Proposition 54K2388

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi réglementant la sécurité privée et particulière.

General information

Submitted by
MR Swedish coalition
Submission date
March 29, 2017
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
services company public safety

Voting

Voted to adopt
CD&V Open Vld N-VA LDD MR VB
Voted to reject
Groen Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI PVDA | PTB
Abstained from voting

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

June 8, 2017 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Franky Demon

Mijnheer de voorzitter, collega's, met dit wetsontwerp wordt de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van 10 april 1990, ook gekend als de wet-Tobback, hervormd.

De commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt wijdde vijf vergaderingen aan de bespreking van dit wetsontwerp en organiseerde een hoorzitting met sprekers uit het werkveld, de academische wereld, de werkgevers- en werknemersorganisaties en vertegenwoordigers van respectievelijk de Vaste Commissie van de Lokale Politie en de Raad van Burgemeesters. Tevens werden aan dit wetsontwerp drie wetsvoorstellen gekoppeld.

Ik zal in hoofdorde verwijzen naar het schriftelijk verslag, maar ik meen dat dit wetsontwerp voldoende belangrijk is om hier toch nog enkele elementen uit de bespreking in onze commissie aan te halen of in herinnering te brengen.

Uit de toelichting van de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken bleek vooreerst dat ervoor werd geopteerd om een sterk vereenvoudigde en leesbare wet tot stand te brengen, aangezien de huidige wet door herhaaldelijke – 20 – wijzigingen en dergelijke een complex gegeven was geworden.

Hoewel de nieuwe wet eerder een kaderwet is die nog een groot aantal koninklijke en ministeriële besluiten vereist, werden toch verscheidene aspecten in detail in dit ontwerp geregeld, waaronder deze die de specifieke bevoegdheden van de private sector afbakenen.

Deze nieuwe wet erkent de specifieke expertise die de private sector in de loop der jaren heeft ontwikkeld en kan bijdragen tot integrale veiligheid. Hoewel de sector van de private veiligheid een aantal nieuwe taken en bevoegdheden krijgt, opgedeeld in generieke, activiteitsgebonden en situationele bevoegdheden, blijft de uitoefening van dwang en geweld ook in dit ontwerp, dat ter stemming voorligt, in beginsel voorbehouden aan de politie.

Twee nieuwe verrichtingen die werden opgenomen in de nieuwe wet zijn sweepings en levering van technische veiligheidsmiddelen met operatoren. Het dient benadrukt dat ten aanzien van de wapendracht in de generieke bevoegdheden niets werd gewijzigd, doch enkel in de situationele ten aanzien van militaire sites of bij bepaalde internationale instellingen en ambassades.

Wat de bewakingsondernemingen betreft, blijft het vergunningensysteem bewaard, net als het specialiteitsbeginsel.

Ten slotte, wordt ook de controle ten aanzien van de personen en ondernemingen die in de private veiligheidssector actief zijn, op een aantal punten aangescherpt.

In de algemene bespreking werden in eerste instantie heel wat algemene en specifieke vragen aan de minister gesteld, die de vergadering erna uitgebreid beantwoord werden. In de algemene bespreking werd verder benadrukt dat de wet van 1990, zoals die vandaag bestaat, inderdaad aan modernisering, vereenvoudiging en verduidelijking toe was, alsook werd het belang van een gedegen controle door meerdere sprekers als aandachtspunt aangehaald. Meerdere sprekers herinnerden eraan dat dit wetsontwerp onmiskenbaar gelinkt is aan het kerntakendebat van de politie, dat de veiligheid van de burgers een kerntaak van de overheid blijft en dat een evenwicht belangrijk is tussen taken voorbehouden aan de politie en taken die door de private sector uitgeoefend kunnen worden.

De leden van de commissie verschilden evenwel duidelijk van mening over waar dat evenwicht exact moet liggen en welke taken voor de overheid voorbehouden dienen te worden, respectievelijk ook door de private bewakingsdiensten uitgeoefend kunnen worden. Dat een aantal van die taken door de private sector enkel uitgeoefend kan worden onder toezicht van de politiediensten, bleek in dezen echter voor velen een geruststelling, ofschoon verschillende sprekers zich niettemin bleven afvragen waar de grenzen liggen voor de zogenaamde uitbesteding van veiligheidstaken. Waar sommige fracties aangaven zich te kunnen vinden in een nog uitgebreidere afbakening van taken voor de private veiligheidssector, toonden anderen zich eerder gedeeltelijk dan wel een koele minnaar of zelfs tegenstander van het wetsontwerp. De tegenstanders stelden bijvoorbeeld vragen omtrent de uitbreiding van de bevoegdheden van de private sector, de effectiviteit van het vergunningensysteem of de budgettaire implicaties van het wetsontwerp, ook voor de lokale besturen. Sommige sprekers gewaagden van een risico op een veiligheidsbeleid in twee snelheden, hetgeen door de vice-eersteminister evenwel ontkend werd. Tot slot, werden enkele specifieke sectoren aangehaald, waaronder die van het uitgaansmilieu.

Bij de artikelsgewijze bespreking werd een groot aantal punctuele vragen gesteld. Tevens werd er door de meerderheid een drietal amendementen ingediend die door de commissie goedgekeurd werden. Een van die amendementen handelt over de invoering van een jaarverslag ten behoeve van de Kamer van volksvertegenwoordigers inzake de werkzaamheden van de inspectiediensten, de vastgestelde inbreuken en eventuele adviezen ter verbetering van de wet.

Vervolgens werd de geamendeerde tekst door de commissie goedgekeurd, zodat deze geamendeerde tekst van het voorstel nu ter bespreking en stemming aan de plenaire vergadering kan worden voorgelegd.


Brecht Vermeulen N-VA

Mijnheer de voorzitter, collega’s, in het regeerakkoord van oktober 2014 was in de eerste plaats voorzien in een evaluatie van de wet van 10 april 1990, tot regeling van de private en de bijzondere veiligheid. Verder in de tekst zal worden gesproken over de wet-Tobback. In de regeringsverklaring werd vermeld: “De reglementering van de private veiligheid zal worden geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie zal gewerkt worden aan een nieuwe en vereenvoudigde wetgeving waarbij bepaalde taken die niet tot de kerntaken van de politie behoren, kunnen worden uitgevoerd door private veiligheidsdiensten. Het initiatief zal rekening houden met het kerntakendebat van de politiediensten.”

De evaluatie is er inderdaad geweest, in de zomer van 2015. Daarna kon het werk voortgezet worden in de vorm van het opmaken van een wetsontwerp. Dat wetsontwerp werd besproken in de commissie en ligt vandaag in de plenaire vergadering voor. Het gaat om een actualisering van een wet die bijna 30 jaar oud is en waaraan maar liefst 20 keer gesleuteld is. Het resultaat was, zoals ook bleek uit de evaluatie, dat het geheel vrij onoverzichtelijk en moeilijk leesbaar was en dat een grote update nodig was. Die gebeurt nu, via een volledig herwerkte vervanging van de wet van 1990. De nieuwe wet bouwt natuurlijk verder op de bestaande teksten en op de praktijkervaring, dat is logisch. Maar de nieuwe wet zorgt ook voor meer duidelijkheid, meer transparantie, een betere structuur. Een aantal begrippen waarover onduidelijkheid bestond, worden nu ook beter gedefinieerd of verduidelijkt.

Natuurlijk is de wereld sterk veranderd in vergelijking met de wereld van 1990. Er zijn duidelijke maatschappelijke wijzigingen. Wij kennen aan de ene kant voor een aantal zaken een grotere tolerantie. Wij kennen aan de andere kant een toename van agressief gedrag. Er zijn meer massa-evenementen, er zijn grotere shoppingcentra, er zijn meer internationaal georganiseerde criminele bendes, er is meer digitalisering, er is draadloze communicatie, er is internet, er zijn drones. Vele zaken zijn veranderd ten opzichte van de situatie in 1990.

Als wij naar een verhoging van de beveiliging kijken, gaan wij ook steeds meer kijken naar technologische middelen bij bewakings- en beveiligingsopdrachten. Ik denk aan camerabewaking maar ook aan camerabewaking met gezichtsherkenning.

Ik heb het dan nog niet over de toegenomen noodzaak aan meer integrale veiligheid naar aanleiding van de terreurdreiging, die wij nu al enkele jaren kennen.

Tijdens de bespreking, waarnaar de rapporteur daarstraks heeft verwezen, waren er ook een aantal hoorzittingen over niet alleen het wetsontwerp maar ook over de gekoppelde prioritaire wetsvoorstellen in de commissie, specifiek over het voorstel van de Open Vld-fractie. Wij hebben toen de kans gekregen heel veel hoorzittingen te houden, waarin heel veel standpunten van heel veel organisaties aan bod kwamen: politie, vakbonden, aanbieders, beroepsorganisaties, klanten en de academische wereld. Wij hebben in de loop van de discussies in de commissie of tijdens de hoorzittingen natuurlijk ook meningsverschillen gehad, soms met de sprekers, soms met collega’s, soms in de commissie maar ook wel eens daarbuiten. De meningsverschillen gingen soms over het toepassingsgebied van het wetsontwerp of het wetsvoorstel en soms over de procedure of over de teksten.

Hoewel private veiligheid ondertussen een vertrouwd onderdeel bij evenementen en bepaalde plaatsen is geworden en hoewel private bewakingsondernemingen ongeveer 14 000 bewakingsagenten op het terrein hebben en er bovendien interne bewakingsdiensten zijn, zijn er nog altijd partijen die van oordeel zijn dat het veiligheidsbeleid enkel en alleen door de overheid of de politiediensten zou mogen worden uitgevoerd.

Onze partij heeft daarover uiteraard een ander standpunt. Het is voor ons logisch dat de privésector, die al jarenlang op het terrein is gekend en goed werk levert, een belangrijke partner is en blijft in een geïntegreerd veiligheidsbeleid.

De meeste gesprekspartners die wij tijdens de hoorzittingen hebben gehad, zijn positief geweest over de huidige regeling die nu voorligt. Het doet mij dan ook plezier te vernemen dat ook de vertegenwoordiger van de lokale politie tijdens de hoorzittingen liet optekenen dat de privépartners een meerwaarde hebben, waardoor de politie zich nog meer op haar kernopdrachten kan concentreren.

Ik volgde hem daarin, toen hij daaraan zes voorwaarden koppelde.

Het wetsontwerp dat nu voorligt, creëert rechtszekerheid en opportuniteiten, uiteraard zowel voor de privésector, die ook om een betere reglementering vroeg, als voor de overheidsdiensten, met inbegrip van de politie.

Een aantal wijzigingen maakt het nu mogelijk dat private bewakers vrijwillige fouilles kunnen verrichten en de identiteit kunnen controleren aan de toegang van discotheken bijvoorbeeld. Voorts kunnen veiligheidsagenten ingezet worden voor statische en situationele bewaking, specifieke perimeterbewaking, toezicht in winkelstraten tijdens koopjesdagen. Dat alles moet wel in nauwe samenwerking met de politie gebeuren en het is enkel de politie, die gebruik mag maken van en het monopolie heeft op dwang.

Het wetsontwerp geeft belangrijke antwoorden op vragen vanuit de sector, bijvoorbeeld over het gebruik van wapens. Ter zake is duidelijk niets veranderd. Wapendracht kan enkel bij specifieke situationele bewaking gebruikt worden. We hebben het dan over nucleaire domeinen, nucleaire sites, geldtransporten.

De wettekst biedt ook een verlichting van een aantal taken voor de politiediensten. Dat was precies het voorbeeld dat ook de vertegenwoordiger van de Vaste Commissie van de Lokale Politie aangaf. We denken aan preventieve sweepings in bijvoorbeeld havengebieden en luchthavens, grote evenementen, toezicht in de perimeter. Daardoor kunnen oneigenlijke politietaken, zoals statische bewaking, overgenomen worden van de politie, waardoor capaciteit vrijkomt voor de kerntaken van de politie. Daarnaast wordt het mogelijk voor de politie gebruik te maken van technologische middelen en knowhow, bijvoorbeeld gespecialiseerde camera's op drones. Dan hoeft niet elke politiezone zelf die investering te doen in duur materieel. Ze kunnen een beroep doen op het materieel dat de privésector heeft, waarmee zij samenwerken.

We hebben natuurlijke ideologische meningsverschillen, maar we leven in een globalisering, in een wereld waar the sky the limit is. Grenzen zijn zowel fysiek als virtueel geen struikelblokken meer, en malafide figuren kunnen nu eenmaal door middel van allerhande vormen van indoctrinatie onze veiligheid ondermijnen.

Belangrijk is wel te weten dat de wettekst de autonomie en uiteindelijke bevoegdheid bij de lokale overheden blijft leggen. Dat is essentieel, collega's. Elk bestuur moet zelf de nodige veiligheidsanalyses uitvoeren en zelf een draaiboek uitwerken om de veiligheid van de bevolking te garanderen. Het wordt nu mogelijk om alle bestaande alternatieven tegen elkaar af te wegen, zowel op basis van capaciteit als van kostprijs.

Wij zijn blij dat ook ons wetsvoorstel werd opgenomen in de nieuwe wet. Het gaat met name om de afschaffing van de zogenaamde "frigoperiode" voor voormalige politiepersoneels–leden.

Collega’s, op het vlak van de controles zien wij een evolutie. Het is van groot belang dat de werknemers van de sector vertrouwenswaardig zijn. Daarom voorziet de wettekst in een grondige screening en opleiding, alsook in de nodige controles.

Wij zijn zeer tevreden dat er niet enkel een administratieve controle zal worden uitgevoerd, zoals nu al gebeurt door de FOD Binnenlandse Zaken, maar dat er ook een politieke controle komt, zodat wij vanuit het Parlement kunnen evalueren wat er gebeurt. Voortaan wordt immers jaarlijks een verslag over de stand van zaken met betrekking tot de private veiligheid aan het Parlement bezorgd. In dat verband moet er nagegaan worden in welke mate het Comité P kan worden ingezet bij de controles.

Tot slot, collega’s, wij stellen vast dat de wettekst een antwoord biedt op een groot aantal vragen van de sector. Er is wel opvolging nodig. In de toekomst gaan we best zo praktijkgericht mogelijk te werk. Ik denk dan aan taken als winkelbewaking, uitgangsbewaking en betrapping op heterdaad. Het werk is dus on going.


Éric Thiébaut PS | SP

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, beaucoup a déjà été dit sur ce projet lors des débats en commission, qui ont été très longs. Pour mon groupe, il est quand même important de revenir sur des points essentiels au cours de ce débat dans l'hémicycle.

Il ne s'agit pas de n'importe quelle matière. Il s'agit ici de la sécurité de nos concitoyens et surtout de donner au secteur privé les clés de larges pans opérationnels de cette sécurité.

Qu'on ne s'y trompe pas, il ne s'agit pas seulement d'encadrer un marché existant, il s'agit bien de l'étendre et, ce faisant, de faire reculer l'État dans le cœur de ses missions régaliennes, à savoir la protection des biens et des personnes, la sécurité à laquelle chaque habitant de ce pays a droit.

Il s'agit aussi de déléguer à des acteurs privés certaines capacités de recours à la violence, dont l'État devrait garder le monopole.

Il s'agit enfin d'un projet qui ouvre ce secteur un peu plus largement à la concurrence en ouvrant la voie à une reconnaissance automatique de sociétés de gardiennage agréées ailleurs dans l'Union européenne, tout en assouplissant la surveillance administrative des agents et des dirigeants de ces sociétés.

On le voit, il y a trois points qui marquent le caractère très sensible de ce projet.

En ce qui concerne la privatisation, je tiens à dire qu'il ne s'agit pas pour mon groupe de rejeter l'idée de l'encadrement d'un marché qui existe dans les faits. C'était le sens de la loi Tobback, que ce projet a vocation à remplacer. Le fait de procéder à la codification d'une réglementation devenue difficilement lisible du fait de nombreux arrêtés et de textes connexes est une intention assez louable, il faut le reconnaître.

Mais c'est tout autre chose d'étendre les compétences du secteur privé à des missions comme le sweeping des bâtiments, la mise à disposition de matériel technique et de ses opérateurs, de lui donner la possibilité de surveiller des infrastructures sensibles ou des périmètres de sécurité. C'est tout autre chose parce qu'on aura beau jeu de répéter qu'il ne s'agit pas de remplacer la police dans ce domaine mais d'offrir une alternative privée.

La réalité de terrain est celle-ci: s'il est jugé utile de recourir au privé dans ces domaines, c'est bien parce que la police fédérale est mise dans l'incapacité d'assumer ses fonctions de soutien aux zones locales par ce gouvernement - gouvernement qui communique beaucoup sur des budgets exceptionnels, mais qui semble incapable d'assurer le financement structurel de notre police intégrée, structurée à deux niveaux.

Monsieur le ministre, chers collègues, le recours au privé a aussi un coût. Les sociétés de gardiennage ne sont pas des associations philanthropiques et elles recherchent le bénéfice - c'est bien normal. Ce bénéfice est intégré dans la facture qui sera présentée au client, qui sera en l'occurrence souvent la zone de police, et donc les communes. À mon sens, c'est encore une fois un transfert de charges du fédéral vers les communes que masque ce projet de loi, chers collègues.

Or, pour moi, on détricote un peu le principe même d'une police à deux niveaux. Le rôle de la police fédérale est de fournir aux zones l'appui technique et matériel dont elles peuvent avoir besoin ponctuellement. Elles ne doivent pas avoir à se tourner vers le privé pour obtenir ces services. C'est le principe même de solidarité entre le fédéral et le local qui est mis à mal.

Cela pose une deuxième question de principe: celui d'une sécurité à deux vitesses entre ceux qui auront les moyens de recourir à ces services de sécurité privée et ceux qui ne les auront pas. Le Conseil d'État le dit sans ambages en citant carrément l'article 12 de la Déclaration des droits de l'homme de 1789: "La garantie des droits de l'homme et du citoyen nécessite une force publique. Cette force est donc instituée pour l'avantage de tous et non pour l'utilité particulière de ceux auxquels elle est confiée." C'est assez dire que pour ce texte fondateur, la police et la sécurité sont essentiellement l'affaire du public.

Je poursuis sur le recours à la force. Vous nous dites, monsieur le ministre, que "les agents de gardiennage n'auront pas plus de droits dans ce domaine que de simples citoyens". Mais un simple citoyen, monsieur le ministre, ne se promène pas avec des menottes. Il ne peut pas placer une personne en détention pendant deux heures sans que la police n'intervienne. D'ailleurs, à ce sujet, c'est tout de même surprenant. Vous nous dites en commission que ces deux heures ne compteraient pas dans le cadre d'une éventuelle garde à vue. Je crois que nous en reparlerons la semaine prochaine. La garde à vue, elle, commence à partir du moment où la personne est privée de liberté.

Par ailleurs, on fixe ce délai au moment où on parle de la possibilité d'une transaction directe entre un commerçant et un voleur à la tire. À mon sens, cela n'est pas innocent.

J'ajoute que vous définissez de manière très large les circonstances situationnelles dans lesquelles les agents de sécurité privée pourraient avoir recours à une arme à feu, circonstances qui prêteraient à sourire si elles n'étaient pas significatives d'un recul de l'État et d'incohérences dans sa gestion.

On met donc les militaires dans la rue et on fait garder les casernes par des agents de sécurité privée qu'on entend armer. Dans le même temps, on recule l'âge de la pension des militaires auxquels on ne veut plus confier des missions non opérationnelles. Demain, on enverra donc, sans doute, des paras de 60 ans sur des théâtres d'opération pendant que leurs casernes seront gardées par des agents de sécurité privée. Cette philosophie est, selon moi, très curieuse.

Je ne reviendrai pas sur la question des caméras de surveillance, si ce n'est pour signaler que pour ce qui concerne les lieux de travail, le projet est également inquiétant à plus d'un titre. On ne peut qu'espérer que le texte n'entraînera pas d'abus pour ce qui concerne la surveillance des travailleurs sur leur lieu de travail.

Par ailleurs, l'article 50 de votre projet autorise les activités de gardiennage sur les lieux des réunions syndicales - il est vrai en dehors des périodes de conflits. Mais encore faut-il savoir quand il y a conflit. La limite est vraiment très difficile à évaluer. Selon moi, la liberté syndicale impose que les réunions puissent se tenir à l'abri de toute pression physique.

Je voudrais également évoquer brièvement la question de la reconnaissance des entreprises déjà agréées dans un autre État membre de l'Union. Permettez-moi ici de douter de l'excellence des contrôles et de la similarité des attentes dans le chef de certains pays à l'égard de compagnies de gardiennage privé. Que faut-il penser, par exemple, d'une entreprise agréée par le gouvernement hongrois pour contrôler les flux de migrants à ses frontières? Les organisations internationales actives dans le domaine ont multiplié les signaux d'alarme quant au comportement de certaines entreprises. Il ne paraît pas inutile de les relayer ici et de s'en inquiéter.

Ceci avec d'autant plus de vigueur que votre projet semble assouplir le contrôle des services sur les qualités morales des acteurs de terrain. Il faut désormais que les services du SPF Intérieur soient déjà informés d'un problème potentiel pour que des personnes fassent l'objet d'un screening plus approfondi. Dans le contexte que nous traversons, c'est dangereux.

Reste encore la question de la formation de ces agents privés. Vous estimez que les procédures encadrant la formation sont trop administratives. Disons que c'est le point de vue du secteur privé, mais son lobbying vous a très fortement influencé. Vous organisez aussi un relâchement du contrôle sur les organismes de formation. C'est le sens de vos articles 146 à 151. Il faut souligner que l'article 147 pose un véritable problème institutionnel découlant de votre façon de mettre le privé et le public sur le même pied. Vous envisagez de fixer le contenu des formations par arrêté royal. Une concertation avec les Communautés aurait certainement été bienvenue. Cela vous aurait permis de réaliser que cette formulation empiète largement sur leurs compétences. Vous fixez les profils, les balises - c'est normal; cela se fait aussi dans les formations médicales, par exemple -, mais vous entendez aussi fixer le contenu. Autant cela peut être salutaire à l'égard du privé, autant cela va vous poser un problème au niveau des septièmes professionnelles, par exemple.

Bref, une sécurité privée aux compétences plus larges, avec une formation moins strictement encadrée, avec une compétence plus large de restriction des libertés, contrôlée moins étroitement, tout cela aux dépens de la police fédérale. Voilà votre projet. Il est contenu dans cette phrase très révélatrice, déjà citée en commission et tirée de votre exposé des motifs: "Les acteurs privés ne peuvent plus être considérés comme des partenaires juniors subsidiaires des forces de police." Avec cette phrase, vous mettez sur le même pied l'acteur privé et l'action publique.

Mon groupe est d'avis que le projet à l'examen fait la part trop belle au secteur privé, qu'il manifeste un désinvestissement coûteux dans les services de police fédéraux, qu'il renvoie de nombreux éléments importants vers des arrêtés d'exécution et présente un risque réel de porter atteinte aux droits et libertés des habitants du pays dans leur vie quotidienne. Pour ces raisons, vous vous en doutez, nous voterons contre votre projet.


Philippe Pivin MR

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, ce projet de loi, vous l'aurez compris aux interventions qui ont précédé la mienne, n'est pas anodin. À l'heure de la professionnalisation indispensable des métiers de la sécurité et surtout face aux menaces qui nous subissons, l'ensemble de l'arsenal préventif, dissuasif, de contrôle et répressif se doit d'être clair précis et adapté.

La loi du 10 avril 1990, dite loi Tobback, répondait à un réel besoin d'assainissement et de professionnalisation du secteur de la sécurité. Son cadre légal a permis de répondre à ces nécessités. Mais cette loi a connu ces 25 dernières années de nombreuses modifications, des retouches également, qui ont fini par rendre difficile sa compréhension et son application.

Sur la forme, monsieur le ministre, votre projet de loi réalise un réel effort de clarté et je pense, notamment, à la définition claire des compétences du secteur privé au travers de catégorisations: les compétences génériques, les compétences situationnelles et enfin, des compétences liées à des activités et tout cela rend le tableau d'ensemble beaucoup plus clair que par le passé.

Par ailleurs et indépendamment des modifications intervenues ces 25 dernières années, les nouvelles exigences de sécurisation de nos concitoyens et les nouvelles menaces terroristes sur notre territoire imposaient une évolution en la matière, car face à ces enjeux, la priorité reste d'assurer un travail policier concentré sur ses missions de maintien de l'ordre et d'intervention.

Il faut réaffirmer que les services de police sont les seuls détenteurs de la force publique et du recours à la contrainte ainsi qu'à celui de la violence. C'est un monopole mais un monopole démocratique de la police. Avec ce projet, le monopole est maintenu sans ambiguïté, ce qui, pour notre groupe, est essentiel.

En ce qui concerne le port d'armes, monsieur le ministre, vous l'avez répété à plusieurs reprises, le présent projet n'élargit pas les possibilités de gardiennage armé. La question de la protection des agents privés n'a pas été éludée, on a au contraire veillé à ne pas amener ces agents à prendre des risques inutiles. Le port d'arme n'est autorisé, dans ce projet, que pour le transport protégé, la protection de personnes et la surveillance de biens, le gardiennage statique, le gardiennage mobile, l'intervention après alarme, ceci dans des lieux où personne n'est censé se trouver.

Nous avons eu des débats forts longs en commission, comme notre collègue l'a rappelé. Le secteur de la sécurité privée joue un rôle strictement préventif et dissuasif. C'est déjà beaucoup, et c'est nécessaire dans l'organisation de notre vie en société. La sécurité privée est un métier de la sécurité parmi d'autres. C'est un partenaire utile de nos services de police. Nous saluons donc les mesures nouvelles et indispensables circonscrites dans ce projet parce qu'elles garantissent l'efficacité d'un système global de sécurité performant. Nous soutiendrons donc ce projet.


Veerle Heeren CD&V

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, beste collega’s, wij zijn niet over één nacht ijs gegaan met dit wetsontwerp. De voorbije twee jaar is er heel wat gedebatteerd. De hoorzittingen waren bijzonder verrijkend en verhelderend, zoals de commissievoorzitter al zei. Tegelijk worden nog heel wat vragen opgeroepen voor de toekomst.

CD&V is tevreden met het voorliggend ontwerp en zal het goedkeuren, zoals wij ook in de commissie hebben gedaan. Eigenlijk is het een soort evenwichtsoefening tussen degenen die een heel grote uitbreiding van bevoegdheden wilden voor de private veiligheidsdiensten en degenen die pleitten voor een beperking van die bevoegdheden. Wat ook voor onze partij zeer belangrijk is, is dat, zoals onze collega zojuist al zei, de uitoefening van dwang en geweld in beginsel voorbehouden blijft aan de politie. Er moet worden benadrukt dat inzake de wapendracht en de generieke bevoegdheden in dit wetsontwerp niets wordt gewijzigd, behalve in specifieke situaties ten opzichte van militaire sites of bepaalde internationale instellingen en ambassades.

Wie dit ontwerp voor de eerste keer leest, en ook nadien, moet zich de vraag stellen of dit niet onlosmakelijk verbonden is met het kerntakendebat over de rol van de politie en over hoe de veiligheid van de burgers moet worden georganiseerd. Dat was ook het interessante aan alle besprekingen.

Wat hier nog niet aan bod is gekomen, is dat hieraan ongetwijfeld een prijskaartje is verbonden, zeker voor de lokale besturen. Wie kan tegen meer veiligheid zijn? Inderdaad, sinds een jaar of twee is de wereld veranderd en de bevolking verwacht veel meer van de lokale besturen, maar de budgettaire contouren zijn wat ze zijn. Al wie evenementen in ons land organiseert, doet al een beroep op private veiligheidsdiensten, maar dat heeft ook een kostprijs.

Ook mag worden vermeld dat wij zeer tevreden zijn dat ons amendement met betrekking tot de invoering van het jaarverslag, waarbij de werkzaamheden van de inspectiediensten alsook de vastgestelde inbreuken en de voorstellen tot verbetering van de wet de volgende jaren kunnen worden geëvalueerd en allicht bijgestuurd, in de commissie unaniem werd goedgekeurd.

Wetgeving is uiteindelijk een levend verhaal, zoals ik altijd zeg. Men moet durven evalueren en zien waar er kan worden bijgestuurd. Onze fractie zal dit wetsontwerp met heel veel plezier goedkeuren.


Sabien Lahaye-Battheu Open Vld

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vicepremier, collega’s, inmiddels meer dan tien jaar geleden, in 2006, maakte de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dewael, een omzendbrief over de administratieve ontlasting van de politie.

Tijdens de vorige legislatuur, 2010-2014, werd ook uitvoerig op dat thema ingegaan. Er werden hoorzittingen georganiseerd in het Parlement over de mogelijke overdracht van politietaken aan de private sector. Na die hoorzittingen heeft Open Vld een wetsvoorstel ingediend waarin een concrete lijst van uit te besteden politietaken was opgenomen.

In deze legislatuur hebben wij dat wetsvoorstel opnieuw ingediend. Er werden nogmaals hoorzittingen georganiseerd, mijnheer de vicepremier, mijnheer de commissievoorzitter. Tijdens de bespreking werd gezegd dat het blijkbaar nogal snel moest gaan, maar eigenlijk is er toch heel veel tijd in dit debat gestoken. Er zijn veel mensen gehoord. Het is nu tijd, daar zijn wij blij om, om erover te stemmen en af te ronden.

In het ontwerp dat vanavond ter stemming ligt, werden vele van onze voorstellen overgenomen. Wij zijn blij dat vast te stellen. Ik wil u dan ook bedanken, mijnheer de vicepremier, voor de samenwerking.

Tijdens de bespreking in onze commissie, en ook vandaag, hebben wij van onze socialistische collega’s heel wat kritiek op het ontwerp gehoord. Ik heb toen gezegd en ik herhaal dat zij blijkbaar vergeten zijn dat in het vorige regeerakkoord, het regeerakkoord-Di Rupo, over dit thema het volgende was opgenomen: “Oplossingen worden gezocht om de politie te bevrijden van bepaalde administratieve, maar ook operationele taken, zodat de politie zich kan concentreren op de kerntaken.”

In de vorige legislatuur werd er op dat punt uiteindelijk niet geland. Er werden wel andere stappen gezet. Open Vld heeft toen meegewerkt aan de sanering van de sector. Er werden strengere vergunningsvereisten opgelegd. Er kwam ook een beperkt systeem van onderaanneming en er werden in de vorige legislatuur ook 25 extra controleurs aangeworven. Er werd ook gezorgd voor een omkaderde uitbreiding van bepaalde bevoegdheden van de bewakingsagenten, bijvoorbeeld de bewaking op industrieterreinen of de systematische controle in luchthavens. Daarover werd tijdens de vorige legislatuur al beslist.

Waarom vinden wij dit ontwerp zo belangrijk?

Het uitgangspunt is samenwerken aan een veiligere samenleving voor een aanvaardbare kostprijs. Private bewaking wordt via deze tekst erkend als een volwaardige speler in het veiligheidsbeleid. Inderdaad, het besef is gegroeid dat wij de publieke veiligheid als kerntaak van de overheid niet zomaar kunnen afzetten tegen de private veiligheid. Sinds bijna 20 jaar geldt het concept van integrale veiligheid. Dat betekent dat de vraag van de burger naar veiligheid ruimer is dan het optreden tegen criminaliteit; het strekt zich ook uit tot het onveiligheidsgevoel en de overlast. Een tweede element binnen de integrale veiligheid is het feit dat wij met een veiligheidsketen zitten, waarvan ook preventie en nazorg deel uitmaken. Een derde element is het gegeven dat publiekprivate samenwerking inzake veiligheid mogelijk moet zijn.

Een tweede belangrijk concept in dit debat is de modale veiligheid. Dit houdt in dat niet alleen de overheid moet instaan voor de veiligheid, maar dat ook het bedrijfsleven en private actoren daarbij moeten worden betrokken. Het is een verhaal van uitbesteding, waarbij de overheid met het behoud van de regie kan overgaan tot het uitbesteden van een aantal taken inzake veiligheid aan de private sector.

Met dit ontwerp wordt een duidelijk regelgevend kader geschapen, waarin de taken en de bevoegdheden, de nadere uitvoeringsregels, de evaluatiemogelijkheden en de bijsturingsmogelijkheden duidelijk zijn omschreven.

Bij de tenuitvoerlegging van de wet zullen wij voortdurend oog moeten hebben voor de volgende doelstellingen. Wordt er meer veiligheid bereikt? Is er een bepaald kostenvoordeel? Is er ruime inzetbaarheid en meer flexibiliteit? En, zeer belangrijk voor ons, komt men tot jobcreatie, integratie op de arbeidsmarkt en werklastvermindering voor politie en andere overheden? Dit alles zullen wij kunnen meten in het jaarverslag, collega’s van CD&V.

Doelstelling is het versterken van de operationele capaciteit en de aanwezigheid op het terrein van de politie. Wij pleiten al jaren voor drie sporen in het kerntakendebat voor de politie: ten eerste, het bepalen van de kerntaken; ten tweede, een interne reorganisatie en modernisering van de politie; ten derde, een overheveling van de taken naar derden, onder andere de private sector.

Collega’s, de sector van de private veiligheid biedt heel wat tewerkstelling. Wij hebben dat tien dagen geleden nog gehoord. Belangrijk is ook dat zij heel hard werken aan de inschakeling van kansenberoepen. Uit cijfers van de Beroeps–vereniging voor Bewakingsondernemingen blijkt dat vorig jaar, 2016, een op de drie 45-plussers waren. Vaak waren het ook laaggeschoolden die in de sector een job vonden. Bovendien investeert de sector ook actief in nieuwe technologie om mensen gerichter te kunnen inzetten.

Kort samengevat, deze tekst en de voorstellen die eraan zijn toegevoegd, passen in de visie van deze regering om het overheidsbeslag naar beneden te halen en de private tewerkstelling waar mogelijk te stimuleren. De overheid moet immers moderniseren en een moderne overheid moet zich bezighouden met haar kerntaken.

Wij hebben, naast het wetsvoorstel en na de hoorzittingen, een amendement opgesteld. Daarin hebben wij een aantal bijkomende taken gevoegd. Ik citeer er drie: de sweepings die ook in het ontwerp zitten; de opleiding en inzet van honden en het gebruik van technische middelen voor derden.

Voor dit laatste punt verwijs ik graag naar een voorbeeld uit mijn streek, namelijk het pilootproject in Nieuwpoort en Ieper bij de herdenkingsplechtigheid van 100 jaar Wereldoorlog I. Dit is een heel mooi voorbeeld van hoe succesvol het kan zijn als de overheid en de privésector de handen in mekaar slaan en met hoogtechnologische middelen een heel belangrijk event bewaken in het belang van onze burgers en iedereen die daar aanwezig was.

Ik concludeer, mijnheer de voorzitter.

Het werk is met de goedkeuring nog niet af. Ik herhaal: the proof of the pudding is in the eating. Het is niet omdat de private sector een bepaalde taak of bevoegdheid zal kunnen uitvoeren, dat dit in de praktijk ook zal gebeuren. Wij zullen moeten evalueren in hoeverre de taken die nu worden vrijgegeven, ook kunnen worden uitgevoerd door de privésector. Open Vld zal dat in elk geval strikt opvolgen en bekijken of in de toekomst misschien ook de wet op het politieambt moet worden aangepast.

Wij kijken ook graag eens over het muurtje, naar onze Nederlandse collega’s, want daar heeft de Raad van Hoofdcommissarissen, te vergelijken met onze Vaste Commissie van de Lokale Politie, een akkoord gesloten met de Nederlandse Veiligheidsbranche, de evenknie van onze BVBO. Samen hebben zij een publicatie gemaakt over tien stappen in de publiek-private samenwerking inzake veiligheidszorg, een soort verzameling van good practices in de samenwerking tussen de politie en de privésector. Wij zullen die pistes verder onderzoeken.

Tot slot, dank ik alle collega’s voor de goede samenwerking in de commissie voor de Binnenlandse Zaken. De Open Vld-fractie zal het voorliggend ontwerp alvast met veel enthousiasme goedkeuren.


Alain Top Vooruit

Mijnheer de voorzitter, voor de sp.a is veiligheidszorg voor iedereen een taak van de overheid. Wie de regels oplegt, moet ze ook doen naleven. Hier rijst de vraag waar de grenzen liggen voor het uitbesteden van dat toezicht en de handhaving ervan. Wat mag de privésector doen en wat niet? Hoe moeten de overheid en de privésector zich tot elkaar verhouden?

Het antwoord op al deze vragen moet volgens ons voldoen aan drie fundamentele uitgangspunten. Ten eerste, de veiligheid moet altijd gegarandeerd blijven; ten tweede, iedereen heeft recht op een gelijke behandeling in de veiligheidszorg; ten derde, de veiligheidszorg moet democratisch georganiseerd zijn.

Ik begin met het eerste punt, veiligheid.

De vraag die hier rijst is de volgende. Verhoogt private bewaking de veiligheid of het veiligheidsgevoel? Het minste dat men kan zeggen, is dat de aanwezigheid van een uniform met een ander kleurtje dan het huidige blauw voor verwarring kan zorgen. Mensen kunnen zich afvragen wie nu eigenlijk wat mag of ten onrechte veronderstellen dat ook bewakingsmensen mogen uitvoeren wat de politie kan en mag uitvoeren.

Een tijdje geleden stond in De Tijd een artikel over Securitas. Ook daar is het voor de mensen niet altijd duidelijk wie bijvoorbeeld wel of niet mag fouilleren. We maken een nieuw onderscheid. Bewakingsagenten zijn anders opgeleid en gescreend en zullen een ander loon krijgen dan het loon dat een politie-inspecteur krijgt. In sommige gevallen zal het misschien gaan over mensen die geweigerd zijn voor de job bij de overheid als politie-inspecteur. Daarnaast zullen privéfirma's bij heel wat taken niet diezelfde draagkracht hebben als de politie. Dan is de vraag of deze taken wel met dezelfde efficiëntie zullen of kunnen worden uitgevoerd.

Collega's, voor alle duidelijkheid, wij vinden dat wapendracht en het gebruik van geweld absoluut een monopolie van de politie moeten blijven. Gelukkig is het ontwerp het daarmee eens, maar incidenten zullen zich ongetwijfeld toch kunnen voordoen. Ik kan in het voorstel niet duidelijk lezen hoe men hiermee zal omgaan. Nochtans is dat van groot belang.

Onze collega van de Open Vld-fractie heeft daarnet het spreekwoord herhaald: the proof of the pudding is in the eating. Ik vind dit er eigenlijk zwaar over. Wij weten niet wat ons te wachten staat, met de veiligheid van mensen speelt men niet.

Ik kom graag aan mijn tweede punt, met name gelijkheid.

Collega’s hebben er reeds op gealludeerd. Het gevaar bestaat volgens ons dat er een grotere ongelijkheid zal ontstaan tussen verenigingen, aangezien grotere evenementen maar ook bedrijven en burgers wel een beroep zullen kunnen doen op bewakingsfirma’s, terwijl dit in andere gevallen financieel niet mogelijk zal zijn. Als burgemeester is het bijvoorbeeld onmogelijk te verwachten dat een dorpskermis of een kleiner evenement in staat is om deze kosten te dragen. Het risico bestaat dan ook dat dergelijke evenementen verdwijnen.

Beste collega’s, veiligheid is een basisrecht voor iedereen. Wij moeten opletten. Enerzijds, bespreken wij een kerntakendebat, anderzijds, willen wij dat de politie efficiënter werkt en dichter bij de bevolking staat. Dit rijmt niet met elkaar. Wij vrezen dat kernopdrachten van de politie om financiële redenen beperkt zullen worden tot het reactieve en repressieve deel van het politiewerk. Dat zou betekenen dat de aandacht voor preventie en nazorg verdwijnt. Zo wordt de politie een brandweerpolitie en niet langer een gemeenschapsgerichte politie met en tussen de burgers. De gemeenschapspolitie werd bij de politiehervorming nochtans ingevoerd om de band tussen politie en bevolking te versterken. Het houdt in dat de politie sociaal goed geïntegreerd is en in de eerste plaats beantwoordt aan de behoeften van de bevolking en ermee samenwerkt.

Daarenboven dreigt het gevaar dat er een duale veiligheidszorg wordt gecreëerd. Wie betaalt, krijgt private- en politiezorg en wie niet betaalt, moet het stellen met een afgeslankte politiezorg, die daarenboven overbelast wordt met het nogmaals opvolgen van de private veiligheidszorg als die op het einde van hun bevoegdheden zijn.

Ik kom tot mijn derde punt, collega’s, de veiligheidszorg democratisch organiseren.

Ook bij de uitbesteding moet de overheid de touwtjes in handen blijven houden. Met andere woorden, er moet controle zijn. De controle op bewakingsfirma’s bestaat er vooral in dat de minister hun vergunning kan intrekken en dat er inspecties zullen volgen.

Toch is die controle minder direct dan de controle die een minister op een overheidsdienst kan uitoefenen.

Belangrijk op te merken is dat de Raad van State hier terecht opmerkt dat artikel 101 van de Grondwet stelt dat ministers verantwoordelijk zijn tegenover de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Openbare veiligheid garanderen en de orde handhaven behoren tot de wezenlijke opdrachten van de overheid en dus ook tot haar belangrijkste plichten.

De verantwoordelijkheid van de minister wordt afgezwakt zodra de veiligheidsopdrachten die verband houden met de bescherming van goederen en personen, niet langer uitsluitend vallen onder de overheidsdiensten die met veiligheid belast zijn. Wanneer de verantwoordelijkheid van de minister afneemt, zal ook de democratische controle door het Parlement zwakker zijn dan vandaag. De controle zal misschien nog wel via het Comité P of het Comité I gebeuren, maar vandaag horen wij daar al noodkreten wegens het gebrek aan mensen en middelen. Er is zelfs aangegeven dat men de controle nooit gebolwerkt zal krijgen. De vraag is: hoe zult u dit oplossen? Uiteindelijk zullen wij aan controle inboeten, met alle gevolgen van dien. Maar waar heb ik vandaag het pleidooi gehoord naar meer controle en meer transparantie?

Collega’s, het ingediende amendement inzake een jaarlijks verslag verhelpt hier weinig aan. Integendeel, het toont eigenlijk aan dat er geen rechtstreekse controle is. Bovendien zijn er nu al problemen met het doorgeven van informatie en het verzamelen en bijhouden ervan. Politiediensten moeten steeds rationeler en efficiënter werken maar hoe kan men dat verwezenlijken als alle werk en informatie worden opgesplitst? Het is dan ook maar de vraag of de opleiding van private bewakingsagenten zal afgestemd zijn op het inzamelen, verwerken en doorspelen van informatie. Te vrezen valt dat op deze manier heel wat informatie zal wegvallen of minstens minder actueel en volledig zal zijn voor de politiediensten.

Een volgend punt, collega's, een punt dat ook aangehaald is door anderen, is het financiële aspect.

We moeten oog hebben voor de financiële consequenties van deze oefening. Het afstoten van bepaalde taken betekent niet dat ze daarom niet meer betaald of uitgevoerd moeten worden. We vrezen dat het kerntakendebat en de privatisering tot een verschuiving zullen leiden van de kosten van de federale overheid naar de deelstaten, de lokale besturen en de politiezones en misschien op termijn naar verenigingen en burgers. Het is dan ook maar de vraag of het uitbesteden van taken niet gewoon zal leiden tot dubbele kosten en meer, enerzijds, voor de private bewaking die vaststellingen doet, anderzijds, voor de politie die daarna moet optreden. Zo komt men eerder uit bij hogere kosten dan indien men de taken gewoon door de politie laat uitvoeren.

Ik verwijs ook graag naar de opmerking van de Raad van State dat privéactoren hun opdrachten vervullen in een door concurrentie gekenmerkte markt. Winst nastreven is hun uiteindelijke doel, collega's. Men zal dan ook nooit alleen kostendekkende opdrachten uitvoeren. Ze zullen gefactureerd worden aan minstens de kostprijs die hoe dan ook hoger is dan die van de verlenende dienst.

Ten slotte, collega's, hebt u al gehoord dat mijn fractie geen voorstander is van dit voorstel. Ik refereer aan de opmerkingen van de Raad van State. Voor ons zijn er nog veel onopgeloste vragen.


Brecht Vermeulen N-VA

Mijnheer Top, ik begrijp iets niet goed.

U hebt daarstraks gezegd dat u erop wijst dat mensen uit de private bewakingsfirma's minder zullen verdienen dan politieagenten, terwijl u daarna gezegd hebt dat ze meer zullen kosten omdat de kostprijs hoger is. Ik weet niet hoe u het een met het ander zult verzoenen. Als zij minder verdienen dan de politiemensen, dan heeft dat natuurlijk te maken met andere opleidingskosten.

Waar wilt u eigenlijk naartoe?


Alain Top Vooruit

Mijnheer Vermeulen, misschien moet u het verslag er nog eens op nalezen.


Brecht Vermeulen N-VA

Het was uw laatste zin.


Alain Top Vooruit

Ik heb niet gesproken over lagere lonen voor de bewakingsdiensten. Ik heb gezegd dat de bewakingsagenten tot de limieten van hun opdrachten zullen werken en dat zij, doordat zij minder bevoegdheden hebben dan de politie-inspecteurs, op het einde van hun werk toch de opdracht zullen moeten doorgeven aan politie-inspecteurs. Zo krijgt men in bepaalde gevallen dubbelwerk.

Collega’s, voor ons zijn er nog altijd onopgeloste vragen. Hoe kunnen wij de controle garanderen? Een jaarlijks verslag volstaat niet. Hoe zullen wij de ongelijkheid tussen de lokale besturen, verenigingen, burgers en personeel kunnen tegengaan? Hoe kunnen wij garanderen dat de organisatie kostenefficiënter zal zijn dan vandaag?

Vele bepalingen in de tekst worden geregeld via uitvoeringsbesluiten. Wij hebben uiteraard niets tegen vernieuwende technologieën, maar de vraag moet worden gesteld, mijnheer de minister, op welke wijze u via uitvoeringsbesluiten een rem kunt zetten op technologieën die een gevaar voor de burger kunnen zijn. Ik verwijs naar een voorbeeld van enkele weken geleden. In de krant stond toen een artikel over de inzet van robocops in een land in het Midden-Oosten. Ik wil erop wijzen dat technologische ontwikkelingen ook wel eens uit de hand kunnen lopen.

Beste collega’s, mijn fractie gaat dus niet akkoord met de invulling van het wetsontwerp. Ik wil echter constructief meedenken over voorstellen die in de commissie gedaan werden. Zo ben ik een voorstander van het wetsvoorstel over de slotenmakerij dat door collega Demon werd ingediend.

Tot mijn verbazing en die van sommige collega’s werd die tekst niet aangehouden en geamendeerd in het wetsontwerp. Aangezien wij het een goed voorstel vinden, dienen wij zelf een amendement in dat geïnspireerd is op het voorstel van collega Demon dat de reglementering en erkenning van slotenmakers beoogt. Het is volgens ons noodzakelijk om de slotenmakerij in de nieuwe wettekst inzake private veiligheid op te nemen, omdat momenteel veel misbruiken worden gesignaleerd in de sector, die een essentiële rol speelt bij de beveiliging van burgers en overheden.


President Siegfried Bracke

Mijnheer Top, mijnheer Thiébaut vraagt het woord.


Éric Thiébaut PS | SP

Monsieur le président, je souhaite simplement préciser que notre groupe a trouvé votre proposition d'amendement excellente. Je l'ai cosignée. Cet amendement a été inspiré par l'excellente proposition de loi de notre collègue Demon.

Nous sommes très étonnés que vous ne l'ayez pas intégrée dans votre projet de loi, monsieur le ministre, parce que c'est réellement une excellente proposition, réclamée par les professionnels du service. Nous allons évidemment soutenir comme, je suppose, le groupe CD&V, cette proposition d'amendement extrêmement importante pour votre projet de loi.


Alain Top Vooruit

Zoals gezegd, kan iedereen zich vandaag slotenmaker noemen, ook wie niet betrouwbaar is, geen kennis van zaken heeft of geen rekening houdt met confidentialiteit, privacy of correcte handelspraktijken. Particulieren of politie-inspecteurs die een slotenmaker nodig hebben, moeten erop kunnen rekenen dat die dienstverlener een vertrouwenswaardig persoon is, werkt met betrouwbaar en bekwaam personeel, correcte tarieven hanteert en eerlijke handelspraktijken toepast.

Een gelijkaardige sector is die van de alarminstallateurs en zij zijn wel opgenomen in de nieuwe wettekst inzake private veiligheid. Voor hen bestaan al 25 jaar erkenningsregels. Het is dan ook tijd om middels onderhavig wetsontwerp betreffende de private veiligheid de regels vast te leggen voor de slotenmakerij.


Gilles Vanden Burre Ecolo

Monsieur le ministre, chers collègues, c’est un projet de loi sur lequel nous avons eu de longues discussions. Je pense que c’est heureux parce que c’est un projet de loi important qui va quand même changer de manière assez significative l’organisation de la sécurité de nos concitoyens. Il est donc normal d’avoir eu de longs débats avec de véritables différences de vision de société – j’y reviendrai –, de véritables différences d’approches par rapport à la sécurité de nos concitoyens.

Il faut pouvoir dire que, lors du débat, nous avons eu des auditions. On a dû insister mais on les a eues. Voyons donc le verre à moitié plein! On a pu consulter une partie des acteurs de terrain. Mais on a quand même travaillé au pas de charge. On a eu les auditions un mardi matin et on a voté article par article tard dans l’après-midi et le lendemain. On sentait quand même qu’il y avait une pression pour avancer rapidement. Il est vrai que ces débats ont lieu depuis longtemps en commission de l’Intérieur, avec des textes différents. La collègue Lahaye-Battheu a reparlé de sa proposition de loi qui va beaucoup plus loin que le projet de loi qui nous est soumis aujourd’hui.

Quand le débat est bâclé et teinté d'amateurisme, on le dit. Ici, il y a eu de vraies discussions, certes au pas de charge, mais on en a l'habitude. Je regrette qu’on ne se soit pas vraiment posé la question en termes de nécessité et d’organisation de la sécurité au niveau de l’État ou au niveau de partenaires privés, comme vous les appelez. On n’a pas vraiment débattu. On ne s’est pas vraiment posé de questions concernant l’aspect fondamental de la sécurité pour nos concitoyens. Doit-elle rester une compétence régalienne, publique? Peut-on estimer que certains pans doivent être transférés à des acteurs privés, avec toutes les conséquences que cela peut avoir?

En tant qu'écologistes, nous sommes attachés à ce que cela reste des compétences régaliennes et que cela reste dans le giron public. Nous l'avons répété à de nombreuses reprises en commission. Ce n'est pas votre avis, monsieur le ministre, ni celui de votre majorité, mais nous aurions pu aller plus au fond de ce débat fondamental pour l'organisation de la sécurité et pour la qualité de vie des onze millions de Belges.

Je voudrais revenir sur quelques points importants pour nous. Tout d'abord, le contexte sécuritaire et l'évolution budgétaire des dernières années. En ce qui concerne le contexte sécuritaire actuel, je n'apprendrai rien à personne en disant que le contexte de sécurité a évolué et que le niveau de menace n'est plus le même. Nous avons vécu de nombreuses semaines au niveau 4 et nous sommes encore au niveau 3. La menace terroriste existe chez nous et dans les autres pays européens. Ce contexte a une influence évidente sur le travail des policiers et des policières qui sont soumis à de nouvelles tâches, de nouvelles pressions, des implications spécifiques par rapport au niveau de menace.

La plupart des services sont surchargés, subissent de grosses pressions. Cela occasionne du stress, des burn-out, des horaires de plus en plus impossibles à tenir, un taux important d'absentéisme, des maladies, qui découlent de cette surcharge de travail accrue due au contexte que nous connaissons.

J'aimerais aussi rappeler le contexte de désinvestissement massif dont souffrent nos services de police depuis des années. Entre 2010 et 2015, que ce soit sous les gouvernements Leterme, Di Rupo, Michel, les budgets n'ont cessé de diminuer. Les effectifs policiers ont globalement diminué, durant cette période, de 10 000 équivalents temps plein.

À partir de novembre 2015, votre gouvernement a réinvesti, a augmenté les budgets, mais, à ce jour, ce n'est pas suffisant pour rattraper le désinvestissement chronique que les services ont subi durant les années antérieures. Par exemple, au niveau des cadres de la police, cela donne des déficits structurels. J'ai souligné, tout comme l'a fait la commissaire générale De Bolle en octobre dernier, que le déficit structurel est aujourd'hui de 15 %. Fin de l'année dernière, elle prévoyait un déficit de 24 % à l'horizon 2019.

Nous sommes tous d'accord sur ces constats, mais pas sur les réponses politiques à y apporter! En effet, Ecolo-Groen a toujours plaidé en faveur d'un renforcement plus important des effectifs, au moins pour remplir ces cadres,  ainsi qu'en faveur d'une augmentation des moyens budgétaires pour atteindre cet objectif.

Ce matin avait lieu la présentation du deuxième rapport intermédiaire de la commission d'enquête sur les attentats du 22 mars. Une des recommandations fortes de cette commission est de remplir les cadres de la police fédérale dans les années qui viennent et d'y consacrer les budgets nécessaires. Nous nous réjouissons donc de cette recommandation en espérant qu'elle sera mise en œuvre par le gouvernement.

Cela dit, le projet de loi qui nous occupe ici fait état d'une autre option qui consiste à dire qu'on est effectivement confronté à un problème structurel, à une surcharge de travail de l'ensemble des services de police sur laquelle tout le monde s'accorde. Notre réponse est de transférer partiellement certaines tâches vers le secteur du gardiennage privé. C'est au sujet de cette réponse à un réel problème que nous avons des divergences de fond.

M. Vermeulen a fait état du fait que, dans le cadre des auditions, nous avons recueilli le témoignage d'un représentant de la Commission permanente de la Police locale (CPPL). Si je me rappelle bien, il a dit être heureux de travailler avec des partenaires du secteur privé, mais parce qu'il n'a pas d'autre choix! Il s'agit d'un témoignage intéressant dans la mesure où il a déclaré qu'il savait qu'il n'aurait pas les renforts dont il aurait besoin et que, ce faisant, travailler avec des partenaires privés était une solution.

Je ne sais pas si les termes que j'utilise sont exacts, mais je pense que c'est ce qu'il voulait dire. En tout cas, ce n'est pas en contradiction avec ce que vous avez dit, cher collègue. Quoi qu'il en soit, cela reflète bien les débats que nous avons eus. À un moment donné, les services de polices se sont dits qu'ils allaient faire avec ce qu'on leur propose, sans que ce soit la solution optimale.

Je voudrais insister sur un deuxième point. Comme je l'ai indiqué dans mon introduction, il s'agit du débat de principe relatif à l'organisation de la sécurité au sein de la société. Or nous n'avons pas discuté de ce que nous souhaitions comme société.

Le Conseil d'État relève les mêmes problèmes et s'interroge ainsi sur la pertinence de transférer une partie des compétences policières au secteur privé.

Je citerai rapidement quelques-unes de ses considérations: "Il n'est a priori pas douteux que garantir la sécurité des personnes et des biens a toujours constitué l'une des fonctions régaliennes de l'État, dans le cadre du contrat social par lequel, au travers de la Constitution et des lois portées en vertu de celle-ci, la Nation - détentrice de la souveraineté - se dote des institutions amenées à prendre en charge ce que l'intérêt général requiert."

Un autre aspect intéressant souligné par le Conseil d'État - et qui a déjà été mentionné - est l'article 12 de la Déclaration des droits de l'homme et du citoyen, dont la garantie nécessite une force publique, "instituée pour l'avantage de tous, et non pour l'utilité particulière de ceux auxquels elle est confiée".

Un dernier élément me semble particulièrement pertinent. Je cite de nouveau le Conseil d'État: "Il y a aussi une différence d'approche entre une sécurité prévue comme simple exécutant matériel des décisions prises par les autorités policières compétentes et une sécurité privée remplissant des missions ayant un impact concret sur les libertés." Et de citer la palpation des personnes, la fouille des bagages, le visionnage d'images dans le cadre d'un système de vidéosurveillance. Or c'est bien ce que prévoit le projet de loi. De nouveau, nous n'avons pas pu débattre de ces questions fondamentales.

Vous avez vous-même constaté en commission, et nous allons en avoir la confirmation ce soir, que nos conceptions politiques divergeaient quant à cet aspect fondamental.

Ensuite, ce texte constitue une boîte de Pandore. Comme certains l'ont rappelé, certaines compétences déjà transférées au secteur privé vont être étendues. D'une certaine façon, on ouvre la voie à d'autres privatisations et à d'autres transferts de compétences au bénéfice de sociétés de gardiennage privé.

Il est notoire que certains, dans ce parlement, ont la velléité d'aller beaucoup plus loin que ce texte. Par exemple, vos collègues de majorité de l'Open Vld avaient déposé une proposition de loi listant toute une série de compétences, davantage que le texte débattu aujourd'hui qui, quelque part, est un moindre mal. Heureusement que nous n'avons pas avancé sur ce texte-là.

Les pratiques d'autres pays ont été évoquées pendant les auditions. En Suède, par exemple, le parlement débat actuellement du transfert vers des agents privés de compétences nationales comme la lutte contre la grande fraude et le terrorisme. Je ne dis pas que c'est dans vos projets pour les années à venir, mais ce sont des pratiques qui existent dans des pays européens, auxquelles il a été fait référence durant les auditions.

De nouveau, où va-t-on s'arrêter? Ne va-t-on pas, demain, après-demain, aller toujours plus loin dans la privatisation? Ce texte suscite chez nous une inquiétude importante. Pour nous, il s'agit d'un premier pas vers une privatisation plus large.

Je voulais revenir sur un autre point important: le contrôle démocratique. L'activité des policiers et des policières est démocratiquement contrôlée par les conseils de police, qui sont composés de mandataires élus par nos concitoyens. Elle est également contrôlée par vous-même, monsieur le ministre. Vous faites partie d'un gouvernement issu d'un parlement démocratiquement élu. Un contrôle démocratique s'exerce sur les fonctionnaires de police. C'est bien normal, et cela fonctionne. Ce n'est par définition pas le cas pour les entreprises de gardiennage.

Dans le projet de loi, vous assignez cette fonction de contrôle au Comité P, qui devra effectivement jouer ce rôle de contrôle, notamment via son service d'inspection. Ce même Comité P a adressé un courrier aux membres de la commission, dans lequel il posait une série de questions. Vous y avez en partie répondu lors de nos échanges. Il reste des inquiétudes fortes par rapport à ce contrôle, qui ne sera pas démocratique. Comment démocratiquement contrôler des entreprises de gardiennage privé? Les mécanismes de contrôle prévus par ce texte posent des questions à l'institution même qui devra assurer ce contrôle, c'est-à-dire le Comité P.

Nous avons soutenu en commission un amendement qui propose la présentation d'un rapport d'évaluation annuel devant les parlementaires, afin d'apprécier l'impact de la loi. C'est une bonne chose.

Dernier point concernant ce contrôle démocratique: le nombre de plaintes émanant de citoyens a augmenté entre 2015 et 2016 pour passer de 100 à 120. On a aussi eu des échanges par rapport à cela. Est-ce structurel? Est-ce lié à l'augmentation du nombre d'agents de sécurité? J'avais le nombre de 18 900 agents actifs. Là aussi, il reste un grand point d'interrogation par rapport à ce contrôle démocratique.

Le dernier point important que je souhaite relayer ce soir a trait au budget. C'est un vrai questionnement, qui a aussi eu lieu durant les auditions. C'est une inquiétude relayée par le représentant de la conférence des bourgmestres. Je précise qu'il était membre du cdH, donc membre de l'opposition au fédéral, parce qu'on m'a reproché en commission d'utiliser cette référence-là. Il n'en reste pas moins que son témoignage était interpellant. Comme on l'a déjà dit, les collectivités locales vont devoir financer des agents du secteur privé. Avec quel budget? Qui va payer la facture? Probablement les citoyens. Il y a ici des inquiétudes et ce n'est pas le seul bourgmestre à les émettre.

On sait que les entreprises de gardiennage doivent, par définition, faire un profit. Qui va payer ce surcoût? Des chiffres ont été cités en commission. Je les ai repris ici. Le coût d'un agent privé était estimé autour 70 000 euros par an alors qu'avec un policier on se situe un peu au-dessus, entre 80 et 100 000 euros, en fonction du statut, des formations, etc. Mais parle-t-on de formations égales? De niveaux de compétences égaux? Cela pose encore cette question du budget. Qui va payer cette facture supplémentaire? Sans compter le profit qui devra être généré par les entreprises de gardiennage privé.

Un autre point important concerne les marchés publics. Les procédures d'appel à des agents de sécurité privés se feront par le biais d'appels à des marchés publics. Nous savons bien que, trop souvent, le marché est octroyé à celui qui présente le prix le plus avantageux. En terme de sécurité pour nos concitoyens, est-ce le choix le plus pertinent? Quelles sont les lignes directrices qui seront communiquées aux agents dans les collectivités locales pour être mis en garde? C'est d'ailleurs le lobby des agents de gardiennage privé qui a mis en garde contre la pratique des marchés publics telle qu'elle se pratique aujourd'hui et qui peut poser de réels problèmes puisqu'il est question de sécurité de l'ensemble de nos concitoyens. L'importance de ce sujet devrait nous amener à intégrer des garde-fous plus efficaces que ce ne l'est aujourd'hui.

Je reviens brièvement sur un sujet que j'ai longuement abordé en commission. Il importe que nous nous interrogions sur le rôle du lobby du secteur du gardiennage privé dans ce texte et dans les débats que nous avons tenus, car dans le panel des personnes auditionnées le mardi matin, nous nous sommes rendu compte, au cours des échanges, qu'une des personnes invitées par la majorité (seul académicien, criminologue et spécialiste en la matière) était président du comité de formation de l'APEG, celle-ci étant le principal organisme de lobby dans le domaine en question. C'est extrêmement interpellant et je l'ai fait remarquer à plusieurs reprises au président de la Chambre. À tout le moins, aurait-il dû être annoncé comme tel.

Si, pour d'autres dossiers, nous avions invité des académiciens liés, par exemple, à l'énergie ou au nucléaire et que nous avions découvert qu'il était membre du comité de formation de Greenpeace, vous en auriez fait, selon moi, grand cas et à juste titre! Ici, nous sommes en présence d'un mélange des genres fort dérangeant. On sait aussi que la direction de l'APEG a changé: c'est un directeur du SPF Intérieur qui est devenu CEO de l'APEG, ce qui n'est en soi pas un problème. Le problème réside dans le timing et dans les problèmes liés à cette loi. Cela pose question. Nous pourrions au moins nous demander quel est le rôle du lobby du gardiennage privé dans l'élaboration de ce texte.

En termes de transparence, on peut faire beaucoup, beaucoup mieux. Je le regrette une nouvelle fois en séance plénière.

Pour conclure, chers collègues, monsieur le ministre, il y a une vraie divergence profonde en termes de vision de société sur ce texte. Comme je l'ai dit en commission, je répète que nous ne pouvons absolument pas vous suivre dans cette vision qui est tout à fait différente de celle que nous prônons en termes de sécurité, thème prioritaire qui nous est cher et qui, pour nous, doit rester dans les mains de l'État, dans les mains d'un service public efficace pour l'ensemble de nos concitoyens.


Isabelle Poncelet LE

Monsieur le président, monsieur le ministre, je tiens tout d'abord à saluer l'effort de clarification et de simplification que vous avez effectué avec ce projet de loi.

La problématique des transferts de compétences de sécurité et des entreprises privées n'est pas nouvelle. La loi a connu plusieurs modifications successives qui ont progressivement étendu les compétences des entreprises privées. Le principe du transfert de certaines compétences ne pose donc pas de problème en tant que tel. Le développement du secteur de la sécurité privée dans le sens du professionnalisme, de la fiabilité, de la qualité est un fait. La sécurité privée prend de plus en plus de place et il était nécessaire de rafraîchir tout l'appareil législatif autour de cette thématique.

Ce développement doit être conforme aux intérêts du citoyen et de l'État. La sécurité privée doit être un soutien complémentaire plutôt qu'un concurrent de la police. La police n'est pas en mesure d'exécuter correctement toutes les tâches actuelles et doit pouvoir se concentrer sur ses propres tâches essentielles. Comme on l'a dit à plusieurs reprises, elle a besoin de moyens financiers supplémentaires qu'elle affecterait à d'autres missions que la surveillance de bâtiments ou l'accompagnement de transports de biens.

Nous insistons cependant sur le fait que ce transfert doit répondre à des conditions strictes, c'est-à-dire être encadré strictement et précisément dans le respect du principe de subsidiarité – on ne touche pas aux compétences régaliennes.

Et dans l'intérêt du citoyen, il faut maintenir le niveau de qualité et d'égalité du service public. Le projet que vous présentez, monsieur le ministre, ne répond malheureusement pas à l'ensemble de ces critères. Comme je l'ai déjà dit, les modalités d'application restent vagues. Vous énoncez des intentions, sans toutefois préciser comment celles-ci seront mises en pratique. On est renvoyé à de multiples reprises aux arrêtés royaux, cela reste imprécis. Vous n'indiquez rien sur les modalités de collaboration avec la police. Pour nous, il reste de nombreuses craintes et questions. Il aurait été plus logique d'examiner ce projet après la clôture du débat sur les missions essentielles de la police. Vous indiquez, lors des débats, qu'il ne s'agit pas de transférer des compétences régaliennes, mais d'ouvrir des possibilité. Quelle est la limite?

On sait que certains souhaiteraient aller encore plus loin dans les transferts. Nous, nous craignons que ce projet soit une boite de Pandore. Comment garantir que les administrations locales ne devront pas assumer des coûts supplémentaires, directement ou indirectement, comme on l'a déjà vu sur le terrain, par des subventions et des augmentations des demandes de subventions des pouvoirs locaux? Comme le Conseil d'État l'a relevé, qu'en est-il de l'absence de ligne hiérarchique entre le ministre et le secteur privé? Comment en traite-t-on les conséquences au niveau de la responsabilité politique? C'est une question cruciale à laquelle nous n'avons pas obtenu de réponse satisfaisante en commission.

Enfin, dans ce projet de loi, certains secteurs sont absents. M. Top l'a rappelé tout à l'heure en annonçant le dépôt d'amendements, ce que nous ferons également. En effet, nous pensons au secteur de la serrurerie. Ce secteur a été soutenu aussi par M. Thiébaut.

Les entreprises de serrurerie ont, en effet, des activités similaires à celles des entreprises de systèmes d'alarme. Saviez-vous que ces dernières tombent déjà dans le champ d'application de la loi du 10 avril 1990, alors que ce n'est pas le cas des entreprises de serrurerie? Actuellement, ce secteur ne dispose d'aucune réglementation, contrairement à nos pays voisins. De nombreux abus sont pourtant constatés et M. Top les a rappelés tout à l'heure.

À la demande du secteur, nous allons donc également déposer un amendement inspiré de la proposition de M. Demon du CD&V, afin de garantir que l’activité de serrurerie s’exercera en toute sécurité dans les limites d’un agrément, d’une autorisation et conformément aux conditions prévues par le présent projet, notamment au niveau des conditions de formation, de l’absence de condamnation pénale, des conditions d’âge, etc.

Monsieur Demon, je vous tends la perche. J’espère que vous saisirez cette occasion de signer avec nous cet amendement. Je m’adresse en tout cas à vous personnellement. Bref, pour toutes ces raisons, monsieur le ministre, nous ne sommes pas en mesure de soutenir la réforme telle que vous l’avez proposée.


Raoul Hedebouw PVDA | PTB

Mijnheer de voorzitter, hoewel dit wetsontwerp niet rechtstreeks ingrijpt in het takenpakket van de politie, laat de timing eigenlijk weinig aan de verbeelding over. In de commissie heeft de minister trouwens expliciet gezegd dat dit past in het zogenaamde kerntakendebat. De regering wil meer bevoegdheden toekennen aan de private veiligheidsfirma’s, met als doel om later bepaalde politietaken te privatiseren.

Al jarenlang is er een structurele onderfinanciering van de politie. Daardoor raken de diensten overwerkt, gaat men minder efficiënt functioneren en wordt de valse indruk gewekt dat de enige oplossing erin bestaat om taken uit te besteden aan de private sector. Terwijl de winsten naar de private bedrijven blijven vloeien, zijn de risico’s voor rekening van de maatschappij. De privatisering van de openbare veiligheid zal ook tot meer ongelijkheid leiden. Rijke personen en verenigingen zullen veiligheid kunnen kopen, de rest wordt de dupe.

Het zou veel efficiënter en goedkoper zijn om de politie voldoende middelen te geven volgens de herziene KUL-norm. De politie heeft één doel, met name: de publieke veiligheid verzekeren. De voornaamste bezorgdheid van firma’s voor private veiligheid is winst maken. Politieagenten moeten zich verantwoorden tegenover alle burgers, veiligheidsagenten enkel tegenover hun werkgever.

Wij maken ons ook zorgen over het gebrek aan voldoende controle op deze bedrijven. Bij de politie is er controle op de kwaliteit, onder andere door het Comité P, de Algemene Inspectie en interne controlediensten. Onder deze nieuwe wet zou de private veiligheid vooral gecontroleerd worden door de FOD Binnenlandse Zaken. De minister kan vergunningen intrekken en inspecties laten uitvoeren.

Naast de twee grote bedrijven, G4S en Securitas, die 80 % van de markt in handen hebben, is er ook een groot aantal kleine bedrijfjes actief. De FOD Binnenlandse Zaken heeft op dit ogenblik 24 inspecteurs in dienst om een stijgend aantal bewakingsagenten te controleren. Het is maar de vraag of er voldoende middelen aanwezig zijn om een effectieve controle uit te oefenen. De vergunningen voor bewakingsfirma’s die niet meer aan de vergunningscriteria voldoen, zullen niet automatisch ingetrokken worden. Ook bij de aanvraag van vergunningen zullen de procureur of de inlichtingendiensten niet automatisch advies geven, behalve als er een ongunstige aanwijzing is.

Er zijn problemen in deze sector. Er werden misschien wel kleine stappen gezet einde 2014 en in september 2016, maar het blijft een sector waar slechte contracten en sociale dumping niet ongebruikelijk zijn. Het personeel, evenals de rest van de burgerbevolking, wordt alzo de dupe van het winstbejag van deze firma’s.

Daarom zal de PVDA dan ook tegen dit wetsontwerp stemmen.


Minister Jan Jambon

Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega’s van de meerderheid en van de oppositie voor alle opmerkingen die vandaag zijn gemaakt maar vooral voor de debatten die wij in de commissie hebben kunnen voeren.

Het voordeel van het voeren van lange debatten in de commissie is dat het weinig nieuwe elementen in de plenaire vergadering brengt. Voor de meeste opmerkingen die zijn gemaakt, verwijs ik daarom naar het verslag van de commissievergaderingen waar de meeste zaken werden behandeld.

Ce projet de loi met en lumière les différences idéologiques présentes dans ce parlement. L'idéologie de gauche veut que tout soit réglé par l'État, par le secteur public. Une autre manière de voir, plus modérée, veut laisser le secteur public faire ce qu'il doit faire, à savoir conserver le monopole de l'utilisation de la violence, et confier d'autres tâches, qui ne sont pas particulièrement liées aux responsabilités des policiers, au secteur privé. Cette vision plus modérée a heureusement la majorité dans ce parlement.

Ik haal nog enkele puntjes over de inhoud aan.

Monsieur Thiébaut, en ce qui concerne les entreprises étrangères, il est très clair qu'elles doivent avoir une licence belge et doivent s'adapter aux lois belges. Il n'y aura pas d'exception pour ces entreprises-là. Si elles ont obtenu des certificats dans leur pays d'origine, nous les contrôlerons et évaluerons l'équivalence de ces certificats avec nos exigences. Cela ne posera pas de problèmes: la même qualité et les mêmes compétences, le même cadre légal seront requis, comme pour les entreprises belges.

Er werden veel opmerkingen gemaakt over de controle. Ik denk dat er met dit wetsontwerp net meer controle op de sector zal zijn. De inspectiediensten waren het grootste gedeelte van de tijd bezig met het uitklaren van de onduidelijkheden in het wetgevend kader, om die duidelijk te maken aan de sector, om daar positie in te nemen. Dit wetsontwerp en alle uitvoeringsbesluiten die zullen volgen, zullen net voor meer duidelijkheid zorgen waardoor de inspectiediensten veel meer tijd kunnen besteden aan het inspecteren zelf, waarvoor ze uiteindelijk zijn opgericht.

De inspectiediensten behoren tot de FOD Binnenlandse Zaken. Ze staan daarmee wel onder mijn controle. Ze kunnen dus ook door het Parlement worden gecontroleerd. Wij hebben er ook nog aan toegevoegd dat het Comité P hierop controle zal kunnen uitoefenen.

Ik wil iedereen hartelijk danken, zeker ook de diensten van mijn eigen kabinet en van de FOD Binnenlandse Zaken, die keihard aan deze wet hebben gewerkt. Ik wil ook de collega’s in de commissie bedanken die hiermee uren en uren bezig zijn geweest, mevrouw Lahaye-Battheu had gelijk, al gedurende vele jaren.

Ik hoop dat deze wet straks kan worden goedgekeurd en dat zelfs mensen die gezegd hebben dat ze hier en daar wat twijfels hebben toch hun gezond verstand gebruiken en voor deze wet het licht op groen zetten.


Alain Top Vooruit

Mijnheer de minister, ik heb een korte repliek met betrekking tot de controle.

U zegt dat de wet dit zal verduidelijken. Daarmee ben ik het eens, maar misschien is de bemerking tijdens de uiteenzetting niet goed overgekomen in die zin dat door meer taken uit te besteden aan de private beveiliging er meer controle zal moeten gebeuren. Alle middelen die naar controle en opvolging gaan, kunnen niet naar veiligheid gaan. Dat is de fundamentele opmerking die wij maken over uw ontwerp.


Minister Jan Jambon

Dat gaat niet helemaal op, in die zin dat ook de politie wordt gecontroleerd.


Alain Top Vooruit

Uiteraard.


Minister Jan Jambon

Zowel bij de private bedrijven als bij de politie zijn er controlemechanismen. De verschuiving van de taken betekent geen toename van de controlewerklast. In beide omgevingen is er controle.


Éric Thiébaut PS | SP

Monsieur le ministre, je pense que nous ne devons effectivement pas relancer tout le débat que nous avons eu en commission, comme nous le faisons parfois. Chaque groupe exprime son point de vue. Nous avons eu l'occasion de le faire. Vous avez répondu brièvement et vous avez renvoyé à vos réponses en commission. Je pense que c'est une sage position.

Ceci étant dit, une remarque tout de même.

Vous parlez d'un positionnement simplement idéologique, avec une vision de gauche selon laquelle tout ce qui concerne la sécurité doit majoritairement être confié aux pouvoirs publics et une vision de droite selon laquelle une partie des missions de sécurité de l'État peut être confiée au secteur privé. Évidemment, nous pouvons en discuter deux heures sans que quiconque change d'avis.

Mais j'ai avancé ici et en commission un autre élément: vous appauvrissez la police fédérale. Cela dépasse le clivage gauche/droite. C'est un problème lié à la politique que vous menez. Vous appauvrissez la police fédérale. Vous m'avez dit en commission qu'en tant que bourgmestre, je devrais être content de pouvoir faire appel au secteur privé, par exemple pour disposer d'un véhicule de commandement, de drones de surveillance ou d'autres services que le privé peut apporter. Et je vous ai répondu que j'attends du fédéral qu'il m'apporte ces services, sans avoir à les payer au secteur privé. Ce n'est pas une question de clivage gauche/droite, mais une question d'appauvrissement des services fédéraux.


Ministre Jan Jambon

Monsieur Thiébaut, vous avez raison, ceci dépasse le débat idéologique. Pour cette raison, je veux intervenir, parce que vos propos sont manifestement incorrects.

Nous investissons dans la police fédérale: 500 millions les trois dernières années. Il s'agit de montants structurels, qui vont donc être maintenus les années à venir. Dire que nous œuvrons à un appauvrissement de la police fédérale, ce n'est pas correct. Nous faisons le contraire!


Willy Demeyer PS | SP

Monsieur le ministre, je me permets de prendre brièvement la parole.

Puisque le rapport de nos travaux de la commission Attentats terroristes est devenu public depuis ce matin, on peut dire en assemblée plénière que nous avons fait deux constats: celui d'un désinvestissement dans les premières années de la législature et un second, fait à l'unanimité, qu'il fallait investir. Vous nous dites que le gouvernement a repris le chemin de l'investissement. Je réponds: trouvez dans le rapport de la commission d'enquête – qui, je l'espère, sera voté à l'unanimité – l'appui nécessaire pour investir encore d'une manière plus importante et judicieuse. Nous ne serons pas obligés alors de recourir au secteur privé tel que vous le programmez.