Projet de loi modifiant la loi du 22 avril 2019 relative à la qualité de la pratique des soins de santé.
General information ¶
- Authors
-
CD&V
Nathalie
Muylle
Ecolo Laurence Hennuy
Groen Barbara Creemers
MR Caroline Taquin
Open Vld Robby De Caluwé
PS | SP Patrick Prévot
Vooruit Gitta Vanpeborgh - Submission date
- June 16, 2021
- Official page
- Visit
- Status
- Adopted
- Requirement
- Simple
- Subjects
- doctor health policy health care quality standard application of the law public health
Voting ¶
- Voted to adopt
- Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB VB
- Abstained from voting
- LE N-VA LDD
Contact form ¶
Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.
Discussion ¶
June 23, 2021 | Plenary session (Chamber of representatives)
Full source
President Eliane Tillieux ⚠
Le rapporteur est M. Hervé Rigot. Vous avez la parole.
Yoleen Van Camp N-VA ⚠
Mevrouw de voorzitster, wat vandaag voorligt, vind ik toch weer een mooi staaltje van het beleid van Vivaldi of paars-groen. Het is een wetsvoorstel van Vooruit om een wet te vertragen die is blijven liggen en dus niet op tijd klaar is, maar het voorstel zelf werd te laat werd ingediend. Daardoor moest de behandeling ervan door het Parlement worden gejaagd. Gisteren is de tekst in de commissie besproken, vandaag wordt hij in de plenaire zitting besproken.
U zou dan denken dat ook de regering aanwezig zou zijn, zodat het allemaal goed vooruit zou gaan, maar ook dat heeft alweer vertraging. Mocht het om een triviale wet gaan, dan zou men nog kunnen stellen dat het geen probleem is. Dit is voor de zorgsector echter een zeer belangrijke wet. Het gaat om "KB 78" zoals dat in de sector wordt genoemd. Het is een wet die de uitoefening en de taakverdelingen in de zorgverlening uittekent. Dat is enorm belangrijk voor het terrein. Zowel zorgverleners als andere sectoren wachten op deze wet.
De laatste wet betreffende zorgverleners die in het Parlement is besproken, schetste al waarom dit zo belangrijk is voor de zorgverlening zelf. We waren het er allemaal over eens dat het zorgpersoneel, dat we echt willen koesteren, vandaag nog te veel taken opneemt die gedelegeerd kunnen worden, wat verschillende studies ook aantonen. Onder meer daarvoor kan KB 78 een oplossing bieden.
Ook in andere sectoren, bijvoorbeeld die van personen met een handicap of het onderwijs, komen vrijwilligers of medewerkers vaak in aanraking met zorgen die eigenlijk medisch of verpleegkundig zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan een klas met een kind met diabetes dat door de leerkracht geholpen wordt met de toediening van medicatie of een uitstap in de sector van personen met een handicap, waarbij een begeleider tijdens de lunch ook assisteert met de toediening van medicatie. De hervorming van KB 78 was nodig om voor zulke situaties eindelijk oplossingen uit te tekenen.
In de vorige bestuursperiode werd al een aanzet gegeven voor een eerste uittekening ervan. Het is dus echt ongehoord dat de verdere uitwerking van zo'n wet is blijven liggen. Zoals gezegd, gebeurt dat dan nog door een wetsvoorstel dat de inwerkingtreding van de wet moet tegenhouden, omdat het werk is blijven liggen, en dat dan ook nog eens op het nippertje werd ingediend. Volgende week zou die wet van kracht worden. Dat getuigt niet van respect voor het Parlement en de diensten, die dan holderdebolder het werk moeten verwerken. Vooral getuigt het van een volledig gebrek aan respect voor het terrein. Dat is toch wel een constante aan het worden bij wetten van de meerderheid betreffende het zorgpersoneel. Ik wil er graag nog eens aan herinneren, want het lijstje begint beschamend lang te worden. De premie voor extra kosten voor beschermingsmateriaal is in maart door deze regering beloofd, maar heeft maanden vertraging opgelopen door – excuseer voor het woord – echt 'geprul' van het kabinet van Volksgezondheid en dat van Begroting.
De verpleegkundigen zaten hierdoor maandenlang in onzekerheid over die premie, terwijl ze allerlei extra kosten hadden om materiaal aan te schaffen, zoals beschermingsmateriaal tegen corona.
Voor het fonds voor de verpleging had het Parlement de middelen vrijgemaakt. Het enige dat de regering moest regelen was de besteding. Ook dat liep maanden vertraging op, wat volgens de regering de schuld van de vakbonden was, die dan ook nog eens de touwtjes in handen hadden gekregen voor de besteding. Erger nog, een groot deel van de middelen werd toebedeeld aan andere sectoren, waardoor er voor het zorgpersoneel en de verpleegkundigen – voor wie die middelen bedoeld waren – minder overblijft. Trouwens, de documenten die samenhangen met die wet en waarvan beloofd werd dat ze ons bezorgd gingen worden, heb ik tot vandaag nog altijd niet ontvangen. De afstemming met de sector was opnieuw ondermaats. Nochtans had de regering beloofd dat die was gebeurd. Nadien heeft de sector heel duidelijk het woord genomen en gezegd dat ze daarin onvoldoende werd gehoord.
Ook over het wetsvoorstel voor een betere verloning voor de thuisverpleging, een voorstel dat wij hadden ingediend, mocht de sector niet gehoord worden. Het was een zoveelste poging om die mensen aan het woord te laten komen, om het te hebben over wat zij belangrijk vinden en hoe wij hen in deze moeilijke omstandigheden beter kunnen helpen, maar ze werd natuurlijk weer naar de prullenmand verwezen. De sector hoefde zeker niet gehoord worden, want dan zou het opvallen dat de wetten die gemaakt worden absoluut niet met hen worden afgestemd. Vervolgens werd dat wetsvoorstel gekopieerd door de meerderheid. Op een klein detail na, want zonder de betere verloning die wij erin hadden opgenomen.
Hier stopt het lijstje jammer genoeg niet. Ook de regeling met het IFIC is een boeltje waar niemand nog aan uit kan. Het ging er vorige week nog over in de plenaire. Het zorgpersoneel staat aan de vooravond van de keuze en er zijn nog altijd onduidelijkheden. De onderhandelingen over het gegeven dat er loon zou moeten worden bij ingeleverd, zijn nog altijd aan de gang. Hoe kan men dan als zorgverlener de keuze maken om erin te stappen of niet.
Nu is dus ook nog dat KB 78 blijven liggen, qua respect voor de zorgsector kan dat tellen. Die fouten blijven keer op keer gemaakt worden. Daarom hebben wij gevraagd – dat heeft de verslaggever heel goed geduid – om nu harde garanties te krijgen dat de sector gehoord wordt en dat dat minstens ook met het Parlement wordt afgestemd, omdat we de regering in dezen niet meer op haar woord kunnen vertrouwen.
Net als bij de vorige wet – ik heb het toen gezegd en nu zeg ik het opnieuw – zullen wij vandaag stemmen met ons hart maar zeker niet met ons verstand. Wij hopen vooral dat het uitstel nu gebruikt wordt om werk te maken van een goede wet die wel wordt afgestemd met de sector. Vanuit het Parlement vragen wij dus die schriftelijke adviezen, zodat we minstens zeker zijn dat de stem van de zorgverleners deze keer wel gehoord wordt. Wij hopen dat er nu wel een afstemming met het Parlement komt, met het stappenplan dat beloofd is, zodat wij kunnen meedenken.
Onze fractie zal zich dus onthouden.
Dat is een duidelijk signaal. Het lijstje van wetten voor de zorgsector waarbij het gebrek aan afstemming met de sector een constante is geworden is nu echt te lang geworden. Het is een duidelijke waarschuwing van onze fractie om voorstellen ten bate van de zorgsector nu eindelijk eens fatsoenlijk uit te werken. Ze moeten boven op de stapel worden gelegd, zodat ze er correct en snel kunnen komen. Het zorgpersoneel verdient dat immers.
Steven Creyelman VB ⚠
Mevrouw de voorzitster, ik neem hier de honneurs waar voor onze fractie omdat mevrouw Sneppe jammer genoeg verhinderd is.
Het doel van dit wetsvoorstel is het uitstellen van de inwerkingtreding van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg met één jaar, tot 1 juli volgend jaar. Voor een groot aantal artikelen is weliswaar een vervroegde inwerkingtreding mogelijk bij besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad.
Bij de bespreking van dit document viel het ons wel op dat er gesteld wordt dat de zorgverleners en de administratie er niet klaar voor waren door twee onvoorziene omstandigheden, namelijk de heel lange periode van lopende zaken en de coronacrisis, die tegenwoordig een verklaring is voor alles zowat alles wat fout loopt in dit land. Wat de eerste omstandigheid betreft, daar zal in de toekomst best nog rekening mee worden gehouden, zolang de traditionele partijen krampachtig vasthouden aan het cordon sanitaire. Ik meen dat het handhaven van dat cordon er niet bepaald makkelijker op zal worden, wat de periode van lopende zaken in de toekomst zeker niet korter zal maken.
Wat de tweede omstandigheid betreft, daar kunnen we wel enig begrip voor opbrengen, niettegenstaande onze indruk dat het eerder de overheid was die niet klaar was dan de zorgverleners. Wie hier en daar navraag doet, die weet immers dat de zorgverleners zich de laatste tijd volop hebben geïnformeerd, onder meer via webinars en opleidingen. Zij hebben de nodige aanpassingen al gedaan of zijn daar minstens volop mee bezig, ondanks de gezondheidscrisis waarin zij nog steeds een prominente rol spelen.
De minister beloofde in de commissie dat er werk zal worden gemaakt van de uitvoering van de wet inzake kwaliteitsvolle praktijkvoering. We verwachten van de minister dat hij die belofte zal nakomen en dat het stappenplan waarmee deze wet in werking zal treden, inclusief het door mevrouw Vanpeborgh mooi aangekondigde striktere tijdspad, ter beschikking van het Parlement zal worden gesteld, zodat het zijn werk kan doen.
Mevrouw de voorzitster, wij willen ook benadrukken dat alle betrokkenen eigenlijk gehoord moeten worden. Het is daarom dat de minister de commissieleden beloofd heeft hen de lijst met de adviezen te bezorgen, zodat de commissie zelf kan beslissen wie er eventueel nog meer om advies moet worden gevraagd. Wij van Vlaams Belang drukken de hoop uit dat het inzake die adviezen niet alleen bij woorden blijft. Wij zullen de minister alvast aan zijn woord houden. Hij mag daar, wat ons betreft, na het reces vragen over verwachten.
Gitta Vanpeborgh Vooruit ⚠
Mevrouw de voorzitster, ik wil vooreerst mijn dank uitdrukken aan een collega-Kamerlid, Hervé Rigot, omdat hij zich opgegeven heeft als rapporteur en in een zeer snel tempo een zeer beknopt maar goed mondeling verslag heeft gebracht. Ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken, en nu kijk ik naar de overzijde, om ook de collega's te bedanken, zowel van de meerderheid als de oppositie, omdat zij uiteindelijk bij consensus hebben ingestemd met het brengen van dat mondelinge verslag, hier vandaag. Dat zal uiteraard ook een impact hebben want dit stelt ons in de mogelijkheid dit wetsvoorstel effectief deze week ter stemming voor te leggen en zodoende de inwerkingtreding van de kwaliteitswet met één jaar uit te stellen.
Ik kom even terug op het commentaar dat zonet gegeven werd door één van de collega's. Ik ben ervan overtuigd dat dit uitstel ook een opluchting betekent voor de zorgsector, zoals de minister dat overigens tijdens de vergadering heeft uitgedrukt. Waarom? Hij heeft ook een proactief schrijven gericht aan de sector. Daar is zeer positief op gereageerd. Men heeft heel duidelijk gesteld dat het uitstel rechtszekerheid biedt, en dat is belangrijk, maar ook dat het meer ruimte geeft voor inspraak en reflectie.
Ik ben ervan overtuigd dat daar gebruik van zal worden gemaakt.
Daarom vind ik wat ik aan de overkant hoor een beetje flauw. Uiteindelijk gaat het over het voorliggende wetsvoorstel en de kwaliteitswet, maar men haalt daar van alles bij om aan te tonen dat er geen respect voor het terrein is. Ik wil dat ontkrachten. Het gaat hier over de beschermingsmiddelen, over het Zorgpersoneelfonds, over het IFIC enzovoort, terwijl u maar op één dossier terugkomt, dat van het Zorgpersoneelfonds. Ik heb al heel vaak gezegd dat men de nodige tijd heeft genomen om de sociale partners te consulteren en ik ben ervan overtuigd dat het uiteindelijke resultaat daarvan zichtbaar zal zijn op het terrein.
Ik ben het volmondig met u eens dat het om een zeer belangrijke wet gaat. De wet omvat een reeks maatregelen die de kwaliteit en de veiligheid van de zorg helpen te garanderen. Ik zal niet opsommen wat dat allemaal inhoudt, want ik heb dat in de commissie al gedaan, maar er zijn vijf centrale werven of onderdelen die heel belangrijk zijn in de wet en ook een hele reeks bepalingen die overgenomen zijn uit bestaande wetgeving, zoals de WUG, en die in versterkte vorm worden gewijzigd om zo een geheel te vormen inzake kwaliteit.
Er was inderdaad oorspronkelijk een periode van twee jaar voorzien na de publicatie om tot de volledige inwerkingtreding te komen. Dat is een heel redelijke periode, maar er zijn factoren die op dat vlak stokken in de wielen hebben gestoken. Er zijn er twee vermeld en ik wil daar graag op terugkomen. Een eerste factor is uiteraard het uitblijven van een regering in volle bevoegdheid. Wij moeten er niet flauw over doen dat dat een rol speelt. Een tweede factor is de coronapandemie. Het zou ook flauw zijn om dat te ontkennen, hoewel ik dat daarnet hoorde bij een van de collega's. De pandemie heeft een behoorlijke impact gehad, niet alleen op de werkzaamheden van de ministers en de kabinetten, maar ook de administraties, bijvoorbeeld de FOD Volksgezondheid en het RIZIV, en niet te vergeten van het zorgpersoneel en de actoren die dat zorgpersoneel vertegenwoordigen en die de tijd moeten hebben om de bepalingen te kunnen aftoetsen en bespreken, zodat zij in werking kunnen treden.
Die twee factoren hebben echt wel meegespeeld. We hebben dat ook gezien. Ik denk dat we allemaal mails hebben ontvangen vanuit de zorgsector waarin werd gezegd dat ze duidelijk opgelucht waren dat dit uitstel er zou komen.
Zoals de minister heel duidelijk heeft gezegd, bevat het wetsvoorstel zoals het nu ter tafel ligt, een beperkt aantal bepalingen die sowieso niet in werking zullen treden voor de nieuwe datum, als die goedgekeurd wordt. Het bevat ook een flink aantal bepalingen die in werking kunnen treden vóór 1 juli 2022. Dat zal dan de nieuwe datum van inwerkingtreding van de wet zijn.
De bedoeling is dat de minister van dat jaar gebruik zal maken om overleg te plegen met alle actoren om tot een volledige inwerkingtreding te komen. Hij zal dat niet zomaar doen. Hij heeft dat ook beloofd in de commissie. Hij heeft gezegd dat er werk is gemaakt van een stappenplan, dat nog niet af is, maar dat wordt gefinaliseerd. Voor sommigen zal de zomervakantie een vakantie zijn, voor anderen opnieuw niet. De finalisering van dat stappenplan is gebonden aan een strikt tijdspad. De minister heeft ook beloofd dat dit na het zomerreces in de commissie op tafel zal liggen, met inbegrip van een lijst van adviezen die zullen worden opgevraagd. Ook de parlementsleden kunnen daarop uiteraard nog bijkomende adviezen vragen.
Ik wil hier afsluiten zoals ik ook in de commissie heb afgesloten: c'est reculer pour mieux sauter. Zo moet het af en toe, gezien de omstandigheden. Na de antwoorden van de minister in de commissie gisteren, met een stappenplan, met een strikt tijdspad en met de belofte van betrokkenheid van al de zorgactoren het komende jaar, ben ik ervan overtuigd dat we niet zomaar een sprong in het diepe zullen wagen, maar dat we een weloverwogen en bewuste sprong zullen maken die zal uitmonden in een kwaliteitsvolle kwaliteitswet, die met de nodige inspraak van de zorgsector een absolute plus zal betekenen, niet alleen voor de zorgsector, maar ook voor de patiënten.
Wat ik net zei over dit wetsvoorstel en de kwaliteitswet geldt ook voor het Zorgpersoneelsfonds. Dat was exact dezelfde situatie. Parfois c'est reculer pour mieux sauter. Dat zal daar ook het geval zijn.
Maggie De Block Open Vld ⚠
Mevrouw de voorzitster, ik was niet plan om tussenbeide te komen, maar ik heb hier al zo veel gehoord. Ik ben eigenlijk een beetje een ervaringsdeskundige in het maken van deze wet. Dus ik weet dat daar enorm veel overleg aan vooraf is gegaan. Wij hebben hieraan een uitvoering gegeven binnen de twee jaar, precies omdat die KB's nog moesten worden gemaakt. Daarvoor is ook overleg nodig, wat ook gepland was.
Ik hoor hier zeggen dat dit wetsvoorstel er op vraag van de zorgsector kwam. Men zegt dat de kwaliteitswet belangrijk is, maar ik wil daaraan toevoegen dat de kwaliteitswet vooral voor de patiënt zeer belangrijk is. Als men nu als patiënt niet goed wordt behandeld, kan men niets doen. Ook daarom is die wet gemaakt. Dit is niet gemakkelijk verlopen. Wij hebben een aantal hoofdstukken van kracht kunnen laten worden, omdat wij geen meerderheid meer hadden. Wij hebben daar heel hard aan gewerkt. Ik vind dit een zeer nodige wet voor de patiënt.
Als men eindelijk aan de uitvoeringsbesluiten begint, zoals uw minister heeft beloofd, zou men ze ook eerder in werking kunnen laten treden. Dat jaar moet daarvoor echt worden gebruikt. Ik hoop dan ook dat dit volgend jaar niet opnieuw op het laatste nippertje moet gebeuren. We zijn nu 23 juni en de wet wordt van kracht op 1 juli. Als nog over geen enkel KB met de sector is overlegd, kan ik goed geloven dat men opgelucht was om te horen dat dit, met weinig respect, op de valreep door de Kamer wordt gejaagd om hierover te stemmen.
Ik hoop dat die belofte door de minister wordt nagekomen en dat men ophoudt om wetten, die eigenlijk al van kracht moesten zijn, er op een loopje door te jagen. We zitten nu in betere tijden. Laat het overleg beginnen.
Wat die vakantie betreft, mevrouw Vanpeborgh, voor de regering is er geen vakantie.
Vanessa Matz LE ⚠
Comme d'autres, on regrette évidemment l'urgence imposée pour le traitement de cette proposition. In fine, il s'agit aussi d'un projet de loi déguisé en proposition de loi. Le 12 mai, le ministre a prévenu les acteurs de terrain du report de l'entrée en vigueur de la loi de 2019. Mais la proposition, qui fait quatre articles, n'a été déposée que le 16 juin (soit un mois plus tard), alors qu'on nous demande de travailler dans l'urgence, avec un rapport oral et un renvoi immédiat à la séance plénière. C'est décidément un manque de considération.
Sur le fond, en commission de la Santé, ma collègue Catherine Fonck a posé plusieurs questions au ministre et nous retenons plusieurs points importants énoncés par lui. Il s'est notamment engagé à ce que toutes les associations officiellement représentatives des acteurs de la santé soient associées aux groupes de travail, comités, etc. créés dans le cadre de la roadmap en cours de finalisation. Cette concertation est pour nous essentielle. Le ministre s'est également engagé à transmettre aux membres de la commission de la Santé la version finale de la roadmap après l'été et d'avoir un débat à ce sujet au sein de cette même commission. Il s'est également engagé à modifier l'arrêté royal du 10 septembre 2020 relatif à la permanence médicale par les médecins généralistes et à l'agrément des coopérations fonctionnelles pour reporter d'un an son entrée en vigueur.
De nouveau, j'insiste pour que le ministre profite de cette modification pour revoir complètement le contenu de cet arrêté royal en concertation avec les médecins généralistes afin de définir une organisation efficace, qui fonctionne sur la base des cercles et des postes de garde et qui évite toutes les lourdeurs administratives.
Par contre, nous ne sommes pas satisfaits d'entendre la réponse du ministre quant à l'entrée en vigueur des articles 85 et 86 de la loi Qualité de 2019. Ces articles prévoient la suppression de la réduction de 25 % du taux de remboursement pour les prestations effectuées par les sages-femmes, kinés, infirmiers et auxiliaires paramédicaux non conventionnés lorsque le quorum de 60 % d'adhésion individuelle à l'accord tarifaire est atteint.
Il s'agit de mettre fin à cette mesure, qui a des répercussions financières directes sur le patient, vu que celui-ci est moins remboursé, alors même qu'elle résulte d'un choix du prestataire de soins. Si nous considérons que les politiques doivent tout faire pour encourager le conventionnement, nous considérons qu'il n'est pas acceptable de pénaliser le patient pour une décision de son prestataire de soins. En outre, ces mesures étaient difficilement justifiables car elles s'appliquaient à certains professionnels de la santé tels que kinés et logopèdes, mais pas à d'autres, tels que les médecins et dentistes.
L'article 87 de la loi Qualité de 2019 dispose que le Roi fixe par arrêté délibéré en Conseil des ministres la date d'entrée en vigueur des articles 85 et 86, mais cet arrêté royal n'a toujours pas été adopté. Pour cette raison, nous déposons une nouvelle fois les amendements qui visent à supprimer l'article 87, afin que les articles 85 et 86 entrent en vigueur au même moment que l'ensemble de la loi, c'est-à-dire le 1ᵉʳ juillet 2022 au plus tôt, via l'adoption d'un arrêté royal, et ce dans l'intérêt des patients.
Pour les raisons que je viens d'évoquer, nous nous abstiendrons sur cette proposition de loi.