Proposition 55K0173

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant le livre 3 "Les biens" du Code civil.

General information

Authors
CD&V Servais Verherstraeten
MR Philippe Goffin
Open Vld Katja Gabriëls
Submission date
July 16, 2019
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
civil law ownership

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Jan. 30, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Stefaan Van Hecke

Ik verwijs naar het schriftelijk verslag, mijnheer de voorzitter.


President Patrick Dewael

In de algemene bespreking heeft de heer D'Haese als eerste het woord.


Christoph D'Haese N-VA

Beste collega's, ik had gehoopt de minister van Justitie hier te mogen begroeten, maar we zijn op zoek naar hem en vinden hem niet. Het is een beetje "waar is Wally". Waar is de minister van Justitie? Het is wel belangrijk om zijn ontwerp mee te kunnen bespreken en goedkeuren vandaag.

Vanuit de rechtspraktijk dan. Heel wat praktijkjuristen kunnen het vernieuwingsritme binnen Justitie moeilijk aan. Sinds 2014 wordt er bij Justitie ingezet in alle takken van het recht op het invoeren van heel wat vernieuwingen en veranderingen. Nu ligt hier, alweer, een nieuwe kanjer van een wetboek voor. Er waren echter goede redenen voor. Het goederenrecht was toe aan vernieuwing, onder meer door de versplintering van de rechtsbronnen in die rechtstak. Vandaag kunnen wij stemmen over een gestructureerd, functioneel en modern wetboek, dat voldoende flexibiliteit biedt voor de praktijk.

We gaan zeker niet in herhaling vallen. Ik vond dat er een heel constructieve samenwerking en concretisering in de commissie was, van alle goede vernieuwingen. Een expert stelde zelfs dat een uitmuntende regeling naar een nog meer uitmuntend niveau was gebracht. Dat zijn niet de woorden van een parlementair, maar van één van de experten. Sta mij toe om toch te wijzen op een beperkt aantal punten waarop vooral mijn fractie, de N-VA, in de commissie haar stempel heeft weten te drukken.

Eerste punt. Heel wat experten deelden de mening dat de tijd nog niet rijp was om de fiducie, een bewindsfiguur over goederen, in ons goederenrecht te introduceren, vooral wegens de vele openstaande fiscale vragen. We zitten nu eenmaal met een regering in lopende zaken, die niet kan terugvallen op een parlementaire meerderheid. Zou het in de toekomst toch aangewezen lijken om het hoofdstuk over fiducie alsnog in het wetboek in te voegen, dan lijkt het ons onontbeerlijk dat eerst vooraf duidelijk het fiscaal kader wordt uitgewerkt en, vooral, de mogelijke gaten in dat kader worden dichtgetimmerd.

De tweede belangrijke krachtlijn in voorliggend wetsvoorstel is dat het oorspronkelijk geplande verzelfstandigd eigendomsrecht voor nutsinfra­structuur mogelijk de deur openzette naar het vermarkten of hypothekeren van onze kritieke openbare infrastructuur. Ook daarin werden we gesteund door experts en volgden andere fracties ons. Voor de N-VA moet openbare infrastructuur zoveel mogelijk onder binnenlandse controle blijven. Buitenlandse privéspelers zijn daarbij zeker welkom, tot op zekere hoogte, maar de eigen overheid moet steeds de touwtjes in handen kunnen blijven houden. Dat zijn we onze aandeelhouders, in casu de belastingbetalers, verplicht.

Tot slot is er het N-VA-voorstel om de vrederechter voortaan exclusief bevoegd te maken voor kwesties rond burenhinder op basis van objectieve aansprakelijkheid. Tot op heden is immers, afhankelijk van de grootteorde van de schade (een hoofdsom boven of onder de 5.000 euro), nu eens de vrederechter en dan weer de rechtbank van eerste aanleg bevoegd ratione summae. Dat heeft in het verleden tot heel wat verwarring geleid, en vooral ook voor verkeerde dagvaardingen voor een niet-bevoegde rechtbank. De vrederechter is echter de natuurlijke rechter voor de meeste andere burenkwesties: zo ook de bepalingen van de twee andere ondertitels van de titel "Burenrelaties" van het voorliggend wetboek.

We zijn verheugd dat ons voorstel om in dezen de vrederechter integraal bevoegd te maken, op één onthouding na unaniem werd aangenomen. Onze fractie zal dan ook ten volle het onderhavig wetboek goedkeuren.


Stefaan Van Hecke Groen

Mijnheer de voorzitter, collega's, het boek Goederen, dat vandaag voorligt, is inderdaad een heel belangrijke tekst.

Voor zij die ooit rechten hebben gestudeerd: ik denk dat er vandaag nog weinig juristen zijn die met veel enthousiasme terugblikken op de cursussen Zakenrecht. Het was over het algemeen niet meteen het favoriete vak van de meeste studenten, al zijn er uitzonderingen. Het ging over erfdienstbaarheden, waarvan een achttien- of negentienjarige student bijna nog nooit had gehoord. Het ging over bezitsvorderingen, gemene muren, opstalrechten, erfpacht en vruchtgebruik. Erg sexy was het vak dus niet, behalve wanneer het over volle en naakte eigendommen ging, dan was iedereen wakker. Maar alle gekheid op een stokje.

Het boek Goederen is ontzettend belangrijk voor de rechtspraktijk. Ik denk dat alle rechtspractici al heel vaak zijn geconfronteerd met juridische discussies die via het zakenrecht moesten worden opgelost.

Een update was echt wel nodig. Het Burgerlijk Wetboek en de oorspronkelijke regels dateren van 1804. De teksten waren initieel 216 jaar oud. Ze waren dus ouder dan het Parlement.

De tekst die hier voorligt werd lang voorbereid en getuigt van een erg grote deskundigheid, wat wij ook hebben gezien. Dat hebben verschillende fracties meermaals benadrukt. Ik wil dat ook nog even heel expliciet erkennen.

Het werk dat de experts ter voorbereiding hebben gedaan, is van een ongelooflijk niveau. Zij hebben immers gezorgd voor een update en een modernisering, maar zij hebben daarbij ook oog gehad voor het buitenland. Wat zijn de maatschappelijke evoluties geweest waarop wij een antwoord moeten bieden? Welke keuzes hebben andere landen bij het opstellen van een modern Burgerlijk Wetboek gemaakt? Er is vaak inspiratie gevonden in het buitenland. De moderne wetboeken van Nederland en Quebec zijn bijvoorbeeld een bron van inspiratie geweest.

Dat werk hebben wij enorm op prijs gesteld. Mocht een hervorming van andere wetboeken op die manier en met dezelfde grondigheid gebeuren, dan zou dat de kwaliteit van de wetgeving in ieder geval garanderen.

Behalve de noodzakelijke updates vindt onze fractie dat er nood is aan modernisering. Wat wij vandaag goedkeuren, is een deel van een wetboek dat niet vijf, tien of twintig jaar zal dienen, maar dat minstens vijftig of honderd jaar zal meegaan. De tekst moet aangepast zijn aan de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw.

Wij denken vandaag fundamenteel anders – de leden weten waarover ik het zal hebben – over bomen, struiken en dieren dan in 1804 of in 1886, toen het Veldwetboek werd geschreven.

Een aantal bepalingen van het Veldwetboek zijn ook geïntegreerd in dit nieuwe boek uit het Burgerlijk Wetboek, gelukkig maar. Wij zijn er dan ook heel tevreden over dat tijdens de behandeling nog enkele amendementen konden worden goedgekeurd die tegemoetkomen aan de nood aan modernisering, en die een frissere kijk bieden op hoe wij omgaan met bomen, struiken en dieren.

Over de bomen zou ik een hele boom kunnen opzetten. Ik heb vernomen dat enkele vrederechters er vandaag ook al over gesproken hebben. Bomen zijn vaak een bron van discussie, helaas. Bomen zijn vaak het slachtoffer van burenruzies, want als er burenruzies ontstaan, dan wordt de boom in kwestie nader bekeken en dan blijkt die bijvoorbeeld niet op 2 meter, maar slechts op 1,85 meter van de perceelsgrens te staan. Met een eis tot rooiing van die boom probeert men de burenruzie te beslechten.

De huidig bestaande wet bood ter zake niet veel mogelijkheden aan de rechter. Eigenlijk was enkel een rooiing mogelijk, ofwel moest een systeem van rechtsmisbruik worden ingeroepen. In die zin zijn wij tevreden dat de huidige regels wat versoepeld worden, zodat de rechter ook de mogelijkheid krijgt om een snoeibeurt op te leggen. De rechter mag vanaf nu ook rekening houden met andere elementen. In het overleg met de fracties zijn wij tot goede oplossingen gekomen, zodat het Burgerlijk Wetboek thans bepaalt dat de rechter ook rekening moet houden met het algemeen belang. Dat algemeen belang kan breed zijn, bijvoorbeeld een milieubelang, een erfgoedbelang, een landschappelijke waarde. Ook daar hebben wij elkaar gevonden. Daardoor blijven zulke discussies niet beperkt tot discussies tussen buren. De rechter mag en moet rekening houden met het algemeen belang. Dat wordt ook doorgetrokken in discussies omtrent overhangende takken en boomwortels. Het belang valt niet te onderschatten. Op die manier kunnen discussies gemakkelijker worden opgelost of heeft de rechter althans meer mogelijkheden om tot een oplossing te komen.

Wij zijn zeker ook tevreden over een misschien eerder symbolische wijziging omtrent de manier waarop wij over dieren denken, fundamenteel anders dan hoe er twee eeuwen geleden over dieren werd gedacht. Het initieel ontwerp voorzag al in een eerste wijziging, dat voorwerpen van dieren te onderscheiden zijn, wat op zich al een nieuw en heel belangrijk element is. Wij zijn blij dat nog een extra amendement werd aanvaard, waarmee erkend wordt dat dieren gevoelens hebben. Voortaan staat dan ook in het Burgerlijk Wetboek dat dieren gevoelsvermogen en biologische noden hebben.

Dat is ook ongeveer een zin die voorkomt in de moderne wetboeken die de jongste jaren aanvaard zijn in Nederland, in Québec en in Frankrijk. Ik meen dat wij wat dit betreft nu ook de stap naar de eenentwintigste eeuw hebben gezet.

Ik zag vandaag al enthousiaste reacties van advocaten die deze stemming historisch noemen. Dat deed mij even nadenken: zouden wij erin geslaagd zijn deze wijzigingen aan te brengen aan het boek Goederen van het Burgerlijk Wetboek, indien de regering niet in lopende zaken was? Indien dit een wetsontwerp was geweest en de meerderheid gedwee en loyaal over deze tekst had gestemd, zou die dan opengestaan hebben voor de goede aanpassingen die aangebracht zijn?

Het gaat om een aantal goede aanpassingen, zoals de bevoegdheid van de vrederechter. Zouden die goedgekeurd zijn? Ik weet het niet. Maar ik meen dat de lopende zaken ervoor gezorgd hebben dat het Parlement meer beslissingsbevoegdheid had en zo deze aanpassingen aan het ontwerp heeft kunnen aanbrengen, terwijl dat vroeger misschien niet mogelijk was.

Begrijp mij niet verkeerd, dit is geen pleidooi om nog maanden in lopende zaken te blijven. Ik wil alleen maar zeggen dat het soms toch voordelen kan hebben.

Wij zullen dit wetsvoorstel uiteraard met grote overtuiging steunen.


Marijke Dillen VB

Mijnheer de voorzitter, collega's, het lang aangekondigde wetsvoorstel tot invoering van een boek Goederen in ons nieuw Burgerlijk Wetboek is eigenlijk een herneming van wat reeds vóór de verkiezingen op de plank lag en dit wetsvoorstel wordt ook door het Vlaams Belang op een positieve wijze onthaald. Het is tot stand gekomen dankzij verschillende experten die dit alles grondig hebben voorbereid, een grondig onderzoek hebben verricht en nauwkeurig te werk zijn gegaan om zo rechtszekerheid, stabiliteit en flexibiliteit te waarborgen.

Dit kan en kon niet altijd worden gezegd van de talrijke andere hervormingen die gedurende de voorbije legislatuur door de minister van Justitie vaak op een drafje, ondoordacht en niet altijd gesteund op een maatschappelijk draagvlak, door dit Parlement zijn gejaagd, met talrijke reparatiewetgevingen tot gevolg en vaak bijzonder veel ergernis op het terrein bij professionelen die hiermee aan de slag moesten. Maar, collega's, als het goed is, mag en moet het ook worden gezegd.

Dit nieuwe wetboek Goederen heeft een samenhangende, duidelijke structuur. Algemeen beschouwd, is het een goed voorstel dat volgens mij een stabiel wettelijk kader zal creëren en hopelijk geen aanleiding zal geven tot reparatiewetgeving nadat het aan de praktijk is getoetst.

Positief is dat dit nieuwe wetboek niet alles drastisch en fundamenteel wijzigt. De meeste vernieuwingen zijn volledig verantwoord, maar bestaande praktijken die hun nut hebben bewezen, blijven behouden. Het is dus niet veranderen om te veranderen. De aangebrachte wijzigingen zijn functioneel en zorgen voor de noodzakelijke modernisering van het goederenrecht.

Collega's, dit wetsvoorstel werd in de commissie voor Justitie zeer uitvoerig besproken, na verschillende boeiende hoorzittingen waarbij alle genodigden zich positief hebben uitgesproken en nog een aantal nuttige en bruikbare informatie hebben aangereikt. Het is een positief voorstel dat een goed samenhangend, coherent geheel vormt en antwoorden biedt op een aantal lacunes die vandaag bestaan in de wetgeving. Ik heb al gezegd dat het een evenwichtig voorstel is omdat het ook antwoorden biedt aan de huidige realiteit zoals die anno 2020 bestaat. Het goederenrecht wordt eindelijk op een moderne en relatief flexibele wijze geregeld.

Tijdens de hoorzittingen is eveneens gebleken dat ook bij de mensen die met kennis van zaken op het terrein aan de slag moeten met het nieuwe wetboek Goederen, dit positief wordt onthaald.

Ik zal dit voorstel hier niet in detail overlopen. Er is immers een heel duidelijk en uitgebreid verslag van gemaakt dat zeker de moeite waard is om te lezen.

Toch wil ik kort enkele aandachtspunten aanhalen die voor onze fractie belangrijk zijn. Op de eerste plaats is de figuur van de fiducie verdwenen uit het voorstel. Dat is heel positief, aangezien uit de hoorzittingen duidelijk naar voren kwam dat bijna niemand hiervan voorstander was en dat de fiscale consequenties niet te overzien waren.

Zoals collega D'Haese al heeft gezegd, ook de wijzigingen die zijn aangebracht aan de oorspronkelijke voorstellen met betrekking tot het eigendomsrecht voor nutsinfrastructuur kan onze fractie alleen maar toejuichen. Er was inderdaad terechte kritiek op wat oorspronkelijk was bepaald en wat aanleiding kon geven tot het vermarkten of hypothekeren van onze openbare infrastructuur of, erger nog, het mogelijk verdwijnen van de binnenlandse controle. De aangebrachte wijzigingen waarborgen voldoende dat de openbare infrastructuur – laten wij niet vergeten dat dit wordt betaald met het geld van de belastingbetaler – onder binnenlandse controle blijft.

Er komt ook een duidelijke regeling bij burenhinder. Het nieuwe wetboek reikt een aantal oplossingen aan die hopelijk in de praktijk behoorlijk zullen functioneren, wat vandaag niet echt het geval is. De vrederechter zal uitsluitend bevoegd worden, en dit onafhankelijk van de waarde van de vordering. Dat is een heel goede zaak. De vrederechter is daarvoor de best geplaatste, staat het dichtst bij de burger en dit wetboek biedt hem voldoende flexibiliteit om aangepaste maatregelen te nemen.

Ook het wettelijk verankeren om in geval van betwistingen in burenrelaties rekening te houden met de oorspronkelijke toestand van het goed van waaruit de hinder wordt veroorzaakt, vinden wij positief. Op deze wijze wordt een wettelijk kader gecreëerd voor bestaande praktijken.

Aandacht schenken aan preventieve maatregelen ter voorkoming van bovenmatige burenhinder in plaats van louter curatief op te treden, ook dat is positief. Indien dit op een verstandige wijze zal worden toegepast in de praktijk, kan dat heel veel ellende voorkomen tussen buren. In een aantal situaties is het immers voorspelbaar dat er problemen komen. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen.

Dit wetboek schenkt ook veel aandacht aan een hervorming van het vruchtgebruik en aan de relatie met de blote eigenaar, iets wat in de praktijk heel vaak aanleiding heeft gegeven tot talrijke discussies en procedures, voornamelijk in de familiale sfeer en in het kader van het erfrecht.

De rechtspraak was vaak zeer uiteenlopend, wat leidde tot heel veel rechtsonzekerheid. Hopelijk komt er hierin met de nieuwe regelgeving een grondige verandering en krijgen wij zo wel de belangrijke rechtszekerheid.

Ook de duidelijke afbakeningen van het regime bij herstellingswerken in geval van vruchtgebruik is een positieve verandering. De onduidelijkheid die er vandaag op het terrein bestaat, geeft aanleiding tot heel veel onzekerheid, discussies en procedures, waarvan de afloop altijd onvoorspelbaar is. Vandaag wordt duidelijk omschreven wie waarvoor moet instaan en dat zal de rechtszekerheid bevorderen.

Collega's, tijdens de hoorzittingen werden er hier en daar een aantal kanttekeningen gemaakt. Met de meeste werd nadien rekening gehouden bij de amendering, en terecht. Dat is heel positief. Met een aantal knelpunten die tijdens de hoorzittingen werden aangekaart, werd helaas geen rekening gehouden. Ik beperk mij tot enkele voorbeelden die belangrijk zijn.

Op de eerste plaats is er de duurtijd van het vruchtgebruik. De fusie en splitsing zijn gelukkig geschrapt als vennootschapsoperaties die een einde kunnen maken aan het vruchtgebruik, maar de faillietverklaring en de vrijwillige, wettelijke en gerechtelijke ontbinding blijven behouden als beëindigingsgronden. Nochtans is vruchtgebruik een vermogensbestanddeel en principieel overdraagbaar. Gelet op de gehanteerde functionele benadering van het goederenrecht, is het dan ook niet verstandig om het vruchtgebruik te laten tenietgaan samen met de rechtspersoon. Onze fractie betreurt dat dat niet werd geschrapt.

Wat de erfpacht betreft, is het ook een gemiste kans om de opheffing van het eeuwigdurend erfpachtrecht pas mogelijk te maken na 99 jaar. Het is onaanvaardbaar dat er 99 jaar moet worden gewacht met een opheffing indien de grondvoorwaarden voor een dergelijk erfpachtrecht reeds veel eerder zijn weggevallen. Ook de vereiste dat zelfs het potentieel nut verloren moet gaan opdat de opheffing kan worden uitgesproken, is eigenlijk veel te streng.

Ik heb ook enkele bedenkingen wat het opstalrecht en het lot van de niet-betaalde opstallen betreft. Artikel 3.179 is, ondanks de terechte kritiek van een aantal sprekers tijdens de hoorzittingen, toch onveranderd gebleven. Dat artikel wil een einde maken aan de controverse in de rechtsleer en rechtspraak die betrekking heeft op de reeds bebouwde of beplante grond. Dit voorstel schrapt het onderscheid tussen betaalde en niet-betaalde opstallen. Dit onderscheid is nochtans, vanuit verschillende standpunten bekeken, wel relevant. In plaats van het onderscheid drastisch te schrappen, had het wetsvoorstel beter het regime van de niet-betaalde opstallen verduidelijkt.

Het mag toch niet de bedoeling zijn dat de opstalhouder die niet voor de bestaande opstal heeft betaald, dezelfde rechten krijgt als de opstalhouder die er wel voor heeft betaald. Er werden goede suggesties geformuleerd, die de commissie voor Justitie helaas links heeft laten liggen. Ik herhaal dan ook de bekommernis dat de tekst in de praktijk aanleiding zal blijven geven tot vele discussies en rechtsonzekerheid.

Collega Van Hecke wees er daarnet al op dat er in het boek Goederen aandacht besteed wordt aan dieren. De voorbije dagen werd u allemaal overstelpt met mails om in het wetboek aandacht voor de dieren te vragen. Ik ben ervan overtuigd dat de tekst, zoals die vandaag voorligt, de geformuleerde bekommernissen steunt. Er wordt vandaag terecht steeds meer aandacht besteed aan het welzijn van dieren. Berichten over verwaarloosde en mishandelde dieren geven altijd terecht aanleiding tot grote verontwaardiging bij de bevolking. Ook onze fractie schenkt uitgebreid aandacht aan het welzijn van dieren, want de maatschappij beschouwt dieren alsmaar vaker als levende wezens met gevoeligheden en noden.

Dieren zijn geen voorwerpen. Het wetsvoorstel onderscheidt nu eindelijk voorwerpen van dieren, wat in het verleden niet het geval was. Voorwerpen en dieren werden in dezelfde categorie gestoken. Dat betekent zeker een vooruitgang, maar er moeten nu eenmaal ook wettelijke regels worden vastgelegd. In de voorgestelde regeling wordt voldoende aandacht geschonken aan het welzijn van dieren en wordt er duidelijk vermeld dat dieren een gevoeligheid en biologische noden hebben. Er wordt ook uitdrukkelijk vermeld dat alle wettelijke en reglementaire bepalingen ter bescherming van dieren moeten worden gerespecteerd. Meer zelfs, die zijn van openbare orde. Duidelijker kan niet, collega's.

Ik rond af. Met de goedkeuring van het nieuwe boek Goederen is het werk helaas niet af. Er zullen nog verschillende andere wetgevende initiatieven moeten worden genomen om het boek Goederen in de praktijk behoorlijk te laten functioneren. Ik denk bijvoorbeeld aan de regeling van een aantal fiscale gevolgen die zullen voortvloeien uit de nieuwe regelgeving of aan de aanpassing van de kadastrale documentatie en de onroerende publiciteit. Er kunnen nog verschillende andere voorbeelden worden gegeven. Collega's, het is heel belangrijk dat de minister eerst de nodige adviezen van fiscale en andere deskundigen inwint en niet halsoverkop te werk zal gaan, teneinde reparatiewetgeving te voorkomen.

Ik wil eindigen met een woord van dank voor de deskundigen die het wetsvoorstel op een zeer professionele wijze hebben voorbereid en zelfs geschreven en de behandeling tijdens de verschillende commissiebesprekingen hebben begeleid. Hun inbreng en werkzaamheden waren bijzonder waardevol, waarvoor dank van onze fractie.

Onze fractie zal het voorstel met veel enthousiasme goedkeuren.


Servais Verherstraeten CD&V

Mijnheer de voorzitter, collega's, als sommigen vandaag zeggen dat de goedkeuring van onderhavige tekst een historische gebeurtenis is, dan zeg ik dat er elke dag wel geschiedenis wordt geschreven. Hoe dan ook leggen wij na ongeveer 200 jaar eindelijk nieuwe fundamenten inzake goederenrecht.

Het mag gezegd dat er wel een lange weg is afgelegd. In de politiek bestaan geen auteursrechten, maar ere wie ere toekomt. In de afgelopen legislatuur is onderhavige tekst in de vorm van een voorontwerp van wet, een wetontwerp in wording, op het kabinet van Justitie door de minister samen met diverse actoren op het terrein voorbereid. Ik dank hen daarvoor.

Onderhavig wetsvoorstel – wij hebben de tekst inderdaad in een wetsvoorstel moeten omzetten in het licht van het regime van lopende zaken – had een groot draagvlak. Ik wil alle collega's over alle partijgrenzen heen danken, omdat wij goed hebben samengewerkt. We zouden dat beter meer doen.

Ik sluit mij aan bij de woorden van sommige collega's, die terecht hulde hebben gebracht aan de experts en professoren die niet alleen een belangrijke hand in de teksten hadden, maar ons ook bij onze commissiewerkzaamheden hebben geholpen. Ik vermeld in het bijzonder professor Pascale Lecocq en professor Vincent Sagaert. Dankzij hun inbreng en technische antwoorden op vragen in de commissie is het verslag een zeer goede rechtsbron.

We hebben in onze studententijd als juristen geleerd dat ook het verslag een bron van recht is.

Collega Van Hecke deed hier kond van sombere verhalen over zijn cursussen Zakenrecht. Zakenrecht is inderdaad niet de gemakkelijkste materie, collega's, omdat het veel abstracte zakenrechtelijke constructies creëert waarbij een student zich niet onmiddellijk iets kan voorstellen. Maar iedereen wordt wel eens in het dagelijks leven betrokken bij een geschil waarop het goederenrecht van toepassing is. Daarom is het belangrijk dat we erop inspelen en de regels aanpassen, te meer omdat ook de samenleving de afgelopen 200 jaar veranderd is.

Collega's, ik wijs op enkele doelstellingen waarvoor volgens mij de toekomstige wetteksten belangrijk zijn. Ten eerste integreren ze ons goederenrecht en brengen ze onder meer de erfpacht, de opstal en de regeling omtrent gevonden voorwerpen in het Burgerlijk Wetboek onder. Ik wijs erop dat het goederenrecht in de toekomst veel beter geïnstrumentaliseerd zal zijn, waardoor het veel breder en veel gemakkelijker zal kunnen worden toegepast in de rechtspraktijk. In het hoofdstuk met betrekking tot de burenrelaties zijn nu heel wat concrete situaties geïntegreerd.

De teksten zullen het goederenrecht ook moderniseren. Dat is logisch en absoluut noodzakelijk: 200 jaar geleden leefden we in een agrarische samenleving, nu in een postindustriële. Ik verwijs onder meer naar de vermindering van de termijn inzake het verkrijgen van verjaring en de nieuwe mogelijkheden inzake het gebruik van openbaar domein in privaat-publieke constructies. Er moeten nieuwe evenwichten worden gevonden tussen individueel en algemeen belang. Collega Van Hecke wees er al op dat het belang niet onderschat mocht worden. Ik neem aan dat hij daarmee het algemeen belang bedoelde, en in dat geval sluit ik me daarbij aan.

Met betrekking tot de flexibilisering van het goederenrecht is het een goede zaak dat de wilsautonomie van partijen wordt versterkt.

Tot slot wil ik met enkele concrete voorbeelden illustreren hoe belangrijk de nieuwe wetteksten zijn. Denk aan de regeling met betrekking tot gevonden goederen. Neem nu een achtergelaten fiets. Vroeger hing het ervan af of de fiets op privaat dan wel op publiek domein werd gevonden. Op privédomein kon men na dertig jaar eigenaar worden. Op openbaar domein kon de gemeente de fiets na drie maanden verkopen en de opbrengst ervan opstrijken.

Het spreekt voor zich dat de locatie waar een achtergelaten voorwerp gevonden wordt, niet relevant hoort te zijn voor de juridische beoordeling ervan. Straks zal de vinder moeten proberen die fiets af te leveren bij de rechtmatige eigenaar. Wanneer hij daar niet in slaagt, kan die verkocht worden, terwijl de oorspronkelijke eigenaar de opbrengst gedurende vijf jaar kan opvragen. Uiteraard hoort er dan nog altijd een redelijke beloning te zijn en te blijven voor de eerlijke vinder.

Ten tweede, wat het vruchtgebruik betreft, de blote eigenaars staan in voor de grote herstellingskosten. Denk bijvoorbeeld maar aan de in de Vlaamse milieuregelgeving opgelegde isolatienormen. Blote eigenaars worden verplicht om te investeren in onder meer een nieuw dak, betere isolatie, dubbel glas, kortom zware isolatie-investeringen om aan de isolatienormen te voldoen, al zullen zij misschien nooit gebruik kunnen maken van het eigendom. Met de nieuwe regelgeving kunnen zij opeisen dat de vruchtgebruiker mee bijdraagt: proportioneel, nar gelang van de waardeverhouding van het vruchtgebruik ten opzichte van de blote eigendom.

Ten derde, vroeger konden bomen die te dicht bij de grens van een perceel stonden, alleen worden gerooid. Nu is er ook de optie om ze te snoeien, waarbij rekening wordt gehouden met het algemeen belang. Een boom in het centrum van een gemeente of een stad heeft ook een maatschappelijke waarde. Ik heb ooit een burgemeester van een belangrijke Vlaamse gemeente horen vertellen dat een boom in een stad een kunstwerk is en gevoelig ligt bij de omwonenden. Hier speelt het algemeen belang een fundamentele rol.

Ten vierde, voortaan bestaat de mogelijkheid om het opstalrecht eeuwigdurend te maken, wat in het kader van zaakrechtelijke constructies niet irrelevant is.

Ten slotte, collega's, werden we niet bestookt, dan toch aangeschreven via mail met pleidooien in verband met de dieren. Het is eigenlijk intriest – we moeten er een mea culpa voor slaan – dat we 200 jaar lang de dieren als een zaak hebben beschouwd.

Met het voorstel verbeterden wij die fouten en in onderling overleg in de commissie gingen we daarmee nog verder. De erkenning dat dieren gevoeligheden en biologische noden hebben, en de noodzaak om menselijk en zorgzaam met dieren om te gaan, is een goede zaak.

Collega Van Hecke, ik kom terug op uw laatste punt. U vroeg of wij de aanpassingen over de partijgrenzen heen hadden kunnen doen, als de regering niet in lopende zaken was geweest. Welnu, the proof of the pudding is in the eating, laten wij zo snel mogelijk aan die pudding beginnen.

In elk geval, wij zullen met zeer veel genoegen en enthousiasme het wetsvoorstel goedkeuren.


Nabil Boukili PVDA | PTB

Monsieur le président, le droit des biens intéresse tout le monde. Cette branche du droit existe déjà depuis 1804. Il était certainement opportun de procéder à une mise à jour et à une adaptation au XXIᵉ siècle. Le PTB est heureux de cette avancée particulière, relative au bien-être animal. Nous avons positivement soutenu l'amendement à l'article 3.52 qui reconnaît formellement que les animaux ne sont pas des objets. Les animaux sont avant tout des êtres vivants dotés de sensibilité, que nous voulons traiter avec respect. Nous avons toujours été favorables à une politique cohérente en matière de bien-être animal, et ce qu'il s'agisse d'animaux d'élevage, de laboratoire ou de compagnie.

Notre groupe observe trop souvent que là où prévaut la logique du profit, le bien-être des animaux passe à la trappe. Tel que rédigé, le Code civil s'accorde dès lors avec l'article 13 du traité européen sur le fonctionnement de l'Union européenne, qui dispose que les animaux sont des êtres sensibles. Il s'accorde aussi avec les législations sur le bien-être des animaux produites par la Région de Bruxelles-Capitale et par la Région wallonne, qui donnent aux animaux un statut similaire.

Quant à la fiducie, nous nous opposons à l'introduction ou à la généralisation, pour être tout à fait exacts, d'une nouvelle construction juridique incertaine, dont la plus-value n'est pas claire. Cet instrument est par ailleurs réputé fortement apprécié par les paradis fiscaux. C'est pourquoi nous avons soutenu en commission un amendement qui visait à la retirer de ce code, et nous continuons à soutenir que celle-ci n'a pas lieu d'être.

Une petite réserve tout de même: nous regrettons que ce texte reste très illisible. Par illisible, j'entends qu'il a été préparé par et pour des spécialistes. On parle pourtant ici du Code civil, qui est le code de base servant pour toutes les interactions entre les individus. S'il y a un code qui doit être accessible, c'est bien celui-là.

Nous pensons qu'il est essentiel que tous les citoyens puissent lire et comprendre la loi, l'appliquer entre eux et ainsi éviter, autant que faire se peut, le recours à la justice.

Cette matière couvre les questions telles que les troubles de voisinage ou la copropriété et concerne donc tous ceux qui achètent un appartement. Cela ne s'adresse donc pas uniquement aux notaires, géomètres et promoteurs de projets. Il est quelque peu antidémocratique d'écrire le texte d'une manière aussi technique, boisée et remplie de jargon.

J'avais demandé en commission à ce que le langage puisse être plus clair et accessible à tout un chacun. Cela n'a pas été entendu et c'est très regrettable.


John Crombez Vooruit

Mijnheer de voorzitter, als het waar is wat collega Van Hecke zegt, dat de stemming straks ons zal overleven, want daar komt het op neer, zal dit een bewijs zijn dat dit inderdaad een goed werkstuk is.

Ik wil maar heel kort tussenkomen. Genoeg collega's hebben de essentie van een aantal onderwerpen reeds aangetoond. Ik vind het wel gepast vanwege onze fractie de auteurs en de experts die aan deze tekst hebben gewerkt hartelijk te bedanken, alsook de collega's in de commissie en de mensen die naar de hoorzittingen gekomen zijn.

Zij hebben dit stuk inderdaad beter gemaakt. Wat nu voorligt, mag, zoals collega Verherstraeten daarstraks zei, gerust gebruikt worden als een goed voorbeeld van hoe het werk in het Parlement kan gebeuren. Zeker ook door de interactie met niet-parlementsleden en de experts die hieraan hebben gewerkt.

Ik wil nog één inhoudelijke opmerking maken. Er zijn zoveel facetten aan dit wetboek die wij in deze plenaire vergadering niet hebben aangehaald maar die in het dagelijks leven van de mensen belangrijk kunnen zijn. Hier zitten belangrijke dingen in. Dierenwelzijn is al verschillende keren genoemd.

Mijn enige kanttekening is dat wij het hoofdstuk "fiducie" verwijderd hebben uit het originele ontwerp. Dat is niet zo evident. Het is waarschijnlijk inderdaad moeilijker een volledig hoofdstuk te verwijderen als er een regering is, collega Van Hecke.

Ik meen dat het common sense was dit hoofdstuk te verwijderen. Ik was het in de commissie heel erg eens met de argumenten van collega D'Haese. Anders dan hij hoop ik dat het meer kans maakt niet terug te komen dan wel terug te komen.

In elk geval, heel veel dank aan al wie heeft meegewerkt en voor de manier waarop.


Vanessa Matz LE

Monsieur le président, je voudrais simplement, au nom de mon groupe, souligner l'importance du travail accompli par le groupe d'experts dans l'écriture de la réforme du droit des biens. Qu'ils en soient remerciés.

Cette réforme de grande ampleur permet d'inscrire le droit des biens dans la modernité et de pouvoir se fier à la loi, ce qui n'était pas le cas depuis de nombreuses années, tant la jurisprudence avait fait évoluer la matière, mais rendait la tâche des praticiens extrêmement difficile.

Je tiens également à remercier le travail des services de la Chambre, qui ont rédigé une importante note légistique de grande qualité qui a aidé les experts à peaufiner leur travail.

Mon groupe votera avec enthousiasme ce texte.


Sophie Rohonyi DéFI

Monsieur le président, mesdames et messieurs, chers collègues, je vais exactement dans le sens de ce qui a été dit par ma collègue. Je ne vais pas être longue, puisque énormément d'arguments ont été évoqués. Mais je tiens à préciser que mon groupe souscrit bien évidemment et pleinement à cette proposition de loi qui a fait l'objet, c'est vrai, d'un important travail juridique en amont déjà de la part de la Commission de réforme du droit des biens sous l'autorité des Prs Lecocq et Sagaert.

La réforme entreprise répond à un triple besoin: la transparence et la lisibilité de notre droit, la sécurité juridique ainsi que la nécessaire modernisation de ce fameux livre 3.

Deux exemples très concrets qui rendaient cette modernisation vraiment indispensable peuvent être mentionnés. Premièrement, le fait que les lois sur le droit de superficie et sur le droit d'emphytéose n'ont pas été modifiées depuis leur entrée en vigueur en 1825, de même que le droit d'usufruit envisagé dans le code civil napoléonien de 1804 en termes d'usufruit contractuel et souvent immobilier, qui a subi au cours du XXᵉ siècle de nombreuses modifications assez profondes au niveau du droit successoral.

Deuxièmement, le statut des animaux. Ce point a été évoqué par certains de mes collègues; il est essentiel. Nous sommes en effet heureux de voir les animaux considérés non plus comme des choses, mais comme des êtres doués de sensibilité et qui ont des besoins biologiques. Non seulement parce que mon groupe portait cette modification dans une proposition de loi, qui avait d'ailleurs déjà été déposée sous la précédente législature, mais aussi parce que nous nous conformons ainsi et enfin au traité de Lisbonne qui décrit les animaux détenus et utilisés par des personnes comme des êtres sensibles.

Il conviendra maintenant de s'assurer – comme nous l'indiquions d'ailleurs dans notre proposition de loi – que l'appropriation des animaux s'effectuera toujours conformément aux dispositions sur la vente et le louage prévus par le Code civil, mais aussi par les règles établies par les autorités compétentes, autrement dit les entités fédérées, en matière de protection animale.

Le travail de légistique considérable qui a été mené par le service juridique de la Chambre – que je remercie – à propos des articles de la proposition de loi soumise à notre examen mérite vraiment d'être salué.

Nul doute donc que l'intégration du livre 3 dans le Code civil assurera à ce dernier une plus grande adaptabilité à la société du XXIᵉ siècle.