Proposition 55K1139

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage en ce qui concerne les allocations de chômage temporaire pour les travailleurs des entreprises de travail adapté.

General information

Authors
Ecolo Gilles Vanden Burre
Groen Evita Willaert
PS | SP Marc Goblet
Vooruit Jan Bertels, Meryame Kitir, Anja Vanrobaeys
Submission date
April 7, 2020
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
social-security benefit social security unemployment insurance worker with disabilities

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI MR PVDA | PTB VB
Voted to reject
N-VA LDD
Abstained from voting
Open Vld

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

April 23, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Nahima Lanjri

Mijnheer de voorzitter, collega's, aangezien wij het wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering van 25 november 1991 wat de uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid voor werknemers van maatwerkbedrijven betreft, ingediend door de collega's Kitir, Vanrobaeys en Bertels, van de sp.a-fractie, afgelopen dinsdag in de bevoegde commissie voor Sociale Zaken besproken hebben, kan ik mij niet beperken tot een verwijzing naar het schriftelijk verslag.

In haar toelichting wijst mevrouw Kitir erop dat het voorstel ertoe strekt uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid voor werknemers van maatwerkbedrijven mogelijk te maken. Met het koninklijk besluit van 4 februari 2018, waarmee de cumulatieregeling bij progressieve werkhervatting werd aangepast, werd namelijk een bepaling ingevoerd die het medewerkers van maatwerkbedrijven toelaat om het al dan niet voltijdse arbeidsinkomen te combineren met een niet-gereduceerde arbeidsongeschiktheidsuitkering. In het geval van tijdelijke werkloosheid kunnen die werknemers echter geen aanspraak maken op een uitkering voor tijdelijke werkloosheid, wat betekent dat zij terugvallen op een ziekte-uitkering, weliswaar aan 100 %. Doordat de betrokkenen echter heel vaak onvoldoende arbeidsprestaties noteren en een uitkering als onregelmatige werknemer genieten, ligt de ziekte-uitkering die zij in voorkomend geval ontvangen, vaak niet veel hoger dan het leefloon, dat voor een alleenstaande 959 euro bedraagt. Vanwege hun problemen als gevolg van hun handicap of ziekte, is de ziekte-uitkering vaak ontoereikend. Het loon dat zij kunnen bijverdienen, is dus zeker welgekomen. Als zij eventueel op tijdelijke werkloosheid geplaatst worden, dan vinden de indieners van het voorstel – wij zijn het met hen eens – dat de betrokkenen moeten kunnen rekenen op een werkloosheidsuitkering boven op hun RIZIV-uitkering. Het wetsvoorstel van mevrouw Kitir maakt dat mogelijk.

Wanneer het voorstel straks goedgekeurd wordt, dan treedt het in werking met terugwerkende kracht vanaf 13 maart 2020, toen de eerste regeringsmaatregelen ter voorkoming van de verdere verspreiding van COVID-19 werden afgekondigd.

De collega's Willaert van Ecolo-Groen en Goblet van de PS scharen zich achter het voorstel, dat zij ook medeondertekend hebben.

Collega Goblet wil elk evenwichtig rechtvaardig antwoord voor werknemers van maatwerkbedrijven ondersteunen en vindt dat alle werknemers geconfronteerd met overmacht op eenzelfde soort steun moeten kunnen rekenen.

Collega Samyn van het Vlaams Belang ondersteunt het voorstel ook, maar vraagt wel waarom de maatregel niet wordt opengetrokken naar al wie maximaal 20 % progressief tewerkgesteld is. Mevrouw Kitir antwoordde dat dat niet nodig is, omdat die werknemers voorheen al voldoende rechten hebben opgebouwd om te kunnen cumuleren, terwijl dat niet het geval is voor de werknemers van maatwerkbedrijven.

Mevrouw Galant van de MR geeft aan dat wij te maken hebben met een kwetsbaar publiek, dat dankzij maatwerk een duurzame, kwalitatieve job krijgt. Maatwerkbedrijven die eveneens tot de essentiële sectoren behoren, werken ook door, ook al zijn hun werknemers extra kwetsbaar voor het coronavirus. Bij een sluiting blijven zij kampen met een nood aan extra zorg, dus een cumul lijkt voor haar dan ook logisch. De MR vroeg nog naar de grootte van de groep en minister Muylle heeft beloofd om die cijfers achteraf nog te bezorgen.

Namens mijn partij heb ik vorige dinsdag aangegeven dat wij de mogelijkheid voor de medewerkers van maatwerkbedrijven, die al heel zwak staan, om hun ziekte-uitkering te combineren met een uitkering voor tijdelijke werkloosheid, toejuichen. Wij hebben er wel op aangedrongen om het debat in een ruimer kader te voeren. Minister Muylle sluit zich aan bij die opmerking en roept ertoe op om alleszins in de toekomst na te denken over manieren om personen met een uitkering extra te stimuleren om te werken – velen doen dat al – zonder dat zij daarvoor gestraft worden. Wij moeten er inderdaad voor zorgen dat werken altijd loont. Hoewel dat een ruimer debat is, hebben onze fractie en onze minister geen probleem met het voorliggende voorstel. Wij hebben er dan ook onze steun aan verleend.

De verschillende statuten geven nu al aanleiding tot discriminatie en in zekere zin bevestigen wij die discriminatie met het voorliggende voorstel. Maar de oorzaak van dat euvel ligt eigenlijk aan de basiswetgeving en niet aan nieuwe tekst.

De voorgestelde aanpassing is ook logisch in coronatijden. Ik heb er ook bij de minister op aangedrongen om te onderzoeken of er een bijkomend dagsupplement kan worden uitbetaald. Dat moet technisch nog nader worden uitgewerkt, want het kan niet dat men door een hogere dagvergoeding, die nu nog 5,63 euro bedraagt, meer zou verdienen dan wanneer men aan het werk is.

Collega Moscufo van de PVDA-PTB steunt het voorstel ook. Volgens haar is het niet aan de werknemer om op te draaien voor de crisis en zeker niet aan personen met een handicap. Het is een maatschappelijk gerechtvaardigd voorstel voor die werknemers, die al door hun handicap met extra kosten kampen. Zij vindt dat het voorstel getuigt van een groot respect voor de betrokken werknemers.

Sommigen zijn verplicht om te werken, omdat hun uitkering te laag is. Tegelijk zien ze zich, door te werken, ook opgenomen in de maatschappij.

In de sector werken ongeveer 32.000 mensen met een handicap en ze werpt de vraag op of het echt nodig is hen in die moeilijke omstandigheden aan het werk te zetten, terwijl de social-distancingregels misschien niet worden gerespecteerd.

Mevrouw De Jonge van Open Vld erkent de maatschappelijke meerwaarde van de maatwerkbedrijven, die actief zijn in verschillende sectoren en complementair met reguliere bedrijven werken. Aangezien het voorstel een impact heeft op werknemers die minder dan een vijfde werken, vindt zij echter dat moet worden nagegaan of de toekenning van een uitkering voor tijdelijke werkloosheid wel aangewezen is, zeker omdat het werken in de sector moet worden gestimuleerd en sommige maatwerkbedrijven wel degelijk in staat zijn, ook in de coronacrisis, te functioneren. Sommige maatwerkbedrijven voeren bijvoorbeeld paramedische taken uit. Zij onderstreept het belang van die maatwerkbedrijven. Men moet binnen de sector van de maatwerkbedrijven stimulansen geven om operationeel te blijven.

Ze vindt het ook een verkeerd signaal om nu in volle coronacrisis het wetsvoorstel goed te keuren. Men kan de maatregel niet los zien van de algemene maatregelen inzake de cumulatie van werkloosheidsuitkeringen met een volledige ziekte-uitkering. Zij vraagt dus een bredere analyse van het wetsvoorstel en ook het advies van minister Muylle en van minister De Block.

De heer Anseeuw vindt het wetsvoorstel strikt genomen geen coronamaatregel. Het wetsvoorstel beoogt volgens hem een definitieve wijziging van de regelgeving. Hij sluit zich aan bij de minister en vindt dat er een ruimer debat moet komen. Hij merkt op dat de tijdelijke werkloosheid niet dient om bepaalde ziektekosten te dekken.

In 2018 werd trouwens beslist om in een uitzondering te voorzien voor mensen in maatwerkbedrijven op de regel van de vermindering van de ZIV-uitkering bij progressieve werkhervatting. Het is net omdat de volledige ZIV-uitkering behouden blijft dat er geen cumul is met de tijdelijke werkloosheid.

Men moet zich volgens collega Anseeuw de vraag stellen op welke manier de beperkte middelen van de sociale zekerheid adequaat worden ingezet. Hij vindt dat de omschreven doelgroep in het wetsvoorstel, met name werknemers in een maatwerkbedrijf, arbitrair en vaag is omschreven.

Er zijn nog andere mensen met een laag inkomen en die vallen niet onder de maatregel. Hij vindt het wetsvoorstel dus niet het goede antwoord op een terechte vraag.

De indiener, mevrouw Kitir, repliceerde daarop dat men met het voorstel een oplossing zoekt voor een prangend probleem, dat zich nu aandient. Het klopt volgens haar dat het debat breder gevoerd moet worden, maar intussen kan dat probleem alvast worden opgelost.

Het is dan ook niet te verbazen dat bij de stemming over het voorstel de PS, Ecolo-Groen, het Vlaams Belang, de MR, CD&V, sp.a en de PVDA-PTB voorgestemd hebben, Open Vld zich heeft onthouden en de N-VA tegengestemd heeft. Het voorstel werd aldus aangenomen met 13 stemmen voor, 3 tegen en 1 onthouding.


Björn Anseeuw N-VA

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik schets even de context van dit wetsvoorstel. Een aantal principes moet immers in acht worden genomen.

Een eerste algemeen principe zegt dat wie arbeidsongeschikt is het werk tijdelijk kan hervatten via een deeltijdse of progressieve werkhervatting. Afhankelijk van het aantal uren dat men werkt, wordt dan een bedrag in mindering gebracht van zijn of haar ziekte- en invaliditeitsuitkering. Op dat principe bestaat er een enkele uitzondering, want personen die in een maatwerkbedrijf werken mogen steeds hun volledige ziekte- en invaliditeitsuitkering behouden, ongeacht het aantal gewerkte uren.

Een tweede algemeen principe is dat arbeidsongeschikten in principe geen aanspraak kunnen maken op een werkloosheidsuitkering, tenzij het een tijdelijke werkloosheidsuitkering betreft en dat enkel voor arbeidsongeschikten die werken en wier ziekte- en invaliditeitsuitkering deels verminderd wordt naargelang de gewerkte uren.

Als men die zaken samenneemt, dan komt de hier vandaag beoogde doelgroep niet in aanmerking. Met het voorliggende wetsvoorstel willen de indieners een uitzondering maken op deze principes die al decennialang worden toegepast en dat enkel voor de medewerkers van maatwerkbedrijven. Het gaat dus om die uitzondering. De indieners van dit voorstel vinden namelijk dat de ziekte- en invaliditeitsuitkering die de medewerkers van maatwerkbedrijven ontvangen niet volstaat om van te leven. Zij stellen dat deze medewerkers veel extra uitgaven hebben als gevolg van hun ziekte.

Ik heb daar tijdens de behandeling in de commissie enkele bedenkingen bij gemaakt en ik houd eraan ze hier kort te herhalen. Ten eerste verdient de kwestie van de hoogte van de ziekte- en invaliditeitsuitkering voor de meest kwetsbaren in onze samenleving een grondig debat. Dit voorstel biedt echter niet het juiste antwoord op die terechte vraag. Veel collega's beaamden in de commissie dat deze kwestie een grondig debat verdient, maar ik stel vast dat ze met hun stemgedrag een belangrijk precedent schiepen nog vooraleer dat debat wordt gevoerd.

Om te beginnen werd de coronacrisis aangehaald als reden voor de voorgestelde afwijking van een niet onbelangrijk principe, namelijk dat men voor uren die men kan werken geen ziekte- en invaliditeitsuitkering kan krijgen of behoeft. In feite heeft dit echter niets met corona te maken, het is in de eerste plaats een debat over de hoogte van die ZIV-uitkeringen. Als een medewerker van een maatwerkbedrijf buiten tijden van corona om een of andere reden terugvalt op een ziekte-uitkering, dan is die uitkering immers niet hoger of lager dan in tijden van corona. In dat geval zijn ook de ziektekosten niet per se hoger of lager dan in coronatijden.

Daar komt nog een niet onbelangrijk element bij, namelijk dat een debat over de hoogte van de ziekte-uitkeringen per definitie ook een debat is over de financiering van onze sociale zekerheid.

Mijn tweede bedenking is dat het aantal uren dat iemand onder progressieve tewerkstelling kan werken, niet beperkt is. Dit betekent dat met het voorstel dat nu voorligt, voor medewerkers van maatwerkbedrijven de mogelijkheid ontstaat om een volledige ziekte- en invaliditeitsuitkering te combineren met een werkloosheidsuitkering die op een hoog aantal gewerkte dagen is berekend. Het komt er dus op neer dat wij de beperkte middelen van onze sociale zekerheid, die vandaag meer dan ooit onder druk staat, in het bijzonder de financiering ervan, zouden aanwenden om personen die al een volledige sociale uitkering krijgen, bovenop nog eens een sociale uitkering te geven.

Collega's, voor ons kunnen wij dat bezwaarlijk een verantwoorde aanwending van de beperkte middelen van onze sociale zekerheid noemen. Daar komt nog bij dat de doelgroep die wordt beoogd, vrij willekeurig wordt omschreven.

Ten eerste, de maatregel wordt nodig geacht voor medewerkers van maatwerkbedrijven, omdat zij, ik citeer, "vrij frequent onregelmatig werknemer zijn en daardoor lagere ZIV-uitkeringen hebben". Ook wordt aangehaald dat de doelgroep van het wetsvoorstel hogere ziektekosten zou hebben.

Ook daarbij zijn wel enige kanttekeningen te maken. Vreemd genoeg wordt de voorgestelde maatregel niet beperkt tot enkel de groep die effectief een lagere uitkering of hogere ziektekosten heeft. Zij wordt daarentegen uitgebreid naar alle medewerkers van maatwerkbedrijven, ongeacht de hoogte van hun ziektekosten en de hoogte van de uitkering die zij krijgen.

Ten tweede, vreemd genoeg wordt de maatregel ook niet ingevoerd voor een groep van arbeidsongeschikten die ook een volledige ZIV-uitkering ontvangen wegens een beperkte tewerkstelling in het reguliere arbeidscircuit. Nochtans zou net zo goed kunnen worden geargumenteerd dat ook binnen die groep heel wat mensen een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Bovendien draagt die groep van arbeidsongeschikten per definitie ook hogere ziektekosten dan gezonde werknemers.

Wij moeten er ook blijvend over waken dat tijdelijke werkloosheid niet lonender wordt of lonender gaat lijken dan werken. Dat zou immers de betaalbaarheid, maar ook de legitimiteit en het draagvlak van onze sociale zekerheid onnodig in het gedrang brengen en mogelijk ook een werkloosheidsval in de hand werken.

Vandaag zijn zowat 1,25 miljoen Belgen tijdelijk werkloos. Het is goed en nodig dat de overheid onder andere middels tijdelijke werkloosheid de economie ondersteunt wanneer de economie voor een belangrijk deel wordt stilgelegd. Alleen is het vandaag voor ons allemaal koffiedik kijken wat de duur zal zijn van de huidige periode van maatschappelijke ontwrichting. Net die onzekerheid moet voor ons allen dan ook een stimulans zijn om meer dan ooit zorgvuldig om te springen met instrumenten als tijdelijke werkloosheid.

Hier gebeurt echter net het tegenovergestelde. Dat is ook niet de eerste keer. Eergisteren hebben wij in de commissie ook gemerkt dat het niet de laatste keer zal zijn.

Volgende week komt er een nieuwe doelgroep aan bod.

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen gericht en doelmatig gebruikmaken van maatregelen zoals tijdelijke werkloosheid en het overmatig gebruik van dit soort maatregelen. In dit geval gebeurt het tweede. Een sociale uitkering boven op een andere kan nooit de bedoeling zijn. Een werkloosheidsuitkering toekennen om ziektekosten te dekken, is niets minder dan oneigenlijk gebruik van een werkloosheidsuitkering.

Daar wringt het schoentje. Bijna alle partijen hier voelen zich geroepen om zonder veel omzien week na week de schuif van de sociale zekerheid open te trekken. Wat daarbij hemeltergend is, is dat diezelfde partijen geen zier geven om de financiering en de betaalbaarheid van diezelfde sociale zekerheid. Dat zijn voor die partijen allemaal zorgen voor later.

We hielden twee volledige dagen hoorzittingen in de commissie over de financiering van de sociale zekerheid. Daar kwamen experten, werkgevers en werknemers aan bod. Het waren bijzonder boeiende dagen. De mensen die ons te woord stonden, verdienen ook hulde voor de moeite die ze zich hebben getroost. Het effect daarvan laat nog op zich wachten. Voor zover dat nog nodig was, werd toen glashelder gesteld dat de uitdaging voor de betaalbaarheid van onze sociale zekerheid gigantisch is.

Het voorstel, zoals het nu voorligt, is niet enkel een middelvinger naar al wie onze sociale zekerheid in de toekomst broodnodig zal hebben, maar ook naar de mensen die ons dagenlang te woord hebben gestaan in de commissie.

Collega's, dit voorstel kwam ter tafel onder het mom van de coronacrisis. Voor alle duidelijkheid: dit voorstel heeft niets te maken met corona. De betrokken regelgeving wordt immers niet tijdelijk maar definitief gewijzigd. Ofschoon de vraag naar een voldoende hoog inkomen volkomen terecht is, zullen we dit wetsvoorstel niet goedkeuren. Deze problematiek verdient een ernstig debat. Velen zeggen het met ons, maar handelen er niet naar. Een oplossing die is ingebed in een toekomstvisie op een sociale zekerheid die activeert, is broodnodig. Maar hier gebeurt net het tegenovergestelde.


Marie-Colline Leroy Ecolo

Monsieur le président, le but de ce projet de loi est de permettre des indemnités de chômage temporaire aux employés des ETA (Entreprises de Travail Adapté) qui combinent leurs revenus à temps partiel avec une prestation d'invalidité non réduite, comme ils y sont autorisés.

Cependant, le libellé actuel de la décision sur le chômage signifie qu'en cas de chômage temporaire, ces travailleurs ne pourront pas prétendre à des allocations de chômage temporaire et reculeront ainsi sur leur allocation d'invalidité limitée, qui, je le rappelle, peut être inférieure au seuil de pauvreté.

Chers collègues, je vous avoue et je m'autorise à vous le dire en petit comité: peut-être parce que je suis jeune députée, quand j'ai dû instruire ce texte, j'ai d'abord cru que je n'avais pas compris. Cela voulait donc dire qu'avant cette proposition, les employés des ETA se voyaient mettre en concurrence une cessation d'activité et leurs allocations d'invalidité. On sait pourtant que les personnes en situation d'invalidité ou de handicap ont des dépenses élevées en raison de leur maladie. On maintenait donc jusqu'ici une concurrence insupportable.

Est-il important aujourd'hui de veiller à une plus grande sécurité et à ce que la sécurité sociale puisse répondre à ce problème qui perdurait? La réponse est oui. Je me permets de rappeler qu'en temps normal, le risque pour un travailleur en situation de handicap est trois fois plus élevé que celui d'un travailleur, de sombrer dans une situation de précarité. Est-ce une proposition coronavirus qui va plus loin? Bien entendu, je le reconnais. Si en temps normal, une personne en situation de handicap a trois plus de risques de sombrer dans la pauvreté, que pensez dans la situation actuelle où tout le monde est dans une situation difficile? Que dire alors des personnes qui cumulent les difficultés?

La sécurité sociale sert aussi à cela: à réparer et à faire en sorte que les personnes qui cumulent les difficultés puissent être soutenues, aidées, valorisées et reconnues.

C'était donc une évidence pour nous de cosigner cette proposition de loi qui envoie un message aux travailleurs. Nous vous invitons tous chaleureusement à repenser et soutenir ce texte qui n'a pour seul objectif que de permettre aux personnes en situation de handicap de vivre plus décemment en cette période extrêmement compliquée. Je ne peux pas imaginer qu'on puisse se scandaliser qu'après la crise, ces personnes puissent vivre dans de meilleures conditions.


Meryame Kitir Vooruit

Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega's die het wetsvoorstel in de commissie hebben gesteund. De rapporteur heeft al uitgebreid gezegd waarover het gaat. Ik zal niet in herhaling vallen, maar ik wil gewoon een korte reactie geven op wat de collega van N-VA zei.

Uw reactie stuit mij echt tegen de borst. Het gaat hier over mensen die in een heel moeilijke situatie verkeren en die al vanuit een moeilijke situatie de moeite doen om te gaan werken. Het is een goede zaak dat met de hervormingen van minister De Block de mogelijkheid werd gecreëerd dat zij een ziekte-uitkering kunnen behouden, samen met hun inkomen.

Op crisismomenten zullen zij echter het zwaarst worden getroffen. Zij vallen dan immers terug op een ziekte-uitkering, maar niet op een ziekte-uitkering van 100 % omdat het vaak om mensen gaat die hun rechten niet hebben kunnen opbouwen. Het gaat hier over een uitkering die onder de armoedegrens ligt. Het feit dat u dat allemaal in vraag stelt, stuit mij tegen de borst.

Sta mij toe te zeggen dat ik van u geen lessen te leren heb als het gaat over de betaalbaarheid van de sociale zekerheid. De N-VA heeft vier jaar deel uitgemaakt van de regering en de erfenis die u nalaat, is niet echt iets om chapeau tegen te zeggen.

U hebt bewust het budget van de sociale zekerheid laten ontsporen om dan een jaar aan een stuk te roepen dat er nog meer moet worden bespaard in de sociale zekerheid. Nu we met deze coronacrisis worden geconfronteerd, verandert u van mening en zegt u dat we nood hebben aan een sociale zekerheid. Het is maar hoe het u uitkomt; de ene keer bent u een liefhebber van de sociale zekerheid en de andere keer is de sociale zekerheid uw vijand, een domein waarop moet worden bespaard.

Vandaag kwam het arrest van het Grondwettelijk Hof dat het onbelast bijverdienen vernietigt. Mensen die reeds een job hadden, mochten van u in de vorige legislatuur 6.000 euro onbelast bijverdienen. Er gaat dus 0 euro naar de sociale zekerheid. Wij hebben hierover een hoorzitting gehad in het Parlement. Tien organisaties, van vakbonden en werkgevers tot vrijwilligers, hebben allemaal gewaarschuwd voor de gevolgen en u hebt daaraan geen gehoor gegeven. Ik ben heel blij dat het Grondwettelijk Hof dat vandaag vernietigt, zodat de sociale zekerheid, waarover u zich toch zo'n grote zorgen maakt, in de toekomst wel zal worden gefinancierd.

Ik besluit door de collega's te danken voor hun steun voor dit wetsvoorstel.


President Patrick Dewael

Mevrouw Kitir, de heer Anseeuw had het woord gevraagd voor een onderbreking. U bent intussen klaar met uw uiteenzetting.

Ik geef echter wel nog het woord aan de heer Anseeuw.


Björn Anseeuw N-VA

Mijnheer de voorzitter, collega Kitir, we hebben het altijd over mensen met een lage uitkering. Alleen gaat dit voorstel niet enkel over mensen met een lage uitkering en sluit het tegelijkertijd heel wat mensen met een lage uitkering uit. De vraag is dus in welke mate men niet discrimineert met dit voorstel, los van het feit dat de betaalbaarheid van de sociale zekerheid altijd onze zorg is geweest. We verschillen alleen grondig van mening over de manier waarop we dit moeten doen. Op zich is dat niet slecht, vredevol van mening verschillen moet kunnen. Zeggen dat we de zorg voor de financiering van de sociale zekerheid voorheen nooit hebben gedragen, klopt niet. Het past wel goed in uw kraam, maar als we terugkeren naar het voorstel dat voorligt, dreigt u heel veel mensen met een lage uitkering te discrimineren. Tegelijk dreigt u een aantal andere mensen twee hoge sociale uitkeringen te geven. Immers, ook mensen met een volledige sociale uitkering, berekend op basis van hoge aantallen gewerkte uren en dagen, kunnen de uitkeringen cumuleren. Dat kan echt niet de bedoeling zijn, want dat is ondoelmatig gebruik van de beperkte middelen van de sociale zekerheid.

Goed, we verschillen van mening. Dat kan, maar ik stel alleen vast dat u niet consequent bent. U zegt in uw toelichting dat het altijd gaat over mensen met een lage uitkering, terwijl het hier arbitrair gaat over alle medewerkers van maatwerkbedrijven en tegelijk heel veel andere mensen met lage uitkeringen in het reguliere arbeidscircuit worden uitgesloten van uw maatregelen. Hoe inconsequent kan men zijn.