Proposition 55K1181

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de justice dans le cadre de la lutte contre la propagation du coronavirus COVID-19.

General information

Authors
CD&V Servais Verherstraeten
Open Vld Katja Gabriëls
Submission date
April 22, 2020
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
infectious disease legal system public health disease prevention

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB
Abstained from voting
VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

May 14, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Patrick Dewael

De rapporteur is mevrouw Khattabi.


Rapporteur Zakia Khattabi

Chers collègues, la présente proposition à laquelle cette assemblée plénière a accordé l'urgence a été examinée en commission de la Justice au cours de ses réunions des 6, 7 et 12 mai derniers. Par dérogation à l'article 98, n° 7, alinéa 2, du règlement, la commission a décidé à l'unanimité de procéder au vote sur la base de l'avis provisoire du Conseil d'État mis à disposition de la Chambre le 4 mai 2020.

En sa séance du 12 mai, la Cour a marqué son accord avec la demande de M. Verherstraeten de demander au président de la Chambre de discuter la proposition lors de la séance plénière de ce jour. La commission a marqué son accord avec un rapport oral.

La proposition a pour objet d'adopter des mesures urgentes dans le cadre de la lutte contre la pandémie du coronavirus. En cette période durant laquelle le respect des mesures de distanciation sociale revêt la plus haute importance, les possibilités de travail à distance doivent être exploitées au maximum au sein de l'appareil judiciaire. Ainsi, la proposition de loi à l'examen prévoit des assouplissements temporaires du cadre légal pour la signature des jugements et arrêts numériques ainsi que pour le dépôt électronique de requêtes auprès des greffes. À l'instar de ce qui a déjà été réalisé pour le notariat dans la loi du 30 avril 2020, les délais légaux pour les désignations des huissiers de justice sont prolongés.

Afin de garantir que l'organisation interne du service public des huissiers de justice puisse se poursuivre sans perturbation en dépit des contraintes physiques, la proposition de loi instaure la possibilité générale d'organiser les réunions des organes des huissiers de justice par vidéoconférence, dans la lignée de ce que la loi du 30 avril 2020 a déjà prévu pour le notariat.

Cette proposition prévoit en outre des prolongations facultatives pour les procédures en cours de liquidation-partage. Elle propose encore une limitation temporaire de certaines saisies-exécutions à l'encontre de particuliers. Elle entendait instaurer l'ordre de paiement en ce qui concerne le contrôle du respect des mesures relatives au COVID-19 en particulier. Je parle au passé parce que cette disposition a fait l'objet de longs échanges et d'objections de principe tels que, malgré les amendements apportés par les auteurs, l'article a été rejeté, j'y reviendrai.

À ces dispositions, en ont été ajoutées trois nouvelles par amendements. Il s'agit de la possibilité pour les services de police de fournir des copies digitales ou des extraits digitaux de leurs procès-verbaux signés à l'aide d'un cachet avancé.

Il s'agit également de dispositions transitoires concernant la formation des juges de l'application des peines et enfin de l'allongement des délais pour fournir les pièces justificatives dans le cadre de l'aide juridique de deuxième ligne.

Comme annoncé, monsieur le président, je vais revenir sur l'article 14, mais très rapidement car je ne doute pas que mes collègues interviendront également. Cet article a fait l'objet de longs échanges et d'oppositions de principe telles que, malgré les amendements apportés par les auteurs, il n'a pas passé la rampe. Cet article visait à instaurer, à l'instar de ce qui existe en matière de roulage, l'ordre de paiement par la modification permanente de l'article 216bis du Code d'instruction criminelle rendant par conséquent le tribunal correctionnel compétent.

Les groupes N-VA, Ecolo-Groen, PS et PTB ont fait part de leur objection de principe. En effet, si l'ensemble des commissaires s'accordent sur l'importance du respect des règles et du maintien de l'ordre en général et en particulier dans le cadre de cette crise, ils ont estimé que la solution proposée était problématique. En faisant appel à l'ordre de paiement, on retourne la procédure et la charge de la preuve et, si cela se fait en matière d'infraction de roulage, il s'agit ici d'infractions d'une toute autre nature qui posent beaucoup de problèmes d'interprétation.

Ils relèvent en outre une différence fondamentale avec les amendes des sanctions administratives communales (SAC), auxquelles tant le ministre que les auteurs s'étaient référés. Dans le cadre des SAC, le fonctionnaire sanctionnateur émet un jugement après constatation de l'infraction, tout comme le ministère public le ferait pour décider de citer ou non à comparaître. La transaction pénale, quant à elle, vient de la police. C'est un processus automatisé qui suit la constatation. Pour les commissaires socialistes, écologistes, de la N-VA et du PTB, le jugement est essentiel dans un État de droit, en particulier lorsque la base légale est peu claire. Pour eux, la seule instance qui peut vraiment en juger doit être un magistrat, même si cela représente une grande charge de travail.

Je l'ai dit: des amendements ont été apportés. Ces amendements ont amélioré le texte, notamment que la disposition soit extraite de la disposition du Code d'instruction criminelle pour en faire un article séparé, et ainsi la limiter dans le temps; ou encore l'amendement qui rend le tribunal de police compétent plutôt que le tribunal correctionnel.

Cependant, selon les commissaires des partis évoqués, ces amendements n'apportent pas de réponse à l'objection de principe. Je ne vais pas m'éterniser. Je pense que les collègues sont présents pour développer chacun leur position respective. Je signale donc que cet article, bien qu'amendé, a été rejeté par 8 voix contre 6, et 3 abstentions.

Monsieur le président, enfin, l'ensemble de la proposition, quant à elle, telle qu'elle a été modifiée et corrigée sur le plan légistique, a été adoptée par votes nominatifs par 15 voix et 2 abstentions.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de voorzitter, wij zullen het voorliggende voorstel steunen, maar ik wil het toch graag even hebben over wat er niet meer in staat, meer bepaald het oorspronkelijke artikel 14, zoals daarnet in het mondeling verslag al werd aangekaart. Het gaat over de bepaling om bij niet-betaling van de minnelijke schikking te werken met een bevel tot betaling en de boete via de fiscus te recupereren. Het betreffende artikel kreeg in de commissie geen meerderheid en werd dus uit de tekst gehaald. De politierechtbank werd wel bevoegd gemaakt voor de invordering in plaats van de correctionele rechtbank.

Ik begrijp dat het vandaag niet gemakkelijk is, omdat iedereen zich nu moeten aanpassen aan iets anders dan wat eerst was vooropgesteld, maar ik leg heel graag uit waarom onze fractie daar niet achter kon staan. Er mag geen enkel misverstand over bestaan dat handhaving voor onze partij altijd belangrijk is geweest en dat vandaag natuurlijk nog steeds is. Wij willen niet liever dan dat de regels correct worden nageleefd en dat daar ook op toe wordt gezien. Regels hebben natuurlijk enkel zin als zij ook gehandhaafd kunnen worden, anders worden ze inhoudsloos. In dezen zijn de lockdownregels dan nog eens bijzonder essentieel, omdat het gaat over de volksgezondheid en over het respect voor onze zorgverleners. Het is dus belangrijker dan ooit dat er kordaat wordt opgetreden. Daarover bestaat er geen discussie, daarover is iedereen het eens, ook onze fractie.

Met die opgelegde regels rijst er wel meteen een eerste probleem. Als men wil dat regels worden nageleefd, dan moeten zij voor iedereen duidelijk zijn. Het probleem is – men kan daar verwijten over maken, maar dat helpt ons niet vooruit; de crisis is een nieuw verhaal voor iedereen en het was zoeken voor iedereen –, jammer genoeg, dat de regels vandaag niet duidelijk zijn. Er is één rechtsgrond, met name het ministerieel besluit, dat zodanig is opgesteld en zodanig vaag is dat men een FAQ nodig heeft van maar liefst 40 bladzijden – op een gegeven moment was het er zelfs een van 42 bladzijden, maar ik weet niet meer aan welke versie wij nu zitten, nummer 12 of 13 – om uit te leggen wat nu eigenlijk kan en wat niet kan.

Als men meer dan 40 extra bladzijden nodig heeft, dan is er iets mis met de rechtsgrond. Er zijn meerdere interpretaties en verschillende toepassingen. Op de ene plaats handhaaft de politie op de ene manier, ergens anders op een andere. Wat bij de ene mag, mag bij de andere niet. Het systeem neemt dus al meteen een foute start. Dat is problematisch, zeker in het strafrecht.

Als het niet in een strafwet staat, is het niet strafbaar. Dat is het legaliteitsbeginsel. De FAQ is geen strafwet of rechtsgrond, alleen een ministerieel besluit. De kwestie werd al aangekaart hier in de Kamer, maar ook politiediensten kwamen mij vragen wat zij moeten doen en klaagden dat zij ermee sukkelen. Zij geloven in de rechtstaat en in regels en zij willen handhaven, maar hoe moeten zij dat doen, met een boek van 40 bladzijden naast zich? Op de ene plaats doet men het zo, op een andere zus en zij doen het dan op een nog andere manier.

Op het terrein, zowel bij de politie, als bij het openbaar ministerie en de zetel, is men daarmee aan de slag gegaan, met goede moed en goede bedoelingen. Ik ben hen daarvoor zeer dankbaar, maar een onduidelijke rechtsregel, die op verschillende plaatsen verschillend geïnterpreteerd wordt, is problematisch voor de handhaving. De rechterlijke controle wordt dan cruciaal om te kunnen oordelen of het al dan niet om een inbreuk gaat. De mogelijkheid tot betwisting is dan groter dan bij andere regels, tenzij wij ervoor zouden kiezen om de rechtstaat te verlaten, maar dat is onze bedoeling niet.

Wat is het normale verloop van een zaak, als men wil betwisten dat men een inbreuk heeft begaan? Men krijgt een minnelijke schikking en een rappel. Indien men die niet naleeft, dan wordt men gedagvaard. In dit geval zou het zelfs een dagvaarding voor de correctionele rechtbank zijn, want het ging om wanbedrijven.

Artikel 14, dat in de commissie weggestemd werd, voorzag eigenlijk in iets helemaal anders: er zou, na de minnelijke schikking, een rappel worden gestuurd en daarna een bevel tot betaling. Dat bevel tot betaling zou een uitvoerbare titel zijn en met die uitvoerbare titel kon de fiscus de boete afhouden en invorderen. Als men daarmee niet akkoord ging, dan zou men zelf beroep hebben moeten aantekenen bij de correctionele rechtbank.

Men had zich daarbij geïnspireerd op een systeem dat vandaag al voor sommige verkeersinbreuken geldt. Er wordt dan op die manier ingevorderd en als men het er niet mee eens is, kan men beroep aantekenen bij de politierechtbank, niet bij de correctionele rechtbank. Het gaat dan om inbreuken als een snelheidsovertreding, die door een camera wordt vastgesteld. Daarover zal er niet veel discussie zijn. Als een keuringsbewijs vervallen is, is het vervallen. Daarover kan men niet discussiëren. Het gaat dan natuurlijk over andere rechtsgronden. De analogie klopt niet helemaal, maar daarop was het systeem alleszins geïnspireerd. Op die manier zou de afhandeling voor Justitie gemakkelijker zijn. Dat begrijp ik ook.

Daar zat, na de rechtsgrond, voor onze fractie het tweede probleem. Men keert de procedure dan immers eigenlijk om en – men mag dat niet met zoveel woorden zeggen – dus ook de bewijslast. In dat geval zou men zijn onschuld moeten bewijzen. Men zou dat bovendien voor een correctionele rechtbank moeten doen, wat heel anders is dan de politierechtbank. Als men een GAS-boete betwist, moet men naar de politierechtbank, maar hier zou men naar de correctionele rechtbank moeten, wat toch een hogere drempel vormt voor de rechtsonderhorige.

Voor ons zijn ook het tijdbestek waarbinnen dat moet gebeuren, en de signaalfunctie van belang. Wat is er nu zo belangrijk aan de handhaving van regels? Men moet in eerste instantie de betrokkene duidelijk maken dat wat hij heeft gedaan, niet kan. Uiteindelijk moet men aan de rest van de bevolking ook goed uitleggen dat iets strafbaar is. Dat is de signaalfunctie. Als men echter via de fiscus met een bevel tot betaling invordert, wanneer gebeurt dat dan? Is dat voor volgende jaar of voor de volgende aanslag? Dat duurt nog een hele tijd. Zoiets gebeurt ook niet publiek, maar privé, in alle stilte. Het verschuldigd bedrag wordt gewoon bij de aanslag geteld of men krijgt minder terug van de fiscus. De regeling is dus niet openbaar en heeft dus geen signaalfunctie.

Ik had echter begrepen dat handhaving en een lik-op-stukbeleid heel belangrijk zijn. Als men de volgende keer – en laten we hopen dat er geen tweede golf komt – inbreuken wil vermijden, dan moet men daar nu al streng tegen optreden. Men kan dat niet doen via het aanslagbiljet dat volgend jaar of later komt. Los van de extra horde, die men moest nemen voor de correctionele rechtbank, en los van de omkering van de bewijslast, is het systeem qua signaal en afschrikking veel minder sterk.

Ik meen dat het beter is om zo snel mogelijk te dagvaarden, met een aantal themazittingen. Dat is een veel duidelijker signaal dat hopelijk veel sterker zal afschrikken. Het geeft ook een vermelding in het strafregister. Als burgers beseffen dat een dergelijke inbreuk in hun strafregister komt en dat er bovendien snel een vonnis volgt, dan zullen ze er wel twee keer over nadenken om de minnelijke schikking niet te betalen, tenzij ze het echt niet eens zijn met de straf natuurlijk. Misschien kan dat een aanzet vormen om toch sneller te betalen, waardoor er dan geen dagvaarding nodig is. De inbreuk wordt ook publiek aangepakt en men geeft een stevig signaal aan de samenleving dat we dergelijke inbreuken niet zomaar laten passeren.

Dat lijkt mij met het oog op de handhaving veel interessanter dan een stille recuperatie via de fiscus het volgende jaar. Strikt genomen krijgt men zo een heel lang betalingsuitstel. Als men nu de minnelijke schikking niet betaalt, krijgt men een herinnering. Als men dan nog niet betaalt, is er het bevel tot betaling, maar pas na een jaar of zelfs nog later. Ik meen dat een lik-op-stukbeleid interessanter is.

Dan is de keuze voor de politierechtbank, regeling die in de commissie uit de bus is gekomen, een goede keuze, des te meer omdat we inzetten op handhaving.

Is dat een gemakkelijke weg? Dat is natuurlijk geen gemakkelijke weg. Dat vergt toch wel inspanningen van eenieder. De politiediensten moeten aan de slag en pv's opstellen; het parket moet dagvaarden en de politierechtbank zal zich moeten organiseren. Ik besef dat dat een serieuze inspanning vraagt van de rechtbanken.

Anderzijds, doordat we de politierechtbank bevoegd maken in plaats van de correctionele rechtbank, kan er sneller geschakeld worden. Het is ook logischer, aangezien ze alle beroepen tegen GAS-boetes in het kader van de coronamaatregelen al zullen behandelen. Bovendien zijn er door de lockdown de afgelopen twee maanden wellicht minder verkeersinbreuken en is de werklast enigszins gedaald, waardoor dergelijke zaken hopelijk gemakkelijk ingeschoven kunnen worden. Nu moet er zo snel mogelijk een themazitting worden ingelast en moeten de mouwen worden opgerold om de maatschappij te tonen dat het gerecht dat aankan. Op die manier wordt ook meteen de signaalfunctie van die regeling voor al wie nog zou denken dat de regels niet belangrijk zouden zijn, hardgemaakt.

Ik besef dat een en ander niet gemakkelijk is, omdat er oorspronkelijk was gekozen voor de correctionele procedure. Vandaag zal wetgeving worden goedgekeurd die retroactief zal worden toegepast. Dat is allemaal niet zo evident. Dat is echter het gevolg van de wetgeving die slecht gestart is. Dan moet achteraf gepuzzeld worden. De omschakeling zal misschien niet zo evident zijn, maar dat kan de Kamer niet kwalijk worden genomen. De crisis is wat die is. Iedereen moest zoeken en zich behelpen. Het mag toch wel gezegd worden dat misschien niet de juiste start is genomen en dat er misschien beter iets langer was nagedacht om een en ander op een coherente manier te doen.

Ik besef dat er op die manier meer gevraagd wordt van Justitie, maar we hebben ook van de zorgsector en heel veel andere sectoren heel veel gevraagd tijdens de crisis; het is nu eenmaal niet anders. Ik hoop oprecht dat Justitie zich met de bestaande wetgeving en het bestaande sanctiesysteem, via de politierechtbank voor wie zijn minnelijke schikking niet heeft betaald, zal inschakelen in handhaving. Handhaving is immers cruciaal voor de volksgezondheid en als signaal voor al wie voor ons tijdens de crisis heeft gezorgd.


Stefaan Van Hecke Groen

Mijnheer de voorzitter, collega's, dit wetsvoorstel bevatte heel wat logische bepalingen, waarover weinig discussie was, maar er is wel heel veel discussie geweest over die ene bepaling, het fameuze artikel 14, dat het betalingsbevel zou invoeren.

Dat is een belangrijk debat. Dat wij vandaag debatteren over iets wat er niet meer in staat, maar niet over wat er wel in staat, zegt ook veel. Men moet weten waarom vandaag de tekst voorligt zoals hij is en waarom die tekst vandaag anders is dan de oorspronkelijke ingediende tekst.

Het zijn belangrijke, principiële debatten die wij in dit Parlement moeten voeren. Onze fractie had inderdaad een ernstig probleem met de invoering van een betalingsbevel. Voor alle duidelijkheid, het is voor ons uiteraard van het grootste belang dat alle maatregelen die werden afgekondigd in het kader van COVID-19 worden nageleefd. Dat is in het belang van de volksgezondheid en dat moet gebeuren.

Het is belangrijk dat inbreuken worden en kunnen worden gesanctioneerd. Wie een minnelijke schikking niet betaalt, mag ook niet speculeren op een seponering of een niet-betaling. Dat betekent ook, wat ons betreft, dat discussies moeten kunnen worden gevoerd daar waar ze in een democratische rechtsstaat moeten worden gevoerd, en dat is voor een onafhankelijke rechter.

Wij hebben ons verzet tegen een betalingsbevel omdat dit een systeem is dat zorgt voor een automatische inning van een boete en waarbij de burger zelf initiatief moet nemen wanneer hij of zij niet akkoord is.

Er kunnen diverse redenen zijn waarom dat bevel niet bij de persoon terechtkomt of waarom mensen niet goed weten hoe ze de zaak zelf aanhangig moeten maken bij de rechtbank. De commissie is daarin gevolgd en heeft bij meerderheid beslist om artikel 14 niet te aanvaarden.

Zoals de collega heeft gezegd, was er in de commissie wel een draagvlak voor een wijziging aan de bevoegdheid, om de zaak niet langer voor de correctionele rechtbank te brengen, maar voor de politierechtbank, om redenen die al zijn aangehaald en waarop ik straks terugkom.

We zouden dinsdag de finale stemming organiseren, maar we ontvingen dinsdagochtend een schrijven van het College van procureurs-generaal, dat de Kamer nog op andere gedachten probeerde te brengen. Ik vond dat raar, want de amendementen waren de week ervoor weggestemd of aanvaard en het was duidelijk wat de commissie voor Justitie wou.

Het is belangrijk dat het Parlement nog altijd de weg bepaalt en de wetten vastlegt. Vooralsnog is dit niet de taak van het College van procureurs-generaal.

De argumenten van het College van procureurs-generaal waren ook niet echt overtuigend.

Het eerste argument met betrekking tot de bevoegdheid van de politierechtbank, waar het College tegen is, wat ik niet zo goed begrijp, is dat er een probleem met de informatica is. Men zegt dat in het systeem MaCH al zaken ingevoegd zijn om zaken voor de correctionele rechtbank te brengen. Als de politierechtbank nu plots bevoegd wordt, is dat een groot probleem voor ons computersysteem.

Collega's, waar ik mij altijd tegen verzet en mij altijd tegen zal verzetten, is dat computers bepalen wat wij mogen beslissen, dat wat een computer kan of niet kan, wil of niet wil, zal bepalen wat wij moeten beslissen. Neen, dat is de omgekeerde wereld. Het is het Parlement dat de keuzes maakt, die de wetten goedkeurt. Het zijn de informaticasystemen die daarop moeten worden aangepast en niet omgekeerd. Dat zou absoluut niet democratisch zijn.

Bovendien heeft de minister van Justitie dinsdag in de commissie voor Justitie ook laten blijken dat het probleem met MaCH wellicht niet zo groot is en dat het kan worden opgelost.

Het tweede argument dat het College van procureurs-generaal heeft aangehaald, is dat de zittingen van de politierechtbanken al vastliggen tot in september of oktober. Dat zou tot gevolg hebben dat belangrijke verkeerszaken misschien moeten worden opgeschoven.

Ik heb daar alle begrip voor dat dit organisatorisch een uitdaging wordt, maar als de correctionele rechtbank bevoegd zou zijn en met een aantal duizenden zaken inzake corona zou worden geconfronteerd, dan zouden zaken die nu al vastliggen voor de correctionele rechtbank moeten worden opgeschoven. Dan gaat het ook over zware vormen van criminaliteit, over banditisme, over slagen en verwondingen, over seksuele delicten, oplichting enzovoort.

Welke rechtbank ook bevoegd is, de politierechtbank of de correctionele rechtbank, dit vergt uitdagingen in de organisatie van de rechtbank. Bij de een zal dat niet zo veel gemakkelijker zijn als bij de ander.

Bovendien zijn er argumenten om de zaak voor de politierechtbank te brengen. In deze tijden van corona is er veel minder verkeer geweest en zijn er veel minder verkeersongelukken gebeurd. Dat betekent dat binnen een aantal maanden, vier tot acht maanden, er wellicht ook een pak minder zware verkeersongevallen voor de politierechtbank zullen moeten worden behandeld.

De politierechtbanken zijn het ook gewoon om op een voormiddag dertig tot veertig kleine, niet-complexe zaken te behandelen. Dat zijn perfect de zaken die hier aan de rechtbank zullen worden voorgelegd.

Laten wij consequent blijven, het College van procureurs-generaal heeft er ook voor gepleit corona-inbreuken te vervolgen via GAS-boetes. Wie tegen een GAS-boete verzet wou aantekenen, moest dat bij de politierechtbank doen. Wie gedagvaard werd voor eenzelfde inbreuk zou volgens het College van procureurs-generaal echter niet voor de politierechtbank moeten komen.

Dat de politierechter de natuurlijke rechter is voor deze inbreuken lijkt ons dan ook logisch.

Door te kiezen voor de politierechtbank en niet voor het werken met een betalingsbevel heeft de Kamer eigenlijk het signaal gegeven dat zij vertrouwen heeft in de rechterlijke macht om finaal te oordelen.

Ik meen dat dit een belangrijk signaal is. Heel veel gemeenten hebben trouwens, ondanks het feit dat het wettelijk kan, beslist de inbreuken op coronamaatregelen niet te vervolgen via GAS, maar te werken met processen-verbaal door de politie, die naar het parket te sturen en de rechtbanken te laten werken. Zij hebben ervoor gekozen die inbreuken via de juridische, gerechtelijke, weg af te handelen. Als dat geen teken van vertrouwen in de rechterlijke macht is!

Collega's, waar wij mee geconfronteerd zijn, is een speciale situatie. Er zijn ook speciale situaties in de scholen. Ook daar is het niet het normale leven dat zich weer in gang trekt. De medische sector heeft zich moeten aanpassen, de economische sector heeft zich moeten aanpassen, de vrije beroepen hebben zich moeten aanpassen. Ook Justitie zal zich moeten aanpassen, tijdelijk, om deze stroom van zaken aan te kunnen. Waar wij nu mee geconfronteerd zijn, is de stresstest voor Justitie. Nu zal moeten blijken of Justitie die ook aankan in tijden van crisis.

In plaats van daar eindeloze discussies over te voeren, heb ik in de commissie het voorstel gedaan dat wij moeten kijken hoe wij elkaar kunnen helpen. De wetgevende macht, de uitvoerende macht, de rechterlijke macht. Er zullen uitdagingen zijn. Er zijn uitdagingen op het vlak van informatica, organisatie, personeel. Zoals gezegd is onze fractie bereid dat debat te voeren. Als het nodig is, moeten er extra middelen komen voor Justitie om de uitdaging aan te gaan.

Wat ons betreft, is het perfect mogelijk dat er een beroep wordt gedaan op extra rechters. Dat kunnen ook gepensioneerde rechters zijn, die tijdelijk gevraagd worden opnieuw in te springen en ervoor te zorgen dat deze zaken binnen een redelijke termijn behandeld kunnen worden voor de politierechtbank.

De oproep van onze fractie is aan de mensen niet het signaal te geven dat zij niet moeten betalen omdat het betalingsbevel het niet heeft gehaald. Het signaal dat wij moeten geven, is dat zij, indien zij niet betalen, voor de rechter zullen moeten komen en dat het de rechter zal zijn die zal oordelen of hun verzet of opmerkingen al dan niet terecht zijn. Dat is de essentie van een rechtsstaat.

Wij zijn daarom blij dat artikel 14 het niet heeft gehaald. Wij zullen echter wel de globale tekst, nadat artikel 14 eruit is gehaald, absoluut steunen en goedkeuren. Wij hopen dat wij hier samen in het Parlement ervoor kunnen zorgen dat een en ander in de praktijk ook haalbaar zal zijn.


Marijke Dillen VB

Mijnheer de voorzitter, ik heb, ten eerste, een voorafgaande bedenking.

Collega's, ik heb mij, zoals ik had beloofd, gisteren loyaal opgesteld. Ik ben met een mondelinge verslaggeving akkoord gegaan. In het andere geval zou voorliggend voorstel nog eens een week later worden behandeld.

De verslaggeving die vandaag is gebeurd, was echter echt bijzonder beperkt. Wij hebben drie halve dagen vergaderd en erg interessante besprekingen gevoerd. Iedereen heeft uitvoerig de kans gekregen zijn of haar standpunt mee te delen. Dat alles in een verslag van nog geen tien minuten samenvatten, betreur ik erg. Dat de verschillende standpunten niet in detail aan bod komen, is niet nodig, want dan zouden wij hier vanavond om 21 uur nog zitten. Echter, het weergeven in grote lijnen van de verschillende standpunten is ook niet gebeurd, wat ik bijzonder betreur.

Onze fractie zal in de toekomst twee keer nadenken, vooraleer wij nog met een dergelijk mondeling verslag akkoord zullen gaan.

Collega's, ik kom nu bij het voorstel zelf waarover ik enkele kritische bedenkingen wil formuleren.

Ik heb, ten eerste, enkele voorafgaande bedenkingen.

Wij moeten ons op de eerste plaats de vraag stellen of het voorstel wel nog zin heeft. Het is laattijdig. Het oorspronkelijke wetsvoorstel circuleert nu al enkele weken. Ik stel mij de vraag waarom zolang is gewacht om het bij de commissie in te dienen.

Er is sinds het begin van de crisis inmiddels al heel veel tijd verstreken. Wat is nu de relevantie?

Wij weten allemaal dat op het terrein diverse initiatieven zijn genomen om een aantal zaken die vandaag worden voorgesteld, reeds in de praktijk te realiseren. Ik kan getuigen dat die initiatieven werken, misschien niet perfect, maar met voorliggend voorstel zullen ze ook niet perfect werken. Ik kom daar zo dadelijk nog op terug. Ze werken in elk geval heel goed.

Nieuwe maatregelen nu voor, laat ons allemaal hopen, een heel beperkte periode, dat heeft geen enkele meerwaarde meer.

Waar wij wel voorstander van zijn, collega's, is iets voor de toekomst: het wettelijk verankeren van iets wat we het draaiboek zullen noemen voor mogelijk toekomstige pandemieën. Ik hoop dat dit nooit zal moeten worden gebruikt, maar als we de wetenschappers horen, is de kans op toekomstige pandemieën reëel. Dit moet niet halsoverkop worden besproken in commissies die digitaal verlopen, maar wanneer we terugkeren naar de orde van de dag, moeten we hier prioritair werk van maken: een coherent geheel, met inspraak van alle op het terrein betrokken partijen, vanuit de diverse invalshoeken en over alle bevoegdheidsterreinen heen.

Ik kom tot het voorstel zelf. Ik denk dat we het er allen over eens zijn dat het voorstel dat oorspronkelijk op tafel lag, bijzonder slecht in elkaar stak. Gelukkig kregen we een uitgebreid advies van de Raad van State en werd dankzij de suggesties die hierin werden aangereikt, de oorspronkelijke tekst aanzienlijk verbeterd. Ook werd rekening gehouden met de nota van onze juridische dienst, waarvoor dank. Ondanks deze aanpassingen wordt hier nog steeds geen volledig sluitend en degelijk werk afgeleverd. Belangrijk om te beklemtonen is dat hier absoluut geen rekening wordt gehouden met de realiteit en met grote problemen op het terrein. Wij blijven dan toch wel met een aantal ernstige vragen zitten.

Op de eerste plaats zijn er praktische problemen. Collega's, het is helaas de realiteit: Justitie is niet klaar voor de implementatie van dit voorstel in de praktijk. Het huidige informaticasysteem is nog onvoldoende aangepast en uitgewerkt voor de concrete toepassing. De Raad van State is zeer duidelijk en waarschuwt, ik citeer, "…dat het huidige informaticasysteem van Justitie technisch ernstig zal worden verstoord, wanneer er overmatig gebruik zal worden gemaakt van dit systeem." Nog erger: "Het informaticasysteem van Justitie is zelfs niet volledig betrouwbaar." Dixit de Raad van State. In vele rechtbanken werkt dit niet correct.

Veel magistraten hebben tot op vandaag nog steeds geen degelijke toegang tot e-Deposit. De Hoge Raad voor Justitie formuleert dezelfde bedenkingen. Dit voorstel houdt geen rekening met de praktische problemen inzake de informatisering die zich voordoet op het terrein.

Zo hebben de meeste rechtbanken en parketten tot nu toe weinig of geen praktijkervaring met het plaatsen van een elektronische handtekening. Kan de elektronische handtekening op een gedematerialiseerde rechterlijke akte overal worden gebruikt? Dat is nog maar de vraag. In de praktijk vrees ik van niet, behalve misschien bij een aantal pilootprojecten die in enkele vredegerechten werd gehouden. De meeste rechtbanken beschikken nog altijd niet over een systeem waar een vonnis uitrolt, laat staan dat er een digitale handtekening aan kan worden gekoppeld.

In de toelichting heb ik gelezen dat er sprake is van een databank die moet toelaten de hoedanigheid van de ondertekenaar te controleren. Cruciaal daarbij – daar bestaan echter geen garanties voor – is dat de rechterlijke macht de eigendom van en de controle over die uitspraken behoudt. Daarmee geeft ook de Hoge Raad voor Justitie een duidelijke waarschuwing.

Deze uitspraken moeten worden opgenomen in een databank die gevoed en beheerd wordt door de rechterlijke macht. De gerechtelijke entiteit die de beslissing heeft gewezen, moet die bezorgen aan de partijen. Belangrijk daarbij is ook dat de rechterlijke macht de controle behoudt over haar eigen informaticasystemen en –gegevens, zonder afhankelijk te zijn van externe actoren. De gegevensbank, waarnaar wordt verwezen in de toelichting, beschikt blijkbaar nog steeds niet over alle technische functionaliteiten om te kunnen worden beschouwd als een authentieke bron. Dat staat zo letterlijk in de toelichting. Tijdens de besprekingen in de commissie heb ik daarover uitleg gevraagd, maar niet gekregen. Nochtans is het wel belangrijk om kennis te krijgen over welke technische functionaliteiten het gaat.

Nu kom ik tot enkele punten aangaande de artikelen.

Ten eerste, artikel 2 omschrijft de versoepeling van de vereisten tot identificatie van de ondertekenaars. Dat is op zich een goed principe, maar er is toch veel kritiek op gekomen, onder andere van de Hoge Raad voor Justitie, die toch ernstige vragen stelt. Op dit ogenblik is het voor rechtspractici immers niet duidelijk hoe de elektronische handtekening, al dan niet gekwalificeerd, in de praktijk moet worden aangebracht. Zal er gezorgd worden voor een versnelde invoering van de benodigde informatica op het terrein, aangezien die in de meeste rechtbanken en parketten ontbreekt? Welk informaticasysteem zal er worden gebruikt en hoe zal dat worden geïmplementeerd bij al de entiteiten die het nog niet gebruiken? Zal er een informatiecampagne volgen? Het blijven allemaal onbeantwoorde vragen.

Ik denk dat artikel 4 een absoluut overbodig artikel is. In de toelichting wordt zelfs verwezen naar de rondzendbrief van 18 maart 2020 van het College van de hoven en rechtbanken. De rondzendbrief werkt in de praktijk zeer goed. Waarom hier dan nog eens een wettelijke verankering moet komen, die dan nog tijdelijk is, voor iets wat in de praktijk goed werkt is een vraag.

Ik heb nog enkele bijkomende bedenkingen. Verzendingen per e-mail worden nog steeds toegelaten tot de tweede dag, volgend op de bekendmaking van deze wet. Hierbij is het belangrijk dat Justitie alle e-mailadressen vrijgeeft. Vandaag is dat niet het geval. Ik denk dat er dringend nood is aan een volledig overzicht van alle e-mailadressen van de hoogste tot de laagste rechtbank.

Het is maar een tijdelijk systeem. De vraag rijst waarom het neerleggen van een verzoekschrift op deze manier niet definitief kan worden erkend. Ik hoop dat hiervan later werk wordt gemaakt.

Een andere vraag is waarom de gewone burgers worden uitgesloten van de neerlegging per e-mail. Dit verschil in behandeling, aldus de Hoge Raad voor de Justitie, moet worden gerechtvaardigd. Die rechtvaardiging hebben we niet gekregen. Ik vind die nergens terug.

Wat met volmachthouders die proceshandelingen kunnen stellen? Ik denk bijvoorbeeld aan vakorganisaties en publieke rechtspersonen zoals het OCMW.

Dan de procedure van vereffening en verdeling. Ook hier moet de vraag worden gesteld of er nog nood is om dat vandaag wettelijk te regelen. De Raad van State stelt in elk geval duidelijk dat KB nr. 2 volledig volstaat.

Er is ook sprake van een zeer verregaande retroactiviteit, tot 18 maart. Ook hier is er geen verduidelijking noch verantwoording.

Ik denk dat die verregaande retroactiviteit absoluut niet wenselijk is voor bepalingen die de praktische modaliteiten van een procedure regelen. Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat bepaalde handelingen die reeds gesteld zijn, niet nietig kunnen worden verklaard. Daarover hebben we hier geen garanties.

Belangrijk is ook, ook daarover geen garanties, dat de tegenspraak gegarandeerd moet blijven en dat de videoconferentie alleen kan worden gebruikt wanneer alle partijen beschikken over de nodige infrastructuur en, een belangrijke voorwaarde die ik spijtig genoeg niet terugvind, dat alle partijen worden bijgestaan door een raadsman. Het systeem kan niet worden gebruikt als één partij wel aanwezig is maar optreedt in persoon zonder bijstand van een raadsman. Deze persoon moet worden beschermd.

Wanneer de procedurevereffeningverdeling via videoconferentie niet mogelijk is, worden de termijnen verlengd tot maximaal vier maanden. Ook deze termijn is veel te lang. De Raad van State is eveneens die mening toegedaan.

Artikel 9 is een heel belangrijk artikel uit dit wetsvoorstel, maar hier is zeer vlug overheen gegaan. Niemand heeft hierover vandaag iets gezegd. Het artikel betreft de tijdelijke inperking van het uitvoerend beslag tegen particulieren. Hier wordt een beperkte parallel getrokken met KB nr. 15. Er wordt een opschorting voorgesteld voor bepaalde tenuitvoerleggingen. Het cruciale verschil is dat hier alleen de uitvoerende beslagen bedoeld worden, met uitzondering van het bewarend derdenbeslag. Gewone bewarende beslagen vallen niet onder deze regelgeving. Er wordt hier goed gerechtvaardigd dat deze mogen worden toegelaten, met als redenering dat de schuldenaar tijdens deze crisisperiode kan blijven genieten van de goederen zonder deze te kunnen vervreemden. Dat is een duidelijke logica waar de Vlaams Belangfractie mee akkoord gaat.

Deze maatregel lijkt misschien op het eerste gezicht een sociale maatregel. Ik twijfel of dat in realiteit ook zo zal zijn. Ik heb hier toch een aantal ernstige bedenkingen. Is hier het advies gevraagd van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders? Vanuit de praktijk weet ik dat gerechtsdeurwaarders niet altijd de reputatie hebben sociaalvoelend te zijn. Daar ben ik mij zeer van bewust. Op dit ogenblik, in deze situatie, houden deurwaarders rekening met de zeer specifieke omstandigheden. Zij hebben dan ook terecht aan de alarmbel getrokken de laatste dagen en gewezen op verschillende risico's. Ik vind het dan ook spijtig dat met hun standpunt geen rekening wordt gehouden. Op de eerste plaats dreigt met dit voorstel nog meer personeel van de gerechtsdeurwaarders tijdelijk technisch werkloos te worden omdat er veel minder werk zal zijn. Dit is opnieuw een extra belasting voor onze financiën.

U hebt duidelijk geen kennis van de actuele praktijk. Er wordt vandaag al veel minder uitvoerend beslag gelegd door de coronacrisis. De gerechtsdeurwaarders hebben veel beslagen uit eigen beweging beperkt uit sociale overwegingen. Bijkomende wetgevende initiatieven zijn dan ook niet nodig.

Ik heb talrijke gerechtsdeurwaarders persoonlijk gecontacteerd. Ik weet dat verschillende gerechtsdeurwaarders zelf de schuldenaars contacteren wanneer ze te laat betalen en de afkortingsplannen niet naleven – per brief, per mail, telefonisch, per sms – en spontaan voorstellen om afgesproken maandelijkse afkortingen te verlagen als de schuldenaar het door deze crisis moeilijk heeft.

Gewoon zeggen dat elke vorm van uitvoerend beslag, op de voorziene uitzonderingen na, tijdelijk onmogelijk is, is een stap te ver. Er wordt geen enkel onderscheid gemaakt tussen de aard en het ontstaan van de schuldvordering. Er is ook geen enkele nuance naar de persoon van de debiteur.

Op deze manier blijft de schuldeiser in de kou staan. Daar moeten we toch ook bij stilstaan, collega's. Is dat de bedoeling van dit voorstel? Ook schuldeisers hebben rechten en verdienen bescherming.

Er is meer. Malafide schuldenaars zullen van deze tijdelijke maatregelen gretig gebruikmaken om niets meer te betalen. Dit betekent in de praktijk opnieuw een verhoogde kans op faillissementen voor veel bedrijven-schuldeisers. Niet alleen de bedrijven, ook de gewone burger-schuldeiser krijgt hier geen bescherming.

Ik geef een voorbeeld uit de praktijk om dit te illustreren. Een gepensioneerde zelfstandige heeft heel zijn leven hard heeft gewerkt en heeft wat kunnen sparen om een appartement te kopen dat hij verhuurt om extra inkomsten te krijgen bovenop zijn schamele pensioen. Moet hij in de kou blijven staan omdat de huurder de huishuur niet betaalt?

Voor alle duidelijkheid, om hierover geen misverstand te laten bestaan, dit heeft niets te maken met de uithuiszettingen die tot 15 juli kunnen worden uitgesteld. Daarover gaat het niet. Ook die verhuurder heeft het geld nodig om zijn rekeningen te kunnen betalen.

Het staat vast dat de belangen van beide partijen absoluut niet goed zijn afgewogen, collega's. Hieraan willen wij niet meewerken.

Het gaat trouwens verder want niet alle schuldenaars zijn malafide, er zijn helaas ook veel schuldenaars die volledig te goeder trouw in de problemen komen. Ook zij worden met deze regeling niet beschermd. Gerechtsdeurwaarders bevestigen dat veel schuldenaars in de praktijk al lopende dossiers hebben die vaak pas na lange tijd worden opgelost. Deze schuldenaars te goeder trouw zullen na het aflopen van de maatregelen geconfronteerd worden met nieuwe vorderingen bovenop de lopende dossiers. Concreet betekent dit dat ze in een vicieuze cirkel terechtkomen en dat de situatie voor hen op termijn werkelijk onhoudbaar wordt. Het risico is dan dat ze een beroep zullen doen op schuldbemiddeling en dat de schuldeiser zijn vordering slechts gedeeltelijk of helemaal niet gerealiseerd zal zien. Ik waarschuw u want dit voorstel zal in praktijk aanleiding geven tot ernstige problemen.

Het voorstel houdt ook geen rekening met de praktijk van het uitvoerend beslag. Indien het uitvoerend beslag daadwerkelijk wordt uitgevoerd, dan voorziet de vigerende wetgeving in een wachttermijn van 1 maand tussen het beslag en de effectieve verkoop. Het is hierbij de bedoeling dat de schuldenaar nog de gelegenheid krijgt om een regeling voor te stellen. Ik heb geen concrete cijfers, maar de praktijk toont wel aan dat het aantal openbare en gerechtelijke verkopen slechts een kleine fractie vormt van het aantal beslagleggingen, juist omdat er naar oplossingen wordt gezocht en er effectief akkoorden worden bereikt. Als u nog een bijkomend uitstel geeft, tot 17 juni en misschien nog langer, dan betekent dat in de praktijk dat uitvoeringen gedurende zes maanden worden geschorst. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Ik wil uitdrukkelijk beklemtonen dat ook onze partij in deze crisisperiode niet akkoord kan gaan met uitvoerend beslag op de gezinswoning. Daarover wil ik geen misverstand laten bestaan.

Waarom maakt u geen afspraak met de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid en hen te vragen om op een sociaal verantwoorde manier met de uitvoeringen om te gaan? Ik denk dat de praktijk sinds het uitbreken van het coronavirus heeft aangetoond dat de meeste gerechtsdeurwaarders al op deze manier werken. Daarvoor is geen wetgevend werk nodig.

Er is niet voorzien in een gerechtelijke tussenkomst, in tegenstelling tot koninklijk besluit nr. 15, dat wel in een gerechtelijke toetsing voorziet. Waarom de schuldeiser niet de mogelijkheid bieden om zich te richten tot de beslagrechter bij misbruik van de schuldenaar? Dat betreur ik.

Verder wordt er in een aantal uitzonderingen voorzien waar wel uitvoerend beslag kan worden gelegd. Ik verwijs naar artikel 10, 3°. Dat artikel is niet van toepassing voor invorderingen van elke veroordeling in strafzaken. Ik ben het volledig eens met dit principe, geen enkele discussie, maar heb toch wel een aantal bedenkingen waarop ik vandaag een antwoord hoop te krijgen.

Wordt de burgerlijke vordering ingesteld in het kader van de strafprocedure eveneens uitgesloten van de tijdelijke opschorting? Het mag in ieder geval niet zo zijn dat de overheid wel de uitvoering kan verderzetten, maar de burgerlijke partij niet. Tijdens de besprekingen in de commissie heb ik hierop geen duidelijk antwoord gekregen.

Ik stel nogmaals de simpele vraag om alle twijfel weg te nemen. Valt de burgerlijke partij onder de omschrijving in artikel 10, 3°: "elke andere verbintenis tot het betalen van een som in strafzaken". Collega Verherstraeten, ja of neen? Er kan niet op een andere manier worden geantwoord op deze vraag, maar ik denk dat dit heel belangrijk is. Niet alleen de Staat moet immers bescherming krijgen en moet de gerechtskosten kunnen recupereren, maar ook het slachtoffer, de burgerlijke partij, heeft rechten.


Servais Verherstraeten CD&V

Mevrouw Dillen, het antwoord staat in de wettekst die hier voorligt. Het antwoord is bevestigend.


Marijke Dillen VB

Dan ben ik blij, collega Verherstraeten, dat u vandaag voor de duidelijkheid zegt dat daarover vandaag in de praktijk bij de uitvoering geen enkele discussie kan ontstaan en dat als morgen een slachtoffer zijn of haar vordering gedwongen wil doen uitvoeren, hij of zij hiermee dezelfde bescherming als de Staat krijgt. Ik dank u voor die duidelijke bevestiging.

Onze tweede vraag is of er ook in het geval van fiscale fraude geen uitzondering komt? Achteraf is dat uitgebreid naar sociale fraude. Uiteraard. Volledig akkoord. Alleen, in de toelichting wordt geen duidelijkheid gegeven of de fiscale fraude reeds definitief vastgesteld moet zijn door een vonnis of arrest met kracht van gewijsde, dan wel of het over een vermoeden van fiscale of sociale fraude gaat. Daarover had ik graag duidelijkheid gekregen.

Ik heb een korte bedenking bij artikel 11, over de tijdelijke vrijstelling van de wettelijke verplichting tot medeondertekening van een rechterlijke beslissing door alle magistraten. Tegen het principe zelf heb ik geen enkel bezwaar, maar ik durf nogmaals te verwijzen naar de vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie, dat stelt dat niet voldoen aan deze formaliteit, het vonnis of het arrest verbreekt. Dat is toch niet iets om lichtzinnig overheen te gaan. Ik kan alleen maar hopen dat dit voorstel de toets van het Hof van Cassatie zal doorstaan.

Ik heb ook nog een aantal opmerkingen bij hoofdstuk 8. Daar is daarnet al heel uitvoerig over gediscussieerd. Het gaat hier, voor de niet-commissieleden, over de tijdelijke bevoegdheid van de politierechter om kennis te nemen van inbreuken tegen COVID-19-maatregelen.

Dat overtredingen van de coronawetgeving streng moeten worden aangepakt, daar zijn wij het allemaal over eens. Dat is een evidentie. Daar mag niemand aan twijfelen. Vooreerst omdat iedereen zich aan de regels moet houden. Dat is een basisprincipe in een rechtstaat. Maar in het bijzonder uit respect voor alle mensen die zich sinds de uitbraak van de pandemie onvoorwaardelijk inzetten. Alle mensen uit de zorgsector, in de meest brede betekenis van het woord - de vrijwilligers, de politie, het onderwijs, de postbodes, de mensen die het huisvuil ophalen, de chauffeurs die bestellingen uitvoeren, enzovoort. Allemaal mensen die ik graag in de bloemetjes wil zetten.

De politierechtbanken en politieparketten moeten echter ook voldoende middelen en ondersteuning krijgen om die bijkomende, weliswaar tijdelijke maar erg zware opdracht te kunnen uitoefenen. Mijnheer de minister, zal u daarvoor de nodige middelen ter beschikking stellen? Indien dat immers niet gebeurt, is het voorgaande absoluut geen oplossing.

Zoals mevrouw De Wit daarstraks al heeft herhaald, werd tijdens de commissiebesprekingen gesteld dat er nu wel minder verkeersinbreuken zullen zijn, waardoor marge vrijkomt. Ik ga ervan uit dat er minder verkeersinbreuken zullen zijn, maar bijkomende marge komt niet vrij. Waarom zal dat niet gebeuren? Tijdens de voorbije periode, onmiddellijk vanaf het uitbreken van de coronacrisis tot 31 mei 2020, werden bijna alle zaken automatisch uitgesteld naar zittingen vanaf juni 2020 en naar het volgende gerechtelijke jaar.

Ik heb mij geïnformeerd. Ik kan niet over andere provincies spreken. Die pretentie heb ik niet. Over Antwerpen heb ik echter enige informatie opgevraagd. In Antwerpen zijn in september en oktober 2020 vele politierechtbanken al volgeboekt. Ook alle uitgestelde dossiers zullen echter nog moeten worden afgehandeld. Bovenop de nu al vastgestelde inbreuken waren de cijfers al bijzonder hoog. Indien ik mij niet vergis, zitten wij nu aan 87.000 à 88.000 inbreuken, waarvan hopelijk een aantal zal worden betaald.

Collega's, de behandeling daarvan zal voor de politierechtbank niet evident zijn en een aanzienlijke verhoging van de werkdruk veroorzaken, zeker gezien het grote aantal overtredingen. Ik waarschuw u nu reeds dat die werkdruk bij de politierechtbanken aanleiding zal geven tot een bottleneck.

Collega's, wij hebben allen kennis kunnen krijgen van het schrijven van het College van procureurs-generaal. Ik weet dat het College een grote voorstander was van wat oorspronkelijk in het wetsvoorstel was uitgewerkt. Het bevel tot betalen staat echter niet meer in de tekst. Daarover ga ik niet verder discussiëren. Wij mogen echter niet blind zijn voor de ernstige kritiek die het College formuleert op de nieuwe regelgeving, waarbij het op een groot aantal risico's wijst, zoals onder meer de dreigende verjaring van vele verkeersovertredingen, wat niet de bedoeling mag zijn.

Ik zal de punten van kritiek van het College van procureurs-generaal hier niet volledig voorlezen. Een aantal is zeker terecht en ik betreur dan ook dat hiermee geen rekening werd gehouden.

Ik rond af, mijnheer de voorzitter. Het is heel belangrijk dat er duidelijke richtlijnen komen, om te vermijden dat sommige politierechtbanken deze inbreuken wel streng zullen vervolgen – nogmaals: volledig terecht – en andere politieparketten dit zullen seponeren. Dit kan zeker niet de bedoeling zijn. Er kunnen themazittingen worden georganiseerd, wat een zeer goede zaak zou zijn. Men kan hiervoor ook een beroep doen op bijkomende magistraten door een aantal extra plaatsvervangers aan te duiden of een beroep te doen op gepensioneerde magistraten. Ik ben ervan overtuigd dat die gepensioneerde magistraten bereid zijn om hun verantwoordelijkheid op te nemen en tijdelijk zullen inspringen, omdat zij het belang van deze maatregelen vast en zeker onderschrijven.

Nogmaals, collega's, het kan niet zijn dat in sommige rechtsgebieden deze daders vrijuit gaan omdat de parketten geen vervolging instellen, want dit zou pas een bijzonder slecht signaal zijn aan de overtreders die weten dat ze dan in de toekomst toch hun gangen kunnen gaan zonder vervolgd te worden. Het zou een verkeerd signaal zijn aan al wie zich wel aan de regels heeft gehouden, hoe moeilijk dat voor velen ook was, wat ik kan begrijpen, en nogmaals, een bijzonder slecht signaal aan onze coronahelden.

Ik dank u.


Bercy Slegers CD&V

Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats wil ik mevrouw Khattabi bedanken voor het mondelinge verslag. Zij heeft de voornaamste elementen van de bespreking samengevat en ook de discussie over artikel 14 correct weergegeven.

Collega's, het wetsvoorstel dat vandaag ter stemming ligt, bevat een aantal zeer dringende maatregelen die genomen dient te worden om de werking van ons justitieapparaat tijdens de COVID-19-pandemie te vrijwaren. Het was dan ook absoluut noodzakelijk om het wetsvoorstel met spoed te behandelen, want zo kan er ook in het justitieel apparaat tegemoetgekomen worden aan de nieuwe realiteit in deze tijden, waar de aanname en handhaving van social-distancingmaatregelen van het allergrootste belang is. Wij wensen dan ook de collega's te bedanken voor hun constructieve houding bij de vraag om de tekst bij hoogdringendheid te behandelen.

Het wetsvoorstel bevat verschillende maatregelen om procedures zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Het opent ook de mogelijkheden om werken op afstand bij het justitieapparaat maximaal te benutten. Zonder daarover in detail te treden, het gaat over het elektronisch indienen van verzoekschriften, over vergaderingen van gerechtsdeurwaarders door middel van videoconferentie, zoals eerder goedgekeurd werd voor notarissen, en over tijdelijke versoepelingen aan het wettelijk kader voor de ondertekening van digitale vonnissen en arresten.

Collega's, minstens even belangrijk is de aandacht die het wetsvoorstel heeft voor de mensen die het financieel moeilijk hebben in deze tijden. Ook zij moeten geholpen worden. De tekst komt hieraan tegemoet. Door de opschorting van de uitvoerende beslagen en van welbepaalde bewarende beslagen voor particulieren, in eerste instantie tot 17 juni, wordt er vermeden dat de woning of het loon van sociaal kwetsbare mensen in beslag genomen wordt.

Gezinnen krijgen het steeds moeilijker in deze periode om de financiële gevolgen van de crisis in het dagelijkse leven op te vangen. Op 8 april waren er reeds 1,26 miljoen aanvragen voor tijdelijke werkloosheid. Ik heb de stand van zaken op vandaag niet, maar het is absoluut duidelijk dat de crisis zeer veel mensen, gezinnen en kwetsbare gezinnen treft.

Ik hoef u niet te vertellen dat met de handhaving van een loonbeslag voor een gezin waar de andere partner op tijdelijke werkloosheid gezet wordt, het mes alleen maar dieper in de wonde wordt gestoken. Het gaat er niet alleen om te vermijden dat mensen hun woning verliezen, het gaat er ook om dat zij hun boodschappen nog moeten kunnen doen, hun facturen, gezondheidsfacturen en energiefacturen, moeten kunnen betalen.

Een aantal collega's was van mening dat het voorstel het evenwicht tussen schuldeiser en schuldenaar te veel verstoort. Ik kan alleen maar zeggen dat wij het op dit moment nodig vinden om tijdelijk voor die gezinnen de voorgestelde maatregelen te nemen. Wij hebben een aantal maatregelen genomen voor bedrijven, onder andere om te vermijden dat bedrijven failliet gaan en dat hun roerende goederen in beslag zouden worden genomen. Met onderhavig wetsvoorstel nemen wij ook een belangrijke maatregel om gezinnen ademruimte te geven in deze moeilijke periode.

Tot slot wil ik het nog even hebben over de maatregel die het niet gehaald heeft. In het kader van onderhavig wetsvoorstel was het onze bedoeling om het bevel tot betaling voor de handhaving van de COVID-19-maatregelen in te voeren. Sinds het begin van de crisis werden er 84.000 inbreuken op de coronamaatregelen vastgesteld door de politie. Realistisch gezien zal een vierde van die boetes, mogelijk dus zowat 20.000 boetes, zonder gevolg blijven en misschien niet betaald worden. Een efficiënte afhandeling van de coronaboetes is dan ook cruciaal om ons gerechtelijk apparaat niet te overbelasten. Om die reden wilden wij een tijdelijke maatregel – ik beklemtoon het tijdelijk karakter – invoeren om die procedures zo efficiënt mogelijk af te handelen, zonder daarbij de rechten van de verdediging te schenden en zonder de mogelijkheid te ontnemen aan het individu om zijn boete aan te vechten. Doordat enkele fracties voorstander zijn om de betrokkenen toch systematisch te dagvaarden, heeft ons voorstel het niet gehaald. Ondanks onze bedenkingen daarbij, onder meer of het in het belang is van betrokkenen dat de veroordeling steeds in het strafregister zal komen, leggen wij ons neer bij het voorstel. Het is de politieke keuze van een meerderheid in de commissie voor Justitie. You win some, you lose some.

Belangrijk is wel dat er aandacht besteed zal moeten worden aan de impact van de beslissing tot dagvaarding. Het gaat, zoals ik daarnet zei, om zowat 20.000 extra zaken. Gelet op het feit dat de correctionele rechtbanken in de jongste vijf jaar tussen de 19.500 en 21.300 zaken behandelden, is het duidelijk dat de nieuwe beslissing een enorme werklast zal teweegbrengen. Zelfs nu beslist werd om de inbreuken voor de politierechtbanken te brengen, en zelfs als kan worden aangenomen dat dezelfde politierechtbanken minder werk zullen hebben door een kleiner aantal gepleegde verkeersinbreuken in coronatijden, dan blijft het toch een zeer groot aantal dossiers en extra werk voor de rechtbanken. Enkele collega's suggereerden in de commissie om daartoe gepensioneerde rechters desgevallend terug te roepen. Maar het is nu al duidelijk dat er ondanks die oproep onvoldoende magistraten beschikbaar zullen zijn om de werklast op te vangen.

Wij rekenen er dan ook op dat de partijen die voorstander zijn van een dergelijke toevloed aan dossiers, de minister van Justitie zullen steunen om de tijdelijke kaders uit te breiden, om zodoende te verzekeren dat corona-inbreuken zo snel mogelijk correct berecht kunnen worden.

Ik wil hoe dan ook onderstrepen dat wij tevreden zijn met de voorgestelde belangrijke stappen. Immers, om die manier vrijwaren wij het justitieapparaat. Ik wil de collega's nogmaals danken voor de instemming met de urgentie en de snelle behandeling, zodat we hier vandaag al over de tekst kunnen stemmen.


Melissa Depraetere Vooruit

Mijnheer de voorzitter, collega's, hoe boeiend de discussie ook is, toch zou ik nog even willen terugkomen op een artikel uit het wetsvoorstel dat wel werd goedgekeurd in de commissie. We stemmen vandaag immers ook over enkele maatregelen die bijzonder belangrijk zijn voor kwetsbare gezinnen. Die mensen hebben het momenteel financieel heel moeilijk en dankzij onderhavig wetsvoorstel krijgen ze toch iets meer ademruimte.

De opschorting van het uitvoerend beslag, zoals die initieel in het wetsvoorstel stond, klinkt wel heel goed maar maakt helaas heel weinig verschil op het terrein. Het uitvoerend beslag is immers een maatregel die sowieso slechts heel uitzonderlijk wordt genomen door gerechtsdeurwaarders, namelijk slechts in 1 % van de gevallen. In deze coronatijden zijn er ook richtlijnen van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders om niet over te gaan tot uitvoerend beslag. Het is daarbij immers gewoonweg heel moeilijk om de fysieke afstand te bewaren en de regels van social distancing te respecteren. Ze stellen voor om als alternatief over te schakelen naar beslag onder derden, loonbeslag dus.

Die richtlijn zorgt ervoor dat het loonbeslag in deze periode zeer sterk toeneemt. Er werd voor de coronaperiode al niet vaak uitvoerend beslag gelegd en nu gebeurt dat door de richtlijnen nog minder. Juist hierdoor neemt het loonbeslag zeer sterk toe. Het amendement van de sp.a-fractie was dan ook heel belangrijk om echt een verschil te maken voor wie het in deze crisisperiode financieel nog moeilijker heeft dan voordien. Ik wil de collega's dan ook graag bedanken voor het opnemen van het tijdelijk verbod op loonbeslag in de tekst. Om die reden zullen we het wetsvoorstel ook met volle overtuiging steunen.


Marijke Dillen VB

Mijnheer de voorzitter, ik wil hier graag even op repliceren. Collega, het gaat hier niet alleen over loonbeslag. Wij hebben geen enkel probleem met de regeling voor loonbeslag, maar u gaat verder, want elk bewarend beslag onder derden wordt opgeschort. Het gaat hierbij dus ook om beslag op de bankrekening. Als er bij wijze van spreken geld op de bankrekening staat, dan kan men daar eerst zijn schuldeisers mee betalen. Daar moet men geen bescherming tegen krijgen, want dat heeft niets te maken met het loon.

Had u de maatregel beperkt tot het loonbeslag, had ik u kunnen volgen en dan had u gelijk. Ik kan u echter niet volgen wanneer u de maatregel van toepassing maakt op alle beslagen onder derden.