Proposition 55K0721

Logo (Chamber of representatives)

Proposition de loi modifiant la loi du 30 juillet 1938 concernant l'usage des langues à l'armée en ce qui concerne le dépôt du rapport.

General information

Authors
VB Steven Creyelman, Pieter De Spiegeleer, Barbara Pas, Annick Ponthier, Ellen Samyn, Dries Van Langenhove
Submission date
Nov. 7, 2019
Official page
Visit
Status
Rejected
Requirement
Simple
Subjects
armed forces use of languages

Voting

Voted to adopt
N-VA LDD VB
Voted to reject
Groen Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI MR PVDA | PTB
Abstained from voting
CD&V Open Vld

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Dec. 19, 2019 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Theo Francken

Mijnheer de voorzitter, ik ben rapporteur van een wetsvoorstel van de Vlaams Belangfractie dat ertoe strekt betere en op vaste tijdstippen verslaggeving te doen van het gebruik en de problematiek van de taalverhoudingen in het Belgische leger.

Het voorstel heeft op zich in de commissie een heel debat gegenereerd.

Er is ook een stemming geweest, die, voor wie de gebruiken in de Kamer kent, enigszins verrassend was. De stemming heeft ertoe geleid dat het wetsvoorstel is aangenomen.

Voordien is ook een amendement van mijn hand aangenomen, dat stelt dat de verslaggeving niet in de twee Kamers maar in de Kamer van volksvertegenwoordigers moet gebeuren. De meerderheid van de commissie toonde gelukkig de wijsheid om het amendement aan te nemen.

Dat is heel kort de inhoud van het rapport. Voor het overige verwijs ik graag naar het schriftelijk verslag voor bijkomende uitleg of commentaar.


President Patrick Dewael

Ik geef het woord aan mevrouw Ponthier.


Annick Ponthier VB

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dat de gelijke taalrechten en kansen voor de Vlamingen in het Belgische leger in het verleden wel eens te wensen overlieten – ik druk mij nog zacht uit –, resulteerde in een wetgeving ter zake, met name de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger.

Die wet vond haar grondslag in een aantal historische feiten, niet enkel maar ook in de Eerste Wereldoorlog waarin Vlaamse soldaten vaak onder het bevel van Nederlandsonkundige officieren stonden en zij onder het motto "Et pour les Flamands la même chose" bevelen moesten opvolgen die zij niet begrepen en die ertoe leidden dat zij meer dan eens de dood werden ingejaagd.

De feiten zijn wat ze zijn. De geschiedenis is wat ze is. Ik zal er hier dan ook niet uitgebreid op ingaan. Een en ander uit onze geschiedenis zorgde echter wel voor een nood aan een hoger bewustzijn ter zake. Een van de gevolgen was dus de reeds vermelde wet.

Om de effectieve uitvoering van de wettelijke regels te waarborgen, bepaalt artikel 32 van die wet dan ook dat de minister van Landsverdediging jaarlijks een verslag over de toepassing van de wet in de Kamer van volksvertegenwoordigers indient.

Die verplichting wordt ook effectief uitgevoerd. Zij staat immers in de wetgeving gestipuleerd. In de praktijk heeft ze in het verleden echter een aantal problemen gegeven. Het verslag werd vaak laattijdig ingediend, meestal pas in de loop van het jaar volgend op het jaar waarop het verslag betrekking had en vaak nog veel later.

Aldus werden in de commissie voor Landsverdediging, waarvan ik ook in de vorige legislatuur deel uitmaakte, de jaarverslagen van de jaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 op vraag van de Vlaams Belangfractie en onder het ministerschap van minister De Crem pas op 18 juli 2012 aangevat, zijnde dus vijf jaar later dan dat had moeten gebeuren.

Een en ander wijst erop dat men deze verslaggeving eerder als een formaliteit aanziet waarbij wordt voorbijgegaan aan haar concrete doelstelling. Dat heeft tot gevolg dat de problematiek van het taalevenwicht ook geen rol speelt bij de voorbereiding van de begroting van het beleidsdomein Landsverdediging, simpelweg omdat de regering zelf nog niet over het document beschikt.

Het wordt dan voor de parlementsleden ook bijzonder moeilijk om de bespreking van de begroting van Landsverdediging voor te bereiden omdat men niet over alle documenten beschikt die hiervoor noodzakelijk zijn. Dat komt er in de praktijk uiteraard op neer dat het nut van het verslag sterk vermindert en dat het verslag de facto waardeloos is.

Dat deze gang van zaken niet alleen een administratief probleem vormt, maar ook feitelijke gevolgen heeft voor het beschermen van de uitvoering van de wet blijkt onder meer uit de verslagen. Voor een aantal categorieën van militairen blijft het onevenwicht tussen Nederlandstaligen en Franstaligen bestaan. Wij mochten dat gisteren nog in de commissie vernemen van de nieuwe minister van Landsverdediging, de heer Goffin, die op een vraag van onze fractieleider, mevrouw Pas, antwoordde dat het onevenwicht verre van weggewerkt is.

Nochtans stipuleren de verslagen telkenmale dat de krijgsmacht streeft naar een taalverhouding die deze van de Belgische bevolking weerspiegelt, namelijk 60 % Nederlandstaligen en 40 % Franstaligen.

Wij zijn van oordeel dat een verslag dat binnen een aanvaardbaar tijdsbestek zou worden afgeleverd bruikbaar zou kunnen zijn om die onevenwichten weg te werken en om het tekort aan Vlaamse arbeidsplaatsen op te vullen, teneinde de doelstellingen van de krijgsmacht zelf te behalen. Dat is niet alleen nuttig, maar wat ons betreft zelfs wenselijk.

Wij willen met dit wetsvoorstel dus niet meer, maar ook niet minder dan ervoor zorgen dat een reeds bestaande wetgeving tijdig wordt uitgevoerd. Ik meen dat men niets wereldschokkends vraagt en dat de minister het verslag dus als bijlage bij de jaarlijkse beleidsnota zou toevoegen, zoals dat hoort. Zonder dat kan het debat volgens ons niet terdege worden gevoerd. Het betreft hier dus gewoon een technische aanvulling op de reeds bestaande wetgeving.

Bovendien, en ik heb dat ook in de commissie toegelicht, werd deze richtlijn ook opgenomen in de aanbevelingen van de werkgroep taalevenwicht bij het leger, die in de legislatuur van 2010-2014 werd samengesteld. Mijnheer de voorzitter, u zult zich dat ongetwijfeld nog herinneren. Ik maakte daarvan toen ook zelf actief deel uit, samen met een aantal andere collega's hier aanwezig.

Die werkgroep kwam er overigens specifiek op vraag van MR, bij monde van de heer Denis Ducarme. Hij vond het nodig om aan deze problematiek ettelijke hoorzittingen, verslagen en adviezen te wijden. Vlaams Belang heeft dat verzoek gesteund. Er werd ook een lijvig document voor opgesteld met een aantal aanbevelingen.

De laatste van de vijf aanbevelingen heeft betrekking op artikel 32 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger. Dit artikel bepaalt dat de minister van Landsverdediging de Kamer van volksvertegen­woordigers jaarlijks een verslag moet bezorgen over de toepassing van de wet. De werkgroep beklemtoont het belang van dat verslag en wenst bijgevolg dat dit artikel vanaf dit jaar volledig en daadwerkelijk wordt toegepast. Aldus zal de Kamer in de toekomst aan de hand van het verslag de evolutie van de taalverdeling bij het leger transparant en op constructieve wijze kunnen blijven volgen.

Die aanbeveling werd in een wettekst gegoten. De verslaggever heeft al aangehaald dat de partijen die normaal gezien altijd veel belang hechten aan de inhoud van de Belgische Grondwet bij de artikelsgewijze stemming in de commissie wel selectief waren. Ze stemden tegen artikel 1, dat verwijst naar de toepassing van de Grondwet waarop dit wetsvoorstel betrekking heeft. Het Vlaams Belang vond dit een zeer vreemde gang van zaken.

Is het dan toch niet de inhoud die telt, maar de indiener? Ik hoop dat ik daar verkeerd in ben en dat bij de stemming later vandaag niemand oogkleppen op heeft en dat het gezond verstand mag terugkeren.


Wouter De Vriendt Groen

De Ecolo-Groenfractie heeft in de commissie tegen gestemd en dat zal ze opnieuw doen.

Ik kom tussenbeide omdat ik wilde vragen aan de heer Bogaert van CD&V wat zijn stemgedrag straks zal zijn. De heer Bogaert heeft in de commissie voor het wetsvoorstel van Vlaams Belang gestemd. Ik zou hem in alle sereniteit willen vragen om zijn stemgedrag te herzien. Waarom? Ik vind namelijk dat stemmen voor een wetsvoorstel van het Vlaams Belang die partij sterker maakt en die partij normaliseert. Dat is geen normale partij. Deze partij beschouwt asielzoekers als criminelen en doet alsof de samenleving beschermd moet worden tegen asielzoekers.

Het is een partij waarvan prominente leden lid zijn van agressieve racistische milities in ons land. Vandaar dat ik de heer Bogaert wou vragen om er eens over na te denken of hij die partij werkelijk sterker wil maken door wetsvoorstellen van die partij te steunen. Ik meen niet dat dit behoort tot de traditie van CD&V, ik meen dat de normen en waarden van CD&V anders zijn.


Theo Francken N-VA

Het gaat niet over een persoonlijk feit, mevrouw Pas, u zult zichzelf wel verdedigen. Ik wil echter graag even het woord nemen.

In de commissie voor Landsverdediging, waarvan ik net als de voorzitter al jaren lid ben, hebben we een cultuur die inhoudt dat we proberen op een positieve manier met elkaar samen te werken. U weet dat zeer goed, mijnheer De Vriendt. Het gaat om de inhoud van dit wetsvoorstel en u hebt daar geen commentaar op gegeven.

Het Vlaams Belang stelt wetgeving voor die ertoe moet leiden dat de rapportering tijdig gebeurt zodat de parlementsleden hun werk goed kunnen doen als we de beleidsnota bespreken in de commissie voor Landsverdediging. Als we de inhoudelijke merites van dat voorstel bekijken, dan is onze fractie van oordeel dat we daar achter kunnen staan.

We hebben een bepaalde geschiedenis van taalverhoudingen in het Belgische leger en daar is altijd al veel rond te doen geweest. We hebben in het verleden verwijten gehad van de heer Ducarme van de MR over de flamandisation de l'armée belge. Daar is een commissie over geweest waar u lid van was. Ik zat daar niet in omdat ik toen lid was van de regering. Dat zijn dus gevoelige punten.

Als er nu na het hele debat over de vervlaamsing van het Belgische leger een voorstel komt om het objectieve rapport dat er wettelijk gezien altijd moet komen ook tijdig te laten komen, dan zegt iemand als u, die al vele jaren het parlementaire metier goed probeert in te vullen, dat het komt van die fractie en dat het dus racistische militiepraat is. Dat vind ik niet juist. In de commissie voor Landsverdediging proberen we op een correcte wijze te werken en u weet net zo goed als ik dat dit soort voorstellen daar geen schijn van kans zou hebben.

Het gaat om een voorstel dat inhoudelijk correct is en dat de parlementaire controle wil bevorderen. U pleit altijd voor respect voor het Parlement. Dit voorstel vraagt om een instrument om ons werk goed te kunnen doen. Een dergelijk voorstel verdient dan ook de steun van de N-VA-fractie, wie het ook heeft ingediend. Ik vind het jammer dat ik het zelf niet heb ingediend want het is een goed voorstel dat het parlementaire werk kan verbeteren. Dat vindt u ongetwijfeld zelf ook van de inhoud, los van de polemiek over wie het heeft ingediend.

Dus in dezen en ook namens mijn fractie kan ik u meegeven dat wij wetsvoorstellen op hun inhoudelijke verdiensten zullen beoordelen. Wij gaan niet mee in een verhaal dat iets sowieso slecht is, gebonden aan van wie het komt. Komt een wetsvoorstel van de PVDA, de PTB, Défi of het Vlaams Belang, als het inhoudelijk goede wetsvoorstellen zijn, dan zullen wij die op hun inhoudelijke merites beoordelen.

Wij doen niet mee aan de gedachtepolitie en het cordon sanitaire met onze partij, de N-VA.


Barbara Pas VB

Ik vind het aandoenlijk dat collega Francken zich aangesproken voelt bij een vraag aan de heer Bogaert en bij een vraag waarbij mijn partij wordt geviseerd. Ik dank hem alleszins voor zijn terechte opmerking.

Ik vind het ook aandoenlijk, collega De Vriendt, dat u vragen stelt aan een collega die hier niet eens aanwezig is. U viseert immers collega Bogaert. Het is een feit dat u inhoudelijk geen enkel argument hebt bij dit voorstel. Het gaat u louter om de indiener. U zegt dat voorstellen van mijn partij steunen, mijn partij sterker zou maken. Ik denk dat u zich schromelijk vergist. Ik denk dat figuren zoals u, die op voorhand goede voorstellen uitsluiten omwille van de indiener, mensen beledigen en op één hoopje gooien met criminelen; u noemt milities, maar die zijn bij mijn weten al jaar en dag verboden in dit land. Het is uitgerekend die arrogante houding, waarmee u volgens de laatste peiling 27 % van de kiezers en sinds de laatste verkiezingen alleszins meer dan 800.000 mensen schoffeert, die ons alleen maar sterker maakt. Het is die arrogante houding om niet naar Vlamingen te luisteren die wel achter onze voorstellen staan, die ons alleen maar sterker maakt.

Ik zou Jean-Jacques Rousseau willen citeren: beledigingen zijn de argumenten van zij die ongelijk hebben. Daar had Rousseau 100 % gelijk in: als men inhoudelijk niets tegen ons voorstel kan inbrengen, pakt men de indiener maar aan. U doet maar. U bent verantwoordelijk voor uw stemgedrag. Laat de heer Bogaert en de andere partijen zich maar verantwoorden voor hun stemgedrag. Als zij dit een goed voorstel vinden, is het de bedoeling dat dit gesteund wordt. Daarvoor dient een democratie. Wij beschouwen alles inhoudelijk. Wij hebben hier al voorstellen afgekeurd of gesteund van zowat elke fractie in dit huis, omdat wij oordelen op inhoud en niet op indiener. Dat heet democratie, maar blijkbaar hebben sommige partijen die zichzelf democratisch noemen en ons niet-democratisch noemen, meer moeite met democratie dan wij.


Theo Francken N-VA

Mevrouw Pas, ik vind het spijtig dat u het aandoenlijk vindt dat ik namens de heer Bogaert spreek. Ik voer het woord namens mijn fractie. Ik heb gesproken als rapporteur en daarna heb ik gesproken als lid van de grootste fractie. Dat heeft niets te maken met Hendrik Bogaert. Hij moet zijn standpunt zelf maar verdedigen.

Ik wil nog één ding zeggen: ik kan maar hopen dat wij in de komende jaren in de commissie voor Landsverdediging, en ook in de Parlementaire Assemblee van de NAVO trouwens, op dezelfde constructieve en positieve manier zullen blijven samenwerken, zoals wij dat al vele jaren doen, over de partijgrenzen heen. Dat hebben wij tot nu toe altijd gedaan in het belang van onze jongens en meisjes, zowel in België als in het buitenland, en dat zijn er veel, zodat wij goed parlementair werk, zoals het werk van mevrouw Ponthier, op een correcte manier en met respect voor elkaar kunnen behandelen, net zoals bij uw betoog gisteren over de Pandurs. Wij moeten iedereen de tijd geven om de zaken deftig te bespreken en grondig inhoudelijk werk te leveren. Ik mag het maar hopen.


Nadia Moscufo PVDA | PTB

Monsieur le président, chers collègues, notre groupe a également voté contre cette proposition de loi en commission car, pour nous, les arguments expliqués par les auteurs et ceux qui la soutiennent ne reflètent pas du tout... (Brouhaha)

Monsieur le président, y a-t-il moyen de faire un peu le calme dans la salle?


President Patrick Dewael

Oui. C'est parce que M. Bogaert vient d'arriver! Il y a des gens qui soignent leur entrée.


Nadia Moscufo PVDA | PTB

Bienvenue!


President Patrick Dewael

Je vous en prie, madame.


Nadia Moscufo PVDA | PTB

Monsieur le président, les arguments expliqués par les auteurs et les groupes politiques qui la soutiennent ne reflètent pas du tout les problèmes réels qui existent à la Défense et encore moins les problèmes qui reviennent vraiment de la pratique du terrain.

Nous considérons qu'il y a effectivement de gros problèmes à résoudre à la Défense, surtout et avant tout en matière de conditions de travail de nos militaires, au niveau des rémunérations et sur la manière dont est menée la politique de recrutement.

Des négociations sont d'ailleurs en cours avec les syndicats mais celles-ci restent au frigo car nous sommes en période d'affaires courantes. Les militaires y réclament des indemnités d'éloignement lorsqu'ils doivent aller travailler plus loin. Évidemment, ici, avec nos salaires, devoir effectuer des déplacements ne fait pas tellement partie de nos préoccupations. Il y est également question d'indemnités pour les frais de téléphone, d'indemnités pour les déplacements à vélo et de surplus salarial pour les prestations effectuées le week-end.

Les syndicats disent toutefois qu'en matière de recrutement, ces petites améliorations salariales ne sont que des cacahuètes. Ce qui pose problème dans le recrutement, c'est la question de la revalorisation du métier à travers une augmentation du salaire brut et le statut même des militaires. Aujourd'hui, beaucoup trop de contrats proposés ne portent que sur des périodes de quatre, voire de huit ans. Ce n'est pas avec ce genre de contrats qu'on va motiver les femmes et les hommes de ce pays à s'engager à la Défense.

Bien sûr, la question du bilinguisme n'est pas à négliger. Cela fait partie des discussions de la concertation sociale. D'après les échos, il y aurait même des exemples positifs quant à la stimulation des militaires au bilinguisme. En tant que parti, on souhaite que ces discussions restent dans le giron de la concertation sociale. Reste à savoir en quoi la protection des citoyens sera mieux garantie si le pourcentage d'un groupe linguistique par rapport à un autre est mieux équilibré qu'aujourd'hui.

Nous nous posons donc vraiment beaucoup de questions quant à l'enjeu de cette proposition de loi. Son objectif n'est-il pas plutôt de diviser? Or la Belgique d'en bas et, dans ce cas précis, les militaires ont besoin de plus d'unité. Pour ces raisons, nous voterons contre ce texte. Nous sommes un, wij zij één.


President Patrick Dewael

Merci, madame Moscufo.

Je pense que les problèmes que vous avez soulevés donneront lieu à une série de discussions inscrites au programme de la commission du mois de janvier pour approfondir les autres thèmes que vous avez abordés, notamment en termes de recrutement, de formation, etc.