Proposition 55K3010

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants en ce qui concerne le calcul des cotisations pour les travailleurs indépendants artistes débutants.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Nov. 16, 2022
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
tax relief artistic profession social-security contribution social security self-employed person

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB
Voted to reject
LDD
Abstained from voting
VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Feb. 9, 2023 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

M. Delizée, rapporteur, s'en réfère à son rapport écrit.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega’s, het wetsontwerp betreffende een tijdelijke korting op sociale bijdragen voor zelfstandige kunstenaars hebben we in de commissie twee keer besproken om de eenvoudige reden dat ik tweede lezing gevraagd heb. Daar waren goede redenen voor, want ook bij de bespreking in tweede lezing werden er interessante dingen gezegd, onder andere door u, mijnheer de minister, en door collega-parlementsleden, om mevrouw De Jonge niet bij naam te noemen.

Wie kan er tegen zijn dat zelfstandigen minder sociale bijdragen moeten betalen, zeker in een tijdsgewricht waarin zij het al heel vaak ontzettend moeilijk hebben om het hoofd boven water te houden? Zelfstandigen zijn de ruggengraat van onze economie; zeker in Vlaanderen is dat het geval. Voor de kunstenaars is dat niet anders. Waarom kan iemand tegenstander zijn van een dergelijk voorstel? Welnu, wij zijn niet tegen. Maar waarom moet er opnieuw een uitzonderingsregeling voor een welbepaalde groep worden ingeroepen?

Het zal u niet verwonderen dat wij oorspronkelijk op die vraag helaas geen antwoord kregen, ware het niet dat u bij de tweede lezing bijzonder eerlijk was, mijnheer de minister. U verklaarde namelijk – dit niet onbelangrijk zinnetje werd ook in het verslag opgenomen - dat het een goed voorstel is, omdat het kan helpen om te switchen tussen verschillende statuten. In dit geval gaat het om de switch van een werknemersstatuut naar een zelfstandigenstatuut. Het is kennelijk de bedoeling om het zelfstandigenstatuut voor kunstenaars aantrekkelijker te maken.

Op zich kunnen we ons afvragen wat daartegen in te brengen valt, aangezien iedereen de vrije keuze heeft om te doen wat hij of zij wil doen op de eigen gewenste manier, bijvoorbeeld op het vlak van statuut. Principieel ben ik het daarmee eens.

Ik begon de bespreking echter pas echt interessant te vinden, toen collega De Jonge bij herhaling zei dat het stuk wetgeving noodzakelijk was, omdat de gemeenschappen cultuur onderfinancieren en dus onvoldoende middelen vrijmaken om cultuur te steunen, te financieren, te subsidiëren. Ik heb bij herhaling gevraagd over welke deelstaten dat nu eigenlijk gaat. Collega De Jonge moest mij het antwoord schuldig blijven of koos ervoor om mij het antwoord schuldig te blijven. Ik kan natuurlijk niet in het hoofd van iemand anders kijken; ik stel alleen vast dat er geen antwoord op gekomen is.

Vragen die niet beantwoord worden, durven wel eens interessant te zijn en dus ben ik zelf op onderzoek gegaan. Laten wij dan eens kijken naar voor wie de regelgeving wordt ingevoerd. Het gaat over startende zelfstandige kunstenaars. Wie bepaalt wie kunstenaar is en wie niet?


Anja Vanrobaeys Vooruit

Mijnheer Anseeuw, u zei zopas dat het gaat om de vrije keuze. Ontkent u dan het projectmatig en grillig werken in de cultuursector? Voor veel kunstwerkers is er niet echt sprake van vrije keuze, zij worden gedwongen om van het ene naar het andere statuut over te stappen, naar gelang van het project. De ene keer werken ze volgens het zelfstandigenstatuut, de andere keer volgens het 1 bis-statuut, daarna zijn ze weer werknemer. Soms werken ze via de kleinevergoedingsregeling en wij hebben die poort nu een beetje gesloten.

Net daarom wordt hier in een uitzondering voorzien. Als u die uitzondering niet erkent, ontkent u de eigenheid en specificiteit van de sector. Er wordt daar heel projectmatig gewerkt, meer dan in andere sectoren. De voorliggende wettekst is daarop net een antwoord.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Vanrobaeys, dat is veeleer een statement dan een vraag. U hebt zich niet ingeschreven op de sprekerslijst. Het is dus vreemd dat u nu uw uiteenzetting houdt middenin de mijne. Het Reglement laat dat echter toe en het is dus uw volste recht.

Wat ik echter aan het uitleggen was, is dat het geldt voor startende zelfstandige kunstenaars. Wie bepaalt wie kunstenaar is en wie niet? Dat doet de nieuw ontwikkelde Kunstwerkcommissie. Wij hebben het er al eerder over gehad, maar ik zal elke gelegenheid te baat nemen om die onrechtvaardige miskleun die de vivaldiregering heeft geïnstalleerd aan de kaak te stellen. Die Kunstwerkcommissie is namelijk een commissie waarin kunstenaars op eigen houtje, zonder pottenkijkers van bijvoorbeeld de administratie die kennis en kunde aan tafel zou kunnen brengen, onder elkaar kunnen beslissen wie in aanmerking komt voor het kunstenaarsstatuut.

Wij hebben ons daar als enige partij tegen verzet. Dat is immers compleet onrechtvaardig, want het is een verhaal van ons kent ons of van onderlinge wraakacties. De manier waarop kunstenaars hier in dit land tot kunstenaar worden benoemd, ging echter van kwaad naar erger. Wij hebben een dieptepunt bereikt op dat vlak. Dat is op zich een probleem, want het voorstel dat nu ter tafel ligt, werkt immers in diezelfde context.

De tweede vraag houdt verband met de vraag die ik heb gesteld aan mevrouw De Jonge, toen zij stelde dat de gemeenschappen te weinig middelen uittrokken voor cultuur in dit land. Wij moesten dat dus volgens haar gaan remediëren via de federale sociale zekerheid.

Wat mij benieuwt, is waar wij die startende zelfstandige kunstenaars zouden kunnen vinden, meer bepaald in welk landgedeelte wij hen zouden kunnen vinden. Ik heb dus één en ander uitgezocht. Ik zal enkele cijfers citeren, om de heel eenvoudige reden dat het een redenering is die ik graag opbouw en omdat ik graag zou hebben dat u de kans krijgt om ze mee te volgen. Het gaat niet over zelfstandigen, maar over loontrekkende kunstenaars. In Brussel zijn dat er 7.758, in Wallonië 4.361 en in Vlaanderen 5.200. Dat betekent dat in Brussel en Wallonië samen twee derde van de loontrekkende kunstenaars te vinden is. In Vlaanderen is dat slechts een derde.

Als u zich de vraag zou stellen waar dat potentieel aan kunstenaars zit dat zou kunnen switchen naar het zelfstandigenstatuut, dan is dat duidelijk in hoofdzaak in Brussel en Wallonië. Als wij bekijken hoeveel zelfstandige kunstenaars er in dit land in de verschillende landsdelen zijn, dan stellen wij vast dat er in Vlaanderen zomaar eventjes 7.151 zijn, of bijna de helft meer dan er loontrekkende kunstenaars zijn. In Brussel zijn er dat slechts 1.684 of met moeite een vijfde van het aantal loontrekkenden. In Wallonië zijn dat er 2.647, zijnde met moeite de helft van het aantal loontrekkende kunstenaars. Ook dat is een zeer sterke aanwijzing dat het potentieel dat gebruik zou kunnen maken van die korting op de sociale bijdragen uit onze federale sociale zekerheid in Brussel en Wallonië te vinden is.

Eén plus één is natuurlijk twee. Men weet dat het grootste potentieel aan kunstenaars dat gebruik zou kunnen maken van deze maatregel om, zoals de minister zei, gemakkelijk te kunnen switchen van het werknemersstatuut naar het zelfstandigenstatuut te vinden is in Brussel en Wallonië.

Collega De Jonge, u hebt natuurlijk deels gelijk. Er zijn inderdaad deelstaten waar er te weinig middelen worden ingezet voor fair pay in de cultuursector, maar dat geldt alleszins niet voor Vlaanderen. De grote switch die men hier wil bewerkstelligen met dit wetsontwerp is immers allang gemaakt in Vlaanderen. Vlaanderen is het enige landsgedeelte van België waar er beduidend meer zelfstandige kunstenaars zijn dan er loontrekkende kunstenaars zijn.

Dat het beleid van Brussel en Wallonië, dat volgens collega De Jonge, die toch deel uitmaakt van de meerderheid, ondermaats is wanneer het gaat over cultuur, moet worden gecompenseerd via de federale sociale zekerheid, is iets waartegen wij van de N-VA ons verzetten. Wij vinden niet dat de Vlamingen opnieuw moeten opdraaien voor een extra transfer van Noord naar Zuid in dit land omdat men in Brussel en Wallonië andere keuzes maakt voor het cultuurbeleid. Wij moeten daar niet opnieuw voor opdraaien.

Dat is de zeer eenvoudige en duidelijke reden waarom wij bij de eerste en de tweede lezing tegen dit voorstel hebben gestemd. We zullen dat straks ook hier in de plenaire vergadering doen, om de heel eenvoudige reden dat de federale sociale zekerheid, die in hoofdzaak wordt gefinancierd door hardwerkende Vlamingen, niet keer op keer het beleid van Brussel en Wallonië moet gaan remediëren. Het is niet omdat men in bepaalde landsdelen keuzes maakt waar kunstenaars het gelag voor betalen, dat de hardwerkende Vlaming er opnieuw voor moet opdraaien. Wij van de N-VA zeggen neen.


Jean-Marc Delizée PS | SP

Madame la présidente, chers collègues, je ne partage pas la même lecture du projet ni la même analyse du statut des artistes que le précédent orateur mais c’est la démocratie.

La crise du covid et les mesures sanitaires ont mis en exergue les grandes difficultés et la grande précarité d’un très grand nombre d’artistes et de travailleurs et travailleuses des arts dans notre pays. Cela a abouti à une certaine prise de conscience politique du fait qu’il fallait établir un statut pour ces travailleurs et modifier la situation existante, ce qui n’avait pas été possible pendant une vingtaine voire une trentaine d’années.

Monsieur le ministre, le projet que nous examinons ici s’inscrit dans un ensemble plus large que je viens d’indiquer. Je profite de l’occasion pour rappeler que ce gouvernement a déjà mis en œuvre des avancées pour la protection sociale des travailleurs des arts dont les conditions de travail souvent précaires et intermittentes nécessitent certains aménagements aux règles ordinaires du chômage et ce, quelle que soit la langue parlée par ces artistes ou par ces travailleurs des arts ou la Région dans laquelle ils habitent. C’est ainsi que le ministre du Travail a mis en place, depuis octobre 2022, de nouvelles règles de chômage pour les travailleurs des arts, de meilleures allocations, un accès facilité à ces règles ainsi que la prise en compte de périodes de travail dit "invisible" qui est au cœur de notre débat.

Ce projet vise à permettre aux travailleurs des arts qui souhaitent se lancer dans une activité professionnelle à titre indépendant de payer des cotisations sociales réduites en tant que primo-starter pendant une période plus étendue de huit mois. De cette manière, nous améliorerons les conditions de début d’activité en tant que travailleur des arts indépendant à titre principal. C’est une mesure positive dans un ensemble plus large et nous la soutenons avec conviction, monsieur le ministre.


Ellen Samyn VB

Mevrouw de voorzitster, zoals we al in de commissie hebben verklaard, staat onze fractie vrij kritisch tegenover dit wetsontwerp. We vinden dat er geen uitzondering in het socialezekerheidsstelsel mag bijkomen.

De minister verklaarde dat dit wetsontwerp past in de hervorming van het kunstenaarsstatuut en dat dit om een soort van puzzelstukje gaat. Wij vragen om nu eindelijk eens werk te maken van die hervorming in plaats van, zoals de vivaldiregering vaak doet, kruimelwetgeving in te voeren. Met dit wetsontwerp creëert u bovendien een onrechtvaardigheid, een discriminatie ten aanzien van de primostarters die geen kunstenaars zijn.

Dit wetsontwerp bevat een aantal positieve punten, maar wegens de uitzonderingsregel zullen we ons onthouden.


Tania De Jonge Open Vld

Mevrouw de voorzitster, mevrouw Samyn, mijn excuses om zo snel het woord te nemen.

Mijnheer de minister, ik was niet van plan om het woord te nemen, maar in de commissie werd me al eens verweten dat ik wat uit mijn nek klets en nu opnieuw moet het toch wel aan de orde komen. We hoeven het debat over de hervorming van het kunstenaarsstatuut niet over te doen. Het is een zeer goed werkstuk en er zijn daarbij belangrijke elementen naar voren gekomen die ook bij zelfstandigen van toepassing zijn. Het gaat deels over het onzichtbare werk. Ik heb niet de gewoonte om de uiteenzettingen in de commissie te herhalen, maar het is toch van belang te schetsen waarom we dit wetsontwerp zullen steunen.

Wij verdedigen het compromis dat de regering heeft bereikt. Dat houdt rekening met de specifieke kenmerken van de sector, zonder de principes waarop onze sociale zekerheid is gestoeld, uit het oog te verliezen. Zoals ik in de commissie heb verklaard, delen wij de wens van de N-VA om in zo weinig mogelijk uitzonderingsregels op de basisprincipes te voorzien.

Wat de periode betreft waarin men verlaagde bijdragen mag betalen onder het statuut van primostarter, vergeten we toch niet de breed gedragen vaststelling dat de artistieke sector ondergefinancierd is en dat er veel onzichtbaar werk gebeurt. Wanneer ik over onderfinanciering spreek, dan heb ik het over alle deelstaten, de gemeenschappen. Ze laten steken vallen die door de federale sociale zekerheid ook voor een stuk opgeraapt moeten worden.

Ik heb inderdaad ook verwezen naar het Vlaamse cultuurbeleid en de cultuursubsidies die toch onder jullie bevoegdheid vallen, vanuit de idee dat de markt niet voldoende middelen kan generen om dat te financieren. Iedereen is het er wel over eens dat heel wat van de inspanningen van de kunstenaars ook onzichtbaar werk zijn dat niet gehonoreerd wordt. Met andere woorden, de ondersteuning van de deelstaten is onvoldoende om dat voorbereidend onzichtbaar werk te dienen en dus moet een bijzonder statuut worden uitgewerkt om dat op te vangen op vlak van de sociale zekerheid. Dat heb ik gezegd en ik heb daarbij niemand geviseerd.


Björn Anseeuw N-VA

Collega De Jonge, weet u, ik stel voor dat we bij de les blijven. Het gaat hier over een regeling waarbij er korting wordt gegeven op sociale bijdragen om kunstenaars te stimuleren om zelfstandiger te worden. Het punt is dat die ommekeer in Vlaanderen allang is gebeurd. Daar gaat het over. In Vlaanderen zijn er bijna meer dan de helft zelfstandigen meer dan er werknemers zijn die als kunstenaar werken. In Brussel en Wallonië is het net omgekeerd. In Brussel is bijna maar één vijfde van de kunstenaars zelfstandige en vier vijfde van hen is loontrekkende.

Wat hier op tafel ligt, en dat heeft de minister ook herhaaldelijk gezegd, dient enkel om de switch te maken van het werknemersstatuut voor kunstenaars naar het zelfstandigenstatuur voor kunstenaars. Ik stel op basis van de cijfers vast, en ik vermoed dat u dat ook doet, dat die ommekeer al lang is gemaakt in Vlaanderen, ook zonder die korting, en dat dit dus regelgeving is op maat van Wallonië en Brussel, de Fédération Wallo-Brux.

Ons punt is dat de Vlamingen daar niet moeten voor blijven betalen, voor wat u zegt: gemeenschappen die steken laten vallen. Als het gaat over de switch van werknemersstatuut naar zelfstandigenstatuut bij kunstenaars, dan heeft Vlaanderen geen enkele steek laten vallen, want die switch is allang gemaakt. Die ommekeer is al realiteit in Vlaanderen, alleen in de Fédération Wallo-Brux is dat nog niet zo. U vindt het goed dat Vlaanderen en de Vlamingen daar weer dubbel en dik voor zullen betalen, wij vinden dat helemaal niet. Dat is de essentie van het verhaal en al de rest kan boeiend zijn om over te debatteren, maar daar gaat het hier vandaag niet over.


Tania De Jonge Open Vld

Ik denk niet dat we het eens zullen geraken. Ik zal het advies van de NAR niet voorlezen, want dat zou ons te ver leiden, maar daar wordt duidelijk in gezegd, in de slotsom: “Hij verzoekt de regering en de gemeenschappen en gewesten dan ook op dat vlak een gecoördineerd en coherent beleid te voeren.” Dat verwijst een stuk naar die onderfinanciering bij de gemeenschappen. Ik heb het niet alleen over de Vlaamse Gemeenschap.

Mijnheer Anseeuw, misschien hebt u de aflevering niet gezien, maar op 24 januari zat in De Afspraak, naar aanleiding van de Oscarnominatie van Close, Anke Brouwers, docente filmgeschiedenis. Zij had het over de Oscarnominatie waar we natuurlijk allemaal ontzettend fier over zijn en waarbij we hopen dat hij als winnaar uit de bus mag komen. Zij heeft de taxshelter op Vlaams niveau toegejuicht en die heel positief genoemd. Ook heeft ze gezegd dat er heel wat middelen in opleiding werden gestoken en dat er heel wat meer talent op de vloer staat, ook zelfstandigen.

Maar ze heeft ook gezegd dat de middelen voor producties echt mee zouden moeten groeien. Dat was trouwens in aanwezigheid van een partijgenoot, de heer Bourgeois. We moeten daar op alle niveaus aan verder werken. Zoals ik al zei, ik kom ook een stukje uit de sector. Ik weet wat het is om onzichtbaar werk uit te voeren. Als je een productie wilt voorbereiden, gaat daar enorm veel tijd aan vooraf. Dat wordt niet altijd gezien of gefinancierd. Het is belangrijk dat we met dit wetsontwerp ook dat signaal kunnen geven.


François De Smet DéFI

Chers collègues, le groupe DéFI soutiendra le présent projet de loi qui consiste à élargir aux artistes le régime de primostarter. Le rapport fait très justement référence à l’avis du Conseil national du Travail qui a considéré que, sans préjudice de la réforme sensu stricto visant à renforcer les règles d’accès et de maintien des droits au chômage, il fallait encourager et promouvoir l’emploi dans ce secteur par des mesures de soutien spécifiques, ce que constitue la présente réforme. En effet, celle-ci vise à leur permettre de payer des cotisations sociales moins élevées si leur revenu n’atteint pas un seuil minimal.

Nous avons toujours été et resterons aux côtés des artistes, comme on a pu le constater pendant la crise du covid, car, au-delà de la reconnaissance de l’activité artistique, leur contribution à l’activité économique n’est pas souvent estimée à sa juste valeur. En dépit du fait que le présent régime constitue une exception à la sécurité sociale, il permettra de faciliter le passage d’un statut d’artiste à un statut d’indépendant. Voilà pourquoi nous soutiendrons ce projet, madame la présidente.


Ministre David Clarinval

Madame la présidente, je n'ai pas entendu de question spécifique mais je me réjouis du débat autour de cette question qui, comme l'a dit M. Delizée, est un des éléments de la réforme du statut d'artiste qui est menée avec mes collègues Dermagne et Vandenbroucke. Le dossier avance. Je m'en réjouis et je remercie l'ensemble des collègues qui ont pris part à cette décision.