Proposition 55K0619

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant insertion des dispositions en matière de service bancaire de base pour les entreprises dans le livre VII du Code de droit économique.

General information

Authors
CD&V Franky Demon, Leen Dierick, Steven Matheï, Jef Van den Bergh
N-VA Michael Freilich
Open Vld Kathleen Verhelst
Submission date
Oct. 15, 2019
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
bank economic policy financial institution type of business

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR VB
Voted to reject
PVDA | PTB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Oct. 15, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

M. Gilles Vanden Burre et Mme Florence Reuter, rapporteurs, renvoient à leur rapport écrit.

Chers collègues, je vous communique une précision sur le plan pratique. Vu les mesures liées au COVID-19, nous vous demandons de rester sur vos bancs pour la prise de parole. En effet, contrairement aux questions d'actualité où vous pouvez venir à la tribune, pour la discussion sur les textes, nous vous proposons de rester à votre place. Nous vous remercions.


Michael Freilich N-VA

Dat is wel jammer, mevrouw de voorzitter, want ik heb nog nooit vooraan mogen staan om mijn collega's toe te spreken, maar ik doe het evenzeer vanop mijn bank.

Collega's, nu vandaag het wetsvoorstel over de basisbankdienst hier aan bod komt, wordt het een belangrijke dag voor de vele ondernemingen die de voorbije jaren niet de mogelijkheid hadden om een bankrekening te openen of waarvan de bankrekening werd afgesloten, zonder dat zij de mogelijkheid hadden om daar iets aan te doen. Het probleem was nochtans niet nieuw; het sleepte al acht jaar aan en de vele gesprekken met de verschillende banken en de bankenfederatie leidden tot niets.

De optie om het probleem via wetgeving te verhelpen, was niet onze eerste optie en ik betreur dan ook dat de verschillende onderhandelingspogingen, eerst door de getroffen sectoren zelf en nadien door voormalig minister van Werk Kris Peeters, op niets zijn uitgedraaid. De wet verplicht namelijk elke onderneming in ons land tot het aanhouden van een bankrekening en inschrijving in de KBO, anders is zij niet in orde met de wet. Wij kunnen de vele ondernemingen die vandaag geen bankrekening krijgen, dan ook niet in de kou laten staan.

Nogmaals, het is jammer dat het niet is gelukt om in overleg met de banken een oplossing uit te werken. Dat is er nu gekomen in de vorm van het wetsvoorstel van mevrouw Dierick, dat wij steunen, omdat heel veel ondernemingen tot hele sectoren toe van de ene op de andere dag gewoon van bankdiensten werden uitgesloten.

Wat begon met de diamantsector, heeft zich al snel uitgebreid tot andere sectoren en bedrijven, zoals de ondernemingen in bitcoins, de voetbalsector, mensen die failliet werden verklaard en opnieuw willen starten en vandaag zelfs juweliers. In juwelen zitten immers vaak diamanten en dus willen heel veel banken niet meer samenwerken met juweliers. Banken willen ook zo snel mogelijk af van klanten die geld uit Afrika willen laten overkomen, omdat ze daarin een risico zien. Dat kan niet de bedoeling zijn.

De banken hebben zich tegen onderhavig wetsvoorstel verzet, wat ik betreur. Tijdens de hoorzitting hebben wij de vraag gesteld aan Febelfin wat de banken zelf voorstelden. Febelfin verwierp alleszins het voorstel over de basisbankdienst met eraan gekoppeld mijn voorstel. Ze zag evenmin een rechtstreekse onderhandeling met de sector met het oog op een gentlemen's agreement zitten. Voor Febelfin mag alles blijven zoals het is en is alles in orde. Wel, dat is zeker niet de bedoeling.

De banken argumenteren dat met de goedkeuring van de tekst het Parlement de deur openzet voor alle malafide ondernemingen van Europa, die in ons land een rekening zullen openen. Dat is natuurlijk quatsch. Wij zien dat in Frankrijk, waar de basisbankdienst voor ondernemingen reeds bestaat, dat allesbehalve het geval was. Bovendien hebben we een extra grendel in de wettekst ingebouwd die erin bestaat dat de CFI op vraag van banken een advies kan verlenen, als een bank niet zeker is of een onderneming wel 100 % zuiver op de graat is.

Ik heb ook een wetsvoorstel in dezelfde zin ingediend en uiteindelijk werd dat als amendement en artikel 9 ingevoegd. Waarover gaat het? Het gaat niet alleen over de basisbankdienst maar ook over de motivatieplicht voor reguliere bankzaken. Vandaag kan een bank immers een rekening opzeggen zonder daaraan enige motivatie toe te voegen. Voor een bank is dat heel gemakkelijk. Maar stel u voor dat een onderneming in orde is met alle regels en belastingen, nog nooit in aanraking kwam met het gerecht en plots een brief in de bus krijgt waarin de bank de zaakvoerder haar beslissing meedeelt dat zij de rekening zal afsluiten, zonder dat zij daarvoor enige motivatie moet opgeven, eraan toevoegend dat men 30 dagen de tijd heeft om het geld op de rekening weg te halen. Wij hebben mails ontvangen van mensen uit verschillende sectoren, bijvoorbeeld een bedrijf uit het Gentse dat aan import en export van computerchips doet, en zij getuigen dat zoiets aanvoelt als een donderslag bij heldere hemel. Men kan geen enkele kant meer uit.

Om ervoor te zorgen dat de banken geen misbruik kunnen maken van hun positie, was het voorstel dat zij de reden zouden meegeven en de houders van de rekeningen 30 dagen zouden geven om te repliceren.

Ik betreur het dan ook dat de banken allerlei misleidende informatie over dit amendement hebben verspreid in de pers, als zou dit de antiwitwaswetgeving tegenwerken. Integendeel, er is vandaag een wet die tipping off moet tegengaan, wat betekent dat als de bank weet heeft van een onderzoek of als ze zelf een onderzoek laat doen naar een bepaalde transactie, het verboden is voor de instelling om de klant daarvan op de hoogte te brengen.

Vandaag gebeurt echter net het tegenovergestelde. Een bank ziet een transactie die ze als verdacht beschouwt en gaat die melden bij de CFI, maar ze gaat daarbij heel vaak ook automatisch over tot het sluiten van de rekening. Als een malafide ondernemer bij een transactie die niet door de beugel kan een brief krijgt om te melden dat hij 30 dagen de tijd heeft om zijn rekening te sluiten, dan weet die natuurlijk wel hoe laat het is. Mensen bij het parket zeggen dat ze daar een probleem mee hebben. Er komt een melding binnen bij de CFI die dan een onderzoek opent. Hieruit blijkt dat er effectief een probleem is, maar intussen is de bewuste rekening reeds afgesloten.

Het probleem met tipping off wordt dus op een heel slinkse manier door de banken verholpen door een rekeninghouder mee te delen dat de rekening zal worden afgesloten. Mijn wetsvoorstel had net als doel ervoor te zorgen dat dit niet meer kon gebeuren. Enerzijds geven we malafide ondernemers geen kans meer om het geld weg te halen en, anderzijds, geven we bonafide handelaars de reden waarom hun rekening wordt gesloten.

Ik heb begrepen dat het sowieso nog wat tijd zal vergen om iedereen te overtuigen van dit gedeelte van het wetsvoorstel. Er komt vandaag ook een amendement, onder andere omdat de Nationale Bank van België daar enkele technische vragen bij heeft. Ik betreur dat maar wij zullen het wetsvoorstel in zijn geheel steunen.

Hierbij zijn twee elementen van belang. Het eerste element is een basisbankdienst voor ondernemingen die vandaag geen bankrekening hebben. Daar gaan wij een oplossing voor zoeken. Die zal er ook komen.

Het tweede element is dat wij niet willen dat de mensen die vandaag wel een rekening hebben, van de ene op de andere dag op straat worden gegooid. Dat zal voor een andere dag zijn.

In ieder geval wil ik alle leden bedanken, te beginnen met mevrouw Dierick, die het initiatief nam om de voorliggende belangrijke wet tot een goed einde te brengen. Ik bedank ook de andere collega's over de partijgrenzen heen, die ter zake altijd de instelling hadden om naar oplossingen op zoek te gaan.


Reccino Van Lommel VB

Mevrouw de voorzitter, collega's, het wetsvoorstel dat hier vandaag voorligt, is een wetsvoorstel dat is geëvolueerd van een basistekst naar een wettekst met gaandeweg meer garanties.

Wij kennen inderdaad heel wat verhalen. De heer Freilich heeft daarnet verwezen naar bancaire uitsluiting van zelfstandigen en ondernemers.

Collega's, het klopt dat een gelijkaardige wetgeving al geruime tijd bestaat voor consumenten, een basisbankdienst voor consumenten. Dus valt er voor dit wetsvoorstel zeker en vast ook iets te zeggen.

Er is inderdaad overleg geweest tussen, enerzijds, diverse sectoren en, anderzijds, de banken, om bepaalde oplossingen te verkrijgen inzake onder andere transparantie. Die gesprekken hebben gefaald. Ik begrijp dat in een dergelijk geval de wetgever een en ander moet oplossen.

Het is inderdaad bijzonder erg dat bepaalde ondernemers geen bankrekening kunnen krijgen en dat zomaar hele sectoren worden uitgesloten omdat ze tot een bepaalde sector behoren. Dat is ons inziens niet correct. Iedere klant moet individueel worden beoordeeld.

Ook niet onbelangrijk is dat banken zomaar eenzijdig rekeningen afsluiten zonder enige motivering, wat trouwens ook vandaag bij heel wat particuliere klanten gebeurt. Klanten krijgen dan zomaar een brief in de bus die als een opzeggingsbrief fungeert, met de bedoeling binnen een termijn van dertig dagen alle gelden over te zetten naar een andere bank. Voor ons is dat een absolute schande en kan dat niet de bedoeling zijn.

Ook al kan uiteraard een opzegging van rekeningen vanuit bancair standpunt volledig gewettigd of gerechtvaardigd zijn, die transparantie is absoluut belangrijk. Ik denk dat elke klant het recht heeft om te weten waarom zijn of haar rekeningen worden opgezegd. Bij heel wat ondernemers, ook ondernemers met wie ik zelf in contact kom, kan soms de vraag gesteld worden waarom een bankrekening wordt opgezegd. Heeft het te maken met verdachte transacties? Dat is niet bekend omdat er geen transparantie over bestaat. Vandaag de dag kunnen ook nog altijd andere redenen banken ervan overtuigen om rekeningen op te zeggen. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de vraag hoe interessant een klantenportefeuille is. Bancaire klanten die alleen maar geld op de rekening hebben en weinig andere diensten bij hun bank afnemen, zijn niet meer interessant, zeker nu banken door de Europese Unie gestraft worden indien zij te veel geld op de rekeningen houden. Of iemand al dan niet een goede klant is, bepaalt vandaag dus evenzeer of men bancair gezien al dan niet interessant is.

In die zin heeft het amendement van collega Freilich ons ook in de commissie positief gestemd. Wij hebben dat amendement dan ook absoluut gesteund. Dat gaf ons trouwens een extra reden om mee te gaan met het hele wetsvoorstel.

Aanvankelijk stonden wij sceptisch tegenover dit wetsvoorstel. Collega's die de gesprekken in de commissie gevolgd hebben, weten dat wij daar enkele redenen toe hadden. Eerst en vooral werd er op de hoorzitting, waarbij Febelfin ook was uitgenodigd, gesproken over de aansprakelijkheid van banken. Banken moeten immers altijd een traceability kunnen aantonen van alle financiële middelen die over de rekeningen gaan. Wanneer de banken dat niet kunnen of wanneer later blijkt dat het gaat over gelden die niet op een frisse manier zijn verkregen, dan zijn daaraan heel wat behoorlijk zware boetes gekoppeld, waaraan uiteraard ook de reputatie van banken gekoppeld is. Wij vonden het aanvankelijk dan ook tegenstrijdig om aan banken in die zin verplichtingen op te leggen. Enerzijds moeten wij ervoor zorgen dat ondernemers de bancaire diensten kunnen krijgen waarop zij recht hebben, anderzijds mogen de banken daardoor niet extra gestraft worden.

Die basisdienst, hoe goed die ook bedoeld is, met het risico van witwassen, was voor ons een belangrijk element in het debat.

Ik ben het niet eens met de heer Freilich wanneer hij zegt dat door de goedkeuring van een dergelijke wet er niet per se extra rekeningen zullen worden geopend waardoor terreurgeld bij ons terechtkomt. Ik ben het dus niet eens met de collega. We moeten vermijden dat terreurgeld uit het buitenland via achterpoortjes bij ons terechtkomt om het hier wit te wassen. Dat zal voor het Vlaams Belang altijd moeilijk blijven.

De wetgeving komt, enerzijds, tot stand omdat diverse sectoren en de banken er niet uit zijn geraakt. Anderzijds heeft de lobby ook heel wat werk verricht. Ik kijk daarbij naar de indieners. Bij elk wetsvoorstel in dit Parlement moeten we altijd voorzichtig en waakzaam voor lobbywerk zijn.

Moeten we compassie hebben met de banken? Daarop zeg ik heel duidelijk neen. Zij verstoppen zich maar al te graag achter het begrip beroepsgeheim, dat ze soms vrij breed durven te interpreteren. Willen wij morrelen aan het bankgeheim? Zeker en vast niet. Dat moet zeer duidelijk zijn.

Als ik echter kijk naar de hoorzittingen in de commissie voor Financiën, dan kwamen daar belangrijke zaken aan bod. Ik denk bijvoorbeeld aan Dexia, dat destijds weigerde om informatie over verdachte transacties met betrekking tot drugsgeld uit Venezuela te delen. We hebben ook kunnen vaststellen dat het controlesysteem van ING vrij zwak was, omdat men eerder een soort van correspondent bank was. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan.

Het moet gezegd zijn, collega's, dat er ook vandaag nog altijd heel wat kapitaal wordt witgewassen. Er zijn bijzonder weinig verbeurdverklaringen. De boetes zijn mild. Ook die zaken zullen moeten volgen, simultaan met wetgeving als deze. Men kan niet alleen rekenen op de traceability en de verantwoordelijkheid van de financiële instellingen.

Daarnaast is er voor witwasdossiers ook een gebrek aan speurders in de financiële sector. Bij het federaal parket was terrorisme, met daaraan gekoppeld het witwassen van geld, een prioriteit, maar vandaag worden die mensen ook ingezet op andere zaken. Ik vind het bijzonder belangrijk, collega's, dat er voldoende expertise wordt opgebouwd tegen het witwassen en dat het ook in de toekomst een strijdpunt blijft.

Ik vind het bijzonder vreemd dat de Nationale Bank, die als een soort van sanctionerende instantie moet fungeren ten opzichte van de banken, tot op vandaag weigert om banken met naam en toenaam te benoemen, als zij een sanctie oplopen of als er met hen een minnelijke schikking wordt getroffen.

Collega's, los van de wet die hier vandaag voorligt, is er nog heel wat werk aan winkel. Is deze wet perfect? Wellicht niet. Wij zullen moeten blijven inzetten op antiwitwasmaatregelen, maar wij begrijpen uiteraard de nood aan dit wetsvoorstel. Wij begrijpen dat heel wat ondernemers vandaag onterecht worden uitgesloten van bancaire diensten. Sommige rekeningen worden zomaar, zonder motivering, opgezegd.

In de commissie werden heel wat amendementen goedgekeurd die de tekst in positieve zin hebben verbeterd. Dat heeft ervoor gezorgd dat wij, ondanks onze eerder geplande tegenstem, het wetsvoorstel toch zullen goedkeuren. Wij vragen alleen een tijdige evaluatie van deze wet. Gelet op de bezorgdheden, die wij zowel in de commissie als vandaag geuit hebben, is die evaluatie noodzakelijk. Die moet zeker gebeuren. Wij zullen dus ook vandaag, mits er rekening gehouden wordt met de gemaakte opmerkingen, dit wetsvoorstel goedkeuren.


Leen Dierick CD&V

Mevrouw de voorzitter, beste collega's, de coronacrisis zorgt toch voor een bijzondere en heel moeilijke situatie. Ze heeft een heel grote impact op onze gezondheid, onze sociale contacten en ook onze economie. Zowel kleine zelfstandigen als grote ondernemingen dienen zich aan te passen. Vandaag worden zij onverwacht geconfronteerd met grote, nieuwe uitdagingen. Het is volkomen terecht dat al onze aandacht de komende weken naar hen uitgaat. Helaas zijn er ook ondernemingen die los van de coronacrisis in de problemen komen. Ook daar moeten wij in het Parlement oog voor hebben en ook daar moeten wij oplossingen voor zoeken.

Zoals de collega's reeds hebben gezegd, worden verscheidene ondernemingen vandaag geconfronteerd met het feit dat zij geen nieuwe bankrekening kunnen openen of met het feit dat hun bankrekening die zij al jaren hadden, plots door hun bank wordt opgezegd. De afgelopen weken en maanden heb ik daar vele verhalen over gehoord en e-mails over gekregen. Ik kon mij, eerlijk gezegd, heel moeilijk voorstellen dat sommige ondernemingen en sectoren strijd moeten leveren om een bankrekeningnummer te verkrijgen of te behouden. Een bankrekening hebben is nochtans een noodzaak en zelfs een verplichting in België om te kunnen en mogen ondernemen. Zonder een bankrekening kan men hier geen ondernemer zijn. Toch doet deze realiteit zich voor in heel wat sectoren.

Het gaat niet louter om individuele, uitzonderlijke gevallen, maar bepaalde sectoren worden hier geviseerd en hebben het moeilijk om aan die bankvoorwaarden te voldoen. Deze praktijken komen alsmaar meer naar voren door de recente trend van de-risking die de banken hanteren. De Kamercommissie inzake de Panama Papers uit de vorige legislatuur deed de aanbeveling dat de regering en de toezichthouders gepaste maatregelen zouden nemen om financiële instellingen aan te moedigen om klanten slechts te weigeren op basis van een individuele risicoanalyse of gegronde redenen. Banken mogen dus geen volledige sectoren uitsluiten of volledige sectoren viseren, het moet op basis van individuele risicoanalyses gebeuren. Naar aanleiding van de hoorzittingen die we gehad hebben, hebben we toch wel het sterke vermoeden dat dit niet altijd het geval is.

Collega's, de verplichting om een bankrekening te hebben om in België te mogen ondernemen, moet uiteraard overeind blijven. Wij zijn ervan overtuigd dat een bankrekening zorgt voor meer transparantie en dat dit net het onderzoeksmiddel bij uitstek is in de strijd tegen witwassen en tegen de financiering van criminele activiteiten.

Elektronisch bankverkeer kan te allen tijde worden getraceerd. Daar mag uiteraard niet aan worden geraakt. Een ondernemer moet wel de mogelijkheid hebben om een bankrekening te verkrijgen en te behouden. Met het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, bieden we daarvoor een gemakkelijke oplossing. Er bestaat reeds een goedwerkende basisbankdienst voor consumenten, maar voor ondernemingen was dit nog niet het geval. Op basis van dit voorbeeld en het voorbeeld van Frankrijk is dit wetsvoorstel uitgewerkt om in een basisbankdienst voor ondernemingen te voorzien.

Het wetsvoorstel is vrij eenvoudig. Indien een onderneming in België gevestigd is en minstens drie keer door een bank voor de minimale betalingsdiensten werd geweigerd, kan zij recht krijgen op een basisbankdienst. Na driemaal weigeren, kan de onderneming een aanvraag indienen tot het verkrijgen van die basisbankdienst. Die basisbankdienst wordt voor alle duidelijkheid niet automatisch aangeboden. De onderneming moet wel degelijk eerst zelf het initiatief nemen door eerst zelf bij enkele banken aan te kloppen voor het verkrijgen van een bankrekening. Pas na drie weigeringen kan een beroep worden gedaan op de basisbankdienst.

In de verhalen die mij bereikten van verschillende ondernemers was er vaak ook wel de bemerking of de terechte frustratie of wanhoop dat ze geen enkele uitleg, motivatie of reden kregen waarom hun bankrekening werd geweigerd of waarom die plots werd stopgezet. Ze hadden geen enkel vermoeden waarom. Om daaraan tegemoet te komen, verplichten we dat elke weigering voortaan ook uitdrukkelijk en schriftelijk gemotiveerd wordt en dit binnen de tien werkdagen, tenzij dit in strijd is met de antiwitwaswet. Dat is een zeer belangrijke clausule die ik toch wil benadrukken.

Motivering van weigering is belangrijk. CD&V is echter geen voorstander van de opname van een algemene motiveringsplicht zoals die opgenomen is in het amendement van de heer Freilich. We hebben die bezorgdheid ook al geuit. Wij hebben daarom ook een nieuw amendement ingelast om de algemene motiveringsplicht te schrappen. We zijn ervan overtuigd dat dit buiten de scope van dit wetsvoorstel moeten worden bekeken. Dat kan zeker ook nog ter sprake komen bij de verdere evaluatie van dit wetsvoorstel.

We hebben in de commissie voor Economie, Consumentenbescherming en Digitale Agenda verschillende keren over dit wetsvoorstel van gedachten gewisseld. Velen van u hadden bij aanvang de terechte bezorgdheid geuit dat we met dit voorstel toch niet zouden ingaan tegen de antiwitwaswetgeving. Ik was dan ook zeer tevreden en op zich ook gerustgesteld dat de CFI en de Nationale Bank tijdens de hoorzitting duidelijk hebben aangegeven dat dit wetsvoorstel wel degelijk verenigbaar is met de antiwitwaswet. Dit voorstel behoudt nog altijd de mogelijkheid voor de banken om op elk moment een onderneming te weigeren of de basisbankdienst op te zeggen wanneer blijkt dat de onderneming verrichtingen doet die ingaan tegen de antiwitwaswetgeving.

Ten slotte heb ik nog een tweede amendement ingediend om de rapporterings- en de verslaggevingsplicht door de Nationale Bank van België te schrappen. We hadden namelijk een brief ontvangen van de NBB die erop wees dat daardoor een nieuwe taak aan haar werd opgelegd en dat er daarom ook een advies aan de ECB moest worden gevraagd. Door dit amendement in te dienen, is dat niet meer noodzakelijk.

Collega's, we zetten met dit wetsvoorstel een belangrijke stap. Het kan zijn dat het geen perfecte stap is; vandaar dat we meteen ook een evaluatie in het wetsvoorstel hebben ingeschreven, een evaluatie die een jaar na de inwerkingtreding moet worden gemaakt. Dat biedt ons de mogelijkheid om goed te bekijken welke effecten dit heeft en om indien nodig bij te sturen.

Tot slot wil ik alle collega's van de commissie voor Economie bedanken. Wij hebben heel vaak gedebatteerd over dit wetsvoorstel, in toch wel politiek moeilijke tijden. Het wetsvoorstel is grondig veranderd. Het is altijd verbeterd op basis van de verschillende adviezen die we mochten ontvangen en de hoorzittingen die we hebben gehouden, maar ook op basis van gedachtewisselingen met u allemaal.

Ik denk dat we vandaag fier mogen zijn dat we als commissie zo'n wetgevend werk kunnen verrichten. Ik ben ervan overtuigd dat we een goede stap zetten en ik hoop dat ik op uw steun kan rekenen voor de goedkeuring van dit wetsvoorstel.


Marco Van Hees PVDA | PTB

Madame la présidente, chers collègues, c'est fou. C'est fou, le nombre d'initiatives législatives dont l'impulsion vient du milieu des diamantaires.

Même avant que je sois dans cette assemblée, plusieurs députés, dont certains sont encore présents, avaient lancé une proposition de loi concernant les saisies judiciaires, parce qu'il y avait une crainte en la matière. Certains s'étaient mobilisés sous l'impulsion, pour ne pas dire le lobbying, des diamantaires.

Il y a eu, lorsque Didier Reynders était ministre des Finances, une amnistie fiscale sur les stocks de diamants. Une amnistie fiscale faite spécifiquement pour les diamantaires sur les stocks de diamants noirs qu'ils avaient cachés, donc ils avaient fraudé.

Il y a eu évidemment, il ne faut pas le rappeler, toute la question de la transaction pénale élargie, où nous nous demandions si c'était plutôt les mafieux kazakhs ou les diamantaires anversois qui étaient à l'origine de cette loi pour le moins douteuse. Finalement, il ressort de la commission d'enquête que c'est probablement un peu les deux, mais en tout cas, aussi les diamantaires.

Puis, il y a eu, sous le gouvernement Michel, mais sous la plume du ministre N-VA Johan Van Overtveldt, cette fameuse "taxe carat", qui est une taxe spécifique, une taxe faite sur mesure pour les diamantaires, une exigence de ce secteur.

Et maintenant, il y a ce nouveau texte, qui est de nouveau du sur-mesure pour les diamantaires. J'entends dire que c'est un des points qui se retrouvait dans les recommandations de la commission Panama Papers. Chers collègues, j'étais membre de cette commission. D'ailleurs, le président de cette commission, M. Laaouej, est présent. Je me souviens très bien de comment cela s'est passé. Tout en fin des travaux de cette commission, tout d'un coup, un membre N-VA de cette commission – je pense que c'était Rob Van de Velde – est venu glisser cette demande, à nouveau sous pression du secteur diamantaire, d'offrir un service bancaire aux diamantaires qui n'en avaient plus, qui n'avaient plus accès aux banques.

J'étais choqué, évidemment. En effet qu'est-ce que cela a à voir avec la lutte contre la fraude fiscale qui était l'objet de cette commission? Rien! Cela a peut-être à voir avec la fraude fiscale elle-même, mais cela n'avait effectivement rien à voir avec la lutte contre la fraude fiscale.

Dois-je vous rappeler, chers collègues, que 60 % des dossiers belges de l'affaire SwissLeaks concernent des diamantaires? Soixante pour cent des dossiers, qui portent sur des milliards d'euros! Mais comme on le constate encore aujourd'hui, il est vrai que les diamantaires ont d'incroyables relais dans le monde politique. Il faut le reconnaître. D'incroyables relais, au point que du lobbying a lieu jusqu'à la Chambre, ici. Que font généralement les lobbyistes? Ils font pression sur les parlementaires. Mais cette affaire était tout à fait extraordinaire. Certains députés se transformaient eux-mêmes en lobbyistes pour leurs collègues.

On avait le Diamantclub, fondé voici quelques années et qui, apparemment, comme je l'espère, n'existe plus aujourd'hui. C'est en tout cas ce que son ancien président, M. Jan Jambon, a déclaré quand on lui a posé la question. Il était devenu ministre. Je pense que M. Verherstraeten est membre aussi, voire vice-président du Diamantclub ici, à la Chambre. Il y avait bien sûr des libéraux; je me demande si Mme Marghem n'en faisait pas partie. Il y avait même des socialistes flamands. Le Diamantclub est un lobby organisé par les députés eux-mêmes. Ce lobby a donc du pouvoir dans le monde politique belge, au point que finalement, le lobby qui était un lobby parlementaire avant le gouvernement Michel s'est déplacé carrément au sein du gouvernement. En effet, dans le gouvernement Michel première mouture, pas moins de sept ministres ou secrétaires d'État avaient un lien avec les diamantaires, soit qu'ils avaient eu des liaisons, soit qu'ils étaient à l'origine d'initiatives parlementaires législatives, soit qu'ils avaient pris des mesures en faveur des diamantaires dans un cadre gouvernemental.

Arrêtez, chers collègues qui soutenez ce texte, de raconter des sornettes! Ce n'est pas un texte qui est fait "pour les entreprises en général qui ont des problèmes à trouver une banque". Non, c'est un texte rédigé sur mesure pour les diamantaires. Ceux-ci ont tellement fraudé, tellement blanchi de l'argent, tellement mis les mains dans les diamants du sang – le commerce des diamants est une activité criminelle en Afrique et il tue des gens – qu'ils sont parvenus à indisposer les banques. Non pas à cause des états d'âme des banques, mais parce que les banques aujourd'hui sont soumises à certaines mesures, à certains risques de sanctions qui nous ont été imposées à l'échelle internationale. Ce sont rarement des initiatives purement belges qui ont mis en place ces législations.

Arrêtez de dire que toutes les entreprises sont concernées par ce problème! Horeca Vlanderen a déclaré: "Nous ne sommes pas concernés par ce type de problématique." L'Union des Classes Moyennes dit, quant à elle: "Ce refus d'ouvrir un compte bancaire relève plus de l'exception que de la norme. On peut dès lors se poser la question: faut-il appliquer une solution générale?" Febelfin, le lobby des banques, affirme que les entreprises peuvent accéder très facilement aux services bancaires et que les difficultés sont principalement rencontrées par une minorité d'entreprises dont la gestion n'est pas compatible avec la législation contre le blanchiment.

La cerise sur le gâteau, c'est qu'on va nous faire voter ce texte aujourd'hui, en pleine affaire FinCEN Files, cette nouvelle affaire supplémentaire révélée par le Consortium international des journalistes d'investigation (ICIJ). Pas plu tard qu'hier, les journalistes belges de ce Consortium, Clerix, Bové et Counasse, sont venus en commission des Finances pour nous expliquer l'ampleur des problèmes de blanchiment. Ce dossier des FinCEN Files concerne a priori les États-Unis puisque c'est la cellule anti-blanchiment des États-Unis qui est concernée. En tout cas, les sources viennent de là. Ce dossier pointe particulièrement du doigt la Belgique. Sur le peu de dossiers qu'il y a, parce que malheureusement, l'échantillon est faible, plein de dossiers concernent la Belgique et, en particulier, les banques belges ou les établissements bancaires installés en Belgique.

Ce que montrent les FinCEN Files, ce n'est pas que les banques sont trop regardantes en matière de lutte contre le blanchiment, ce qu'on aurait tendance à croire en écoutant certains collègues. Elles ne sont pas trop regardantes. Elles sont trop peu regardantes. Elles n'en font pas assez.

Febelfin est clairement contre ce texte. Il faut d'ailleurs se poser la question des raisons. Si c'est si anodin de voter un texte, pourquoi les banques s'y refusent-elles? Posez-vous la question! Ce que je crains, c'est que si ce texte est voté aujourd'hui – et malheureusement, le PTB était le seul à voter contre en commission – on offre aux banques un alibi pour justifier leurs futurs manquements en matière de lutte anti-blanchiment à l'avenir. Elles pourront dire: "Ne venez pas vous plaindre! Vous avez vu la loi que vous avez votée. On vous avait prévenus. On était contre."

Ces FinCEN Files dévoilent, par exemple, le cas de ce marchand d'or anversois – nous quittons le monde du diamant, même si nous n'en sommes pas très loin – qui fonctionnait avec la complicité de Belfius. C'est seulement lorsque les indices de blanchiment ou, en tout cas, quand la position de Belfius a été mise à mal, que cette banque – qui semblait collaborer très activement avec ce client – a cessé toute relation avec lui.

Quelle leçon pouvons-nous en tirer? Pour ma part, j'estime qu'il faudrait enquêter davantage sur la complicité de Belfius dans ce dossier et des banques en général. De même, il conviendrait de durcir les sanctions ou, du moins, de prendre des mesures pour les rendre effectives. Plusieurs dispositifs existent mais, aux dires des journalistes entendus hier, très peu d'entre eux sont appliqués dans la lutte anti-blanchiment. Beaucoup de signalements sont adressés à la CTIF, mais aucune suite n'est donnée et aucun dossier n'arrive en justice.

D'une telle affaire, je tirerai comme conclusion qu'il importe de renforcer l'effectivité des sanctions. Or, que va-t-il se passer ici? On va finalement donner gain de cause à ce marchand d'or anversois qui réclame parce que Belfius l'a mis dehors – probablement à juste titre.

Je rappelle également – et c'est tout aussi actuel – que la Belgique reste l'un des derniers pays à maintenir le secret bancaire. Malheureusement, le nouveau gouvernement De Croo n'y met pas fin. La moindre des choses, lorsque l'on propose un tel texte, serait de lever le secret bancaire dans notre pays et de rompre avec cette exception nationale. Cela constituerait un préalable à cette proposition de loi.

Par ailleurs, l'organisme intergouvernemental de lutte anti-blanchiment et contre le financement du terrorisme qu'est le Groupe d'action financière (GAFI) a évalué de manière très critique la politique belge dans la lutte contre le blanchiment. La Belgique a même fait l'objet d'un suivi par cet organisme.

Au lieu d'offrir un service bancaire à des diamantaires responsables de fraudes et de blanchiment, c'est tout le contraire qu'il convient de faire, chers collègues: il s'agit d'appliquer une tolérance zéro contre la criminalité financière.

La procédure prévue par ce texte de loi est interpellante. En effet, si les banques refusent de fournir un service de base à un diamantaire, elles doivent se justifier et communiquer dans un délai de dix jours ouvrables. Imaginez le court délai que cela représente! Après trois refus, un service de base sera offert à ce diamantaire. Dix jours à peine, c'est inciter les banques à octroyer un service bancaire de base sans prendre les précautions nécessaires. C'est clair! On leur dit: "Allez les gars, comme vous n'aurez pas le temps de justifier un refus, vous allez devoir accepter." C'est évident!

Reste la question de cette motivation. Effectivement, ils doivent motiver le refus, sauf en cas de menace pour la sécurité nationale, pour l'ordre public ou de suspicion au blanchiment. Mais le problème, c'est que si une banque ne communique aucun motif de refus, c'est aussi une motivation implicite. Cela signifie que la société, le diamantaire en question est conscient de figurer parmi l'un de ces trois cas et il sait que nous savons. Donc, cela contrevient implicitement à la loi anti-blanchiment, qui interdit de signaler les indices de blanchiment à son auteur présumé.

Pour en rajouter une couche, l'on constate que les transactions en espèce font partie du service de base qui est offert à ces diamantaires. On ne cesse de dire qu'il faut privilégier les paiements électroniques, qu'il faut limiter les montants en cash, etc. Et là, que fait-on? On leur dit: "Non seulement, vous avez droit à un service bancaire de base, mais en plus, vous pouvez venir retirer et déposer de l'argent cash. Allez-y les gars! Donnez-vous en à cœur joie!"

Chers collègues, menons les vrais combats pour les services bancaires, parce que des problèmes se posent en termes de service bancaire ou d'exclusion bancaire. Ces agences, ces bancontacts que l'on ferme de plus en plus – un cas vient encore d'être cité cette semaine – toutes ces politiques bancaires qui, au nom du profit, excluent les clients et rendent l'accès de plus en plus difficile surtout aux personnes qui manquent de connexion internet, cela, c'est un vrai problème pour la population. Mais pour vous, cela n'existe pas!

Il en va de même pour les PME. Qu'on parle des vrais problèmes des PME avec les banques! Ces crédits qui leur sont refusés! On a maintenant donné un cadeau aux banques: une garantie de 50 milliards d'euros pour les crédits. Mais les crédits n'arrivent toujours pas! "Les PME ont toujours des difficultés à obtenir des crédits" nous dit Horeca Vlaanderen quand on l'interroge sur ce texte. Ce qu'elles veulent, ce sont des moyens de financement et d'accès aux crédits. Nos PME ont besoin de fonds pour mener leur activité. C'est là le véritable problème. L'avis de l'UCM va d'ailleurs dans le même sens. Il dit: "Avec la crise que nous traversons, les entreprises ont besoin de liquidités, de reports d'échéance des crédits et la conclusion de nouveaux crédits." Voilà le vrai problème du service bancaire aujourd'hui pour les particuliers et les PME!

Des diamantaires ne trouvent pas de banque! Essayons d'abord de résoudre le vrai problème avant de s'en prendre au thermomètre! Le vrai problème, c'est quoi? La corruption, le blanchiment et la fraude fiscale dans laquelle baigne ce secteur diamantaire depuis des années. Il importe de l'assainir. De plus, il exige des mesures et les obtient des politiques! C'est cela qui n'est pas normal. Assainissons donc ce secteur et, ensuite, nous pourrons discuter de la question d'un service de base! Ne mélangeons pas la cause et les effets! En l'occurrence, si ces diamantaires ne trouvent plus de banque, c'est avant tout à cause de leurs pratiques douteuses. Il ne faut donc pas moins de lutte contre le blanchiment. Au contraire, il en faut davantage. C'est la raison pour laquelle nous nous opposons à ce texte.


Reccino Van Lommel VB

Mevrouw Dierick, daarnet zei u dat heel wat ondernemers problemen hebben met het verkrijgen en behouden van bankrekeningen. Ik zou vooral willen focussen op het behouden. Ik vind het bijzonder vreemd, mevrouw Dierick, dat u een amendement hebt ingediend om de transparantieplicht, die eerder via een amendement in de commissie aanvaard werd, opeens uit het wetsvoorstel te halen. Wij waren het er in de commissie allemaal over eens dat transparantie noodzakelijk is en dat ondernemers inderdaad regelmatig te maken krijgen met de opzegging van rekeningen, zonder dat dat gemotiveerd wordt.

U dient nu echter een amendement in om net niet voor transparantie te zorgen. Wat zit hierachter? Zit hier een bepaalde lobby achter of wat is de reden waarom u ervoor kiest om de transparantieplicht er weer uit te halen?


Leen Dierick CD&V

Mijnheer Van Lommel, er is wel degelijk nog altijd de verplichting om elke weigering te motiveren, individueel, behalve natuurlijk als men ingaat tegen de antiwitwaswetgeving; dus die verplichting blijft wel behouden.

Het amendement van de heer Freilich gaat echter nog veel verder: zelfs als de klant de antiwitwaswetgeving niet heeft gerespecteerd, zou de bank haar beslissing toch moeten motiveren. Als iemand effectief fraude pleegt, dan zou het wel heel raar zijn dat de bank zou moeten melden dat zij de bankrekening wil opzeggen, omdat zij vermoedt dat men fraude pleegt. Dat is natuurlijk geen manier van werken. Er moet nog altijd de mogelijkheid zijn om te voldoen aan de antiwitwaswetgeving en dan kan men dat niet melden aan de ondernemer. Dat is de enige reden, vandaar ons voorstel.

Ik heb ook gezegd dat wij de wet zullen evalueren na een jaar en dat aspect kan dus zeker en vast nog ter sprake komen. Nogmaals, de reden is om tegemoet te komen aan onze bezorgdheid dat de antiwitwaswetgeving te allen tijde gerespecteerd moet worden.


Reccino Van Lommel VB

Mevrouw Dierick, dan hoop ik wel dat we het debat in een latere fase kunnen opentrekken. We waren het er allen over eens dat transparantie essentieel is en we moeten dus een andere manier vinden om dat op te lossen. Maar goed, ik vind het absoluut belangrijk dat het debat daarover gevoerd kan worden en ik hoop dat u voorstellen in dat verband op dat moment weer zult steunen.


Gilles Vanden Burre Ecolo

Madame la présidente, je voudrais réagir sans entrer dans le débat de fond qui a déjà eu lieu. Je voudrais apporter des précisions quant à la façon dont le débat s'est déroulé en commission de l'Économie et auquel j'ai participé au nom de mon groupe.

Ce débat nous a pris de nombreuses semaines, de nombreux mois. Lors des premières discussions, nous étions sceptiques quant à la demande qui était faite et nous souhaitions peser le pour et le contre entre notre objectif de lutter contre le blanchiment d'argent et la fraude fiscale. Les écologistes ne doivent pas démontrer à quel point la lutte contre les injustices flagrantes est dans leur ADN.

Je dois reconnaître que nous avons eu des discussions approfondies avec plusieurs secteurs qui nous ont écrit et qui ont été cités ici. Il ne s'agit pas seulement du secteur des diamantaires envers qui nous avions également un a priori. Il est également question du secteur de l'horeca, d'autres secteurs comme celui des commerces de proximité. Des personnes nous ont fait savoir qu'elles avaient été faillies et qu'elles souhaitaient relancer une entreprise, mais que les banques leur fermaient les portes, etc.

Nous sommes parvenus à amender en profondeur le texte à l'examen en prévoyant des garde-fous encore plus forts que ceux mentionnés dans le texte initial, raison pour laquelle je souhaitais notamment prendre la parole.

Je voudrais m'adresser à M. Van Hees en lui disant que je ne l'ai pas vu en commission. Monsieur, vous n'étiez pas présent pour défendre avec nous des balises encore plus fortes visant à éviter un plus grand laxisme dans le blanchiment d'argent, dans la lutte contre la fraude fiscale, aspects qui nous tiennent à cœur, tout comme vous, d'ailleurs.

Nous avons tenté d'améliorer le texte. Il y a eu beaucoup de débats, des groupes de travail. Je me retourne vers mes collègues qui pourront – je pense – vous le confirmer.

Nous avons, finalement, abouti à un texte qui, selon nous, respecte les très importantes balises mises en place pour ne pas dériver et faire des cadeaux à ceux qui fraudent de manière totalement injuste notre État, tout en répondant à une réelle demande du terrain, de toute une série de secteurs pour qui les banques – vous l'avez dit pour les crédits, mais c'est exactement la même chose pour les comptes – ne font absolument aucun effort et refusent d'ouvrir un compte à des personnes qui souhaitent tout simplement commencer une activité professionnelle.

Cet équilibre-là, pour nous, est fondamental. Je ne veux pas laisser entendre ici que nous n'aurions eu absolument aucun débat et aucune attention à la lutte contre le blanchiment et la fraude fiscale. Tous les amendements dont nous avons pu discuter et qui ont été finalement votés en commission sont justement très clairs.

Vraiment, je regrette que vous n'ayez pas pu prendre part à ces discussions, parce que vous n'étiez pas en commission. Je voulais répéter que le travail avait été fait. On peut ne pas être d'accord avec l'ensemble du texte final, mais signalons que le débat a eu lieu et que des améliorations ont été apportées.


Marco Van Hees PVDA | PTB

Madame la présidente, je souhaite répondre au collègue Vanden Burre. Je n'étais pas en commission de l'Économie parce que je siège en commission des Finances, qui s'occupe des questions de blanchiment. À ce propos, je regrette un peu d'ailleurs – mais ce sont les méandres des choix de commissions… Je pense que ce texte méritait davantage d'être en commission des Finances qu'en commission de l'Économie, mais nous n'allons pas ergoter là-dessus.

Mais je veux dire que mon collègue M. D'Amico, qui est, lui, membre de la commission de l'Économie, a voté pour vos amendements. Je ne dis pas que vos amendements étaient mauvais. Je dis simplement qu'ils étaient insuffisants pour rendre ce texte acceptable. J'ai cité des représentants du secteur horeca, qui disent justement qu'ils ne sont pas concernés par le problème, que ça n'existe pas. Il est clair que c'est le lobby diamantaire qui a imposé cela. Je l'ai dit, en commission Panama Papers, ils étaient déjà là à faire du lobbying là-dessus. La preuve en est d'ailleurs qu'une résolution est passée.

Qu'ils essayent de trouver un petit cas ou l'autre, dans des milieux parfois d'ailleurs aussi contestables, où on trouve un cas également, je veux bien le croire, on peut toujours trouver un cas. J'ai donné assez de citations des fédérations qui défendent les PME, ce n'est pas un problème pour les PME. Cela n'existe pas. Cela existe pour les diamantaires et quelques cas aussi dans des secteurs litigieux. C'est la réalité.

Si l'on vote ce texte, on offre un alibi aux banques qui, demain, pourront nous dire: "Nous vous avions prévenus. Ne venez pas vous plaindre à présent si la lutte anti-blanchiment n'est pas menée correctement." Voilà le résultat! Vos amendements ont pu limiter la casse, mais se révèlent totalement insuffisants. Cela dit, monsieur Vanden Burre, je rappelle que nous avons voté pour.


Benoît Piedboeuf MR

Madame la présidente, j'aimerais revenir sur ce qu'a dit notamment M. Van Hees. Quand nous avons auditionné les journalistes au sujet du nouveau scandale, j'ai eu l'occasion de rappeler ceci. Si des commissions spéciales ont pu s'installer et si un travail journalistique a pu faire connaître ces informations, c'est précisément parce qu'il existait des transactions bancaires. Si nous empêchons l'ouverture de comptes, nous serons privés du moyen de découvrir des opérations suspectes.

On peut dire tout ce que l'on veut, mais penser que le blanchiment disparaîtra si l'on n'ouvre pas de comptes en banque, ce qui disparaîtra alors, c'est justement le moyen de constater l'existence d'opérations suspectes et de les poursuivre. Par conséquent, ce raisonnement témoigne d'une mauvaise compréhension de la société dans laquelle nous vivons. Au contraire, c'est en améliorant les transactions et la responsabilisation des banques et des intermédiaires que nous pourrons capter et détecter ces problèmes.

Par conséquent, refuser l'ouverture de comptes bancaires à des diamantaires au motif que certains d'entre eux fraudent relève d'un mauvais combat et revient à taper à côté de l'objectif recherché.


Reccino Van Lommel VB

Mevrouw de voorzitter, collega Vanden Burre, u zal het waarschijnlijk niet verwachten, want ik ben het zelden met u eens, maar op dit punt ben ik het wel met u eens.

Ik heb zonet de uiteenzetting van collega Van Hees beluisterd die een aantal procedurele zaken aanhaalt, zoals dat het niet is behandeld in de commissie voor Economie, maar dat hij zetelt in de commissie voor Financiën, waar het beter was behandeld. Ik vind dat allemaal heel vreemd. Er zijn ook collega's in de commissie voor Economie en die hebben zich amper in het debat gemengd.

Ik vind het ook een beetje spijtig en ik weiger te aanvaarden dat men hier zegt dat deze wetgeving geënt zou zijn op één specifieke sector. Als dat het geval zou zijn, zou het Vlaams Belang dit wetsvoorstel niet steunen. Ik weiger te aanvaarden dat het enkel en alleen zou gaan over de diamantsector.

Mijnheer Van Hees, ik had van u natuurlijk niet anders verwacht. U zegt altijd dat u dicht bij de bevolking staat, maar er zijn heel wat ondernemers en zelfstandigen die gewoonweg niet aan een bankrekening kunnen geraken en die behoren helemaal niet tot de diamantsector. Als u de volgende keer in deze assemblee een hele exposé houdt, kom dan eerst uit uw grot en weet waarover u spreekt.


President Eliane Tillieux

Vraagt iemand nog het woord?


Michael Freilich N-VA

Mevrouw de voorzitter, ik wil graag nog even een toelichting geven.

Tijdens de vorige legislatuur hebben wij de commissie "Panama Papers" gehad. Een van de aanbevelingen in het verslag van die commissie was net ervoor te zorgen dat alle bedrijven en ondernemingen over een bankrekening zouden kunnen beschikken.

Indien wij willen voorkomen dat er een zwart circuit bestaat en indien wij willen voorkomen dat er buitenlandse rekeningen worden gebruikt voor transacties die te maken hebben met ons land, moeten wij er net voor zorgen dat onze financiële instellingen dat kunnen bekijken.

U schudt met het hoofd, maar toch is het zo.

De aanbeveling uit het verslag over de Panama Papers zorgt er net voor dat er meer transparantie is en dat de Belgische overheid via de banken en via de CFI kan zien wat er gebeurt en welke transacties er zijn.

Beweren dat een en ander enkel de diamantlobby in de kaart zou spelen, is dus totaal onjuist. Het wetsvoorstel verhoogt immers de transparantie.

Ik hoor u hier tegen een sector fulmineren. Het lijkt wel alsof geen enkele diamantonderneming correct handelt. Dat wil ik tegenspreken.

In elke sector zijn er rotte appels. U kan niet zeggen dat u geen enkele diamanthandelaar wil, omdat ze allemaal malafide zijn. Dat kan u niet zeggen. Dat mogen wij nooit doen. Net die bonafide handelaars, die dag in dag uit hard werken, moeten worden gesteund. Dat geldt echter niet alleen voor de diamanthandelaars. Vandaag is dat immers ook het geval met de juweliers. Zal u het straks hebben over de juwelenlobby? Dat is toch niet de bedoeling?

Daarom wil ik duidelijk stellen dat de voorliggende wetgeving, zoals de heer Van Lommel aangeeft, er voor heel veel ondernemingen is.

U hebt wellicht ook mails gekregen. Ik weet immers dat verschillende andere commissieleden mails hebben gekregen van ondernemingen die niet in Antwerpen zijn gevestigd, die helemaal niet in de branche zitten, die heel andere zaken doen en die ook hetzelfde probleem kennen, namelijk dat zij geen rekening krijgen.