Proposition 55K3026

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la loi du 4 novembre 2020 portant diverses mesures sociales suite à la pandémie de COVID-19 et la loi du 23 décembre 2021 modifiant la loi du 4 novembre 2020 portant diverses mesures sociales suite à la pandémie de COVID-19.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Nov. 24, 2022
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
epidemic health policy infectious disease medical diagnosis vaccination public health medical institution respiratory disease

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld N-VA LDD MR
Abstained from voting
LE DéFI PVDA | PTB VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Dec. 8, 2022 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Sofie Merckx

Dit wetsontwerp verkreeg op 1 december de urgentie en werd in de vergadering van 6 december 2022 besproken. De minister legde uit dat de maatregelen die in het kader van de COVID-19-pandemie werden genomen en die in dit wetsontwerp staan, niet geldig zijn tot 1 januari 2023, waardoor die dus per wet verlengd moeten worden. De interministeriële conferentie had hem daar om verzocht.

Volgens de minister is een verlenging nodig van de beheersingsmaatregelen op het niveau van de ziekenhuizen en de transportcapaciteit voor patiënten. We merken dat het aantal hospitalisaties weer stijgt en dat er een verschillende participatiegraad aan de lopende boostercampagne is. Zowel voor testen als vaccineren is er nog veel onzekerheid met betrekking tot de evolutie van de COVID-19-pandemie. Om snel te kunnen schakelen in het geval dat er een nieuwe besmettingsgolf komt, moet men de mogelijkheid openhouden om extra personeel in te zetten.

Mevrouw Depoorter sprak haar steun uit voor het voorliggend wetsontwerp, hoewel zij de minister graag sneller had zien handelen. Zij merkte ook op dat het laten bijspringen van mensen met een andere opleiding in het kader van een pandemie het kernprobleem van het tekort aan zorgpersoneel niet oplost. Ze vraagt daarom om structurele maatregelen te nemen. Ze stelde ook enkele precieze cijfervragen over de toepassing van de maatregelen.

Mevrouw Hennuy benadrukte dat testen en vaccineren door niet-gekwalificeerd personeel ook geen structurele werkwijze kan zijn en ze pleit daarom ook voor structurele maatregelen om het tekort aan verpleegkundigen te verhelpen. Het beroep moet aantrekkelijker worden gemaakt en ze hoopt dat de minister daar snel werk van maakt. De heer Rigot sluit zich bij deze opmerkingen aan.

Mevrouw Sneppe zei dat ze begrijpt dat er een aantal crisismaatregelen werden genomen om de covidpandemie het hoofd te bieden, maar ze vindt dat er van deze pandemiemaatregelen misbruik wordt gemaakt om het gebrek aan structurele maatregelen te verdoezelen. Ze ging ook in op de problematiek van het medisch transport en stelde ook nog enkele vragen, zoals de vraag waarom er nog zoveel zorgverleners worden ingeschakeld voor het testen en vaccineren.

De heer Bacquelaine pleitte voor proportionele maatregelen. Hij zei dat uitzonderingsmaatregelen per definitie leiden tot minder kwalitatieve zorg. Hij was er echter van overtuigd dat de minister het principe van proportionaliteit zou respecteren. Hij pleitte tevens voor structurele maatregelen om het tekort aan verpleegsters en artsen te verhelpen.

Ik verklaarde voor de PVDA me te zullen onthouden bij de stemming. Ik was op zich voor taakdelegatie te vinden, maar vond de verlenging van de noodmaatregelen problematisch. Ik stelde vast dat de minister geen langetermijnvisie heeft na bijna drie jaar coronacrisis. Ik stelde verder dat er een griepepidemie op komst is en dat veel mensen nog niet gevaccineerd zijn tegen dat virus. Hier werd dus een kans gemist om deze vaccinatie op een gelijkaardige manier als de covidvaccinatie uit te rollen. Ook de teststrategie op lange termijn bleef in nevelen gehuld. Moet men bijvoorbeeld nog zeven dagen in quarantaine wanneer men positief test? Mensen zijn daar niet langer toe bereid en daar is niet genoeg duidelijkheid over.

De heer De Caluwé steunde het wetsontwerp en was verheugd dat men stopt met de regel dat patiënten zonder toestemming naar een ander ziekenhuis kunnen worden overgebracht.

Mevrouw Jiroflée wees ook op het nut van de verlenging van deze wet en hoopte dat het ergste van de crisis voorbij is.

Mevrouw Farih van cd&v meende dat de verlenging van de sociale maatregelen nodig was om de continuïteit van het vaccinatie- en testbeleid te verzekeren, zeker nu de druk op de ziekenhuizen terug verhoogt.

Mevrouw Fonck hoorde leden van de meerderheid vragen om meer middelen voor het zorgpersoneel en een plan ter bevordering van de aantrekkelijkheid van het zorgberoep. Ze hoopte dus dat er eindelijk iets zou veranderen. Ze merkte ook op dat de minister en de meerderheidspartijen geloven in de mythe dat taakverdeling in de zorg alle problemen zal oplossen. Ze wees erop dat er meer nodig zal zijn dan een reorganisatie van de taken. Ze vroeg ook of huisartsen covidvaccins mogen klaarmaken.

De minister antwoordde dat hij erkent dat het debat over de afbakening van taken en verantwoordelijkheden gevoelig is. Hij begreep ook dat het voor artsen bijvoorbeeld frustrerend is dat ze het griepvaccin niet kunnen delegeren, terwijl dat wel kan voor het covidvaccin.

Verschillende leden vroegen cijfers om de noodzaak van het verlengen van deze maatregelen aan te tonen. De minister beschikte echter niet over cijfermateriaal. Hij had dit gevraagd aan de gemeenschappen, maar zij hebben dit niet kunnen verschaffen. Daarom vroeg de minister aan de gemeenschappen of zij meenden dat het nodig was om de maatregelen te verlengen. Zij antwoordden daar bevestigend op.

De minister hoorde ook bezorgdheden met betrekking tot de organisatie van de zorg en de taakdifferentiatie. Hij legde uit dat de regering daar verder aan werkt. Hij zei dat taakdifferentiatie niet alle problemen zal oplossen maar wel een stukje van de puzzel is. Hij zei ook dat bij vervoer tussen ziekenhuizen de hoofdarts steeds rekening moet houden met de afstand tot de woonplaats van de patiënt.

Ten slotte zei mevrouw Depoorter dat ze graag ook cijfers zou willen hebben met betrekking tot het aantal ongebruikte dosissen van het covidvaccin in de verschillende deelstaten. In Vlaanderen is er volgens haar namelijk zeer weinig verspilling.

Mevrouw Sneppe was verbaasd dat de minister bijna drie jaar na het begin van de coronacrisis aangaf dat het structurele debat nog aangevat moet worden.

Uw rapporteur vond dat het geen steek houdt om vaccinatie op een andere manier te organiseren in de verschillende deelstaten. De beste praktijken moeten veralgemeend worden. Ik verbaasde mij er ook over dat de minister de maatregel verlengde en geen cijfergegevens had voor de noodzaak van die verlenging.

Mevrouw Fonck wees erop dat er een enorme vlucht is van zorgverstrekkers naar andere sectoren en dat daar vanuit de meerderheid zeer weinig reactie op komt. Het enige wat de regering doet, volgens haar, is voornamelijk structurele oplossingen uitstellen.

Het wetsontwerp werd bij de naamstemming aangenomen met 13 stemmen voor en 3 onthoudingen.


Kathleen Depoorter N-VA

Mijnheer de minister, zoals u daarnet hebt gehoord in het verslag, zullen wij het wetsontwerp steunen. We zijn tevreden dat u de fouten uit het verleden probeert recht te zetten en dat u deze keer wel op tijd de delegatie van taken, als dat nodig is, mogelijk maakt. Ik heb in de commissie en nu nogmaals nadrukkelijk geduid op de tijdelijkheid en de noodzakelijke proportionaliteit om de maatregel toe te passen. Het structureel probleem in de zorg is daarmee niet opgelost, zoals u uiteraard weet. We moeten ervoor zorgen dat er meer handen aan het bed beschikbaar zijn, dat er meer handen die zorg aan de patiënten kunnen geven.

U hebt afgelopen week meermaals vanuit de sector horen pleiten voor een beleid dat toelaat dat het zorgpersoneel de taken kan uitvoeren waarvoor het opgeleid is. Onderhavig wetsontwerp zal er niet echt voor zorgen dat zorgverstrekkers de zorgtaken in de eigen silo kunnen opnemen, maar wel dat bepaalde afdelingen ontlast kunnen worden door een uitbreiding van de zorgtaken.

Mijnheer de minister, ik roep u op om binnen de vijftien maanden die u nog resten, met maatregelen te komen zodat patiënten behandeld kunnen worden door een zorgverstrekker die daarvoor opgeleid is en de nodige tijd voor de patiënt kan maken.


Dominiek Sneppe VB

Mijnheer de minister, ik zal niet meer in detail ingaan op het wetsontwerp – het verslag heeft dat voldoende gedaan – maar mijn algemene opmerkingen van in de commissie herhalen.

Noodmaatregelen zijn bedoeld om een oplossing te bieden voor acute problematische situaties. Het Vlaams Belang heeft dergelijke noodmaatregelen steeds gesteund, omdat we ons in 2020 en 2021 in een acute noodsituatie bevonden en omdat we geen Italiaanse toestanden wilden meemaken met patiënten die op de gang lagen en niet de nodige zorg konden krijgen.

Ondertussen zijn we bijna drie jaar later en valt u nog steeds terug op noodmaatregelen. Daarenboven zijn er geen cijfers over de manier waarop die wet wordt toegepast en dus geen uitsluitsel over de vraag of het nog wel nodig is om de maatregelen te verlengen. U mag het ons dus niet kwalijk nemen dat we dat geen goed bestuur kunnen noemen.

Ondanks grote beloften en veel getoeter in de media slaagt u er toch niet in om het structurele personeelstekort structureel op te lossen. Erger nog, zoals de verslaggeefster net aanhaalde, het structurele debat moet nog worden aangevat. U komt hier nu dus met een voorstel om voor de zoveelste keer dat structurele probleem met instantmaatregelen op te lossen, waarvan u in juni al wist dat ze zouden moeten worden verlengd en waarmee u alweer – het wordt bijna uw waarmerk - bijzonder laat naar het Parlement komt, zo laat zelfs, dat er geen schriftelijk verslag voorhanden is.

Die laattijdigheid brengt de rechtzekerheid van de betrokken beroepsgroepen in gevaar. Dat getuigt, ondanks al uw mooie woorden en uw getoeter, eigenlijk van heel weinig respect, in de eerste plaats voor het Parlement, maar eigenlijk in het bijzonder voor de mensen in de zorgsector.

Wij zullen ons dus opnieuw bij de stemming onthouden.


Daniel Bacquelaine MR

Monsieur le ministre, chers collègues, nous allons soutenir ce projet de loi parce qu'il nous paraît nécessaire en cas de recrudescence de la pandémie ou de difficulté à faire face à cette recrudescence.

Je l'ai dit en commission, il est important de bien considérer que nous ne sommes pas aujourd'hui dans une sorte de banalisation des mesures d'exception. À chaque fois que nous prenons une disposition législative, nous devons nous interroger sur le respect d'un certain nombre de principes à partir du moment où cette disposition peut entraîner soit une restriction de liberté soit une modification substantielle dans la répartition des compétences en matière de santé, comme c'est le cas ici. Nous devons toujours nous interroger sur des principes de nécessité et de proportionnalité car en matière de consentement par exemple, le fait de pouvoir transférer des patients sans leur consentement est une façon d'affaiblir la notion de consentement. On peut considérer qu'à un certain moment, c'est la seule solution possible et on est alors dans le respect des principes de proportionnalité et de nécessité.

De la même façon, lorsqu'on accepte la délégation d'actes en matière de santé, on peut créer une situation où le respect des critères de qualité est mis en balance par rapport à l'urgence d'une situation. Toute délégation d'actes, par définition, est quand même, même si on prend un certain nombre de précautions, la création d'une situation dans laquelle la qualité des soins peut être mise en question.

Je pense vraiment que nous devons voter ce texte en rappelant que toute délégation d'actes, que toute mesure d'exception ne peuvent jamais être banalisées et que nous devons toujours avoir à l'esprit le respect des principes de proportionnalité et de nécessité. C'est dans cet esprit que mon groupe soutiendra cette proposition.


Catherine Fonck LE

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues de la majorité gouvernementale, même s'ils ne sont pas très nombreux ou plutôt même si les représentants en commission ne sont pas tous là, nous avions effectivement soutenu ce projet à travers les projets initiaux (les lois de novembre 2020 et de décembre 2021) sur toute une série de dispositions. Nous avions pris nos responsabilités et nous vous avions soutenus.

Monsieur le ministre, je vous le dis très clairement: nous n'allons plus continuer à vous soutenir sur ce type de dispositions. Si nous ne voulons plus vous soutenir, c'est d'abord et avant tout en rapport avec votre refus, votre absence de volonté, mais aussi celle de l'ensemble du gouvernement et donc de l'ensemble des partis de la majorité, de prendre en considération les problématiques de pénurie majeure de soignants. Il manque des médecins? Ce n'est pas grave. On n'a qu'à faire faire les actes par les infirmiers. Il manque des infirmiers de manière catastrophique? Ce n'est pas grave. On va charger les aides-soignants. Il n'y en a pas non plus? Ce n'est rien. Ce seront alors les étudiants, les pensionnés, les chômeurs et les flexi-jobs. Monsieur le ministre, ce n'est pas ainsi qu'on va demain garantir des soins de qualité à l'ensemble des patients. Votre position par rapport à cela, soutenue malgré les grands discours – soyons très clairs – par l'ensemble des partis du gouvernement, c'est une posture qui va dans le mur et qui est inquiétante, comme je l'ai déjà dit à plusieurs reprises.

Je vous ai regardé hier ou plutôt, j'ai "podcasté" pendant la nuit. J'ai regardé votre débat avec le Dr Sofie Lemmens, De Tafel van Vier. En le regardant, je me suis un peu retrouvée comme ici, lors des débats que je peux avoir avec vous à la Chambre, en commission ou ici en séance plénière. Cela ne m'a pas rassurée. J'aurais attendu d'un ministre de la Santé une autre attitude, une autre prise en compte des difficultés des soignants du quotidien, d'autres réponses et aussi une autre empathie, si je peux me permettre ce commentaire, à la lumière aussi de ce que j'ai lu aujourd'hui dans Het Belang van Limburg.

Le choix que vous faites reflète votre vision politique et votre adhésion à une forme de mythe selon lequel une autre répartition des compétences résoudrait tout. C'est un mantra. C'est devenu un véritable mantra dans votre bouche, qui est de nouveau soutenu par l'ensemble des partis du gouvernement.

Je pense que ce n'est pas une voie d'avenir pour les soins de santé. Ce n'est pas une voie qui permettra, demain, de garantir l'accessibilité et des soins de qualité au patient. C'est donc une voie problématique pour une politique de santé, en tout cas telle que je la conçois. Manifestement, nous ne serons pas alignés et pas du tout en accord à ce sujet.

Pour toutes ces raisons, nous ne soutiendrons pas ce projet de loi. Vous l'aurez compris, évidemment, nous attendons tout autre chose en matière de politique de soins de santé. Je vous remercie.


Daniel Bacquelaine MR

Madame la présidente, je voudrais quand même intervenir parce que j'entends mon excellente collègue, Mme Fonck, aborder le problème plus général de la politique des soins de santé, notamment de la pénurie de personnel soignant dans nos structures de santé.

Je voudrais rappeler que, dans notre esprit, nous votons ce texte en précaution pour le cas où un nouveau problème épidémique ou pandémique se présenterait dans notre pays. Il ne s'agit pas ici, par ce projet de loi, de régler l'ensemble de la problématique de la pénurie dans les soins de santé. Il ne faudrait pas nous faire croire ou vouloir faire croire qu'en votant ce texte, on se débarrasserait du problème de la pénurie en matière de soins de santé. Ce n'est pas du tout dans cet esprit-là que nous votons le texte.

Nous sommes évidemment bien conscients qu'il faut prendre toute une série de mesures en matière de pénurie du personnel de soins. Nous en débattons souvent en commission. Nous sommes évidemment preneurs d'améliorations dans notre système de soins de santé à cet égard. Mais ici, je rappelle que nous apportons notre soutien à un projet qui nous met en position d'éventuellement gérer une situation compliquée à l'avenir. Nous espérons tous évidemment que cette situation n'adviendra pas.

Voilà l'esprit dans lequel nous votons ce texte. Je voudrais bien qu'il n'y ait pas de confusion à cet égard.


Catherine Fonck LE

Cher monsieur Bacquelaine, j'entends ce que vous dites. Mais si vous étiez à l'aise avec ce projet de loi, vous n'auriez pas, quelques heures après l'examen de ce projet en commission, fait un communiqué de presse dans lequel on peut lire entre chaque ligne combien vous êtes gêné aux entournures.

Je pourrais entendre ce que vous dites aujourd'hui si, depuis deux ans, il y avait eu de réelles prises de position sur la question de l'attractivité de la profession d'infirmier. Le Fonds blouses blanches a été créé sous la précédente législature. L'accord social est également intervenu sous la législature précédente. Quelles sont les mesures qui ont été prises pour répondre aux demandes, aux propositions raisonnables et responsables des infirmiers? Il faut savoir qu'aujourd'hui, si on considère les professions de soignants, le métier d'infirmier est celui qui est le plus en pénurie et qui est confronté à des problématiques sévères sur le terrain.

Pendant des mois, le ministre a remis en question ce que je disais en mettant en avant ce qui avait déjà été fait. Mais à force d'entendre les réclamations, à force de pressions, le ministre a fait savoir que des groupes de travail seraient mis en place, non pas sous ce gouvernement, mais sous la prochaine législature.

Je ne suis plus d'accord de soutenir directement ou indirectement cette ligne de politique de santé du gouvernement. En fait, monsieur le ministre, le texte qui nous est soumis aujourd'hui est la conséquence de votre absence de décision forte et d'une volonté forte.

Encore tout récemment, vous avez été directement sollicité par les infirmiers spécialisés en pédiatrie et en néonatologie, par les infirmiers spécialisés en oncologie, par les services de dialyse.

Ne revenez pas avec vos 43 millions! Vous savez aussi bien que moi ce qu'il en est.

Depuis le début de votre entrée en fonction, je vous demande de vous pencher sur l'IFIC. J'avais déjà interpellé avec insistance la ministre De Block à ce sujet; elle n'a pas bougé. Dès que vous avez pris vos fonctions, j'ai attiré votre attention en vous disant que de nombreux problèmes se posaient à ce niveau.

Aujourd'hui, vous reconnaissez qu'il y a un pic d'infections des voies respiratoires supérieures en pédiatrie. Il n'y a pas que la bronchiolite, d'autres virus sont en cause. Vous ajoutez que ce n'est pas du jamais-vu.

Vous ne comprenez pas ceci. En effet, d'un côté, nous avons les chiffres des infections. En revanche, ce qui est du jamais-vu, c'est que de nombreux lits sont fermés dans plusieurs services à cause d'un manque de soignants. Nous assistons à une fuite des soignants des hôpitaux, mais aussi du métier. Aujourd'hui, la pression est maximale. Quand un pic d'infections est atteint dans les services pédiatriques, alors que la situation était déjà extrêmement difficile auparavant, elle devient intenable. Eh oui! Il n'y a pas que les chiffres. Il y a aussi la réalité du terrain.

Pour toutes ces raisons qui démontrent nettement votre absence de prise en considération, puisque rien n'a été entrepris en ce domaine depuis deux ans – si ce n'est en appliquant les décisions prises sous l'ancien gouvernement, ce texte constituant une pièce de l'ensemble –, nous ne pouvons plus vous soutenir. Nous l'avons fait et avons pris nos responsabilités. Nous étions dans l'opposition, y compris dans les périodes difficiles au cours desquelles nous aurions pu nous installer au balcon. Ce n'est pas ce que nous avons fait. En l'occurrence, nous ne vous soutiendrons pas. Le signal est très clair: nous attendons un virage dans la politique de santé de ce gouvernement envers les soignants et à propos de l'attractivité des métiers. J'ai suffisamment développé les mesures à prendre.

S'agissant de rendre plus attrayant le métier infirmier, j'ai soumis énormément de propositions qui, jusqu'à ce jour, ont été balayées d'un revers de la main. Monsieur Bacquelaine, je vous vois rire, mais je ne pense pas que les infirmiers riraient. Sous la précédente législature, vous aviez fait la promesse de prendre en compte un aspect de l'attractivité, à savoir le volet de la pénibilité du métier. Vous avez déposé un texte. Il est quand même dommage que cela n'ait pas été fait, alors que vous étiez ministre des Pensions. Nous sommes en 2022. Le temps court de plus en plus. C'est à tel point que la pénibilité avait disparu de l'accord de gouvernement.

Je pense à la reconnaissance et à la valorisation des spécialisations – pas de quelques-unes, mais de toutes. Il faut aussi travailler sur la reconnaissance de la pénibilité du métier et sur les normes d'encadrement. Vous avez entendu les pédiatres et infirmiers pédiatriques cette semaine? Je connais cette réalité.


Ministre Frank Vandenbroucke

(…)


Catherine Fonck LE

Si, monsieur le ministre! Je sais que vous avez déjà répondu la même chose hier à Mme Lemmens.


Ministre Frank Vandenbroucke

Je n'ai pas dit cela! Vous racontez des choses qui ne tiennent pas du tout la route!


Catherine Fonck LE

Je peux continuer, madame la présidente?

Je ne sais pas si vous adoptez la même attitude face à de simples soignants du terrain, comme le Dr Lemmens, ou moi-même.

Vous êtes peut-être habitué à négocier dans les hautes sphères avec ceux qui ont beaucoup de pouvoir, mais permettez-moi quand même, monsieur le ministre, de vous redire ici que vous aurez une politique de santé solide si vous soutenez les soignants, si vous restaurez la confiance avec eux et si vous prenez la peine de prendre en considération leurs courriers et leurs propositions qui sont extrêmement raisonnables et responsables.


Ministre Frank Vandenbroucke

Madame la présidente, je vais tout de même réagir immédiatement. Je trouve, madame Fonck, que ce que vous dites est totalement faux. Quelqu'un qui raconte des choses totalement fausses ne connaît pas la réalité. Ici, vous ne connaissez pas la réalité. Vous avez dit: "Les deux dernières années, vous n'avez rien fait!". Vous répétez ici l'histoire sur les infirmiers en pédiatrie. Dans la commission, vous avez dit littéralement: "Il n'y a aucune reconnaissance pour les infirmiers en pédiatrie!". C'est faux! Vous ne connaissez pas la réalité du terrain en la matière. Je m'explique.

On ne va pas retracer trop longuement l'histoire. Je prends les quatre ou cinq derniers mois. En juillet, on a décidé d'augmenter l'investissement en formation pour le personnel soignant de 23 millions d'euros, parce que ces formations ont beaucoup de succès. C'est le Projet 600: choisislessoins. C'est donc 23 millions en surplus pour les formations. On a décidé d'augmenter le Fonds Blouses blanches en urgence. C'est une injection ponctuelle de 20 millions d'euros pour renforcer les moyens des hôpitaux ici, maintenant et immédiatement, pour le recrutement de personnel d'appui. On a décidé de créer un système de droits de tirage pour investissements technologiques pour aider le personnel soignant et le soulager. Cela fait déjà 60 millions pour des décisions prises, qui vont être exécutées, et sont déjà partiellement en exécution depuis juillet.

En septembre et octobre, on a déboursé un montant qui va augmenter sur un rythme de croisière jusqu'à 43 millions d'euros pour des infirmiers et des infirmières qui ont un titre professionnel spécialisé ou une qualification professionnelle spécialisée. Là, vous dites des choses qui ne tiennent pas du tout la route. Vous racontez n'importe quoi dans les commissions et ici!

En ce qui concerne la pédiatrie, il y a un titre professionnel spécialisé en pédiatrie-néonatologie. Cela existe. Il y a une reconnaissance. Ce titre professionnel spécialisé existe. Ces gens-là recevront, dans le contexte de ces 43 millions d'euros, pour la première fois, s'ils sont dans l'IFIC, un complément qui va s'élever, dès l'année prochaine, sur base annuelle – déboursée en septembre ou octobre –, pour un temps plein et en termes de brut, à 2 500 euros. "Vous ne faites rien, monsieur le ministre. Aucune reconnaissance pour les infirmières qui sont spécialisées en pédiatrie. Vous ne faites rien, mais rien! Rien, rien, rien! Aucune reconnaissance! Scandaleux!" Madame Fonck, vous ne connaissez pas la réalité. Vous dites des choses qui sont totalement fausses, qui ne tiennent pas la route. C'est un discours totalement creux! Les 43 millions, c'est entre autres pour créer un complément de spécialisation pour les infirmières qui sont spécialisées, qui ont un titre professionnel spécialisé comme le titre professionnel en pédiatrie-néonatologie.

Cette année-ci, on a déboursé deux tiers de ce montant. Je suis prudent. Je parle de brut. Je sais qu'on paie des impôts et des cotisations et je sais que c'est sur la base d'un emploi à temps plein mais il s'agit quand même de 2 500 euros. Je ne dis pas que c'est le paradis, je ne dis pas que c'est une solution. En juillet, on a décidé d'un paquet de mesures de 60 millions d'euros et même plus. En septembre, octobre, on débourse 43 millions – c'est en transition, le rythme de croisière c'est 43 millions d'euros – pour ceux que vous présentez comme les victimes d'un gouvernement qui ne fait rien. Allez, madame Fonck, un peu de sérieux! Arrêtez ces discours totalement creux!

Sur le débat que j'ai eu, je vous pose la question. Le docteur Lemmens dit que le problème, c'est qu'il y a trop d'accessibilité (te toegankelijk) aux médecins généralistes et qu'ils sont trop bon marché. C'est sa thèse.

Les médecins généralistes doivent devenir plus chers, moins accessibles. C'est la seule chose qu'elle a dit. Est-ce que vous êtes d'accord?


Sofie Merckx PVDA | PTB

(…)


Minister Frank Vandenbroucke

Dokter Lemmens stelt dat de huisartsen te toegankelijk zijn omdat de patiënten maar 4 euro betalen voor een raadpleging. Deelt u die mening? Ik niet.

Mevrouw Merckx, in de wijkgezondheidscentra waar de mensen gratis op raadpleging kunnen komen, gaat het volgens mij heel goed. Het probleem is toch niet dat de gezondheidszorg te toegankelijk is. Mogen we daarover van mening verschillen? Zeker.

Moeten we iets doen aan de administratieve last die weegt op huisartsen? Absoluut. Moeten we de huisartspraktijken versterken, meer ondersteunen? Absoluut. Dat zullen we ook doen, ik leg daarvoor ook geld opzij.

Het is in de huisartsgeneeskunde zoals in de verpleegkunde. Meer van dezelfde oplossingen, dat zal niet werken. We zullen het anders moeten aanpakken, sterker en beter organiseren.

Als er leden in het halfrond zijn die ook van oordeel zijn dat de huidige problemen van de huisartsgeneeskunde opgelost raken door de raadplegingen duurder te maken, door aan patiënten te zeggen dat zij moeten thuisblijven en te veel naar de dokter gaan - met die stelling werd ik geconfronteerd – heb ik het recht om het daarmee niet eens te zijn, ongeacht wie die stelling verkondigt.

Mevrouw Fonck, ik weet dat u arts bent. U hebt heel veel competenties. Als u hier echter komt vertellen dat verpleegkundigen in pediatrie geen enkele vorm van erkenning hebben, dan vertelt u onzin. Dat is gewoonweg niet juist. Als u zegt dat wij daarvoor niets doen, dan is dat gewoonweg niet juist. Stop daar nu toch eens mee.


Catherine Fonck LE

Monsieur le ministre, à propos de l'attractivité du métier, dans le système IFIC, il y a en fait différentes reconnaissances au niveau des spécialisations des infirmiers. Si, par exemple, les infirmiers qui travaillent au bloc opératoire au SIAMU – donc les urgences, soins intensifs, etc. – sont dans un barème 15 avec, éventuellement, des primes supplémentaires, d'autres infirmiers spécialisés ne sont pas reconnus, alors qu'ils ont une spécialisation de même nature – c'est le cas par exemple en pédiatrie-néonatologie ou en oncologie – et sont à l'IFIC 14.

Oserais-je vous rappeler par ailleurs que, par exemple pour ce barème 14 avec une prime, le montant in fine est un montant diminué par rapport à la situation qui prévalait avant l'IFIC pour toute une série de spécialisations. C'est ça évidemment que vous devez regarder! Si vous ne regardez que le petit bout postérieur à l'IFIC, vous direz que "on fait un peu mieux", mais il faut tout comparer! Il faut comparer par rapport à la période qui a précédé l'IFIC, en matière de barèmes, soit les barèmes 14-15, soit les barèmes 14-15 avec en plus les primes – lesquelles sont d'ailleurs aujourd'hui, avec 2 500 euros, inférieures à ce qu'elles étaient avant la réforme de l'IFIC quand elles s'élevaient à 3 900 euros.

Vous m'obligez à être un peu technique. Ce n'était pas mon objectif car ce n'est pas le type de débat prévu en plénière, mais puisque vous êtes venu en disant "c'est n'importe quoi", je vous l'explique de manière précise et technique.

Je le redis donc encore une fois: que ce soit au niveau de la valorisation ou de la reconnaissance – parce que certaines spécialisations ne sont toujours pas reconnues, je peux vous en donner plusieurs exemples et j'ai celui de la dialyse en tête parce que les services m'appellent de plus en plus compte tenu de la fuite actuelle des infirmiers qui doivent avoir une expertise particulière et c'est un vrai souci par rapport au patient dialysé chronique, cela montre un recul de la valorisation et une absence de prise en considération – ou que ce soit au niveau des normes d'encadrement – plus particulièrement dans certains services ou cela pose beaucoup plus problème que dans d'autres ou plus particulièrement à certains moments, singulièrement la nuit ou le weekend, où c'est beaucoup plus compliqué qu'en journée –, on est en deçà des normes qui ont été définies au niveau international pour garantir la sécurité des soins.

Ce sont quand même des points qui sont fondamentaux, d'abord et avant tout pour les patients pour ce qui concerne la diminution de la mortalité ou de la morbidité et, partant, la qualité des soins! Ce sont des éléments qui sont fondamentaux à moyen terme et à long terme, pour éviter et freiner cette fuite des hôpitaux.

Le deuxième volet sur lequel je voulais réagir est la manière dont vous transformez les propos du docteur Lemmens. Oui, c'est vrai, elle a parlé d'accessibilité. Mais est-ce trop accessible parce qu'elle veut s'en mettre plein les poches? Ce n'est pas du tout ce qu'elle a dit hier, monsieur le ministre! Et je pense qu'il y a des témoins, ne fût-ce que le journaliste qui animait le débat, et je suis sûre qu'il pourra se faire une opinion de la discussion que nous avons aujourd'hui.

Elle n'a pas parlé d'accessibilité en disant que les médecins étaient trop accessibles pour pouvoir, elle, "s'en mettre plein les poches". Ce qu'elle a expliqué, c'est qu'effectivement, quand on consacre du temps aux tâches administratives et que, pendant ce temps-là, de nombreux patients attendent dans la salle d'attente, et que des patients fort malades ne peuvent pas être vus rapidement, oui, cela pose question!

Elle a également expliqué qu'une consultation chez le médecin généraliste coûte 1 euro aux bénéficiaires de l'intervention majorée et 4 euros pour les non-bénéficiaires, et que ces patients ne vont pas chez le psychologue car cela leur coûterait 16 euros. Dès lors, ils arrivent forcément chez elle ou chez un autre médecin généraliste. C'est du vécu!

Peut-être qu'elle ne sait rien et peut-être que je ne sais rien non plus, monsieur le ministre. Parce que, dans le fond, c'est cela que vous répétez sans cesse, mais peut-être devriez-vous vous-même vous remettre en question et apprendre à écouter ce que vit le terrain et la réalité du terrain. Je pense que ce serait vraiment important et utile, non seulement pour les soignants mais aussi pour les patients. Je vous remercie.


Sophie Rohonyi DéFI

Merci Madame la présidente, chers collègues, monsieur le ministre. De prime abord, il paraît normal de nous prémunir contre une recrudescence du covid, en particulier à un moment où l'on voit les épidémies de grippe et de bronchiolite alourdir toujours plus la charge de travail de nos soignants.

Sauf que, trois ans après le début de cette épidémie et plus d'un an aussi après les recommandations qui ont été émises par la commission spéciale covid, nous étions en droit d'attendre autre chose, à savoir, d'avoir tiré les leçons de cette crise.

Nous étions en droit d'attendre des mesures structurelles pour soulager nos soins de santé et répondre à la pénurie de soignants et plus des mesures temporaires prolongées à l'infini – puisque l'on parle ici tout de même d'une possibilité laissée jusqu'au 31 décembre 2025 – tout ça parce que l'on manque de vision, de volonté ou de courage politique ou peut-être un peu des trois.

Je me pose donc la question de la nécessité et de la proportionnalité de ces mêmes mesures en particulier celles que l'on a abondamment abordées jusqu'ici et qui me semblent fondamentales, à savoir celles visant à solliciter des personnes non qualifiées pour venir en renfort à ces soignants surchargés.

Ce qui est en jeu ici, c'est vrai Monsieur Bacquelaine, c'est la qualité des soins. Parce que si les jeunes entament des études longues et difficiles pour devenir soignants, ce n'est pas par plaisir mais par nécessité. C'est parce que ces études sont nécessaires pour poser des actes qui sont toujours plus nombreux et toujours plus exigeants, parce que c'est indispensable pour assurer cette fameuse qualité des soins.

Or, les soignants ne cessent de tirer la sonnette d'alarme et attendent une prise en charge réelle de leur situation. Prise en charge qui passe par la reconnaissance de la pénibilité du métier – qui a été balayée par votre gouvernement – mais également une vraie revalorisation de la profession tant en termes barémiques qu'en termes d'environnement de travail qualitatif et de compatibilité avec la vie de famille.

Vous nous accusez, monsieur le ministre, de ne pas connaître la réalité. Au contraire, monsieur le ministre, la réalité, elle nous est rapportée quotidiennement par les soignants. La réalité, c'est que les infirmiers spécialisés en oncologie, en gériatrie ou encore en pédiatrie sont rémunérés, on l'a dit, selon le barème IFIC 14, soit le même que celui des infirmiers en soins généraux brevetés.

La réalité, c'est que la fuite de talents qui est causée par cette réforme IFIC oblige aujourd'hui les services de pédiatrie à travailler avec des infirmiers qui ne sont pas du tout spécialisés pour travailler avec des enfants. Cela m'a été souligné lors de ma dernière visite au CHU de Saint-Pierre.

Vous parlez de réalité, eh bien oui, c'est leur réalité de travail, tous les jours.

Or cette spécialisation est essentielle, en particulier pour travailler avec des enfants. Cela nous a d'ailleurs encore été souligné ce lundi par le représentant de la plate-forme JOY, qui nous a expliqué que pour travailler avec des enfants, il faut être spécialisé tant pour ce qui concerne les actes de soins que pour la manière de communiquer avec eux. On ne communique pas avec des enfants de la même manière qu'on communique avec des patients adultes.

Aujourd'hui, vous dites que nous parlons sans connaître la réalité. La réalité nous a été rappelée pas plus tard que ce lundi!

Monsieur le ministre, ceci démontre que vos compléments de spécialisation que vous avez évoqués tout à l'heure n'y changent rien. Certains collègues de la majorité nous disent que nous débattons de ces questions en commission, notamment de la revalorisation de la profession d'infirmier. C'est bien beau de débattre mais, à un moment donné, il faut passer aux actes.

Aujourd'hui, votre projet consiste finalement en un gâchis auquel mon parti refuse de participer. C'est la raison pour laquelle nous nous abstiendrons.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Mijnheer de minister, ik kan niet anders dan interveniëren over de polemiek van daarnet over uw optreden in De Tafel van Vier, waar heel Vlaanderen kon zien hoe hautain u bent, en hoe betweterig u bent als mensen een realiteit komen vertellen.

U hebt het vandaag ook gedaan. Ik kan veel zeggen over mevrouw Fonck. Ik ben het niet altijd eens met mevrouw Fonck. Maar als mevrouw Fonck één sterke kant heeft, is het dat zij een dokter is. Zij is zelf minister geweest. Zij kent ik weet niet hoeveel zorgverleners. U zult toch niet ontkennen dat als zij met een realiteit van het terrein komt, die vaak terecht is, het vaak correct is wat zij zegt?

U komt hier zeggen dat zij onzin uitkraamt. Zoals u ook deed tegen dokter Sofie Lemmens, die haar realiteit vertelde, die vertelde hoe moeilijk het is voor huisartsen, vandaag. Zij vertelde hoe zij overstelpt worden en hoe uw beleid voor haar geen structurele oplossing biedt. Toen hebt u gezegd dat zij het allemaal niet wist. Dat was uw manier daarmee om te gaan.

Ja, zo hebt u tegen haar gedaan! Ik heb het ook maar gezien omdat de mensen het massaal beginnen delen zijn. Jan Segers heeft een column geschreven over hoe hautain u bent.

Tegen mij hebt u zich ook al zo gedragen. Vandaag hebt u gezegd dat ik geen dokter ben, omdat ik het niet eens was met uw sanctiebeleid tegen langdurig zieken. Als de mensen het niet eens zijn met u, begint u hautain te antwoorden. Ik meen dat u op dat vlak echt moet veranderen.

U zegt dat mevrouw Fonck geen gelijk heeft als zij zegt dat er geen structurele oplossingen zijn. Ik heb daarnet het verslag gebracht. De helft van uw meerderheid heeft gezegd dat er geen structurele oplossingen zijn en wil dat u er snel werk van maakt.

Vandaag zijn er 19.000 gediplomeerde verpleegkundigen die weggetrokken zijn uit de gezondheidszorg. Wat constateren wij? Er is een bronchiolitisepidemie. U hebt zelf gezegd dat zij minder erg is dan die van twee jaar geleden, vóór de covidcrisis, maar ondanks dat zijn de ziekenhuizen overspoeld.

Waarom? Omdat er een hoge afwezigheidsgraad is en omdat er veel mensen weggaan uit de sector. De mensen in de zorgsector kunnen het niet meer aan, noch in de eerste lijn, noch in de tweede lijn. Maar wat hebt u gedaan? U hebt gezegd: ik zal een paar miljoen vrijmaken, maar het zal niet voor deze legislatuur zijn.

Toen het budget hier besproken werd, hebt u echter wel geld gevonden om in de groeinorm te knippen.

U hebt 74 miljoen euro geknipt voor 2024. Daar hebt u wel geld gevonden. Het gaat trouwens over 300 miljoen euro over het geheel van die twee jaren. Dat hebt u in de kolom van het budget gezet.

Ik denk dat dit een fundamenteel probleem is. Het gaat er niet om dat u dezelfde mening deelt. Het gaat erom dat u luistert naar de mensen. Als de mensen op het terrein zeggen dat er problemen zijn, dan moet u stoppen met dat te ontkennen en met te doen alsof u het altijd beter weet.

Ik zou het ook graag hebben over de concrete maatregelen die worden verlengd. Iedereen vraagt om structurele oplossingen, maar daar is geld voor nodig. Er zijn ook meer huisartsen nodig. U blijft ontkennen dat er te weinig artsen zijn. Misschien moet u het ingangsexamen toch eens in vraag stellen en moet u meer studenten in de gezondheidszorg toelaten.

Deze wet gaat enkele crisismaatregelen verlengen, zoals het toedienen van vaccins en testen. Wij vroegen naar cijfers over de noodzaak van een verlenging van die maatregelen, maar dan komen wij van een kale reis terug. Dat is typisch voor het beleid. U zegt dan: ik heb geen cijfers, maar ze hebben mij gezegd dat het moet worden verlengd, dus we zullen dat dan maar verlengen. Dat is tekenend. Het feit dat bepaalde crisismaatregelen na drie jaar nog steeds moeten worden verlengd, is echt wel een probleem. Daaruit blijkt echt wel een gebrek aan een langetermijnvisie.

Dan wil ik het nog even hebben over wat er in de covidcrisis goed is verlopen. Positief was de samenwerking met betrekking tot de covidvaccinatie op lokaal vlak tussen de zorgverleners in de eerste lijn. Veel mensen hebben de handen in elkaar geslagen. Dat werd goed georganiseerd.

Er was ook de mogelijkheid voor de delegatie van het covidvaccin. Voor mij was dat een punt om mee verder te gaan, maar wat constateren wij vandaag? De vaccinatiecentra gaan sluiten. Er is geen langetermijnvisie op dat vlak. De huisartsen zijn niet klaar om voor de covidvaccinatie in te staan.

Als we één ding geleerd hebben, dan is het wel dat vaccineren belangrijk is, niet alleen tegen de covidepidemie maar ook tegen de griepepidemie. Ook daar zien we dat het positieve wat gebeurd is voor de covidvaccinatie niet wordt toegepast voor de griepvaccinatie. Ik vind dat persoonlijk een heel spijtige zaak. Sommige zaken die goed waren hadden we structureel kunnen verankeren, we hadden de samenwerking verder kunnen zetten. Wij zijn er altijd voorstander van geweest om de vaccinatiecentra niet te sluiten, maar om ze lokaal te verankeren en de samenwerking verder te zetten voor preventie en andere vaccinaties. Spijtig genoeg is dat niet gebeurd. Wij zullen ons dus onthouden.


Karin Jiroflée Vooruit

Mevrouw de voorzitster, ik wil toch oproepen tot enige hygiëne in het debat. Ik heb geluisterd naar het tweede gedeelte van de uiteenzetting van mevrouw Merckx en het eerste had werkelijk niets te maken met deze zaak. De minister is mans genoeg om zichzelf te verdedigen, dat hoef ik niet te doen. Ik erger mij als lid van deze vergadering echter meer en meer aan de manier waarop er in dit halfrond soms op de persoon wordt gespeeld. Dat is dit Huis onwaardig. Het moest mij even van het hart.


Kathleen Depoorter N-VA

Collega, u doet mij toch even lachen met uw aankondiging. Als het over holle aankondigingen gaat en domme zorgverstrekkers die onzin verkopen, vind ik het toch belangrijk om te reageren. Waar gaat de discussie eigenlijk over? Mijnheer de minister, ik erger mij eraan dat u telkens opnieuw als een persoon iets heeft gezegd die gaat aanvallen op een ogenblik waarop die zich niet kan verdedigen. Het is niet de eerste keer dat er citaten worden gebruikt uit debatten, uit overleg, uit commissieverslagen zelfs, waarbij u dan op de man – zoals u zei, collega Jiroflée - gaat spelen en woorden gaat verdraaien. Mijnheer de minister, die toegankelijkheid wil niet zeggen dat dokter Lemmens ervoor heeft gepleit om meer te kunnen verdienen en meer te gaan aanrekenen aan de patiënt, die dan wellicht volgens u ook een domme patiënt is, net zoals die zorgverstrekker onzin verkoopt.

Neen, het was eigenlijk vooral een pleidooi voor hulp, appreciatie en respect. Aan dat laatste is er soms echt wel een gebrek.

Tijdens de covidcrisis gaf ik u de voorzet en vroeg ik waarom u niet ingreep in de soloartsenpraktijken of de zelfstandige artsenpraktijken en dus niet in de wijkgezondheidscentra of de new deals die u voor de toekomst ontwikkelt, waarom u er niet voor zorgde dat de huisartsen een beroep kunnen doen op thuisverpleegkundigen, om bepaalde taken uit te besteden en om de attesten waarover het ging samen met de verpleegkundigen uit te werken. Daar hebt u toen niet op gereageerd. U werkte liever een plan uit op lange termijn. Goed, maar met alle respect, het is vandaag dat de huisartsen een noodkreet slaken.

Dat hebben wij met alle leden in de commissie herhaaldelijk aangegeven. Dat zijn leden die met de voeten in het veld en in de sector staan en die de sector, net als u volgens uw beweringen, ook heel goed kennen, aanvoelen en respecteren.

Als dokter Lemmens het heeft over het feit dat de psycholoog of de diëtist veel duurder is en u als antwoord geeft dat u daaraan werkt, waarna u wat miljoenen euro rondstrooit – met cijfers goochelen kan immers op dat moment, dan moet u wel de waarheid vertellen. Mijnheer de minister, u had het over 152 miljoen euro voor de geestelijke gezondheidszorg. Dat bedrag heeft u inderdaad in uw begroting ingeschreven. Hoeveel heeft u echter uitgegeven? Wat heeft uw pilootproject van twee jaar opgeleverd voor de patiënt? In de maand oktober waren er 27.000 consultaties op elf miljoen Belgen. Slechts een derde van het budget voor kinderen is besteed. Slechts twee derde van het budget voor volwassenen is besteed.

Als dokter Lemmens u dan zegt dat niet te voelen, dan is dat ook zo. Dat komt effectief doordat u te veel restricties en regeltjes heeft ingebouwd voor de geestelijke gezondheidszorg en voor de psychologische eerstelijnshulp. Daarover hebben wij het ook in de commissie gehad. Het zou u sieren mocht u dat correct brengen op de nationale televisie. Inschrijven is immers niet uitvoeren.

Inschrijven is immers niet hetzelfde als uitvoeren. Inschrijven is veel gemakkelijker dan in overleg met uw zorgactoren naar oplossingen zoeken. Wat is nu echt wel een reëel risico, mijnheer de minister? Dat bewijst het fragment, dat we allemaal hebben gezien en herbekeken, en de vele berichten die u en alle collega's van collega-zorgverstrekkers hebt ontvangen waarin ze de noodoproep van dokter Lemmens steun betuigen. Welnu, er ontstaat een reëel risico – ik heb u daar al meermaals voor gewaarschuwd – op een zorgverstrekking met twee snelheden. In de Kempen zijn er al heel wat huisartsen gedeconventioneerd. Als u niet in gesprek gaat met de sector zelf, met de zorgverstrekkers, dan krijgt u precies hetzelfde met de huisartsen als wat u hebt meegemaakt met de logopedisten en met de kinesisten. U moet er echt werk van maken om samen te werken aan een leefbare zorgsector, zowel voor de zorgactor als voor de patiënt.

U haalde daarnet het Wittebloezenfonds aan. Daarover heb ik toch echt een vraagje, mijnheer de minister, want ook wat dat betreft strooit u graag met wat miljoenen. Van de 48 miljoen euro die is ingeschreven voor de thuisverpleegkundigen, is tot op vandaag 14 miljoen, dus opnieuw een derde, besteed. Blijkbaar zouden de resterende 34 miljoen, wanneer die niet binnen de drie weken worden uitgegeven, vervallen. Zult u daar iets aan doen? Zult u nog rond de tafel zitten met de thuisverpleegkundigen, opdat die middelen wel besteed kunnen worden? Het is misschien niet uw prioritaire doelgroep, maar toch is het absoluut van belang dat de middelen die gereserveerd en ingeschreven werden voor een bepaalde sector, namelijk de zelfstandige thuisverpleegkundigen, ook gebruikt kunnen worden door die sector. Als u een beleidsinitiatief aankondigt, mijnheer de minister, dan moet u daar ook uitvoering aan geven. Daar wringt het schoentje. Zult u nog uitvoeren wat u hebt beloofd in 2022?


Minister Frank Vandenbroucke

Mevrouw Merckx, wanneer iemand hier beweert dat ik al twee jaar niks heb gedaan en ik dat weerleg verwijzend naar onze beslissingen van de afgelopen vier maanden ten bedrage van 100 miljoen euro, dan was de bewering dat er niks is gebeurd, toch volkomen fout? Het mag toch gezegd worden dat dat volkomen fout is?

Daarmee zeg ik niet dat we een fantastisch goed beleid voeren of dat alles wat hier gezegd is, verkeerd is. Men doet het hier af alsof ik niks heb gedaan, terwijl er sinds juli voor 100 miljoen euro beslissingen werden genomen, voor 60 miljoen nieuwe initiatieven opgezet en 43 miljoen wordt uitgekeerd. Iemand klaagt hier aan dat er geen enkele vorm van erkenning is voor verpleegkundigen in pediatrie. Er is wel een erkenning. Er bestaat een bijzondere beroepstitel pediatrie en neonatologie. Al wie die beroepstitel heeft, krijgt sinds september of oktober van dit jaar een complement dat volgend jaar voor een voltijds werknemer bruto 2.500 euro extra oplevert. Dat is niet het paradijs, maar het lost een IFIC-probleem gedeeltelijk op. Overigens, de IFIC-regeling kwam er op unaniem advies van de sociale partners, waar ze tien jaar aan hebben gewerkt, dat is geen regeringsbeslissing. We proberen oplossingen uit te werken voor de problemen daarrond.. Hoe dan ook, we mogen toch wel zeggen dat de informatie die hier gegeven wordt, fout is?

Mevrouw Depoorter, willen we de dingen zeggen zoals ze zijn? Er is nu een aanbod door geconventioneerde klinisch psychologen en orthopedagogen van meer dan 27.000 uur per week, elke week. Zijn we daarmee waar we moeten zijn? Neen, absoluut niet. Ik ben daar ook helemaal niet zelfgenoegzaam over. Gaat het traag vooruit? Jawel, het gaat traag vooruit. Voelen huisartsen dat te weinig? Absoluut. Maar er zijn 2.700 geconventioneerde klinisch psychologen, die klaarstaan om te werken aan 11 uur of 4 euro voor iemand met verhoogde tegemoetkoming. Dat is geen 60 euro. Zo is er nu aanbod van 27.000 uur elke week. We zijn nog niet waar we moeten zijn, maar daarmee besteden we van het structurele budget van 152 miljoen wel al meer dan de helft.

Het gaat traag vooruit, maar zeggen dat er niets gebeurt, is ook niet juist. U hoort mij niet zeggen dat het perfect is. Nee, er zijn veel problemen, maar het is een feit dat er elke week 27.000 uren ter beschikking worden gesteld door geconventioneerde klinisch psychologen aan 11 euro of aan 4 euro voor wie een verhoogde tegemoetkoming geniet. Het is juist dat die uren nog niet allemaal worden gebruikt, maar het is wel een realiteit.

Ten slotte, u vraagt naar de zelfstandige verpleegkundigen. Het Parlement heeft – u hebt daaraan meegewerkt, wat u siert – wetgeving tot stand gebracht inzake het Zorgpersoneelfonds. Dat is uw wetgeving. Die wetgeving stelt eisen aan wat men met dat geld kan doen. Dat moet gaan naar tewerkstelling, naar personeel. De zelfstandige verpleegkundigen hebben gezegd dat er ook 48 miljoen euro voor de zelfstandigen moet zijn. Ik bid en smeek dat de sector van de zelfstandige verpleegkundigen mij een voorstel doet dat uitvoerbaar is binnen de wetgeving van het Zorgpersoneelfonds. Ik zou niet liever hebben dan dat ik dat geld kan uitgeven. Ik vraag nu al zo lang, sinds ik minister ben, dat men mij een voorstel doet dat past in de wet die het Parlement heeft goedgekeurd, want het geld is er, maar ik krijg geen voorstel dat erin past. Dat is vervelend, maar dat is de realiteit. Wij hebben dat al vaak opnieuw gevraagd en ik vraag het bij dezen: mocht u zelf een idee hebben, laat maar komen.


Kathleen Depoorter N-VA

Mijnheer de minister, ik heb al vaak verwezen naar de titel "Vooruit pakt geestelijke gezondheidszorg aan: voor 11 euro naar de psycholoog", met een grote foto van u en het logo van uw partij erbij. U zou het allemaal oplossen, maar twee jaar later zit u nog niet aan het aantal psychologen dat u nodig hebt om voldoende patiënten te kunnen behandelen. Twee jaar later moet u de cijfers van de maand oktober opsmukken om te kunnen zeggen dat u goed hebt gewerkt, omdat u meer toegang tot de geestelijke gezondheidszorg hebt gecreëerd, op een moment dat er veel meer nood is dan vroeger. Dat toont elke studie aan, mijnheer de minister.

Mocht u de curve bekijken tussen wat u hebt gecreëerd en de noden die erbij gekomen zijn, dan hebt u eigenlijk niets gedaan. U kan er niets aan doen dat de noden verhoogd zijn, maar u kan er wel aan doen dat de aankondiging die u in de zomer van 2021 gedaan hebt, nu niet optimaal uitgevoerd is. Twee jaar is lang. Vanaf de eerste dag heb ik u gezegd dat u niet voldoende overlegd hebt met de psychologen. U hebt een conventie 2.0 moeten creëren en een grote webinarsessie moeten organiseren om de psychologen toch maar te overtuigen om deel te nemen aan uw conventie. Een aantal psychologen heeft zich voor een aantal uren ingeschreven. De algemene kritiek van zowel de artsen, de psychologen als de orthopedagogen luidt dat het te beperkt is: een te beperkt aantal sessies, een te beperkt aantal vormen van therapie. Voor kinderen met multiple stoornissen bent u er niet, aangezien er maar een beperkt aantal sessies terugbetaald wordt.

Inzake de thuisverpleegkundigen, wat een onzin is dat? U zegt te wachten op een voorstel van de thuisverpleegkundigen. Wie is er minister, wie moet voorstellen formuleren, wie moet wetsontwerpen indienen, wie komt met oplossingen? U bent toch degene die alles oplost? In de wet staat duidelijk ingeschreven dat administratieve outsourcing ook mogelijk is voor thuisverpleegkundigen. Om die reden – ik herinner me nog goed dat collega Piedboeuf dat heeft voorgesteld – is die 48 miljoen ingeschreven. De administratieve lasten voor de thuisverpleegkundigen zijn te groot. Het is niet fair dat u hier zegt dat de thuisverpleegkundigen hun werk niet doen. Neen, u doet u werk niet, mijnheer de minister.

U reageert niet inzake de 34 miljoen die verloren dreigt te gaan. Het gat in de begroting zult u er niet mee dichten, daarover zijn we het eens, maar pak het aan en zorg ervoor dat ook die sector, die in de pandemie en die in de dagelijkse zorg voor de patiënten ontzettend belangrijk is, nog vooruit wil. Wij weten namelijk dat er voldoende thuisverpleegkundigen afgestudeerd zijn, maar zij haken af.

Dan zal u misschien weer met uw armen in de lucht zeggen dat er een tekort aan zorgpersoneel is en dat het beroep aantrekkelijker gemaakt moet worden. Wel, u bent minister, dus u moet met een voorstel komen!


Catherine Fonck LE

Monsieur le ministre, vous refusez d'entrer dans un débat technique, en mettant en avant ce que vous avez fait.

En réalité, sur toute leur carrière, les infirmiers spécialisés, hormis dans les soins intensifs ou au SIAMU, perdent entre 200 et 300 euros par mois, depuis la réforme de l'IFIC. Ce sont des faits. Cela concerne tous les infirmiers spécialisés, à l'exception de deux spécialisations qui, pour leur part, relèvent de l'IFIC 15. Les autres infirmiers spécialisés relèvent de l'IFIC 14.

Vous avez beau dire tout ce que vous voulez, je répète qu'il y a une non-prise en considération et une non-valorisation de différentes spécialisations en art infirmier qui n'ont pas lieu d'être. C'est un non-sens! Cela constitue clairement un élément majeur en termes d'attractivité du métier. Vous ne pouvez pas ignorer cet état de fait. Pourtant, avez-vous pris des mesures pour que ces infirmiers spécialisés puissent relever de l'IFIC 15? Non. Vous n'avez pas corrigé.

J'en arrive aux soins psychologiques aux sujet desquels nous avons eu un débat, il y a quelques jours, en commission. Si je souhaite intervenir sur ce point, c'est parce que vous avez mis en évidence les 27 000 heures par semaine, sachant qu'il y a une sous-utilisation des soins chez les enfants et les adolescents. Il y a onze millions de Belges et on compte quotidiennement six à sept décès par suicide.

À votre place, monsieur le ministre, je ne me féliciterais pas de ces 27 000 heures par semaine.

Je travaillerais plutôt à trouver des solutions parce que nous avons une sous-utilisation inquiétante en matière de soins de santé mentale, qui engendre des conséquences majeures, plus encore pour les enfants, les adolescents et les personnes âgées.

Il convient de trouver des solutions à cette sous-utilisation des soins pour que les patients soient pris en charge à temps par un psychologue et par un psychiatre; il convient aussi de travailler sur le volet de l'accessibilité tout court. En effet, c'est bien d'avoir un quota d'heures théoriques ou un quota de psychologues, mais si le délai d'attente d'un rendez-vous chez un psychologue se compte en semaines, en pratique, l'objectif en matière de santé n'est évidemment pas atteint. Je ne développerai pas plus ici. Nous avons eu l'occasion d'en parler cette semaine, y compris avec la collègue Depoorter. Je voulais toutefois vous répliquer ceci, puisque vous avez de nouveau remis cet élément en exergue.

J'espère que nous serons d'accord pour progresser vers des solutions concrètes (milieu scolaire, médecins généralistes, gériatres, maisons de repos, etc.) pour que les patients trouvent le chemin de l'accessibilité aux psychologues. Il nous faut aussi travailler avec les réseaux locaux afin de permettre une accessibilité tout court, c'est-à-dire une accessibilité physique aux consultations de psychologie, ce qui n'est manifestement pas possible aujourd'hui dans toute une série de régions.