Proposition 55K0523

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi visant à modifier la législation relative à l'euthanasie.

General information

Authors
Ecolo Laurence Hennuy, Séverine de Laveleye
Groen Barbara Creemers
Submission date
Oct. 2, 2019
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
administrative formalities euthanasia patient's rights

Voting

Voted to adopt
Groen Vooruit Ecolo PS | SP DéFI Open Vld LDD MR PVDA | PTB
Abstained from voting
CD&V VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

March 5, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Valerie Van Peel

Les rapporteurs M. Rigot et Mme Tillieux renvoient à leur rapport écrit.


Barbara Creemers Groen

Collega's, in 2002 was België een pionier inzake euthanasie. De wet die toen werd aangenomen maakte het mogelijk onder strikte wettelijke voorwaarden voor een waardige dood te kiezen.

In de afgelopen 18 jaar werden de praktische grenzen van die wet verschillende keren duidelijk gemaakt, door patiënten, burgers, actieve verenigingen en artsen. Zeker het wettelijk kader voor de wilsverklaring is vandaag verre van perfect en aangepast aan de noden. Wij vonden het dus noodzakelijk de wet alvast op dit punt te corrigeren en te verbeteren.

Tot vandaag is de wilsverklaring vijf jaar geldig vanaf het moment dat zij wordt opgesteld. Vele patiënten en artsen, en ook wij, vinden dat niet logisch. Zijn visie uitspreken over een waardige dood heeft niets met termijnen te maken. Het gaat over een overtuiging, een wens, een weloverwogen keuze. Die kan men niet in termijnen gieten.

Het is even onlogisch als een huwelijk beperkt maken in de tijd en bijvoorbeeld bij het jawoord te vermelden dat het maar om een verbintenis voor vijf jaar zou gaan. Als men er op zijn dertigste of zijn zevenenveertigste van overtuigd is dat men niet meer wil leven als men in een onomkeerbare coma terechtkomt, is men dat wellicht tien of vijftien jaar later ook nog. Tenzij men zich bedenkt. Dat kan natuurlijk altijd.

De cijfers leren ons dat in de voorbije tien jaar 382 mensen hun wilsverklaring inzake euthanasie hebben ingetrokken. Daar komen wij aan tegemoet, want men kan zijn wilsverklaring op elk moment aanpassen of weer intrekken.

Door geen termijn meer te plakken op de wilsverklaring maken wij van de meest logische keuze de standaardoptie.

Is die verandering nodig? Ja. Want de cijfers van de FOD Volksgezondheid tonen aan dat van de bijna 130.000 Belgen die in de voorbije tien jaar zo'n verklaring hebben opgesteld, van bijna 30.000 nog levende Belgen de wilsverklaring vervallen is. Alleen vorig jaar al zouden meer dan 7.000 Belgen hun wilsverklaring hebben moeten vernieuwen.

Een vervallen wilsverklaring betekent wel dat de dokters niet meer aan de wens van de patiënt tegemoet kunnen komen als die in een onomkeerbare coma terechtkomt. Met dat probleem willen wij komaf maken door ons wetsvoorstel.

Op ons oorspronkelijk wetsvoorstel over de onbeperkte geldigheidsduur van de wilsverklaring dienden collega's van Open Vld en PS nog amendementen in om aan de gewetensclausule te sleutelen. Wij hadden hierover constructieve gesprekken in een geest van open samenwerking, waarvoor dank. Ik laat het dan ook over aan de collega's uit de commissie om hun bijdrage aan ons wetsvoorstel zelf toe te lichten.

Een wilsverklaring geeft ons een stem over het levenseinde op het moment dat men er zelf niet meer toe in staat is. Dat staat al 18 jaar zo in de wet. Die stem mag in mijn ogen niet afhangen van de dag, de maand of het jaar waarin men in die onomkeerbare coma terechtkomt. Het heeft dus geen zin om hiervoor een administratieve verplichting op te leggen, waardoor men de wilsverklaring om de zoveel tijd moet verlengen. Zo respecteert men de wens van de patiënt over het levenseinde dat hij of zij vooraf had gepland.


Valerie Van Peel N-VA

Mevrouw de voorzitter, collega's, het standpunt van de N-VA over dit onderwerp en het debat dat hier al dan niet gevoerd wordt, is geen voorafname op het bredere debat rond euthanasie, waar al langer vraag naar is. Dat is een debat waarvan ik oprecht hoop dat het met de nodige degelijkheid en maatschappelijke invloed zal kunnen plaatsvinden.

Ik zeg dit omdat het voorliggend wetsvoorstel daar voor de N-VA-fractie geen voorafname op is. Er bestaat geen conservatieve hoek die tegen wilsverklaringen zou zijn, ook al leek dit in de commissie wel wat in die richting geduwd te worden. De gekozen en gebruikte aanpak om dit wetsvoorstel erdoor te krijgen in de commissie is voor de N-VA-fractie geen voorbeeld van hoe het zou moeten. Hopelijk is dit de laatste keer geweest dat een ethisch debat zo'n grillig parcours moet afleggen naar de plenaire vergadering.

Het is een redelijk vreemd parcours geweest. Het begon eigenlijk al met de voorstellen die plots op de agenda kwamen, terwijl er in de vorige legislatuur een brede meerderheid was voor een wijziging van het systeem rond de wilsverklaringen om ervoor te zorgen dat mensen deze ook voor altijd zouden kunnen neerleggen. Kortom, de mogelijkheid om een wilsverklaring te uiten en neer te leggen en die voor eeuwig te laten gelden, bestond al. Die wet zou vandaag in werking moeten zijn. Enkel het KB van het kabinet-De Block ontbreekt.

Ik heb nooit goed begrepen waarom er nooit een KB werd opgesteld, waardoor mensen vandaag, gisteren of de afgelopen maanden al hadden kunnen kiezen voor een wilsverklaring die langer dan vijf jaar duurt. Ik blijf dat heel vreemd vinden. Dit is een debat dat, wat mij betreft, niet had moeten plaatsvinden.

Het vorig voorstel had ook nog enkele extra voordelen ten opzichte van wat vandaag voorligt. Er was namelijk veel meer keuzevrijheid voor de burger. De burger kon kiezen tussen een wilsverklaring voor vijf jaar, voor tien jaar of voor zolang als hij wilde. De overheid nam bovendien een extra taak op zich die, mijns inziens, de burger enkel maar ten goede kwam. In het vorige goedgekeurde voorstel stond namelijk dat de overheid om de tien jaar aan mensen met een wilsverklaring zou laten weten dat die bestaat en hun zou informeren over de mogelijkheden om daaraan ondertussen al dan niet wijzigingen aan te brengen.

Daar is een reden voor. Dat is trouwens wat de Raad van State bevestigt in het rapport over dit wetsvoorstel. Stel u voor dat men een wilsverklaring indient op 18 jaar en dit pas aan de orde komt op 98 jaar. Het is dan niet helemaal verkeerd om te denken dat sommigen zich zelfs niet zullen herinneren dat ze dit papiertje ooit hebben opgemaakt, laat staan dat een mening in tachtig levensjaren wel eens kan veranderen.

Goed, men is toch gestart met de discussie in de commissie. In het begin was dit het woord "debat" of "discussie" zelfs gewoon niet waard. Er werd niet gediscussieerd, er werd gewoon gedramd. Er werden amendementen voorgelegd waar niemand precies van wist waar ze precies voor stonden of welk pijltje was geschrapt en vervangen door een nieuw pijltje, en welke betekenis dit nu eigenlijk had. Ook de meerderheidspartijen van dit voorstel hadden het daar zeer moeilijk mee. Ze hebben de commissie zeer lang moeten schorsen om dan zeer snel tot de stemming te kunnen overgaan die niet met alle fracties is kunnen gebeuren omdat we gewoon niet wisten waarover er te stemmen viel.

Het is een normale vraag bij zo'n wetgeving om in de commissie om een advies van de Raad van State te vragen. Toch is het zover gekomen dat dit in plenaire vergadering is moeten gebeuren in plaats van in de commissie, en dit onder druk van onze partij, van cdH, van CD&V en van Vlaams Belang. Dat was maar goed ook. Zelfs de partijen die het voorstel hebben ingediend, zullen dit moeten toegeven. Uiteindelijk is er in de laatste commissie een eerlijk debat gekomen en zijn daar de nodige wijzigingen aangebracht op basis van het advies van de Raad van State. Dat waren er heel wat. Ik stel dus toch voor om in de toekomst het advies van de Raad van State al in de commissie te vragen in plaats van zo'n wetgeving er snel door te duwen. Zo is het debat verlopen.

Om te eindigen: wat ligt er nu vandaag voor? Er werd grotendeels tegemoetgekomen aan de Raad van State. Er is één punt waarop men het advies niet is gevolgd. Onze fractie heeft ter zake het amendement van cdH altijd gesteund en als zij dat niet opnieuw zouden indienen, denk ik dat wij het zullen doen. Ook de Raad van State vraagt om de burgers een keuzemogelijkheid te geven. Ik begrijp nog altijd niet goed wat men daar tegen kan hebben en zal dit dus opnieuw steunen. Toch moet ik toegeven dat het belangrijkste is dat er nu eindelijk een uitvoering komt van iets waarover al in de vorige legislatuur terecht werd beslist. Er was immers een probleem met wilsverklaringen en met mensen voor wie die vijf jaar te kort waren, en die er niet van op de hoogte waren gebracht dat het eigenlijk verlopen was. Daarover bestaat er geen discussie.

Over wat vandaag voorligt zal mijn fractie, zoals dat steeds het geval is bij ethische discussies, in alle vrijheid stemmen. Er valt echter zeker iets te zeggen voor het argument dat de wilsverklaring op elk moment zeer gemakkelijk kan worden ingetrokken of gewijzigd. Dat zal ook uit het KB moeten blijken. Op zich kan dit voldoende garanties bieden zolang de publieke opinie daar maar voldoende over geïnformeerd wordt.

Ik wil mijn betoog hiermee afsluiten. Wel doe ik nogmaals de oproep om de volgende ethische debatten met wat meer grondigheid en eerlijkheid te laten verlopen.

Wat de wilsverklaringen betreft, bestaat volgens mij absoluut de noodzaak om ervoor te zorgen dat die ook voor eeuwig gedaan kunnen worden. Mensen moeten dat zelf kunnen beslissen. Dat was onze mening in de vorige legislatuur en dat is ze vandaag nog steeds.


Hervé Rigot PS | SP

Madame la présidente, chers collègues, le 28 mai 2002, la Belgique adoptait la loi dépénalisant l'euthanasie, concrétisant ainsi la volonté d'une large majorité du Parlement et de l'opinion publique de permettre à toutes celles et ceux, face à une souffrance inapaisable, de mourir dans la dignité.

Cette loi de liberté, de respect de chacun et de responsabilité a rendu la parole à celles et ceux qui souffrent, et permis aux médecins de poser ce que je qualifie, à titre personnel, d'acte ultime d'humanité.

Dix ans plus tard, il aura fallu encore nous battre pour obtenir l'élargissement de cette législation aux mineurs.

Aujourd'hui, nous pouvons poser un acte législatif et civique supplémentaire. Un acte qui traduit le combat que mon groupe mène depuis de nombreuses années: supprimer la durée de validité de la déclaration anticipée d'euthanasie.

Mon groupe, à l'écoute des associations, des médecins et des patients eux-mêmes ne cesse de plaider pour cette suppression. Pour preuve, en avril dernier, nous avions déposé et fait adopter un amendement en ce sens, en commission de la Justice. Malheureusement, au terme de débats engagés, malgré notre détermination, cette suppression avait été assortie, à l'époque, d'une information à faire au déclarant tous les dix ans.

Nos collègues d'Ecolo-Groen sont revenus à la charge en proposant une modification de la loi similaire à celle que nous avions défendue à l'origine, ce dont nous tenons à les remercier. Il est donc aujourd'hui question d'une suppression pure et simple de la durée de validité de la déclaration anticipée, sans aucune autre condition. C'est un changement important. Toutefois, soyons clairs, nous n'élargissons pas les possibilités de recourir à l'euthanasie, nous portons une adaptation technique, mais essentielle.

Soyons clairs également sur un autre point: nous défendons fermement la liberté de choix, à chaque instant, pour chacune et chacun, de retirer librement ou de réintroduire une demande au fil de ses expériences, de ses doutes ou certitudes et de l'évolution de sa volonté.

Soyons clairs, on ne peut plus clairs: par cette proposition de loi, nous maintenons évidemment et totalement le droit à se rétracter.

Chers collègues, nous soutiendrons ce texte parce qu'il traduit notre conviction profonde de la nécessaire liberté individuelle de choisir de mourir dans la dignité. Nous le soutiendrons aussi parce qu'il permet de prendre trois mesures fortes pour plus de liberté accordée au patient. En effet, nous l'avons dit, dans le cadre de nos discussions en commission, qui furent fortes, riches, intenses et constructives, le groupe PS a souhaité aller plus loin et franchir des étapes supplémentaires en déposant trois amendements qui ont été soutenus par de nombreux collègues. Nous tenons à remercier chacune et chacun d'entre eux.

Notre objectif est clair: empêcher toute entrave à l'euthanasie. À ce titre, je suis fier que mon groupe ait mené le combat pour que nous inscrivions dans la loi l'interdiction des clauses collectives. Je suis fier de mettre un terme à des pratiques qui portent atteinte au droit de chaque patient de mourir dans la dignité. Encore une fois, certains rétorqueront que nous voyons des problèmes où ils n'existent pas, qu'aucune institution de soins n'interdit la pratique et que seules les clauses de conscience individuelles priment. Je leur rappellerai que la presse a mis en lumière, voici quelques semaines à peine, la pression d'hôpitaux catholiques en Flandre, qui imposent les soins palliatifs au lieu d'accéder aux demandes d'euthanasie.

Je rappellerai aussi le cas de cette maison de repos qui, en 2015, avait refusé d'accueillir un médecin devant pratiquer l'euthanasie d'une septuagénaire en phase terminale. La patiente a dû alors retourner à son domicile, avec toutes les conséquences dommageables qu'on peut imaginer pour elle et tous ses proches. Je ne peux m'empêcher de repenser aux propos tenus à cette époque par le primat de Belgique qui, se référant aux hôpitaux catholiques, proclamait: "Sur le plan institutionnel, nous avons aussi le droit de décider que nous n'allons pas pratiquer l'euthanasie ou l'avortement." Pour mon groupe, c'est clairement: non!

Si nous défendons la clause de conscience individuelle des médecins, il est donc intolérable que les institutions de soins prennent moralement position, alors qu'elles sont reconnues par les pouvoirs publics et doivent donc permettre que la législation soit appliquée, en l'occurrence: que l'accès à l'euthanasie soit garanti si les conditions sont respectées.

Le groupe PS a également porté deux autres avancées fondamentales qui permettent de garantir, à toute personne qui en émet le souhait auprès d'un médecin, d'accéder, dans les meilleures conditions, à l'euthanasie et de mourir dans la dignité. Oui, sans aucun doute, nous reconnaissons à chaque médecin le droit d'exercer sa clause de conscience individuelle mais, non, celle-ci ne peut pas être utilisée pour entraver l'accès d'un patient à l'euthanasie.

Première avancée fondamentale: la détermination d'un délai maximum de réflexion pour le médecin sollicité. Dorénavant, celui-ci disposera de sept jours pour rendre sa décision et effectuer ou non l'euthanasie.

Je tiens à préciser une fois encore, de la façon la plus claire possible, qu'il ne s'agit donc pas du délai pour que le médecin se prononce sur le respect des conditions pour recevoir ou non cet acte médical mais bien d'un délai maximum pour prendre sa décision d'effectuer ou non cet acte dans le cadre de sa liberté thérapeutique et de sa liberté de conscience.

Deuxième avancée fondamentale: l'obligation d'orienter le patient en cas de refus.

Le médecin a désormais cette obligation de transmettre les coordonnées d'un centre, d'une association spécialisée dans le droit à l'euthanasie (l'Association pour le droit de mourir dans la dignité, par exemple) afin que le patient ou la personne de confiance puisse être guidée dans les démarches à effectuer dans le cadre de cette demande.

Chers membres de la Chambre des représentants, il ne m'appartient pas de vous convaincre sur cette question éthique qui fait appel – je n'en doute pas – à vos valeurs personnelles les plus profondes. Il m'appartient de vous rappeler qu'il s'agit de la dignité de chacun qui fera appel à votre vote en votre âme et conscience.

Pour conclure, je laisse à votre réflexion cette citation de Gilbert Hottois: "Traite autrui non pas comme tu souhaites être traité mais comme lui souhaite être traité."


Steven Creyelman VB

Mijnheer de voorzitter, collega's, als de kat van huis is, dansen de muizen. Het debat over euthanasie of ten minste de veeleer bedenkelijke vertoning in de commissie voor Gezondheid is daarvan een goed voorbeeld.

We zitten met een regering in lopende zaken. Aan de linkerzijde van het halfrond profiteert men daarvan om het ethisch opgestoken vingertje "wij weten wat goed voor u is" nog eens extra hoog in de lucht te steken, ook al lijken ethiek en moraliteit daar soms toch een beetje zoek. In het debat over abortus leidde dat zelfs tot de vergelijking van een ongeboren kind van 18 weken met, jawel, een knieschijf. Begrijpe wie begrijpe kan. Ook het debat over euthanasie leed onder de ethische profileringsdrang.

Collega's, ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het voorstel in zijn originele vorm snel, snel bij elkaar werd gepend in de hoop toch maar iets op ethisch vlak te kunnen indienen. Het bewijs daarvan wordt geleverd door het feit dat in de commissie zowat elke vraag in eerste lezing – de collega's zullen daarvan getuigen – leidde tot schorsingen van vijf minuten, tien minuten, een kwartier, soms zelfs meer dan een half uur, en dat alleen omdat de indieners niet meer konden uitleggen wat er precies in hun wetsvoorstel stond.

Het aantal reparaties, subamendementen, amendementen en misschien vooral ook de manier waarop die werden ingediend, kan toch niemand hebben overtuigd van het feit dat het originele wetsvoorstel een prima juridisch werkstuk was. Het deed mij onvrijwillig een beetje denken aan een aflevering van Help, mijn man is een klusser.

Een batterij adviezen later, adviezen die grotendeels in amendementen werden omgezet, staan wij hier nu met dat wetsvoorstel. Een eerste vraag die wij moeten stellen, collega's – mevrouw Van Peel stelde ze ook al – is of het wetsvoorstel er eigenlijk moet zijn. Als we heel eerlijk zijn, is het antwoord daarop misschien wel neen.

Meer dan een jaar geleden toen ik en heel wat andere collega's nog niet verkozen waren, lag hier een gelijkaardig wetsvoorstel waarbij niet de wet, maar de burger zelf kon bepalen hoelang zijn wilsverklaring geldig zou zijn.

De burger kon dus als individu beslissen over de geldigheidsduur, terwijl in onderhavig voorstel Vadertje Staat dat voor de burger zal doen. De keuze van het individu wordt hier duidelijk beknot.

Hoe ze dat bij de collega's van Open Vld rijmen met het liberalisme, is mij een vraagteken. Neen, mijnheer De Caluwé, ik zal u geen lessen over het liberalisme geven.

Begin december dacht ik nog dat alles te maken had met het gaaf houden van de kansen van mevrouw Rutten op het premierschap.

Ondertussen heb ik echter door dat die kansen en ambitie geëuthanaseerd zijn, met als oorzaak een voltooid politiek leven.

Onze goede collega Fonck diende een amendement in, waardoor de burger zelf opnieuw de keuze zou kunnen maken tussen een wilsverklaring met bepaalde duur of een wilsverklaring met onbepaalde duur. Dat amendement haalde het niet, ondanks de ongetwijfeld geapprecieerde steun van het Vlaams Belang. Collega's, dat amendement haalde het niet, terwijl er heel eenvoudig in gestipuleerd stond dat de wilsverklaring standaard van onbepaalde duur zou zijn, tenzij de patiënt of de burger dat niet wil en dat expliciet anders bepaalt. Dat klinkt logisch, zeker als men weet dat wij tijdens het debat in de commissie voor Gezondheid om de vijf minuten om de oren werden geslagen met de opmerking dat men de wil van de patiënt, van de burger, moet respecteren.

Collega's, die logica lijkt aan ons huis hier niet besteed, want een van de argumenten om het amendement weg te stemmen – zet u even goed neer, ik wil dat u allemaal gaat zitten, zodat u niet van uw stoel valt –, was dat door de uitbreiding van het aantal keuzemogelijkheden de keuzevrijheid zou worden ingeperkt. Ik moet eerlijk toegeven dat ik dat niet goed snap. Mijn verstand is daarvoor te klein.

Tot vandaag heb ik nog altijd geen antwoord gekregen op de vraag hoe het komt dat men door iemand te laten kiezen tussen een wilsverklaring van onbeperkte duur of een wilsverklaring van beperkte duur, en dus de keuze uit te breiden, de keuzevrijheid zou inperken. Ik heb die vraag meermaals gesteld in de commissie, maar ik wacht nog steeds op een antwoord.

Een ander argument om het amendement van mevrouw Fonck weg te stemmen, was dat de keuzemogelijkheid tussen een wilsverklaring van beperkte duur en een wilsverklaring van onbeperkte duur ervoor zou zorgen – ik hoop dat u nog altijd neerzit – dat de mensen op voorhand zouden moeten nadenken. Ik heb mijn fractievoorzitter beloofd dat ik niet te cynisch zou worden, maar stel u voor dat de mensen moeten nadenken, dat zij zelf moeten nadenken over hun leven en dood. Waar zou de wereld naartoe gaan, als wij dat niet meer mogen beslissen voor de mensen? Mijn verstand is daar letterlijk te beperkt voor.

Mijnheer de voorzitter, collega's, ook de niet-geregistreerde wilsverklaringen maken het onderwerp uit van het wetsvoorstel. Men haalde aan dat het moeilijk is, zo niet bijna onmogelijk, om mensen met een niet-geregistreerde wilsverklaring te contacteren. Dat klopt, collega De Caluwé, daar is geen speld tussen te krijgen. U hebt in dat kader trouwens ook aangehaald dat het zeer moeilijk was om bejaarden naar het gemeentehuis te halen om hun wilsverklaring te laten registreren.

Ik durf dat te betwijfelen, maar dat was mijn punt niet en dat heb ik ook in de commissie gezegd. Ik vraag mij af of met dergelijke argumenten het wetsvoorstel wel de juiste weg is. Ware het niet logischer geweest, als u het probleem wou verhelpen, om bijvoorbeeld de manier van registratie te vereenvoudigen? Ware het bijvoorbeeld niet logischer geweest om de registratie mogelijk te maken via de huisarts, de notaris, de apotheker en welke officiële functies u nog kunt opsommen? Was dat geen piste geweest die het onderzoeken waard was geweest? Ik stel mij die vraag en betreur dat wij dat niet hebben onderzocht.

Collega's, ik besef – dit is een bedenking, u hoeft mij dus niet te onderbreken – dat het al ergens anders in de wetgeving is bepaald, maar waarmee ik persoonlijk een probleem heb, is het feit dat de zorginstellingen worden verplicht om mee in het verhaal te stappen. Zorginstellingen worden dikwijls vanuit een bepaald wereldbeeld, een bepaalde ideologie, een bepaalde ethiek opgericht, maar het voorliggend voorstel houdt daarmee op geen enkele manier rekening, integendeel. Waarom moeten wij te allen prijze euthanasie opdringen aan een zorginstelling die vanuit een welbepaalde levensbeschouwing is opgericht? Waarom moeten wij die zorginstelling de toepassing van euthanasie opleggen, wanneer zij dat om levensbeschouwelijke redenen helemaal niet ziet zitten?

Zolang het aan de patiënt duidelijk wordt gemaakt, heb ik moeite met het feit dat wij dat willen opleggen. De patiënt heeft rechten, maar heeft een groep zorgverleners – een zorginstelling is tenslotte een groep zorgverleners – geen rechten? Hebben zij geen recht op vereniging, heeft die vereniging geen rechten? Dat is een vraag die ik mij in het diepste van mijn gedachten stel en waarvan ik hoop dat u ze zich allemaal stelt.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het Vlaams Belang beoordeelt elk voorstel op zijn inhoud. Ondanks het feit dat wij een aantal pijnpunten hebben aangehaald in verband met het voorstel en dat wij kritiek hadden op de tekst, zijn wij toch niet tegen een wilsverklaring van onbepaalde duur.

Het Vlaams Belang is immers voor de keuzevrijheid van de patiënt, in de breedst mogelijke zin. Wij willen de wil van de burger, van de patiënt, ten volle respecteren, en niet alleen in deze of gene richting. Het Vlaams Belang is voor de volledige keuzevrijheid. Het is net omdat de keuzevrijheid in het voorstel niet ten volle tot haar recht komt, dat het Vlaams Belang zijn steun aan het wetsvoorstel niet ten volle kan verlenen. Daarom zal het Vlaams Belang zich straks bij de stemming onthouden.


Caroline Taquin MR

Monsieur le président, chers collègues, je rappelle tout d'abord la position du groupe MR concernant les questions d'éthique comme l'euthanasie: chacun est libre de se positionner selon ses convictions. À titre personnel, je tiens à dire que la proposition de loi présentée est équilibrée et atteint son objectif principal, à savoir simplifier la procédure sous différents aspects.

La loi du 28 mai 2002 prévoit que la déclaration anticipée d'euthanasie ne vaut que si elle a été établie ou confirmée moins de cinq ans avant le début de l'impossibilité de manifester sa volonté. Cette proposition de loi supprime cette durée de validité quinquennale car elle constitue une contrainte administrative inutile. En effet, toute personne reste bien évidemment libre, dès qu'elle le souhaite, de retirer ou de modifier sa déclaration anticipée d'euthanasie.

Je souhaite également souligner que la liberté de conscience du médecin reste un principe fondamental dans cette proposition, comme elle l'est déjà dans la loi de 2002. L'article 14 de la loi prévoit notamment qu'aucun médecin n'est tenu de pratiquer une euthanasie et aucune autre personne n'est tenue de participer à une euthanasie. En pratique, le médecin conserve donc toujours la faculté de refuser une euthanasie. Ce refus peut être justifié soit par une raison médicale soit par l'exercice de sa propre liberté de conscience dans l'hypothèse où l'euthanasie serait contraire aux convictions du médecin. À cet égard, il fallait garantir l'exercice de la liberté de conscience du médecin afin d'éviter que ce dernier soit l'objet de pressions extérieures. C'est la raison pour laquelle la proposition de loi débattue aujourd'hui apporte notamment la modification suivante: aucune clause écrite ou non écrite ne peut empêcher un médecin de pratiquer une euthanasie dans les conditions légales. De la sorte, le refus du médecin de pratiquer une euthanasie peut s'exercer en toute liberté.

Notre volonté est en effet de faire primer l'intérêt et le droit supérieurs du patient à l'autodétermination. Ces deniers ne peuvent être limités par le choix des établissements de soins. En d'autres termes, le droit d'autodétermination et d'euthanasie, pour autant que les conditions légales soient remplies, doivent pouvoir se faire dans les conditions les plus raisonnables pour le patient et doivent primer.

Je ne reviendrai pas en détail sur tous les autres aspects de ce texte mais il est important de souligner que nous avons été très attentifs à l'avis rendu par le Conseil d'État. Nous avons par conséquent veillé à apporter au texte les modifications nécessaires. Je citerai à ce niveau quelques exemples de modifications réalisées dans le cadre de nos travaux.

Lorsqu'un médecin refuse de pratiquer une euthanasie pour une raison médicale, nous avons prévu que ce médecin soit tenu d'en informer le patient en temps utile, à savoir au plus vite, et qu'il doive consigner cette raison dans le dossier médical du patient.

Il est également prévu que le médecin qui refuse de pratiquer une euthanasie soit soumis à une obligation de transmettre les coordonnées d'un centre ou d'une association spécialisés dans le droit à l'euthanasie, et cela sans porter atteinte à sa liberté de conscience. Nous avons prévu cela pour que le patient ou la personne de confiance puissent être guidés dans les démarches à effectuer dans le cadre de la demande d'euthanasie. Ces centres et associations existent tant en Région flamande qu'en Fédération Wallonie-Bruxelles.

Voici, chers collègues, les quelques éléments sur lesquels il me semblait important de revenir.


Els Van Hoof CD&V

Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, ik wil even duidelijk stellen dat ook wij niet tegen een wilsverklaring van onbeperkte duur zijn. Wij zijn ook niet tegen euthanasie die in zorgvuldige omstandigheden wordt uitgevoerd. Dat is nu meteen duidelijk, want dikwijls worden wij geframed, alsof wij er wel tegen zijn.

Ik betreur reeds enkele maanden dat er op het vlak van ethische thema's geen volwassen debat wordt gevoerd. Er komt geen antwoord op onze argumenten, op de zaken die wij aanhalen, omdat dit niet past in de framing van progressief versus conservatief, die nu ook wordt voorgesteld door de indieners. Ik voel mij daarin niet thuis. Ik had graag gehad dat wij in dit debat, waar het toch over technische zaken gaat, in overleg hadden kunnen gaan. Dat is niet gebeurd na het advies van de Raad van State, want toen zijn alleen de indieners samen gaan zitten. Het is echter heel duidelijk dat wij ook bepaalde tegemoetkomingen hadden kunnen doen en dat wij dit in een volwassen debat hadden kunnen doen.

Wij blijven vandaag zitten in die framing van progressief versus conservatief, terwijl wij goed beseffen dat er een draagvlak is voor euthanasie en dat die mogelijkheid absoluut moet bestaan. Wij dienen daarmee niet de burger, niet de wetgeving en niet de patiënt die zich in moeilijke omstandigheden bevindt.

Daarom waren wij vorig jaar nog voorstander van die wilsverklaring inzake euthanasie, die jammer genoeg niet in werking is getreden en die eigenlijk toeliet aan de burgers om zelf te kiezen. Wat is er nu zo moeilijk aan om burgers echt te laten kiezen, om te bekijken wat echt overeenstemt met hun actuele wil? Dat is immers van belang. Dat is ook wat de Raad van State zegt. Hoe verder die wilsverklaring van de uitvoering af ligt, hoe onzekerder men is over de actuele wil van de burger. De wet die vorig jaar werd goedgekeurd, stemde volledig overeen met wat de burger echt zou kunnen willen. Daar kan toch niemand tegen zijn? Het gaf naar mijn aanvoelen ook heel weinig vertrouwen aan minister De Block, die het koninklijk besluit moest uitvoeren en daarin de verschillende mogelijkheden kon opnemen, van bepaalde termijnen tot onbepaalde duur.

Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, heeft een hele weg afgelegd. Wij hadden een aantal principiële en een aantal juridisch-technische bezwaren. De vergadering in tweede lezing verliep bijzonder chaotisch. Er is daar reeds een paar keer naar verwezen. Het was een echte kleuterklas, waarvoor wij ons moeten schamen. Onze bedoeling was een correcte wetgeving te maken.

Hadden wij hier niet om een advies van de Raad van State gevraagd, dan hadden wij een slechte wetgeving gehad. Dat hebben jullie uiteindelijk ook toegegeven, door talrijke amendementen in te dienen. Het advies was bijzonder kritisch. Het voorstel leek namelijk op een holderdebolderwetgeving. Het was nuttig geweest ook met ons te overleggen.

De paars-groene partijen hebben uiteraard net als wij het advies bestudeerd. Zij hebben een reeks amendementen ingediend, die hen op bepaalde punten goed uitkwamen. Wij hebben ook een aantal amendementen ingediend, die volledig overeenstemden met het advies van de Raad van State. De paars-groene partijen vonden het echter niet de moeite ons daarin te volgen.

Daarom zullen wij die amendementen, die door mevrouw Fonck zijn ingediend, opnieuw steunen. Wij zullen ook zelf nog twee amendementen indienen. Indien ze niet worden aanvaard, zullen wij ons principieel onthouden. Wij willen immers een correcte wetgeving.

Ten eerste, waar hebben wij moeite mee?

De Raad van State acht het belangrijk dat elke burger keuzevrijheid heeft. Dat is hier door de vorige sprekers van de N-VA en het Vlaams Belang al genoeg benadrukt. De burgers moeten zelf kunnen bepalen hoelang hun wilsverklaring geldig is. Dat is een belangrijk principe.

Er worden wel argumenten aangehaald, zoals de vraag wat er gebeurt als een patiënt niet meer in staat is zijn wilsverklaring nog te wijzigen. Die redenering kan gemakkelijk worden omgedraaid. De wilsverklaring kan net zo goed niet worden ingetrokken, als men daartoe niet meer in staat is.

Dat argument klopt dus totaal niet. Laat het aan de burger en neem het voorzichtigheidsprincipe in acht. Laat de burgers zelf kiezen hoelang hun wilsverklaring geldig is en geef hen de mogelijkheid ter zake zelf de verantwoordelijkheid te nemen.

De paars-groene partijen gaan ervan uit dat niemand voor een verklaring van bepaalde duur zal kiezen en dat iedereen met een onbepaalde duur akkoord zal gaan. Ik durf van die stelling niet uit te gaan. Op die manier ontstaat volgens de Raad van State echter een discriminatie tussen een persoon die een verklaring van onbepaalde duur en een persoon die een verklaring van bepaalde duur wil afleggen. Dat willen wij absoluut vermijden.

Wij willen niemand een keuze opleggen. Iedere burger is gelijk en moet vrij kunnen kiezen. Dat is onze mening in het huidig debat, maar ook in andere debatten. Dat geldt zeker voor euthanasie. Ik steun daarom uiteraard het amendement dat wij in de commissie samen hebben ingediend. Ook vandaag zal onze fractie het steunen, teneinde de vrije keuze toe te laten.

Ten tweede, de Raad van State heeft duidelijke richtlijnen gegeven over de doorverwijsplicht, wanneer een arts weigert op basis van zijn gewetensgronden.

De Raad van State stelde dat, indien de wetgever een regeling wil uitwerken voor het geval dat de patiënt of de vertrouwenspersoon zelf geen arts wil of kan aanduiden, zou kunnen worden voorzien in een verplichting voor de arts om een algemene informatiebrochure mee te geven met een overzicht van de verschillende levenseindebeslissingen of om te verwijzen naar een bron waar de patiënt de nodige informatie kan vinden. Wij vinden dat ook enorm belangrijk en hadden dit graag in de wet zien staan. Dat is niet gebeurd.

Men verplicht de arts eigenlijk om enkel door te verwijzen naar centra gespecialiseerd in euthanasie, terwijl de Raad van State zegt dat die keuze aan de patiënt moet worden gelaten. Die patiënt is immers zelf wel in staat om te kiezen naar welk centrum hij wil trekken. Als men dat vandaag in de wet zet, als men maar één keuze geeft waarnaar de arts moet doorverwijzen, dan dwingt men de arts eigenlijk om mee te werken aan euthanasie, wat bij wet verboden is. Dat doet afbreuk aan de gewetensvrijheid, die toch in artikel 9 van het EVRM staat. Dit artikel zegt duidelijk dat iedere arts op basis van zijn geweten mag handelen.

Het amendement dat de paars-groene partijen op 18 februari nog hebben ingediend en dat werd goedgekeurd in de commissie, gaat volledig in tegen het advies van de Raad van State. Ik wil even benadrukken dat er in het wetsvoorstel staat dat de arts bij elke weigering om euthanasie toe te passen, of dat nu op gewetens- of medische gronden is, aan de patiënt de coördinaten moet doorgeven van een centrum of instelling gespecialiseerd in euthanasierecht, bijvoorbeeld LEIF.

Dit betekent in de praktijk dat, wanneer een arts van oordeel is dat aan de voorwaarden voor euthanasie, bij psychisch lijden bijvoorbeeld, niet is voldaan of dat het gaat om een voltooid leven en hij dus weigert op basis van medische gronden, hij ook de coördinaten van LEIF zal moeten doorgeven, terwijl hij er heilig van overtuigd is dat de euthanasie niet overeenstemt met de wetgeving. Op die manier behandelt men de arts eigenlijk als iemand die moet meewerken aan euthanasie. Hij moet patiënten doorsturen naar een centrum dat hier niet neutraal over nadenkt. Dat is nog verregaander dan de tekst die naar de Raad van State is gestuurd en daarom zijn wij het daar absoluut niet mee eens.

Tot slot mag de arts die gewetensbezwaren heeft, nooit worden verplicht om euthanasie te faciliteren. Daarvan zegt de Raad van State duidelijk dat dit in strijd zou zijn met de gewetensvrijheid van de arts. Een doorverwijzing naar LEIF is echt niet neutraal en gaat veel te ver. Daarom dienen wij de amendementen die wij reeds in de commissie hadden ingediend, weer in om hieraan tegemoet te komen.

Collega's, ik hoop oprecht dat men hier naar de inhoud kijkt en niet alleen rekening houdt met de emoties. We moeten patiënten en artsen een duidelijk, evenwichtig en rechtszeker kader aanreiken, zodat iedereen de vrijheid heeft om in eer en geweten keuzes te maken voor levenseindezorg.

Tot slot wil ik nog eens heel duidelijk herhalen dat mijn partij niet tegen euthanasie is. Wij vinden echter wel dat dit in zorgvuldige omstandigheden moet gebeuren. Wij zijn tevens voor de mogelijkheid van wilsverklaringen met een onbeperkte geldigheidsduur, naast die met een beperkte geldigheidsduur. We hebben dat aan het einde van de vorige legislatuur dan ook goedgekeurd.

De tekst die nu voorligt is echter minder evenwichtig en juridisch niet volledig correct. Bij wetgeving die zo delicaat en cruciaal is, waarbij het gaat over leven en dood, doet men niet aan cherrypicking. Men moet ervoor zorgen dat het volledig klopt en dat ieders keuze- en gewetensvrijheid gerespecteerd wordt. Als onze amendementen niet worden aangenomen, zullen wij ons dan ook onthouden bij de stemming.


Sofie Merckx PVDA | PTB

Chers collègues, en ce qui concerne la proposition de loi qui nous est soumise aujourd'hui, je ne m'étendrai pas longuement, comme mes collègues l'ont fait, sur les amendements qui ont été introduits ni sur les travaux menés en commission. En effet, je pense qu'ils ont été bien menés et ont permis que la proposition de loi qui, au départ, lors de son dépôt, comportait uniquement le fait que la durée de validité des déclarations anticipées devenait indéterminée, a ajouté deux éléments intéressants, à savoir l'obligation de renvoi d'un patient qui demande l'euthanasie si le médecin refuse de la pratiquer et l'interdiction d'une clause institutionnelle visant à empêcher la pratique de l'euthanasie. Au contraire de ce qui a été dit ici aujourd'hui, je pense que les travaux en commission ont réellement enrichi ce changement de la loi.

En tant que médecin généraliste, il m'arrive souvent de parler de la fin de vie avec mes patients. Cela arrive souvent très tard quand on est déjà confronté à un mauvais diagnostic. On change de paradigme avec le patient et on entre alors dans une phase où, avec lui, on va examiner de manière minutieuse ses volontés. Nous prenons ensemble les décisions pour qu'il puisse disposer de la fin de vie qui soit la plus proche possible de ses volontés.

Parfois, nous n'avons pas ce temps. Parfois, cela arrive soudainement et nous n'avons plus l'occasion de demander au patient ses volontés. C'est là justement que la déclaration anticipée d'euthanasie a tout son sens. Il est alors possible de pratiquer effectivement une euthanasie, pour autant que le patient soit atteint d'une affection accidentelle ou pathologique grave et incurable, pour autant qu'il soit inconscient et que sa situation soit irréversible, selon l'état actuel de la science.

Cela permet d'éviter des drames comme le cas très médiatisé de Vincent Lambert en France où la famille et des proches se sont acharnés sur les volontés du patient. Cette déclaration peut aussi apaiser. Savoir que l'on respectera votre volonté si jamais il vous arrive de tomber inconscient est, pour beaucoup de gens, important. Cette déclaration est d'ailleurs encore assez méconnue.

Aujourd'hui, cette déclaration, sur laquelle doivent figurer deux témoins, doit être renouvelée tous les cinq ans. Il s'agit d'une démarche assez lourde, par exemple pour des personnes âgées. En 2018, 30 000 déclarations sont venues à échéance. La volonté de toutes ces personnes aurait-elle changé? Bien sûr que non. Il s'agit souvent de personnes âgées, à mobilité réduite, à qui cette démarche semble lourde.

We hebben enkele maanden geleden allemaal het overlijden van de Vlaamse rolstoelatlete Marieke "Wielemie" Vervoort vernomen. Ze leed aan progressieve tetraplegie en koos eind oktober 2019 voor euthanasie. Haar wilsverklaring die ze in 2008 had opgemaakt, moest ze tot twee keer toe vernieuwen. Die wilsverklaring en het idee dat haar wil werd gerespecteerd gaven haar de moed, de kracht en de gemoedsrust om nog vele jaren verder te gaan. Vandaag zal die wilsverklaring onbepaald geldig zijn. De wilsverklaring intrekken of aanpassen kan ook op elk ogenblik. Laten we de zaken dan ook niet nodeloos complex maken. De wilsverklaring intrekken of aanpassen blijft heel gemakkelijk en kan op elk moment. Dat is een enorme geruststelling bij de wens van patiënten voor een waardig levenseinde.

De tweede verandering aan de wet is ook belangrijk. Die bepaalt dat een zorginstelling geen enkele arts kan verhinderen om een euthanasieaanvraag toe te passen, natuurlijk met inachtneming van de wettelijke voorwaarden. Dit is zeer belangrijk. Het gaat hier over patiënten die ongeneeslijk ziek zijn en wier ziektetoestand onomkeerbaar is. Op een bepaald moment kunnen die mensen in het ziekenhuis terechtkomen. Vaak is dit niet het ziekenhuis van eigen keuze, maar het dichtstbijzijnde, waar familie en vrienden kunnen langskomen. Het is dan ook zeer belangrijk dat de wil van de patiënt wordt gerespecteerd, ongeacht de zorginstelling waar de patiënt terechtkomt, zeker wanneer we horen dat bepaalde ziekenhuizen hun patiënten verplichten om een palliatief zorgtraject te volgen wanneer ze om euthanasie vragen. Het kan niet dat mensen die lijden en een waardig levenseinde wensen, tegen hun wil langer moeten vechten. Het niet-naleven van deze wilsbeschikking is een zware aantasting van de rechten van de patiënt.

Ziekenhuizen hebben inderdaad het recht om een eigen ethisch medisch beleid uit te stippelen, maar het kan niet dat mensen tegen hun wil te maken krijgen met bijvoorbeeld een palliatieve filter, of dat artsen wordt belet een euthanasieverzoek uit te voeren indien ze dat zouden willen doen. Het advies van de Raad van State was dan ook zeer duidelijk: er moet worden gekeken naar het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt en de handelingsvrijheid van de arts.

Pour que chacun puisse disposer d'une fin de vie au plus proche de son choix, nous avons encore du chemin à faire en Belgique, même si nous sommes sur la bonne voie. Nous devons davantage faire connaître la possibilité de la déclaration anticipée au sein de la population. Nous devons investir davantage dans la formation du personnel médical, dans les services de soins palliatifs et avancer vers un cadre législatif qui permette au patient d'accéder à la fin de vie telle qu'il l'a choisie, dans le respect de son autonomie. En rendant la validité de la déclaration illimitée, en instaurant le respect de toutes les institutions de la loi sur l'euthanasie, nous faisons un pas vers le respect du droit du patient et d'une fin de vie digne.


Robby De Caluwé Open Vld

Mijnheer de voorzitter, beste collega's, ook uit mijn naam dank aan de partijen die hebben meegewerkt aan het tot stand komen van dit voorstel. Het is een voorstel waarmee wij tegemoetkomen aan een reële vraag van de mensen. Euthanasie is een thema dat niemand onberoerd laat. Dat is ook gebleken tijdens de debatten in de commissie.

Zoals daarnet al aangekaart is, was in 2002 ons land na Nederland het tweede land ter wereld waar euthanasie wettelijk geregeld werd. Wij zijn intussen 18 jaar verder. Wij vinden het dus nodig er hier een grondig debat over te voeren.

Een eerste stap is het voorstel dat vandaag voorligt en waarmee wij onder andere de beperkte geldigheidsduur van de wilsverklaring afschaffen. Dat was trouwens een concrete vraag van de evaluatiecommissie Euthanasie, die elke twee jaar een verslag maakt en die ook elke twee jaar vraagt de wilsverklaring voor onbepaalde duur geldig te maken.

De geldigheidsduur van maximaal vijf jaar zorgde in het verleden soms voor schrijnende toestanden. Een arts kon geen euthanasie toepassen omdat de wilsverklaring vervallen was.

Het Parlement heeft vorige zomer al een aanpassing goedgekeurd, via de wet houdende diverse bepalingen van 5 mei. Daarmee konden mensen met een geregistreerde wilsverklaring zelf de geldigheidsduur bepalen, of zij konden kiezen voor een wilsverklaring van onbepaalde duur. Drie maanden voor de vervaldatum of minstens elke tien jaar moesten de patiënten volgens die wet een herinnering krijgen.

Heel wat mensen kiezen echter voor een niet-geregistreerde wilsverklaring, om allerlei redenen.

Wie zijn wij, mevrouw Van Peel, om mensen te verplichten hun wilsverklaring bij het gemeentebestuur te doen registeren?

Mijnheer Creyelman, u hebt het voorstel gedaan de registratie eenvoudiger te maken door ze bijvoorbeeld bij de huisarts toe te laten. Dat is eigenlijk wat een niet-geregistreerde wilsverklaring inhoudt. Die wordt bepaald bij de huisarts en die wordt daar bewaard, eventueel met een kopie in het woonzorgcentrum. Het probleem was dat dit niet voor onbepaalde duur kon.

Elke zogenaamde negatieve wilsverklaring, waarmee men bijvoorbeeld een medische behandeling als sondevoeding kan weigeren, kan vandaag wel al van onbepaalde duur zijn. Eerlijk gezegd, dat dit voor een dergelijke wilsbeschikking wel mogelijk is, en voor andere niet, krijg ik aan de mensen niet uitgelegd.

Met dit voorstel wordt deze anomalie weggewerkt. Daarom is dit voorstel een verbetering, ook tegenover de wet die vorig jaar is goedgekeurd.

In de wet van 5 mei waren bovendien geen overgangsmaatregelen of overgangsbepalingen vastgelegd. Daarin is in het nieuwe voorstel wel voorzien. Wilsverklaringen van vóór het in werking treden van de wet vallen onder de oude regeling. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet is elke nieuwe wilsverklaring of elke hernieuwing automatisch van onbepaalde duur. Ook patiënten, artsen en andere verenigingen zijn vragende partij en steunen dit voorstel.

Uiteraard vraag ik ook aan de minister om alle middelen te willen gebruiken om te communiceren over deze aanpassingen, zodat dat voor iedereen heel duidelijk is. In de commissie haalden sommigen aan dat de wet van 5 mei voorzag in een tienjaarlijkse herinneringsplicht. Zij vragen zich af wat daar verkeerd aan kan zijn. In de praktijk worden mensen vandaag ook al geregeld aan hun wilsverklaring herinnerd, door bijvoorbeeld de huisarts. Huisartsen bespreken de wilsverklaring geregeld met hun patiënten. In sommige gevallen is een tienjaarlijkse herinnering te kort, in andere gevallen zal dit te lang zijn. Laten we dus vertrouwen op de experts die patiënten begeleiden en op de patiënten zelf, die echt wel weten hoe ze met dit gevoelig thema moeten omgaan.

Met dit nieuwe voorstel krijgen de mensen met een niet-geregistreerde wilsverklaring dezelfde zekerheid als mensen met een geregistreerde wilsverklaring. Mensen denken ook heel grondig na over een belangrijke beslissing zoals zijn of haar levenseinde.

Voor de Open Vld-fractie staat de vrije keuze van de patiënt centraal. Iedereen moet zelf bepalen wat voor hem of haar een menswaardig levenseinde is. Een wilsverklaring voor onbepaalde duur zorgt voor duidelijkheid. Er kan niet vergeten worden om ze te verlengen. Wie tijdens een bepaalde fase in zijn leven van mening verandert, kan die wilsverklaring te allen tijde op een heel eenvoudige manier aanpassen of intrekken. Ik ben 45 jaar en vandaag is mijn standpunt dat ik in bepaalde situaties euthanasie zou wensen. Maar ik weet niet of ik daar elk jaar of elke vijf jaar opnieuw aan wil denken. Misschien wil ik er nooit meer over nadenken. Ik vind het dus maar logisch dat dit van onbepaalde duur wordt en dat ikzelf op een bepaald moment erover kan nadenken of ik mijn wilsverklaring wil veranderen.

De Raad van State bevestigt eigenlijk dat op die manier de keuzevrijheid gegarandeerd wordt. Ze schrijven letterlijk dat de aanpassing heel eenvoudig mogelijk is.

Wat ik wel vreemd vind aan het advies is dat men zegt dat er nu mogelijk een discriminatie kan bestaan tussen mensen die een wilsverklaring van bepaalde duur willen en mensen die er een van onbepaalde duur willen. Die opmerking hebben zij vroeger niet gemaakt, toen onbepaalde duur niet eens mogelijk was. Toen bestond die discriminatie blijkbaar niet.

Ook de vrije keuze van de arts is voor ons belangrijk. Een arts kan nooit verplicht worden om euthanasie uit te voeren. Wat vandaag in de praktijk wel gebeurt, is dat artsen lang wachten om hun weigering aan de patiënt bekend te maken. Op die manier laten ze die in het ongewisse. Met het voorliggend voorstel lossen we dit op, want een arts moet nu binnen een redelijke termijn zijn beslissing aan de patiënt kenbaar maken en het dossier overmaken.

Wij vinden het nog belangrijker dat nu ook duidelijk wordt bepaald dat instellingen niet met een zogenaamde gewetensclausule kunnen aankomen. Er is een amendement ingediend dat ziekenhuizen of andere instellingen zou toelaten om hun dokters en artsen te verbieden om euthanasie toe te passen. Voor ons is het heel duidelijk dat dit niet kan. Zij worden gefinancierd door de overheid en moeten zich aan de wetgeving houden. Zij kunnen hun artsen dus niet verbieden om euthanasie toe te passen, net zoals zij hen ook niet kunnen verplichten om dat wel te doen, voor alle duidelijkheid. Het spreekt dus voor zich dat wij het genoemde amendement niet zullen steunen.

Collega's, ik hoop op brede steun voor dit voorstel.


Karin Jiroflée Vooruit

Mijnheer de voorzitter, collega's, volgende maand wordt mijn vader 88. Hij is nog steeds alive-and-kicking, wat ons uiteraard heel gelukkig maakt.

Juist die levendigheid en zijn plezier in het leven maken dat hij, als het einde nadert, zelf aan het stuur wil blijven zitten. "Mijn hele leven heb ik zelf beslissingen genomen", zegt hij. "Als ik ongeneeslijk ziek word en lijd, dan wil ik ook zelf kunnen beslissen", zegt hij. Hij heeft dus een wilsverklaring opgesteld, netjes geregistreerd met getuigen, alles erop en eraan. U kunt zich niet voorstellen hoe vaak ik al heb gehoord: "Karin, als die vijf jaar voorbij zijn, dan verwittig je me toch hé?" De angst is er dat hij het zou kunnen vergeten. Die angst is heel reëel.

Zoals mijn vader zijn er velen. Ik kom heel vaak op het terrein en ik ga heel vaak over dergelijke zaken spreken. Ik kom voortdurend mensen tegen die ongerust zijn over het feit of die wilsverklaring nu wel goed is geregistreerd, of ze wel in orde is en vooral, of ze nog op tijd zullen zijn om die wilsverklaring te verlengen. Dit leeft in onze maatschappij. Hier is een groot draagvlak voor. Mensen willen zelf beslissingen nemen en die alleen herroepen als ze zelf van mening veranderen.

In de vorige legislatuur hebben wij in die zin zelf een voorstel ingediend. Dat voorstel hield in een wilsverklaring op te maken, binnen de drie jaar te hernieuwen en daarna oneindig in de tijd te laten worden, tenzij men ze zelf herroept natuurlijk.

De sp.a is bijzonder tevreden dat zij dit heel duidelijk voorstel kan steunen.

Dat dit voorstel er slordig is doorgejaagd, is een onterechte kritiek, zeker als ik het vergelijk met de vlug-vlug-manier waarop aan het einde van de vorige legislatuur een onduidelijke, vage formulering in een groter wetsontwerp werd weggestopt. De heer De Caluwé heeft daar ook al naar verwezen.

Dit voorstel maakt hier komaf mee. Dat is een heel goede zaak.

Wij zullen dit in elk geval met overtuiging goedkeuren. Wij hopen ook in de toekomst nog aan nieuwe, mooie, ethische voorstellen te kunnen samenwerken.

Bedankt aan de collega's voor de constructieve samenwerking.


Catherine Fonck LE

Chers collègues, permettez-moi tout d'abord une petite remarque très personnelle. J'entends certains parmi vous associer de manière exclusive le droit de mourir dans la dignité à l'euthanasie. Je suis toujours mal à l'aise de vous entendre présenter les choses de cette manière. Chacun a le droit de mourir dans la dignité. Chacun a le droit qu'on respecte ses choix. Et chaque patient, quel que soit son choix - euthanasie ou pas -, a le droit de mourir dans la dignité.

J'en viens maintenant à ce texte. Sous la législature précédente, nous avions voté le texte qui permettait à la fois de choisir une durée de validité de dix ans pour cette déclaration ou une durée illimitée. Ce texte n'a jamais été appliqué. Certains collègues ont expliqué pourquoi, je ne le répéterai pas. Aujourd'hui vous détricotez ce travail, cette loi, et imposez une durée de validité illimitée, et ce, pour tout le monde, quels que soient les choix des uns et des autres.

Ce texte nous pose deux problèmes. Le premier concerne le libre choix de chaque personne. Autant je comprends que les uns ou les autres choisissent la déclaration anticipée à durée illimitée, autant il me semble important de respecter le choix des personnes qui veulent non pas changer leur déclaration par après, mais souhaitent une durée de validité limitée dans le temps.

Nous avions envoyé cet amendement au Conseil d'État, qui l'a validé. Permettez-moi de citer le Conseil d'État: "Une telle possibilité présente l'avantage de ne pas affecter le droit à l'autodétermination des personnes qui veulent donner une durée de validité indéterminée à leur déclaration anticipée, tandis que les personnes qui sont moins certaines quant à l'évolution à long terme de leurs convictions relatives à la déclaration anticipée et qui veulent s'obliger elles-mêmes à réévaluer périodiquement cette déclaration disposent de cette faculté sans devoir faire des procédures, quel que soit le type de procédure."

Nous avons évidemment redéposé cet amendement ici en plénière. Pour nous, respecter le libre choix de chaque personne, c'est lui laisser un choix total et ne pas lui imposer une durée illimitée qu'elle devrait par la suite modifier à travers des procédures.

Nous avons un deuxième problème. Qui décide d'une euthanasie pour un patient âgé par exemple de 80 ans, qui aurait fait sa déclaration anticipée 30, 40, 50 voire 60 ans avant et qui aurait à cette fin décidé de confier cette responsabilité à 1, 2 ou 3 personnes avec une durée de validité illimitée? Que se passe-t-il si ces personnes sont décédées ou ne sont plus capables de s'entretenir avec le médecin et donc de décider et d'assumer la confiance que l'auteur de la déclaration anticipée avait mise entre leurs mains?

Nous avons eu des discussions en commission et vous avez décidé que, si les personnes de confiance n'étaient plus en mesure de s'entretenir avec le médecin, le médecin déciderait d'office seul. Ce n'est évidemment pas respecter le choix initial de la personne qui, ayant fait une déclaration anticipée, avait évidemment prévu de remettre cette décision à une personne de confiance qui n'en a plus la capacité.

Nous avons dès lors déposé un amendement laissant le choix à la personne, dans le cas où les personnes de confiance ne seraient plus capables de s'entretenir avec le médecin ou seraient tout simplement décédées, soit, de désigner, dans sa déclaration anticipée, le médecin comme décideur à la place des personnes de confiance, soit de stipuler expressément, dans la déclaration anticipée, que leur déclaration n'est plus valable. Ainsi, on respecte, selon moi, le choix des patients, des personnes et on leur laisse aussi toute la responsabilité au moment de la déclaration anticipée car on n'a pas à choisir et à décider à leur place. C'est cela le vrai respect du patient. Le respect du libre choix, c'est aussi cela.

Cet amendement est également redéposé. Il n'a pas été soutenu en commission, en tout cas sur le plan arithmétique car j'ai bien entendu que certains avaient quand même des doutes en la matière. Nous verrons ce qu'il en sera aujourd'hui.

Ce qui est, en tout cas, important pour nous, c'est de laisser le choix à chaque personne, de respecter ce choix quel qu'il soit, de permettre à chacun de mourir dans la dignité et de choisir l'accompagnement et la fin de vie qu'il souhaite.

Pour toutes ces raisons, je m'abstiendrai, sauf si ces amendements étaient, aujourd'hui, soutenus par une majorité arithmétique.

Dans notre groupe, nous l'avons déjà exprimé, il y a une liberté éthique pour ce qui concerne les thèmes qui relèvent de l'éthique. Ce faisant, si j'ai annoncé mon vote et ma position, chaque membre de notre groupe votera en âme et conscience.


Sophie Rohonyi DéFI

Monsieur le président, chers collègues, je suis très heureuse de pouvoir, aujourd'hui, soutenir la proposition de loi à l'examen qui s'inscrit dans la parfaite lignée de la loi de 2002 sur l'euthanasie, loi qui avait été portée par le gouvernement progressiste arc-en-ciel de l'époque et qui a confirmé la place de la Belgique en tant qu'État précurseur en matière d'éthique. En effet, cette loi fondamentale a fixé un cadre légal qui – je tiens à le rappeler – n'impose jamais rien à personne mais a, en revanche, le mérite de placer le patient et la liberté de choix de ce dernier au cœur du dispositif.

Un cadre qui permet aux patients qui en font la demande et qui se trouvent, bien évidemment, dans les conditions légales, dans des conditions médicales strictement définies, à savoir une situation médicale sans issue, une souffrance physique et/ou psychique constante, insupportable et inapaisable, et une affection accidentelle ou pathologique grave et incurable, de mourir dans la dignité.

C'est ainsi que depuis 2002, les médecins peuvent, à la demande de leurs patients, poser un ultime acte de soins et les laisser partir sereinement, paisiblement, entourés de leurs proches et du personnel médical.

Depuis 2002, le malade peut décider de rendre son dernier souffle en se libérant de la maladie et de ses souffrances.

Depuis 2002 aussi, nous voyons la France et la saga judiciaire de Vincent Lambert qui l'a malheureusement secouée, qui a été évoquée par une de mes collègues, avec une certaine perplexité, mais aussi une certaine tristesse. Tristesse de voir que certains patients, alors qu'ils sont littéralement rongés par la maladie, ne peuvent toujours pas voir leur ultime liberté respectée. Pour rappel, près de 90 % des euthanasies pratiquées le sont à la suite de cancers en phase terminale.

Nous pouvons donc être fiers d'avoir, en Belgique, une loi qui humanise la fin de vie, qui permet aux patients de se réapproprier leur corps, leurs décisions médicales et leur mort.

Toujours est-il que près de dix-huit ans après l'adoption de cette loi, nous disposons aujourd'hui du recul nécessaire pour constater que la loi actuelle peut parfois, sur certains aspects, poser des difficultés pratiques à ces patients en fin de vie. Difficultés auxquelles la proposition de loi entend répondre avec justesse, sérieux et dignité.

Nous avons également vu, à travers le récent procès d'assises à Gand, que les médecins doivent davantage être protégés dans le cadre de leur pratique, dès lors qu'ils ne font que répondre à l'ultime volonté de leurs patients. C'est pourquoi je tenais avant toute chose à remercier du fond du cœur les auteurs de cette proposition de loi.

La première grande modification proposée par ce texte vise à supprimer la durée de validité de la déclaration anticipée, autrement dit ce formulaire par lequel le patient encore capable et conscient exprime sa volonté de recourir à l'euthanasie le jour où il se retrouverait dans l'incapacité de formuler cette demande (en cas de coma, par exemple) et où il se trouverait dans les conditions légales pour en bénéficier.

La durée de validité de cinq ans a été portée récemment à dix ans, nous ont rétorqué plusieurs partis en commission. Sauf qu'à défaut d'arrêté royal d'exécution, la durée de validité reste finalement de cinq ans. La prolonger continue à constituer une démarche administrative très lourde, parfois trop lourde pour les malades, et cela a encore été rappelé par le Conseil d'État dans son avis. Quant à la Commission fédérale de contrôle et d'évaluation de l'euthanasie, elle a aussi souligné le caractère anxiogène de l'exigence de renouvellement de cette déclaration anticipée. Les malades ont peur d'oublier cette échéance de cinq ans. Les malades ont peur aussi de ne plus disposer, au fil des années qui passent, d'un entourage suffisamment fourni pour y trouver des témoins et des personnes de confiance, condition indispensable à remplir pour que la déclaration anticipée soit valide.


President Valerie Van Peel

(…)


Sophie Rohonyi DéFI

Je vous remercie de faire le nécessaire, monsieur le président, car il est extrêmement désagréable de travailler dans ces conditions sur un sujet aussi important.

Je poursuis. Pire encore, cette exigence rend l'euthanasie impossible pour les patients qui seraient entre-temps atteints d'une dégénérescence cérébrale avancée. En effet, cette dégénérescence les prive d'une conscience qui est nécessaire – et c'est bien normal – pour renouveler cette déclaration anticipée. Cette durée de validité doit donc être supprimée.

Cependant, il faut savoir que la déclaration anticipée peut à tout moment être retirée ou modifiée, à l'instar d'un testament ou de la déclaration anticipée qui concerne l'acharnement thérapeutique. Cette déclaration, elle, est limitée dans le temps.

Pour revenir à nos travaux en commission, j'ai entendu que la loi fourre-tout du 5 mai 2019 avait réglé cette question. Force est de constater qu'il n'en est rien. Comme je l'ai dit, la loi du 5 mai 2019 n'est pas entrée en vigueur puisque les arrêtés royaux d'exécution n'ont pas été adoptés.

C'est pourquoi les patients, les médecins et les associations qui militent pour le droit de mourir dans la dignité – et mes collègues socialistes ont rappelé le travail considérable fourni depuis des dizaines d'années par l'Association pour le droit de mourir dans la dignité – nous confirment tous que la seule solution acceptable et respectueuse de la volonté des patients est de supprimer la durée de validité de la déclaration anticipée. En effet, lorsque l'on est rongé par la maladie et qu'elle nous empêche en définitive de vivre, toute simplification administrative est la bienvenue.

À cet égard, des amendements ont été déposés en commission par certains partis, à la suite de l'avis du Conseil d'État, et le sont encore aujourd'hui même au sein de notre hémicycle. L'un d'eux vise à ce que les patients puissent fixer, s'ils le souhaitent, une durée de validité limitée à leur déclaration anticipée. Le problème, chers collègues, est qu'il en découlerait plusieurs types de déclaration anticipée, avec pour effet que les démarches à entreprendre en fin de vie seraient rendues toujours plus compliquées. Ce n'est pas acceptable lorsqu'il s'agit de personnes déjà fortement affaiblies par la maladie.

Pour justifier cette limitation, il a aussi été avancé par d'aucuns que certains patients ne déposeraient finalement pas de déclaration anticipée parce qu'ils craignent d'oublier, au bout de quelques années, l'exigence de la renouveler ainsi que son caractère limité dans le temps. Là aussi, cet argument ne tient pas. En effet, si certaines déclarations ne sont pas déposées ou renouvelées, c'est précisément en raison de la lourdeur administrative de leur renouvellement – lourdeur que la présente proposition tend justement à supprimer.

Enfin, il a été également soutenu que la possibilité de limiter dans le temps la déclaration permettrait une égalité entre les patients – entre ceux qui voudraient cette limitation dans le temps et les autres. Pardonnez-moi, mais cet argument ne tient toujours pas. Premièrement, comme je l'ai dit, tout patient peut, à n'importe quel moment, retirer sa déclaration anticipée. Cela constitue tout de même une déclaration administrative nettement plus simple que celle qui vise à la renouveler.

Et, deuxièmement, parce qu'aujourd'hui les patients ne sont pas sur un pied d'égalité. En effet, seuls ceux qui ont la force et la possibilité de renouveler leur déclaration anticipée ont la chance de voir leur volonté de mourir dans la dignité respectée. Pour ces raisons, et afin de pouvoir effectuer sa démarche concernant le droit de mourir dans la dignité le plus sereinement possible, cet amendement a été rejeté en commission et nous le rejetterons aujourd'hui également en séance plénière.

J'ai également entendu, en commission ainsi qu'aujourd'hui dans la bouche de Mme Van Peel, que nous agissions dans la précipitation. C'est décidément l'argument phare des opposants à toute avancée progressiste en matière éthique en ce début de législature. Un argument qui est d'autant plus piquant - cela a été rappelé par ma collègue Sofie Merckx dans le cas de l'euthanasie, ainsi que par Mme Jiroflée - qu'il est avancé par des représentants de partis qui ont défendu cette fameuse loi fourre-tout du 5 mai 2019, qui ont modifié les dispositions relatives à la loi sur l'euthanasie juste avant la dissolution des chambres sans aucun débat sur la question très spécifique de l'euthanasie.

Deux poids deux mesures, mais aussi de la mauvaise foi. Ce débat, grâce à mes collègues auteurs de la présente proposition, nous avons enfin pu l'avoir en commission de la Santé. Nous avons enfin pu expliquer en quoi cette modification était indispensable pour les patients, en particulier pour ceux qui n'osent pas remplir de déclaration anticipée précisément en raison de cette obligation de renouvellement. Si bien qu'aujourd'hui, seulement 2 % des euthanasies sont pratiquées sur la base d'une déclaration anticipée.

La deuxième grande modification portée par ce texte consiste à mieux encadrer l'objection de conscience en soulignant son caractère personnel, mais aussi en prévoyant que le médecin disposera de sept jours au maximum pour prendre sa décision et, en cas de refus de pratiquer l'euthanasie, de quatre jours au maximum pour transmettre le dossier du patient à un confrère qui devra examiner sa demande. Examiner sa demande, ce n'est pas pratiquer l'euthanasie en tant que telle: il y a une grande nuance.

Je tiens à souligner qu'il ne s'agit donc nullement d'une révolution puisque l'on respecte parfaitement la ratio legis de cette loi du 28 mai 2002. En effet, la présente proposition de loi ne fait que préciser ce qui devait aller de soi mais qui malheureusement, dans les faits, n'est pas respecté. L'objection de conscience est par définition personnelle, propre à un seul médecin et la loi de 2002 proposait un juste équilibre entre la liberté thérapeutique du médecin, la liberté de conscience et, par ailleurs, la liberté de choix du patient.

Cependant, il arrive aujourd'hui que des institutions médicales – même si elles sont financées par de l'argent public – ou des maisons de repos brandissent une prétendue clause de conscience pour interdire à tous leurs employés de pratiquer une euthanasie en leur sein, même si un patient répond à toutes les conditions légales et que le médecin traitant a donné son accord. Cette interdiction, qui s'exprime parfois de manière voilée ou tout à fait assumée – sur un site internet par exemple –, est parfaitement contraire à la liberté thérapeutique du médecin. Elle est également contraire au droit du patient de mourir dans la dignité. On ne peut en effet pas considérer que si un patient souhaite se faire euthanasier, il n'a finalement qu'à choisir d'aller ailleurs. Vous êtes parfaitement conscients du fait que ce n'est pas aussi simple en fin de vie. Ensuite, ce n'est pas respectueux des patients qui sont déjà fortement affaiblis par la maladie.

Le choix d'une institution en fin de vie ne se fait que très rarement pour des raisons idéologiques. Il se fait le plus souvent par la famille pour des raisons de proximité, de commodité ou pour des raisons financières.

Fort heureusement, ces pratiques sont minoritaires. Il n'en demeure pas moins qu'elles sont inquiétantes et qu'elles méritent par conséquent toute notre attention. Il est de notre rôle en tant que législateur de faire preuve de solidarité vis-à-vis de ces patients parce qu'ils n'ont pas pu voir leur liberté de choix respectée. Il est de notre rôle aussi d'assurer ce faisant une égalité de traitement entre tous les patients. Il est aussi de notre rôle d'éviter ce que François de Closets qualifiait dans son livre La Dernière Liberté de "mort à deux vitesses".

Nous observons également que certains médecins objecteurs de conscience tardent à communiquer le dossier médical de leur patient à un autre médecin, ce qui peut avoir des conséquences dramatiques pour ce même patient. Le plus souvent, cette situation entraîne une rupture de soins mais aussi une angoisse liée à la recherche d'un nouveau médecin, que l'on ne connaît pas et dont on espère qu'il pourra, lui, respecter sa liberté de choix, ou plutôt sa liberté de choix de vie mais aussi de mort. C'est une situation particulièrement lourde et difficile pour des malades qui sont déjà à bout de forces.

Pour toutes ces raisons, mon groupe soutiendra avec enthousiasme la présente proposition de loi.

Je voulais enfin clarifier une chose fondamentale: l'euthanasie ne sera jamais un acte banal. C'est un acte qui présentera toujours une charge émotionnelle très importante pour le médecin. C'est aussi un acte qui fait preuve d'une grande humanité parce qu'il concrétise le droit du patient à cette ultime liberté de décider la manière dont il rendra son dernier souffle, en mettant fin à une maladie incurable et à des souffrances qui sont insupportables.

Choisir sa mort est une liberté mais c'est aussi un droit qui ne peut pas être entravé, tant pour des raisons administratives que pour des considérations idéologiques. C'est ce qui a fondé la loi de 2002 et c'est ce qui fondera, je l'espère, cette nouvelle loi. Je vous remercie.


President Valerie Van Peel

Er is nog een tweede ronde van sprekers, met de heer De Roover en mevrouw Hennuy.


Peter De Roover N-VA

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik ontdoe mij nu even symbolisch van mijn jasje van fractievoorzitter. Dat heeft een heel voor de hand liggende reden. Voor dergelijke aangelegenheden respecteren wij immers ook de fractievrijheid.

Nu doe ik meteen opnieuw mijn jasje van fractievoorzitter aan om mee te geven dat het mij erg heeft verheugd dat na een erg grondige discussie over de materie in de eigen fractie meerdere fractieleden hebben aangegeven het debat te zullen afwachten vooraleer hun definitief stemoordeel te bepalen, wat voldoende aanduidt met welke openheid voor de argumentatie en met welk gebrek aan vooroordeel zij het debat volgen. Ik moet toegeven dat die houding mij als fractievoorzitter trots stemt.

Nu zet ik mijn betoog als Kamerlid verder. Ik bouw een pauze in, zodat een en ander heel duidelijk is.

Aangezien ik mij hier niet achter de fractiediscipline kan verstoppen, wil ik hier heel klaar en duidelijk stellen dat mijn stemgedrag op een bepaalde manier moet worden geïnterpreteerd. Immers, om eerlijk te zijn, mon coeur balance.

Ik zal het voorstel toch goedkeuren. Ik zal het goedkeuren omdat – meerdere sprekers hebben ernaar verwezen – de problematiek tijdens de vorige legislatuur op een ernstige manier werd aangepakt.

Enige symboliek heeft voor de initiatiefnemers als drijfveer meegespeeld. Door een aantal sprekers is er ook op gewezen dat een ander stemgedrag dan een goedkeuring niet alleen zou kunnen, maar ook zal worden geïnterpreteerd als een negatieve houding ten opzichte van de vrijheid in de euthanasiediscussie als zodanig. Ik wens die verdenking op geen enkele manier op mij te laten rusten.

In essentie blijft de vrijheid, de keuzevrijheid van de burger in het voorliggend voorstel intact, hoewel meer vrijheid mogelijk zou zijn. De ingediende amendementen bieden trouwens nog altijd een mogelijkheid om die verbetering aan te brengen.

De terughoudendheid van een aantal fracties ten opzichte van de door een aantal leden van CD&V en van het cdH ingediende amendementen is naar mijn mening erg vreemd, omdat net zij zich op de vrije keuze van de burger beroepen, terwijl de desbetreffende amendementen er eigenlijk op zijn gericht die vrijheid uit te breiden.

Ik zal mij beperken tot het amendement dat in de commissie tot het punt 3.1 in het voorliggende voorstel heeft geleid.

Het was onze overtuiging dat punt 3.1 overbodig is, omdat de bepaling daarin eigenlijk niets nieuws toevoegt in vergelijking met de bestaande toestand. Om die reden waren wij daar geen voorstander van.

Wanneer een amendement wordt ingediend om iets in te voegen wat eigenlijk overbodig is, is het nooit onverstandig om eens na te denken over de motivering van de indiener van dat amendement. Het is niet aan mij om anderen in het hoofd te kijken. In dat amendement kan een zekere geur van sluipende besluitvorming worden opgemerkt.

Ik ben dan ook blij dat het voorstel werd ingediend en ook werd goedgekeurd, aangezien de Raad van State zich daardoor kon buigen over de draagwijdte van dat punt 3.1. Het heeft mij uitermate gelukkig gestemd dat de Raad van State daar een interpretatie aan geeft die de lezing van de collega van het Vlaams Belang gelukkig manifest tegenspreekt. Ik zal twee passages uit het advies van de Raad van State daaromtrent voorlezen.

Voor alle duidelijkheid, punt 3.1 zegt: "Geen enkele al dan niet schriftelijke clausule mag een arts beletten om met inachtneming van de wettelijke voorwaarden euthanasie toe te passen." Wanneer ik die zin lees, zie ik de logica. Immers, waarom zou een werkgever een werknemer kunnen belemmeren in de handeling naar zijn of haar geweten? Die passage heeft bij de publieke opinie echter wel enige commotie teweeggebracht.

Uit het verslag van de Raad van State citeer ik: "De voorgestelde maatregel impliceert niet dat de instelling haar vrijheid verliest om een eigen beleid uit te werken inzake euthanasie en medische beslissingen omtrent het levenseinde en om haar patiënten en bewoners over dat beleid te informeren. Evenmin verliest de instelling haar vrijheid om voor het overige een eigen personeelsbeleid te voeren. De voorgestelde maatregel houdt slechts in dat de instelling in de overeenkomst met de arts geen clausule mag opnemen die de arts belet onder de wettelijke voorwaarden euthanasie toe te passen." Even verder zegt de Raad van State dat hij de tekst "niet onevenredig" vindt: "Dat zou anders zijn indien de voorgestelde bepaling zou inhouden dat de zorginstellingen verplicht zouden zijn om actief gevolg te geven aan euthanasieaanvragen van gebruikers." De tekst is evenredig, omdat hij de zorginstellingen daartoe niet verplicht.

Het is dus door die zou-vorm dat ik met die passage niet alleen inhoudelijk kan leven, maar dat ik ook gerustgesteld ben dat mijn ja-stem eenduidig past binnen de interpretatie van de Raad van State. Dat is bij de beoordeling van de reikwijdte van wetgeving een belangrijk gegeven. Ik dank dan ook degene die het amendement heeft ingediend, hoe overbodig het ook is, omdat op die manier via de Raad van State klaarheid werd geschapen die ook in de toekomst nog nuttig kan zijn.

Er is een logica gevolgd die begonnen is bij de behandeling van de euthanasiewetgeving door onze collega's indertijd, die op dat ogenblik unaniem datzelfde standpunt hebben gevolgd. Wij spreken over de rechten en vrijheden van burgers. Er zijn hier rechten en vrijheden van burgers die patiënt zijn. Er zijn hier rechten en vrijheden van burgers die arts zijn. Er zijn hier rechten en vrijheden van burgers die zorg aanbieden. Het gaat drie keer over burgers die rechten en vrijheden hebben die wij niet kunnen betwisten. De Raad van State verwijst daarbij zelfs naar de allerhoogste rechtsprincipes. De Raad van State zegt ook dat die vrijheden, gelukkig maar, in dezen niet met elkaar moeten botsen.

Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, ik zal het wetsvoorstel dus goedkeuren. Ik zal weliswaar de amendementen steunen waarover ik het had, want ik meen dat die een merkelijke verbetering inhouden. Ik zal echter voorstemmen binnen de heel duidelijke interpretatie die de Raad van State geeft aan het punt 3.1.


Laurence Hennuy Ecolo

Chers collègues, en mai 2002, la Belgique a été un pays précurseur en matière d'euthanasie. Depuis lors, la loi qui a été votée permet aux personnes qui le souhaitent de choisir une mort plus douce, une fin de vie décidée et digne.

Le cadre est très strict et équilibré mais il était loin d'être parfait et adapté. En 17 ans, cette loi a montré de nombreuses limites pratiques subies et dénoncées par les patients, les citoyens, les associations actives ou les médecins. Il était nécessaire de la corriger et de l'améliorer. C'est ainsi que les écologistes ont déposé un texte visant à supprimer la durée de renouvellement de la déclaration anticipée d'euthanasie, initialement prévue tous les 5 ans.

Désormais, la déclaration anticipée vaudra pour une durée illimitée. Cela protège les personnes contre l'oubli du délai et leur volonté sera ainsi bien respectée, d'autant que chacun et chacune reste libre à tout moment de retirer ou de modifier sa déclaration sans aucune formalité.

Notre proposition va dans le sens d'une protection du choix du citoyen. Remplir un formulaire de demande d'euthanasie est un choix individuel et relève du domaine privé. Ajouter une durée de validité ne fait qu'alourdir et freiner inutilement cette démarche. Il était temps de clarifier la procédure dans l'intérêt du citoyen et du patient.

Par ailleurs, grâce aux amendements introduits par nos collègues du groupe PS, désormais les médecins ne désirant pas effectuer d'euthanasie disposeront de sept jours maximum pour en informer leurs patients et devront les orienter vers des structures qui pourront les conseiller utilement. Les écologistes se réjouissent évidemment de cette avancée qui fait progresser le droit à l'euthanasie.

Enfin, je terminerai en disant qu'il s'agit de mon premier texte et de ma première expérience en tant que parlementaire. Je retiendrai la richesse des échanges avec les collègues. C'était très formateur et passionnant. Je voudrais aussi remercier mes deux prédécesseurs Ecolo-Groen, Anne Dedry et Muriel Gerkens, qui ont porté ce texte sans relâche des années durant. Je ne suis pas peu fière de mener ce texte à terme aujourd'hui. Un grand merci pour cela.