rappeler quelques éléments essentiels. Le 21 avril, c'est le PS qui amène la question des travailleurs de la culture en commission des Affaires sociales. Le moins que l'on puisse dire est que les choses n'ont pas bien commencé. Alors que nous nous trouvions devant une urgence sociale, une majorité de membres de la commission ont choisi de demander un avis du Conseil d'État - non pas en cinq, mais trente jours! Une majorité refusait donc l'urgence à notre texte accordant une protection sociale aux artistes et techniciens. Le ton était donné: tout serait entrepris pour retarder les choses. Nous avons dû constater qu'aucune majorité ne serait réunie pour adopter nos mesures dans les temps.

Le mot "résignation" n'appartenant pas à notre vocabulaire, nous poursuivons notre combat pour les travailleurs du secteur culturel. Nous débutons un travail de concertation afin de pouvoir dégager une majorité et d'apporter ainsi une réponse à ces travailleurs. Il en ressort que ces mesures pourraient être adoptées en les limitant à l'urgence de la crise, avec l'engagement ferme de se mettre au travail immédiatement pour une refonte structurelle du statut. Nous faisons alors preuve d'ingéniosité pour fusionner nos textes et pouvoir les voter avant les congés.

Chers collègues, je pense sincèrement que la situation des artistes et des techniciens mérite mieux que des discours et des postures idéologiques. Il est de notre responsabilité de faire en sorte que les mesures soient prises pour offrir des perspectives aux travailleurs du secteur qui, à l'heure actuelle, n'en ont toujours aucune.

Évidemment, aujourd'hui, je suis très satisfaite que ce texte global arrive enfin à son échéance ultime car je suis convaincue qu'il présente des avancées majeures et une réponse à l'urgence à laquelle sont confrontés les travailleurs du secteur. J'ai tout de même deux regrets. Le regret du temps perdu d'abord. Quelle énergie dépensée, quels combats depuis ce mois d'avril, combien de renvois en commission, de demandes d'avis, de virgules de travers, prétextes à un report! Puis vint cette fameuse séance plénière du 18 juin où une minorité s'organise pour faire purement et simplement de l'obstruction parlementaire, et retarder à nouveau le vote en demandant in extremis un avis du Conseil d'État et de la Cour des comptes.

Ce temps perdu, je ne le regrette pas pour moi mais pour toutes celles et tous ceux qui attendent l'éclaircie. Toutes celles et tous ceux qui ont été plongés du jour au lendemain dans une grande précarité et qui se lèvent chaque matin la boule au ventre, se demandant comment ils vont faire pour se nourrir, pour payer leur loyer, pour payer leurs factures. Toutes celles et ceux dont le métier porteur de rêve est devenu un cauchemar.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Dedonder, u bestempelt mijn adviesaanvragen in de plenaire vergadering als vertragingsmanoeuvres. Voor alle duidelijkheid, als wij dit voorstel zouden willen vertragen, dan hadden we vandaag ook nog een truc van de foor uitgehaald. We hebben dat echter niet gedaan. We hebben die adviezen gevraagd omdat het onze plicht als Parlementslid is om het debat zo goed geïnformeerd mogelijk te voeren. Dat is vooral belangrijk om een beslissing te kunnen nemen, voor of tegen wat nu ter tafel ligt.

Ik wil dus ten stelligste tegenspreken dat het ging om vertragingsmanoeuvres. Als u eerlijk bent, dan weet u ook dat dit niet het geval is, want u hebt het advies van de Raad van State minstens gedeeltelijk ter harte genomen. U hebt immers maar liefst vier amendementen ingediend naar aanleiding van dat advies. Het is het een of het ander. Ofwel beschouwt u dat advies als waardeloos en een vertragingsmanoeuvre, ofwel beschouwt u het als waardevol, houdt u er rekening mee en amendeert u het voorstel. Ik stel vast dat u dat laatste gedaan hebt. Wees dus zo eerlijk om toe te geven dat het nuttig was het advies van de Raad van State te vragen.

Ik meen trouwens dat niemand er een probleem mee heeft dat we nu eindelijk weten hoeveel dat gaat kosten, dit jaar en de volgende jaren.


Ludivine Dedonder PS | SP

Puis-je avoir un verre d'eau? M. Anseeuw me laisse sans voix.


President Patrick Dewael

C'est peut-être dû à un rhume ou à l'émotion.


Ludivine Dedonder PS | SP

Monsieur le président, c'est cela. C'est une relation particulière.

Pour répondre à votre question, je ne dis pas qu'un avis du Conseil d'État n'est pas nécessaire. Un avis avait d'ailleurs été rendu sur la proposition de cumul. Je dis juste que cet avis du Conseil d'État et celui de la Cour des comptes auraient pu être déposés avant, puisque notre proposition a été déposée il y a trois mois. (Tumulte)


President Patrick Dewael

Chers collègues, Mme Dedonder a la parole.


Ludivine Dedonder PS | SP

Depuis quand ai-je autorité pour refuser, à moi toute seule, une demande d'avis?

Je poursuis. Concernant le Conseil d'État, monsieur Anseeuw, vous remarquerez aussi que nous avions fait des amendements bien avant que votre avis ne soit demandé, bien que nous en ayons fait quelques-uns dernièrement. Cela étant, nous avons bien compris où vous vouliez en venir. Je pense que nous ne serons jamais d'accord.

Je dis simplement que ces avis-là auraient pu être demandés avant et que ce n'est pas moi toute seule, ni même le groupe PS tout seul, qui ne l'avons pas voulu. Vous avez obtenu cette majorité ici en séance plénière pour ces avis. Alors expliquez-moi comment vous n'avez pas pu les demander au préalable!


President Patrick Dewael

Collega's, sta me toe om even te interveniëren. Het belangrijkste is dat de adviezen voorliggen.

Mijnheer Anseeuw en mevrouw Lanjri, u hoeft het niet eens te zijn met de antwoorden die hier worden gegeven. Ook is het mogelijk dat u elementen feitelijk onjuist vindt. Daarvoor dient juist een debat.

Ik wil alleen maar zeggen dat de adviezen van zowel het Rekenhof als de Raad van State opgevraagd zijn. Als Kamervoorzitter heb ik ervoor gezorgd dat ze tijdig voorliggen. Vervolgens was er een consensus om het wetsvoorstel vandaag te bespreken. Opnieuw, na inspraak kan er vandaag, vóór het parlementair reces, een uitspraak volgen.

Ik vind het debat wel goed, ik wil het ook wel zijn gang laten gaan. De spreker wordt nu echter systematisch onderbroken, zelfs door leden die zelf nog op de sprekerslijst zijn ingeschreven. Ik vraag u om toch ook een beetje de tijd in het oog te houden.

Mme Dedonder, vous pouvez poursuivre votre discours.


Ludivine Dedonder PS | SP

Monsieur le président, je vais poursuivre.

Je vous remercie aussi d'avoir fait en sorte que cet avis du Conseil d'État, qui n'était pas demandé en urgence, puisse nous parvenir avant les vacances parlementaires. Justement, cet avis, parlons-en! Les montants avancés sont, aux dires mêmes des auteurs, maximalistes. En effet, 80 millions d'euros, c'est un coût, mais c'est le prix à payer pour offrir une protection sociale aux artistes et techniciens. C'est ce qu'il faut pour leur permettre de tenir le coup pendant la crise. Pour ma part, le coût que je trouve insupportable, c'est celui de la misère. Par conséquent, 80 millions accordés aux travailleurs, cela ne me choque pas. En revanche, ce qui me choque, c'est que certains s'en indignent. Pourquoi les travailleurs de ce secteur seraient-ils les seuls à ne pouvoir bénéficier d'aucune indemnité? Il y a le chômage temporaire pour les uns et le droit passerelle pour les autres – et c'est très bien ainsi –, et il n'y aurait rien, ou à peine, pour le monde culturel? J'oubliais: pour certains, être artiste, ce n'est pas un métier; c'est un loisir!

Il paraît aussi que d'aucuns me comparent à Saint-Nicolas, avec tous ces "cadeaux" aux artistes… Je rappelle qu'on parle bien ici d'accorder une allocation de chômage à des personnes privées de travail et de rémunération depuis le mois de mars. On parle d'un peu plus de 1 000 euros par mois, si l'on est isolé. On parle d'autoriser des artistes à toucher l'intégralité de leurs droits d'auteur et droits voisins, et à percevoir les revenus qu'ils ont eux-mêmes générés après, bien souvent, des années de galère. Je ne pense pas qu'il s'agisse de cadeaux, mais bien d'une juste reconnaissance. Si m'appeler Saint-Nicolas vous amuse, cela me va très bien: lui, au moins, il donne de la joie et de l'espoir!

Tout à l'heure, je vous parlais de regrets. Je regrette aussi de ne pas avoir pu aller plus loin dans la portée de ces mesures. Oui, nous avons dû faire cette concession pour trouver une majorité et pour qu'au minimum, des solutions soient adaptées, en période de crise, en faveur du monde culturel et artistique. Un tiens vaut mieux que deux tu l'auras.

Notre volonté a toujours été de réformer en profondeur un statut en total décalage avec la réalité du monde culturel, artistique et événementiel, ainsi que de créer les conditions optimales dans lesquelles pourront évoluer les artistes, les metteurs en scène, les auteurs, les scénographes, les machinistes, les éclairagistes, les régisseurs, les monteurs, les caméramans, les maquilleuses, les décorateurs, les costumiers, les techniciens du son – et j'en passe, tellement ils sont nombreux –, en reconnaissant leur valeur ajoutée pour la société.

En effet, si la culture est souvent considérée comme un vecteur d'émancipation, il est rarement souligné que la culture est également un facteur économique qui génère de la richesse, qu'elle contribue nettement plus au produit intérieur brut que les dépenses qu'elle génère de la part de la collectivité.

La culture contribue largement au développement économique d'une région. Elle s'accompagne de retombées économiques pour le secteur horeca, fortement demandeur d'événements et d'activités culturels, ainsi que pour les innombrables entreprises qui fournissent les matériaux utilisés dans la réalisation de projets et qui emploient près de 250 000 personnes dans notre pays, sans compter les emplois indirects.

Dès lors, cessons une bonne fois pour toutes de condamner l'artiste à mendier sa vie. Aujourd'hui, la confirmation du vote de ce mercredi serait synonyme d'une belle avancée, d'un pas dans la bonne direction mais qui ne doit certainement pas s'arrêter là.

Pour conclure, je tiens à remercier mes collègues du Parti socialiste, à savoir Özlem Özen, Patrick Prévot et Sophie Thémont, qui ont cosigné le texte, mes collègues d'Ecolo-Groen qui l'ont également cosigné, ainsi que l'ensemble des collègues qui ont soutenu notre proposition de loi dès le début.


Ellen Samyn VB

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil nog even terugkomen op het verslag. Mevrouw Lanjri, het zal allicht een vergetelheid zijn, maar ik was zelf ook kort tussengekomen om iedereen te wijzen op zijn verantwoordelijkheid in dit dossier en ik had gezegd dat er dringend werk moet worden gemaakt van het kunstenaarsstatuut.

De afgelopen maanden is er heel wat te doen geweest rond het kunstenaarsstatuut. Uiteraard is een eerste obstakel het feit dat heel het sociale luik met betrekking tot de kunst- en cultuursector tot nader order nog steeds federale materie is.

De bevoegdheid ten gronde voor kunst en cultuur werd toevertrouwd aan de gemeenschappen, maar die beschikken niet over de fiscaal- en sociaalrechtelijke bevoegdheden om hun beleid gestalte te geven. Deze dualiteit maakt het er helaas niet gemakkelijker op om in dit Huis beleidsmatig iets te doen voor de kunstenaars.

Wij zijn ons ervan bewust dat de gezondheidsmaatregelen, en meer bepaald de lockdown, de annulering van evenementen, festivals, tentoonstellingen enzovoort de culturele en artistieke sector hebben herleid tot een financieel slagveld.

Artiesten en cultuurwerkers zagen hun inkomsten plotseling en onverwacht drastisch slinken. Kosten gemaakt voor geplande shows, tentoonstellingen en tournees zijn grotendeels verloren en kunnen niet worden goedgemaakt door inkomsten.

De coronacrisis illustreert de broze situatie van de mensen die in de artistieke sector aan de slag zijn. Er wordt te vaak gedacht dat de sector alleen uit artiesten en kunstenaars bestaat, maar men vergeet vaak de mensen achter de schermen: freelancers, zoals technici of podiumbouwers, maar ook fotografen en anderen, eveneens kwetsbare groepen.

Laat mij duidelijk stellen dat wij voorliggend voorstel mee ondersteunen in het kader van tijdelijke coronamaatregelen. Ik verwacht niet onmiddellijk applaus vanuit de cultuursector, maar wij kijken naar het sociale aspect. Heel wat kunstenaars, en bij uitbreiding de hele sector, hebben gedurende maanden hun beroep niet kunnen uitoefenen en geen beroep kunnen doen op andere steunmaatregelen. Net omdat in de cultuursector verschillende statuten worden gecombineerd, vallen zij vaak uit de boot.

De amendementen van de collega's Lanjri en De Jonge, waarin, enerzijds, voor de berekening van de arbeidsdagen gebruik wordt gemaakt van de cachetregel, waarbij een prestatieloon kan worden omgezet naar gewerkte dagen en waarin, anderzijds, het aantal gepresteerde dagen werd opgetrokken van 20 naar 78 arbeidsdagen, werden door onze fractie mee ondersteund. Wij stellen echter ook vast dat tijdens de commissie gisteren deze amendementen niet werden goedgekeurd.

Collega's, ik herhaal dat onze fractie deze tijdelijke maatregel mee zal goedkeuren.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Samyn, ik heb een vraag. U hebt nu twee keer volmondig gezegd dat u dit voorstel zult steunen. Tijdelijk, maar we weten allemaal dat tijdelijk relatief is, want in het voorstel zit de mogelijkheid tot verlenging, en verlenging, en verlenging. Ik vind het belangrijk dat toch nog eens in het licht te stellen. Als u dit goedkeurt, kunt u niet verhinderen dat de maatregel eventueel wordt verlengd eind dit jaar. U moet zich daarvan bewust zijn.

Ik wil u de volgende vraag stellen. Hoe zult u uitleggen aan een jonge werkloze die 200 dagen heeft gewerkt, vervolgens werkloos wordt en te horen krijgt dat hij geen cent werkloosheidsuitkering kan krijgen omdat hij daarop geen recht heeft, dat zijn artistieke buur na 20 dagen de volle pot krijgt? Hoe zult u dat uitleggen aan die jonge werkloze die na 200 dagen werken werkloos wordt en geen uitkering krijgt?


Ellen Samyn VB

Mijnheer Anseeuw, ik blijf erbij dat dit over een tijdelijke maatregel gaat. Het doel is om iedereen die in financiële problemen zit, zeker in deze al zo broze sector, mee te ondersteunen. Collega Van Quickenborne heeft al aangehaald dat uw partij in het Vlaams Parlement al maatregelen heeft genomen. Iedereen heeft recht op een degelijke uitkering.


Björn Anseeuw N-VA

(…)


Ellen Samyn VB

Over een dergelijke maatregel hebben wij mee vragen gesteld. Wij zouden dat ook mee ondersteunen.


Björn Anseeuw N-VA

(…)


Ellen Samyn VB

Ik kan het wel uitleggen. Ik vind gewoon dat dit een tijdelijke maatregel is. Wij zullen dat blijven ondersteunen, want die mensen staan in de kou en blijven momenteel in de kou staan.

De Vlaams Belangfractie zal deze tijdelijke maatregel mee goedkeuren. Zoals herhaaldelijk in de commissie en tijdens de hoorzittingen aangehaald, moet er naast het kurieren am Symptom werk worden gemaakt van een deftig en sluitend statuut, voor de volledige culturele sector. Een betere sociale bescherming moet een vanzelfsprekendheid zijn, zonder dat van de kunstenaar of de werknemer in de kunstensector een bevoordeelde categorie wordt gemaakt. Ook hier is het een verhaal van rechten en plichten.


Isabelle Galant MR

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, depuis le début de la pandémie, de nombreux secteurs ont connu une crise sans précédent. Les mesures de confinement conseillées par le Conseil national de sécurité et implémentées par le gouvernement ont mené à la fermeture pure et simple de nombre d'activités. Ce choc aussi brutal que soudain a eu des répercussions catastrophiques pour beaucoup de secteurs. Le secteur artistique, culturel et événementiel n'a malheureusement pas tiré son épingle du jeu, loin de là.

Les caractéristiques propres à ce secteur, avec ses nombreux contrats différents, des petits contrats, des contrats journaliers successifs, et encore bien d'autres, ont d'autant plus renforcé la crise pour toutes les personnes travaillant dans le secteur culturel et événementiel. Plus aucune prestation depuis le 13 mars, plus aucune possibilité d'organiser des répétitions ou encore de planifier des événements futurs. L'avenir de tout ce secteur était plus qu'incertain.

Le gouvernement, par la voix de Mme la ministre Muylle, a rapidement pris des mesures spécifiques pour les artistes, notamment en matière de chômage. Ceux qui exercent sous le régime d'indépendants ont aussi été soutenus, grâce aux mesures mises en oeuvre par M. le ministre Ducarme. Mais il s'est fait qu'un certain nombre d'artistes et de techniciens, spécifiquement de par les particularités de leur statut, sont restés sur le bord du chemin. Et cela n'était pas admissible, ni pour mon groupe, ni pour moi-même.

Nous avons compris qu'il fallait prendre l'urgence de la mesure et ce, en attendant une réforme plus globale du statut de l'artiste – réforme qui doit venir, selon nous, dans le cadre de la formation du prochain gouvernement, comme l'a expliqué notre président.

Prendre l'urgence de la mesure, ne pas laisser ces personnes sur le bord de la route, tout l'enjeu était là. De nombreuses propositions étaient sur la table. Nous avons organisé des auditions du secteur, ce qui nous a permis de comprendre où il était impératif d'agir rapidement. Nous avons finalement opté, à la majorité, pour travailler sur la base de la proposition de notre collègue Ludivine Dedonder. À nouveau, je le répète, il était question d'agir, et le MR a œuvré en ce sens.

Concrètement, qu'apportons-nous comme solution d'urgence? Tout d'abord, la suppression totale de limitation du cumul entre une allocation de chômage et les droits d'auteur ou des droits voisins, pour que ces artistes ne se voient pas pénalisés financièrement sur le montant de leur chômage en période de crise sur la période du 1ᵉʳ avril au 31 décembre 2020.

Ensuite, la suspension, durant la crise COVID et jusqu'à la fin de l'année, des périodes de référence de 12 ou 18 mois reprises dans la réglementation du chômage pour maintenir le statut d'artiste et son pendant en ce qui concerne l'emploi convenable.

Enfin, toutes les personnes actives dans le secteur culturel, artistique ou événementiel qui ne bénéficient pas d'un statut protégé et qui se retrouvent sans filet de sécurité pourront également bénéficier du droit au chômage du 1ᵉʳ avril au 31 décembre 2020, pour autant qu'elles puissent prouver avoir presté sur l'année qui a précédé la pandémie soit au moins 10 prestations artistiques ou techniques, soit au moins 20 journées d'activité dans ces secteurs, pour autant que ces activités aient été soumises à cotisations.

Des mesures fortes – je vous l'ai dit – pour soutenir ce secteur en grande difficulté sont reprises dans le texte que mon groupe et moi-même allons soutenir, mesures qui permettront surtout aux artistes et aux techniciens de passer le cap de la crise que nous connaissons, en attendant une véritable refonte globale du statut.

Il faut reconnaître, chers collègues, que ces mesures sont très favorables à ces artistes et techniciens. Peut-être trop au goût de certains. Si l'on compare les conditions d'ouverture du droit au chômage pour les artistes et techniciens à ce qui est d'application pour les autres catégories de travailleurs, je peux comprendre certaines réticences.

Toutefois, comme l'a rappelé le Conseil d'État dans son avis, "dans le cadre d'une mesure temporaire dictée par des circonstances particulières, il peut être admis que ce régime particulier applicable à une catégorie spécifique de personnes ne présente pas un rapport de proportionnalité manifestement déraisonnable avec l'objectif poursuivi, bien plus que pour les autres catégories de chômeurs".

Tout ceci confirme la nécessité d'une réforme globale à moyen terme. Comme notre président l'a dit, pour que cette réforme soit complète et performante, nous devrons prendre le temps d'analyser tous les aspects, qu'ils soient sociaux, fiscaux, parafiscaux, de cette réglementation propre. C'est l'une des missions qui attend le prochain gouvernement.

En attendant, comme la commission des Affaires sociales l'a confirmé, elle prendra le temps d'écouter à nouveau le secteur et les experts de terrain afin d'identifier au mieux leurs besoins.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Galant, ik heb een vraag in verband met de tijdelijkheid van de maatregel, waarover we het daarnet al even hadden. Gisteren hebt u namens uw fractie een amendement ingediend om het mogelijk te maken de maatregel na 31 december te verlengen. Daarnet heb ik aan de aanwezige leden, van wie sommigen mij ook onderbroken hadden, gevraagd wie er op 31 december aan de kunstenaars zal meedelen dat de kraan dichtgaat. Twee leden hebben namens hun fractie gezegd dat zij dat zullen doen en één van hen was uw fractieleider. Het benieuwt mij daarom heel erg te vernemen wat er tussen gisteren en vandaag is gebeurd, waardoor er een nieuw inzicht is gekomen. Immers, als uw fractieleider iets zegt, dan geloof ik hem op zijn woord. Gisteren diende u een amendement in om een verlenging mogelijk te maken, vandaag wordt gezegd dat een verlenging niet zal worden goedgekeurd. Wat heeft u tot inkeer gebracht?


President Patrick Dewael

De heer Piedboeuf wordt wel geciteerd. Ofwel gaat mevrouw Galant antwoorden? De vraag is wel gesteld, wat niet mag, aan de heer Piedboeuf. Mevrouw Galant kan ook antwoorden.

Er is daarnet trouwens een antwoord gegeven, mijnheer Anseeuw. Ik zal het voor u samenvatten. Normaal vervalt de regeling op het einde van het jaar. De heer Piedboeuf heeft gezegd: wie zegt dat wij op het einde van het jaar terug in normale omstandigheden kunnen functioneren? Hij heeft verwezen naar de coronapandemie en hij heeft zich de vraag gesteld: wat als de coronapandemie het op dat moment nog altijd onmogelijk maakt om een normale situatie te herstellen?

Heeft hij dat niet gezegd? Ik denk dat ik goed geluisterd heb, maar u hebt het blijkbaar anders begrepen?


Björn Anseeuw N-VA

Mijnheer de voorzitter, neen, dat is niet wat hij gezegd heeft. Er wordt hier beweerd: de kraan van de tijdelijke maatregel gaat dicht op het einde van het jaar. Point final. Twee mensen hebben hun hand opgestoken. Een daarvan was de fractieleider van de MR. Het interesseert mij niet wie er antwoordt namens de fractie, maar ik wil weten wat er veranderd is tussen gisteren en vandaag. Gisteren opent men de mogelijkheid om te verlengen en vandaag zegt men: we sluiten het af. Tenzij u het laatste kwartier tot een nieuw inzicht bent gekomen. Dan wil ik ook graag weten waarom u twee keer van gedachten verandert.

Ik ben heel erg benieuwd naar de beweegredenen van de nieuwe zienswijze.


Isabelle Galant MR

La mesure a bien été prise pendant la période COVID-19. Nous avions la volonté de la limiter au 31 décembre parce que beaucoup de mesures liées au COVID-19 étaient prises pendant cette période. Qui peut dire comment la reprise du secteur va se faire? Quelle sera la situation en décembre? En décembre, la possibilité sera ouverte de revoir la situation si besoin en est.

Pour conclure, le secteur a connu et connaît toujours de grandes difficultés. Même si la date de déconfinement progressif a été avancée au 1ᵉʳ juillet au lieu du 31 août, il n'en reste pas moins que les spécialités du secteur font que les aides seront indispensables et devront se poursuivre jusqu'au 31 décembre 2020. J'espère que vous partagerez ce raisonnement et que vous soutiendrez dès lors la proposition qui vous est soumise.


President Patrick Dewael

Democratie is een georganiseerd meningsverschil. Sommige antwoorden vinden we goed omdat we het ermee eens zijn, sommige vinden we minder goed omdat we een andere mening hebben. Dat is juist de bedoeling van een debat in dit halfrond.


Nahima Lanjri CD&V

Mijnheer de voorzitter, collega's, de coronacrisis heeft heel wat mensen getroffen, sommige meer dan andere. Sommigen verloren hun job of vonden er geen. Daarom heeft de regering heel wat maatregelen genomen voor verschillende doelgroepen zoals werknemers en zelfstandigen, en voor de economische relance. Er waren er ook voor de artiesten.

Zonet werd gezegd dat er nog niets werd gedaan voor de artiesten, maar ik kan dat ten stelligste ontkennen. De regering heeft zelfs verschillende maatregelen genomen. Ten eerste, wie werkt met een arbeidscontract en zijn arbeidsovereenkomst geschorst ziet, kan terugvallen op tijdelijke werkloosheid. Dat kan minstens tot 31 augustus en die maatregel kan eventueel worden verlengd voor bepaalde sectoren, ook voor de cultuursector die zwaar getroffen is en voor de evenementensector. Als het nodig is kunnen wij die maatregel verlengen, daarin is voorzien.

Ten tweede, wie werkt met een interimcontract, op 13 maart een contract had en kon aantonen dat men met aparte of opeenvolgende contracten werkte, kon en kan rekenen op de tijdelijke werkloosheid.

Ten derde, normaal gezien wordt de werkloosheidsuitkering na een tijdje verlaagd. Die degressiviteit werd intussen bevroren voor alle werklozen en dus ook voor de artiesten.

Ten vierde, wie als zelfstandige werkte, ook in de evenementen- of cultuursector, kon gebruikmaken van het overbruggingsrecht van 1.300 euro voor een alleenstaande of 1.600 euro voor personen met gezinslast. Men kon dit ook combineren als men bijvoorbeeld halftijds zelfstandig was en halftijds werknemer. Ook de zelfstandigen in bijberoep konden deze premie dus krijgen, uiteraard gedeeltelijk.

Ten vijfde, de drie referteperiodes in het kader van het kunstenaarsstatuut werden verlengd. Dat is wel logisch. In de coronaperiode was er namelijk nauwelijks of geen werk. Het was dus belangrijk dat de referteperiode waarin dagen konden worden opgebouwd, werd verlengd.

Ten zesde, de Nationale Veiligheidsraad heeft beslist dat voor wie normaal gezien in de toekomst of deze zomer zou werken met dagcontracten als artiest of als tijdelijke werknemer, bijvoorbeeld voor de verlichting van een of ander festival of een ander evenement dat nu geannuleerd is, de tijdelijke werkloosheid voor corona kan worden opengesteld. Ook die mensen kunnen dus effectief recht hebben op tijdelijke werkloosheid.

Dit zijn maar liefst zes maatregelen die de federale regering al genomen heeft. Ik zal niet uitweiden over wat de regio's doen. Recent is er door de Vlaamse regering beslist om een premie te geven van 1.500 euro, maar dat is enkel voor kunstenaars of artiesten die onder geen enkele andere maatregel zouden vallen en die dus zonder iets zouden vallen. Dat kan van regio tot regio verschillen. Dat zijn toch een aantal verregaande maatregelen die noodzakelijk zijn. De regering heeft er goed aan gedaan die noodzakelijke maatregelen voor de kunstensector te nemen.

Daarnaast hebben we in het Parlement natuurlijk een interessante discussie gehad naar aanleiding van de georganiseerde hoorzittingen met de kunstensector. We zijn voortgegaan op een aantal wetsvoorstellen die voorlagen, onder meer van de PS. Het voorstel van de PS voorzag onder meer in een cumul van werkloosheidsuitkeringen met auteursrechten en in de verlenging van de referteperiodes tot het einde van het jaar. Daarin volgde de CD&V-fractie hen. We konden achter al deze maatregelen staan. De CD&V-fractie heeft zelfs amendementen ingediend, en die zijn ook goedgekeurd, om tegemoet te komen aan het advies van de Raad van State. Dat gaat over het oorspronkelijke wetsvoorstel in verband met de cumul.

Toen werd het voor ons moeilijker. Op een bepaald moment tijdens de tweede lezing van het wetsvoorstel werd er plots beslist om een heel ander wetsvoorstel, over het aantal dagen dat gepresteerd moest worden, via een amendement toe te voegen aan dat eerste wetsvoorstel over de cumul. Over dat wetsvoorstel inzake prestaties was er geen advies gevraagd aan de Raad van State. We hadden dat gevraagd in de commissie, maar dat was afgewezen. Dat is ook democratie, er was geen meerderheid voor, maar we hebben het wel gehaald. Ons mag niet worden verweten dat er tijd is verloren. We hebben het wel degelijk ook voor dat andere wetsvoorstel gevraagd, maar in de commissie is dat niet goedgekeurd.

Met dat andere wetsvoorstel, dat via een amendement aan het eerste wetsvoorstel werd gehecht, is ervoor gezorgd dat artiesten die tussen 13 maart 2019 en 13 maart 2020 tien technische of artistieke activiteiten – dus ook technische activiteiten, collega's – in de kunstenaarssector hebben gepresteerd, wat met twintig gewerkte dagen wordt gelijkgesteld, toegang krijgen tot de werkloosheidsuitkering. Dat is voor ons moeilijk. Daarin kunnen wij niet meegaan.

Het is uiteraard correct – wij weten dit en wij weten dat dit moeilijk is – dat artiesten die vóór corona nog geen toegang tot het kunstenaarsstatuut hadden, nu ook, zeker in coronatijden, geen toegang tot de werkloosheidsuitkering zouden krijgen. Collega's, dat geldt echter ook voor andere werklozen. Ik geef u het voorbeeld van iemand die in 2019 pas is afgestudeerd als kok. Normaal gezien moet een jongere 312 dagen werken. Stel dat hij 300 dagen heeft gewerkt tot net vóór corona, waarna de lockdown volgde en de restaurants dichtgingen. Het ontbreekt hem dan nog aan 12 dagen, om een uitkering te krijgen. Hij krijgt die werkloosheidsuitkering niet, omdat het reglement bepaalt dat hij 312 dagen moet hebben gewerkt.

Naast die jongere zetten wij nu mensen uit de kunstenaarssector. Ik weet dat de vergelijking niet helemaal opgaat. Ook nu moesten de artiesten uit de kunstenaarssector 312 dagen werken. Zij kunnen nu echter wel een uitkering krijgen met 10 prestaties of 20 gewerkte dagen. Een kok, die voor mij net zo goed artistiek talent heeft, komt er met 300 dagen niet, terwijl iemand anders, die misschien maar 20 dagen of 10 prestaties heeft gewerkt, er wel komt.

Dat ligt voor ons heel moeilijk, hoewel de Raad van State stelt dat die bijzondere regeling voor een specifieke categorie van personen in se geen manifeste en onredelijke onevenredigheid vertoont met het beoogde doel. De Raad laat echter de rest aan de politiek over. Voor ons blijft de vergelijking met de andere werklozen niettemin een belangrijk ijkpunt, omdat wij de kloof met die andere werklozen vergroten. Er is immers een specifiek statuut voor werkloze artiesten, die een voordeliger statuut in de werkloosheid krijgen. Zij hebben geen voordelen om in het systeem te kunnen stappen, maar eens zij in het systeem zitten, zijn zij wel bevoordeeld. Collega's, ik zal de discussie niet opnieuw voeren, maar u weet dat voor de verlenging bijvoorbeeld drie prestaties op een jaar volstaan.

De kloof met de gewone werklozen wordt nog groter en dat vinden wij niet goed, zeker omdat de werkloosheid gebouwd is op het verzekeringsprincipe en dit voorstel druist daartegen in. Ik krijg het aan pakweg iemand die de verlichting in een fabriek doet, niet verkocht dat hij, hoewel hij bijvoorbeeld 300 dagen heeft gewerkt, geen toegang heeft tot een werkloosheidsuitkering, maar dat iemand die de verlichting doet op festivals wel toegang krijgt tot de werkloosheid. Er blijft een ongelijke behandeling en daar hebben wij het echt moeilijk mee.


Ellen Samyn VB

Mevrouw Lanjri, zowel u als de heer Anseeuw verwijst naar de gepresteerde arbeidsdagen voor jongeren. De partij van de heer Anseeuw zit niet in de regering, maar de uwe wel. Waarom is daar dan geen werk van gemaakt?


Nahima Lanjri CD&V

Er is in heel wat andere landen geen kunstenaarsstatuut. Ik heb ook met kunstenaars gesproken, vooraleer men mij dat vraagt. Zij zijn dankbaar dat wij dat kunstenaarsstatuut in de vorige legislatuur, met mijn partij in de regering, hebben ingevoerd. Ik heb al in de commissie gezegd dat het niet perfect is en ik zal dat zodadelijk ook nog toelichten, als u mij toestaat om daar verder op in te gaan. Daar is inderdaad werk aan, maar het is niet omdat er nog mankementen zijn aan het kunstenaarsstatuut dat men nu plots, wegens corona, alles overboord moet gooien, naar niets meer moet kijken en zomaar snel iets moet aanpassen dat in essentie eigenlijk niets met corona te maken heeft. Iedereen is het er echter over eens dat er aan het statuut gesleuteld moet worden. Dat hebben wij ook gezegd naar aanleiding van de hoorzittingen.


Ellen Samyn VB

U spreekt nu over het kunstenaarsstatuut, maar ik had het over het aantal gepresteerde dagen voor jongeren, want zowel collega Anseeuw als u verwijst daarnaar. Uw partij is echter een beleidspartij, dus waarom is er dan geen werk gemaakt van die 12 dagen die de jongere tekortkomt? Uw partij had daar iets aan kunnen doen.


Nahima Lanjri CD&V

De sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit. Die solidariteit heeft als principe: men draagt eerst een stukje bij, men legt iets mee in de pot, en op het moment dat men het moeilijk heeft, kan men iets uit de pot halen. Dat bijdragen duurt minstens 312 dagen, en voor ouderen zelfs nog iets meer. Hetzelfde geldt voor zelfstandigen. Zij moeten ook eerst bijdragen tot de sociale zekerheid vooraleer zij recht hebben op bijvoorbeeld een overbruggingskrediet. Het is logisch dat dit zo is.

Mensen die daar helaas nog niet onder vallen, laten wij gelukkig ook niet in de kou staan. Wij hebben de sociale zekerheid. Daar geldt het verzekeringsprincipe. Maar mocht iemand toch buiten dat verzekeringsprincipe vallen, dan is er gelukkig nog iets waarop wij best fier mogen zijn: de sociale bijstand. Mensen die het echt moeilijk hebben, kunnen dan toch nog een uitkering krijgen, maar dan is dat een leefloon. Dat is een regel die voor iedereen geldt, mevrouw Samyn. Iedereen moet daartoe bijdragen. Men kan ook geen pensioen krijgen als men niet bijgedragen heeft voor het pensioen. Dat is toch wel logisch?

Uw partij heeft bijvoorbeeld altijd kritiek gegeven op mensen die zogezegd niet bijgedragen hebben voor hun pensioen en er toch een zouden krijgen. Wel, als u het logisch vindt dat men eerst moet bijdragen tot het pensioen vooraleer men het krijgt, hier is dat ook zo: een werkloosheidsuitkering is een verzekering, men moet dus eerst bijdragen voor men iets uit de pot kan halen.


Marie-Colline Leroy Ecolo

Madame Lanjri, j'ai une petite question pour vous. Si j'ai bien compris, vous dites qu'un artiste, quand il ne travaille pas, est au chômage comme les autres personnes qui sont en inactivité sont au chômage. Moi, j'ai une question pour vous, madame Lanjri. Que fait un artiste lorsqu'il ne preste pas, lorsqu'il ne remplit pas une journée de contrat par une prestation artistique? J'ai une petite réponse. Quand il ne preste pas, un pianiste par exemple répète, s'entraîne, crée, produit, imagine, recommence, réessaye, retente. Bref, chaque jour de l'année, les travailleuses et les travailleurs des arts, madame Lanjri, travaillent.

C'était le postulat de départ du statut d'artiste qui, comme nous l'avons dit, a sans doute été considéré par erreur comme un statut hybride qui à ce jour, nous l'avons tous dit, ne fonctionne pas. Entendre ici que dix ou vingt prestations ou jours de contrat ne sont pas suffisants parce qu'en dehors de cela, ils ne travaillent pas, je pense que c'est méconnaître. Je suis sûre que ce n'est pas ce que vous avez voulu dire donc je vous pose la question: que fait un artiste lorsqu'il ne preste pas?


Nahima Lanjri CD&V

Mevrouw Leroy, u hebt mijn antwoord zelfs al in de commissie gekregen. Ik geef u daarin gelijk en ik wou daartoe komen, maar u moet mij even de tijd geven om mijn betoog af te maken. Ik weet uiteraard ook dat de huidige wetgeving niet perfect is. Ik weet ook dat iemand die een boek schrijft daar een jaar of misschien twee jaar aan bezig is. Wie een muziekstuk componeert, heeft die tijd nodig voor de voorbereiding. Dan presteert hij ook, ook al is het resultaat er maar op een bepaalde dag. De lonen zijn dan natuurlijk ook anders dan die van iemand met een dagtaak, zoals iemand die de belichting doet. Hij valt nu ook onder deze prestaties.

Vandaar, mevrouw Leroy, heb ik het voorbeeld gegeven van de man die de belichting doet, maar voor de anderen voldoet het huidige statuut eigenlijk niet. Het beantwoordt niet aan de realiteit waarin kunstenaars werken. Dat weten we en daarover zijn we het eens. De vraag is evenwel of u de coronacrisis wil aangrijpen om, zogezegd in een kader van tijdelijkheid, iets compleet anders te doen? Zullen wij het statuut nog herzien? Ja, we zullen daarover in de toekomst in de commissie nog verder discussiëren. Hoe moet wij het aanpassen? Hoe berekenen wij de grenzen? Die berekeningen zullen dan vermoedelijk anders zijn voor beeldende kunstenaars dan voor anderen, die bijvoorbeeld instaan voor de technische uitvoering.

De sector heeft dat in de hoorzittingen zelf gezegd. Zij hebben zelf aangebracht dat er veel verschillen zijn en dat het vandaag niet is zoals het zou moeten zijn, maar sta mij toe mijn uiteenzetting verder af te maken.


President Patrick Dewael

Mevrouw Willaert heeft nog een vraag voor u.


Evita Willaert Groen

Mevrouw Lanjri, het gaat over een tijdelijke maatregel, nu. U spreekt over zaken die we nog moeten doen. Wat moet echter een pianist die al vier maanden geen inkomen heeft, nu doen? Daarover gaat het. De pianist is aan het creëren en componeren, allerlei zaken die met zijn vak te maken hebben. Hoe komt er op dit moment brood op de plank voor de kunstenaar? Dat is de kern van wat nu voorligt. Wat u opnoemt, moeten we zeker ook aanpakken. Moet echter de pianist uit mijn voorbeeld nu aankloppen bij het OCMW en een uitkering krijgen die ver onder de armoedegrens ligt? Mogelijk kan hij niet eens bij het OCMW terecht omdat hij een partner met een inkomen heeft.


Nahima Lanjri CD&V

Mevrouw Willaert, u weet net zo goed als ik dat de toegang die wij nu aan kunstenaars geven met het oog op een werkloosheidsuitkering, gebaseerd is op prestaties die niet in deze periode hebben plaatsgevonden, aangezien dat vanwege de coronamaatregelen niet mogelijk was. De kunstenaar moet dus prestaties uit het jaar vóór de coronaperiode aantonen. De pianist uit uw voorbeeld zal in het jaar voor de corona-uitbraak nog wel iets gedaan hebben.

Dat wij om die reden de lat wat lager moeten leggen, daartoe was ik nog wel bereid. Samen met mevrouw De Jonge heb ik een amendement ingediend om het aantal gepresteerde dagen van 312 of 468 of 624 – afhankelijk van de leeftijd dienen meer dagen te worden aangetoond – te verlagen naar 78, omdat wij effectief een compromis wilden zoeken en de lat lager wilden leggen. Daarbij gaat het niet over nu, want de dagen die in aanmerking worden genomen, slaan op het jaar vóór corona. Een voorwaarde is dus dat de kunstenaars in het jaar vóór corona toch iets gepresteerd hebben, net zoals een kok 312 gepresteerde dagen moet aantonen. Voor artiesten en aanverwante beroepen wil ik de lat wat lager leggen, maar toch niet op 20 dagen, zoals nu voorgesteld wordt. Maar goed, we leven in een democratie. Wij hebben een amendement ingediend, maar dat heeft het niet gehaald.


President Patrick Dewael

De heer Anseeuw wenst nog een vraag te stellen. Ik stel voor dat mevrouw Lanjri haar uiteenzetting daarna afrondt.


Björn Anseeuw N-VA

Ik wil mevrouw Lanjri bijtreden op twee punten. Ten eerste, het gaat hier over een periode die niets met COVID-19 te maken heeft, waarin maar 20 dagen moest worden gewerkt. COVID-19 wordt hier te pas en te onpas als excuus gebruikt voor van alles en nog wat.

Ten tweede, mevrouw Willaert, ik begrijp niet waarom u eraan voorbijgaat dat iemand die piano heeft gestudeerd ook wel iets anders kan dan pianospelen in coronatijd. Ik begrijp dat niet.


Nahima Lanjri CD&V

Hoe anders de kunst- en cultuursector ook is, wij weten dat dit een particuliere sector is, hoe sterk wij ook begrijpen dat er op maat moet worden gewerkt, voor CD&V blijft het moeilijk om aan de gewone burger, aan de man in de straat te verkopen dat iemand die als kok afstudeert, moet bewijzen dat hij wel die 312 dagen heeft gewerkt terwijl iemand die afstudeert in de kunsten na 20 dagen in aanmerking wordt genomen.

Gelukkig is er wel een amendement door de MR ingediend – ik denk dat zij zelf zagen dat het niet helemaal goed zat – om dit alvast te beperken in tijd. Daarvan waren wij ook voorstander. Dat is goed, want er was ook een discriminatie tussen de kunstenaars zelf, die net niet aan die 10 prestaties in dat jaar voor corona komen, en zij die pas nadien of voordien aan die prestaties komen. Zij zeggen: waarom de ene wel en de andere niet? Gelukkig is dit nu tijdelijk. Het zal nu al minstens 84 miljoen euro kosten. Als het niet tijdelijk was geweest, zouden de kosten daarvoor de komende jaren natuurlijk oplopen.

Uit de hoorzittingen is gebleken dat het statuut van de kunstenaars in de werkloosheidsregeling niet goed zit. Het is niet ideaal en het past niet bij het profiel van kunstenaars. Zij zijn immers niet werkloos. Ik heb dat al in de commissie gezegd en ik herhaal het hier. Een kunstenaar die een boek schrijft of een muziekstuk componeert is niet werkloos. De kunstenaar werkt aan zijn creatie. Het is dan ook niet logisch dat men aan hen dezelfde voorwaarden stelt als aan een werkloze. Dat moeten we aanpakken. We moeten meer differentiëren. Voor de ene klopt dit wel, voor de andere niet. Voor iemand die de belichting doet kan dit wel passen. Voor een componist kunnen we het bestaande systeem van de werkloosheid niet gebruiken.

De kunstenaars geven zelf ook toe dat we toch al minstens het kunstenaarsstatuut hebben, wat ze in bepaalde landen zelfs niet hebben.

We moeten roeien met de riemen die we hebben en we konden nu niet halsoverkop zo'n statuut uit onze mouw schudden. Dat vraagt heel wat werk en er zullen nog heel wat discussies nodig zijn.

We zijn ook een heel eind meegegaan met dit wetsvoorstel, zoals gezegd. Een aantal amendementen van ons werd aanvaard en dat is positief. Gisteren dienden we een puur technisch voorstel in om tegemoet te komen aan wat het Rekenhof had gezegd, namelijk om niet te rekenen met prestaties, wel met arbeidsdagen voor de toegang tot het werkloosheidssysteem. Zo werkt de RVA vandaag: de toegang tot het werkloosheidssysteem wordt vandaag enkel en alleen door arbeidsdagen bepaald. Daar wilde men niet op ingaan, puur en uitsluitend omwille van de symboliek. Ik heb sommige collega's zelfs horen zeggen dat hun partijvoorzitter zich ertoe heeft geëngageerd ten opzichte van zijn achterban, dat het dus belangrijk is om daar niet van af te stappen en dat het misschien technisch niet juist is, maar toch wel wordt behouden. Ik denk dan: wie maakt nu wie wat wijs? Wat gaat men doen als straks de RVA met de moeilijkheden zit om dit toe te passen, wanneer men niet weet op wie dit voorstel juist van toepassing is en welke prestaties wel of niet moeten worden verrekend? Men komt nu plots met een totaal andere definitie, terwijl dit niet had gehoeven. Als men niet akkoord was gegaan met een verhoging van het aantal dagen, tot daar aan toe, maar dan toch minstens met het technisch amendement dat wij nog hebben ingediend en dat er kwam op vraag van het Rekenhof en de RVA. Die steun hebben wij echter niet gekregen.

Collega's, wij zullen ons bij de stemming van dit wetsvoorstel onthouden. Ik wil daarin consequent zijn. Wij hebben ons gisteren in de commissie onthouden. Ik heb nu ook gezegd dat er heel wat elementen in zitten waarmee wij eigenlijk wel akkoord gaan, die we hebben gesteund en waarvoor we amendementen hebben ingediend, waarvan er een aantal werden aanvaard. Ik ben blij een stukje aan dit wetsvoorstel te hebben kunnen bijdragen, maar er zit toch een element in waarbij wij ons niet goed voelen en dat anders zou moeten. Vandaar dat wij consequent zullen zijn en ons op dit voorstel zullen onthouden.


Nadia Moscufo PVDA | PTB

Chers collègues, la pandémie du coronavirus a mis en lumière tous les problèmes qui existent dans notre société, et pas seulement dans le secteur culturel. Je pense aussi au secteur non marchand. Ces problèmes sont devenus plus visibles avec la crise mais ils existaient déjà avant. Le secteur culturel et événementiel fait partie de ces problèmes.

Le 1ᵉʳ mars, 250 000 travailleurs du secteur culturel et événementiel ont été mis à l'arrêt. Ils ont été beaucoup trop nombreux à se retrouver sans revenus. Cela signifie se lever le matin en se demandant ce que l'on va manger à midi. Aller faire les courses et se demander comment on va donner à manger à ses enfants. En effet, derrière ces travailleurs, il y a aussi des familles. Ce secteur a tiré la sonnette d'alarme de différentes manières, dans une situation difficile, dans laquelle on ne pouvait pas manifester, pour respecter les consignes sanitaires.

Je tiens à les saluer aujourd'hui s'ils nous écoutent encore, et à les encourager à continuer à s'organiser pour prendre leur sort en main. En effet, ce n'est qu'au travers de leur propre mobilisation que nous serons capables, dans ce Parlement, de faire avancer leurs intérêts.

Ils ont tiré la sonnette d'alarme de différentes manières. Ils l'ont fait via des cartes blanches, et ils ont mis sur pied une campagne impressionnante, le 18 juin, dans 11 villes du pays. Ils se sont postés de manière immobile pour montrer leur désarroi, mais surtout avec le slogan suivant: "Lorsque l'ensemble de la société recommence à bouger, nous, nous restons immobiles mais debout". Je veux les encourager à rester debout dans cette société dans laquelle règnent de grandes inégalités sociales, et dans laquelle la part de la culture n'est pas encore gagnée.

Quand je parle des travailleurs du secteur culturel, je tiens vraiment à préciser de qui il s'agit car j'ai l'impression que certains ici se focalisent uniquement sur les artistes. Ceux-ci ont évidemment tout notre soutien. Mais il s'agit des ingénieurs du son, des maquilleuses, des costumiers, des assistants caméra, des éclairagistes, des monteurs, des transporteurs, etc. Tous ces gens font partie d'un même secteur et tous ont suivi les débats.

Le PTB a introduit une résolution au mois d'avril. Le PS a introduit une proposition de loi, de même que nos collègues Ecolo-Groen. Ensemble, nous avons opté pour la convergence. Pour tous ceux qui suivent le débat ici, il est clair qu'il y a deux visions sur la manière dont notre société doit prendre en charge la culture et le respect de ses travailleurs.

Grâce à la mobilisation des travailleurs et la convergence dans ce Parlement, nous sommes assez contents de pouvoir enfin aller aujourd'hui vers une avancée et nous nous en réjouissons. Comme certains de mes collègues vous l'ont déjà expliqué, cela n'a pas été simple. Il y a eu des reports, des amendements, des débats parfois houleux en commission pour dénaturer la proposition initiale. Je pourrais appeler cela "manœuvre" mais je n'ai pas envie d'utiliser le mot, parce qu'une manœuvre, c'est pour moi quelque chose qu'on utilise de manière superficielle. Or, en l'occurrence, il y avait un vrai débat de fond et on l'a encore vu aujourd'hui. Qui s'oppose fondamentalement à défendre les intérêts des travailleurs du secteur culturel et la place de culture dans notre société?

La dernière manœuvre a eu lieu la semaine dernière quand on a encore renvoyé cette proposition au Conseil d'État et à la Cour des comptes, au moment où nous devions la voter. Évidemment, personne ici ne rejette par principe la possibilité d'aller au Conseil d'État mais, pour nous, cela visait vraiment à freiner cette proposition. Faut-il rappeler que, tant que cette loi n'est pas votée, des familles se demandent comment remplir le frigo. C'est évidemment de cela qu'il s'agit.

Le Conseil d'État a rejeté la thèse qui consistait à dire qu'il s'agissait d'une discrimination et la Cour des comptes a même dit que cette proposition de loi était payable, si on la chiffre. J'espère donc qu'aujourd'hui, une grande majorité soutiendra cette proposition.

Cela veut-il dire que le travail est terminé? Évidemment, non. Il faudra continuer à être vigilant pour l'application de cette proposition de loi, ce ne sera pas si facile.

Il y a des problèmes structurels dans ce secteur que nous devrons résoudre. Il faudra continuer à nous battre pour la place de la culture dans notre société. Le statut d'artiste n'en est pas un, en fait. Il y a d'autres pays en Europe où il n'y a pas de statut mais il y a d'autres endroits où les statuts sont meilleurs. Nous avons entendu, lors des auditions, les organisations syndicales qui ont fait un travail autour de cette problématique. J'espère que nous pourrons les réécouter en commission pour pouvoir aller plus loin et améliorer le statut.

Contrairement à ce que disent certains, les travailleurs du secteur culturel et les artistes ne sont pas des paresseux, ils ne veulent pas profiter de la sécurité sociale. Ce sont des gens qui vivent difficilement. Je citerai l'exemple d'Alice, une jeune musicienne de mon quartier, qui a perdu ses contrats pour les mois de mars, avril et mai. Elle m'a dit qu'elle avait la chance de toucher le chômage temporaire COVID-19 mais ses deux colocataires, également musiciens, n'ont rien car ils n'ont pas pu obtenir leur statut. Elle m'expliquait que pour l'obtenir, elle a dû travailler de manière acharnée 70 heures par semaine pendant un an et demi. Elle en est sortie dégoûtée et à bout car cela l'a mise dans une situation où pendant plusieurs mois, elle n'avait même plus de contacts sociaux. Elle y a même laissé sa santé.

C'est un exemple qui nous montre que la lutte n'est pas terminée et qu'après cette proposition de loi, nous continuerons d'abord à soutenir les artistes qui se mobiliseront et ensuite à chercher des convergences pour avancer dans l'intérêt des travailleurs du secteur de la culture dans notre société.


Tania De Jonge Open Vld

Mijnheer de voorzitter, collega's, we zijn vandaag aan het eindpunt gekomen van een dossier waarover we lang en hard hebben gedebatteerd in de commissie voor Sociale Zaken.

Vrijdag 29 mei was voor mijzelf en voor mijn partij een belangrijke datum. Nadat er al heel wat discussies hadden plaatsgevonden in de voorgaande commissievergaderingen was er een hoorzitting, waar wij goed hebben geluisterd naar getuigenissen uit de cultuursector.

Ik heb ook heel wat gesprekken gevoerd met mensen die rechtstreeks getroffen zijn door de coronacrisis, waardoor ik een duidelijk beeld kreeg van de situatie waarin zij zich tot op vandaag bevinden. Het staat buiten kijf dat de culturele sector en de kunstenaars hard geleden hebben en nog steeds lijden onder de coronacrisis. Wij hebben dat telkenmale benadrukt in onze uiteenzettingen.

Social distancing staat haaks op culturele activiteiten, zoals het samenbrengen van mensen voor een concert, een theatervoorstelling of televisie- en filmopnames. In de geleidelijke afbouw van de lockdownmaatregelen komen de culturele evenementen als laatste aan de beurt, en dan nog met heel wat beperkingen. Dat ondervinden wij zelf ook op lokaal niveau.

Zoals wij allemaal weten, is er heel wat onzekerheid voor het najaar. Kunstenaars werken hard, in tegenstelling tot wat sommigen onder ons willen doen geloven. Zelfs in normale tijden hebben zij het al moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Ze hollen van optreden naar opname, werken onder verschillende statuten tegelijkertijd en combineren dit alles vaak met een bijverdienste, bijvoorbeeld in de horeca, om toch maar het hoofd boven water te kunnen houden en te kunnen leven van hun passie, hun passie die zij omzetten in muziek, film, theater, poëzie en beeldende kunsten, waarvan wij vervolgens met ons allen genieten.

Dat maakt ook dat velen onder hen tussen de mazen vallen van het brede net aan maatregelen die de regeringen van dit land hebben genomen om het inkomen te ondersteunen van mensen die door de coronacrisis hun activiteit moesten onderbreken.

Artiesten en kunstenaars zijn bij de meest flexibele arbeidskrachten op de arbeidsmarkt. Daar moeten wij rekening mee houden. Zo had ik gisteren en eergisteren gesprekken met mensen die duidelijk benadrukten dat die flexibiliteit ontzettend belangrijk is.

Voor zelfstandigen is er het overbruggingsrecht. Die uitkering wordt ook toegekend aan zelfstandigen in bijberoep indien zij sociale bijdragen betalen op minstens de helft van de minimumdrempel die geldt voor zelfstandigen in hoofdberoep.

Voor werknemers zijn er de tijdelijke werkloosheid en de gewone werkloosheid.

Veel kunstenaars komen voor geen enkel systeem in aanmerking. Zij verdienen niet genoeg in bijberoep. Zij hebben geen lopende arbeidsovereenkomst die geschorst kan worden, waardoor zij in tijdelijke werkloosheid kunnen worden geplaatst. Zij hebben niet genoeg arbeidsdagen gepresteerd om gewone werkloosheidsuitkeringen te kunnen ontvangen.

Er is een vangnet uitgewerkt. Daarbij hadden wij één groot voorbehoud: dat het niet eeuwig kon blijven duren. Vandaar het voorstel om het in de tijd te beperken, wat ook gebeurd is. Het stopt dus op 31 december 2020. Ik volg daarin mijn fractieleider, die duidelijk aangeeft dat het dan ook stopt. Ik wil daar duidelijk in zijn.

Het is dus een tijdelijke maatregel die niet discrimineert. De Raad van State is daar zeer duidelijk over. Ook in Vlaanderen is er een noodfonds opgericht. Ook dat heeft onze partij volmondig gesteund, bij monde van Stephanie D'Hose.

Naar aanleiding van dit debat kan ik ook nog meegeven dat men deze uitkering niet kan combineren met een inkomen uit arbeid. Wel met inkomsten uit arbeidsrechten, die kunstenaars vaak ontvangen op basis van een werk dat zij al jaren hebben uitgevoerd.

Er zijn nog voorbeelden van cumul. Men kan bijvoorbeeld huurinkomsten en dividenden uit aandelen cumuleren met werkloosheidsuitkeringen.

Collega's, tijdens de discussie en de hoorzitting kwam ook heel duidelijk naar voren dat er een grote nood is aan de hervorming van dit statuut. Heel wat mensen hebben dat hier ook vandaag gezegd.

Ook vanuit de sector werd dat meermaals meegegeven. Laten we daarvan alstublieft werk maken, zodat we deze discussies niet meer moeten voeren. Wij zullen dit voorstel steunen omdat de tijdelijkheid werd ingebouwd en omdat we vinden dat de kunstenaars in deze moeilijke en vooral onzekere tijden die steun ook verdienen.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw De Jonge, ik heb twee vragen. U hebt een aantal steunmaatregelen opgesomd, zoals de tijdelijke werkloosheid en het overbruggingsrecht. Het is eigen aan al die steunmaatregelen dat ze verbonden zijn aan de COVID-periode waarin de betrokkene zijn activiteiten niet of sterk verminderd kon ontplooien. COVID verhinderde hem of haar in die periode immers om te werken.

Dit voorstel is echter van een andere orde, want het stelt dat kunstenaars in een periode waarin niemand werd gehinderd door COVID, namelijk het jaar vóór de lockdown, amper 20 dagen moesten werken terwijl niets hen verhinderde om meer te werken, alleszins COVID niet. Ik begrijp de logica daar niet van. U doet dat ongetwijfeld wel, want u gaat dit voorstel goedkeuren. Ik wil dus graag weten waarom de lat lager wordt gelegd voor een periode waarin de kunstenaars helemaal niet werden gehinderd door COVID.

Mevrouw De Jonge, de tweede vraag heb ik eerder aan andere collega's gesteld, maar er heeft nog niemand op geantwoord. Ik probeer het nu nog een laatste keer, misschien krijg ik van u wel een antwoord. Hoe gaat u aan een jonge werkloze die 200 dagen heeft gewerkt, daarna werkloos werd en geen cent werkloosheidsuitkering krijgt, uitleggen dat zijn artistieke buur, die slechts 20 dagen heeft gewerkt in een periode waarin er nog geen sprake was van COVID, wel recht heeft op een werkloosheidsuitkering? Hoe zult u dat uitleggen aan een jonge werkloze die 200 dagen zijn botten heeft afgedraaid en die toch nergens recht op heeft? Zijn artistiek buur die een tiende van dat aantal dagen heeft gewerkt in tempore non suspecto, vóór de COVID-periode, krijgt immers wel een uitkering.


Nahima Lanjri CD&V

Mevrouw De Jonge, wat is er vannacht gebeurd? Wat is er vannacht gebeurd, want gisteren in de commissie hebt u zich, samen met CD&V en Open Vld, onthouden? Wij hebben gezegd dat er een aantal goede dingen in stonden. Gisteren was trouwens ook al bekend dat het tijdelijk was, maar er waren toch heel veel punten waarmee u het niet eens was en toen hebt u zich over het geheel van het voorstel onthouden. Er moet iets gebeurd zijn vannacht, want uw onthouding van gisteren is plots een ja-stem geworden. U mag dat, maar dan noemt men mij een tjeef. Leg mij dat eens uit, ik wil het gewoon begrijpen.


Tania De Jonge Open Vld

De vraag van de heer Anseeuw en uw eerste vraag over het aantal dagen sluiten een beetje bij elkaar aan. Ik weet dat daarover heel wat discussies zijn geweest. Ik moet meegeven dat het oorspronkelijke voorstel voor ons veel te laag lag. Dat weet u. Wij hebben dan het voorstel van de MR gesteund. Oorspronkelijk was er sprake van 5 artistieke prestaties en 10 arbeidsdagen, maar dat is gewijzigd met een amendement van de MR in 10 artistieke prestaties en 20 arbeidsdagen.

Mevrouw Lanjri, mijnheer Anseeuw, ik heb de voorbije dagen inderdaad met de kunstenaarswereld gepraat. Ik heb een artiest uit de muziekwereld gehoord die in een topjaar – zo zijn er heel weinig – slechts 80 arbeidsdagen heeft gepresteerd. Alle voorbereidende uren die daaraan voorafgingen, kunnen daarbij niet worden meegerekend. Eerlijk gezegd, wij hebben het amendement van de MR gesteund, omdat wij het aantal arbeidsdagen te laag vonden en wij ons konden vinden in de 20 arbeidsdagen.

Wij hebben gisteren inderdaad ook samen een voorstel gedaan, maar u wist ook van mij dat wij een nog lager voorstel hadden willen indienen. Ik wil daar eerlijk over zijn. Dat zijn geen tjevenstreken. Ik heb mij gebaseerd op getuigenissen. Die mensen moeten nu enorm knokken en ik kan u zeggen dat kunstenaars er niet fier op zijn als zij een beroep zouden moeten doen op een werkloosheidsuitkering.

Zij zeggen zelfs dat zij niet graag profiteren van de sociale regeling die geldt voor de dagen vooraf.

Op basis van een aantal getuigenissen en na een uitvoerige bespreking in de fractie kunnen wij akkoord gaan met de tekst over het aantal dagen van de MR. Wij zullen dus het voorstel goedkeuren.


Nahima Lanjri CD&V

Mevrouw De Jonge, gisteren hebt u zus gestemd en vandaag stemt u zo over hetzelfde voorstel.


Tania De Jonge Open Vld

Mevrouw Lanjri, u wist hoe ik tegenover het voorstel stond.


President Patrick Dewael

Mijnheer Anseeuw, u hebt al vijf keer dezelfde vraag gesteld. U stelt ze aan iedereen. Laat mevrouw De Jonge echter eerst antwoorden, vooraleer u met de vinger klaarstaat.


Tania De Jonge Open Vld

Mijnheer Anseeuw, wilt u uw eerste vraag nog eens herhalen?


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw De Jonge, dat wil ik graag doen. Mijn eerste vraag was de volgende. Wat is de logica achter de regel die nu ter goedkeuring voorligt, met name dat een artiest maar 20 in plaats van 312 dagen moet hebben gewerkt in een periode waarin er geen sprake was van COVID-19, terwijl alle andere steunmaatregelen gelinkt zijn aan de COVID-19-periode, waarin mensen niet konden werken?

Dat is voor ons compleet onlogisch. Voor u is dat kennelijk logisch, anders zou u het voorstel niet goedkeuren. Dat was mijn eerste vraag.

Mijn tweede vraag is de volgende. Hoe legt u uit aan een jonge werkloze die 200 dagen heeft gewerkt en vervolgens werkloos wordt, dat hij geen recht heeft op een werkloosheidsuitkering, terwijl zijn artistieke buur, die slechts 20 dagen in plaats van 200 dagen – laat staan 312 dagen – heeft gewerkt, wel recht heeft op de volle pot? Hoe legt u dat uit?


President Patrick Dewael

Mijnheer Anseeuw, die vraag hebt u al aan alle sprekers gesteld. Mevrouw De Jonge zal nu antwoorden, waarna we verdergaan.


Tania De Jonge Open Vld

Mijnheer Anseeuw, u zegt dat u veel met kunstenaars hebt gepraat, maar ik denk eigenlijk van niet. Ikzelf heb dat echter wel gedaan in de voorbije dagen en ik heb mijn standpunt bijgestuurd.

Nogmaals, men kan het ene niet met het andere vergelijken. Immers, kunstenaars verrichten al vooraf arbeidsprestaties, waarvoor zij geen euro ontvangen of betaald worden. (Protest van de heer Anseeuw)


President Patrick Dewael

Ik stel voor dat mevrouw De Jonge haar toelichting daarmee afrondt. Ik denk dat alle meningen aan bod zijn gekomen, hoewel iets mij ervan overtuigt dat de heer Anseeuw zijn vraag hoe men de maatregel uitlegt, zo dadelijk opnieuw zal stellen aan de volgende spreker. Mevrouw Vanrobaeys, u kunt maar voorbereid zijn. Mijnheer Anseeuw, aan u zou ik zeggen om die plaat eens af te zetten.


Anja Vanrobaeys Vooruit

Mijnheer de voorzitter, beste collega's, beste bezoekers in de publiekstribune, eindelijk kunnen wij hier vandaag een wetsvoorstel goedkeuren dat in een inkomenscompensatie voorziet voor de zwaarst getroffenen. De cultuursector werd namelijk als eerste getroffen, want in februari werden er al concerten geannuleerd en afspraken afgezegd. De artiesten moesten sinds dat moment in hun kot blijven en dat gebeurde zonder enige inkomenscompensatie, althans voor de meest precaire groepen. Door alle vertraging in de Kamer denk ik eerlijk gezegd dat voor sommige mensen, bijvoorbeeld kunstenaars met precaire contracten of technici, het doek al definitief gevallen is. Sommigen hebben winkelkarretjes ontsmet bij een supermarkt om de periode te overbruggen en daar is niets mis mee, maar niet iedereen heeft zulke kansen gekregen. Anderen hebben er gewoon de brui aan gegeven, omdat zij geen eten meer kunnen kopen, hun huur niet meer kunnen betalen en zij het eigenlijk kotsbeu zijn.

Op die manier gaat er misschien wel enorm veel talent verloren.

Hoe komt het dat zij niet konden rekenen op inkomenscompensatie? De sector wordt gekenmerkt door hyperflexibiliteit. Aan artiesten en kunstenaars wordt gevraagd om te werken op basis van dagcontracten die soms op het laatste nippertje ondertekend worden of afgesproken worden. Men is heel vrij en men moet voortdurend allerhande veranderingen aanvaarden. Sommige opdrachtgevers weigerden Dimona's, terwijl de regeling van de tijdelijke werkloosheid was versoepeld, of betaalden geen vakantiegeld. Daardoor bleek die oplossing toch niet afdoende voor wie in de kunstenaarssector werkt. Daarom moeten de erg flexibele artiesten hun inkomen aanvullen met wat ze verdienen met bijbaantjes, de kleine vergoedingsregeling en bijklussen in de horeca. Zijn verrichten trouwens heel veel onbetaald werk, want alleen de dag van een concert of een tentoonstelling wordt betaald en uiteraard niet de voorbereiding. Stel u voor dat de schrijnwerker die uw keuken bouwt, alleen zou worden betaald voor de installatie ervan en al het schrijnwerk vooraf – ik heb het niet eens over de opmaak van de offerte – gratis zou moeten doen. Nochtans zijn dat courante praktijken in de cultuursector. Ik betreur dat. Het is heel schrijnend dat men van mensen in de culturele sector heel veel inzet en flexibiliteit vraagt, terwijl men ze in crisistijden, wanneer ze steun nodig hebben, laat vallen als een baksteen en ze vier maanden of langer laat wachten op een inkomen.

Net door de hyperflexibiliteit vallen ze door de mazen van het net, een net dat we in deze tijden tot nu toe alleen strakker hadden gespannen voor zelfstandigen en werknemers. Nu doen wij dat dus ook voor de culturele sector.

Onderhavig wetsvoorstel is noodzakelijk. Ook de Raad van State erkent dat het geen discriminatie met zich brengt. De situatie in de cultuursector is zo bijzonder, dat die bijzondere maatregelen rechtvaardigt. Door het wetsvoorstel krijgen kunstenaars en technici soepel toegang tot de werkloosheidsuitkering. Zij krijgen hierdoor tijdelijk de toelating om een werkloosheidsuitkering en een vergoeding voor auteursrechten te cumuleren. Zij genieten hierdoor het tijdelijk behoud van hun statuut. Inderdaad, sinds 1 juli zijn er opnieuw meer culturele activiteiten en is men gedeeltelijk weer aan de slag. Heel veel mensen uit de cultuursector zijn volgens mij wel tevreden dat ze weer creatief kunnen zijn en niet heel de tijd opgesloten op opdrachten hoeven te wachten. Er is wel de hele impact van de maanden lockdown en van het verloren zomerseizoen. Er is ook de verplichte beperking van de capaciteit van concertzalen of van het aantal toeschouwers van voorstellingen en die kan nog heel lang duren. Wij weten niet hoelang de coronacrisis nog zal duren. Misschien komt er weer een opflakkering en moeten de deuren weer volledig sluiten, al hoop ik van niet. Dat alles rechtvaardigt het wetsvoorstel.

De sector vroeg net wegens de beperkte capaciteit om een neutraal jaar tot maart 2021. Men heeft een langere voorbereidingstijd nodig, men is nog niet rendabel, men moet nog steeds afrekenen met een beperkte capaciteit. Blijkbaar was het echter een deel van de politieke deal die gisteren werd gesloten om de maatregel goed te keuren, dat hij tijdelijk is, niet tot maart 2021 maar tot 31 december van dit jaar. Aangezien het wetsvoorstel voor het eerst na vier maanden een maatregel ten gunste van de culturele sector behelst, stemmen wij in met de tijdelijke duur tot 31 december en zullen wij de tekst goedkeuren.

Over het algemeen, los van de maatregel, stel ik eens te meer vast dat de coronacrisis de ongelijkheden in de samenleving nog veel meer op scherp stelt.

De reden waarom al die mensen uit de culturele sector momenteel moeten overleven, met moeite hun koelkast gevuld krijgen en hun huur kunnen betalen, omdat ze geen inkomensvervanging hebben, is niet alleen coronagerelateerd. Dat heeft te maken met besparingen bij cultuurhuizen, met de vermindering en het wegkappen van projectsubsidies. Alles moet goedkoper. Alles moet met minder. Wie betaalt daar de prijs voor? Het is een beetje zoals in een andere discussie die wij hier gevoerd hebben. Net zoals de werknemers van Swissport de prijs betalen voor uiterste concurrentie en steeds meer dalende prijzen, betalen de kunstenaars en de technici de prijs voor steeds lagere subsidies. Zij krijgen steeds lagere vergoedingen voor hun werk en komen steeds meer in een precair statuut te zitten.

Daarom is het volgende zo belangrijk en daartoe engageren wij ons ook. Ik hoop dat wij dat debat rondkrijgen tegen 31 december. Er wordt hier gediscussieerd over de tijdelijkheid en gevraagd of het echt na 31 december gedaan zal zijn. Wij hebben dat zelf in de hand. Wij moeten hier in het Parlement de discussie voeren over een goed kunstenaarsstatuut, en liefst zo snel mogelijk. Voor mij kan dat tegen 31 december afgerond zijn. Dan is er geen discussie meer mogelijk over een verlenging tot maart. Dan worden zij opgevangen zoals het hoort.

Voor mij is één ding duidelijk. Als wij het hebben over een beter kunstenaarstatuut, mag dat in elk geval niet leiden tot minder bescherming. Een beter kunstenaarsstatuut bevat geen sociale spitstechnologie om verder nog solidariteit te ontwijken. Integendeel, ons streefdoel moet zijn om meer solidariteit te bewerkstelligen. Ons streefdoel moet zijn om al het werk dat kunstenaars doen, te waarderen, zodat hun werk, dat ons allemaal mooie momenten bezorgt, gewaardeerd wordt en een beloning krijgt, zoals het hoort. Het moet ook gekoppeld worden aan een sterke sociale bescherming, en niet zo'n aftandse sociale bescherming die hen laat vallen als een baksteen op het moment dat ze een ongeval krijgen, ziek worden of getroffen worden door zoiets als een coronacrisis. Dat is werk voor de toekomst.

Vandaag wil ik u oproepen om dit wetsvoorstel goed te keuren, zodat zowel kunstenaars als technici op een inkomen kunnen rekenen. Het gaat gemiddeld over 900 euro tot 1.000 euro voor een alleenstaande. Daarmee kan men volgende maand niet direct op vakantie naar een zonnige plek.

Voor mij is het belangrijk dat zij nu op ons kunnen rekenen, zodat wij in de toekomst op hen kunnen rekenen om de micro's te installeren op uw congres, om het podium op te bouwen op een lokale kermis, waarnaar we zo verlangen en die mensen uit onze gemeenschap samenbrengt, waar velen hier burgemeester of schepen zijn. Jullie weten hoe belangrijk dit is. Ook voor het spannend boek tijdens de vakantie. Voor de goede film tijdens de lockdown, want zonder cameramannen wordt er niet meer gefilmd. Voor die muziek vol herinneringen.

De cultuursector moet worden gered voor al die waardevolle momenten die wij samen beleven, of dat nu voor, tijdens of na corona is, want een samenleving zonder cultuur is een dode samenleving. Onze huidige samenleving is net het resultaat van creativiteit en innovatie. Net dat stimuleert cultuur. Cultuur prikkelt. Cultuur doet ons nadenken. Cultuur doet ons soms achteruitkijken, maar doet ons vooral vooruitkijken.


Vanessa Matz LE

Monsieur le président, chers collègues, permettez-moi tout d'abord de saluer et de remercier l'ensemble des artistes qui sont aujourd'hui à la tribune. Ils représentent d'autres artistes que nous avons rencontrés à l'extérieur et qui n'ont malheureusement pas pu prendre place en tribune.

J'aimerais également remercier – une fois n'est pas coutume – les partenaires politiques à l'origine de la proposition de loi, à savoir Mme Dedonder, Mme Chanson, Mme Willaert (qui a cosigné le texte), de même que tous ceux qui ont œuvré à l'élaboration de ce texte. Je tiens tout particulièrement à remercier la présidente de commission, Marie-Colline Leroy, pour l'intelligence et la fermeté avec lesquelles elle a tenu ces débats qui ne furent vraiment pas faciles.

J'aimerais aussi remercier toutes celles et tous ceux qui se battent depuis des mois pour que des mesures puissent être prises, mais aussi leurs prédécesseurs qui, lors de la dernière législature – je pense notamment au PS, à Ecolo, à DéFI ou au cdH –, avaient demandé ces mêmes mesures mais n'avaient alors pas obtenu la majorité. Une des conséquences positives de cette crise est que ce dossier a enfin pu être mis en lumière.

Lors d'un spectacle, on se souvient surtout du début et de la fin. Personnellement, j'aimerais me souvenir du début, du dépôt des propositions et des espoirs qu'elles ont suscités. J'aimerais également me souvenir de la fin, autrement dit du vote positif qui, je l'espère, sera émis ce soir.

Je pense en effet qu'il est inutile de revenir sur les chiffres que nous avons déjà tous énoncés et relatifs au nombre de travailleurs, au nombre de personnes visées et à ce que le secteur représente. Derrière ces chiffres, ce sont des hommes et des femmes qui sont parfois dans des conditions déplorables, sans revenu depuis plusieurs mois.

C'est aussi un pan entier de notre civilisation qui est mis entre parenthèses, sous cloche, incapable de faire rayonner l'art et la culture. Plus que jamais dans les périodes sombres que nous vivons, il est essentiel que la culture gomme le repli sur soi, l'égoïsme, la méconnaissance ou le jugement de celui qui est différent.

Pour ce faire, la culture a besoin de considération et de respect. Cela passe par des mesures d'urgence mais aussi par des mesures structurelles et pérennes. La culture a également besoin d'une union sacrée qui dépasse les clivages politiques et qui, à tous les niveaux de pouvoir, s'active pour mettre en place des mesures transversales pour le secteur dans son entièreté. Il ne s'agit pas ici de dire "je vais défendre ceci au fédéral et demain, je défendrai l'inverse ou à peu près dans un autre niveau de pouvoir qui a aussi la compétence en matière culturelle". Je pense également à toutes nos communes, aux provinces, à la Fédération Wallonie-Bruxelles, à la Région flamande. Tous les niveaux de pouvoir peuvent mettre la main à la pâte pour des mesures d'urgence mais aussi pour une réflexion à plus long terme.

La proposition de loi qui nous est soumise fait effectivement partie des mesures d'urgence. Elle met fin à la règle selon laquelle en cas de cumul entre l'allocation de chômage et des revenus tirés des droits d'auteur, les montants des allocations se trouvent diminués. Elle crée une suspension des périodes de référence permettant d'obtenir ou de maintenir le statut d'artiste; pour les artistes et les techniciens, elle crée une suspension, une période blanche. En ce qui concerne la notion d'emploi convenable, elle simplifie le statut d'artiste.

Ces mesures sont prises jusqu'au 31 décembre. Si nous soutenons sans la moindre réserve les principes défendus au travers de cette proposition de loi, nous regrettons cependant de ne pas avoir pu aller jusqu'au bout de l'exercice et jusqu'au bout des demandes qui avaient été faites le 29 mai lors des auditions.

Les artistes nous demandaient un an de période blanche, à savoir jusqu'en mars 2021. Du reste, avec Ecolo et DéFI, nous avions déposé un amendement en ce sens. Nous avons choisi de le retirer, parce que nous avons privilégié l'accord politique qui semblait devoir courir jusqu'au 31 décembre. Nous ne voulions pas mettre en péril ce qui avait été acquis. Bien sûr, nous continuons de penser qu'il s'agit de mesures d'urgence jusqu'à cette date.

Comme Mme Vanrobaeys l'a très justement dit, j'espère que nous allons pouvoir aboutir à quelque chose de plus structurel avant le 31 décembre pour éviter de ne pas devoir encore réfléchir à des mesures d'urgence qui, pour nous, devaient en tout cas être prolongées jusqu'en mars 2021 - comme la France l'a, par exemple, décidé.

Ce moment est crucial, parce qu'il bétonne - je l'espère - des mesures essentielles. Pendant deux heures, j'en ai entendu beaucoup s'évertuer à dire qu'il y avait rupture d'égalité. Je partage l'avis de ceux qui pensent le contraire, parce que le secteur artistique est différent. Non seulement, il est l'un de ceux à avoir le plus souffert de la crise et du confinement, mais il est - dans son organisation et ses particularités mêmes - suffisamment spécifique pour qu'il puisse être traité différemment. C'est ce que les propositions de loi ont voulu mettre en relief.

S'agissant des mesures structurelles à long terme, il faut absolument sortir de cette relation au chômage pour parler d'un véritable statut d'artiste: celui d'un travailleur des arts. Il y a du pain sur la planche, et nous devons souffler sur les braises pour que le feu reste allumé. Avec les droits d'auteur et de reproduction, que cela concerne les collectivités, les particuliers ou les entreprises, les artistes doivent recevoir une juste rémunération. Aussi devrons-nous nous pencher rapidement sur ces droits, en plus de celui de l'artiste.

Les dispositions que nous voterons tout à l'heure vont dans le bon sens. Et nous remercions encore tous ceux qui, au-delà des clivages politiques, ont répondu favorablement à l'appel désespéré des artistes. Ceux-ci nous enjoignent de faire un pas supplémentaire, au vu de l'urgence que la situation impose. En effet, quand on éteint la culture, c'est toute la société qui marche à l'ombre! Je vous remercie de votre attention.


François De Smet DéFI

Monsieur le président, chers collègues, mesdames et messieurs les artistes qui êtes avec nous depuis les tribunes ou derrière votre écran, c'est avec un sentiment de soulagement mais mitigé que je prends la parole devant vous au sujet de cette proposition de loi.

Je voudrais évidemment remercier nos collègues du PS d'avoir initié cette proposition de loi, mais aussi tous les partis qui ont œuvré ces dernières semaines en travaillant sur ce texte ou par le biais de leurs propres textes - ainsi, en effet, que notre bienveillante et rigoureuse présidente de commission.

C'était un travail riche et édifiant, notamment grâce aux auditions du secteur qui ont été organisées et que d'aucuns ont qualifiées d'historiques, je crois avec raison.

Rarement, je pense, et peut-être jamais depuis longtemps, comme on l'a encore vu ce soir, notre assemblée ne s'était penchée avec autant d'attention sur le sort des artistes. Car ce n'est une compétence fédérale que par défaut; et c'est peut-être bien, je crois, une grande partie du problème. Comme pour de nombreux secteurs, cette crise sanitaire constitue une mise en lumière de situations existantes et donc une opportunité.

Voilà qu'un simple virus peut permettre d'avancer sur un dossier qui est lancinant et qui, au-delà de l'urgence, n'est jamais vraiment une priorité. Et en un sens, c'est cela qui est extraordinaire. Comment se fait-il que nous puissions avoir des échanges aussi riches - contradictoires, certes, mais riches - sur le statut d'artiste maintenant, avec les auditions que nous avons tenues le 29 mai, avec une réflexion de fond sur le statut, ici et maintenant, à cause d'une pandémie? Eh bien, parce que cette pandémie a frappé si fort qu'elle a fait apparaître, comme un produit de contraste, les enjeux qui étaient déjà présents mais ne prennent jamais, d'habitude, la première place. Le COVID-19 n'est pas un prétexte. C'est une opportunité et un révélateur.

Nous devons saluer le pas qui sera, je l'espère, franchi ce soir et que nous soutiendrons évidemment.

Un regret toutefois. Comme d'autres, je regrette que nous n'ayons pas entendu complètement la demande du secteur d'immuniser le statut jusqu'en mars 2021. Je regrette que cette proposition se limite à une période blanche jusqu'au 31 décembre. Je regrette qu'au nom d'un compromis politique nécessaire à faire passer cette loi, il ait fallu faire comme si la saison artistique pouvait redémarrer, dans le meilleur des cas, en moins de trois mois, ce qui est tout simplement irréaliste.

De la même manière, je regrette que nous ne soyons pas capables, ce soir, de mettre fin à la sanction du cumul du statut avec les droits d'auteur pour toujours et pas simplement jusqu'à la fin de l'année. De ce point de vue, cette proposition de loi est hélas une occasion manquée - pas par la faute des auteurs, évidemment, mais par la faute du contexte politique qui ne s'y prête pas. Et il ne se prête malheureusement pas à mettre fin à ce qui apparaît, pour moi et mon groupe, toujours comme une discrimination.

Chers collègues, durant nos travaux, nous avons entendu de nombreux acteurs du secteur, venus nous éclairer tant sur le paysage général que sur leur situation individuelle. Nous avons vu la diversité des situations, la détresse, le manque de perspectives. Les témoignages que nous avons reçus nous engagent pour l'avenir et dessinent une réalité claire. Le statut d'artiste mérite mieux, vraiment mieux qu'un formulaire de chômage. Ceux que nous avons auditionnés nous l'ont tous dit: ce sont des travailleurs, des entrepreneurs. Et en face, il n'y a pas de statut, il n'y a qu'un imbroglio de règles qu'on appelle "statut d'artiste". Ce n'est donc pas seulement une question de moyens, mais une question de reconnaissance. On voit le trajet qu'il reste à parcourir.

Il était très frappant, il y a quelques semaines, d'entendre dans cet hémicycle, lorsque le texte a été renvoyé au Conseil d'État, mais également ce soir, une partie des occupants des bancs parler de chômeurs et l'autre partie nous parler d'artistes. Le statut d'artiste ne devrait pas être un statut de chômeur. C'est tout le problème. Il devrait être un statut de créateur. Il ne doit pas être accessible au premier venu, bien sûr, ni sans contrôle, mais ceux qui en bénéficient ne doivent pas non plus être contrôlés comme on contrôle des demandeurs d'emploi. Oui, il est temps de travailler à un véritable statut d'intermittent, qui passe par autre chose que des formulaires de chômage. Il faudra des preuves de prestations pour entrer dans ce statut et s'y maintenir. Mais ce statut doit être davantage valorisé, et être autre chose qu'une guérilla de chaque jour avec l'administration chargée de contrôler les demandeurs d'emploi. Il est temps d'avoir un statut dont le contrôle serait assuré par des gens qui connaissent la réalité de la vie d'artiste et pas par un agent qui, parfois, vous considère d'abord comme un fraudeur en puissance.

Quitte à rêver un peu, chers collègues, pourquoi ne pas imaginer un interlocuteur unique au fédéral? Un ministre de la culture qui soit à la fois compétent pour ce statut et pour les établissements culturels En effet, le problème de la culture au fédéral, ce n'est pas son absence, c'est sa secondarisation, sa mise en arrière-plan. Ce n'est jamais la compétence principale de personnes. C'est une annexe de la ministre du Travail, sur les aspects de sécurité sociale et de droit au chômage. C'est une annexe du ministre qui reçoit les institutions culturelles au milieu d'autres choses. Ce n'est jamais un premier choix et cela explique tout.

Il est temps que le pouvoir fédéral prenne sa place dans la gestion culturelle de ce pays, au lieu de s'effacer, avec les effets d'endormissement qui en découlent, et qui sont mis si cruellement en exergue par la crise sanitaire sans précédent que nous subissons.

DéFI fera tout pour que la porte qui vient de s'entrouvrir ne se ferme pas. Bien sûr, nous soutiendrons ce texte. Mais nous pensons que nous pouvons tous faire mieux. Nous sommes déterminés à avancer au cours des prochaines semaines, avec tous ceux qui le souhaiteront, sur une refonte réelle du statut d'artiste.

Le philosophe Friedrich Nietzsche a écrit un jour: "L’art nous est donné pour nous empêcher de mourir de la vérité."

C'est à cela que sert la culture, chers collègues. C'est offrir l'occasion de remuer, de transgresser, d'ouvrir, de remettre en cause pacifiquement l'ordre des choses. Soutenir les artistes, c'est soutenir ce qui fait respirer un peu mieux notre démocratie. Oui, d'accord, cela a certainement un coût mais cela n'a pas de prix!


Evita Willaert Groen

Mijnheer de voorzitter, ik richt mij eerst in het bijzonder tot de kunstenaars die hier vandaag zijn en alle kunstenaars en technici in de artistieke sector, van wie ik weet dat er velen het debat aan het volgen zijn en die vol spanning de stemming later vanavond afwachten. Ik ben zo blij dat we hier eindelijk staan. U bent onmisbaar voor onze samenleving. Dat hebben wij de voorbije maanden meer dan ooit beseft. We hebben u ook gemist. U biedt ons creativiteit, verstrooiing, spel, feest, perspectief, troost en verbondenheid. U daagt ons uit om na te denken over onszelf, over elkaar en over onze maatschappij.

Mijnheer de voorzitter, collega's, het artistieke landschap in België is niet enkel sterk in zijn enorme creativiteit, maar ook in zijn diversiteit, spelers, praktijken, kunstvormen en organisatiemodellen. Het staat daarvoor ook internationaal bekend. Wij moeten de sector koesteren.

De cultuursector mogen we eigenlijk wel de zwaarst getroffen sector in de crisis noemen, nog zwaarder getroffen dan de horeca. Het is ook de sector die als laatste weer kan opstarten, en dan nog maar met mondjesmaat. Het is een sector die niets liever wil dan met volle kracht heropstarten, maar dat is nog altijd beperkt. Daardoor kunnen heel wat mensen die weer aan de slag gaan, dat door de nog geldende en terechte gezondheidsmaatregelen zelfs niet op een manier doen waarbij ze break-even kunnen draaien.

Uit rapporten van de Economic Risk Management Group blijkt dat na de crisis een op de vijf spelers failliet zal gaan en dat de economische en financiële verliezen van de sector oplopen tot 93 %. Een of vijf, 93 %, dat is desastreus. Alleen al in Vlaanderen geeft de cultuursector werk aan tienduizenden mensen.

Het is nu vier maanden na het ingaan van de lockdown, collega's, en wij zien dat te veel mensen die actief zijn in de cultuursector, tot nu toe op geen enkele ondersteuningsmaatregel hebben kunnen rekenen. Vier maanden zonder steun. Vier maanden met geen of nauwelijks een inkomen. Dat gaat over mensen die met heel hun gezin op rantsoen moeten. Letterlijk. Dat gaat over mensen die geliefde muziekinstrumenten moeten verkopen om te overleven. Mensonterend. Het gaat om mensen die met 1 euro per dag moeten rondkomen voor eten en drinken en die deels van de voedselbanken moeten leven, zoals een circusartiest en festivalcoördinator met tal van afgezegde contracten. Het gaat om mensen die niets aan inkomen hebben; ze hebben geen werkloosheidsuitkering, geen kunstenaarsstatuut, geen recht op OCMW-steun, zoals de violiste met meerdere geannuleerde opdrachten.

Dat zijn mensen van vlees en bloed, collega's. Het zijn mensen die tot nu toe nul euro steun gekregen hebben, maar die anders voltijds aan de slag zouden zijn geweest. Die mensen voelen zich gekleineerd, genegeerd en vergeten.

Hoe het zover is kunnen komen, heeft alles te maken met de bijzonderheid van de sector. Immers, ondanks het feit dat wij zo graag genieten van een goed boek, van een spannende film, van een concert, van een theaterstuk, ondanks het feit dat de sector een hoge toegevoegde waarde heeft, waarmee wij graag uitpakken in het buitenland omdat wij er fier op zijn, hebben de vele werknemers van die sector een heel precair sociaal statuut. Het regende in de voorbije maanden getuigenissen van onder andere kunstenaars, geluidstechnici, dansers en muzikanten, die plots absoluut niets meer hadden om op terug te vallen. Waarom? Dat is omdat zij qua statuut en contract vaak niet in één vakje te stoppen zijn.

Net door de veelheid aan soorten tewerkstelling wordt door de crisis duidelijk dat zij vaak niet genoeg dekking opgebouwd hebben in het ene of het andere vakje om opgevangen te worden door de al genomen maatregelen. Zij vallen door de mazen van het net.

Een zangeres verwoordde het heel treffend. Zij zei: ik snap dat de overheid voor steunmaatregelen heel graag heldere vakjes wil, maar muzikanten als ik zijn vier of vijf vakjes bij elkaar.

Collega's, die realiteit op het terrein erkennen wij eindelijk met onderhavig voorstel. In deze uitzonderlijke tijden nemen we een tijdelijke maatregel voor een uitzonderlijk complexe sector. De Raad van State heeft ons daarvoor ook groen licht gegeven, want de hulp is terecht en broodnodig. Natuurlijk hadden we die liever veel eerder kunnen geven.

We moeten de steun ook in het juiste perspectief zien, want het gaat hier volgens het Rekenhof over een maximale kostprijs van 80 miljoen. De reeds genomen maatregelen hebben 6,4 miljard gekost, waarvan 3,6 miljard voor tijdelijke werkloosheid en ruim 1 miljard overbruggingskrediet voor zelfstandigen. We moeten natuurlijk goed nadenken over elke uitgave – dat doen we hier ook –, maar we kunnen de culturele sector niet langer in de steek laten. Veel mensen moeten daar immers al vier maanden zonder steun zien rond te komen en zij verdienen beter, voor al die rijkdom die ze ons bezorgen.

Uit alle getuigenissen blijkt dat zij het in normale tijden al moeilijk hebben om geld te verdienen met hun passie en hun talent. Veel kunstenaars, artiesten en technici moeten sowieso iedere dag al vechten om rond te komen. Wat ze verdienen, wordt vaak weer geïnvesteerd in nieuwe projecten, materiaal of opleiding. Veel reserve is er dus vaak niet voor crisissen zoals deze.

Collega's, laten we alstublieft vermijden dat de gezondheidscrisis ook een sociale crisis wordt. Het wetsvoorstel dicht eindelijk de mazen van het net voor die mensen. Hoewel het voorstel cruciaal is voor vele mensen in deze crisis, toch is het slechts een doekje voor het bloeden. Als wij het echt goed menen met de sector, als wij die blijven beschouwen als een internationaal uithangbord voor ons land, dan is er meer nodig. Wij tonen onze appreciatie en ons respect voor wie werkt in de sector alleen met een volwaardig artiestenstatuut, weg van de werkloosheid. Dat statuut moet een stabiel professioneel leven garanderen in waardige sociale omstandigheden. Groen en Ecolo blijven op alle niveaus pleiten voor betere arbeidsomstandigheden en een stabielere verloning. We laten onze kunstenaars niet in de steek.

De collega van de N-VA zal op 11 juli ongetwijfeld weer met veel plezier koketteren met de Vlaamse creativiteit, maar met mooie praatjes vult men geen koelkast. Wij weten dat en de artiesten weten dat ook.


President Patrick Dewael

Mevrouw Willaert, zonder zijn naam te noemen, hebt u de heer Anseeuw geviseerd.

Mijnheer Anseeuw, zonder uw naam te noemen, heeft mevrouw Willaert u geviseerd. Wil u daarop ingaan?


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Willaert, u hoeft niet te panikeren. Ik zal niet de vraag stellen die ik al aan vijf andere sprekers tevergeefs heb gesteld. Ik ga er ook niet van uit dat u wel het antwoord op die vraag zal geven. Ik heb wel andere vragen.

Ten eerste, in het begin van uw uiteenzetting hebt u een vrij boude uitspraak gedaan, waarover ik u even wil bevragen. U hebt gesteld dat de cultuursector het zwaarst werd getroffen, zwaarder nog dan bijvoorbeeld de horecasector. Ik had graag van u geweten hoe en op basis van welke gegevens u die vergelijking met andere sectoren, zoals de horecasector en eventueel nog meer sectoren, hebt gemaakt. Indien u zoiets beweert, hebt u daarvoor een reden, die wel objectiveerbaar zal zijn.

Ten tweede, ik heb daarstraks bij de uiteenzettingen van andere leden er al op gewezen dat de betrokkenen slechts 20 dagen moesten werken in het jaar voorafgaand aan de COVID-19-periode. De logica daarvan ontgaat mij. Ik zal u niet vragen wat de logica daarvan is. Ik vraag u wel waarvan die artiesten de andere dagen van het jaar hebben geleefd. U zult waarschijnlijk antwoorden dat zij nog heel veel andere activiteiten hebben ontplooid, dat zij andere jobs hebben gezocht en dies meer. Dat haalt natuurlijk de noodzaak onderuit van een volwaardige, volledige werkloosheidsuitkering voor mensen die op verschillende plekken nog geld kunnen verdienen. Dit was ook mijn pleidooi, namelijk dat kunstenaars wel iets meer kunnen dan alleen maar kunst produceren.

Ten derde geef ik ook nog het volgende mee. U hebt verklaard dat volgens de berekening van het Rekenhof de maatregel maximaal 84 miljoen euro kost. U gaat voorbij aan de kostprijs voor 2021. U zult mij ook vertellen dat de maatregel in 2021 niet zal worden verlengd. Wij zullen echter nog moeten afwachten of dat gebeurt.

In uw berekening van de kostprijs gaat u echter wel voorbij aan voetnoot nr. 11 op pagina 9 van het advies van het Rekenhof. Daarin wordt immers de simulatie gemaakt van bijvoorbeeld één technicus per vijf artiesten. Dat zou betekenen dat voor 2020 alleen er nog eens 14 miljoen euro bij komt.

U kunt zich dus wel rijk rekenen en zeggen dat het om 'maar' 84 miljoen euro gaat, maar dat klopt natuurlijk niet.

Ik heb u twee vragen gesteld, ik ben heel erg benieuwd naar het duidelijk antwoord, dat u mij ongetwijfeld zult geven.


Evita Willaert Groen

Mijnheer de voorzitter, ik heb de indruk dat collega Anseeuw ter voorbereiding van het debat een lijstje met vragen opgesteld heeft, waaruit hij af en toe vragen stelt zoals het hem past.

Mijnheer Anseeuw, ik vroeg mij al af of iemand mij zou nemen op mijn uitspraak dat de culturele sector de zwaarst getroffen sector is. Ik weet niet of uw vraag zo bijzonder interessant is. De enige reden waarom ik die uitspraak deed, is omdat die sector de enige is die nog altijd niet volledig kan opstarten. Ik vind uw vraag dus redelijk naast de kwestie in verhouding tot de tekst die nu voorligt. Daarom denk ik dat wij nu niet hoeven te debatteren over de vraag of de artistieke sector al dan niet zwaar getroffen is en of de ene sector misschien zwaarder getroffen is dan de andere. Die vraag is gewoonweg niet interessant.

Mijnheer Anseeuw, ik kom tot uw tweede vraag. Ik denk dat u het echt gewoonweg niet wilt begrijpen. Het gaat over mensen die artistieke taken uitvoeren en soms ook bijklussen. Door het feit dat zij verschillende dingen doen, hebben zij vaak noch in het ene, noch in het andere vakje genoeg opgebouwd om op dit moment ondervangen te worden. Al de mensen die ik opgenoemd heb, mensen van vlees en bloed, hebben tot nu toe geen euro ontvangen. Zijn dat dan allemaal leugenaars?


Björn Anseeuw N-VA

In andere sectoren waar ze bijklussen (…)


Evita Willaert Groen

Mijnheer Anseeuw, u kunt toch niet beweren dat de jobs tijdens de coronaperiode voor het oprapen lagen. Of hebben we de degressiviteit van de uitkeringen beperkt, omdat iedereen zo gemakkelijk een job kon vinden?

U gaat ervan uit dat een kunstenaar niet werkt, mijnheer Anseeuw. U begrijpt niet dat een pianist in de coronatijd…


Björn Anseeuw N-VA

(…)


Evita Willaert Groen

Mijnheer Anseeuw, mijn micro staat aan, niet de uwe.


President Patrick Dewael

Ik beëindig de discussie. Mijnheer Anseeuw, u hebt het woord niet.


Evita Willaert Groen

Mijnheer Anseeuw, als u een vraag stelt, moet u ook naar het antwoord willen luisteren. Verdorie toch. Het is geen mooi spektakel, hoor. Hier in het halfrond staan we niet alleen, wij spreken voor alle burgers van het land.


Björn Anseeuw N-VA

(…)


Evita Willaert Groen

Mijnheer Anseeuw, ik heb u net geantwoord, maar u luistert niet. U hebt evenmin geluisterd naar de mensen uit de artistieke sector. Hierbij laat ik het.


President Patrick Dewael

Er zijn betere manieren om een debat te beëindigen. Dat kan ik u toch wel zeggen. Als dat op deze wijze moet gebeuren…

June 18, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Patrick Dewael

De rapporteur is de heer Rigot die verwijst naar zijn schriftelijk verslag.


Kathleen Depoorter N-VA

Mijnheer de voorzitter, over naar de zachte sector van de zorg, zou ik zeggen. De N-VA zal dit wetsvoorstel steunen.


President Patrick Dewael

Mijn excuses, mevrouw Depoorter, maar de verslaggever komt juist binnen en zou graag kort zijn verslag toelichten. Mijn excuses dat ik u heb onderbroken, mevrouw Depoorter.


Kathleen Depoorter N-VA

Geen probleem, mijnheer de voorzitter.


Rapporteur Hervé Rigot

Monsieur le président, chers collègues, il a été convenu en commission que, comme le rapport écrit n'aurait pas le temps d'être validé, un rapport oral serait fait en séance plénière. Je vais donc tenter d'être le plus succinct possible pour vous exposer ce rapport important, rédigé au nom de la commission de la Santé et de l'Égalité des Chances qui s'est réunie le 16 juin, relatif à l'examen de la proposition de loi visant à pérenniser le Fonds blouses blanches et à affecter ses moyens pour l'année 2020.

M. Marc Goblet, auteur principal de la proposition de loi, a, avant toute chose, fait un état des lieux et rappelé l'origine et la raison d'être de ce Fonds. Il a également rappelé qu'il avait été convenu de constituer un groupe de travail afin d'affecter les fonds pour 2019, ce qui avait été fait, mais également d'affecter les fonds de la meilleure façon possible pour répondre aux besoins en 2020.

C'est avec bonheur qu'une proposition de loi est arrivée en commission de la Santé, soutenue par dix signataires. Il s'agit d'une proposition de loi qui ne vise pas seulement les praticiens de l'art infirmier, mais également toutes les fonctions qui peuvent soulager le travail des infirmiers et infirmières en première ligne et leur permettre d'être plus proches des patients.

Une évaluation du dispositif est prévue le 30 mars 2021. La proposition de loi et les amendements ont fait l'objet d'un accord global de tous les partis qui s'étaient engagés à signer la proposition de loi.

M. Marc Goblet a également rappelé le travail remarquable qui a été effectué par le collaborateur du groupe PS, Cédric Norre, pour coordonner les travaux. Il a remercié l'ensemble des partis signataires pour leur collaboration au sein du groupe de travail afin d'aboutir à une solution et à un accord équilibrés.

Mme Katleen Depoorter, cosignatrice de la proposition de loi, a souligné que ladite proposition avait bien évolué pour aboutir à une proposition équilibrée. Elle s'est dite heureuse de constater que l'objectif visant notamment à permettre aux infirmières actives d'être plus présentes au chevet des patients avait bien été atteint. Elle s'est réjouie que des moyens soient réservés pour les infirmières à domicile et s'est déclarée satisfaite que les centres de prise en charge des violences sexuelles n'aient pas été oubliés.

Mme Laurence Hennuy, pour sa part, a aussi souligné l'importance de cet accord équilibré. De nombreuses choses restent à faire, a-t-elle dit, en termes de revalorisation salariale. C'est un premier pas, mais il faut poursuivre la requalification de la profession d'infirmière.

Mme Caroline Taquin a précisé que le groupe MR était satisfait des avancées obtenues dans ce Fonds blouses blanches. Elle a également souligné qu'elle était ravie de constater que le volet relatif aux infirmières salariées, mais aussi aux infirmières indépendantes, avait été pris en considération. De plus, elle s'est réjouie de ce que l'aspect des infirmières en charge des violences sexuelles ait été pris en considération.

Mme Els Van Hoof (CD&V) a souligné que la proposition de loi à l'examen est le fruit d'une coopération constructive et d'un compromis équilibré au sein du groupe de travail précité. L'intervenante a loué en outre l'implication et la motivation du personnel infirmier et soignant au cours de la crise du coronavirus. Lors des travaux préparatoires des textes, Mme Van Hoof a souligné l'importance de la concertation sociale, comme en témoignent les développements de la proposition de loi.

Mme Sofie Merckx (PVDA-PTB) a rappelé la genèse de cette proposition de loi. Il en ressort que beaucoup de chemin a été parcouru. Elle a rappelé également ce qui nous a tous menés à agir. Ce sont évidemment les manifestations et les grèves qui ont eu lieu en 2019 pour exprimer la colère des blouses blanches. La proposition, dit-elle, garantit un financement durable du Fonds blouses blanches et réglemente le volet des infirmières indépendantes.

Pour l'Open Vld, M. Robby De Caluwé a rappelé que le budget a été élaboré avec rigueur. L'intervenant est satisfait du travail qu'un certain nombre de partis ont réalisé. La proposition de loi à l'examen permet de dégager un montant important en vue de la création d'emplois pour le personnel soignant dans la prise en charge des patients alités. L'intervenant se félicite également, concernant l'affectation des moyens, de ce que l'accent ait été mis sur l'objectif initial, à savoir plus de personnel dans les hôpitaux et dans les soins à domicile.

M. Jan Bertels (sp.a) a souligné, en tant que coauteur du texte, la bonne coopération parlementaire qui a entouré la longue genèse de la proposition de loi à l'examen. La réglementation proposée vise à pérenniser les ressources du Fonds blouses blanches. Grâce au travail efficace des partenaires sociaux, les moyens afférents à l'année 2019 qui ont été alloués aux différents Fonds "Maribel social" sont encore mieux utilisés aujourd'hui.

Le régime applicable aux indépendants a également fait l'objet d'une concertation efficace dans laquelle il a été tenu compte de l'esprit du Fonds blouses blanches.

Mme Catherine Fonck, coautrice de la proposition de loi, pour sa part, a souligné également l'excellent travail réalisé grâce à une coopération positive entre les différents interlocuteurs. Elle a pointé tout d'abord la concertation efficace menée entre les différents partis au sein du Parlement sous la direction de M. Marc Goblet. Elle a salué ensuite la collaboration entre le Parlement et le gouvernement. Elle a évoqué une coopération fructueuse mise en place entre le politique et les acteurs de terrain. La pérennisation du Fonds blouses blanches est un premier pas dans la bonne direction.

Du côté de DéFI, Mme Sophie Rohonyi a remercié ses collègues d'avoir conclu cet accord qui permet de pérenniser le Fonds blouses blanches. Elle a évidemment souligné que son groupe soutiendrait cette proposition de loi. Elle a posé une série de questions, notamment relatives au contrôle de l'affectation du Fonds. Comment pourra-t-on rectifier le tir si l'affectation des moyens ne s'est pas déroulée correctement notamment? Toutes ses questions ont fait l'objet de réponses des différents coauteurs durant la commission de la Santé publique.

Au niveau des articles, une série d'amendements ont été déposés par différents coauteurs. L'ensemble des articles et l'ensemble des amendements ont été votés à l'unanimité et le texte, en tant que tel, l'a été, ce dont se réjouit l'ensemble des groupes politiques. Je m'en réjouis aussi et je ne doute pas qu'aujourd'hui, nous poursuivrons dans le même sens. Merci à toutes et à tous pour votre attention et bravo pour le travail mené!


Kathleen Depoorter N-VA

Mijnheer de voorzitter, de N-VA-fractie heeft dit wetsvoorstel mee getekend en zal het uiteraard ook steunen. Zoals de heer Rigot zei, was er sprake van een zeer mooie samenwerking bij de behandeling van dit wetsvoorstel. We hebben met zijn allen heel mooi samengewerkt voor de zorg. Ik vond het heel fijn dat iedereen aan tafel de zorg voor de patiënt, de verpleegkundige en de zorgkundige voor ogen had en dat er een heel goede wil was rond de tafel, of in deze tijden rond de computer.

Met dit wetsvoorstel zullen we de middelen 2020 echt toebedelen en kunnen de instellingen echt aan de slag, kunnen de thuisverpleegkundigen ook echt aan de slag en zullen we zorgen aan het bed van de patiënt. Dat is toch degene die in het volledige verhaal telt. In coronatijden hebben we de schrijnende toestanden gezien waarin het zorgpersoneel werkte, zowel thuis als thuisverpleegkundigen als in de instellingen. Eigenlijk is daar een aantal ogen geopend die misschien nog niet helemaal open was voordien. Investeren in meer handen aan het bed. De N-VA-fractie pleit hier al langer voor en is heel blij hieraan te kunnen hebben meegewerkt.

Ik zou jullie eraan willen herinneren dat we deze weg hebben afgelegd en daarbij op een bijzondere manier zijn begonnen. De N-VA-fractie heeft er altijd voor gepleit eerst een wettelijk kader uit te werken vooraleer we het zouden invullen en de middelen toebedelen. We hebben nu de omgekeerde weg gevolgd. Die omgekeerde weg leidt echter wel tot een heel mooi en harmonieus resultaat. Die weg zal door de controlemechanismen die zijn ingevoerd ook leiden tot meer handen aan het bed. Mevrouw Van Camp pleit hier al jaren voor in de Kamer. Dat is dan ook een mooi sluitstuk van het vele werk dat zij hiervoor gedaan hebben.

Ik vind het heel belangrijk dat we een controlemechanisme hebben ingevoerd, namelijk een evaluatie aan het begin van 2021.

Zo kunnen we volgend jaar bekijken of die noden effectief ingevuld zijn en of de geïnvesteerde middelen ook geresulteerd hebben in meer zorgtijd en meer handen aan het bed. We zullen dus kunnen controleren of we onze doelstellingen gehaald hebben.

Voor mijn fractie is het tevens zeer belangrijk dat ook de thuisverpleegkundigen hierin zijn meegenomen. Deze mensen gaan elke dag bij hun patiënten aan huis en volgen hen van heel nabij in het traject van hun langdurige ziekte.

We weten dat we voldoende mensen hebben die opgeleid zijn als verpleegkundige, maar het probleem is dat onze verpleegkundigen en zorgkundigen het niet volhouden. De druk is te groot en het werk is te moeilijk te combineren met hun sociale leven. Nu proberen we die druk wat te verlichten door ervoor te zorgen dat ze een beroep kunnen doen op meer collega's en beter omkaderd worden. Ook het educatieve aspect is heel belangrijk want om optimale zorg te kunnen geven moeten deze mensen uiteraard ook optimale opleidingen krijgen.

Voor de thuisverpleegkundigen voorzien we in stages die met een soort mentorschap werken want ook daar willen we de drop-out gaan aanpakken. We zullen ervoor zorgen dat mensen die gedurende meer dan 3 jaar niet actief zijn geweest als verpleegkundige stage kunnen lopen bij een thuisverpleegkundige. Zo kunnen zij terug in de job stappen of die voor het eerst opnemen. Deze bijzonder belangrijke omkadering zullen we nu creëren.

Zijn alle problemen nu opgelost? Natuurlijk niet, maar het is wel een mooie stap vooruit. Ik wil de collega's ook danken voor het voorzien van opleidingen voor verpleegkundigen die werken in de opvangcentra voor vrouwen die het slachtoffer zijn van seksueel geweld, destijds opgericht door staatssecretaris Zuhal Demir. Dat is heel belangrijk in deze coronatijd waarin we zien dat er toch wat meer intrafamiliaal en seksueel geweld is. Hierdoor zijn er meer vrouwen in nood die zich in een precaire situatie moeten richten tot die centra, waar ze dan ook recht hebben op de beste zorg van mensen die daar echt voor opgeleid zijn. Hier gaan we ook een antwoord op geven.

Tot slot, wij weten dat de administratie de grootste ballast is voor mensen in de zorgsector. De administratie moet uiteraard zeer precies zijn, maar weegt erg zwaar. Wij treffen nu voorzieningen zodat de administratie uitbesteed kan worden. Dat zal de thuisverpleegkundigen vooruithelpen en meer zorgtijd bieden. Op die manier is er meer zorgtijd voor de patiënt. Dat is de reden waarom wij dit wetsvoorstel mee goedkeuren.

Collega's, ik dank u allen nogmaals. We hebben een mooi resultaat bereikt. Commissievoorzitter Goblet heeft de vergaderingen zeer goed geleid. Ik denk dat wij met zijn allen enthousiast kunnen zijn over dit wetsvoorstel.


Laurence Hennuy Ecolo

Monsieur le président, chers collègues, voilà trois ans maintenant que les blouses blanches attendent une reconnaissance de leur métier. Si elles attendent une amélioration de leurs conditions de travail, c'est d'abord et surtout pour que les patients soient mieux soignés. Un personnel en souffrance depuis trop longtemps, mais qui ne s'est pas posé 10 000 questions pour intervenir face à la crise. Ils se sont donnés sans compter, au détriment de leur santé et de leur famille, alors qu'ils étaient déjà épuisés.

Aujourd'hui, nous pouvons leur apporter une première réponse, promise depuis huit mois: le Fonds blouses blanches, un budget de 402 millions d'euros désormais réservé chaque année pour renforcer l'emploi, la formation et l'encadrement du personnel infirmier, qu'il soit salarié ou indépendant, à l'hôpital ou en ambulatoire.

Ecolo-Groen se réjouit bien sûr du vote à l'unanimité de cette loi en commission de la Santé. Ce dossier a nécessité de nombreux échanges dans et en dehors des groupes de travail, pour finalement trouver un accord équilibré. Je remercie tous les collègues, les cabinets et l'administration pour cette méthode de travail assez inédite, mais finalement constructive.

Les modalités de mise en œuvre du Fonds blouses blanches incluent toute une série de balises et d'évaluations, qui permettront à la fin de vérifier que les fonds sont bien utilisés à de l'emploi supplémentaire. C'est évidemment primordial, et les écologistes continueront à proposer des améliorations du dispositif.

Mais il ne faudra pas non plus mettre une pression insensée sur le secteur pour qu'il atteigne ses objectifs, alors qu'il est toujours sur le pont pour gérer une crise qui n'est pas terminée.

Il ne faut pas perdre de vue que nous avons mis, nous, six mois pour aboutir sur ce texte. Nous n'allons pas exiger du secteur des résultats faramineux en termes de recrutement à court terme. Ce serait un peu "l'hôpital qui se moque de la charité", sans mauvais jeu de mots.

Cette proposition de loi est un pas important dans l'amélioration concrète des conditions de travail des infirmiers et des infirmières, mais il ne faut pas non plus nous reposer sur nos lauriers. Le Fonds blouses blanches doit être la première étape d'un plan beaucoup plus complet pour le secteur des soins, et plus largement pour le secteur du non-marchand qui s'est remis en marche dans les rues aujourd'hui.

La crise sanitaire que nous traversons nous rappelle chaque jour que les métiers de la santé et des soins aux personnes sont des piliers dans notre société. Aujourd'hui, nous ne leur faisons pas un cadeau. Nous leur accordons juste un budget pour que leurs conditions de travail atteignent un standard international de huit patients pas infirmier.

C'est un budget conséquent, je l'admets, mais qui est aussi le reflet du désinvestissement chronique dans les soins de santé ces dernières années.

Nous l'avons dit, le Fonds blouses blanches n'est qu'une réponse partielle aux revendications légitimes du personnel infirmier. Il est donc primordial pour les écologistes de ne pas lâcher le combat. Tout d'abord, il faut que le gouvernement prenne à bras-le-corps le chantier de la revalorisation de la profession infirmière, que ce soit en termes de conditions salariales, de conditions de travail ou de requalification équitable de la profession.

La question de la revalorisation est évidemment une condition indispensable pour atteindre à terme une augmentation durable de l'emploi dans la profession. C'est la raison pour laquelle les écologistes resteront attentifs aux concertations que le gouvernement mène actuellement avec le secteur. Des promesses, il faut maintenant passer aux actes parce qu'il ne faudra plus demander au secteur ni de la patience ni de la flexibilité. Il a déjà donné tout ce qu'il avait. Je vous remercie de votre écoute.


Marc Goblet PS | SP

Monsieur le président, chers collègues, nous connaissions déjà la situation insoutenable du personnel des soins. À longueur de journée, les infirmiers, infirmières, aides-soignants font tout leur possible. Ils courent, prodiguent des soins, manipulent des patients et des charges lourdes, côtoient la douleur des malades, des familles et la mort parfois. Déjà avant la crise, le manque de personnel se faisait sentir. Les soignants ne comptent pas leurs heures, entre gardes et horaires alternés. Pour nous soigner, ces travailleurs n'hésitent d'ailleurs pas à sacrifier une partie de leur vie privée.

Malgré tout, la situation est loin d'être satisfaisante. Devoir attendre de longues heures pour avoir des soins, c'est le quotidien des patients qui souffrent et n'en peuvent plus. Dans ce cercle vicieux, l'exaspération des patients insuffisamment accompagnés, pris en charge ou écoutés entraîne une agressivité qui conduit à rendre encore plus compliquée la tâche des soignants qui peinent tout simplement à exercer leur métier dans des conditions convenables.

La crise du coronavirus n'a évidemment rien arrangé. Ce sont les soignants qui sont en première ligne pour combattre le virus. Certains y ont d'ailleurs laissé leur vie. Malgré les inquiétudes et la peur, ils ont répondu présent et se sont battus pour offrir les meilleurs soins. Je tiens à cette tribune à rendre hommage à tous ces hommes et surtout ces femmes, qui sont de véritables héros. On ne le dira jamais assez: merci pour tout, merci pour votre travail, nous vous devons énormément!

Chers collègues, il y a des sujets qui dépassent les clivages politiques et celui-ci en fait assurément partie. Je suis particulièrement heureux de pouvoir vous présenter cette proposition de loi, cosignée par l'ensemble des groupes politiques, qui pérennise et concrétise le Fonds blouses blanches. Avec ce texte, chaque année, 402 millions d'euros permettront de recruter du personnel, d'améliorer la formation et d'offrir un meilleur accompagnement aux jeunes travailleurs.

C'est le fruit d'un dialogue qui a débuté avant la crise et s'est poursuivi avec l'ambition d'améliorer les conditions de travail et les soins aux patients. En tant que président du groupe de travail, je tiens ici à saluer l'ensemble des groupes politiques qui ont participé à notre groupe de travail, et à remercier les partenaires sociaux qui ont été largement consultés. Je veux aussi vraiment associer à ces remerciements le travail important qui a été mené par mon collaborateur, Cédric Norré. Si parfois les discussions ont été compliquées, elles ont toujours été constructives et ont permis d'aboutir à une proposition équilibrée qui permettra de recruter rapidement du personnel dans le respect de la concertation sociale.

Plus de bras au chevet du patient: cela a toujours constitué notre priorité. Nous sommes néanmoins conscients que le travail n'est pas terminé et que d'autres mesures doivent être présentées pour revaloriser les métiers d'infirmier et d'aide-soignant. Il revient en partie aux partenaires sociaux de poursuivre, avec le gouvernement, le travail d'amélioration des conditions du personnel soignant.

Comme je l'ai souligné en commission, notre groupe de travail poursuivra sa réflexion en vue de l'évaluation avant le 31 mars, mais abordera aussi différents sujets qui n'ont pas pu être pris en compte dans la proposition présentée aujourd'hui.

Nous nous sommes engagés à évaluer la loi dans quelques mois afin de contrôler le bon déroulement de la concertation sociale et de vérifier si des emplois ont bien été créés pour améliorer les soins.

Chers collègues, comme nous avons déjà suffisamment discuté de ce texte, je ne serai pas plus long. Je vais donc conclure en vous remerciant une nouvelle fois pour ce travail de dialogue, qui dépasse les clivages traditionnels et constitue un exemple pour notre démocratie.


Steven Creyelman VB

Mijnheer de voorzitter, collega's, het Vlaams Belang is verheugd dat er ook voor 2020 budget is uitgetrokken voor meer handen aan het bed. Wij zijn oprecht tevreden dat we de mensen die door ons en door de bevolking tot helden zijn uitgeroepen meer kunnen bieden dan alleen de oprechte, maar louter symbolische applausjes, waar velen onder ons elke avond om 20.00 uur aan deelnemen. Met applaus of symbolische acties, ook al zijn die oprecht en worden die ongetwijfeld geapprecieerd, met goede intenties en oprechte bedoelingen, koopt men echter op het einde van de dag weinig of niets, en al zeker geen bijkomende handen aan het bed, geen bijkomende opleiding en geen bijkomende ondersteuning die in deze sector zo broodnodig is. Het Vlaams Belang, mijnheer de voorzitter, is van mening dat met dit voorstel minstens aan de urgente noden van de zorg tegemoet wordt gekomen. Vandaar ook, collega's, dat het Vlaams Belang dit voorstel met veel enthousiasme zal steunen.

Mijnheer de voorzitter, ik zou het hier kunnen bij laten, maar er moet mij helaas nog iets van het hart. Wij houden als fractie, zoals mijn goede collega Dominiek Sneppe in de commissie al zei, aan dit voorstel en de afhandeling ervan een wat dubbel gevoel over. Ik verklaar mij nader. Afgelopen dinsdag, tijdens de bespreking van dit voorstel, deed er zich in de commissie voor Gezondheid een bijzonder fenomeen voor. Enerzijds gaf iedereen schouderklopjes aan iedereen omwille van de goede samenwerking, anderzijds was er een soort van politieke masturbatie in de hoop de pluimen van dit voorstel op de eigen hoed te kunnen steken. Ik laat in het midden met welke hand wat gebeurde, collega's, maar het was bijwijlen een aandoenlijk schouwspel waarbij ik soms – ik moet dat eerlijk toegeven – bijna de tranen in de ogen kreeg van zoveel eensgezindheid, van zoveel complimenten die in het rond vlogen. Het leek er, na bijna een gemeenschappelijke zangstonde van kumbaya, op een bepaald moment bijna op dat er een regering van nationale eenheid zou worden gevormd. Daar is het spijtig genoeg niet van gekomen. Spijtig genoeg voor de inwoners van dit land, is dat niet gebeurd. De grote, zelfverklaarde democraten in dit halfrond en andere huizen van de democratie zijn immers, uit schrik voor nieuwe verkiezingen, bezig met het vormen van wat dan relatieve meerderheidsregeringen heet. Daarbij moet men blijkbaar maar op zoek gaan naar een meerderheid op slechts 120 parlementsleden. Met de democratisch verkozen collega's van de PVDA moet geen rekening worden gehouden, met de democratisch verkozen parlementsleden van het Vlaams Belang moet ook geen rekening worden gehouden.

Om Obelix te parafraseren: rare democraat, die heer Bouchez.

Collega's, de stelling dat men met slechts met 120 parlementsleden rekening moet houden, is eigenlijk een beetje bizar, zeker in de context van voorliggend wetsvoorstel. Zonder de Partij van de Arbeid en de aanzet die deze partij in oktober van vorig jaar gaf in een amendement, lag dit wetsvoorstel vandaag waarschijnlijk niet ter stemming voor. Neen, ik ben niet te beschaamd om dat toe te geven. Het Vlaams Belang is niet te beschaamd om dat hardop te zeggen. Dat heet intellectuele eerlijkheid en dat is iets waarvan ik persoonlijk een grote fan ben.

Collega's, zonder de steun van het Vlaams Belang was dat bewuste amendement, die aanzet verticaal geklasseerd geweest en zouden wij hier vandaag evenmin stemmen over dit wetsvoorstel. Dat de goede collega van de PVDA in de commissie voor Gezondheid met uitgestreken gezicht beweerde dat de steun van het Vlaams Belang niet nodig was, komt een beetje over als het licht van de zon ontkennen.

Mijnheer de voorzitter, met permissie zal ik een poging doen om de goede collega te overtuigen van de gangbare elementaire rekenkunde. Ik hoop dat ik even uw hulp mag vragen daarvoor. Ik heb mij namelijk laten vertellen dat blauwe zielen nogal goed zijn met cijfertjes.

Wij gaan even terug naar oktober van vorig jaar. Wij stellen vast dat toen 135 kamerleden deelnamen aan het feest van de democratie. Mijnheer de voorzitter, misschien moet u het even noteren. Onze vrienden de cdH en van DéFI onthielden zich. Zij waren toen goed voor 6 stemmen. 135 – 6 = 129. Wij moesten dus op zoek naar een meerderheid op 129 leden, zijnde 65 leden. Dat is gelukt, want 76 leden van dit huis stemden voor, 53 stemden tegen.

Stel nu eens voor de sport dat die 18 vermaledijde Vlaams Belangers tegengestemd hadden. Mijnheer de voorzitter, bent u nog aan het rekenen? Geen paniek, ik zal de berekening voor u maken. Collega's, als die 18 vermaledijde Vlaams Belangers een tegenstem hadden uitgebracht, dan waren er geen 76 leden voor maar slechts 58. 76 – 18 = 58. Zo is het.

53 nee-stemmen plus 18 geeft 71 stemmen tegen. Dan moet u mij eens uitleggen, collega's, in welk parallel universum 58 groter is dan 71. Dat moet iemand mij toch eens komen uitleggen, maar misschien is mijn verstand daar te klein voor. De enige logische conclusie is dus dat het amendement verworpen geweest zou zijn en dat zelfs de steun van de goede collega's van DéFI en het cdH het amendement niet meer zou hebben kunnen redden.

Dat mevrouw Merckx in haar relaas eergisteren niet alleen de rol van het Vlaams Belang vergat te vertellen, maar daarna ook nog staalhard beweerde dat de steun van het Vlaams Belang niet nodig was, kan maar een van de volgende twee dingen betekenen: ofwel wordt er bij de communisten in België gebruik gemaakt van een alternatief rekenkundig systeem – dat kan en dat mag – …


President Patrick Dewael

Mevrouw Merckx vraagt het woord voor een onderbreking.


Sofie Merckx PVDA | PTB

De waarheid heeft haar rechten. In juli hebben wij hetzelfde amendement voorgesteld en heeft het Vlaams Belang zich onthouden, dus als u zich in oktober onthouden had, was het amendement er wel doorgekomen. U moet het niet…

Als u tegen had gestemd…


Steven Creyelman VB

Ik ben blij dat u het uiteindelijk toegeeft.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Nee, u hebt zich in juli onthouden en tijdens de vergadering werd er aan de heer Vermeersch gevraagd hoe hij zou stemmen.


Steven Creyelman VB

Daar gaat het over. Het feit dat u graag alternatieve rekenkunde…


President Patrick Dewael

Collega's, er kan het woord gevraagd worden voor een onderbreking en dan moet u niet door elkaar praten. Mevrouw Merckx, rond uw onderbreking af.


Sofie Merckx PVDA | PTB

De heer Vermeersch moet zich zeker nog herinneren dat er tijdens de stemming in oktober door iemand – ik weet niet meer wie – werd gevraagd hoe u zou stemmen en u hebt toen gezegd dat het Vlaams Belang zich wellicht zou onthouden. U hebt dan toch voorgestemd, maar ook indien het Vlaams Belang zich had onthouden, waren er 58 ja-stemmen geweest en dan was het erdoor gekomen.


President Patrick Dewael

Mijnheer Creyelman, de naam van de heer Vermeersch is gevallen.

M. Vermeersch peut demander la parole pour un fait personnel car son nom a été cité par Mme Merckx. C'est le Règlement.

Fait personnel

Persoonlijk feit