Projet de loi modifiant le Code de la taxe sur la valeur ajoutée en ce qui concerne le régime applicable aux ventes à distance de biens et à certaines livraisons de biens et prestations de services.
General information ¶
- Submitted by
- Vivaldi
- Submission date
- March 4, 2021
- Official page
- Visit
- Status
- Adopted
- Requirement
- Simple
- Subjects
- VAT EC Directive electronic commerce tax law tax system distance selling sale
Voting ¶
- Voted to adopt
- Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB
- Abstained from voting
- N-VA LDD VB
Party dissidents ¶
- Katleen Bury (VB) voted to adopt.
Contact form ¶
Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.
Discussion ¶
March 25, 2021 | Plenary session (Chamber of representatives)
Full source
President Eliane Tillieux ⚠
De rapporteur is de heer Joris Vandenbroucke, die verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
Wim Van der Donckt N-VA ⚠
Mijnheer de minister, eerst en vooral verontschuldig ik collega Loones, die dit dossier heeft opgevolgd. U weet dat hij in de commissie op een zeer degelijke manier over deze materie het woord heeft gevoerd, maar hij geeft momenteel een gastcollege, zolang dat nog mag. Hij heeft daar snel nog gebruik van gemaakt, maar dit terzijde.
Dit wetsontwerp is een nauwgezette omzetting van de btw-richtlijn inzake e-commerce. Ze bouwt verder op het zogenaamde MOSS-systeem, bedacht voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten aan particulieren, de zogenaamde TBE-diensten, teneinde te vermijden dat btw-plichtigen zich in elke Europese lidstaat zouden moeten registreren en daar ook btw-aangiften zouden moeten indienen. In een eerste fase bestond dit enkel voor non-EU-providers, maar nadien is dat meer uitgebreid naar de EU-providers. MOSS wordt nu OSS en IOSS, uitgebreid naar alle diensten en ook de verkoop van goederen via een elektronisch platform. In plaats van dat btw-plichtigen zich in elke EU-lidstaat moeten registreren, kunnen zij zich bijkomend registreren met een apart btw-identificatienummer voor aparte OSS- en IOSS-aangiften. De kunst van het registreren wordt dus eigenlijk vervangen door de kunst om te weten in welke aangifte welke handeling moet worden gerapporteerd.
Het probleem van de Europese Unie bestaat erin dat de 27 lidstaten maar niet tot een akkoord kunnen komen om een en hetzelfde btw-aangifteformulier te gebruiken in alle lidstaten voor alle btw-handelingen. Het zou nochtans voor de ondernemingen een geweldige administratieve vereenvoudiging betekenen als dit formulier over de hele Europese Unie hetzelfde zou zijn, quod non.
We kunnen ons ook niet van de indruk ontdoen dat de grote EU-platformen in dezen goed gelobbyd hebben. De OSS en de IOSS-aangiften zijn inderdaad op hun maat geschreven. Voor een kleine Belgische onderneming wordt het een hele uitdaging om via een webwinkel op te starten en producten in de andere EU-lidstaten te verkopen.
De drempel voor verkoop op afstand in België, 35.000 euro, wordt niet langer per land berekend, maar wel gecommunautariseerd en fors verlaagd. Vanaf 10.000 euro omzet aan verkoop op afstand en TBE-diensten zal de btw van de andere lidstaat moeten worden aangerekend. Daaraan zijn toch wel wat risico's verbonden, waarop wij ook hebben gewezen tijdens de bespreking in de commissie. De toepassing van het juiste btw-tarief in 27 EU-lidstaten oogt misschien wel eenvoudig, maar schijn bedriegt natuurlijk. Als de kmo zich vergist, dreigen niet alleen hoge boetes, maar ook nog eens rechtszaken in een van de 27 Europese lidstaten. Wie de taal niet machtig is, er geen contacten heeft of niet vertrouwd is met de procedures, dreigt in de problemen te geraken.
Sta me toe een voorbeeld te geven over de betwisting van de toepassing van het verlaagd btw-tarief. Ik herinner mij nog een discussie over de toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6 % voor sojamelk. Wie de administratie belde, kreeg als antwoord dat sojamelk aan het gewone tarief van 21 % is onderworpen, aangezien het niet om melk van dierlijke oorsprong gaat. Maanden later oordeelde de Raad van State dan weer dat sojamelk toch onderworpen is aan het verlaagd btw-tarief van 6 %, omdat het valt onder de categorie andere voedingsmiddelen. Met dat voorbeeld wil ik maar aantonen dat heel de btw-regelgeving bijzonder complex is.
Als een kmo te veel btw aanrekent, dan is zij niet concurrentieel, maar de kmo die te weinig btw aanrekent, dreigt haar spreekwoordelijke btw-broek te scheuren. Bovendien vallen dan ook nog eens niet alle afstandsverkopen binnen het OSS-systeem, zoals blijkt uit het uitvoerig antwoord van de minister op de vraag van collega Loones.
Ondanks de One Stop Shop blijft individuele registratie in de andere EU-lidstaten niet uitgesloten. De one stop is dus eigenlijk een stop die de registratieplicht in de andere lidstaten niet geheel afsluit.
Tegelijkertijd, met de invoering van IOSS wordt de btw-vrijstelling bij invoer van goederen onder 22 euro afgeschaft. Bovendien zal bij de aankoop van een pakje via een e-platform de invoer worden vrijgesteld en zal het e-platform btw moeten aanrekenen op de levering.
De afschaffing van de btw-vrijstelling onder 22 euro zal de Schatkist, zoals u meldde in de commissie, iets meer dan 250 miljoen euro extra btw-inkomsten opleveren. Dat is niet niets, dat is veel. Als de consument dan toch btw moet betalen, dan vroeg collega Loones zich af of u kon bevestigen dat door de afschaffing van de vrijstelling de consument niet langer voor onaangename bijkomende kosten kan komen te staan.
Wij lazen in Het Belang van Limburg enkele dagen geleden het verhaal van de jonge Matteo. Hij had goed gezocht en had een goede prijs gevonden voor een voetbaltruitje. Hij kon dit truitje via het internet voor 50 euro op de kop tikken in de Verenigde Staten. Toen hij zijn pakje bij bpost ging afhalen, diende hij echter nog eens bijkomend 40 euro taksen te betalen. Een goede koop wordt zo wel een zeer dure koop.
In die context antwoordde u op een vraag van collega Loones in de commissie: "Door de diensten van de Europese Commissie wordt verwacht dat de meeste operatoren spontaan de invoerregeling binnen het OSS-systeem zullen toepassen, waardoor er voor de klant geen onaangename verrassingen meer zullen zijn, aangezien hij bij zijn aankoop zal weten hoeveel de totale aankoopprijs zal bedragen." Laten wij hopen.
Bij het gebruik van het OSS-systeem gaat het over goederen die reeds in de EU zijn ingevoerd en die door een onderneming die niet in de EU is gevestigd, aan consumenten in de EU worden verkocht. Dat is natuurlijk niet de situatie uit het voorbeeld dat ik aanhaalde van het pakje van Matteo. Hij kocht een pakje dat nog moest worden ingevoerd. De extra kosten die hij dan moest betalen, betroffen niet alleen de btw maar vooral de kosten die door de vervoerder worden aangerekend om het pakje in te klaren.
Die onverwachte kosten zullen ons inziens nog steeds voorkomen, hoewel u hoopt dat dit niet het geval zal zijn, en zelfs nog wat stijgen bij het wegvallen van de drempel van 22 euro. Want wat als een oneerlijke concurrentie wordt aanzien voor lokale ondernemingen, dan zal de consument de volle pot betalen.
Tot slot legde collega Loones in zijn betoog in de commissie een link tussen de btw-wetgeving enerzijds en de migratiepolitiek anderzijds. De Europese Unie moet haar buitengrenzen bewaken, waardoor immigratie gecontroleerd kan verlopen, maar dat moet zij ook doen ten aanzien van de invoer van goederen.
Wij zijn van mening dat het een kapitale vergissing is geen invoer-btw te heffen in het geval van e-commerce wanneer noch de verkoper noch het e-platform in de EU gevestigd is.
Gelukkig voorziet het wetsontwerp er wel in dat bij inschrijving in België een aansprakelijke btw-vertegenwoordiger moet worden aangesteld.
Het nieuwe IOSS-systeem laat echter toe dat deze ondernemingen zich kunnen inschrijven in de EU-lidstaat waar zij de minste weerstand zullen ondervinden, en dit is ons inziens dan weer de deur openzetten voor mogelijke fraude.
Mijnheer de minister, ondanks het feit dat het wetsontwerp een getrouwe omzetting is van de btw-richtlijn inzake elektronische handel en de richtlijn inzake afstandsverkopen en bepaalde buitenlandse leveringen, zullen wij ons om de redenen die ik daarjuist heb aangehaald toch bij de stemming over dit ontwerp onthouden.
In feite zou het geheel opnieuw naar de Europese tekentafel moeten worden verzonden. Ik ben zo vrij in die context te verwijzen naar wat u stelde: de Europese Commissie is er zich blijkbaar al van bewust en heeft zelf al aangekondigd dat zij wellicht volgend jaar een voorstel op tafel zal leggen, zowel om een aantal basisprincipes opnieuw aan te passen als om een aantal incoherenties weg te werken.
Mijnheer de minister, ik hoop dat u als minister de Europese Commissie en de vertegenwoordigers van de Europese lidstaten bij de les kunt houden en dat u de basisprincipes van de btw opnieuw als uitgangspunt zult nemen en ook zult behouden in dit dossier.
Wouter Vermeersch VB ⚠
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, met het voorliggende wetsontwerp wil de regering twee Europese btw-richtlijnen inzake elektronische handel omzetten in Belgisch recht.
De eerste richtlijn was een reactie op de onmiskenbare explosieve groei van de elektronische handel. Zeker in coronatijden is het onmiskenbaar dat de elektronische handel een tweede vlucht neemt. Positief aan de richtlijn is dat hij een einde maakt aan het duidelijke nadeel voor Europese bedrijven ten opzichte van niet-Europese bedrijven, die legaal en zonder administratieve lasten btw-vrij kunnen leveren in de Europese Unie. De niet-Europese bedrijven hebben daarmee een duidelijk concurrentievoordeel, wat ik zelf ook altijd heb ervaren als importeur en handelaar. De richtlijn beoogt ook de btw-inkomsten van de lidstaten te doen toenemen en de administratieve kosten voor de bedrijven te doen dalen. Dat is positief.
Negatief is echter dat de richtlijn een verdere harmonisering van de btw-regels inhoudt. Fiscale bevoegdheden, zoals de btw, behoren voor ons onvoorwaardelijk tot de bevoegdheden van de lidstaten. De bestaande btw-uitzondering op de import van kleine zendingen – het werd al gezegd door collega Van der Donckt – wordt geschrapt. Dat betekent dus dat kleine zendingen voortaan ook zullen worden belast.
De tweede richtlijn legt een aantal aanvullende regels op. Het gaat om een erg technische aangelegenheid. Het is ook een turf van een paar honderden bladzijden, die vandaag ter stemming ligt. Als Vlaamse partij maken wij ons vooral zorgen over de rompslomp die het wetsontwerp met zich mee zal brengen voor de vele kmo's die Vlaanderen rijk is. Voor de vele webwinkels wordt het wetsontwerp een hele uitdaging. Door het weghalen van de minimale btw-drempels zal voortaan elke verkoop via een webshop aan een buitenlandse klant worden onderworpen aan een ander btw-tarief dan de Belgische btw. Het is de verantwoordelijkheid van de webwinkel om telkens het correcte btw-tarief aan te rekenen, terwijl de boetes voor inbreuken hierop heel hoog kunnen oplopen.
Daarnaast zijn webwinkels ook verplicht om steeds de correcte prijs, dus inclusief btw, weer te geven op het scherm. Webwinkels die toegankelijk zijn voor klanten in andere Europese landen, moeten dus naargelang van de locatie van die klant op de webpagina steeds het juiste btw-tarief tonen.
Gezien de niet te onderschatte impact voor de vele kmo's die een webwinkel in binnen- en buitenland hebben, roepen wij de regering op om onze kmo's te informeren en te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe btw-regels.
Het Vlaams Belang is dus niet onverdeeld positief over onderhavig wetsontwerp. Wij zijn ook terughoudend gelet op de grote impact op onze kmo's. We zullen ons dus onthouden.
We roepen de regering ook nogmaals op om werk te maken van de sensibilisering van de vele webwinkels, die ons land ondertussen rijk is.
Marco Van Hees PVDA | PTB ⚠
Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, le projet de loi à l'examen transpose deux directives européennes relatives à la taxation sur la valeur ajoutée (TVA) sur la vente à distance. Sont ici visées particulièrement les plates-formes de vente en ligne.
Globalement, nous approuvons cette transposition, que nous allons d'ailleurs soutenir. En effet, ce projet de loi va dans le bon sens puisqu'il conduira incontestablement à une simplification qui sera utile pour les petites entreprises. Cela va permettre de mettre fin à des situations de concurrence déloyale entre les petits commerces et les plates-formes numériques. Cela pourrait également permettre – en tout cas, on l'espère – de contrer un évitement, voire une fraude à la TVA qui se pratique dans le cadre de ces activités en ligne.
Cela ne nous empêche pas de formuler certaines réserves. Or, avant d'arriver dans le vif du sujet, je voudrais aborder un aspect particulier, à savoir celui qui a trait à la consultation publique qui a été organisée – si j'ai bien compris ce qui a été dit en commission – à l'initiative du ministre. Cette consultation publique qui consistait à soumettre cette initiative législative à la population était, en soi, une très bonne façon de procéder. Elle n'a malheureusement pas rencontré un énorme succès, ce que j'ai relevé en commission. Le ministre des Finances s'est un peu offusqué de mes remarques. Je cite le rapport pour ne pas trahir ses paroles: "Le vice-premier ministre n'est pas d'accord avec les observations de M. Van Hees qui donnent l'impression que le résultat de cette consultation publique ne serait pas suffisamment représentatif en raison du faible nombre de participants".
Monsieur le ministre, convenez quand même que, pour un pays qui compte 11 millions d'habitants et plus d'un million d'entreprises, le nombre de réponses qui ont été données dans le cadre de cette consultation publique n'est pas important. En effet, il n'y a eu que 15 réponses émanant de cabinets de conseils, d'entreprises concernées ou de citoyens. Admettez que cela n'est pas énorme!
Au-delà de cela, mon propos n'était évidemment pas de dire que c'était une mauvaise idée de faire ce genre de consultation. Que du contraire! Je vous encourage à persévérer dans cette voie. Mais je vous invite à réfléchir à la manière de procéder, pour avoir plus de réponses à l'avenir. Je pense que ce sera plus crédible si vous avez plus de 15 contributions en tout et pour tout, pour toute la population du pays.
Venons-en au contenu. Le projet de loi comprend un important volet de simplification, dont l'intérêt est incontestable. Il comprend aussi deux mesures phares. C'est l'abrogation de l'exemption de la TVA pour les importations de moins de 22 euros et le fait que les plates-formes devront elles-mêmes payer la TVA. Ces mesures devraient permettre, comme je l'ai dit, de lutter contre une forme de fraude à la TVA, de récupérer des recettes de TVA qui actuellement sont perdues et de mettre fin à une situation de concurrence déloyale entre ceux qui sont soumis à la TVA et ceux qui peuvent vendre sans devoir la demander.
Pour donner un ordre de grandeur, en France, l'Inspection générale des finances a fait une enquête en 2019. Cette enquête montre bien l'ampleur du phénomène: sur 24 459 contrôles (environ 25 000), seulement 538 ont révélé une situation en règle. C'est une très faible proportion évidemment. La transposition de cette directive doit mettre fin à cette situation anormale.
J'émettrai quand même deux réserves. La première porte sur le contrôle qui sera opéré lors de l'entrée en vigueur de la loi, le 1ᵉʳ juillet 2021. On y est donc bientôt. Mais il faut les moyens pour pouvoir contrôler si la loi est bien suivie. Et là, le délai est nettement plus long puisque les dispositions qui seront relatives à la conservation et à la transmission des données – et donc à la perception et au contrôle des déclarations de versement à la TVA – n'entreront en vigueur que le 1ᵉʳ janvier 2024. Entre l'entrée en vigueur de la loi au 1ᵉʳ janvier 2021 et l'application des mesures de contrôle le 1ᵉʳ janvier 2024, on a évidemment une très longue période, et nous nous demandons si celle-ci n'aurait pas pu être raccourcie.
Toujours en matière de contrôle, une question se pose par rapport à cette nouvelle tâche, cette nouvelle disposition qui s'ajoute à toutes les tâches déjà dévolues au SPF Finances. Le personnel du SPF Finances est-il suffisamment fourni pour y faire face? Les centaines, voire les milliers d'emplois que vous allez supprimer au cours de cette législature au sein du SPF Finances, monsieur le ministre, ne me donnent pas l'impression d'arranger les choses. Vous avez dit fièrement en arrivant comme ministre des Finances que vous vouliez un SPF Finances le plus mince possible. J'ai l'impression que ce n'est pas avec un SPF Finances le plus mince possible qu'on arrivera à mener avec succès de telles tâches.
La seconde réserve, qui n'est pas moins importante, c'est de savoir qui va payer. Les montants ne sont pas anodins. Dans le budget 2021, on annonce 125 millions d'euros de recettes suite à la transposition de cette directive. Ce montant fait plus que doubler les années suivantes puisqu'on atteint 250 millions en 2022, 260 millions en 2023 et 270 millions en 2024. C'est un rythme de croisière de 270 millions d'euros par an de recettes de TVA supplémentaires. Qui va payer ces 270 millions d'euros de recettes de TVA supplémentaires? C'est assez clair: en matière de TVA, c'est toujours le consommateur final qui paie. Les sociétés ne font que jouer un rôle d'intermédiaires pour amener la TVA dans les caisses de l'État.
Nous avons donc de nouvelles recettes de TVA, une concurrence plus saine entre les petits acteurs et les plates-formes. Ces bonnes nouvelles cachent une nouvelle moins bonne: 270 millions de taxes en plus pour la population. Ce sont les taxes les plus injustes qui soient puisqu'on sait que les taxes sur la consommation comme la TVA ou les accises touchent proportionnellement plus durement les bas revenus que les hauts revenus, dans la mesure où les bas revenus consomment l'essentiel de leurs revenus.
Vous auriez pu compenser cette bonne mesure d'un point de vue de la concurrence et de la lutte contre la fraude par une réduction d'autres TVA. Vous auriez par exemple pu réduire à 6 % la TVA sur l'énergie. C'était une proposition du PTB mais la majorité a voté contre. Au contraire, ce gouvernement va majoritairement chercher des recettes fiscales dans ces taxes sur la consommation, les taxes les plus injustes qui soient.
Derrière une mesure qui, en soi, est bonne, nous formulons des réserves importantes.