Projet de loi portant des dispositions urgentes diverses en matière de justice.
General information ¶
- Authors
- CD&V Bercy Slegers, Servais Verherstraeten
- Submission date
- May 27, 2020
- Official page
- Visit
- Status
- Adopted
- Requirement
- Simple
- Subjects
- infectious disease judicial proceedings public health disease prevention
Voting ¶
- Voted to adopt
- CD&V Vooruit LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB
- Abstained from voting
- Groen Ecolo VB
Party dissidents ¶
- Simon Moutquin (Ecolo) voted to adopt.
- Ellen Samyn (VB) voted to reject.
Contact form ¶
Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.
Discussion ¶
July 15, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)
Full source
Rapporteur Marijke Dillen ⚠
Mijnheer de voorzitter, gelet op de drukke agenda, verwijs ik uiteraard naar het schriftelijk verslag.
President Patrick Dewael ⚠
Dank u, mevrouw Dillen. Ik geef u meteen het woord voor uw tussenkomst.
Marijke Dillen VB ⚠
Mijnheer de voorzitter, het voorliggende wetsvoorstel kan worden omschreven als een zoveelste potpourri, waarin talrijke aspecten verspreid over diverse delen van onze wetgeving aan bod komen. Het was aanvankelijk een heel omvangrijk voorstel dat achteraf via amendementen een beetje werd afgeslankt. Een aantal controversiële elementen werden uit de oorspronkelijke tekst gehaald, maar absoluut onvoldoende. Het blijft de zoveelste potpourri waarin minister van Justitie Geens een aantal zeer uiteenlopende elementen wil doordrukken die absoluut niet coronagerelateerd zijn.
Collega's, het wetsvoorstel is niet van de hand van de minister van Justitie. Ik betreur ook bij dit voorstel dat hij weer uitblinkt door afwezigheid. Het voorstel is afkomstig van collega Slegers en collega Verherstraeten, maar werd eigenlijk opgesteld door de diensten van de minister van Justitie. Daar moeten we niet flauw over doen, dat weet iedereen. De gevolgde werkwijze is, op zichzelf beschouwd, niet vatbaar voor kritiek, maar doet toch wel de wenkbrauwen fronsen. Terecht wijst de Raad van State de Parlementsleden op de gevolgen van de procedure die hier wordt gevolgd.
We weten allemaal dat voor een wetsontwerp een aantal vormvereisten moeten worden vervuld. Ik denk dan aan de verschillende adviesvragen. Het nut van zo'n procedure is dat de resultaten van die raadplegingen in het wetsontwerp kunnen worden geïncorporeerd, wat de laatste fase van de voorbereidende procedure is. De Raad van State wees er dan ook op dat het wenselijk is om op het einde, nadat de andere organen of overheden zijn geraadpleegd, en pas dan, een advies te vragen aan de afdeling Wetgeving. Op deze wijze krijgt het Parlement een ontwerp met voldoende garanties dat rekening werd gehouden met de resultaten van de voorafgaande facultatieve of verplichte vormvereisten.
Dit is niet gebeurd. De Raad van State stelt dan ook terecht dat er geen garanties zijn dat in de tekst rekening werd gehouden met de uitkomsten van de vormvereisten. Het is zelfs zo dat in dit voorstel niet alle noodzakelijke raadplegingen hebben plaatsgevonden. Dit zo door de strot van het Parlement duwen, vind ik absoluut ongehoord. Dat is trouwens niet alleen het standpunt van onze fractie, maar van zowat alle organen aan wie advies werd gevraagd.
Er werd aan de Raad van State een advies bij hoogdringendheid gevraagd. Het argument van die spoedeisendheid werd door de Raad van State werkelijk met de grond gelijkgemaakt. De Raad van State heeft dan ook enkel zijn licht laten schijnen over die onderdelen die coronagerelateerd zijn. Over de rest niet.
De Raad van State waarschuwt duidelijk dat er niet kan worden gegarandeerd dat het advies volledig is, en stelt dat het niet-formuleren van een opmerking over een bepaling niet betekent dat de tekst niet vatbaar is voor kritiek.
Dezelfde kritiek horen wij bij de Hoge Raad voor de Justitie. Ik citeer: "De Hoge Raad voor de Justitie keurt elke procedure ten sterkste af, zal zich in dit stadium niet uitspreken en niet aanvaarden dat men zich beroept op een advies dat onder dergelijke omstandigheden zou moeten worden voorbereid voor wetgevende bepalingen die eigenlijk niet dringend zijn." Zo klinkt het daar terecht.
Dezelfde kritiek horen wij in het advies van de Orde van Vlaamse Balies, die duidelijk stelt dat de bemerkingen geenszins exhaustief van aard zijn, maar dat de voorgestelde hervormingen een verdergaand onderzoek vereisten.
Ook de kritiek van de Adviesraad van de magistratuur is ter zake bijzonder striemend. Ik citeer: "De overgrote meerderheid van de bepalingen van dit voorstel vertoont geen enkel spoedeisend karakter. Zij houden geen enkel verband met de gezondheidscrisis en worden niet in overweging genomen omwille van de crisis. Deze werkmethode is niet bevorderlijk in het kader van de relaties tussen de staatsinstellingen, terwijl deze mekaar toch moeten kunnen vertrouwen en zoveel mogelijk moeten kunnen samenwerken." Een kritiek, collega's, die werkelijk kan tellen.
Dit is het bewijs dat er nood is aan een dieper debat ten gronde, met hoorzittingen met de betrokken instanties. Want het gaat inderdaad over een aantal ingrijpende hervormingen inzake de basisprincipes van Justitie, waarvoor een verder diepgaand onderzoek absoluut vereist is.
Collega's, ik rond mijn betoog af. Het is een niet-gerechtvaardigde hoogdringende wet. De ervaring leert dat een dergelijke handelwijze ertoe leidt dat er wetten uitgevaardigd worden waarvan de bepalingen weinig doordacht zijn en/of slecht zijn opgesteld.
Het aantal reparatiewetten dat reeds uitgevaardigd is of in overweging genomen werd ingevolge vernietigingsarresten van het Grondwettelijk Hof vormt hiervan het bewijs.
Onze fractie wil aan zo'n handelwijze niet meewerken. Wij beweren niet dat er geen goede zaken in het wetsvoorstel zouden staan. Dat hoort u ons absoluut niet zeggen. Maar wij zullen ons op het geheel onthouden.
Bercy Slegers CD&V ⚠
Mijnheer de voorzitter, collega's, op 28 mei hebben wij dit wetsvoorstel in overweging genomen in de plenaire vergadering en ervoor gekozen om het bij hoogdringendheid te laten behandelen. Ik dank u daarvoor, collega's.
Na de inleidende vergadering over dit wetsvoorstel kregen wij heel wat reacties van collega's over bepaalde hoofdstukken, die men te weinig coronagerelateerd vond of waarover men een grondigere discussie wilde voeren. Wij beslisten om in te gaan op de voorstellen van de fracties en om een aantal hoofdstukken en voorstellen uit dit wetsvoorstel te lichten, onder andere over het gebruik van videoconferentie in strafzaken, de schriftelijke procedure, de opruststelling van gerechtsdeurwaarders en de meeste bepalingen met betrekking tot de wijziging van de wet op het notarisambt. CD&V blijft echter wel voorstander van deze maatregelen. Voor ons is dit uitstel en geen afstel. Wij zullen hierop zeker terugkomen en een grondiger debat voeren in het Parlement.
Wij hebben twee constructieve commissievergaderingen gehad, waarop alle bepalingen nauwkeurig werden besproken en beoordeeld en waarop ook de tekst werd geamendeerd op basis van alle adviezen die binnenkwamen. Ik ben blij dat het grootste deel van het oorspronkelijke wetsvoorstel vandaag toch voorligt in de plenaire vergadering. Ik wil ingaan op een aantal zaken in dit wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel omvat een reeks verfijningen en bijsturingen in de wetgeving van de burgerlijke stand. Dit zijn technische verbeteringen, die evenwel werden gesuggereerd door de ambtenaren van de burgerlijke stand zelf, zodat hun werk honderd procent correct kan gebeuren en ook de digitale werking honderd procent correct gebeurt.
Daarnaast bieden wij met dit wetsvoorstel ook een antwoord op verschillende uitspraken van het Grondwettelijk Hof in diverse materies. Door deze correcties kunnen wij het gelijkheidsbeginsel en het recht op toegang tot de rechter volledig vrijwaren in deze zaken.
Het wetsvoorstel geeft ook gevolg aan een oproep van de Hoge Raad voor de Justitie, die naar aanleiding van de zaak van Julie Van Espen vroeg aan het beleid om werk te maken van een doorgedreven vorming van de magistratuur op het vlak van seksueel en intrafamiliaal geweld. Deze opleiding zal bijdragen tot de bewustwording van de problematiek van seksueel geweld. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisopleiding en een grondige opleiding, die de magistraten zullen moeten volgen bij het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding. Er is in een overgangsmaatregel voorzien, want zij krijgen hiervoor twee jaar de tijd.
Het volgen van die opleiding kan volgens het IGO op een vlotte manier gebeuren via webinars, wat er eigenlijk voor zorgt dat de termijn van twee jaar die in voege gaat vanaf de inwerkingtreding van de wet, een haalbare termijn is om alle magistraten de opleiding te kunnen laten volgen. Dit is een belangrijke stap voorwaarts in het bijdragen tot de bewustmaking over deze problematiek, omdat men hiermee in steeds meer zaken, direct of indirect, wordt geconfronteerd.
Als vierde punt wil ik benadrukken dat een verkorte digitale procedure wordt ingevoerd inzake de laatste stap van de betekening door de gerechtsdeurwaarders. Als de te betekenen persoon geen adres heeft of onvindbaar is, dan zal de gerechtsdeurwaarder voortaan de betekening op digitale wijze kunnen doen door ze te laten noteren in het centraal register. Door die vernieuwing worden een aantal verplaatsingen van de gerechtsdeurwaarders naar de betrokken parketten vermeden en kan men het exploot digitaal opladen. Het tijdstip van opladen geldt in dezen dan als datum van de betekening van het exploot aan de bevoegde procureur des Konings. Deze maatregel heeft een positieve weerslag, zowel op burgers als op gerechtsdeurwaarders en hoven en rechtbanken. Zij worden allemaal geconfronteerd met minder kosten en een efficiëntere werking.
Het wetsvoorstel voorziet ook in de invoering van een mechanisme om het aantal hangende zaken op de algemene rol efficiënter op te volgen. Vandaag staan heel veel slapende en hangende zaken op de rol en dat maakt het moeilijk om tot een correcte evaluatie van de werklast van de hoven en rechtbanken te komen. Nu zal de griffier voor die zaken waarin er gedurende 18 maanden geen zitting plaatsvond, een schrijven richten aan de partijen dat het dossier van de actieve rol wordt gehaald, maar zodra een partij antwoordt dat zij dat niet wil, blijft de zaak aanhangig op de rol. Het is ook zo dat een verzoek van de meest gerede partij steeds tot gevolg kan hebben dat de zaak opnieuw wordt ingeschreven op de rol. Zo wordt geen afbreuk gedaan aan de rechten van de partijen.
Het wetsvoorstel biedt ook meer flexibiliteit op het vlak van de zittingsplaats van het hof van assisen. Door corona moeten wij immers afstand houden, ook in de hoven en rechtbanken uiteraard. Dat zou aanleiding kunnen geven tot het zoeken naar grotere, geschiktere zalen om zaken te kunnen behandelen op een veilige manier in de coronaperiode. Wanneer geen geschikte zaal wordt gevonden in de hoofdplaats van het hof van assisen, kan een oplossing worden geboden door uit te kijken naar een grotere zittingszaal op een andere plaats.
Tot slot wordt via deze wet houdende diverse dringende bepalingen de inwerkingtreding van een aantal wetten uitgesteld, omdat de uitrol ervan vertraging heeft opgelopen, mede gelet op de coronacrisis.
Collega's, met dit wetsvoorstel houdende diverse dringende bepalingen inzake Justitie worden de volgende drie doelstellingen gerealiseerd: Justitie zal efficiënter worden gemaakt, de wetgeving zal in overeenstemming worden gebracht met de Grondwet en fysieke contacten zullen worden vermeden, met het oog op het verder functioneren van Justitie in de huidige pandemiecontext.
Ik wil graag nog de medewerkers van de minister bedanken. Zij hebben ons in de commissie bijgestaan. Ook de collega's van de commissie voor Justitie dank ik voor de vlotte behandeling van dit wetsvoorstel en de heel constructieve medewerking in de debatten, waardoor wij vandaag, nog voor het reces, het wetsvoorstel kunnen goedkeuren.
Nabil Boukili PVDA | PTB ⚠
Monsieur le président, chers collègues, on parle parfois de la stratégie de choc qui consiste à profiter d'un moment de grande crise ou d'un désastre dans la population pour imposer des mesures politiques qu'il aurait été difficile de faire passer à un autre moment.
C'est visiblement la tactique qu'a utilisée le ministre Koen Geens pour imposer sa vision du fonctionnement de l'appareil judiciaire. Il a tenté d'utiliser les conséquences du coronavirus sur la justice pour rendre permanentes des mesures temporaires d'organisation des tribunaux appliquées durant le confinement.
Dans le cadre des pouvoirs spéciaux mis en place pendant la crise, des mesures spéciales ont été adoptées via un arrêté royal. Si ces mesures exceptionnelles qui vident les salles d'audience de leur public avaient un certain intérêt durant la crise sanitaire, elles ne devaient pas se poursuivre après le déconfinement. En effet, elles représentent un danger pour la démocratie et creusent davantage les inégalités sociales face à la justice.
Le ministre de la Justice a donc tenté de rendre ces mesures permanentes en les insérant dans un texte général sur la justice et en faisant passer ce texte en urgence, avec le coronavirus comme prétexte. En réalité, la plupart de ces mesures n'avaient rien à voir avec le coronavirus. La section de législation du Conseil d'État souligne que déposer sous forme de proposition de loi un texte qui a été entièrement préparé par les services du pouvoir exécutif permet au ministre de la Justice de se passer de remplir un certain nombre de formalités qui sont autant de garanties non négligeables.
Dans cette proposition de loi fourre-tout s'étaient donc glissées des propositions de changements importants qui sont contestables sur plusieurs points comme la procédure écrite au civil et la visioconférence dans la procédure pénale, ce sans aucune concertation quant au contenu du texte. Or, une réforme législative avec des conséquences permanentes doit se faire en étroite collaboration avec les acteurs de terrain.
Une levée de protestations a accueilli cette volonté de passage en force et en urgence sur ces sujets importants. Tant les avocats que les magistrats et d'autres professionnels de la justice ont rapidement critiqué de nombreux aspects du texte. Je veux parler du Conseil supérieur de la Justice, du SPF Finances, de l'Autorité de protection des données, de la Chambre nationale des huissiers de justice, du Conseil consultatif de magistrature et de l'Association Syndicale des Magistrats.
Face à la pression des différents acteurs du monde judiciaire, le ministre s'est vu obligé de retirer du texte de sa réforme toutes les mesures visant à la déshumanisation de la justice et de reculer au niveau de son agenda politique.
Voir un ministre qui peut compter sur une majorité au Parlement être obligé de reculer sur des propositions est un fait assez exceptionnel. C'est un message d'espoir pour tous ceux qui luttent contre ce gouvernement. C'est également une victoire pour tous ceux qui sont attachés à une justice humaine, plus respectueuse des droits fondamentaux.
Nous connaissons la logique managériale actuellement à l'œuvre dans la justice: pression sur la productivité, logique du chiffre, réduction des budgets disponibles… Le ministre ne voit pas la justice comme un service public. Pour nous, en revanche, la justice n'a pas à être rentable. Aujourd'hui, nous voulons saluer cette victoire grâce à la mobilisation et mettre en garde le ministre de la Justice: nous ne le laisserons pas imposer sa vision d'une justice éloignée des citoyens.
Une autre proposition, également déposée par le ministre pendant la crise du COVID-19 par l'intermédiaire de parlementaires, vise la définition d'un nouveau Code de procédure pénale. Cette proposition de loi veut abolir pas moins de trois piliers essentiels de la justice démocratique: les juges d'instruction, le système des parties civiles et le jury populaire. Une telle mesure est inacceptable! La confiance en la justice est un élément essentiel dans une démocratie. Saper cette confiance est un acte grave, et cette confiance passe également par la participation directe des citoyens.
L'ensemble des acteurs du monde judiciaire et nous-mêmes sommes prêts pour un nouveau bras de fer autour de ce texte dès la rentrée.
Vanessa Matz LE ⚠
Monsieur le président, le texte présenté aujourd'hui est un énième pot-pourri sensiblement allégé, fort heureusement d'ailleurs. Comme l'a relevé le Conseil d'État, le texte de départ était un énorme projet de loi qui prenait prétexte de la pandémie de coronavirus pour faire passer toute une série de dispositions qui, soit étaient inacceptables, soit nécessitaient une analyse plus documentée avant d'être éventuellement adoptées, plutôt que d'être votées à la hussarde.
Nous étions plusieurs à demander l'allègement de ce projet et, heureusement, le cabinet nous a écoutés. Nous vous en remercions. Vous souhaitiez voir pérenniser certaines dispositions prises comme mesures d'urgence durant la crise, à savoir notamment la procédure écrite devant les cours et tribunaux. Cette question a suscité une levée de boucliers car les évaluations des faits n'ont pas encore eu lieu, alors qu'elles sont indispensables à l'adoption de mesures ciblées en fonction des tribunaux et des matières.
Par exemple, la présence des parties est tout à fait indispensable devant le tribunal de la famille, celui du travail et j'en passe. Les magistrats, les avocats et les justiciables ne pourraient pas comprendre que l'on impose ce système de procédure écrite sans prendre en compte leurs intérêts. Cette procédure écrite a d'ailleurs été fort peu utilisée dans certains prétoires, et ce même durant le confinement, période durant laquelle magistrats et avocats ont bravé les mesures de sécurité pour remplir avec beaucoup de conscience professionnelle leur rôle auprès des justiciables qui avaient besoin d'une intervention judiciaire.
Voilà un premier exemple. Je ne reprendrai pas toutes les matières prévues que nous avons souhaité écarter de ce projet de loi.
Bien entendu, nous restons favorables au déclenchement de procédures et à les vivre de manière plus souple grâce à la numérisation, comme le dépôt électronique de requêtes par des justiciables non assistés d'un avocat et autres simplifications de procédures. Ce serait bien entendu l'avenir numérique tant demandé de la justice.
Beaucoup de dispositions ont été acceptées alors qu'elles n'étaient pas urgentes, mais parce qu'elles sont de bon sens ou de bonne administration de la justice, comme le passage à 24 suppléants de jurés en cour d'assises; le report malheureux, mais nécessaire, de certaines lois; la simplification de certaines procédures en matière de notariat; la simplification des significations au procureur du Roi quand le justiciable visé est introuvable; des réponses évidentes à certaines annulations édictées par la Cour constitutionnelle, etc.
Par contre, nous n'avons pas pu accepter de ré-instaurer la vidéoconférence pour les détenus auxquels on ne peut imposer des règles qui pourraient être opposées à leurs droits de la défense. Nous avons donc collaboré de façon constructive sur les points qui nous semblaient acceptables et avions déposé un amendement sur la vidéoconférence devant la commission d'aide aux victimes d'actes de violence, permettant à la personne intéressée de toujours revendiquer une audience en présence physique, même si le président de cette commission souhaiterait la mener par vidéoconférence. La proposition de loi portant des dispositions diverses est maintenant relativement équilibrée et nous la soutiendrons.
Sophie Rohonyi DéFI ⚠
Monsieur le président, je ne vais pas refaire le long débat que nous avons eu en commission, mais aussi en séance plénière parce que j'avais interpellé le ministre de la Justice sur le fait qu'il n'était pas acceptable de profiter des pouvoirs spéciaux pour pérenniser des mesures qui n'auraient dû être qu'exceptionnelles et temporaires.
Je suis donc très satisfaite du travail réalisé en commission, mais aussi avec le cabinet du ministre de la Justice. Il a compris que l'on ne pouvait généraliser de cette manière tant la procédure écrite que la vidéoconférence. Par conséquent, cette énième loi pot-pourri a été expurgée des aspects qui posaient le plus problème aux acteurs de terrain, en particulier les magistrats et les avocats. Ils s'en inquiétaient très fort.
Je suis heureuse de voir que le cabinet du ministre de la Justice a eu la sagesse de supprimer du texte les points les plus problématiques. Pour le reste, nous soutiendrons ce texte, même s'il est vrai que nous aurions préféré avoir, dès le départ, un débat plus serein à cet égard.
President Patrick Dewael ⚠
Je donne la parole à la présidente de la commission pour une courte intervention.
Kristien Van Vaerenbergh N-VA ⚠
Mijnheer de voorzitter, zoals de voorgaande spreekster zegt, denk ik dat we met dit wetsvoorstel aan een moeilijk debat begonnen zijn, maar dat het uiteindelijk wel goed verlopen is. We hebben een akkoord kunnen bereiken. Het was een constructieve commissie voor Justitie.
Er zijn een aantal aspecten uit het initiële voorstel gelicht. Voor onze fractie wil dit uiteraard niet zeggen dat die punten niet belangrijk zijn voor ons. Zo hopen we dat we binnenkort in de commissie voor Justitie ten gronde een debat zullen kunnen voeren over de videoconferentie, waarbij we mensen van het terrein aan het woord laten.
Het is dus niet omdat deze aspecten vandaag uit het voorstel zijn gelicht dat we ze niet genegen zouden zijn. We hopen er in de toekomst een grondig debat over te kunnen voeren in de commissie.
Verder denk ik dat er heel wat positieve zaken in dit voorstel staan, bijvoorbeeld de meer uitgebreide vorming voor magistraten om met seksueel geweld en partnergeweld om te gaan. Ik denk dat onze commissie haar werk heeft gedaan, en dat zeg ik als voorzitter. We hebben ook gesleuteld aan dit voorstel om tot een meer concreet en gedragen resultaat te komen.
Jammer genoeg moeten we ook vaststellen dat we in het voorstel ook moeten stemmen over het nogmaals uitstellen van de discussie over het tijdelijk kader van het personeel. Dat brengt ons bij een van de pijnpunten van Justitie. Er is immers nog steeds geen werklastmeting. Sinds ik in dit Parlement zetel, zeg ik al dat die er moet komen.
In de adviezen hebben we moeten lezen dat een aantal technische punten nog steeds niet in orde zijn in verband met de informatisering. We kunnen over wetten blijven stemmen in de Kamercommissie om de informatisering in orde te krijgen, maar als de technische kant niet mee wil, heeft het ook geen zin om over die wetten te stemmen.
We gaan dus alleszins voor dit voorstel stemmen. Er is een constructieve houding geweest in onze commissie, maar we moeten nog stappen vooruitzetten in Justitie en dat blijft volgens mij een aandachtspunt.