Proposition 55K1490

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant assentiment à l'Accord de coopération du 25 août 2020 entre l'État fédéral, la Communauté flamande, la Région wallonne, la Communauté germanophone et la Commission communautaire commune, concernant le traitement conjoint de données par Sciensano et les centres de contact désignés par les entités fédérées compétentes ou par les agences compétentes, par les services d'inspection d'hygiène et par les équipes mobiles dans le cadre d'un suivi des contacts auprès des personnes (présumées) infectées par le coronavirus COVID-19 se fondant sur une base de données auprès de Sciensano, conclu à Bruxelles le 25 août 2020 et retirant l'arrêté royal n° 18 du 4 mai 2020, l'arrêté royal n°25 du 28 mai 2020 et l'arrêté royal n° 44 du 26 juin 2020 concernant une banque de données auprès de Sciensano dans le cadre de la lutte contre la propagation du coronavirus COVID-19.

General information

Submitted by
Chamber of representatives (2020-03-17 - 2020-10-01)
Submission date
Aug. 31, 2020
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
epidemic health policy infectious disease cooperation agreement public health disease prevention respiratory disease

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR
Voted to reject
VB
Abstained from voting
PVDA | PTB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Oct. 8, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Patrick Dewael

Notre rapporteur est Mme Fonck.


Rapporteur Catherine Fonck

Monsieur le président, je propose de renvoyer aux rapports écrits. Il est vrai que nous avons accéléré les choses car c'était important. Mais un rapport pour chacune des deux lectures est maintenant disponible. Je renvoie à ces deux rapports, monsieur le président.


President Patrick Dewael

Dont acte!


Frieda Gijbels N-VA

Mijnheer de voorzitter, voor ons ligt een belangrijk wetsontwerp dat eindelijk in een definitieve wettelijke basis moet voorzien voor de databanken bij Sciensano waarin de gegevens in het kader van het contactonderzoek worden gecentraliseerd, alsook voor de contactopsporingsapplicatie, de zogenaamde corona-app.

Het minste dat we daarover kunnen zeggen, is dat het heel wat voeten in de aarde heeft gehad om tot die wettelijke basis te komen. Het grootste probleem daarbij was het ingewikkelde kluwen van de bevoegdheidsverdeling in België. Er is gekozen voor een centrale gegevensverzameling opdat de gegevens ook beschikbaar zouden zijn voor wetenschappelijk onderzoek, terwijl de bevoegdheid voor het contactonderzoek bij de Gemeenschappen ligt.

Onze bezorgdheid omtrent dit wetsontwerp was vooral de bemerking van de Raad van State die het probleem aankaartte dat de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschaps­commissie geen partij waren bij het samen­werkings­akkoord. Zij zijn nochtans wel bevoegd voor de Franstalige universitaire ziekenhuizen en voor de Brusselse universitaire en privéziekenhuizen. Omdat het na de eerste lezing niet duidelijk was of dat consequenties kon hebben op de rechtsgeldigheid van het samenwerkingsakkoord heeft onze fractie een tweede lezing aangevraagd.

De juridische dienst heeft vervolgens opgemerkt dat er met dit samenwerkingsakkoord inderdaad geen verplichtingen kunnen worden opgelegd aan de Franstalige universitaire ziekenhuizen en de Brusselse universitaire en privéziekenhuizen. Om die reden had onze fractie liever gezien dat de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschaps­commissie de samenwerkings­overeenkomst wel mee hadden ondertekend.

Gezien de urgentie en het belang van het wetsontwerp hebben wij het samenwerkings­akkoord mee gesteund en zullen wij dat ook hier doen, in de veronderstelling dat men zich goed bewust is van de beperkingen ervan en vooral in de hoop dat er achteraf geen vodden van komen.

De weg die dit samenwerkingsakkoord heeft afgelegd, is een goede illustratie van de wirwar aan bevoegdheden in de gezondheidszorg, vooral sinds de krakkemikkige zesde staatshervorming. Ook dit dossier toont alweer pijnlijk aan dat de surrealistische constructie die België heet, snakt naar een grote systeemhervorming, een paradigmashift.

Collega's van de meerderheid, u kent ons medicijn tegen deze kwaal: het confederalisme. Als deze regering er al in zou slagen tegen het eind van deze legislatuur een consensus te bereiken over een remedie, zijn wij bang dat dit een rare cocktail zal zijn van pakweg zeven ingrediënten die voor heel wat ongewenste bijwerkingen zal zorgen waardoor de zieke patiënt, zo vrezen wij, nog wat zieker zal worden.

Wij hopen alleszins dat de nieuwe minister van Volksgezondheid werk zal maken van een pandemieplan. Een databank moet een onderdeel zijn van een dergelijk pandemieplan.

Ons voorstel van resolutie ter zake dateert van juli. Wij leggen het binnenkort in de commissie voor Gezondheid op tafel. Wij hopen dan ook dat deze ervaring, waarbij halsoverkop en in verschillende stappen moest worden gewerkt een goede les zal zijn en dat er in de komende tijd, hopelijk in een postpandemische periode, grondig werk zal worden gemaakt van een voorbereidend plan zodat de nodige databanken bij een eventuele volgende pandemie onmiddellijk in werking kunnen treden zonder eerst maanden te moeten debatteren en uitzoeken wie verantwoordelijk is voor wat.


Steven Creyelman VB

Mijnheer de voorzitter, collega's, toen ik het originele wetsvoorstel las, moet ik toegeven, moest ik spontaan denken aan de beruchte uitspraak: 1984 was een waarschuwing, geen handleiding.

Het voorstel werd afgevoerd omdat eenieder zonder enige twijfel aanvoelde dat dit voorstel de stroom van kritiek niet zou overleven. Terechte kritiek trouwens. Er zou niet alleen een gigantische hoeveelheid data over de mensen worden verzameld, maar er zouden bovendien overbodige en dubbele data worden verzameld. Ik denk maar aan het rijksregisternummer, enerzijds, en de geboortedatum en het geslacht, anderzijds. U weet, collega's dat het rijksregisternummer een verwijzing naar die laatste twee bevat.

Los van de hoeveelheid gegevens die wordt verzameld, kan ik in de praktijk alleen maar vaststellen dat dit soort databanken steeds met de beste bedoelingen wordt opgezet, maar dat de deur tegelijkertijd steeds op een kiertje staat voor wat ik dan eufemistisch een oneigenlijk gebruik, een ongewild gebruik zal noemen.

Zonder paranoïde te willen lijken, blijft een aantal vragen hangen, ook bij dit nieuwe wetsontwerp. Wie garandeert mij de veiligheid van mijn gegevens? Wie garandeert mij dat de gegevens wel degelijk zullen worden gewist wanneer ze moeten worden gewist? Hoe krijg ik inzage in de gegevens die over mij worden bewaard en hoe geraak ik in godsnaam uit die database?

Ik kreeg in de commissie voor Gezondheid al een paar antwoorden op een aantal van die vragen. Die antwoorden schermden dan met de GDPR, met de Gegevensbeschermingsautoriteit, met de technische veiligheid van gescheiden databases – geloof mij, daar ken ik wel iets van uit een ver verleden –, maar toch blijf ik bij dat soort antwoorden op dat soort vragen steeds met een wrang gevoel zitten. Er is immers dikwijls een groot verschil tussen wat wel en niet kan en mag, en wat in de praktijk wel en niet gebeurt met de gegevens uit een database.

Tijdens een van die hoorzittingen zei de heer Emmanuel André dat alles samenhangt met het vertrouwen van de burger in dit systeem. U zult mij geloven als ik stel dat, gegeven de aanpak, gegeven het afhandelen van deze crisis en gegeven de communicatie tot nog toe – dus u geniet nog het voordeel van de twijfel, mijnheer de minister – het vertrouwen bij de burger niet bijzonder groot is. U zult mij zelfs willen begrijpen dat wij als Vlaams-nationalisten een beetje moeite – dan druk ik mij opnieuw zeer zacht uit – hebben om terecht te komen in de zoveelste database van de Belgische Staat, een database waarin trouwens niet alleen positief geteste mensen terechtkomen, maar ook mensen die vermoedelijk besmet zijn. Een vermoeden is dus al voldoende. Sta mij toe daarbij vraagtekens te plaatsen. Niet alleen besmette of vermoedelijk besmette mensen worden in die database opgenomen, ook hun contacten.

Voor u het weet, zit de volledige bevolking in die database en, erger nog, wie met wie contact heeft gehad. Persoonlijk vind ik dat onaanvaardbaar. Met wat zin voor overdrijving zouden we kunnen stellen dat het vermoeden van onschuld en het recht op privacy hier als voetveeg worden gebruikt, ook al is dat misschien niet de bedoeling van dit wetsontwerp.

Die database, samen met de zogenaamde mobiele brigades, roepen bij mij spookbeelden op van inlichtingendiensten van historische en zelfs historisch verwerpelijke regimes die ik, om de gevoelens van de voormalige minister van Volksgezondheid te sparen, hier niet opnieuw bij naam zal noemen. Het is een geheel van databases waar potentieel al heel snel de volledige bevolking in vervat zit en ook de relationele verbanden van de bevolking. Ik krijg daar eerlijk gezegd wel wat kippenvel van.

Mijnheer de voorzitter, collega's, het is niet altijd kommer en kwel als ik hier op de spreektribune sta, er valt af en toe ook eens goed nieuws te rapen. Hoewel wij met de commissie omtrent de app wel wat achter de feiten aan holden – er vonden nog besprekingen plaats op de dag waarop de app werd gelanceerd – is het Vlaams Belang erover tevreden dat de installatie ervan op vrijwillige basis is en blijft en dat aan er aan de al dan niet installatie van de app geen voor- of nadelen kunnen worden verbonden. Voor het Vlaams Belang is dat goed nieuws.

Inzake de database is het voor het Vlaams Belang heel duidelijk. Wij vertrouwen de Belgische Staat sowieso niet, en al zeker niet met onze gegevens.

Dat is een van de redenen, naast vele andere, waarom wij dit wetsontwerp niet zullen goedkeuren.


Nathalie Gilson MR

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, nous allons clore une longue histoire. Depuis le mois de mars, nous avons parlé du traçage de l'application des banques de données. Des questions d'actualité furent posées au ministre De Backer. Une proposition de résolution fut adoptée dans notre enceinte, tout comme plusieurs propositions de loi. Enfin, un accord de coopération a été conclu. Le présent projet de loi vise donc à son assentiment.

Nous connaissons donc bien cette thématique. Nous vivons aujourd'hui un moment important, car le vote de ce projet de loi pourra nous aider dans la lutte contre la propagation du coronavirus. À chaque Conseil national de sécurité comme au dernier comité de concertation, des décisions difficiles ont été prises. Elles ne sont pas dépourvues de conséquences et affectent lourdement la vie quotidienne de nos concitoyens, leur vie sociale et le fonctionnement de notre économie. Malheureusement, après les vacances d'été, nous assistons à présent à une situation sanitaire de nouveau inquiétante. Les nouvelles mesures qui ont été prises, monsieur le ministre, indiquent que vous avez pris la mesure de la situation. Vous poursuivez la politique du gouvernement précédent. Avec votre expertise et votre compétence, vous nous inspirez confiance.

Le projet de loi dont nous avons à traiter aujourd'hui porte donc assentiment à un accord de coopération relatif à la banque de données Sciensano et constitue aussi la base légale d'un accord de coopération pour l'application Coronalert.

Nos comportements sont évidemment déterminants dans le combat contre le COVID-19. Il faut tout mettre en œuvre, par l'intermédiaire des moyens mis à notre disposition: les gestes-barrières - on ne le dira jamais assez -, la distance physique ou sociale - comme on veut l'appeler -, mais aussi - et c'est ce dont nous traitons aujourd'hui - la mise en place du traçage, en plus de ce que nous demandons et que vous êtes en train de déployer, à savoir une large capacité de testing et un dépistage massif. Toutes ces mesures, nous l'espérons, nous permettront de ralentir la propagation de ce virus et, surtout, d'éviter un nouveau confinement.

Il est d'ailleurs préoccupant que la Région bruxelloise ait dû décider hier la fermeture des bars et des cafés, alors que, peut-être, une approche plus ciblée par quartiers aurait été moins dommageable et plus efficace.

Outre le renforcement de notre capacité de testing, nous soutenons le gouvernement dans son idée de signer un accord de coopération pour permettre ce traçage de contacts. Toutefois, le projet de loi avait suscité, à l'époque, une série de remarques de la part de l'Autorité de protection des données. Le projet de loi et l'accord de coopération tiennent compte de certaines de ces remarques. Dans la mise en oeuvre de l'application Coronalert, le protocole DP3T a été choisi. C'est une solution décentralisée qui permet aux scientifiques de contrôler le code source de l'application et de vérifier le respect de la protection des données personnelles. L'absence de traitement des données de géolocalisation dans l'application est également une bonne nouvelle, que nous soutenons, en ce qui concerne la protection de la vie privée, qui est évidemment très importante pour les libéraux.

Certaines suggestions que nous avions faites n'ont pas été prises en considération dans l'accord de coopération et je le regrette. Si le projet prévoit effectivement, conformément à une recommandation de l'Autorité, que l'analyse d'impact relative à la protection des données soit publiée, il conviendrait, dans un souci de transparence, qu'il impose également la publication de l'avis de l'Autorité sur cette analyse d'impact relative à la protection des données. Nous espérons d'ailleurs que la nécessité du traçage, manuel par les call centers et numérique par l'application Coronalert, sera évaluée dans le temps, et qu'à intervalles réguliers, on vérifie que l'ingérence nécessaire dans le droit au respect de la vie privée soit justifiée et reste proportionnée au but poursuivi, en fonction de l'évolution de la situation épidémiologique.

À la suite de l'analyse du texte en seconde lecture après notre travail en commission de la Santé, la note légistique du service juridique de la Chambre, service que je tiens à remercier pour son travail, nous a rassurés sur le fait que la Communauté française et la Commission communautaire commune ne devaient pas être parties prenantes à l'accord de coopération. Il n'y a donc pas de souci à ce sujet. Il n'y a pas lieu d'attendre ou de procéder à un assentiment dans leur chef.

Tout ceci étant dit, comme nous l'avons déjà mentionné précédemment, le groupe MR soutiendra ce projet de loi très important dans la lutte contre la propagation du virus, virus contre lequel nous nous battons sans relâche depuis plusieurs mois. Je vous remercie.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Mijnheer de voorzitter, ik wil beklemtonen dat contact- en brononderzoek voor ons essentieel zijn voor de strijd tegen de epidemie. Vandaag loopt het echter fout met het contactonderzoek, wat grotendeels te verklaren valt door de bureaucratische aanpak waarbij er een beroep wordt gedaan op onder andere commerciële callcenters.

Voor contactonderzoek is er vertrouwen nodig en kennis van wat er op het terrein gebeurt. We hebben dus een lokale aanpak nodig, waarbij er een cruciale rol is weggelegd voor de eerste lijn. Die eerste lijn moet ondersteund worden en het is dan ook niet voor niets dat wij met onze groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk zelf aan lokale contracttracing bij onze patiënten doen.

In het voorliggende samenwerkingsakkoord worden twee zaken gecombineerd, na een vernietigend advies van de Raad van State, namelijk het wettelijk kader voor de centrale databases van Sciensano en het wettelijk kader voor een corona-app.

Ten eerste, wat de corona-app betreft, kan ik het kort houden, want wij zijn er niet van overtuigd dat zo'n applicatie veel zal bijdragen aan een beter contactonderzoek. Een corona-app is tot nu toe nergens echt effectief gebleken. Ze houdt ook democratische gevaren in en leidt mogelijks tot extra discriminatie. Wat met de mensen die de app niet hebben? Volgens ons kan technologie wel helpen in de strijd tegen het virus, maar moet ze vooral de gezondheidswerkers op het terrein ondersteunen en mag ze niet gebruikt worden om hen te vervangen.

Ten tweede, op het oorspronkelijke wetsvoorstel voor de database voor het klassieke contact­onderzoek kwam er zware kritiek van mensenrechtenorganisaties zoals de Ligue des droits humains. Samen met Amnesty International diende de liga een alternatief wetsvoorstel in. We stellen vast dat sommige aspecten hiervan zijn overgenomen, wat positief is, maar andere zaken werden niet overgenomen en het was in de discussies niet altijd duidelijk waarom dat niet gebeurde. De discussie in de commissie heeft ons echter niet kunnen geruststellen dat alle nodige maatregelen genomen zijn om het recht op privacy voldoende te beschermen.

Ik wil ook nog eens onderstrepen dat het dossier een zeer pijnlijke illustratie is van het institutionele kluwen in ons land.

Wij moeten vandaag in totaal maar liefst vijf databases oprichten, met elk bijvoorbeeld ook hun verwerkingsverantwoordelijke. Het zou toch veel eenvoudiger en normaler zijn dat er één centrale database is, die lokaal ook gebruikt zou kunnen worden in de eerstelijnszones.

Ter conclusie, wij zien hoe het contactonderzoek vandaag op het terrein misloopt. Een fundamenteel ingrediënt ontbreekt, namelijk het vertrouwen van de bevolking, en daar wordt met wat nu voorligt, in het bijzonder de in digitale applicaties gezochte oplossingen, niet aan tegemoetgekomen, integendeel zelfs.

Daarom zullen wij ons onthouden.


Maggie De Block Open Vld

Mijnheer de voorzitter, wij stemmen vandaag over een belangrijk samenwerkingsakkoord. Dat akkoord is nodig om de databanken van Sciensano aan te passen en ter beschikking te stellen van de Gemeenschappen om de contacttracing te kunnen doen. Zoals mevrouw Merckx zegt, is dat essentieel om de ketting van de infectie te breken.

Er zijn verschillende databanken nodig. Daarmee volgen wij trouwens de adviezen van de Gegevensbeschermingsautoriteit en van het Informatieveiligheidscomité. Het was de Raad van State, die oordeelde dat er een samenwerkings­akkoord nodig is om de databank van Sciensano ter beschikking te kunnen stellen van de Gemeenschappen. Het samenwerkingsakkoord werd ook snel gesloten, wat in contrast staat met mijn ervaring in de interministeriële conferentie, waar het soms anderhalf jaar duurt alvorens samenwerkingsakkoorden rond zijn. Het was heel veel werk voor veel mensen en bij dezen zou ik dan ook iedereen die hieraan heeft meegewerkt, willen bedanken.


Catherine Fonck LE

Monsieur le président, très brièvement, le tracing, non des patients mais du virus, - est-il besoin d'encore le répéter et le marteler? parce que lorsqu'on parle de tracing, certaines personnes, et c'est légitime, sont inquiètes en pensant que ce sont elles qui sont tracées, alors que c'est le virus - est un pilier extrêmement important dans la lutte contre une pandémie quelle qu'elle soit, et a fortiori pour le COVID-19. En effet, il permet de détecter le plus rapidement possible les cas positifs parmi les contacts d'un patient, mais aussi pour surtout l'isoler et casser les chaînes de transmission.

En ce qui concerne le principe du tracing, nous y sommes très favorables. Aussi soutiendrons-nous cet accord de coopération, même si la manière avec laquelle la banque de données a été conçue dans cet accord de coopération nous pose un double problème: premièrement, parce que le type de données sont des données pseudo-immunisées et non anonymisées, ce qui à mon sens est un réel problème, parce qu'il est donc possible de retracer et de croiser des données de plusieurs autres banques concernant des patients, comme des patients diabétiques et d'autres types de patients. À cet égard, j'émets une réserve. Deuxièmement, j'émets une autre réserve quant à la durée de conservation de certains types de données, qui va au-delà de celle nécessaire eu égard à la gestion de la pandémie.

Cela concerne donc la banque de données, à l'inverse du tracing digital. Et malgré le costume que certains ont voulu lui tailler dès le début, rappelons que le tracing digital respecte en fait beaucoup plus l'anonymat des personnes que le tracing manuel, d'autant qu'il ne fait pas référence aux banques de données utilisées et dont l'usage n'est pas du tout le même.

Monsieur le ministre, je profite de votre présence, puisque tout à l'heure je vous interrogeais à l'heure des questions d'actualité, sur l'importance du testing, du tracing, de l'effectivité de l'isolement, de la rapidité d'avoir un rendez-vous, des résultats, de la problématique des centres de testing, qui sont aujourd'hui saturés et pour certains, fermés de façon transitoire. Il y a des maillons faibles. Le tracing sur le plan opérationnel est un maillon faible dans la lutte contre le COVID. C'est le même raisonnement, c'est le même commentaire que nous devons apporter sur le testing et cela, ce sont des enjeux qu'il faut pouvoir corriger rapidement. Avoir une capacité théorique, c'est bien, mais être efficaces d'un point de vue opérationnel, c'est mieux.

À ma connaissance, plus ou moins 800 000 personnes ont déjà téléchargé l'application Coronalert. J'ose espérer, chers collègues, que chacun d'entre vous l'a fait. Il appartient à chacun de nous de convaincre les citoyens, de les rassurer en leur disant que l'enjeu est majeur, pas seulement pour eux mais pour leurs proches, les plus vulnérables d'entre eux, et également pour les personnes avec qui ils travaillent, qu'ils croisent dans la rue, pour les copains avec qui ils vont boire un verre.

J'espère qu'en la matière, nous pourrons faire avancer ensemble le schmilblick et que l'on parviendra rapidement à renforcer le testing et le tracing sur le plan opérationnel, mais aussi que l'isolement des porteurs du virus deviendra effectif. Il s'agit d'une urgence. Cela fait maintenant des semaines que l'on en parle, mais ces questions sont vitales.


Sophie Rohonyi DéFI

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, la discussion que nous avons aujourd'hui sur le projet de loi portant assentiment de l'accord de coopération est fondamentale. Nous avons d'ailleurs eu un important débat sur la situation épidémiologique actuelle.

Il est important pour deux raisons principales. Premièrement, le tracing ou plutôt le suivi des contacts, comme il convient mieux de l'appeler, fait partie intégrante du fameux triptyque qui nous sert d'outil indispensable contre la propagation du coronavirus, à savoir le masque, le testing et le tracing. Il s'agit d'une stratégie d'ensemble. Or, le tracing manuel a montré ses limites. Il méritait donc d'être complété par un système plus optimal, même s'il faut bien avouer que le suivi des contacts manuel reste la seule solution pour les personnes en situation de grande précarité, ainsi que pour les personnes âgées, comme je l'ai dit à plusieurs reprises en commission.

Deuxièmement, le suivi des contacts nécessitait une base légale tant pour la sécurité juridique que pour la nécessaire adhésion des citoyens à ce système. Cette base légale intervient après une longue saga – cela a été rappelé par certains de mes collègues; en effet, il a d'abord été question d'un arrêté de pouvoirs spéciaux, puis d'une proposition de loi et, enfin, d'un accord de coopération.

Toujours est-il que cette base légale est enfin là, ce dont on ne peut, bien évidemment, que se réjouir, au regard tant de la deuxième vague de l'épidémie à laquelle nous faisons face aujourd'hui que de nos engagements internationaux. L'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme est très clair et conditionne la possibilité d'une ingérence d'une autorité publique dans l'exercice du droit à la vie privée à l'existence d'une loi. Parce que notre vie privée constitue la condition même de nos autres libertés, mais aussi parce que les données traitées dans le cadre du tracing sont sensibles. Il s'agit de données médicales relatives à notre état de santé.

Comme je l'ai dit, cette base légale intervient tardivement, puisque l'application Coronalert est déjà à notre disposition et a déjà été téléchargée plus de 800 000 fois, ce qui correspond à un taux de couverture de 10 % parmi les téléphones sur lesquels l'application peut être téléchargée. Ce sont des résultats encourageants, sauf qu'aujourd'hui, le plus difficile reste à faire, à savoir convaincre les plus indécis, les plus réticents, les plus sceptiques. Et, pour ce faire, nous avons notre rôle à jouer. Nous devons encourager nos concitoyens et concitoyennes à télécharger cette application.

Mais cela ne suffira pas. Il faut aussi qu'à côté de cela, on rencontre l'ensemble des garde-fous qui étaient contenus dans la résolution que nous avons votée le 14 mai dernier. Il en va de l'efficacité même de ce suivi de contacts.

C'est pourquoi mon parti, DéFi, jouera le jeu de la loyauté fédérale en soutenant cet accord de coopération. Nous avons participé au kern des dix de manière constructive, afin de gérer au mieux cette crise sanitaire. Il est donc cohérent qu'aujourd'hui, nous apportions notre concours à la finalisation juridique de cette banque de données et du traçage.

Toutefois, chers collègues, ce soutien n'est en rien un chèque en blanc. Cet accord de coopération devra tout d'abord s'accompagner d'un vrai soutien aux médecins généralistes et aux centres de dépistage qui sont déjà assaillis de demandes et qui le seront encore plus au fur et à mesure que la population installera cette application.

Nous serons également extrêmement vigilants quant à la manière dont le suivi de contacts s'opérera dans la pratique, à la manière dont les données seront gérées par Sciensano mais aussi à la suppression en bonne et due forme des données. Le système devra donc être évalué tout au long de son utilisation, de sorte qu'en cas de défaillance ou d'atteinte au respect de la vie privée, il devra pouvoir être révisé.


Minister Frank Vandenbroucke

Mijnheer de voorzitter, het werd hier al uitvoerig gezegd: dit wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord heeft betrekking op een essentiële pijler van onze actie tegen COVID-19, de contactopsporing. Deze vereist een performant gegevensbeheer en gegevensverwerking, in een stabiel wettelijk kader dat inderdaad, zoals beklemtoond door de laatste spreker, maximale garanties biedt op efficiëntie en bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Om te beantwoorden aan de crisissituatie werd door de vorige regering een tijdelijk wettelijk kader gecreëerd, met name door de volmachten­besluiten nrs. 18, 25 en 44. Deze besluiten regelen zowel het gegevensbeheer als de gegevensverwerking voor de manuele en de digitale contactopsporing. Echter, zoals ook al gezegd, lopen de toepassingstermijnen voor beide besluiten af op 15 oktober 2020. Gelet op het aflopen van beide besluiten vraagt de regering hier vandaag inderdaad de hoogdringende behandeling.

Om tegen die datum een vlotte overgang tussen de beide regelgevingen te verzekeren, moeten niet alleen het samenwerkingsakkoord en de verschillende instemmingsakten in het Belgisch Staatsblad verschijnen, maar ook een uitvoerend samenwerkingsakkoord inzake de digitale contactopsporingsapplicatie. Zo niet, dreigen de manuele en digitale contactopsporing op 15 oktober in een juridisch vacuüm terecht te komen.

Het uitvoerend samenwerkingsakkoord in verband met de digitale contactopsporingsapplicatie kan slechts worden gesloten nadat alle betrokken parlementen hun instemming met het samenwerkings­akkoord hebben verleend. Het is essentieel dat de continuïteit van de manuele en de digitale contactopsporing, en dus a fortiori ook haar wettelijke basis, wordt verzekerd. Dit samenwerkingsakkoord is precies opgesteld om deze continuïteit te garanderen en tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State. Bovendien zijn de opmerkingen van de Gegevensbeschermingsautoriteit zo maximaal mogelijk geïntegreerd in dit akkoord. Het akkoord werd goedgekeurd door de interministeriële conferentie Volksgezondheid, de federale en deelstaatregeringen, en inmiddels ook reeds door de meeste deelstaatparlementen.

De sprekers hebben ook gewezen op de opmerkingen van de Raad van State. Dat is belangrijk. De Raad van State oordeelt in zijn advies dat naast de huidige partijen bij het akkoord, ook de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie als partijen dienden te worden betrokken, in zoverre de regeling in het samenwerkingsakkoord ook verplichtingen inhoudt voor de universitaire en privéziekenhuizen. De Franse Gemeenschap is namelijk bevoegd voor het opleggen van verplichtingen aan universitaire ziekenhuizen in het Franse taalgebied en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, en de Franse Gemeenschaps­commissie is bevoegd voor het opleggen van verplichtingen aan privéziekenhuizen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Dit samenwerkingsakkoord bevat echter geen verplichtingen ten aanzien van de universitaire en privéziekenhuizen. Deze stelling is ook gedocumenteerd in de nota van de juridische dienst van de Kamer. Artikel 6, § 3, tweede lid, en artikel 2, § 1, van het samenwerkingsakkoord waarnaar de Raad van State verwijst, hebben inderdaad enkel betrekking op de bevoegde personen, niet op de ziekenhuizen als dusdanig. Het betreft dus de zorgverstrekkers die bevoegd zijn om persoonsgegevens van personen die een besmettelijke ziekte hebben opgelopen te verzamelen en mee te delen aan de bevoegde instanties of om de personen die zij de opdracht geven om de gegevens mee te delen. Deze personen hebben uiteraard de vrijheid om de gegevens via hun instelling, met name het ziekenhuis of het labo, over te maken, maar de verplichting geldt enkel ten aanzien van de bevoegde personen, niet ten aanzien van deze instelling als dusdanig.

Omdat er middels het samenwerkingsakkoord geen verplichtingen worden opgelegd aan universitaire en privéziekenhuizen moesten de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschaps­commissie geen partij zijn bij het samenwerkingsakkoord. De opmerkingen zijn waardevol en verschillende andere opmerkingen zijn ook waardevol.

Ik wil tot slot mijn steun verlenen aan het pleidooi van mevrouw Fonck. We moeten allemaal Coronalert op onze smartphone hebben staan. Voor wie dat nog niet gedaan zou hebben, is het zeker het moment.