Proposition 54K2221

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant le Code d'instruction criminelle, le Code judiciaire et la loi du 10 avril 2014 modifiant diverses dispositions en vue d'établir un registre national des experts judiciaires et établissant un registre national des traducteurs, interprètes et traducteurs-interprètes jurés.

General information

Submitted by
MR Swedish coalition
Submission date
Dec. 14, 2016
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
professional ethics database expert's report ordered by a court qualitative analysis quality standard translation

Voting

Voted to adopt
CD&V Open Vld N-VA LDD MR VB
Abstained from voting
Groen Vooruit Ecolo LE PS | SP PVDA | PTB PP

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

March 30, 2017 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Sonja Becq

Mijnheer de voorzitter, ik wil, ten eerste, meegeven dat het voorliggende wetsontwerp een wijziging is van de wet van 10 april 2014 betreffende een register van gerechtsdeskundigen en vertalers-tolken. De bedoeling was vooral werk te maken van meer kwaliteit bij zowel deskundigen als vertalers-tolken, zowel bij de aanwerving als bij de uitoefening van de functie via controle. Vandaar dat er een aanvaardingscommissie in het ontwerp werd opgenomen en dat deontologie en opleiding als criteria sterk naar voren zijn geschoven. Bovendien werden anomalieën rechtgezet en werd een voorlopig register ingevoerd.

De tekst werd op 31 januari en 22 februari 2017 in eerste lezing besproken, waarna, zoals tegenwoordig gebruikelijk in commissie, een tweede lezing, die haar waarde heeft, is gevolgd. Ik dank de diensten voor de wetgevingtechnische nota. Dergelijke nota's zijn inderdaad voor ons altijd heel leerrijk en geven meestal aanleiding tot een aantal wijzigingen. Dat is ook nu weer gebeurd en op 14 maart 2017 werden in tweede lezing wijzigingen aangebracht.

De discussie gebeurde met de actieve participatie van leden van alle fracties, met name mevrouw Özen, die ik nu niet zie zitten, mevrouw Van Vaerenbergh, de heer Brotcorne, mevrouw Lambrecht, mevrouw Van Cauter en ikzelf. Ze ging over dezelfde thema’s, namelijk: kwaliteit, aanvaardingscommissie, de koninklijke besluiten en de bedragen die zullen worden gevraagd. De discussie was geanimeerd, maar vooral betrokken, waarvoor ik iedereen dank.

Indien u het mij toestaat, zal ik nu namens mijn fractie een paar bedenkingen meegeven.


President Siegfried Bracke

Dat is goed.


Sonja Becq CD&V

Mijnheer de minister, de vorige minister van Justitie heeft lang gewacht met de publicatie van het oorspronkelijke wetsvoorstel, dat wet is geworden. U hebt dat niet gedaan, u hebt onmiddellijk voor de publicatie gezorgd. U hebt zelfs de sprong vooruit genomen, door aan te kondigen al met een voorlopig register te zullen starten, teneinde de deskundigen en de vertalers/tolken te kunnen registreren met het oog op een goede kwaliteit en, wat wij allen belangrijk achten, met het oog op de neutraliteit en onafhankelijkheid, criteria waaraan zowel deskundigen als vertalers-tolken moeten beant­woorden.

Ik wil beklemtonen dat het register ook een heel evolutief instrument zal moeten zijn, dat constant zal worden bijgewerkt en waarbij de fameuze aanvaardingscommissie een belangrijke rol zal spelen. We zijn allemaal vooral benieuwd naar de concrete uitvoeringsbesluiten en ik vermoed dat de collega’s daar nog zeker op terug zullen komen.

U hebt tijdens de bespreking toegegeven dat het register misschien niet helemaal perfect is, maar dat we in elk geval stappen vooruit zetten. Daar zijn wij ook van overtuigd.

Er is nog één aandachtspunt, mijnheer de minister. Er is wat ongerustheid in de sector over de bijdrage voor opname in het register. Men vreest dat hierdoor nog eens een drempel wordt ingebouwd om zich te laten registreren. Wij hopen dat, als dergelijke bijdrage wordt gevraagd, die niet te hoog is en gecompenseerd kan worden door directe en snelle betaling van de deskundigen en de vertalers-tolken. Dan zullen zij daar wellicht ook minder problemen mee hebben.


Annick Lambrecht Vooruit

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, wij hebben ons in de commissie onthouden bij onderhavig wetsontwerp en zullen dat ook vandaag doen.

Ontegensprekelijk bevat het ontwerp wat positieve punten. Op de eerste plaats stellen wij vast dat met het ontwerp duidelijk wordt ingezet op maximale kwaliteit van de gerechtsdeskundigen en de vertalers en tolken via een aantal kwaliteits­voorwaarden, kwaliteitscontrole en permanente vorming. Daar staat natuurlijk een prijs tegenover, mijnheer de minister. Een correcte en tijdige betaling is echt wel nodig – mijn voorgangster zei het reeds –, als wij kwaliteitsvolle deskundigen, vertalers en tolken willen laten optreden in rechtszaken. Sta mij toe, mijnheer de minister, u erop te wijzen dat er in het verleden heel wat problemen zijn geweest op het vlak van de snelheid waarmee werd betaald. Wij hopen dat die problemen in de toekomst verdwijnen.

Ten tweede, wanneer ik een dwarsdoorsnede maak van de ingediende schriftelijke adviezen en van de discussies in de commissie voor de Justitie, komt steeds – hoe kan het ook anders – de noodzaak aan onafhankelijkheid van de deskundigen naar voren. Het ontwerp hoopt dat te kunnen garanderen door een door de Koning uit te werken deontologische code. Die code zal minstens de principes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid moeten bevatten.

Ten derde, er wordt ook verwezen naar het recentelijk gewijzigde artikel 972 van het Gerechtelijk Wetboek, volgens hetwelk een onverenigbaarheid of niet-onafhankelijkheid in hoofde van een deskundige door die persoon zelf moet worden gemeld, zodat de rechter in dat geval een andere deskundige kan aanstellen. Hij hoeft die niet aan te stellen en dat vinden wij wel jammer.

Sta mij toe, mijnheer de minister en waarde collega’s, enige terughoudendheid te uiten over de werkbaarheid van de bepaling en de daarmee samenhangende deontologische code. De vraag is – daarover is in de commissie uitvoerig gedebatteerd – of die werkwijze effectief een halt zal toeroepen aan de problemen op het vlak van de onafhankelijkheid van de deskundigen van verzekeringsmaatschappijen bij beoordeling van lichamelijke schade, problemen die ons vanuit verschillende hoeken gesignaleerd worden. Naar onze mening is en blijft er gevaar voor belangenvermenging, wanneer een gerechtelijk expert eveneens een verzekeringsmaatschappij kan vertegenwoordigen. Wij zijn er niet van overtuigd dat wat nu voorligt, dat oplost.

Ten vierde, ik wil er ook voor pleiten dat de kosten niet zouden verhogen, mijnheer de minister. De vorige spreekster heeft die bezorgdheid ook geuit. Wij moeten ervoor zorgen dat Justitie toegankelijk en betaalbaar blijft, ook voor personen die er indirect mee te maken hebben. Justitie mag niet telkens meer kosten met zich brengen.

Wij zullen u aan uw belofte houden, mijnheer de minister, ons over een tot twee jaar een goede evaluatie te bezorgen van wat voorligt. Wij hopen dat wij dan meer zekerheden hebben dan op dit moment.


Stefaan Van Hecke Groen

Mijnheer de voorzitter, collega’s, zoals de verslaggever reeds zei, hebben wij dit ontwerp in de commissie heel grondig besproken en naar gewoonte in onze commissie, ook in tweede lezing. Nog een gewoonte is dat wij luisteren naar expertises en adviezen. Wij hebben ook een 35-tal adviezen gekregen vanuit diverse hoeken, die heel interessant waren in de bespreking.

Ik ga niet alles herhalen wat in de commissie werd gezegd. Dat kunt u nalezen in het verslag. Ik wil echter wel beginnen met een getuigenis van een slachtoffer. Waarom wordt zo veel belang gehecht aan deze wet? Waarom beroert dit een aantal mensen? Heel wat mensen hebben een nare ervaring opgedaan nadat ze het slachtoffer zijn geworden van een ongeval, een arbeidsongeval, een verkeersongeval of wat dan ook. Zij hebben de indruk dat zij onrechtvaardig werden behandeld wanneer een expert werd aangesteld. Zij hebben de indruk dat de begroting van de schade, de inschaling van hun invaliditeit aan de lage kant is.

Een paar jaren geleden was hierover wat commotie naar aanleiding van een uitzending van Panorama, met schrijnende voorbeelden. Een van die voorbeelden was Agnes, een weduwe, moeder van een zoon, die 20 jaar werkte als receptioniste in verschillende hotels. Vijf jaar geleden op weg naar huis werd de bus aangereden door een personenwagen. Zij viel op een stalen paal in de bus, donderde op de grond, voelde hoe iemand op haar terechtkwam. Ze werd naar de spoed gebracht. Daar bleek haar elleboog gebroken te zijn maar ook haar sleutelbeen en de heup zat verkeerd. Er waren enkele ruggenwervels ernstig beschadigd, sommige gebarsten. Ze moest drie ingrepen ondergaan. Werken was niet langer mogelijk. Doordat bepaalde zenuwen waren doorgesneden, had ze ook verlammings­verschijnselen aan armen en benen en kan ze niet meer fatsoenlijk schrijven.

Haar werkgever had dezelfde verzekeraar, want het was natuurlijk een arbeidsongeval, als De Lijn. De verzekeringsarts stelde voor om 0 % blijvende invaliditeit toe te kennen. De gerechtsexpert kwam op 5 %. Zij kan vandaag nog altijd niet werken. Zij zegt dat het bijna altijd dezelfde artsen zijn die medische problemen weglachen, om vervolgens een rapport ten gunste van de verzekerings­maatschappijen te schrijven. Die indruk leeft bij mensen die het slachtoffer werden van een ongeval met blijvende letsels: zij hebben het aanvoelen dat hun dossier niet correct wordt behandeld. Zij moeten nog twintig of dertig jaar voort in hun leven, maar kunnen eigelijk niet meer aan de slag. Daar hebben zij geen correcte vergoeding voor gekregen.

Mijnheer de minister, dat is de uitdaging van deze wet. We hebben de wet gehad van 2014. Er werden wijzigingen aangebracht door de potpourri IV en ook nu. Dat zijn stappen vooruit, maar ik denk, zoals ik in de commissie al zei, dat wij nog stappen vooruit zullen moeten zetten.

Verschillende problemen blijven immers nog altijd bestaan. Zo vernoem ik de overgangsperiode van vijf jaar, tijdens dewelke deskundigen die vandaag op de lijsten staan, nog aan de slag kunnen. Het is niet steeds duidelijk voor welke partijen de deskundigen al dan niet ooit gewerkt hebben. Wij hebben ervoor gepleit om de transparantie daaromtrent te verhogen door in het register ook te vermelden voor welke verzekerings­maatschappij de deskundige werkt of gewerkt heeft. Daarover hebben wij lang gediscussieerd. Wij hebben in dat verband amendementen ingediend, maar de meerderheid volgde ons daarin niet en dat vinden we heel jammer. We denken echter wel dat het een noodzakelijke stap is om tot een veel betere transparantie te komen. Wij moeten de garantie krijgen dat de aangestelde deskundigen in alle objectiviteit en neutraliteit kunnen werken.

Veel zaken moeten ook geregeld worden in een koninklijk besluit. Wij hebben veel adviezen en talrijke nuttige suggesties gekregen om het systeem nog beter te maken. Ik hoop dat meerdere van die adviezen gevolgd zullen worden bij het schrijven van die koninklijke besluiten en zeker ook bij het uitschrijven van de deontologische code. Die deontologische code zal bij koninklijk besluit worden vastgesteld, maar momenteel hebben wij daar nog geen zicht op.

Dan is er nog de belangrijke rol van de aanvaardingscommissie. De aanvaardings­commissie speelt een belangrijke rol bij het al dan niet aanvaarden van een deskundige, zodat hij op de lijst of in het register opgenomen wordt. Daarnaast heeft de aanvaardingscommissie ook een taak als er klachten zijn, bijvoorbeeld door een voorstel van schrapping of schorsing te formuleren, zodat deskundigen die niet voldoen aan de deontologische code, die niet correct werken, uit het register verwijderd kunnen worden.

In de commissie heb ik er al toe opgeroepen dat het absoluut van groot belang is dat de aanvaardingscommissie goed kan functioneren en voldoende bemand zal zijn. Wie een klacht indient, moet ook voelen dat zijn of haar klacht ernstig genomen wordt. De mensen moeten het gevoel hebben dat zij bij de aanvaardings­commissie terechtkunnen, dat hun klacht onderzocht wordt met woord en wederwoord. Dat wederwoord is er nog niet helemaal. Ook daarover hebben we gediscussieerd. Er is namelijk geen gelegenheid tot wederwoord van de klager. U verwijst dat enigszins naar de – niet bestaande – Griekse kalender.

U zegt dat alles wat met deontologie en tuchtprocedures te maken heeft, herzien moet worden. De klager speelt daarin geen actieve rol en hij wordt evenmin actief op de hoogte gehouden. We hadden het al kunnen regelen. Misschien hadden we ons daarop kunnen inspireren voor andere teksten over tucht. Dat hadden we uiteraard ook kunnen doen. Nu moeten we wachten tot die grote tekst er zal zijn.

De aanvaardingscommissie speelt een essentiële rol. Over de samenstelling hebben we het ook gehad. We moeten opletten dat er niet te veel experts in zitten omdat dan de indruk wordt gewekt dat de experts elkaar kennen en moeten oordelen over het functioneren van andere experts, of dat wel zal gaan en of ze elkaar niet te goed kennen en indekken. Als tegenamendement op een amendement dat ik zelf indiende hebt u gesuggereerd om in de wet duidelijk vast te leggen dat de experts nooit in de meerderheid mogen zijn in die aanvaardings­commissie.

Dat zijn heel veel elementen die ervoor kunnen zorgen dat het een succes wordt, maar er zijn ook heel wat vraagtekens die ervoor kunnen zorgen dat het dat niet wordt.

Mijnheer de minister, ik hoop dat wij er alles aan zullen doen, u vanuit de regering en wij vanuit het Parlement, om verdere stappen te zetten en daarvan een succesverhaal te maken en te vermijden dat mensen zoals Agnes en vele anderen die het gevoel hebben onrechtvaardig te zijn behandeld, daarmee verder moeten leven en nergens terecht kunnen met hun klacht. Dat is immers het gevoel dat leeft.

Tot slot, een opmerking die ik heb gemaakt over die vergoeding, opmerking waarbij de collega's zich nu aansluiten, wat mij verheugt. U hebt zelfs meer dan 10 keer gezegd dat het niet meer dan 100 euro zal zijn.

Ik heb u een voorstel gedaan, maar u bent er helaas niet op ingegaan. Als wij ervoor kunnen zorgen dat alle facturen van deskundigen en vertalers-tolken ten laatste binnen twee tot drie maanden worden betaald, dan denk ik dat zij allemaal bereid zullen zijn om iets minder dan 100 euro te betalen. Als zij echter zelf maanden of jaren moeten wachten op de betaling van de facturen voor de prestaties die zij hebben geleverd in het algemeen belang, om de rechters bij te staan en te helpen bij het recht zoeken en het vinden van de waarheid, zullen zij daartoe niet bereid zijn. Wij moeten hen respecteren en ervoor zorgen dat zij goed en correct, maar ook tijdig worden betaald. Zolang dat niet het geval is, is die iets minder dan 100 euro heel zuur.

Ik vind het jammer dat die amendementen niet zijn aanvaard. Mevrouw Becq, u had ze kunnen steunen. U hebt dat niet gedaan, maar ik heb u blijkbaar kunnen overtuigen.


Sonja Becq CD&V

(…)


Stefaan Van Hecke Groen

U moet niet te veel naar uw minister luisteren. U moet soms zelf initiatieven nemen en u niet door uw minister op sleeptouw laten nemen. Wie weet zal hij meer naar u dan naar mij luisteren, dus misschien hebben we een kans gemist.

Mijnheer de minister, ik hoop in ieder geval dat u dit engagement zult aangaan. Het is heel belangrijk voor de experts dat zij correct worden behandeld en betaald. We hebben hen nodig. We hebben vooral goede experts nodig op het terrein. We moeten vermijden dat de goede experts afhaken en dat enkel degenen die geen werk hebben en alleen nog expertises doen omdat ze niet meer aan de bak komen, nog voor Justitie zullen werken. We hebben goede experts nodig, in het belang van de rechtspraak.

Dat waren de belangrijkste opmerkingen die ik wil maken.

Ons algemeen oordeel is dat het een stap vooruit is, maar wij zijn er nog niet. Om die reden zullen wij ons, zoals in de commissie, onthouden. Wij zullen het dossier echter van heel nabij blijven volgen. Het is zeker en vast ook van groot belang dat wij regelmatig de wet, de KB’s, de uitvoeringsbesluiten, de deontologische code en dergelijke meer evalueren, want wij zullen de komende jaren nog verdere stappen moeten zetten.


Christian Brotcorne LE

Monsieur le ministre, l'organisation d'un registre national d'experts, d'interprètes, de traducteurs et de traducteurs-interprètes est une avancée tout à fait intéressante. Ceux qui ont eu l'occasion de fréquenter des palais de justice se sont rendu compte qu'en de trop nombreuses occasions, lorsqu'il est question de désigner un expert, le magistrat fait appel à ses connaissances personnelles de situations particulières, voire aux habitudes d'un tribunal, mais l'on rate parfois ainsi l'occasion de désigner la bonne personne pour le bon sujet qui est à traiter. En cela, centraliser les inscriptions est une opération intéressante.

Malheureusement, monsieur le ministre, les auditions auxquelles notre commission a recouru ont démontré qu'on a peut-être raté un objectif un peu plus ambitieux. J'ai entendu Mme Becq dire qu'il s'agissait d'un premier pas et que les choses devraient sans doute être peaufinées. J'entends M. Van Hecke parler d'une évaluation de la loi à terme.

Je souhaite attirer, monsieur le ministre, votre attention sur trois sujets. Ces derniers feront que, même si l'intention de départ était louable, le groupe cdH s'abstiendra au moment du vote.

Le premier élément est que l'on tient compte de formations importantes, et parfois même très pointues, que les experts sont appelés à suivre. Quand je parle d'experts, je pense à l'ensemble des catégories visées par le texte qui est à l'examen cet après-midi. Mais à vouloir être trop pointus et trop exigeants en matière de diplômes, on en oublie quelque peu que l'expérience s'acquiert parfois aussi sur le terrain et que ces expériences acquises sont parfois aussi probantes, si pas plus, que des diplômes ou des formations reconnues. Dans le texte qui nous est proposé, il n'est pas suffisamment tenu compte de cet élément.

Ma deuxième remarque porte sur de potentiels conflits d'intérêt, voire sur l'urgente et indispensable nécessité de garantir l'impartialité. Même en justice, monsieur le ministre, vous savez bien que l'apparence d'impartialité compte. Je pense que nous avons manqué, en commission, malgré le débat nourri, d'obliger les experts qui s'inscrivent à indiquer les compagnies d'assurance pour lesquelles ils travaillent. Il est logique que le magistrat qui les désigne et les parties qui seront soumises à leur expertise puissent tout connaître du CV et des organisations pour lesquelles les experts désignés travaillent.

Ce n'est pas seulement pour éviter qu'un expert désigné travaille pour une compagnie d'assurances éventuellement concernée par un procès en cause. Cela peut aller plus loin. Par exemple, pour un dossier relatif à l'appréciation de dommages corporels d'incapacité permanente à la suite d'un accident de travail ou un accident de circulation, on désignera peut-être un expert qui n'est pas celui d'une des compagnies d'assurances à la cause, mais il n'en demeurera pas moins que l'expert désigné aura l'habitude de travailler avec les compagnies d'assurances. Or nous avons peut-être besoin que des experts ne soient liés à aucune compagnie d'assurances pour apprécier de manière novatrice des situations et faire évoluer la jurisprudence. Ce n'est malheureusement pas garanti dans votre texte.

Enfin, ce texte contient beaucoup de renvois à un arrêté royal. Nous ne connaissons donc pas tout à fait les paramètres et les modalités d'application concrète de ce texte, notamment pour ce qui concerne la composition et le fonctionnement des commissions d'agrément. Ce n'est pas rien! Nous n'avons aucune information en la matière. On nous indique par ailleurs que les codes de déontologie seront rédigés, mais nous ne savons rien de leur contenu.

Indépendamment du coût réclamé pour l'inscription au registre des experts, voilà trois éléments, monsieur le ministre, pour lesquels il subsiste des zones d'ombre. Si nous apprécions votre volonté de créer ce registre des experts, nous ne pourrons par conséquent pas aller jusqu'à voter favorablement ce texte.


Éric Massin PS | SP

Monsieur le président, monsieur le ministre, mes chers collègues, on sait – en tout cas ceux qui fréquentent les cours et tribunaux, les prétoires – que les relations entre les experts et le monde de la justice, entre les experts et les personnes qui doivent ester en justice, sont quelquefois particulièrement délicates et difficiles.

Les experts demandent à s'inscrire sur la liste des experts auprès des cours et tribunaux. Ils se font désigner par les tribunaux de première instance, du commerce ou du travail et, comme ils ne gagnent pas suffisamment d'argent, il est tout à fait logique pour certains qu'ils continuent à travailler pour des compagnies d'assurance, cas le plus fréquent, ou pour des organismes publics ou parapublics, comme l'INAMI ou les mutualités.

Cela crée un problème d'indépendance tout simplement. Les récriminations qui remontent des acteurs de la justice (magistrats, avocats) mais surtout des personnes qui doivent passer entre les mains des experts, portent sur l'indépendance qu'il peut y avoir au niveau des experts et, par ailleurs, sur le coût par moments exorbitant que peut représenter une expertise. D'autant que si on n'est pas tout à fait spécialiste et lorsqu'il s'agit de problème de mérule dans un bâtiment ou de problèmes d'accidents qui entraînent des conséquences sur le plan physique, on aime bien aussi se faire entourer de son propre expert. Pourquoi? Parce qu'onremet en cause de manière relativement fréquente l'indépendance de l'expert.

C'est un acteur fondamental de la justice. C'est un acteur indépendant de la justice. Bien évidemment, comme on l'assimile beaucoup au magistrat, l'impartialité doit, dès lors, primer. On aurait pu se dire, monsieur le ministre, qu'à l'occasion de la transposition de cette directive, on allait essayer de régler le maximum de problèmes, qu'on allait donc se diriger vers un système professionnel, une sorte de certification des experts. Malheureusement, j'ai bien l'impression que c'est une occasion manquée. Je ne doute pourtant pas une seule seconde que vous avez essayé de bien faire et que vous avez voulu aller de l'avant - je le reconnais - dans certaines matières.

Je me rappelle pour avoir fréquenté quelque peu les bancs de ce parlement entre 2003 et 2007 qu'on parlait déjà à l'époque de certification d'expert. Entre 2003 et 2007, le ministre de la Justice n'était pas le même mais à votre opposé. C'était Mme Onkelinx. J'avais d'ailleurs en son temps déposé une proposition de loi en la matière et un travail avait été entamé. On aurait peut-être pu, en faisant quelques fouilles et en allant voir dans les archives du parlement, essayer de retrouver quelques documents qui avaient déjà été produits à l'époque, de même d'ailleurs que nombre d'avis des différents organismes réunissant les experts et qui demandaient pratiquement tous qu'un système de certification soit mis en place.

C'est vrai que nous avons, dans le cadre de la discussion de ce projet, reçu nombre d'avis, quelquefois certainement assez tard. Je tiens toutefois à rappeler que l'ABEX qui est quand même l'Association belge des experts ne fait que confirmer ce qu'elle avait déjà dit entre 2003 et 2007, à savoir qu'elle souhaite avoir des listes d'experts certes, mais qui reprennent ceux qui sont certifiés par des associations professionnelles d'experts reconnues par le Roi. Pourquoi?

Parce que la certification apporte une garantie de qualité au niveau des titres et mérites requis ainsi qu'au niveau des formations mises en place.

Je crois que vous avez voulu apporter un contrôle sur la qualité des experts et interprètes, une meilleure prévention des conflits d'intérêts. Malheureusement, selon nous, cet objectif n'est pas totalement atteint, car les réelles procédures permettant de maîtriser ces risques n'ont pas été mises en place.

Personne ne peut ignorer les problèmes qui concernent l'indépendance des experts. J'ai parlé tout à l'heure des organismes de contrôle en matière de soins de santé. Le plus flagrant se situe au niveau des experts et entreprises d'assurance. Combien de fois un expert reconnu par les cours et tribunaux, appelé par la Justice dans le cadre de l'évaluation du dommage d'un accidenté de la route, travaille en même temps pour la même compagnie d'assurance que celle appelée à intervenir dans l'indemnisation du dommage? C'est aussi ce qui avait été relevé par le Conseil supérieur de la Justice, lorsque celui-ci avait examiné la problématique au travers de l'audit réalisé à ce sujet.

Tout le monde sait que ce type de situation ne peut pas se produire. Dès lors, qu'un registre des experts appelés à exécuter des missions pour la Justice existe, il n'aurait pas été compliqué, si on ne voulait pas tomber dans la situation de la certification, de prévoir un processus d'inclusion d'informations permettant de déceler les risques de partialité. En effet, au-delà des personnes qui vont passer entre les mains de l'expert, il faut que le magistrat soit aussi au courant. Vous le savez comme moi, tout cela peut changer. Un expert, dès lors qu'il a été inscrit sur les listes, peut, par la suite, être approché par une compagnie d'assurance ou par une mutuelle et en devenir l'expert. Il est donc important que le magistrat soit informé avant de procéder à cette désignation.

Vous dites que cela va représenter une charge de travail trop importante et trop complexe, alors que les experts eux-mêmes avaient proposé d'élaborer ces disclosures. Un expert X travaille souvent avec telle compagnie d'assurance. Vous avez préféré laisser cette recommandation sans réponse. C'était sans doute une des solutions les plus simples à mettre en place puisque ces listes d'experts existent déjà.

Cela aurait permis, en tout cas, vous me passerez l'expression, de faire avancer le Schmilblick.

De même, où se trouve la déclaration d'engagement à respecter le code de déontologie, qui n'existe pas encore puisqu'il devra être ensuite précisé? Que contiendra-t-il? Sera-t-il suffisant pour garantir l'indépendance des intéressés? Selon moi, un rapport de confiance doit exister entre la victime, réelle ou présumée, et la justice. Il ne peut être établi si la procédure de désignation de l'expert ne permet pas de relever un risque de partialité. Or, nous devons bien constater que le présent projet n'installe que peu de mécanismes de contrôle de l'indépendance des experts judiciaires.

Un autre aspect du projet est mis en exergue. Il s'agit de la contribution des interprètes et des experts. Des avis vous ont été remis, en particulier ceux des traducteurs-interprètes jurés. Nous savons, depuis le début de la législature, voire un petit peu avant, qu'il s'agit d'un problème lancinant, et même criant. J'ignore, monsieur le ministre, si vos services tirent systématiquement la sonnette d'alarme et si vous vous informez. Pourtant, je sais que vous êtes attentif à ce genre de problème. Savez-vous que des policiers sont eux-mêmes chargés de traduire des pièces de procédure lorsqu'ils reçoivent des personnes qui viennent déposer plainte? Ou bien ils leur demandent de se faire accompagner d'un proche, par exemple un membre de la famille, pour assurer la traduction de leur déclaration. Cela risque bien entendu de poser des difficultés en termes de conflit d'intérêts, de déontologie et de secret professionnel – même si je sais qu'il va être mis à mal. S'il y a des traducteurs-interprètes jurés, il faut passer par eux. Ce n'est pas le rôle d'un policier de demander à un plaignant de se faire accompagner de son mari, de sa femme ou de quelque autre membre de sa famille. Les interprètes trouvent cette situation indécente.

En outre, compte tenu des maigres honoraires qui leur sont versés, ils qualifient cette contribution qui leur sera demandée demain de purement et simplement indécente. Selon moi, on aurait pu mettre, sinon l'intégralité, à tout le moins une grande partie de ces frais à charge de l'État. La justice devant être rendue, il me semblait tout à fait approprié et indispensable que l'État trouve une solution à cet égard.

Monsieur le ministre de la Justice, je reconnais que certains éléments sont des avancées. C'est la raison pour laquelle nous ne voterons pas contre votre projet de loi. Mais il s'agit ici d'une occasion manquée. Des choses restent imparfaites. Nous nous disons que vous n'avez pas été suffisamment volontaire. C'est pourquoi notre groupe s'abstiendra.


Minister Koen Geens

Mijnheer de voorzitter, collega’s, dit ontwerp heeft in de commissie het voorwerp uitgemaakt van een brede discussie en – zoals het traditie is geworden – van twee lezingen. We hebben op dat vlak goed werk geleverd. Het is een ontwerp dat inderdaad indertijd door collega Becq is voorgesteld en dat vandaag tot uitvoering wordt gebracht.

Collega’s, ik weet dat de betalingen van onze gerechtskosten, in het bijzonder van de tolken en de gerechtsexperts nog altijd niet perfect verlopen maar ze verlopen veel beter dan dat het geval was bij mijn aantreden. Ik meen dat de beroepsgroepen dat ook erkennen. In die zin hoop ik dat de bijdrage die van hen gevraagd wordt draaglijk is.

Wat betreft hun onafhankelijkheid is het zo, mevrouw Lambrecht, dat wij bij potpourri IV een bepaling hebben goedgekeurd in het Gerechtelijk Wetboek die de rechter ertoe verplicht de onafhankelijkheid ad hoc van de gerechts­deskundigen na te gaan. Daarover kan geconcludeerd worden binnen de acht dagen. De gerechtsdeskundige heeft daar ook een deontologische plicht die kan leiden tot sancties door de aanvaardingscommissie wanneer die niet wordt gerespecteerd.

Ik weet dat sommigen onder u, mijnheer Van Hecke, liever hadden gezien dat er meteen in de lijst van de gerechtsdeskundigen in een bijzondere kolom een afdruk zou komen van die verzekeringsfirma’s waarvoor zij in verleden of heden zijn opgetreden of optreden. Voorlopig leek mij dat niet oordeelkundig – ik heb dat uitvoerig beargumenteerd in de commissie – omdat dit een zware verantwoordelijkheid legt bij de aanvaardingscommissie en de overheid wat de correctheid van die informatie betreft. We zitten echter nog met een overgangsperiode en we moeten evalueren wat we vandaag in voorkomend geval door het Parlement goedgekeurd zullen zien als dat eenmaal op kruissnelheid is. Ik heb u gezegd dat ik na evaluatie opensta voor een verdere verfijning van deze wetgeving.

J'ai entendu qu'on est en présence d'une occasion ratée ou manquée. Un certain progrès a néanmoins été constaté et ce, même par M. Massin. Je suis heureux que nous puissions aujourd'hui procéder au vote sur ce projet tellement attendu.