Proposition 55K3817

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant le Code de la taxe sur la valeur ajoutée en ce qui concerne le régime particulier de la franchise de taxe applicable aux petites entreprises.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Feb. 16, 2024
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
VAT European Union tax system small business tax-free allowance

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB VB
Abstained from voting
N-VA LDD

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

March 14, 2024 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Wouter Vermeersch

Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Ik zal na de heer De Roover tussenkomen.


Peter De Roover N-VA

Mijnheer de minister, ik zal geen ellenlange tussenkomst houden. U en ik wonen trouwens in verschillende provincies. Vermoedelijk blijft het debat dus kalmer dan daarnet. Mocht ik in Zwijndrecht wonen, dan zou ik natuurlijk de verhuis naar uw provincie maken. Dat scheelt echter enkele kilometers.

Mijnheer de minister, voor het wetsontwerp is net verwezen naar het schriftelijk verslag. Opdat iedereen hier aanwezig het debat echter gedetailleerd zou kunnen volgen, leg ik even uit waar het over gaat. Het gaat over de btw-vrijstellingsregeling die bepaalt dat kleine ondernemingen, waarover wij het dadelijk zullen hebben, leveringen en diensten kunnen verstrekken die vrijgesteld zijn van btw, zonder recht van aftrek. Dat is evenwel een keuze. Kleine ondernemingen kunnen er ook voor opteren om met btw te factureren en zodoende het recht op aftrek te behouden.

Er is een omzetting van een richtlijn, die het voor kleine ondernemingen mogelijk moet maken om de vrijstellingsregeling ook toe te passen in een EU-lidstaat waar zij niet gevestigd zijn. Dat is nieuw. Tot hiertoe betrof dat eigenlijk enkel de lidstaat waar zij gevestigd zijn.

Er zijn ter zake een paar voorwaarden. Mijnheer de minister, wat ik nu zal doen, is een puur technische oefening. U zal mij geen ongelijk kunnen geven, hoewel ik uw creativiteit niet wil onderschatten. Er is een bedrag op de regeling gekleefd. De drempel om de regeling van toepassing te laten zijn, mag door de lidstaat zelf worden vastgelegd. Die wordt hier vastgelegd op 25.000 euro. Dat is de drempel die van toepassing is voor de vrijstellingsregeling van belastingen sinds 2015.

Over het bedrag kunnen wij discussiëren. Is dat veel? Is dat weinig? Ik heb hier de bedragen van diverse lidstaten. In sommige lidstaten is dat bedrag meer en in andere is dat minder. Een dergelijke discussie is oeverloos. Wat technisch wel onbetwistbaar is, is dat het bedrag, als het niet wordt geïndexeerd en nominaal wordt vastgeschroefd, door de inflatie en de tijd een andere waarde begint te krijgen.

Ik keer even terug naar het jaar 2015. Nadat dat bedrag is vastgelegd op 25.000 euro hebben wij nogal wat inflatie gekend. Daar bestaan tabellen over. De consumptieprijsindex van januari 2024 bedroeg 130,19 punten. Die van januari 2016 bedroeg 102,42 punten. In die periode is de gemiddelde levensduurte dus gestegen met 27,12 %. Als we die 25.000 euro uit 2016 recupereren, dan heeft dat bedrag vandaag natuurlijk niet meer dezelfde waarde en niet meer dezelfde betekenis. Indien we dat zouden omrekenen, dan komt dat vandaag op 32.000 euro. Concreet betekent dit dat een firma die vandaag aan 30.000 of 31.000 euro komt geen gebruik meer kan maken van die regeling. Nochtans heeft dat bedrag dezelfde waarde als de 25.000 euro uit 2016.

Datzelfde mechanisme zal daarenboven ook voor de toekomst gelden. Bedrijven die vandaag onder de drempel vallen en die een groei kennen die uitsluitend gelijk is aan de waardevermindering van het geld, zullen dus morgen boven die drempel vallen. Zij vallen dan plots uit de boot hoewel ze eigenlijk niet gegroeid zijn qua waardering. Dat is het punt dat wij aansnijden: waarom indexeert u dat bedrag niet? Zeker uw partij, die fors voorstander is van allerhande indexeringen, zou dat immers genegen moeten zijn.

Ik heb u die vraag uiteraard ook tijdens de commissievergadering gesteld. Het zou flauw zijn van mij om u die vraag hier te stellen terwijl ik dat niet eerder had gedaan. U hebt daarop ook geantwoord, zoals we u kennen. Ik citeer uit het verslag waarnaar net verwezen is: "Hiermee tracht de regering het evenwicht te bewaren tussen, enerzijds, het streven naar administratieve vereenvoudiging voor een groot aantal kleine ondernemingen" – dat is goed, want dat is de bedoeling van het ontwerp, maar nu komt het – "en, anderzijds, de noodzaak voor de Staat om voldoende belastingontvangsten te waarborgen zodat hij zijn taken en verplichtingen kan nakomen, zowel op nationaal vlak als op Europees vlak, wat de begroting en de bijdrage aan de eigen middelen van de Unie betreft."

Wat u hier letterlijk zegt, mijnheer de minister, is dat u van de gelegenheid gebruikmaakt om op termijn een belastingverhoging door te voeren. Dat mag allemaal, maar het is goed dat het dan expliciet gezegd wordt. U zegt dat u door het systeem niet te indexeren ervoor zal zorgen dat kleine bedrijven die vandaag nog van het systeem gebruik kunnen maken, dat morgen niet meer zullen kunnen doen, als zij naar waarde op hetzelfde niveau blijven.

Bent u het ermee eens dat mijn redenering klopt? Ik denk dat u niet anders kan dan het daarmee eens te zijn. Betekent dat dat door niet te indexeren het bedrag in de toekomst steeds kleiner zal worden in waardering en dat bedrijven zonder te groeien plots buiten het toepassingsgebied zullen vallen van die vrije keuze?

Mijn opmerking is technisch, maar is toch van belang voor diegenen die toevallig op die grens van al dan niet toepassen liggen. Ik stel de vraag opnieuw. Ik vermoed dat u ook hetzelfde antwoord zal geven, maar ik laat me zeer graag verrassen.


Wouter Vermeersch VB

Inderdaad, hier wordt toch aan een bedenkelijke vorm van goldplating gedaan, een fenomeen waarbij lidstaten verder gaan dan de Europese regelgeving.

Ik heb twee opmerkingen. Ten eerste, volgens de richtlijn mag de nationale drempel niet hoger zijn dan 85.000 euro. In dit wetsontwerp houdt de regering vast aan de bestaande drempel van 25.000 euro. Ten tweede, er is inderdaad geen indexering. Niet-indexering betekent een sluipende belastingverhoging. Dat debat hebben we hier al vaker gevoerd bij andere maatregelen van deze regering. Wij sluiten ons aan bij de vragen die net door de collega zijn gesteld.


Vincent Van Peteghem

Die opmerkingen zijn inderdaad al in de commissie gemaakt. Wij hebben daarover al een debat gevoerd. Ik wil nog twee elementen toevoegen, die in het debat ook naar voren zijn gebracht, mijnheer De Roover.

Ten eerste, het principe van de eenvoud, waarbij het bedrag voor degenen op wie het van toepassing is duidelijk is. Als dat bedrag jaarlijks moet worden aangepast en moet worden geïndexeerd, dan is er voortdurend discussie mogelijk. Dat zou ook de administratieve lasten doen toenemen.

Ten tweede, het is nu eenmaal zo in de btw-regelgeving dat het principe van indexatie voor bepaalde drempels niet wordt gebruikt. Dat is niet echt de reden waarom we dat niet doen, maar het is logisch dat we het principe, dat vandaag niet van toepassing is bij de btw-regelgeving, niet gaan gebruiken. Het gaat dus om het principe van de eenvoud. Dit zou anders heel veel discussie en administratieve last voor de kleine onderneming met zich meebrengen. Voor alle duidelijkheid, er zijn ook vaak mensen die onder die drempel zitten. Ik denk dat de eenvoud op dat vlak minstens even belangrijk is in deze discussie.


Peter De Roover N-VA

Mijnheer de minister, hier wordt een ietwat valse vereenvoudiging naar voren geschoven. Sta mij toe om heel snel een voorbeeld te schetsen. Een kleine onderneming zit met 24.900 euro onder de drempel en beslist om van de voorgestelde regeling gebruik te maken. Het jaar nadien zit zij op 25.100 euro, maar door de niet-indexering, waarvan u er prat op gaat dat het een administratieve vereenvoudiging betekent, aangezien een onderneming maar een keer per jaar met de nieuwe drempel rekening moet houden, komt ze wel in een ander systeem terecht. Qua administratieve bemoeilijking kan dat tellen. Dankzij uw initiatief, zegt u, hoeft een onderneming het getal niet een keer per jaar te wijzigen. Maar tegelijk zorgt u ervoor dat zij, omdat ze niet gegroeid is, plots geen gebruik meer van het systeem kan maken. Ik stel voor dat u aan de betrokken onderneming de vraag stelt wat ze verkiest, een keer per jaar een getal aanpassen of uit het systeem vallen. Het tweede is immers het gevolg van uw niet-indexering.

Uw argument overtuigt helemaal niet en we moeten besluiten dat u een kleine, maar zoveelste sluipende belastingverhoging oplegt. Dat is het einde van het verhaal en de rest is gemakkelijk te doorprikken, vermoed ik.

Wij steunen het principe, maar gelet op de manier waarop dat in de tekst vorm krijgt, kunnen wij de tekst niet goedkeuren.


Wouter Vermeersch VB

Mijnheer de minister, u wenst duidelijk niet te indexeren. Wij zijn het daarmee niet eens, maar u kunt uw redenen daarvoor hebben. Conform de Europese richtlijn hebt u de mogelijkheid om het drempelbedrag op te trekken naar 85.000 euro. Volgens de richtlijn mag de nationale drempel niet hoger zijn dan 85.000 euro. Tussen 25.000 en 85.000 euro ligt er natuurlijk nog een hele resem aan eenvoudige bedragen. Waarom hebt u er niet voor gekozen om gebruik te maken van onderhavig wetsontwerp en, gezien de inflatie, het drempelbedrag vanaf 1 januari 2025 op 30.000 euro of 35.000 euro vast te leggen? Als u toch niet wilt indexeren, dan had u minstens het drempelbedrag kunnen optrekken.


Vincent Van Peteghem

Heel eenvoudig, wij hebben gewoon het status quo van de wetgeving die in 2015 door de toenmalige minister van Financiën werd opgemaakt, behouden, conform onze afspraak in de regering om de discussie niet te heropenen. Overigens hield die destijds evenmin rekening met indexering. Het staat iedereen vrij op een volgend moment de discussie te heropenen en op dat ogenblik er wel rekening mee te houden.


Peter De Roover N-VA

Mijnheer de minister, als u het drempelbedrag van 25.000 euro van 2016 vandaag overneemt, dan is dat geen status quo. Bij een status quo zou u vandaag als drempelbedrag 32.000 euro moeten hanteren. U gebruikt het begrip status quo in de nominale betekenis en u miskent zo het fenomeen inflatie. U weet dat dat niet correct is.


Wouter Vermeersch VB

Mijnheer de minister, als u op 1 januari 2025 een aangepaste regeling met een bedrag van 2015 in werking laat treden, dat holt u gewoon achter de feiten aan, zoals uw regering al de hele legislatuur doet.

U argumenteert dat de regering had afgesproken om de discussie niet te openen. Dat probleem zien we wel vaker met de regering: over heel wat zaken worden er geen discussies begonnen, om over uw fiscale hervorming maar te zwijgen, mijnheer de minister. Die is er nooit gekomen. Wat dat betreft, kunnen wij het dus niet met u eens zijn.

Wij hebben overigens het artikel over de drempelwaarde in commissie verworpen. De regeling an sich zullen wij uiteraard wel goedkeuren, wel met de kritische opmerking dat u achter de feiten aan blijft hollen, uit angst blijkbaar om de discussie in uw regering aan te gaan. Dat is absoluut een zwaktebod.