Proposition 55K3269

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la loi relative à l'exercice des professions des soins de santé, coordonnée le 10 mai 2015, en vue d'y préciser l'intitulé actuel du titre d'infirmier conformément à la directive 2005/36/CE et d'y insérer l'assistant en soins infirmiers et l'infirmier chercheur clinicien.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
April 11, 2023
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
health policy health care nursing care nursing staff

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld MR
Voted to reject
PVDA | PTB
Abstained from voting
LE DéFI N-VA LDD VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

June 22, 2023 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

De rapporteur, de heer De Caluwé, verwijst naar het schriftelijk verslag.


Frieda Gijbels N-VA

Mijnheer de minister, we hebben de discussie over dit wetsontwerp al in de commissie gevoerd, maar ik wil toch nog even argumenteren waarom onze fractie zich straks op dit wetsontwerp zal onthouden.

Het wetsontwerp gaat over de nieuwe beroepstitel van basisverpleegkundige. We weten wat het probleem is. Europa vraagt al jaren naar duidelijkheid in verband met de Europese uitwisselbaarheid van het diploma van verpleegkundige in België. We weten dat de opleiding van de HBO5-verpleegkundige niet voldoet aan de vereiste van Europese uitwisselbaarheid. Die duidelijkheid moest er dus komen. Daar zijn wij het mee eens.

Het is een probleem dat inderdaad al lang aansleept, maar dat heeft ook te maken met het feit dat er tussen de deelstaten veel onenigheid bestond over die problematiek en over de manier waarop die moest worden aangepakt. Met dit wetsontwerp zal er een einde komen aan de opleiding van de HBO5-verpleegkundige en zal de basisverpleegkundige, een nieuw beroep, daarvoor in de plaats komen.

Die basisverpleegkundigen zullen niet euroconform zijn, maar so be it. We vinden het belangrijk dat met dit wetsontwerp wordt erkend dat alle verpleegkundigen nodig zijn voor de zorg, ook als dat verpleegkundigen zijn die niet euroconform en dus niet Europees uitwisselbaar zijn. Dat is van belang voor de organisatie en zelfs voor de veiligheid van de zorg. Wij willen immers dat er voldoende handen aan het bed zijn. Wij hebben namelijk gezien dat de verlengde opleiding in Wallonië heeft gezorgd voor minder instroom van studenten verpleegkunde. Dat is iets wat wij niet willen. Zeker vandaag hebben we iedereen nodig. Op de website van de VDAB kan men zien dat er meer dan 5.500 vacatures voor verpleegkundigen openstaan.

Wij kunnen ons ook scharen achter het principe van de leerladder. We denken dat dit inderdaad van belang kan zijn om de aantrekkelijkheid van het beroep te vergroten. Het is goed dat verpleegkundigen zullen kunnen schakelen tussen de verschillende opleidingsniveaus.

In die zin snappen we de doelstelling van dit wetsontwerp wel degelijk, maar waar we ons bijzonder ongerust over maken, is de timing. Er is een grote vraag naar verpleegkundigen en we willen zoveel mogelijk mensen enthousiasmeren om die opleiding aan te vatten. Vandaag is echter niet afgeklopt wat de opleiding precies zal inhouden, laat staan dat de opleidingsinstellingen zich daarop hebben kunnen voorbereiden. Het is ook hoogst onduidelijk wat dit zal betekenen voor de werkvloer en wat de impact zal zijn op de organisatie van de gezondheidszorg, zowel de ambulante zorg als in ziekenhuizen. In welke mate zullen zorginstellingen of zorgteams flexibiliteit hebben om deze nieuwe beroepsgroep in te zetten? We weten dat niet. Van al die elementen maakt dit wetsontwerp ook geen melding.

Ondanks al die onduidelijkheden die er vandaag zijn, wil u dat dit wetsontwerp vandaag goedgekeurd wordt en dat niet alleen. U wil ook dat de nieuwe opleiding al over een paar weken van start zal gaan, in het komende academiejaar dat in september van dit jaar start, en waarvoor studenten zich nu volop aan het oriënteren zijn. Het feit dat er nu nog zoveel onzekerheid en onduidelijkheid is over die nieuwe opleiding houdt een groot risico in voor de instroom van nieuwe studenten. In deze tijd, waarin er zo’n grote vraag is naar verpleegkundigen, willen we vragen om die datum van inwerkingtreding toch met een jaar uit te stellen, zodat alles kan worden uitgeklaard, zodat de inhoud van de opleiding bekend kan worden gemaakt, en zodat ook duidelijk de mogelijke impact op de werkvloer kan worden ingeschat.

We willen niet dat studenten worden afgeschrikt om zich in te schrijven voor een opleiding waarvan ze niet weten waartoe die precies zal leiden. We hebben zelf ook het ongemakkelijke gevoel dat het toch voor een groot stuk een blanco cheque is die u vraagt om vandaag te ondertekenen. We houden ons amendement dus ook vandaag aan om de datum van inwerkingtreding met een jaar uit te stellen. Op die manier maken we volgens mij aan Europa duidelijk dat we er ernstig mee bezig zijn, maar geven we de onderwijsinstellingen de tijd om de opleiding op poten te zetten en geven we potentiële studenten ook meer duidelijkheid. We dienden in de commissie ook amendementen in om ervoor te zorgen dat de basisverpleegkundigen vertegenwoordigd zullen worden in de Federale Raad voor Verpleegkunde en in de Technische Commissie voor Verpleegkunde. Ook die amendementen zullen we vandaag opnieuw indienen. We hopen dat de collega’s die mee zullen goedkeuren.


Hervé Rigot PS | SP

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, les soignants sont à bout. On le sait depuis bien longtemps. La crise covid n'a fait que renforcer cette situation pénible et l'épuisement de ces hommes et de ces femmes tellement nécessaires pour nous toutes et tous.

La pénurie est une réalité au Nord et au Sud du pays. Elle est globale. Elle entraîne la fermeture de nombreux lits au sein de nos hôpitaux, faute de bras suffisants.

Pourtant, des efforts ont déjà été déployés depuis le début de la législature pour soutenir le secteur. Je pense à la pérennisation du Fonds blouses blanches qui a notamment permis la création de 5 000 équivalents temps plein. Je pense aussi à la mise en œuvre de l'accord social et à la mise en place du système IFIC qui a permis une revalorisation des salaires du secteur.

Mais il ne faut pas se voiler la face. Cela reste malheureusement insuffisant. Il faut encore agir. Les investissements devront se poursuivre. Tous nos efforts doivent se concentrer pour rendre le métier à nouveau attractif en termes de rémunération, mais également en termes de pénibilité et de conciliation entre la vie privée et la vie professionnelle. Il importe de repenser l'organisation des soins infirmiers. Dans cette perspective, une nouvelle échelle de soins est aujourd'hui envisagée.

Comme vous l'avez évoqué en commission, monsieur le ministre, ce projet a fait l'objet d'une large consultation tant avec les acteurs du secteur qu'avec les entités fédérées qui sont évidemment à la manœuvre lorsqu'il est question de formations organisées.

Aujourd'hui, il est impensable de se passer des forces vives disponibles. Monsieur le ministre, vous avez donc trouvé une solution à travers ce nouveau profil d'assistant en soins infirmiers pour répondre à la problématique des soignants dits "HBO5" au Nord du pays.

La réalité est différente au Sud puisque la Fédération Wallonie-Bruxelles a fait le choix d'adapter son cursus de formation pour répondre aux exigences de l'Union européenne et se mettre en ordre de marche.

En attendant, les réalités sont clairement différentes de part et d'autre de notre pays, avec une réalité commune, à savoir le besoin d'infirmiers et d'infirmières.

Il est vrai que la nouvelle échelle de soins qui vise à mettre en place des profils distincts mais complémentaires se complexifie. Il faut veiller, monsieur le ministre, à permettre une lecture claire de l'articulation entre les différents types de soignants avec une liste d'actes à poser, mais aussi avec des normes d'encadrement afin que cela ne complexifie pas à outrance l'organisation au sein des hôpitaux. Chacun doit pouvoir savoir qui fait quoi, qui décide quoi et qui ne peut pas faire quoi.

Les travaux qui seront menés dans les semaines à venir devront viser ces objectifs, dans un esprit de concertation qui reste encore et toujours indispensable dans ce cadre.


Dominiek Sneppe VB

Mijnheer de minister, collega’s, wij hebben in de commissie reeds tot tweemaal toe over het voorliggende wetsontwerp gedebatteerd en ik vrees dat de geesten nog steeds niet gerijpt zijn, maar ik doe alsnog een poging om de verzuchtingen van de betrokkenen te vertolken.

Ik begin met het goede nieuws. Het wetsontwerp creëert duidelijkheid. Dat is een feit. Er wordt een nieuwe trede aan de ladder toegevoegd, namelijk die van basisverpleegkundige. Het zal evenwel via een KB duidelijk moeten worden wat de taken van die basisverpleegkundigen zullen zijn. Het zou gaan over de niet-complexe handelingen, maar nergens wordt verduidelijkt wat dat precies inhoudt. Erger nog, in uw antwoorden in de commissie zei u zelfs dat de verpleegkundige voor algemene zorg zal moeten inschatten of het over complexe handelingen gaat of niet, terwijl wat door de ene als complex wordt ervaren dat voor de andere vaak niet zo is. Tot daar de duidelijkheid.

Voor Europa voldoet de opleiding tot bachelor verpleegkundige aan de normen om in elk EU-land aan de slag te mogen gaan als verpleegkundige. Voor de opleiding HBO5 is dat niet het geval, maar zonder dat er ooit een formele audit gebeurde om te zien of dat wel klopt. Klopt dat wel, mijnheer de minister? Hebt u dat voldoende onderzocht en hebt u voldoende onderzocht of er geen andere pistes mogelijk waren? De vraag stellen is ze beantwoorden, mij dunkt.

Ik citeer uit het verslag van de eerste lezing: “In de huidige HBO5-opleiding haakt zo’n 50 % van de studenten af omdat de opleiding te zwaar is.” Is dat de werkelijke reden of zou het kunnen dat de oorzaak elders ligt? Welke studie staaft die stelling? Vanwaar komen die cijfers?

U klopt zich op de borst dat u het dossier na tien jaar hebt opgelost. Er is weer zekerheid voor de studenten – zo verkondigt u – maar is dat wel zo? Daar hebben wij toch onze twijfels over, want wat doet u eigenlijk? U degradeert de HBO5-opleiding tot een opleiding basisverpleegkundige omdat de HBO5 niet EU-mobiel is, maar als ik mij niet vergis, is de basisverpleegkundige dat ook niet. Wat hebt u nu dus eigenlijk gewonnen?

Er is sprake van degradatie, want de huidige HBO5-verpleegkundigen, die niet EU-mobiel is, heeft meer verantwoordelijkheid en kan onafhankelijk werken. De basisverpleegkundige zal minder verantwoordelijkheid krijgen en zal slechts in niet-complexe handelingen – wat dat ook mag zijn – zelfstandig kunnen werken.

Daar komt nog bij dat in de huidige situatie op de werkvloer niemand vraagt naar het diploma van een collega. Iedereen werkt collegiaal samen. In uw nieuwe werkelijkheid zal er echter een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de verpleegkundige algemene zorg en de vroegere HBO5-er enerzijds en de basisverpleegkundige anderzijds. Er zal dus naar het opleidingsniveau gevraagd worden in plaats van naar de competenties. Dat zal de collegialiteit en werksfeer niet ten goede komen. Daarnaast zal er op het vlak van verloning een ongelijkheid gecreëerd worden tussen de vroegere HBO5-er en de basisverpleegkundige. Dat kan volgens ons eveneens tot wrevel op de werkvloer leiden. Dit wetsontwerp riskeert de situatie op de werkvloer onnodig complexer te maken in plaats van eenvoudiger.

Dan kom ik aan de complexe handelingen. Ik sprak reeds over de onduidelijkheid tussen de complexe en niet-complexe handelingen. Volgens uw wetsontwerp kan alleen de verpleegkundige algemene zorg de beslissing nemen of het om een complexe handeling gaat of niet. Waarom laat u de basisverpleegkundige niet zelf oordelen of die handeling voor hem of haar complex of niet is? Een huisarts beslist toch ook zelf of hij doorverwijst naar een specialist of niet. Het is niet de specialist die de beslissing neemt voor de huisarts. Dus waarom zou de basisverpleegkundige, zoals de HBO5-verpleegkundige nu, daarover niet kunnen beslissen? Hebt u zo weinig vertrouwen in hun inschattingsvermogen?

In de thuisverpleegkunde heeft 60 % een HBO5-diploma. Van die 60 % vindt u nu dat zij geen complexe taken meer mogen uitvoeren en dat zij onder auspiciën van een verpleegkundige algemene zorg moeten werken. Deden die thuisverpleegkundigen hun werk dan niet goed? Waren er klachten? Ik denk het niet.

Ook in de ouderzorg werkt een groot aantal HBO5-verpleegkundigen, vaak ook zonder arts of verpleegkundige algemene zorg in de buurt. Zult u dan voor flankerende maatregelen zorgen zodat meer bachelors de weg vinden naar de thuiszorg en ouderenzorg? Hoe zult u dat probleem oplossen?

Een ander probleem is het volgende. Door uw beleid van korte ziekenhuisopnames zullen er in de thuiszorg steeds meer complexe handelingen verschijnen. En ook in de ouderenzorg zal de comorbiditeit toenemen, aangezien bejaarden pas naar een woon-zorgcentrum gaan als het thuis echt niet meer gaat. Hoe lost u dat op, mijnheer de minister?

U creëert dus een serieus probleem, waarvan vooral de patiënten de dupe zullen zijn.

Ik wil toch nog enkele vragen stellen over het verschil tussen de opleiding in Wallonië en die in Vlaanderen. Ik weet dat dit uw bevoegdheid niet is, maar het zorgt bij mij toch voor vragen.

Wallonië heeft een HBO5-opleiding die uitgebreid is met een halfjaar, in regel met de Europese eisen. Vallen de mensen die na 3,5 jaar afstuderen in de Franse Gemeenschap dan onder de noemer basisverpleegkundige, of worden zij net als hogeschoolstudenten verpleegkundige voor algemene zorg?

Als hun opleiding opgetrokken wordt naar het niveau bachelor, creëert u dan niet opnieuw een tweedeling? Eigenlijk een discriminatie op het vlak van taal. Een Franstalige HBO5 zal dan een waardevoller diploma hebben dan een Vlaamse HBO5. Terwijl zij dezelfde studie gevolgd hebben, worden zij dan weer verschillend behandeld op de werkvloer. Opnieuw een mogelijke bron van ergernis.

Mijnheer de minister, tot slot, er wordt constant gezwaaid met Europese richtlijnen. Maar, zoals ik al in de commissie zei: wat is belangrijker, voldoen aan een Europese richtlijn die ervoor zorgt dat verpleegkundigen in alle Europese landen kunnen werken, of de verpleegkundigen die in België werken, waar er meer dan 6.000 te kort zijn, hier houden en hun beroep en hun opleiding aantrekkelijker maken? Ik weet wat ik als minister van Volksgezondheid zou kiezen.

In de commissie heb ik u gevraagd naar een impactanalyse op de werkvloer. U kon daar natuurlijk niet op antwoorden, want er is geen impactstudie. U hebt dus geen enkel benul wat dit wetsontwerp concreet op de werkvloer met zich zal brengen.

Vlaams Belang vraagt dan ook dat dit wetsontwerp ingetrokken wordt, en dat er eerst een grondige impactanalyse gemaakt wordt zodat duidelijk wordt dat wat u hier beweert ook in de werkelijkheid niet voor problemen zal zorgen.

Doe het niet voor ons, doe het voor de vele verpleegkundigen die zich dagelijks inzetten in de thuiszorg, in de ouderenzorg, en in de psychiatrische zorg. Doe het vooral voor de patiënten.


Nathalie Muylle CD&V

Mijnheer de minister, ik wil u danken voor het ontwerp en heb dus met enig ongeloof het debat hier in het Parlement gevolgd.

Het thema gaat al zeer lang mee en ook al kon ik de bespreking van het wetsontwerp in commissie maar zijdelings volgen, ik sta erop om hier het woord te nemen, omdat de HBO5-opleiding, waarin ik sterk geloof, mij heel na aan het hart ligt. Ik geloof ook heel sterk in de leerladder in de zorg. In heel weinig sectoren worden zoals in de zorg zo veel doorgroeimogelijkheden via de leerladder geboden in elke fase van het leven van de zorgkundige naar gelang van zijn of haar omstandigheden.

De HBO5-opleiding was jaren voer voor debat: men geloofde er niet in en heel wat beroepsorganisaties noemden HBO5-verpleegkundigen verbeterde zorgkundigen, zorgkundigen waarvoor ik overigens zeer veel respect heb. Men stelde heel wat benamingen voor, onder andere healthcareassistent. De teksten ter zake lieten ook niet toe dat de beoogde zorgkundigen autonoom handelingen stellen en hadden een veel kleinere draagwijdte dan voorliggende ontwerp.

Daarnaast was er ook het Europees verhaal. Zeker de Vlaamse Gemeenschap poogde destijds om de HBO5-opleiding Europees conform te maken en ging daarvoor in overleg met onderwijsinstellingen, woon-zorgcentra en ziekenhuizen. Vergeet ook niet dat in onze Vlaamse ziekenhuizen 40 % van de verpleegkundigen HBO5-verpleegkundigen zijn! Franstalig België heeft ervoor gekozen om de opleiding met zes maanden te verlengen, terwijl het aan Vlaamse zijde de vrees was dat een verstrenging en verlenging van de opleiding de instroom in de HBO5-opleiding zou afremmen.

In de HBO5-opleiding in mijn stad bedraagt de gemiddelde leeftijd van de eerstejaars 33 jaar. Het gaat om personen die voor een nieuwe loopbaan hebben gekozen of nog nieuwkomers, die de opleiding met een taaltraject kunnen combineren. Soms gaat het om studenten die voorheen nooit de mogelijkheid kregen om te studeren, maar dat nu wel kunnen dankzij stabiele omstandigheden. Kortom, de toegang tot de opleiding is belangrijk voor de instroom tot het beroep van verpleegkundige.

Dat betekent niet dat de kwaliteit van de zorg voor ons niet belangrijk is. HBO5-studenten krijgen een sterke opleiding met heel specifieke competenties die niet gelijk zijn aan die van de bachelorverpleegkundigen. Dat staat los van het Europese verhaal, want daar was echt geen match mogelijk. Wel is er nu een wetgevend kader uitgetekend dat de verpleegkundigen juridische zekerheid biedt. In ons voorstel gebruikten we de term teamverpleegkundige. Dat is nu basisverpleegkundige geworden. What’s in a name? Dat woord verpleegkundige was echter belangrijk. Dat getuigt ook van veel respect voor hun competenties. Het was voor mij heel belangrijk dat het woord werd behouden en wettelijk kon worden verankerd.

Ik hoor collega’s hier zeggen dat HBO5-verpleegkundigen hun titel kwijt zijn, maar er was nooit een titel. Op het terrein was iedereen een verpleegkundige, maar die naam gaf geen aanduiding welke opleiding de betrokkene had gevolgd, wat zijn of haar competenties waren en welke haar of zijn achtergrond is. Nu geven we juridische zekerheid aan die verpleegkundigen op een moment dat de nood hoog is. In mijn regio zijn er vandaag 10 vacatures voor verpleegkundigen voor elke werkzoekende.

We moeten beseffen dat we alle handen nodig hebben, de vergrijzing indachtig en het aantal personen dat in de komende tien jaar in de zorg zal verdwijnen. Het is voor mij heel belangrijk dat we die handen behouden en dat we de job ook aantrekkelijk maken om nieuwe mensen naar de zorg aan te trekken. Vandaag bieden wij de verpleegkundigen niet alleen een juridisch kader, maar ook een toekomst.

Wij zijn nog bezorgd over het op te stellen koninklijk besluit, een werk waarmee u bezig bent, om uit te klaren welke verpleegtechnische handelingen men mag uitvoeren in het kader van de leerladder in de zorg. Wellicht worden de verpleegkundige handelingen anders ingevuld voor de HBO5-verpleegkundigen dan voor de verpleegkundigen algemene zorg, de bachelorverpleegkundigen. Met mijn partij vind ik het erg belangrijk dat in die oefening respect wordt opgebracht voor de competenties van de HBO5-studenten, die ze via hun opleiding en ervaringen hebben verworven en waarvoor ze ook bekend zijn.

Op het werkveld voelen we de sterke impact van het corporatisme op het dossier: bepaalde groepen weigerden HBO5-verpleegkundigen in hun verhaal . Ik had het daar altijd moeilijk mee. We hebben immers heel veel handen aan het bed nodig, die kwaliteitsvolle zorg bieden. Daarom hoop ik dat u via het koninklijk besluit dat u aan het maken bent, ieders eigen competenties en opleiding respecteert, ieder het respect geeft dat hij of zij verdient. U hebt allicht in de verschillende interkabinettenwerkgroepen gemerkt dat wij dat sterk bewaken.

Wij zullen uw wetsontwerp vandaag steunen, omdat wij juridische zekerheid belangrijk vinden. Het wetsontwerp geeft de gemeenschappen ook de mogelijkheid om deels een eigen verhaal te schrijven. Vanuit de eigen historiek, opleiding en onderwijslandschap kan elke gemeenschap een antwoord formuleren.

We dringen er net collega Gijbels op aan dat het koninklijk besluit er snel komt. Als de bepalingen uit het wetsontwerp volgend academiejaar al van toepassing moeten zijn, wordt dat heel belangrijk.

Mijnheer de minister, dank u om ons te brengen waar we nu staan. Na de jarenlange strijd voelen we ons medeauteur van de voorliggende tekst en hopen dat het koninklijk besluit inclusief de overgangsmaatregelen heel veel jonge mensen en mogelijk ook iets minder jonge mensen die kozen voor de leerladder in de zorg, een mooie toekomst geeft.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Mijnheer de minister, collega’s , we zullen dit wetsontwerp niet steunen. Sinds een tiental jaren is de HBO5-opleiding, de vroegere A2-opleiding, niet EU-conform. De Vlaamse regering heeft al die jaren nagelaten dat probleem op te lossen. U lost dat nu zogezegd op met dit wetsontwerp en u hebt het zo voorgesteld dat op die manier iedereen zijn plaats zal krijgen en dat de opleiding aantrekkelijker zal worden. Er wordt ook mooi over de zorgladder gesproken.

Tijdens de bespreking in de commissie hebt u nochtans zelf aangegeven dat u geen schoonheidsprijs zult krijgen voor uw oplossing, alleen al gelet op de titel die de HBO5’ers zullen krijgen. U krijgt er ook geen schoonheidsprijs voor, want de waarheid is dat na de goedkeuring van dit wetsontwerp de HBO5’ers niet meer erkend zullen zijn als echte verpleegkundigen. Ze zullen daardoor ook niet meer naar het buitenland kunnen gaan.

Daarbij komt ook nog eens dat zij minder medische handelingen mogen stellen dan verpleegkundigen met een bachelor, waardoor zij in de toekomst riskeren slechter betaald te worden. U hebt gezegd dat u die beslissing aan de sociale partners overlaat, maar u weet ook dat de verloning in de sector gebaseerd is op het takenpakket. Omdat de discussie over het onderscheid tussen complexe en niet-complexe handelingen niet beslecht is, bestaat de kans dat die mensen in de toekomst slechter betaald zullen worden. Daar waar er vandaag een perfecte samenwerking op het terrein bestaat tussen mensen met verschillende diploma’s, zult u die mensen opnieuw opsplitsen in categorieën van leidinggevenden en uitvoerend personeel. De vraag dringt zich dan op wie de complexe handelingen mag verrichten. Wie zal beslissen of iets al dan niet complex is? Dat zal enorm veel problemen met zich meebrengen op het terrein.

Uw wetsontwerp werd ook zeer slecht onthaald. Ik krijg enorm veel reacties van het HBO5-verpleegkundigen op het terrein die zich hierdoor gedegradeerd voelen.

We hebben ook een brief gekregen van onder andere de mensen van de thuiszorg. Zij melden ons dat er vandaag veel HBO5-verpleegkundigen aan de slag zijn in de thuiszorg. Dat kan dus in de toekomst voor heel veel problemen zorgen. Dit is dus helemaal geen aantrekkingsplan, het is werkelijk een onaantrekkelijk plan voor deze opleiding. Men vreest dan ook dat er minder mensen in de opleiding zullen stappen. Op lange termijn kan het gevolg ook zijn dat er meer mensen voor de bacheloropleiding zullen kiezen, hoewel wat we echt nodig hebben handen aan het bed zijn, mensen die echt aan het bed van de patiënt staan.

Het is ook gek dat u zo’n slecht signaal uitstuurt na de coronacrisis. Men beloofde toen immers respect voor deze mensen. Ze hebben ook respect gevraagd. Daarenboven moesten ze dagelijks op het terrein heel complexe taken uitvoeren. Toch kiest u er dan voor om hun diploma in de toekomst te degraderen.

Wij wilden het oplossen door te zoeken naar EU-conformiteit van de HBO5-opleidingen. Volgens ons was dat wel een mogelijkheid. Er zijn ook bepaalde opleidingen, bijvoorbeeld in West-Vlaanderen, die HBO5 en EU-conform zijn. Ook in de Franstalige Gemeenschap is deze weg gekozen.

U hebt ook nog gezegd dat er een koninklijk besluit is. Wij stemmen echter niet over koninklijke besluiten en er is nog steeds heel veel onduidelijkheid over wat die personen zullen mogen doen en wat dat op de werkvloer zal geven. Volgens ons was het nu ook niet echt het moment om hiermee aan te komen. Bijgevolg zullen wij dit wetsontwerp niet steunen.


Gitta Vanpeborgh Vooruit

Mevrouw de voorzitster, ik wil mij, ten eerste, aansluiten bij de uiteenzetting van mevrouw Muylle, waarin ik mij volledig terugvind, hoewel ik niet die jarenlange ervaring heb. Ik heb het dossier wel intensief opgevolgd.

Mevrouw Muylle, ik sta perplex van een aantal uiteenzettingen hier vandaag van de leden. Collega’s, het wetsontwerp dat hier vandaag ter stemming wordt voorgelegd, is immers het resultaat van een heel en bijzonder breed advies- en consultatieproces.

Mevrouw Merckx, aan de basis van het wetsontwerp liggen namelijk de aanbevelingen van de interfederale taskforce Zorg en Gezondheid, die plaatsvond in 2021 en 2022, met als opdracht ook aanbevelingen te formuleren bij het functiemodel voor de verpleegkunde van de toekomst.

In die taskforce zetelden onder andere deskundigen uit de ziekenhuissector, uit de woon-zorgcentra, uit het middelbare beroepsonderwijs, uit het onderwijs voor sociale promotie, uit het hoger onderwijs en uit de Algemene Unie van Verpleegkundigen van België. Ik kan nog doorgaan met dat lijstje. Tijdens de eerste vergadering van de taskforce werd ook de voorzitter van de Belgische Federatie HBO-verpleegkundigen uitvoerig gehoord.

Er werd bovendien over de functie basisverpleegkundige advies gevraagd aan de Federale Raad voor Verpleegkunde en aan de Technische Commissie voor Verpleegkunde. De werkgevers werden geraadpleegd. Er vond een evenredigheidsbeoordeling plaats. Ook werd een en ander afgestemd op de Europese Commissie. Bovendien werd doorheen het hele proces met de vertegenwoordigers van de deelstaten overlegd.

Ik ben dus enigszins verbaasd hier te horen opmerken dat de timing slecht is en dat het onderwijs niet mee is. Wanneer ik goed heb geluisterd naar de minister in de commissie, dan is het onderwijs volledig mee in het verhaal. Het is voorbereid en wil zo snel mogelijk van start gaan. Lukt dat niet in september 2023, dan zal het wellicht voor januari 2024 zijn. Het onderwijs wil echter zo snel mogelijk van start gaan.

Collega’s, mevrouw Sneppe, het wetsontwerp dat hier vandaag ter stemming voorligt, is niet alleen het resultaat van een heel breed advies- en consultatieproces. Het is niet tien jaar maar dertien jaar. Na dertien jaar wordt eindelijk ook een perspectief geschapen voor de HBO5-opleiding.

Het is maar hoe men het bekijkt, maar het biedt de gelegenheid om die HBO5-opleiding euroconform te maken, bij te schaven en realistischer te maken. Daardoor kan er beter worden gefocust op de kerncompetenties die nodig zijn, zodat minder studenten afhaken, zoals vandaag immers het geval is.

Natuurlijk zijn er ook bezorgdheden. We moeten dat niet ontkennen. We hebben ook brieven ontvangen van het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk en van de Vlaamse Beroepsvereniging voor Zelfstandige Verpleegkundigen die zich zorgen maken over de operationele impact, de verdere uitrol van dit wetsontwerp, vooral bij de woon-zorgcentra en de thuisverpleegkundigen. Zij zijn vooral ongerust dat de taken van de basisverpleegkundige ingeperkt zullen worden en dat de administratieve lasten van andere zorgverleners zullen toenemen.

Ook daarop heeft de minister duidelijk geantwoord in de commissie. Zo stelde hij dat men er ten onrechte van uitgaat dat de basisverpleegkundige geen verpleegkundige diagnose meer zal kunnen stellen, wat niet het geval is, en dat de basisverpleegkundige een ondergeschikte is, wat niet het geval is. In de wet zal immers uitdrukkelijk staan dat de basisverpleegkundige nog wel autonoom zal kunnen handelen in minder complexe situaties. Ik ben het eens met mevrouw Muylle dat het koninklijk besluit dat bijna in de steigers staat heel belangrijk is. Ook daar blijft overleg geboden om iedereen in zijn waarde te laten en om de ervaring van het terrein zeker mee te nemen.

Onze zorgsector smeekt om nieuwe arbeidskrachten, om meer handen aan het bed, om maatregelen die de instroom stimuleren en de uitstroom tegenhouden. We moeten sterker inzetten op een aantrekkelijke zorgIadder. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Muylle. We moeten ook inzetten op meer taakdifferentiatie, maar ook ervoor zorgen dat de mensen binnen de zorgladder kunnen doorgroeien. Dat is geen probleem, dat is gewoon een oplossing voor het probleem en dat geldt ook voor de creatie van basisverpleegkundige. Daarom zullen wij dit wetsontwerp ten volle steunen.


Catherine Fonck LE

Madame la présidente, monsieur le ministre, la pénurie d'infirmiers est majeure. Non seulement on assiste ces dernières années à une diminution de l'attractivité des études d'infirmier, mais il y a également une hémorragie et une désertion croissante, ce qui majore la pénurie globale avec d'énormes difficultés de recrutement qui en découlent. Le problème est double: d'une part, l'attractivité des formations et, d'autre part, la rétention dans la profession du secteur de la santé.

Certains collègues ont dit – c'est d'ailleurs indiqué dans l'exposé des motifs – que ce projet de loi est une réponse à la pénurie. Sérieusement, ce projet de loi n'est en rien une réponse à la pénurie d'infirmiers! En rien! Il faut pouvoir répondre à l'urgence cruciale d'un plan d'attractivité. Or, au regard de la projection des forces de travail des infirmiers d'ici 2043 qui a été faite tout récemment par la Commission de planification pour les soins infirmiers, il y a de quoi être inquiet. Je pense que vous n'avez toujours pas mesuré l'urgence vitale d'agir tant sur la pénurie que sur la fuite des infirmiers parmi les soignants qui quittent le secteur de la santé.

Nous avons eu des débats assez nourris sur ce texte au niveau de la commission. Je n'aborderai donc pas à nouveau les différents points. Nous nous abstiendrons sur ce projet de loi. Autant il faut apporter une réponse à la problématique HBO5 – les mises en demeure sont plus récentes mais il est vrai que la directive européenne date de 2013 –, autant nous ne pensons pas que, sur le moyen et le long terme, les réponses apportées ici permettront d'avoir une meilleure qualité des soins pour les patients et suffisamment d'infirmiers bien formés.

Par ailleurs, certains aspects nous posent véritablement problème. J'ai ainsi entendu certains collègues dire qu'il leur importait, par respect pour les infirmiers, de continuer à les appeler "infirmiers". Or, du côté francophone, la dénomination est devenue "assistants en soins infirmiers". Derrière ce choix, je décèle la volonté d'ouvrir la porte à la régionalisation des soins de santé. Surtout, à Bruxelles, mais ailleurs également, des problèmes vont se présenter, puisque vous trouverez dans des institutions identiques, des professionnels ayant bénéficié de la même formation et doté de la même qualification en soins infirmiers qui seront appelés tantôt "infirmiers" tantôt "assistants en soins infirmiers". Non seulement c'est problématique sur le plan de l'attrait de la fonction et du respect des uns et des autres, mais cela prête également à confusion. Monsieur le ministre, pendant les débats relatifs aux deux lectures, à trente-cinq reprises, vous avez utilisé en français le terme "infirmier de base", alors que cela ne correspond en rien au contenu du projet de loi.

Ensuite, quand, comment et avec quelle organisation cet infirmier de base assistant en soins infirmiers va-t-il pouvoir travailler? Dans ce projet de loi, vous avez prévu que sa pratique ne pourrait être autonome que dans des situations non complexes. En revanche, dans les situations complexes, cette pratique autonome sera impossible. La complexité n'est pas définie. De plus, dans la littérature, aucune référence n'est faite à ce sujet. Toutefois, le terrain et les structures vont devoir gérer cette question. On a beau m'annoncer un arrêté royal, les interrogations sur le terrain sont multiples. Au demeurant, je souhaite bon courage à ceux qui vont devoir l'appliquer.

Comment va-t-on organiser les soins en termes de gestion d’équipes, de répartition des tâches, de planification d'horaires, en cas de remplacement, y compris à la dernière minute, en cas de délégations en cascade, en termes de responsabilité, d’autant plus avec un projet de loi qui ne permet cette pratique autonome qu’en cas de situation non complexe? Vous ne pouvez pas répondre à ces questions.

L’arrêté royal ne va pas y répondre non plus parce que cela ne va pas coller à la réalité multiple qui est celle du quotidien des hôpitaux, des maisons de repos et des institutions de soins. Bref, ce sera le règne de la débrouillardise chaque fois qu’un infirmier ne sera pas présent le matin et tant qu’on se dira qu’il n’y a que des situations simples. Quid quand un patient arrivera dans une situation complexe, que vous n’aurez pas de médecin qui pourra venir à ce moment-là en cas d’absence d’infirmiers pour permettre le lancement d’un projet de soins? Je pourrais vous donner mille exemples et le terrain pourrait vous en donner plus encore. On a de vraies difficultés sur ce point.

Vous décidez de créer cette fonction non mobile au niveau européen. En 2023, permettez-moi de vous dire que cela a quand même quelque chose de surréaliste.

Enfin, l’objectif doit être de garantir une qualité maximale des soins en toute sécurité pour les patients. Je ne rappellerai pas ici les nombreuses études publiées qui démontrent que plus la formation de l’infirmier est élevée, plus on a une qualité de soins et moins on a de mortalité et de comorbidité chez les patients.

Par ailleurs, je vous ai interrogé sur les références de littérature scientifique qui pourraient venir appuyer votre démarche mais il n’y en a aucune permettant d’étayer le choix que vous faites ici. Je n'en ai trouvé aucune, j'ai plutôt trouvé l'inverse.

Je trouve qu'il est assez intéressant d'illustrer cela par la comparaison avec la situation au Canada. Au Québec, on trouve des situations où le niveau de qualification est élevé. De l'autre côté, le niveau de qualification est plus faible dans les choix faits en termes de formation des infirmiers. Ce que l'on voit très clairement, monsieur le ministre, c'est que plus on a d'infirmiers bien formés, moins on a de pénurie sur le terrain.

Pourquoi? Parce que du côté de ceux qui ont un niveau de formation plus faible, et là où il y a une pénurie plus grande, la principale raison à la pénurie de soins infirmiers est la difficulté, je cite la littérature, "de prioriser les activités qui relèvent de l'expertise infirmière parce qu'il est impossible pour les administrations hospitalières de structurer les soins quand la formation initiale des futurs infirmiers ne permet pas d'être préparé à exercer ces activités de façon autonome et sécuritaire dans les différents milieux cliniques". La principale cause de pénurie des soins est donc la mauvaise préparation des jeunes adultes qui débutent leur carrière dans le réseau de la santé d'aujourd'hui.

Je termine ma citation: "Par conséquent, la solution à ce manque de soins infirmiers ne passe pas par une formation accélérée ou incomplète, mais bien au contraire". Ce sont des exemples intéressants qui figurent dans la littérature. Au Canada, on trouve des politiques de formation différentes en fonction des provinces.

S'il fallait régler la situation en ce qui concerne les infirmiers HBO5, et singulièrement le problème de leur compatibilité avec la directive européenne et du respect de celle-ci, il n'y a pas qu'une seule manière de le faire. Bien sûr il fallait le faire, mais le choix que vous faites ici pose véritablement problème et risque d'aggraver la pénurie. C'est assez paradoxal mais c'est ainsi.

Par ailleurs, en termes de qualité et de risque de mortalité et de morbidité des patients, sur la base des études publiées à nouveau, le choix pose question.

Enfin, les points d'interrogation quant à l'opérationnalisation et l'organisation des soins dans les différentes structures de soins sont tellement nombreux que nous ne pouvons pas soutenir ce projet.


Sophie Rohonyi DéFI

Madame la présidente, chers collègues, monsieur le ministre, s'il y a bien un thème sur lequel j'ai vraiment l'impression de parler à un mur ou de crier dans le désert, c'est la revalorisation de la profession infirmière. En effet, à chacune de mes nombreuses visites de terrain, que je ne cesse d'ailleurs de vous relayer, ces hommes et ces femmes me font part de leurs conditions de travail, des problèmes qu'ils rencontrent au quotidien, des problèmes qu'ils rencontrent peu importe le secteur dans lequel ils évoluent, qu'il s'agisse d'un hôpital, d'une maison de repos, d'une institution de soins spécialisés ou encore des soins à domicile.

Ces problèmes sont, de manière non exhaustive, les suivants: une rémunération trop faible, la réforme des barèmes IFIC – parce que, que vous le vouliez ou non, même si vous la présentez comme une avancée, cette réforme IFIC laisse toujours sur le carreau certaines spécialités, et cela est inadmissible –, le manque de bras, bien évidemment, le manque de moyens, les horaires à rallonge ou encore les gardes.

Il y a aussi, pour couronner le tout, le manque de considération des autorités, et singulièrement du ministre fédéral de la Santé face aux problèmes à résoudre. Ce ne sont pas mes mots, ce sont les leurs. Autant de raisons qui poussent aujourd'hui tant d'infirmiers soit à craquer, parce qu'ils veulent continuer malgré tout, malgré l'épuisement, et ce par vocation, par professionnalisme, par humanité ou par passion, soit à quitter la profession. Dans les deux cas, c'est la qualité de nos soins de santé qui en pâtit. Parce que là aussi, que vous le vouliez ou non, les infirmiers sont la pierre angulaire de notre système de soins de santé.

Aujourd'hui, vous nous proposez donc de nouvelles mesures, ou plutôt des "mesurettes", à savoir le fait de permettre au titulaire d'un diplôme en art infirmier ne répondant pas aux critères minimum de formation fixés au niveau européen d'accéder à l'exercice de l'art infirmier. Ou encore une meilleure répartition, et donc une meilleure délégation des tâches par la création de nouvelles fonctions.

Le problème, monsieur le ministre, est que ce n'est pas cela qui rendra la profession infirmière à nouveau attractive. Ces mesures pourraient même, au contraire, venir complexifier davantage la situation. Les retours du terrain sont à cet égard extrêmement précieux.

À dire vrai, monsieur le ministre, les infirmiers ne veulent pas d'une délégation de soins. Ils veulent un vrai soutien à leur profession dans le but d'avoir du temps pour se consacrer de manière adéquate aux soins de leurs patients. Vous connaissez les propositions avancées par le secteur infirmier. Ils veulent un soutien sur le long terme passant, notamment et de manière non exhaustive, par une reconnaissance de la pénibilité de leur travail pour les pensions et les départs anticipés à la retraite – pénibilité sur laquelle votre gouvernement est complètement muet –, ainsi qu'une véritable revalorisation salariale au regard des conditions de travail, du service rendu à la société mais aussi de l'allongement des études en soins infirmiers qui n'a jamais été pris en compte.

C'est ce type de mesures qui rendra le métier d'infirmier plus attractif et non pas les "mesurettes" que vous prenez depuis le début. Projet après projet, monsieur le ministre, le résultat reste finalement le même: malgré la sonnette d'alarme tirée depuis bien trop longtemps par le secteur infirmier, nous ne disposons toujours pas d'un plan concret contenant des mesures structurelles visant à revaloriser globalement cette profession qui le mérite pourtant tant.

Vous l'aurez compris, monsieur le ministre, les mesures de votre projet de loi ne s'attaquent toujours pas à la racine du problème et c'est donc la raison pour laquelle nous devrons nous abstenir sur ce projet de loi.


Minister Frank Vandenbroucke

Mevrouw de voorzitster, dit is inderdaad een bijzonder belangrijk wetsontwerp. Het gaat over de toekomst en de waardering van tienduizenden verpleegkundigen die vandaag in onze zorg actief zijn. Het gaat tevens over de toekomst en de waardering van de heel belangrijke, mooie, sterke opleidingen voor verpleegkunde die wij hier hebben.

Mevrouw Muylle heeft op een zeer mooie manier, met veel terreinkennis, geschetst waarom het ontwerp een noodzakelijke stap is en wat de uitdagingen zijn die wij nog moeten aanpakken. Daar ben ik het mee eens. Zij heeft dat zeer mooi geschetst.

Ik zal het op mijn eigen manier wat korter zeggen: al tien jaar weten wij dat de Europese Commissie zegt dat wat wij in België doen niet gaat. De Europese Commissie zegt dat sommige mensen die wij verpleegkundigen noemen geen verpleegkundigen zijn. Wij weten dat al tien jaar. De Europese Commissie is daarin de baas, of men dat nu graag heeft of niet. Mevrouw Muylle heeft erop gewezen dat een aantal mensen gevochten heeft om oplossingen te vinden, maar die niet gemakkelijk gevonden hebben. Misschien heeft een aantal mensen ook gedacht dat zij het zouden uitzingen en wel zouden zien. Zij hebben een beetje het hoofd in het zand gestoken.

Ik denk, eerlijk gezegd, dat mevrouw Merckx en mevrouw Sneppe dat in de praktijk ook doen. Als u het ontwerp geen goede oplossing vindt, moet u het niet steunen. Dat is iets anders. De indruk geven dat wij niets kunnen doen, is echter een catastrofe voor de opleidingen, want zij zullen geen mensen meer kunnen opleiden in de verpleegkunde. Dat is het einde van die opleidingen als u het mij vraagt. Dat is echt een degradatie voor de tienduizenden mensen die bezig zijn. Als wij de raad van mevrouw Sneppe volgen – ik heb de indruk dat mevrouw Merckx ook zo klonk, maar ik ben daar niet zeker van – en het ontwerp niet goedkeuren, waardoor de situatie dezelfde blijft en wij ons hoofd verder in het zand blijven steken, dan betekent dat de onmiddellijke degradatie voor tienduizenden mensen die vandaag met hart en ziel verpleegkunde beoefenen in ons land. Dat betekent de onmiddellijke degradatie en het einde van die opleidingen. Dank u wel, mevrouw Sneppe. U steekt het hoofd in het zand en dat is het resultaat. Toch komt u dat hier zo rustig zeggen.


Dominiek Sneppe VB

Mijnheer de minister, dat is uw probleem natuurlijk. U hoort mensen wel, maar u luistert niet. U hoort mij wel spreken, maar u luistert niet naar wat ik zeg. Ik heb gezegd dat u dit wetsontwerp moet intrekken en een impactanalyse moet maken. U hebt er geen flauw benul van wat de impact van uw wetsontwerp zal zijn op de werkvloer. Dat is wat ik voorstel. Ik steek de kop niet in het zand, maar ik wil een serieuze impactanalyse. De berichten die wij krijgen, zeggen dat dit een serieus probleem zal worden op de werkvloer. Wie ben ik om dat tegen te spreken? Wat is er mis met een impactanalyse? U doet maar.


Minister Frank Vandenbroucke

U kunt dat zeker tegenspreken. Als u daar even over wil nadenken, zal ik u de impactanalyse van het voorstel-Sneppe geven. Ten eerste, als u dit wetsontwerp aanvaardt, is de impact voor degenen die aan het werk zijn nul, niets, rien. Dat staat ook in het wetsontwerp. Er verandert niks voor de mensen die aan het werk zijn. Er verandert zelfs niks voor de studenten die met deze HBO5-opleidingen bezig zijn. Zij blijven het werk doen dat ze doen, ze blijven verdienen wat ze verdienen. Ze blijven dag en nacht hun hart en ziel geven aan hun patiënten, zoals ze dat vandaag doen. De impactanalyse van dit voorstel voor degenen die bezig zijn, is dus nul.

De impactanalyse van het voorstel-Sneppe is tevens dat de Europese Commissie met onmiddellijke ingang zal zeggen dat deze mensen geen verpleegkundigen meer zijn, dat we daarmee moeten stoppen en dat die opleidingen moeten sluiten. Dat is de impactanalyse van het voorstel-Sneppe. Ik laat u de keuze. De impactanalyse is zo klaar als een klontje. De Europese Commissie, met wie wij zeer hard gediscussieerd hebben over heel deze kwestie, is daar ook zeer helder over.

Dat brengt mij bij de bezorgdheid van mevrouw Gijbels, die ik begrijp. Mevrouw Gijbels zegt dat een aanpassing tijd vergt.


President Eliane Tillieux

Mijnheer de minisiter, mevrouw Sneppe zou graag het woord nemen.


Dominiek Sneppe VB

Mijnheer de minister, ten eerste, er is geen voorstel-Sneppe, dus u moet dat zo niet noemen. Mijn voorstel is om een impactanalyse te maken van uw voorstel. Het is niet aan mij om hier een voorstel te doen en daar een impactanalyse van te maken. Het is uw voorstel dat hier ter stemming ligt, dus moet u een analyse maken van de impact op de werkvloer.

Ten tweede, wij steken ons hoofd niet in het zand. Ik stel u ook de vraag of u wel voldoende hebt gekeken of er geen andere oplossingen waren, andere oplossingen waarmee mensen die ons aanspreken en zeggen dat hetgeen hier op tafel ligt, ongelooflijk is, wel akkoord zouden gaan. Hebt u dat voldoende overwogen?


Minister Frank Vandenbroucke

Ik herhaal. De impact van hetgeen hier vandaag voorligt op de werkvloer is nul. De mensen blijven voortwerken met het statuut dat ze hebben, het inkomen dat ze hebben, de competenties die ze hebben in de taken die ze doen. Er verandert niets. Dit beschermt hen.

Uw voorstel is om dit ontwerp in te trekken en om nog eens te gaan praten met Europa, na 10 jaar, betekent echter het einde van de opleidingen en dan zullen die mensen zich geen verpleegkundige meer kunnen noemen. Dat is hetgeen u wenst. Of misschien wenst u dat niet, maar soms veroorzaakt men een heel groot malheur omdat men zijn hoofd in het zand heeft gestoken. Dat is bijzonder duidelijk. Ik wil het blijven herhalen, maar het is wel zo.

Mevrouw Gijbels, u wenst een jaar uitstel. De Europese Commissie, met wie wij heel veel gediscussieerd hebben hierover, gaat dat niet aanvaarden. Het is nu reeds een moeilijke discussie om te zeggen dat men een bepaalde notie verpleegkundigen heeft die in Europa over de grenzen mobiel kunnen zijn, dat wij in België nood hebben aan tienduizenden mensen, dat wij niet willen dat er iets verandert aan het statuut, de waardering, het inkomen, het maatschappelijk aanzien van die mensen, en dat wij een eigen nieuwe toekomst willen geven aan die opleidingen. De Europese Commissie geeft ons daar geen tijd meer voor. Die discussie duurt ook reeds tien jaar. Ik begrijp uw zorg maar ik denk niet dat uitstel goed is.

Mevrouw Muylle heeft wel gelijk dat wij niet te veel mogen dralen met het uitvoeringskoninklijkbesluit. De proportionaliteitstoets is een soort bevraging over dat koninklijk besluit. Die werd maandag afgesloten. Ik heb heel veel kritische reacties gekregen. Ik heb ook heel veel ondersteunende reacties gekregen, ook uit de opleidingswereld.

We moeten dit nu inderdaad snel tot een goed einde brengen. We kunnen best kleine meningsverschillen hebben over hoe dit in te vullen, maar laten we proberen die omwille van het hogere belang snel op te lossen. De opleidingen kunnen dan aan de slag, ze weten min of meer wat er voorligt. Ik wil nog eens herhalen dat het probleem van de opleidingen is dat mensen een goede opleiding moet worden geboden, met de juiste competenties.

Ik kom tot de tweede boodschap van mevrouw Muylle, waar ik echt achter sta. We redeneren in termen van doorgroeimogelijkheden. Mensen moeten in hun beroepsleven kunnen doorgroeien. We spreken inderdaad over een ladder, maar ik wil nu iets zeggen wat me bijzonder bezighoudt. U zult me heel weinig of nooit horen spreken over hoger- of lagergeschoolden, dat bestaat voor mij niet. De mensen hebben verschillende competenties. Ze moeten goed geschoold zijn. Een verzorgende moet goed geschoold zijn. Een schoonmaakster moet goed geschoold zijn. Een logistiek assistent moet goed geschoold zijn. Een zorgkundige moet goed geschoold zijn. De basisverpleegkundige moet goed geschoold zijn in de eigen competenties. Die zijn inderdaad verschillend. Ze zijn noodzakelijk, maar verschillend van de competenties van iemand die we in de toekomst verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg, zullen noemen. In dat verschil zit ook de rijkdom. Ie moet de mensen ook laten samenwerken in equipes, waar we verder werk van willen maken. Dit is maar het begin van een belangrijke hervorming, waar een stuk van het probleem van het tekort ook een antwoord in moet vinden. Natuurlijk, madame Rohonyi, madame Fonck, liggen er nog heel wat andere problemen voor.

Je voudrais dire qu'à la différence de Mme Sneppe et peut-être de Mme Merckx, Mme Fonck ne dit pas qu'il ne faut rien faire. Je crois qu'elle a dit qu'il faut agir, qu'il y a un problème au niveau européen. Mais nous avons un avis différent quant à la manière de réagir.

Je crois personnellement qu'il faut laisser le choix aux autorités responsables pour l'éducation et la formation de prévoir des formations qui mènent à l'obtention d'un titre accepté par l'Europe, même si les personnes avec le titre d'infirmier ne seront pas mobiles. Elles auront en tout cas un titre légitime et accepté par l'Europe d'assistantes en soins infirmiers.

Il vrai, madame Fonck, que j'ai souvent dit en commission que la traduction littérale de la version néerlandaise est "infirmier de base". La différence réside dans le fait que les sensibilités sont différentes.

Notre choix est de laisser la possibilité aux autorités responsables de l'éducation et de l'enseignement qui le souhaitent de prévoir une formation à un niveau qui n'est pas celui de bachelier, mais qui soit bonne et adéquate.

Un autre choix réside dans le fait de fermer cette porte, mais je ne crois pas que ce soit le bon choix.

Il existe une différence entre notre pays et le Canada. Nous sommes un pays avec certaines traditions. Il y a la longue tradition des formations professionnelles avec, aujourd'hui, une formation HBO5. Il y a la coupole de l'Union européenne, qui n'existe pas au Canada, dans le cadre de laquelle des conseils sont donnés, des normes et des exigences sont fixées avec des terminologies au niveau européen. Nous devons concilier tout cela avec une certaine liberté pour les autorités de l'enseignement. C'est pour cette raison que la solution qui vous est proposée, après dix ans de débat, me semble adéquate.

Il faut maintenant que ce projet soit concrétisé par un arrêté royal. Il existe une certaine urgence en la matière. Il est, à mon avis, absolument nécessaire pour l'avenir mais il ne s'agit qu'une partie d'un vaste chantier.

Vous avez raison de dire qu'un grand nombre de choses doivent encore être réalisées. Il y a des soucis financiers, des problèmes d'encadrement, des problèmes de pénurie sur le marché de l'emploi. Il y a la nécessité absolue de définir la notion d'équipe de soins, d'intégrer cette notion dans notre législation, etc. Tout cela est exact, mais il faut commencer par ce travail, car l'urgence est bien réelle.

Voilà, madame la présidente, ma réaction aux remarques des collègues.


Dominiek Sneppe VB

Mijnheer de minister, wij zijn het niet eens en wij zullen het waarschijnlijk vandaag ook niet eens worden.

Hoe dan ook kreeg ik graag van u nog een verduidelijking. U stelt dat er op de werkvloer niets zal veranderen. Wie een HBO 5-diploma heeft, blijft HBO5-verpleegkundige met dezelfde competenties. Hoe zit het echter met studenten die de opleiding in 2022 en ook nog in 2023 zijn begonnen?


Minister Frank Vandenbroucke

Mevrouw Sneppe, zoals in de commissie al vaak is meegegeven en zoals ook in de tekst staat, verandert er niks. De impactanalyse is nul, zero, rien, niks.


Dominiek Sneppe VB

Mijnheer de minister, er is geen impactanalyse voor de betrokkenen. Op de werkvloer is dat echter iets anders.

Ik wil er u ook attent op maken dat u uw website zult moeten aanpassen. Op de webpagina van Vooruit staat onder ‘Onze strijd voor de HBO 5-opleiding’ het volgende. Ik citeer: “Studenten HBO 5 die volgend academiejaar afstuderen, zullen een eigen beroepsprofiel krijgen. Wij erkennen iemand met een HBO 5-diploma als basisverpleegkundige.” Dat staat letterlijk op uw website. Dus ofwel maakt u ons hier blauwe bloempjes wijs ofwel staat het fout op de website en moet u dat aanpassen.

Wij krijgen inderdaad ook mails met de vraag of men nu basisverpleegkundige wordt als men in 2023, 2024 of in 2026 afstudeert dan wel of men de titel HBO 5-verpleegkundige mag behouden.

Mijnheer de minister, duidelijk is dat zeker niet.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Mijnheer de minister, ik wou, ten eerste, reageren op de woorden van mevrouw Vanpeborgh, die zich verbaasd toonde over de reacties. Zij stelde dat er veel overleg is gepleegd. Mevrouw Vanpeborgh, er is inderdaad heel veel over gepraat. Er is ook overleg geweest. Er is echter niet tot een akkoord gekomen met de vertegenwoordigers van de HBO 5-verpleegkundigen. Lees er hun Facebookpagina maar op na. Ook op de betoging van het zorgpersoneel vorige week, waarop u aanwezig was, uitten heel veel HBO5-verpleegkundigen hun bezorgdheid omtrent de tekst.

Trouwens, mijnheer de minister, wat had er dan moeten gebeuren? Men had alleszins niet de kop in het zand moeten steken. Men had moeten onderzoeken of de opleiding toch niet Europees conform kon worden gemaakt door bijvoorbeeld het voorbeeld van Wallonië te volgen. Voorts had u moeten blijven overleggen.

Waarom komt u aanzetten met het argument dat het probleem dringend opgelost moet worden? Het sleept tenslotte al tien jaar aan. Waarom hebt u niet meer tijd genomen om te overleggen? U hebt het koninklijk besluit de vorige keer vrijgegeven. De beroepsvereniging heeft het koninklijk besluit gekregen en heeft tien pagina’s vol opmerkingen en vragen over de toepassing van het wetsontwerp op de werkvloer geformuleerd. Natuurlijk had u de tijd moeten nemen voor het overleg en u had de opleiding Europees conform moeten maken.

U beweert dat het ontwerp geen invloed heeft op de werkvloer. Dat is niet waar, want er is nu al heel veel ongerustheid op de werkvloer. Er moet er zeker geen bij komen. Bovendien zal het over een aantal jaren spanningen geven op de werkvloer, zo zeggen de mensen op het terrein. Luister naar hen.

Er stappen veel zorgverstrekkers uit de zorg. Waarom krijgen werknemers een burn-out? Dat is omdat het hun ontbreekt aan autonomie en laat net dat het probleem zijn. Wie een HBO5-opleiding volgt, zal niet autonoom mogen handelen. Dat kan zorgen voor nog veel meer problemen op de werkvloer. Kortom, ja, u had het anders kunnen aanpakken.


Gitta Vanpeborgh Vooruit

Mevrouw Merckx, ik wil toch even reageren op uw opmerking. Er is wel degelijk overleg geweest. Het wetsontwerp werd afgestemd met de werkgevers, onder andere met Zorgnet, GIBBIS, de vakbonden en de beroepsorganisatie van HBO5.

Betekent het dat er geen ongerustheid is op de werkvloer? Nee, ik kan mij dat voorstellen. Ik ben socioloog. Verandering geeft weerstand, verandering maakt mensen onrustig. Dan kan men twee houdingen aannemen. Ofwel stelt men de HBO5’ers – ik ken er zo in mijn omgeving – gerust met de boodschap die de minister zopas heeft gegeven. Ofwel jaagt men hen angst aan en creëert men ongerustheid. Dan krijgt men natuurlijk dat soort situaties.

Wij ontvangen die berichten ook. Ik denk dat dit logisch is, want het gaat om een serieuze verandering. Dat roept vragen op op de werkvloer. Daarover wordt ook niet altijd goed gecommuniceerd tussen de top van de organisatie en de mensen op de werkvloer. Ik denk dat het in het komende overleg over het KB belangrijk is dat deze bezorgdheden aan bod komen en dat er geen verdere ongerustheid wordt gezaaid.


Dominiek Sneppe VB

Mijnheer de minister, zult u dat aanpassen op de website of blijft u voor verwarring zorgen?


Minister Frank Vandenbroucke

De tekst van het wetsontwerp is heel duidelijk. Degenen die aan de opleiding bezig zijn, blijven verpleegkundigen. Voor hen zal er op de werkvloer niets veranderen. Voor wie vandaag als HBO5 op de werkvloer staat, zal er niets veranderen. We vragen wel dat de opleidingen zich nu al beginnen aan te passen. Dat is iets anders.


Dominiek Sneppe VB

U zult uw website dus moeten aanpassen, want daarop staat: “Studenten HBO5 die volgend academiejaar afstuderen, zullen een eigen beroepsprofiel krijgen. We erkennen iemand met een HBO5-opleiding als een basisverpleegkundige.” Dat is dan fout, mijnheer de minister.

Neen? Iemand die volgend jaar afstudeert, is al twee jaar bezig.


Minister Frank Vandenbroucke

Ik zal eens kijken of we dat beter voor u kunnen uitleggen, mevrouw Sneppe.

Op de werkvloer verandert er voor die mensen niets. Zij zitten in het bestaande systeem. De opleidingen moeten zich nu aanpassen aan een nieuw profiel.


Dominiek Sneppe VB

Mijnheer de minister, ik zal eens kijken of ik het beter voor u kan uitleggen, zodat u het begrijpt. Het gaat niet over de werkvloer. Het gaat over de studenten die nu bezig zijn. U beweert dat de studenten die bezig zijn, afstuderen als een HBO5 en dus ook complexe handelingen zullen mogen blijven doen, want daarvoor studeren ze, maar op uw website staat het omgekeerde.

Ofwel liegt u – dat is blijkbaar bon ton in de vivaldiregering –, ofwel is uw website niet juist. Geef dat dan gewoon toe.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Mevrouw Vanpeborgh, ik wil nog kwijt dat het zorgpersoneel de PVDA niet nodig heeft om ongerust te zijn. De mensen zijn ongerust. Niet wij hebben die persberichten over de HBO5-verpleegkundigen geschreven, zij hebben dat zelf gedaan. Na twee jaar covidcrisis en alles wat zij daarin hebben meegemaakt, vragen zij om overleg. Het oprechte respect waar zij om vroegen, hebben ze hier niet gezien. Wij moeten deze kwestie echt serieus nemen en wij moeten naar hen luisteren, maar dat doet de minister niet.


Gitta Vanpeborgh Vooruit

Ik ben het met u eens. Ik kan me inbeelden dat de mensen ongerust zijn. Ik zeg nogmaals dat verandering voor ongerustheid zorgt en weerstand opwekt. Wat is de houding van de PVDA daarin? Gaat u de mensen geruststellen of verontrusten? Daar gaat u mijns inziens in de fout.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Ten eerste heb ik gezegd dat de minister verder had kunnen onderhandelen met de gemeenschappen om die opleiding EU-conform te maken. Ten tweede had hij beter kunnen overleggen over de uitvoeringsmodaliteiten van dit wetsontwerp. Nu zal dit wetsontwerp goedgekeurd worden terwijl we niet weten welke gevolgen het in de praktijk zal hebben. Het komt de minister toe dat te doen.