Proposition 55K0489

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive en ce qui concerne l'arrestation immédiate.

General information

Authors
N-VA Christoph D'Haese, Sophie De Wit, Kristien Van Vaerenbergh
Submission date
Oct. 1, 2019
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
prisoner criminal procedure criminal law penalty carrying out of sentence

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR VB
Abstained from voting
PVDA | PTB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Nov. 21, 2019 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Patrick Dewael

De rapporteur is de heer Crombez.


Rapporteur John Crombez

Mijnheer de voorzitter, ik verwijs grotendeels naar het verslag, maar gezien het belang van het voorstel wil ik er nog enkele zaken aan toevoegen.

Het betreffende artikel wordt aangevuld met de woorden "of dat hij nieuwe misdaden of wanbedrijven zou plegen". Als het voorstel goedgekeurd wordt, zal recidive dus meetellen voor de bepaling van de voorlopige hechtenis.

De commissie voor Justitie heeft een aantal voorstellen en amendementen van verschillende partijen besproken. Daarbij kwam onder andere de vraag aan bod of het wenselijk zou zijn dat er een automatische toepassing zou komen van de voorlopige hechtenis. Er werd opgemerkt dat het niet-automatiseren daarvan – ik parafraseer – een positieve motie van vertrouwen voor de rechterlijke macht zou inhouden.

De discussie moet zeker ook worden gesitueerd in het kader van de zaak-Julie Van Espen. Dat verklaart waarom volgens een aantal fracties de uitbreiding een verbetering is. Een aantal mistoestanden, zoals in de zaak-Julie Van Espen, zou op die manier vermeden kunnen worden. Meerdere fracties stelden dat de rechter die het vluchtgedrag van de dader in die zaak moest beoordelen niet over de volledige informatie over de dader beschikte. Ondanks de vandaag voorliggende verbetering moeten de rechters bij een dermate belangrijke beslissing het volledige dossier hebben. Dat moet een prioriteit worden.

Na de bespreking hebben twaalf leden voor­gestemd, twee leden hebben zich onthouden. De voorstellen van enkele collega's vervallen daarmee.


President Patrick Dewael

Collega De Wit heeft het woord in de algemene bespreking.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de voorzitter, collega's, wanneer een onderzoeksrechter of een raadkamer in een hangend gerechtelijk onderzoek een verdachte van zijn of haar vrijheid wil beroven, heeft hij daarvoor vandaag verschillende criteria: vluchtgevaar, recidivegevaar, collusiegevaar of openbare veiligheid. Wanneer een rechter ten gronde iemand veroordeelt tot een serieuze gevangenisstraf en de veroordeelde daartoe onmiddellijk wil kunnen aanhouden, dan heeft hij echter slechts één criterium, namelijk het vluchtgevaar. Het recidivegevaar wordt niet in aanmerking genomen. Dat wil dus zeggen dat een veelpleger die niet vluchtgevaarlijk is en zich, ondanks herhaalde feiten, altijd netjes aanbiedt niet kan worden aangehouden, maar op vrije voeten blijft in afwachting van een behandeling in beroep of het krijgen van zijn gevangenisbriefje. Recente dossiers in Leuven en Antwerpen hebben aangetoond dat de gevolgen daarvan verschrikkelijk kunnen zijn.

Daar wil dit voorstel heel graag iets aan doen. Met dit voorstel voeren we een extra criterium in, namelijk dat van het recidivegevaar, zodat de veelplegers, ook al zijn ze niet vluchtgevaarlijk, nu ook kunnen worden aangehouden. Wat voor een verdachte kan, moet voor een veroordeelde ook kunnen. We geven zo de strafrechter meer mogelijkheden om tot onmiddellijke aanhouding over te gaan en ook de samenleving op die manier beter te beschermen.

We voeren daarbij geen nieuw begrip in. We gebruiken dezelfde bewoordingen, zoals die ook gelden voor de raadkamer. De rechter behoudt de controlemogelijkheid. Hij zal beoordelen. Uiteraard zal de rechter de nodige informatie moeten hebben. Die zal moeten voorliggen, maar als die voorligt dan kan hij er eindelijk iets mee doen. Dat kan hij vandaag niet. Met dit voorstel zal hij er eindelijk iets mee kunnen doen, ook als er geen vluchtgevaar is.

Als iemand voor de rechter verschijnt weet men vaak dat er al meerdere feiten zijn gepleegd, ook al is hij voor de nieuwe feiten nog niet veroordeeld, want die informatie wordt vaak in het dossier gekoppeld. Het openbaar ministerie kan die informatie aanreiken. Vandaag kan de rechter met die informatie niets aanvangen, zolang de betrokkene zich gewoon correct aanbiedt of zichzelf aangeeft. Dat zou vanaf vandaag wel kunnen. Dit is heel belangrijk. Het is een heel kleine wijziging die grote consequenties kan hebben.

Wij hebben daarover trouwens een heel goed debat in de commissie voor Justitie gevoerd, zoals het hoort. Er zijn amendementen ingediend en opmerkingen gemaakt. Die werden besproken, ook het amendement dat de PS vandaag opnieuw indient. Er was ook een tweede lezing. Dit is een unicum – ik draai toch al een paar jaar mee in dit halfrond –, want het is de eerste keer dat een tweede lezing werd gevraagd, waarbij de wetgevende technische diensten geen enkele opmerking hadden. Het moet zijn dat het goed zit. Het is natuurlijk ook een eenvoudige wijziging. We gebruiken dezelfde bewoordingen.

In de commissie kreeg dit voorstel een heel brede steun, waarvoor ik mijn collega's heel fel wil bedanken. Ik hoop dat ik die steun straks ook voor dit voorstel kan krijgen, waarmee we veel slachtoffers, families maar ook de rechters, een extra steuntje in de rug kunnen geven in de strijd tegen geweld en criminaliteit. Dat is wat we hier doen. We geven de rechter een extra tool. We maken de samenleving zo hopelijk een klein beetje veiliger.


Stefaan Van Hecke Groen

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik denk dat mevrouw De Wit al gezegd heeft waarom het voorliggende voorstel een goed voorstel is en waarom het noodzakelijk is om in deze extra mogelijkheid te voorzien voor rechters die een uitspraak in eerste aanleg doen.

Ik ga alle argumenten niet meer herhalen. Wij hadden in de commissie een gelijkaardig voorstel ingediend, gebaseerd op dezelfde argumenten. Ik denk dat er veel gelijkaardige ideeën waren. Er was ook een vraag van de advocatuur om in deze extra mogelijkheid te voorzien. Ik denk dat vele magistraten tevreden zullen zijn dat zij deze mogelijkheid krijgen. Ik denk dat dit dus een stap vooruit is.

Het is ook belangrijk dat het geen automatisme is. Er waren immers ook voorstellen in die zin. Het is belangrijk dat de rechter nog altijd geval per geval de afweging kan maken, op basis van de elementen van het dossier. Daar ligt volgens mij wel de grote uitdaging. De wet is wat hij is: deze mogelijkheid is er, maar zal maar goed kunnen worden toegepast als de magistraat die deze bepaling moet toepassen, ook beschikt over alle interessante, essentiële informatie om tot een goed oordeel te komen. Als in het dossier onvoldoende informatie zit over antecedenten enzovoort, dan zal de rechter ondanks de wettelijke mogelijkheden daar moeilijk gebruik van kunnen maken.

Mijn oproep aan de regering, aan de uitvoerende macht en de rechterlijke macht is om ervoor te zorgen dat de dossiers zo volledig mogelijk zijn, zodat elke rechter met kennis van zaken en geval per geval een oordeel kan uitspreken. Wij zullen deze tekst dan ook met veel overtuiging steunen.


Katleen Bury VB

Mijnheer de voorzitter, ook het Vlaams Belang is verheugd dat er eindelijk een uitbreiding komt van die wet, waarvoor dank, collega De Wit. Voorheen was er enkel sprake van onmiddellijke aanhouding als er vluchtgevaar was, maar nu zien we dat recidive daarbij komt. De aanleiding daarvoor is natuurlijk de moord op Julie Van Espen in Antwerpen geweest het afgelopen voorjaar. De dader was eerder veroordeeld voor verkrachting van zijn ex-vriendin, maar omdat hij in beroep ging, bleef hij op vrije voeten.

Er is nog een ander, recenter dossier in de pers geweest, namelijk van crimineel Paul Bloemen. Die werd op 24 mei tot vijftien maanden cel veroordeeld voor de moord op zijn vriendin. Na de moord, in augustus, zat hij veertien maanden in voorhechtenis, maar werd nadien door de raadkamer voorlopig in vrijheid gesteld met een enkelband. Hij kon dus als een vrij man zijn proces bijwonen. Na zijn veroordeling vroeg de openbaar aanklager aan de rechter om Bloemen onmiddellijk aan te houden en naar de gevangenis te sturen, maar de rechter ging daar spijtig genoeg niet op in, omdat rechters zich volgens de wet vandaag enkel mogen baseren op het vlucht­gevaar. Bloemen had zich altijd aan de voorwaarden gehouden en kwam steeds naar zijn proces, dus kwam hij niet in aanmerking. Hij werd naar huis gestuurd en in afwachting van een oproepingsbrief van de gevangenis mocht hij daar blijven. Eind augustus heeft hij zijn enkelband doorgeknipt en is hij verdwenen. Tot zover twee verhalen die wel de krant hebben gehaald. Er zullen er waarschijnlijk nog veel andere zijn.

Om een einde te maken aan al deze horrorverhalen is het van cruciaal belang dat dit wetsvoorstel vandaag goedgekeurd wordt. Wij gaan dan ook akkoord met een compromistekst. Die is niet helemaal hoe wij het willen, maar het is toch al iets. Wij pleiten al jaren voor een strenger vervolgbeleid. Levenslang is levenslang, bijvoorbeeld. Daar werken wij ook aan.

Wij zien dat de rechter met de tekst die voorligt kan beslissen tot onmiddellijke aanhouding over te gaan. Wij hadden liever een tekst gezien die zegt dat de rechter bij recidive automatisch de onmiddellijke aanhouding beveelt op vordering van het openbaar ministerie. Dat de rechter enkel de mogelijkheid krijgt de onmiddellijke aanhouding te gelasten, gaat voor ons niet ver genoeg. Het gaat immers over daders die al eerder veroordeeld zijn. Het is belangrijk dat wanneer er zware feiten gepleegd zijn de maatschappij onmiddellijk de nodige bescherming krijgt.

Ik hoor collega Van Hecke zeggen dat het belangrijk is dat de rechter beslist. Maar de rechter heeft achteraf nog steeds mogelijkheden genoeg om op de beslissing terug te komen. Voor ons zou het een automatisme moeten zijn.

In de commissie voor Justitie werd daarom door onze fractie een amendement ingediend. Dit amendement is een letterlijke overname van het wetsvoorstel van Open Vld, maar in de commissie heeft die partij zich erover onthouden. Zij heeft niet de moed gehad haar eigen voorstel te steunen. Sommigen verlieten zelfs de zaal. Begrijpe wie begrijpen kan.

Het Vlaams Belang wil constructief zijn. Vandaar ons stemgedrag vanmiddag. Wij zullen dit wetsvoorstel goedkeuren. Het is zeker een stap in de goede richting.


President Patrick Dewael

J'aurais d'abord dû passer la parole à Mme Zanchetta. Je vous prie de m'excuser de ne pas avoir tout à fait suivi l'ordre.


Laurence Zanchetta PS | SP

Monsieur le président, chers collègues, nous nous souvenons tous de Julie Van Espen, cette jeune femme assassinée au printemps dernier à Anvers. Nous nous souvenons tous de l'incompréhension et de la stupéfaction qui avaient éclaté lorsque nous avions appris que son assassin présumé était en liberté conditionnelle, alors qu'il avait été condamné à quatre ans de prison pour viol.

Stupéfaction et incompréhension car comment expliquer à la famille et aux proches de Julie Van Espen que l'assassin présumé de leur fille, de leur amie était en liberté conditionnelle? Comment expliquer qu'il est possible de rester en liberté conditionnelle, alors qu'on présente un risque de récidive? Le tribunal d'Anvers n'avait pas jugé utile d'ordonner l'arrestation immédiate de l'assassin présumé, malgré le réquisitoire du ministère public. Le suspect avait interjeté appel et attendait son deuxième procès les mains libres.

Ce drame a mis en lumière qu'aujourd'hui, seul le risque de fuite est examiné par le juge qui évalue l'opportunité d'une arrestation immédiate. Le tribunal correctionnel d'Anvers avait expliqué comprendre la consternation mais se justifiait comme suit: "L'article 33, § 2 de la loi relative à la détention provisoire ne permet une arrestation immédiate que lorsqu'il existe un doute sur l'intention de l'intéressé de se soustraire à l'exécution de sa peine. Il s'agit d'un critère légal que le tribunal doit respecter. Le risque de récidive, la gravité des faits, la lourdeur de la peine, etc., ne constituent pas un motif juridique légitimant une arrestation immédiate."

Stupéfaction et incompréhension de se dire que la dangerosité, le risque de récidive ne constituent pas des motifs légaux justifiant une arrestation immédiate.

Ceci pose encore plus question si on songe aux situations de violence faite aux femmes et aux trop nombreux féminicides qui révèlent des tortionnaires au passé de récidiviste.

Mais, au-delà de l'émotion qui nous étreint lorsque nous sommes spectateurs de crimes comme ceux-ci, nous devons, chers collègues, nous souvenir de principes fondamentaux de notre État de droit.

Je pense en particulier à la présomption d'innocence. En effet, au nom du respect de la présomption d'innocence, l'arrestation immédiate doit rester l'exception pour les prévenus ou les accusés qui comparaissent libres. Est-ce à dire qu'aucune exception ne doit être prévue? Non, bien sûr! Dans certaines circonstances, en cas de danger pour la sécurité publique, des exceptions doivent être prévues.

Des exceptions existent déjà aujourd'hui. C'est notamment le cas lorsqu'il y a un risque que le prévenu ou l'accusé tente de se soustraire à l'exécution de la peine. Mais pour mon groupe, on peut aller plus loin. Outre le risque de se soustraire à l'exécution de la peine, nous pensons que cette possibilité doit également être prévue en cas de récidive.

La proposition que nous examinons, cet après-midi, et que nous soutenons, étend la possibilité d'arrestation immédiate au risque de récidive. Nous souscrivons à cette extension, mais nous avions déposé un amendement qui précisait notre point de vue et tenait compte des délits sexuels commis contre mineurs, des viols en général, et des violences faites aux femmes. Les délits sexuels commis sur une victime mineure sont un tel traumatisme pour la victime, sa famille et pour la société dans son ensemble qu'il ne peut être question de prendre le risque que d'autres faits soient commis. Nous prévoyons, dès lors, que le juge qui estime que l'accusé ou le prévenu présente un danger pour la sécurité publique puisse faire procéder à son arrestation immédiate.

En 2014, près de 40 000 plaintes pour des faits de violence entre partenaires ont été déposées auprès de la police et près de 3 000 plaintes pour des faits de viol. Mais c'est sans compter le chiffre noir. Une étude de l'Agence des droits fondamentaux de l'Union européenne sur la violence à l'égard des femmes évalue à 78 % le nombre de victimes qui, en Belgique, n'ont pas signalé à la police ou à un autre organisme l'acte le plus sévère de violence commis à leur égard par un partenaire. Selon le Moniteur de sécurité, seulement 7,2 % des délits sexuels sont déclarés.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de voorzitter, mevrouw Zanchetta, ik wil u even heel kort onderbreken.

U merkt op dat er een vermoeden van onschuld is. Uiteraard is beroep mogelijk, maar op dat ogenblik is de betrokkene wel al veroordeeld. Dat is één aspect. Men staat iets dichter bij een definitieve veroordeling dan wanneer men voor de raadkamer verschijnt. U spreekt uzelf echter tegen.

Ik zal even wachten op de vertaling.

Ik wil uw betoog niet te fel verstoren, maar u vermeldde daarnet dat er een vermoeden van onschuld is, dat de betrokkene nog niet definitief veroordeeld is en beroep nog mogelijk is. Men is echter wel al veroordeeld en men staat al een stap verder dan wanneer men voor de raadskamer of voor de onderzoeksrechter verschijnt.

U oppert dat de onmiddellijke aanhouding tot zo weinig mogelijk gevallen moet worden beperkt en dat ze alleen moet gebeuren, wanneer het echt nodig is.

Ik heb echter uw amendement herlezen. Wij hebben hetzelfde debat ook in de commissie gevoerd. U herneemt echter het amendement en dient het opnieuw in. Daarom is het belangrijk het volgende even mee te geven.

In uw amendement staat uitdrukkelijk dat u een ander criterium wil, namelijk de noodzakelijkheid omwille van de openbare veiligheid. Dat criterium is echter veel ruimer en veel breder dan het recidivegevaar en het vluchtgevaar samen. Het is een containerbegrip.

Dat strookt niet met wat u eerst verklaarde. Ofwel oordeelt u dat de onmiddellijke aanhouding tot het minimum moet worden beperkt. Ter zake biedt onze oplossing van recidive- en vluchtgevaar heel veel mogelijkheden aan de rechter, die evenwel toch beknopt en heel goed afgebakend zijn. Het voorstel dat u vandaag herneemt en herhaalt, in casu de noodzakelijkheid omwille van de openbare veiligheid is echter veel ruimer. Het is ook volledig tegenstrijdig met uw eerdere bewering dat die aanhouding tot het minimum moet worden beperkt.

Die tegenstrijdigheid zou ik graag voor alle duidelijkheid even willen aanhalen. Ze is ook de reden waarom alleszins onze fractie niet met uw amendement akkoord is gegaan en het straks natuurlijk ook niet zal goedkeuren. Wij menen immers dat aldus een megagroot containerbegrip wordt geopend, wat niet de bedoeling kan zijn.


Khalil Aouasti PS | SP

Nous avons effectivement eu ce débat en commission de la Justice au sujet des deux critères, à savoir, d'une part le fait de commettre un nouveau crime ou délit et, d'autre part, l'amendement que nous avons déposé portant sur l'absolue nécessité pour la sécurité publique. Nous considérions alors et nous considérons toujours que la notion d'absolue nécessité pour la sécurité publique est plus respectueuse de la notion de présomption d'innocence que la vôtre.

Pourquoi? Pour la bonne et simple raison que vous reprenez une notion qui est contenue dans la loi de 1990 sur la détention préventive et qui s'applique à la phase d'instruction dans laquelle le magistrat n'a pas à juger de faits s'ils sont établis ou non. Vous la transposez à une autre phase du procès pénal qui est la phase de fond où un magistrat qui s'est prononcé sur des faits, non encore définitifs (parce que la capacité d'opposition ou d'interjeter appel existe toujours) aura à se prononcer, alors que les faits ne sont pas définitivement jugés, sur le fait de savoir si la personne va commettre de nouveaux crimes ou délits.

En d'autres termes, il préjuge d'une question qu'il a statuée et qui n'est pas encore définitive. La loi de 1990 ouvre le droit sur cette question-là à un pourvoi en cassation où la question de la présomption d'innocence et où cette question-là seront débattues au niveau simplement et purement juridique. Nous estimons que là, il y a un défaut, une brèche sur ce principe fondamental qu'est la présomption d'innocence, puisque le magistrat a à se prononcer sur une question au sujet de laquelle, au fond, il n'est pas légitime pour lui de se prononcer.


Laurence Zanchetta PS | SP

Je reprends par rapport à la violence faite aux femmes.

On ne compte plus le nombre de récits de femmes qui disent s'être présentées à plusieurs reprises au commissariat avant de voir leur énième plainte être enfin enregistrée, avec, souvent, une gradation dans les faits qui fait froid dans le dos.

Pourtant, la violence d'un partenaire intime et la violence sexuelle ont de graves conséquences à moyen et long terme sur la santé physique, mentale, sexuelle et même reproductive des femmes, mais ce sont aussi leurs enfants, leur famille et la société qui en subissent les conséquences. Il est temps d'en faire une priorité politique et de dire que pour nous, ces faits ne sont pas de simples faits divers mais des faits d'une telle gravité qu'ils doivent entraîner des conséquences lourdes pour ceux qui les commettent.

Nous souhaitions que ces faits puissent entrer aussi en ligne de compte pour déterminer l'existence d'un danger pour la sécurité publique qui puisse nécessiter une arrestation immédiate. Notre proposition n'a pas recueilli l'assentiment de la commission, mais les débats en commission nous ont amenés à présenter un nouvel amendement que nous avons d'ailleurs redéposé, comme vous l'avez vu, chers collègues.

Quelle est sa nature? Quel est son objectif? Nous préférerions retenir le critère d'absolue nécessité pour la sécurité publique plutôt que la notion générale de récidive. À nos yeux, le concept d'absolue nécessité pour la sécurité publique permet de détenir la personne dans le cadre de l'arrestation immédiate, sans devoir se prononcer sur des questions pouvant porter atteinte à la présomption d'innocence.

Cet amendement, que mon collège Khalil Aouasti a défendu en commission, propose, d'une part, d'intégrer de nouvelles infractions au seuil de condamnation réduite d'un an, à savoir essentiellement les délits sexuels commis sur des mineurs, le viol, les faits de terrorisme, les homicides volontaires non qualifiés de meurtres, les lésions corporelles volontaires et le harcèlement. Ces nouvelles infractions sont intégrées afin de mieux lutter contre elles et de veiller à disposer de moyens complémentaires pour les victimes de ce type de délits et de crimes, d'autant plus que, dans l'immense majorité des situations, les victimes sont des femmes.

D'autre part, cet amendement propose que le critère de soustraction ne puisse être considéré comme le seul critère déterminant pour l'arrestation immédiate. Un second critère, existant dans la loi de 1990 sur la détention préventive, est intégré, par analogie au mandat d'arrêt qui conduit à une détention préventive. Il s'agit du critère de l'absolue nécessité pour la sécurité publique.

Le critère relatif à l'absolue nécessité pour la sécurité publique comprend notamment la dangerosité intrinsèque de l'auteur présumé ou suspect des faits, le nombre de plaintes à l'encontre de l'auteur présumé ou suspecté des faits, une ou plusieurs condamnations antérieures pour des faits de même nature.

Chers collègues, je vous invite à reconsidérer votre position sur notre amendement. Celui-ci renforce votre texte. Mon groupe soutient cette proposition. Néanmoins, mon collègue Aouasti s'abstiendra car le texte présente une certaine fragilité juridique.


Nabil Boukili PVDA | PTB

Monsieur le président, chers collègues, 21 femmes sont décédées en Belgique depuis le début de l'année, pour le simple fait qu'elles étaient des femmes. L'une d'entre elles s'appelait Julie. Julie était une étudiante anversoise de 23 ans seulement. Sa mort nous a tous secoués, cela a été rappelé. Aujourd'hui, l'initiative législative qui est sur notre table est motivée par cette tragédie. Le PTB souhaite témoigner de son respect face à cette démarche.

Il y a bien eu un drame dans cette affaire. Il est évident que l'assassin de Julie Van Espen n'aurait pas dû être libre. Il faut prendre cela vraiment au sérieux. Comment est-il possible que l'assassin de Julie, avec un tel dossier, ait été libéré pendant l'enquête? Comment éviter cela à l'avenir? Ces questions sont tout à fait légitimes et justifiées.

Nous avons applaudi la démarche du Conseil supérieur de la Justice d'ouvrir une enquête particulière à propos de ce dossier pour évaluer l'implication de l'appareil judiciaire. À ma connaissance, ses conclusions n'ont pas encore été publiées.

Nous avons lu et relu cette proposition de loi plusieurs fois. Nous avons pris le temps de contacter plusieurs avocats spécialisés en la matière et je dois dire que je suis surpris car ceux-ci me disent que dupliquer une procédure qui existe déjà devant la chambre du conseil ne résoudra pas le problème.

L'Ordre des barreaux francophones et germanophone me dit avoir écrit à la présidente de la commission de la Justice pour demander qu'un vrai débat soit ouvert sur cette détention préventive. Les débats sont totalement inadéquats aujourd'hui, en particulier lorsqu'on observe qu'en Belgique, 42 % des détenus sont actuellement en détention préventive. Ce courrier n'a jamais été porté à notre attention et cela me semble fort regrettable.

Ces experts soulignent également que la proposition soumise ici peut avoir de nombreux effets secondaires négatifs: l'augmentation des incarcérations irréalisables et des erreurs judiciaires. Tous s'accordent pour dire qu'il faut aborder de manière beaucoup plus approfondie la question de la dangerosité des prévenus devant la chambre du conseil et ce, dans l'intérêt des victimes. Là où les choses ont mal tourné, c'est entre autres lors de l'enquête et lors du débat devant la chambre du conseil. Réglons-nous ce problème en introduisant un nouveau critère d'arrestation immédiate lors d'une audience sur le fond? À la lumière des avis juridiques remis par les praticiens, nous avons peur qu'il s'agisse d'une fausse solution. Il pourrait être utile d'ajouter le critère de la récidive mais pas de la manière générale proposée dans le texte ce jour.

En conclusion, peut-être que quelque chose m'échappe mais je dois vous avouer que la solution proposée n'a pas le mérite de me convaincre. J'aimerais pouvoir affirmer qu'aucune autre famille n'aura à connaître le calvaire de la famille Van Espen. Or avec ce texte, n'est-on pas en train, à nouveau, de minimiser le problème des violences faites aux femmes? Je m'interroge. La mort de Julie et de toutes ces femmes décédées cette année n'est-elle pas due en premier lieu au manque de sérieux dans la considération par la justice et la police de ces violences? Créer un doublon de procédure n'est-il pas un aveu de l'échec complet des politiques de lutte contre les violences faites aux femmes? Pouvons-nous affirmer que nous tentons par tous les moyens de respecter de manière optimale nos obligations dans cette affaire?

En commission de la Justice, je me suis vu répondre que la proposition n'entretenait aucun rapport avec cette question et que ce sujet n'était pas à l'ordre du jour. Les développements de la proposition mentionnent pourtant l'assassinat d'une jeune femme à Anvers au printemps dernier. J'ai soutenu un amendement tendant à appliquer cette proposition uniquement aux faits de mœurs, car je pense que c'est bien de cela qu'il s'agit. Malheureusement, celui-ci a été rejeté. J'aurais aimé que ce vrai sujet ne soit pas écarté; nous ne devons pas nous détourner des faits.

Chaque jour, les femmes prennent la parole sur cette question pour demander des réponses politiques concrètes aux violences qui leur sont infligées. Elles souhaitent que la justice prenne sérieusement en considération ces violences et, surtout, elles rappellent l'urgence face au décès de dizaines d'innocentes.

Mesdames et messieurs les députés, il nous faut les écouter. Notre pays a grand besoin d'une politique ambitieuse et de premier plan de lutte contre les violences infligées aux femmes, dotée d'une vision et de mesures fortes. C'est la raison pour laquelle le PTB sera, bien sûr, présent à la manifestation dimanche prochain. Il est nécessaire que toute la chaîne de la justice pénale puisse apporter une réponse adaptée à ce véritable calvaire. Je vous remercie de m'avoir écouté.


Philippe Goffin MR

Monsieur le président, le MR soutiendra cette proposition de loi qui donne un outil supplémentaire au juge du fond, afin d'éviter une remise en liberté pendant les délais de voie de recours, lorsque des faits extrêmement graves ont été commis - comme cela arrive malheureusement parfois dans certaines circonstances.

Le texte dispose de balises pour éviter le recours à l'arrestation immédiate à tout-va. Le premier aspect qu'il convient de mettre en avant est l'absence d'automaticité. Ensuite, le juge qui déciderait une arrestation immédiate doit motiver sa décision. Un équilibre est donc établi entre, d'une part, les droits de l'inculpé et la présomption d'innocence tant qu'un jugement définitif n'a pas été prononcé et, de l'autre, la protection de la société.

Le MR se réjouit du large consensus qui a été réuni à l'issue des discussions en commission de la Justice. Du reste, ce texte rejoint une idée qui avait été déposée par notre groupe sous la législature 51. Il est vrai qu'à l'époque, le champ d'application du texte était plus restreint, puisque nous prévoyions une arrestation immédiate automatique en cas de délit sexuel sur mineur de moins de 16 ans - autrement dit, une catégorie de personnes extrêmement vulnérables. Celui que nous votons aujourd'hui possède un spectre infractionnel plus vaste. Le juge prendra sa décision en fonction des éléments de la cause qui lui seront soumis. Le texte sera donc soutenu par le MR.


Katja Gabriëls Open Vld

Mijnheer de voorzitter, collega's, zoals hier al herhaaldelijk werd gezegd, geeft de wet momenteel aan de rechter enkel de mogelijkheid om bij veroordeling tot een gevangenisstraf een onmiddellijke aanhouding op te leggen, mits hij aantoont dat te vrezen valt dat de veroordeelde zich aan de uitvoering van de straf onttrekt, met andere woorden, dat er vluchtgevaar is.

Dit blijkt te weinig garanties te bieden tegen de mogelijkheid dat iemand, in afwachting van zijn hoger beroep, toch nog nieuwe strafbare feiten pleegt.

Dat bleek nog maar eens in de zaak van Julie Van Espen, waar de verdachte jaren voordien was veroordeeld voor diverse feiten, zoals diefstal en heling, maar ook voor verkrachting. Op het moment van de feiten was hij een vrij man, omdat hij voor een tweede feit van verkrachting enkel in eerste aanleg was veroordeeld en in afwachting van de behandeling van zijn zaak in beroep niet onder onmiddellijke aanhouding was geplaatst. Het openbaar ministerie had deze onmiddellijke aanhouding wel gevraagd, maar de rechter was er niet op ingegaan omdat er geen kans zou hebben bestaan dat betrokkene zich aan de uitvoering van zijn straf zou onttrekken. Wij weten ondertussen dat dit niet de enige plaats is waar het misliep. Ook de onvolledigheid van het dossier speelde een rol.

Na deze zaak, en ook ervoor, haalden jammer genoeg gelijkaardige gevallen de pers, niet alleen in zedenfeiten.

Ik wil benadrukken dat het hier dus zeker niet gaat om steekvlampolitiek. De opeenvolging van gevallen toont immers aan dat er iets schort aan de wet zoals die vandaag bestaat.

Onze partij was zeker niet ongevoelig voor deze problematiek. Daarom hebben wij de hier vandaag voorliggende wetsvoorstellen gesteund en hebben wij zelf ook een wetsvoorstel ingediend.

Wij kunnen zeker akkoord gaan met de doelstelling van deze wetsvoorstellen. Wij hebben deze piste ook overwogen, maar hebben er uiteindelijk toch voor gekozen om met ons voorstel een stapje verder te gaan. Wij opteerden, zoals ook uitgelegd in de commissie, voor een omkering van de huidige logica. Daar waar de wet vandaag de magistraten de mogelijkheid geeft om onmiddellijke aanhouding op te leggen, wilden wij daarvan een automatisme maken, met evenwel nog de mogelijkheid voor de magistraat om ervan af te wijken, mits een motivering.

Wij behielden het feit dat de aanhouding moet worden gevorderd door het openbaar ministerie, dat een belangrijke filterrol moet blijven vervullen. Zoals mevrouw De Wit daarnet benadrukte, en dat is toch wel belangrijk, is er op het moment van het opleggen van de onmiddellijke aanhouding immers al sprake van een veroordeling. Het instellen van dit automatisme zou kunnen vermijden dat iemand in afwachting van zijn hoger beroep nieuwe feiten pleegt. Wij denken dat deze werkwijze een betere garantie biedt dan wanneer de criteria die de magistraten moeten beoordelen nog met extra factoren moeten worden aangevuld. Het is trouwens, zoals in de commissie door verschillende sprekers werd aangehaald, heel moeilijk om in concrete gevallen te beslissen of iemand op dat moment al dan niet vluchtgevaarlijk is. Zoals de praktijk heeft uitgewezen, is het niet omdat iemand telkens op zijn proces komt opdagen en zijn voorwaarden naleeft dat hij niet op de vlucht kan slaan wanneer hij zijn definitieve gevangenisstraf in eerste aanleg verneemt.

Ik wil dus benadrukken dat wij in ons eigen voorstel de beslissingsvrijheid en autonomie van magistraten wel degelijk hebben gerespecteerd. Er werd bepaald dat het openbaar ministerie de onmiddellijke aanhouding moest vorderen. De magistraten van het openbaar ministerie bleven er vrij in om naar eer en geweten te handelen. De zetelende magistratuur kon daarnaast nog altijd weigeren, mits motivering. De rechterlijke toets bleef in ons voorstel dus behouden.

In de commissie bleek er voor ons voorstel geen meerderheid te vinden. Daarom hebben wij gekozen om de iets minder verregaande optie, die mevrouw De Wit en haar fractie hadden ingediend, te steunen en ons wetsvoorstel los te koppelen.

Het nu voorliggend voorstel vinden wij een goed voorstel. Wij staan er volledig achter dat het recidivegevaar bijkomend in de wet wordt ingeschreven om te vermijden dat zulke gevallen zich in de toekomst nog voordoen. Al kunnen we jammer genoeg niet alles uitsluiten, hopelijk kan het wetsvoorstel er wel voor zorgen dat dergelijke verschrikkelijke feiten zich veel minder zullen voordoen.

Wij steunen daarom het wetsvoorstel dat door de N-VA-fractie werd ingediend.


John Crombez Vooruit

Mijnheer de voorzitter, ik zal het bijzonder kort houden.

De sp.a zal het voorliggende voorstel met overtuiging steunen. De argumenten, die reeds in het zeer goede verslag staan, zal ik niet herhalen. Wel wil ik voor de Kamer nog een belangrijk element aanhalen dat ik als rapporteur al heb benadrukt en dat ook door de heer Van Hecke al werd aangehaald.

Of het nu gaat over mogelijk vluchtgevaar of mogelijke recidive, in de zaak-Julie Van Espen, die vaak is aangehaald, hebben wij moeten vaststellen dat de rechter niet over de volledige informatie van de dader beschikte op het moment dat de rechter een beslissing moest nemen. In de hoorzittingen in de commissie voor Justitie hebben wij al een paar keer gehoord dat de dossiers, door het gebrek aan middelen in Justitie, niet of moeilijk beschikbaar zijn. Dat is het enige punt uit de discussie dat ik wil herhalen, omdat het mij wel elementair lijkt.

Wij steunen het nu voorliggend voorstel omdat het een stap vooruit betekent en een aantal problemen zal verminderen. Ik wil het halfrond echter ook duidelijk maken dat een deel van het probleem met het nu voorliggend voorstel nog niet is opgelost, namelijk het functioneren van Justitie. Wij moeten ervoor zorgen dat de informatie en documentatie minstens voor de rechters volledig is.


Sophie Rohonyi DéFI

Monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, notre groupe souscrit à cette proposition de loi en raison de son objectif. La loi actuelle, en ce qu'elle n'autorise l'arrestation immédiate qu'en cas de risque de fuite, a montré ses limites. L'exposé des motifs de la proposition de loi cite bien évidemment le cas tragique de Julie Van Espen mais les limites de la loi concernent tout autre cas similaire. Nous ne sommes donc pas dans le cadre d'une législation émotionnelle, dont mon parti a toujours pris soin de se distancier.

Les limites de la loi actuelle concernent chaque affaire dans laquelle le prévenu ne risquerait certes pas de se soustraire à l'exécution de sa peine mais qui, en raison de son passé judiciaire, en particulier en cas de condamnation antérieure pour des actes de violence ou des faits de mœurs, représenterait un réel danger pour notre sécurité. Cette impossibilité d'arrestation immédiate dans de tels cas nécessitait une modification législative tant pour les victimes actuelles que pour les victimes potentielles.

La proposition de loi propose ainsi d'ajouter le risque de récidive aux critères permettant au juge pénal de procéder à l'arrestation immédiate. C'est donc cette notion qui a été retenue en commission de la Justice en ce qu'elle est déjà reprise à l'article 16 de la loi sur la détention préventive mais aussi en ce que le risque de récidive englobe l'idée que la sécurité publique est en jeu.

Mon groupe aurait toutefois préféré qu'on retienne la notion de nécessité absolue pour la sécurité publique parce que plus respectueuse de la présomption d'innocence. La notion de récidive évoque en effet le risque de commission de nouveaux crimes ou délits et implique donc que des faits répréhensibles, reconnus en justice, aient déjà été commis, ce qui ne peut normalement pas être induit lorsqu'une personne est présumée innocente et qu'elle se trouve devant le juge de fond.

C'est pour cette raison que j'ai cosigné l'amendement de mes collègues socialistes, qui prévoit également d'intégrer de nouvelles infractions permettant cette arrestation immédiate, en l'occurrence les délits sexuels commis sur mineurs, le viol, le harcèlement, l'homicide volontaire, les faits de terrorisme. Il n'en demeure pas moins que nous soutiendrons cette proposition de loi en raison de son objectif.

Je me dois encore de préciser qu'il faudra, à côté de cela, veiller à ce que le juge pénal puisse disposer de l'ensemble des informations qui seront nécessaires pour prononcer cette mesure. Ce sera assurément au ministre de la Justice, actuel comme futur, de s'en assurer.


Servais Verherstraeten CD&V

Mijnheer de voorzitter, uiteraard zal CD&V ook het voorliggende wetsvoorstel goedkeuren.

Daarnet hoorde ik in sommige toespraken dat wij hiermee elk risico uitsluiten, maar daarmee doen wij de waarheid geweld aan. Daar moeten wij ook eerlijk in zijn. Strafuitvoering zal nooit risicoloos zijn. Er is een paar keer gerefereerd aan misschien wel de zwaarste en meest dramatische casus die wij dit jaar hebben gekend, maar dat was een samenloop. Het betrof niet alleen een problematiek van het niet toepassen van de onmiddellijke aanhouding, maar had ook te maken met de zitting van het hof van beroep en het uitstel daarvan. Er zijn daar veel dingen samengelopen. Deze casus toch specifiek wat dat betreft.

De indieners van het voorstel zullen er wel mee akkoord gaan dat wij hiermee een voorwaarde herhalen die eigenlijk al voor een stuk is vastgesteld inzake de voorlopige hechtenis en daar vaak al is beoordeeld geweest. Het voorstel biedt echter een meerwaarde en kansen. Het gaat ook over de toekomst en niet over veroordelingen uit het verleden, zoals ik daarnet heb gehoord. Wij hebben het voorstel goedgekeurd, ook omdat het niet als een automatisme wordt beschouwd. De onmiddellijke aanhouding is een zeer ingrijpende maatregel. Wij nemen ook risico's inzake een onwerkdadige hechtenis. Er moet altijd een rechterlijke toets zijn en wat ons betreft dient dat ook zo te blijven.