Proposition 55K3537

Projet de loi modifiant diverses dispositions relatives au statut des militaires du cadre de réserve des Forces armées.

General information ¶

Submitted by

Vivaldi

Submission date

Aug. 31, 2023

Official page

Visit

Status

Adopted

Requirement

Simple

Subjects

armed forces reserve army

Voting ¶

Voted to adopt

Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB VB

Voted to reject

N-VA LDD

Contact form ¶

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.

Discussion ¶

March 14, 2024 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source

De heren Lacroix en Vandenput, rapporteurs, verwijzen naar het schriftelijk verslag. Het woord is aan de heer Francken.

Waar is de minister?

Komt de minister? Is zij in de buurt?

Waar is de minister? Où est Mme Dedonder?

Vorige week was mevrouw Dedonder er niet en wou ze het aan mevrouw Bertrand overlaten. Mevrouw Bertrand was niet alleen de staatssecretaris voor Begroting, maar plots ook de expert Defensie van België. (Minister Dedonder komt het halfrond binnen).

Mevrouw Dedonder, welkom in de plenaire! Vorige keer was u er niet. Mevrouw Bertrand moest antwoorden op twee wetsontwerpen van u.

Ik heb u heel hard gemist, comme toujours! We hebben toen beslist om dit wetsontwerp uit te stellen zodat u er zelf zou kunnen bij zijn. Hoe kunnen we nu praten over Defensie zonder dat de minister van Defensie aanwezig is?

U hebt inderdaad veel werk. U hebt een persconferentie gegeven. Laten we daarmee beginnen. Mevrouw de voorzitster, als het mag zal mijn tussenkomst over de twee wetsontwerpen gaan.

Ik heb zelf geen vraag gesteld over Amay, niet omdat ik niet geïnteresseerd ben in wat er goed loopt en misloopt in onze Defensie en bij onze strijdkrachten, wel omdat we een parlementaire bespreking hebben waarbij we één wetsontwerp hebben dat voor een stuk betrekking heeft op tucht. Dat is niet dit wetsontwerp wat de reserve betreft, maar het andere wetsontwerp, waarbij er een regeling wordt getroffen over wat te doen als er zware incidenten of wangedrag zijn in het buitenland. Dat gaat dus niet over Amay, maar dat is bijvoorbeeld wel wat er recent nog in Noorwegen is gebeurd. Dat is heel pijnlijk, maar ook heel actueel. In die zin wilde ik mijn tussenkomst doen tijdens de parlementaire bespreking van de wetsontwerpen van de regering en van de minister.

Ik sluit mij volledig aan bij wat de heer Vandeput heeft gezegd over wat er in Amay is gebeurd tijdens het vragenuurtje. Men moet streng zijn bij wangedrag. De maatschappij evolueert. De dingen die twintig jaar geleden misschien schering en inslag waren in defensiemiddens kunnen nu niet meer, zijn nu niet meer maatschappelijk aanvaard. Dat is een realiteit.

In Vlaanderen hebben we een heel pijnlijk verhaal, een trauma, zeker ook in mijn regio, het verhaal van Sanda Dia. U hebt dat misschien gevolgd. Dat is een jonge student die bij een doopritueel door de studentenclub Reuzegom het leven heeft gelaten. Dat was een verschrikkelijk verhaal. Dat heeft in Vlaanderen een ongelooflijk schokeffect teweeggebracht en heel veel emoties losgemaakt. De studentenclub Reuzegom is opgedoekt. Er zijn afspraken over dooprituelen gekomen.

Toen ik gisterenavond vernam dat het onder andere over een ontgroeningsritueel zou gaan, dan moest ik direct aan de zaak-Sanda Dia denken. Ik ben zelf ook nog gedoopt. Ik heb geen militaire achtergrond. Ik was te laat voor de dienstplicht. Ik ben gedoopt, zowel op het internaat als aan de universiteit. Was dat menserend? Neen, dat was niet echt menserend. Dat was een beetje mensonterend. De dingen die toen gebeurden, zijn geen dingen die nu nog zouden gebeuren. Heb ik daar een trauma opgelopen? Ik zelf niet, maar iedereen is anders. Dingen die toen misschien schering en inslag waren, kunnen nu niet meer door de beugel en worden niet meer aanvaard.

Ik was vanmorgen voor een gastcollege op de KMS. Daar hebben ze jarenlang gedoopt en ze doen dat nog altijd. Ze hebben alleen veel strengere regels dan twintig jaar geleden. Vroeger was een doop of een ontgroening veel harder.

De maatschappij evolueert dus en defensie moet mee. Daarmee ben ik het volledig eens, ook met wat u in uw antwoord hebt gezegd. Ik heb u ook gefeliciteerd. Ik vind het ook goed dat u daar streng tegen optreedt.

Ik ben niet tussenbeide gekomen, niet omdat ik niet akkoord zou gaan, niet omdat ik niet vind dat u dat goed en kordaat hebt aangepakt en niet omdat ik niet vind dat het correct is dat we die mensen straffen. Doet men dingen die niet kunnen en men verbrandt de vingers, dan heft men pech. Zo simpel is dat.

Ik ben ook niet tussenbeide gekomen omdat ik het incident geen ampleur wil geven die groter is dan het is. Er zijn 25.000 mensen die elke dag keihard hun best doen voor onze defensie. We hebben soldaten in Roemenië. We hebben soldaten die nu onderweg zijn naar de Rode Zee en de Golf van Aden. We hebben heel veel mensen die bezig zijn met het opleiden van onze Oekraïense medeburgers en medemilitairen zodat ze de strijd tegen de Russische agressor kunnen aangaan. Dat zijn er veel meer dan een peloton of een half peloton van het vierde Bataljon Genie in Amay, hoe erg dat ook is. Als u beslist om dat peloton op te doeken, be my guest, doe maar. U hebt mijn steun. Dat is het probleem niet. Het gaat over één peloton van zo'n 30 mensen op een totaal van 25.000, dus wij moeten daar een parlementair debat over hebben en u hebt dat kordaat aangepakt, maar laat dat het debat alstublieft niet domineren.

Het échte debat moet immers gaan over het uitbouwen van onze defensie, haar opnieuw weerbaar maken, het aankopen van capaciteiten – er zijn er heel wat besteld, dus zij zullen komen –, het trainen van mensen om die capaciteiten goed te gebruiken, het blijven aanwerven van mensen, het uitbouwen van onze reserve en het proberen te halen van onze budgettaire doelstellingen in het kader van onze NAVO-verplichtingen. Daarover moet het debat gaan en daarover moet de commissie voor Landsverdediging het hebben.

Het debat in de commissie moet niet zoals gisteren verlopen. Dat was een absoluut dieptepunt. Wat wij gisteren hebben gezien – u hebt er misschien van gehoord – was om te wenen. Ten eerste was er geen quorum, dus wij konden eigenlijk niet eens vergaderen. Ten tweede zijn wij verzeild geraakt in een beschamend debat. Op de Vlaamse Twitteraccounts van heel wat militairen die al dan niet anoniem tweeten, is het oordeel vernietigend. Deze morgen bij de KMS, waar heel veel mensen het debat hadden gevolgd, was het oordeel over de parlementsleden in de commissie voor Landsverdediging vernietigend. Eerlijk gezegd voelde ik mij niet aangesproken. Ik was hier, net zoals de heer Flahaut, de heer Ducarme, de heer Buysrogge, mevrouw Safai en de heer Vandenput. Dat is altijd hetzelfde: wie altijd komt, is aanwezig, maar dan gaat het over het feit dat er geen quorum is en niet over de leden die er zijn. Dat is redelijk absurd natuurlijk, want zij zijn er.

Het was echter beschamend. Ik ben blij dat u dat spektakel niet hebt moeten aanschouwen, want het was echt beneden alle peil. De heer Ducarme vroeg om een debat te houden over de twee jaar oorlog in Oekraïne, maar plots wordt daar een groot amalgaam van gemaakt en moeten wij het ook hebben over Gaza, Oost-Congo en zelfs Taiwan. Oh my God, serieus? Dat is gewoon beschamend. De heer Ducarme heeft zijn voorstel op den duur ingetrokken.

Vervolgens hebben wij gesproken over mijn voorstel om iets te doen rond 75 jaar NAVO. Wij zijn founding father van de NAVO. Op 4 april, over enkele weken, is het zover. Daarover was een heel debat. Ik heb begrepen dat er daarna tijdens de Conferentie van voorzitters een akkoord gevonden is. Ik heb het onderwerp ook even opgenomen met de Kamervoorzitster om toch iets van een plechtigheid te kunnen houden. We zullen daaraan verder werken, dus daarover ben ik tevreden. Het was echter een heel vreemde gang van zaken en een heel vreemd debat.

Als we dan wel in aantal zullen zijn, wat dus vorige keer niet het geval was en dat was niet de eerste keer, dus volgende keer neem ik aan dat we wel in aantal zullen zijn, zullen we het hebben over de klimaatneutraliteit van de Belgische Defensie. Ik wil wel en u zal mij niet horen zeggen dat dat niet belangrijk is, maar dat is toch niet de prioriteit! Als ik daarenboven zie dat één van de 90 amendementen van de meerderheid vraagt om van de oprichting van een meldpunt voor de Aziatische hoornaar in onze basissen een prioriteit van de Belgische Defensie te maken, staat het wenen mij dichter dan het lachen. Als het niet zo belachelijk zou zijn, zou ik gewoon beginnen huilen. Als het dan toch over Azië gaat, zou ik denken dat onze Defensie bezig is met China dat één van de grootse cyberaanvallen heeft gepleegd op onze Defensie in de geschiedenis. Ik zou denken dat het over Rusland gaat dat de grootste bedreiging is of over Iran en de Houthi's die misschien binnenkort ons fregat zullen bestoken. Voor de socialisten zijn dat echter niet de grootste problemen. Voor de heer Verduyckt is het grootste probleem van de Belgische Defensie de Aziatische hoornaar.

U vindt dus dat ik er een karikatuur van maak.

Nous avons déjà eu ce genre de discussion. Mais, si je suis présent cet après-midi – et j'assiste également aux réunions des commissions Achats militaires et Suivi des opérations à l'étranger ou encore à celles de la commission de la Défense, comme vous, monsieur Francken –, c'est pour discuter d'un projet de loi. Or on refait tout un discours sur l'ensemble de la politique extérieure et de Défense de notre pays. Il y a d'autres endroits pour le faire ou alors il faut rouvrir un débat.

En tout cas, nous discutons d'un projet de loi. Ne pouvons-nous pas nous y cantonner, d'autant que je crois que vous y tenez aussi? En effet, vous êtes partisan d'une réserve puissante à la Défense belge. Comme il s'agit d'un projet pouvant correspondre à vos attentes, ne pouvons-nous pas en parler? C'est une suggestion que je vous soumets au passage. Nous pourrions peut-être nous accorder, comme au moment de mon intervention en Conférence des présidents au sujet de votre proposition de marquer le coup à l'occasion du 75ᵉ anniversaire de l'OTAN. De temps en temps, nous pouvons tomber d'accord; pas toujours, certes, mais quand même de temps en temps.

Madame la présidente, je suis entièrement d'accord avec le collègue Flahaut. Je voulais ajouter deux choses.

Je ne siégeais pas en commission de la Défense hier, non que j'avais décidé de la boycotter ou de mener la campagne électorale sur les marchés, comme j'ai pu le lire dans un article assez peu renseigné de la presse francophone, et notamment Le Soir – ce qui me donne à penser que ce journal n'est pas toujours tenu comme il devrait l'être, c'est-à-dire fondé sur des sources crédibles et diversifiées –, puisque je me trouvais en commission des Finances…

(hors micro)

Pardon? Non, la liberté de la presse, j'y tiens absolument.

Néanmoins, un travail journalistique sérieux me ferait du bien, parce que je siégeais en commission des Finances. Malheureusement, le groupe PS comporte beaucoup de membres malades et, notamment, atteints par des maladies graves. J'ai donc dû suppléer à des absences tout à fait justifiées de collègues. Ensuite, je suis allé en commission de l'Économie. Puis, afin de suppléer à l'absence tout à fait excusée du collègue Jean-Marc Delizée, je me suis rendu en commission de la Mobilité, que présidait le collègue Jan Briers, pour intervenir à propos du Musée royal de l'Afrique centrale.

Bref, je voulais dire que, si certains députés sont absents en commission de la Défense, ce n'est pas – en tout cas, dans mon chef – parce qu'ils s'en désolidarisent ou qu'ils considèrent que ce n'est pas une commission importante, c'est parce que – et vous le savez aussi bien que moi – des quorums doivent être assurés et que, parfois, des commissions en pâtissent. Et je suis d'accord avec vous: il y a des thèmes majeurs en commission de la Défense, tandis que d'autres sont mineurs – dans lesquels nous nous perdons parfois, comme cela peut arriver avec des propositions de résolution qui partent dans tous les sens.

Toutefois, je crois qu’il faut revenir à nos travaux, comme l’a dit André Flahaut. Une chose me fait rire quand on parle d’absents. J’ai bien entendu les interpellations de tout à l’heure, et vous avez eu cette décence de ne pas intervenir, vous avez expliqué pourquoi et vous avez immédiatement relevé le niveau, selon moi. Mais où sont donc les collègues qui ont fait les malins tout à l’heure quand les caméras de télévision étaient là? Où sont-ils lorsque nous discutons de dossiers plus techniques mais néanmoins essentiels pour nos militaires?

Après le statut des militaires du cadre de réserve, nous allons évoquer les compétences élargies en matière de poursuites militaires en collaboration avec le parquet. Je ne vois plus ces collègues! Je pense qu’à un moment donné, il faut rester raisonnables et avancer dans le débat sur la base du texte qui nous est soumis, même s’il va sans dire que je n’ai pas à vous dicter votre conduite, monsieur Francken.

Je voudrais commencer par prendre la défense du collègue Lacroix. En effet, il s’agit d’un membre de la commission de la Défense, qui est habituellement présent à l’ensemble des commissions et travaille avec beaucoup d’enthousiasme sur les dossiers de défense. Nous n’étions pas en nombre l’autre jour, et je pense qu’il est excessif de faire reposer ce problème de quorum sur une absence isolée, en l’occurrence la vôtre.

Je tiens tout de même à souligner, pour revenir à l’expression de M. Francken, que je comprends très bien que nous abordions un sujet lié à l’attractivité de la réserve de la Défense. Il déborde quelque peu, dès lors que sur le site web du Washington Post comme sur l’ensemble des sites des journaux internationaux, on parle de violences, de violences à caractère sexuel et d’extrémisme au sein de l’armée belge. C’est un jour extrêmement triste pour ceux qui sont attachés à la Défense nationale!

Il est bien évidemment compliqué, dès lors que l’image de la Défense aujourd’hui à travers l’Europe et à travers le monde est ainsi salie, qu’il y ait un propos qui dépasse peut-être l’aspect plus technique du changement de statut au niveau de la réserve, même si c’est lié.

Évidemment, ce n’est pas avec ce qu’il se passe en effet que nous allons renforcer l’attractivité de la défense nationale. Ceux qui ont parlé de la reconstruction de la défense nationale, comme sur un disque rayé, sont obligés de constater qu’aujourd'hui, à travers ce nouveau scandale à la défense, c’est plutôt à la destruction de l’image de la défense que nous assistons.

Je ne peux pas, par rapport à cela, en vouloir aux collègues de l’opposition d’élargir le débat, comme M. Francken le fait à l’instant.

Een paar punten. Ten eerste, ik weet dat het sommigen ergert …

(De gsm van de heer Van der Donckt maakt geluid)

(Le gsm de M. Van der Donckt fait du bruit)

Mijnheer Van der Donckt, alstublieft …

Mevrouw de voorzitster, ik vind dat u de heer Van der Donckt moet terechtwijzen! (Hilariteit)

Alle gekheid op een stokje, ik begrijp dat sommigen zich ergeren als ik het woord neem en over iets anders begin als thema, maar dat is nu eenmaal mijn recht. In de komende weken zal ik vaker van dat recht gebruikmaken. Er zijn immers nog een paar wetsontwerpen van de regering die mij heel, heel hoog zitten en waar ik heel, heel hard tegen ben, onder andere over migratie. Het gaat niet over uw wetsontwerp, mevrouw de minister, want dat ontwerp valt uiteindelijk zeker mee. Ik begrijp uw intentie, die de goede richting uitgaat. Er zullen echter nog wetsontwerpen naar hier komen die nu bij de Raad van State liggen. Bij die gelegenheid zal ik ook zeker afwijken van het onderwerp. Dat kan ik nu al voorspellen.

Gelukkig heb ik het grondwettelijke recht, of minstens het Reglement dat mij het recht geeft om hier vrij en zolang ik wil te spreken over thema’s die ik zelf wil aankaarten. Mijnheer Flahaut, ik weet dat dat u ergert. U heeft het graag snel en efficiënt. Dat irriteert u, maar daar trek ik me nu eens helemaal niets van aan. Ik heb het woord. Hoe meer u mij onderbreekt, hoe langer het zal duren en hoe meer ik daar zal op ingaan. Als u dit snel wil afhandelen, zou u me beter niet meer onderbreken.

Ik wil nog eens terugkomen op gisteren. Is dat extreem relevant voor wat we vandaag bespreken? Nee. Ik wil echter graag meegeven dat ik deze ochtend toch geschrokken ben van de zeer negatieve houding van een heel aantal hogere officieren aan wie ik een gastcollege gaf, van hun gebrek aan waardering en respect voor het werk van de parlementaire commissie voor Landsverdediging.

Dat is nu eenmaal iets wat mij na aan het hart ligt. Ik ben inmiddels veertien jaar lid van die commissie. In de commissie leveren wij onder leiding van Peter Buysrogge veel goed werk en hebben wij ook vaak heel goede discussies. Wij zijn echter soms met details en futiliteiten bezig en niet met de kern van de zaak.

Op dat punt moet ik een aantal militairen gelijk geven, die zich sterk vervreemd voelen van de zaken waarmee hun parlementaire vertegenwoordigers bezig zijn in de commissie voor Landsverdediging.

Mijnheer Buysrogge, die frustratie delen wij. Wij zijn ook met velen.

Ik doe dus een oproep. Die zal nu misschien te laat komen, want wij hebben nog maar een paar vergaderingen. Mijn oproep geldt dus voor de komende legislatuur. Een aantal commissieleden zal er opnieuw bij zijn, waaronder ik en een aantal anderen. Mijn oproep is dat wij goede afspraken moeten maken over …

(…): (…).

Dat zal wel lukken. Ik moet mij denkelijk minder zorgen maken over de kiezer dan u.

Collega’s, ik bij dezen de hoop uit dat wij ons de komende legislatuur echt met de kern van de zaak kunnen bezighouden tijdens defensiedebatten. Dat is het punt waartoe ik wou komen.

(…): (…).

Het debat over de hoornaar zullen wij nog voeren. Kris Verduyckt is echter niet aanwezig, wat spijtig is. Ik had hem daar namelijk graag nog iets over willen vragen.

Mevrouw de minister, ik kom ter zake. U komt met twee wetsontwerpen naar het Parlement. Over het eerste heb ik een aantal opmerkingen. Ik zal echter beginnen met het tweede ontwerp. U stelt dat er een betere en sluitende regeling moet komen voor eventuele incidenten zoals in Noorwegen, waarbij een aantal para’s een stapje in de wereld zette en een en ander uit de hand liep. Het werd daar wat te enthousiast aan verschillende kanten. Er volgde een vechtpartij. Dat is niks nieuw.

Ik ben van Leuven. Als de para’s van Diest vroeger toen ik student was afzakten naar de Oude Markt in Leuven, wat donderdagavond vaak het geval was, gebeurde het weleens dat er werd geknokt. Dat was zelfs niet erg uitzonderlijk. Ik keur dat niet goed, laat dat duidelijk zijn. Mijn persoonlijke herinnering is echter dat zoiets geregeld eens gebeurde.

U zei dat er op een goede manier gewerkt moet kunnen worden en snel geschakeld. Dat doen wij met de regeling die u uitgewerkt hebt in het tweede wetsontwerp. Daar staan wij achter. Daar hebben wij geen opmerkingen over. Wij zullen dat dan ook goedkeuren.

Wat de reserve betreft, zijn wij het niet helemaal eens. Wij hebben een aantal bedenkingen, maar verwijten u vooral een gebrek aan ambitie. Dit zal zowat het laatste wetsontwerp zijn waarmee u naar hier komt. Ik weet niet of u daarna nog met iets komt? Dan zou dat ondertussen al in het Parlement aangekomen moeten zijn. Ik meen van niet. Dit is dus het laatste wetsontwerp waarmee u naar hier komt. U komt met iets over de reserve. U wil de toegang vergemakkelijken. U schrapt een aantal drempels en barrières, wat logisch is, maar een echt wetsontwerp over de reserve is dat eigenlijk niet. Dat hebben wij nochtans nodig.

Het aantal reservisten neemt zeer sterk toe. Wij hebben er hier een paar in het Parlement. Niet Georges-Louis Bouchez, die is dat niet geworden, meen ik. Ik weet eigenlijk niet hoe het zit. Ik zou het hem eens moeten vragen. Georges-Louis Bouchez zou Nederlands leren en hij zou reservist worden. Ik weet niet of hij in die twee dingen geslaagd is. Ik meen van niet.

Koen Metsu is zo iemand. Hij is wel reservist geworden. En er zijn er misschien nog een paar van wie ik het niet weet. Misschien zijn er enkelen in opleiding, of gaan er nog in opleiding.

U bent er alleszins in geslaagd het aantal reservisten heel sterk te doen stijgen. Dit is volgens mij de grootste stijging van het aantal reservisten ooit. Dat is een goede zaak. Proficiat.

Er zijn wel nog enkele punten die u moet aanpakken in mijn ogen. Ten eerste, de administratieve last. Ik meen echt dat het mogelijk moet zijn om administratief nog te versnellen. Ik krijg soms mails van reservisten die twee of drie mails moeten sturen om hun vergoeding te krijgen. Die vergoeding laat enorm lang op zich wachten. U hebt ongetwijfeld al gehoord dat het soms erg lang duurt eer zij die op hun rekening krijgen. Dat zou toch sneller moeten kunnen, met minder administratieve rompslomp. Wij leven toch in de 21ste eeuw. In 2024 zou het toch mogelijk moeten zijn om dat veel sneller te doen gaan. Laat het desnoods via een sociaal secretariaat regelen, of weet ik veel. Het zou alleszins beter en sneller moeten kunnen.

Wat zijn uw plannen daaromtrent? Ik heb daarvan niets vernomen. Bent u daarmee bezig? Hebt u concrete initiatieven in de pijplijn? Kunt u plannen aankondigen?

Ten tweede, ik kijk met heel veel jaloezie naar het concept van de homeguards in Scandinavische landen, bijvoorbeeld Denemarken. Tijdens mijn bezoek vorig jaar met een groep van N-VA, met onder andere Peter Buysrogge en Darya Safai, naar aanleiding van ons congres konden we vaststellen dat Defensie in Denemarken vlot samenwerkt met de privésector. Als een reservist wordt opgeroepen – reservisten nemen vaak deel aan operaties –, treedt automatisch een systeem van loonregeling tussen de privéwerkgever en Defensie in werking conform een structureel akkoord tussen alle sociale partners in Denemarken. Een dergelijk systeem moeten we ook hier proberen uit te werken.

Als werkgever is het nu best lastig om een werknemer als reservist te laten vertrekken. Ter illustratie, voor medewerkers van de Kamer die reservist zijn, is er geen statuut. Voor een parlementslid-reservist dat opgeroepen wordt om mee te gaan met de Louise-Marie en drie maanden weg is, is er geen regeling. Er is hier evenmin een deftige standaardregeling uitgewerkt om dat voor werknemers van de privésector mogelijk te maken, in tegenstelling tot Denemarken. Denemarken telt dan ook 50.000 tot 60.000 reservisten, die heel flexibel worden ingezet.

Er is geen keuze meer: we moeten weerbaarder worden. Dat betekent dat we massaal moeten kunnen mobiliseren. Enkel een professioneel leger volstaat niet. In Wallonië en Brussel hebt u nog arbeidsmarktkapitaal – daar zijn er meer mensen zonder een job –, maar het is een uitdaging om de Vlaamse eenheden op te vullen. Voor een massale mobilisatie moet de reserve ruimschoots worden uitgebouwd.

In Het Laatste Nieuws hebt u in dat verband een oproep gedaan. U hebt elke Belg, elke Vlaming, opgeroepen om bij de reserve te gaan. Ik luister steeds naar u en aangezien ik heel geëngageerd ben, zal ik er nog eens goed over nadenken; ik heb nog een paar jaar.

Ja. Gaat u bij de reserve?

Mevrouw de minister, corrigeer mij als ik fout ben, maar al wie zich naar aanleiding daarvan kandidaat voor de reserve heeft gemeld, zo getuigen verschillende personen in een mail aan mij, kreeg het antwoord dat er nu geen plaats is en dat men zich na de zomer opnieuw moet inschrijven, als er plaats is bij de volgende lichting in oktober Dat is natuurlijk een beetje lastig. Als men een communicatieoffensief lanceert in de grootste krant van het land, spreekt men toch beter met de diensten af dat er open plaatsen zijn en dat een aantal direct kan starten. Voor een aantal categorieën waren er wel mogelijkheden; het ging vooral over de categorie – de grootste trouwens - waarbij men zijn taken als reservist combineert met een fulltime job.

Mevrouw de minister, u legt de maximumleeftijd vast op 50 jaar. Waarom? Voor de gevechtseenheden blijft de gespecialiseerde militaire opleiding (GMO) bestaan. Maar voor onder andere dokters, advocaten, ingenieurs, cyber- en IT-techneuten schrapt u de GMO, dus de echte gespecialiseerde militaire opleiding, terwijl net dat, de bivak, het echte veldwerk als militair net de juice is waarom mensen graag bij de reserve of in het leger willen. Ik heb daar mijn bedenkingen bij. U schrapt de GMO nu en tegelijk legt u de maximumleeftijd op jaar vast. Waarom? Waarom kan een 60-jarige advocaat of dokter die fysiek nog in orde is – zo zijn er gelukkig heel veel mensen – niet helpen als reservist? Dat is mij niet helemaal duidelijk.

Ik ben het niet eens met uw redenering, maar ik snap ze wel. Voor reservisten met specifieke profielen als dokters, advocaten, ingenieurs en IT'ers is de twee weken durende GMO inderdaad niet nodig en volstaat twee weken opleiding om vertrouwd te worden met allerhande strategieën en te leren. Dan zou ik echter ook de leeftijdslimiet van 50 jaar schrappen. Een 51-jarige dokter kan toch perfect ingezet worden voor noodsituaties? Ik snap uw beslissing niet goed.

Voorts moeten we nadenken over het concept van operationele reserve versus territoriale reserve. U geeft de aanzet wel, maar volgt de redenering ter zake niet consequent. Het is goed dat er een reserve bestaat voor gevechtseenheden. Die bestaat al lang en steun ik ook. Dat kan absoluut verder uitgebouwd worden. De aantrekkingskracht daarvan is groot en zal nog toenemen, als de wereld nog onveiliger wordt.

Maar ondanks dat uw partij en de regering heel sterk hebben ingezet op de hulp aan de natie als taak van defensie– dat moest ook gelet op de overstromingen, de corona- en de energiecrisis – en dat nog altijd als een van de prioriteiten zien, zien we dat principe niet terug in het concept van de reserve dat u hier op tafel legt. Wij zullen volgende week alvast een voorstel indienen om naast een territoriale reserve, een hulp-aan-de-natiecomponent vorm te geven door een operationele reserve, een soort home guard samen met de civiele bescherming en de brandweer uit te bouwen. Dat kan heel breed gaan en we zullen die mensen ook heel hard nodig hebben.

In Lubbeek heb ik een vrijwilligerskorps opgericht. De heer Dermagne is mee de eerste diploma's komen uitreiken. Dat zijn ook vrijwilligers. Zij helpen door de heel eenvoudige taken te verrichten die op dat moment nodig zijn en waarvoor zij opgeleid zijn. Ik denk persoonlijk dat we in de toekomst naar een concept moeten gaan waarbij we een home guard uitwerken voor België. Dat zou heel nuttig zijn en ook nodig, want men zou daarmee heel snel vele duizenden mensen kunnen mobiliseren in geval van een heel grote crisis.

Anderzijds, help die operationele reserve maar. Gebruik die maar. Schakel die in en maak ze lean and mean. Geef ze een goede vergoeding en zorg voor een goede regeling met hun privé of publieke werkgevers. Ook voor wie bijvoorbeeld bij de NMBS of bij de gemeente Lubbeek werkt, moet er een goede regeling zijn. Dat is evident. Zorg ervoor dat ze goed materiaal hebben en dat ze goed kunnen worden ingezet, met minder administratieve lasten dan vandaag. Dat is onze visie. We hebben hier al eerder over gepraat. We hadden vorige week een defensiedag met een honderdtal mensen. Het was heel interessant om daar eens over door te bomen. We hebben heel lang gepraat en gebrainstormd over hoe de reserve van de toekomst eruit zou moeten zien. Dat zijn een aantal punten die ik in het debat wilde brengen.

Tot slot, mevrouw de minister, aangezien het ons laatste grote plenaire debat is over uw beleid wil ik u toch even mijn persoonlijk bilan van uw beleid geven. U krijgt goede punten als het gaat over de inzet voor het personeel. We hebben tijdens de periode van lopende zaken hard gewerkt aan een resolutie over het personeel, met onder andere de heer Lacroix die trekker van dat verhaal was. U hebt veel punten daarvan gerealiseerd, in overleg met de sociale partners, met de vakbonden. Dat was een goed overleg en ik denk dat dit lovenswaardige initiatieven zijn. U hebt daar ook een loonsverhoging aan kunnen koppelen. U had dat beloofd en hebt daaraan gewerkt.

U krijgt goede punten als het gaat over de DIRS en de idee om die industrie en die industriële revolutie op het vlak van militaire toepassingen en capaciteiten in een nieuwe fase te brengen. Er is wel nog heel veel werk aan de DIRS. Dat is volgens mij een prioriteit voor de volgende regering.

Waarmee ik niet akkoord kan gaan, is het feit dat er na de brutale Russische invasie in Oekraïne geen extra structurele budgetten zijn vrijgemaakt. U hebt wel dat 1 miljard extra gekregen en er is het Eurocleargeld, maar er zijn geen structurele verhogingen gedaan. Daarmee hebt u ons land in een moeilijke positie gebracht binnen het NAVO-bondgenootschap en internationaal, en geraken we meer en meer achterop en geïsoleerd.

Vandaag heeft secretaris-generaal Stoltenberg het rapport van 2023 over de NAVO-contributies gebracht. Daaruit blijkt dat 11 lidstaten de 2 % halen, maar in 2024 zijn het er al 22. Het gaat dus razendsnel en ons land volgt niet. Wij hinken hoe langer hoe meer achterop. Ik denk dat u daar harder voor uw departement had moeten vechten. Ik heb uw interviews van de laatste weken gelezen. U blijft nog altijd kritisch als het over die 2 %-doelstelling gaat. U zegt dat er sowieso geen geld van de sociale zekerheid zal komen. Van een PS'er verwachten dat er iets van de sociale zekerheid kan komen, is als van een N-VA'er verwachten dat hij voor herfederalisering is. Het is onzinnig om te denken dat wij dat gaan doen. Dat gaan wij natuurlijk niet doen.

Laat ons eens naar het grote plaatje kijken, mevrouw Dedonder. Niet dat ik u ga overtuigen. Dat zal waarschijnlijk niet lukken, of het moet na de verkiezingen zijn. In 2014 bedroegen de sociale uitgaven in dit land 100 miljard euro, in 2024 bedragen ze 150 miljard euro en in 2030 zullen ze 200 miljard euro bedragen. Dan praten we over enkele miljarden meer voor Defensie. Alles is relatief en het gaat om veel geld, maar de sociale uitgaven in dit land zijn compleet ontspoord. Ja, er zijn veel uitdagingen en ja, er zijn er hier aan mijn linkerkant die nog veel meer willen geven, maar het geld is op en we gaan de komende maanden en jaren harde keuzes moeten maken. In die zin denk ik dat het punt van het veto tegen de beperking of het minder groeien van een aantal sociale uitgaven – het gaat niet over besparingen, het gaat over minder groei – in het centrum van het politieke debat zal liggen in de komende weken en ook tijdens de verkiezingscampagne, zeker in Vlaanderen.

Ik heb het voorzittersdebat in Wallonië gisteren gezien. Daar is blijkbaar nog geld genoeg. Daar is er geen probleem. Jullie beloven allemaal nog extra uitgaven en niemand vraagt dan vanwaar dat moet komen. Alleen mijn goede vriend Georges-Louis vroeg op een bepaald moment: krijgen jullie de rekening nog betaald? Het idee is dan om gewoon de staatsschuld te resetten. Met dat voorstel leef je natuurlijk niet meer op dezelfde planeet. Dan ben je van Venus en de andere is van Mars. Voor PS-baas Magnette is begroting geen probleem. Hij wil naar een global reset. Dan speel je niet volgens dezelfde spelregels. Dan spelen wij voetbal, maar met andere spelregels. Dan kan je eigenlijk geen debat hebben. Als wij toch willen proberen Europese doelstellingen te halen, met de begroting, de schuldgraad en dergelijke en de baas van binnenkort de grootste politieke formatie van België wil de staatsschuld gewoon resetten en alles in de hele wereld opnieuw op nul zetten, is dat redelijk onzinnig, los van het feit dat dat helemaal niet zal lukken. Dat is het volledige kapseizen van het financiële systeem. Dat is 2008 volledig opnieuw, maal tien. Dat debat moeten we nu echter niet voeren.

Mevrouw de minister, u pleit voor een miljonairstaks. Dan moeten de rijken de extra budgetten voor Defensie maar betalen.

Natuurlijk, alles is electoraal. Je suis un animal électoral, un animal politique. We praten over de verhoging van het Defensiebudget. U geeft interviews over Defensie. We hebben hier een debat over wetsontwerpen over Defensie. Ik heb hier nog altijd het recht – ik weet dat ik u begin te irriteren, mijnheer Flahaut, dat is perfect – om te praten en te zeggen wat ik wil. Als ik straks wil beginnen over het weer buiten heb ik daar het recht toe en zult u mij dat recht niet ontnemen. Als ik de encyclopedie van de Vlaamse Beweging wil voorlezen, heb ik het recht om dat te doen en dan zult u mij dat recht niet afnemen. Dat is spijtig, maar zo is het. Ik ben over Defensie bezig en over de essentie van het hele debat, namelijk de verhoging van onze budgetten.

Als het gaat over de verhoging van de budgetten, zegt u in een interview "on touche pas au social", en het moet maar komen van de miljonairstaks. Tax the rich. Dat is wat mevrouw Dedonder heeft gezegd. Hebt u dat gelezen in De Standaard? Dat was een heel interessant interview. Ik heb dat goed gelezen, ik lees alle interviews van mevrouw Dedonder en kijk ook altijd naar haar TikTok-filmpjes.

Ik rond af. Ik vind het persoonlijk heel spijtig dat wij praten over het verhogen van het defensiebudget – onze verplichting binnen de NAVO – en te laat schakelen en dat dan, als een soort deus ex machina, de linkse catch-alloplossing voor alle problemen in de maatschappij wordt bovengehaald, meer bepaald het invoeren van een taks op de rijken. Ik vind dat spijtig. Het debat over Defensie verdient veel beter dan dat. Sowieso – is het niet voor de verkiezingen, dan is het na de verkiezingen – moeten wij eens grondig praten over hoe wij wel degelijk meer zullen investeren in onze strijdkrachten, niet alleen omdat wij daar internationaal toe gedwongen zullen worden, niet alleen door president Biden. Zeker als president Trump terugkomt, zal hij ons daartoe dwingen. Dat debat is essentieel en moeten wij echt voeren. Ik kijk daar alleszins naar uit. Wij zullen volgende week ook met een heel concreet voorstel komen op dat vlak.

Madame la présidente, comme je le disais, pour tout parlementaire et toute personne attachée à notre défense nationale, c'est un jour assez triste, même assez sombre dès lors que, dans l'ensemble de la presse européenne et mondiale, le scandale qui a été mis à jour salit la réputation de notre défense.

On fera naturellement l'analyse sur ce point à l'occasion de la commission de la Défense la semaine prochaine. Je prends à témoin le président de la commission. Il est évident que les réponses que nous avons eues tout à l'heure sont tout à fait insuffisantes.

Je ne vais pas, comme notre cher ami Francken, m'étendre plus au-delà. Néanmoins, je souhaiterais tout de même attirer l'attention de la ministre sur un point.

Madame la ministre, comme vous le savez, le système fédéral a changé. Depuis un certain nombre d'années, le Sénat, du moins le système bicaméral, a été supprimé. Si je vous dis cela, c'est parce que je tiens vraiment, madame la présidente, à remercier M. Laaouej qui, la semaine dernière, probablement assez gêné par l'absence de la ministre de la Défense qui n'était pas excusée à l'occasion des deux projets qu'elle soumettait, et ayant vu le gouvernement envoyer la secrétaire d'État au Budget, a proposé lui-même de reporter ces points. Je pense que c'est une bonne chose. En effet, madame la ministre, il ne suffit pas de faire approuver vos projets en commission. Il faut aussi venir les défendre et débattre en séance plénière. Vous avez pris l'habitude de communiquer sur vos projets approuvés une fois que c'était passé en commission. Madame la ministre, quand le projet est approuvé en commission, il n'est pas encore approuvé. Il faut attendre qu'il soit voté en séance plénière pour que ce soit le cas. Et le passage en séance plénière prend d'autant plus d'importance que nous sommes justement dans un système monocaméral. Un certain nombre de points qui n'ont pas pu être débattus en profondeur en commission se doivent donc de l'être en plénière, ce pourquoi nous sommes ici et vous également.

Je dirai un mot sur ce que M. Francken a indiqué. Il est clair, et on le voit davantage depuis deux ans, que chaque fois qu'on aborde un dossier de la Défense, c'est sans doute encore plus important qu'avant parce depuis deux ans, il y a la guerre en Ukraine. Tous les débats autour de la question de la Défense ont pris de l'importance sur le plan politique. Ils ont également pris de l'importance pour les Belges, qu'ils soient du Nord ou du Sud.

Nous n'avons pas eu la possibilité d'avoir le débat en commission pour faire le point sur ce volet de la Défense deux ans après le début de la guerre en Ukraine – à 2 000 kilomètres de nos frontières, le continent est en guerre – parce que le PS et le PTB s'y sont opposées. Ce n'est pas grave, nous allons leur imposer le débat. Dès la semaine prochaine, il y aura un débat d'actualité. Et vous vous y plierez parce qu'il y aura suffisamment de groupes qui auront exigé ce débat d'actualité sur la question. Vous avez gagné une semaine.

J'en viens à une autre sujet. Il est sénateur mais il n'est pas député et je vois certains, dont la ministre, rire à gorge déployée par rapport à l'ambition de rejoindre la réserve dans le chef de mon président de parti. La ministre dit qu'elle connaît ses limites. Je ne pense pas qu'elle connaisse ses limites. Mais si j'avance plus sur ce volet, ça deviendrait personnel et je ne le ferai pas.

Simplement, lorsque l'on va devenir papa, que son épouse est enceinte, oui, on reporte ses projets d'un an, préférant rester avec son épouse. Oui, le président du MR qui connait sans doute ses limites mieux que vous, madame la ministre, rejoindra ce qu'il avait indiqué rejoindre à savoir les réserves et participera à l'ensemble des épreuves.

Puisque nous sommes dans le cadre du débat sur la réserve, évidemment que le débat est important et il n'est pas sûr que, compte tenu de ce qui s'est passé sous votre responsabilité madame la ministre, cela améliorera l'attractivité de la réserve ou de la Défense en général. Nous perdons des militaires tous les ans. Vous le savez. Vous n'avez pas pu inverser complètement la tendance.

Compte tenu de l'image salie de note Défense par le scandale éventé ce jour grâce aux médias – De Morgen je pense – il faut qu'on puisse faire le point, la clarté sur ce sujet, que l'on joue la transparence au Parlement – vraisemblablement cela se passera la semaine prochaine, pour commencer. Il n'est pas sûr en tout cas que cela renforcera l'attractivité de notre Défense.

Des sujets tels que ceux-ci sont extrêmement importants parce – on le voit partout en Europe aujourd'hui –, le débat autour des réservistes prend une importance supplémentaire. Il est évident en effet que les pays européens et membres de l'OTAN doivent étoffer le nombre de leurs militaires et doivent également veiller à le faire via la réserve. Ce dossier est donc, de mon point de vue, étroitement lié à cette dynamique malheureuse mais nécessaire.

Je relèverai quelques points positifs, madame la ministre: il y en a de temps en temps. Votre proposition d'assouplir le passage au niveau de la réserve dans le chef des militaires de carrière en fin de carrière, je pense que c'est une plus-value. Il me semble que cela va être utile pour simplifier la vie, ouvrir davantage de possibilités au sein de la réserve pour ces candidats qui se voyaient, dans un certain nombre de cas, bloqués par des entraves plus administratives qu’autre chose. Vous soulagez, vous assouplissez, à ce niveau, le dispositif. C’est une bonne chose.

Je ne suis pas sûr que la réforme que vous proposez ici rencontre vraiment l’ambition nécessaire d’attractivité, au sens général, que nous devons avoir pour nos réservistes et s'agissant du nombre de réservistes à atteindre dans le futur.

Je tiens aussi à souligner que, néanmoins, la courbe des réservistes est positive. De ce côté-là, vous avez vraisemblablement pu apporter des éléments positifs. Depuis quelques années – je crois que le mouvement avait débuté un peu avant –, on voit davantage de réservistes que dans le passé. Je pense d’ailleurs que les chiffres ont été joints au rapport.

Monsieur le député, M. Lacroix souhaite intervenir depuis un petit temps. J’essaie de vous interrompre, mais vous êtes parti sur votre lancée. Je donne la parole à M. Lacroix.

Madame la présidente, comme mon intervention était plus générale, par rapport au réquisitoire d’un membre de la majorité face à un ministre de la majorité, dans une belle démonstration de loyauté, je veux simplement rappeler…

(…)

Monsieur Ducarme, je vous apprécie, mais vous allez me laisser parler. Je n’ai pas peur de menaces, quelles qu’elles soient.

(…)

Si, si, mais vous n’avez pas peur.

(…)

Vous n’êtes loyal, peut-être qu’à vous.

Je ne sais même pas si vous êtes loyal vis-à-vis de votre parti, parce que ce ne sont pas du tout les accords que votre parti passe en gouvernement. Si vous voulez jouer à l'électron libre et vous en glorifier, j'aurais bien voulu que vous fassiez pareil lorsque vous aviez un premier ministre MR. Là, on vous entendait moins comme électron libre du parti libéral.

En effet, si on regarde les chiffres – et je ne parle pas des chiffres de réserve – des postulants à la Défense, ils n'ont jamais été plus bas que sous le gouvernement de Charles Michel! Le nombre de postulants a atteint son plancher historique lorsque le MR détenait les rênes du pays, seul parti francophone d'ailleurs gouvernant avec d'autres partis démocratiques néerlandophones.

Le réquisitoire que vous faites aujourd'hui vis-à-vis de la ministre Dedonder aurait été beaucoup plus pertinent s'il avait été mené tout au long de la législature précédente. Mais non, vous avez laissé faire! Pire, on sait très bien que sous le gouvernement MR-N-VA 1,7 milliard d'euros ont été économisés sur le dos de la Défense. En plus, quand notre ministre de la Défense souhaite, à l'instar des engagements européens qui sont pris pour soutenir l'Ukraine, intervenir et notamment fournir des munitions à l'Ukraine, on s'aperçoit que sur le budget 2016 de la Défense, soit quand Charles Michel était premier ministre, le crédit budgétaire pour l'achat de munitions était de zéro.

On accable la ministre actuelle pour des actes commis sous le gouvernement précédent. Depuis qu'elle a pris ses fonctions, avec le concours du MR et des autres partenaires de la majorité, elle a remis la Défense comme priorité numéro 1 de ce gouvernement. Y a-t-il encore des choses à faire? Évidemment! Surtout quand on sait à quel point elle a retrouvé ce département miné de toute part, un véritable gruyère.

Donc, je vous trouve implacable dans votre réquisitoire, qui est semblable à celui d'un Fouquier-Tinville. Vous n'êtes pas assez objectif. Et je le dis: si votre loyauté est aussi importante que celle que vous prétendez incarner, alors vous devez l'incarner quelle que soit la personne en fonction à la tête de ce ministère et quel que soit le premier ministre qui occupe le poste.

Monsieur Lacroix, écoutez, je joue mon rôle de parlementaire, je pose des questions et j'émets des propos. Je ne suis pas loyal au Parti Socialiste, je vous le répète. Si des problèmes se posent, je les souligne. C'est dans cette Maison que nous devons le faire. Si, en effet, nous devons regretter qu'à travers l'Europe et les sites d'information extérieurs à celle-ci, notre Défense soit salie, je le dirai bien évidemment. C'est un jour sombre pour la Défense nationale. C'était déjà le cas après l'affaire Conings. C'est aujourd'hui le cas avec l'affaire qui n'a pas encore de nom, mais qui ne manquera pas d'en prendre un. Et ce n'est pas un ministre libéral qui exerce des responsabilités en matière de Défense. Voilà pour le premier élément, monsieur Lacroix. Je vous rassure, je ne suis pas un électron libre. Si vous vous sentez électrisé par mes propos, c'est sans doute dans une certaine gestion que vous devez en trouvez la cause et les raisons. En tout cas, croyez bien que je ne suis pas un électron libre.

Pour ce qui a trait aux moqueries visant mon président national, pardonnez-moi, mais sur le plan de la loyauté, vous repasserez! Je vous trouve tout de même gonflé, après que j'ai entendu les propos de votre ministre au sujet des prétendues limites que mon président ne connaissait pas. Donc, je veux bien tout ce qu'on veut, mais vous vous offusquez vraiment…

Monsieur Ducarme, Mme la ministre souhaite prendre la parole.

C'est M. Francken qui a parlé de votre président. Je n'ai absolument pas ri. Il m'a demandé – si vous écoutiez correctement, mais c'est peut-être cela, votre problème… – si j'allais devenir réserviste. Je lui ai alors répondu, me concernant, que je connaissais mes limites. En quoi ai-je parlé de votre président? En quoi ai-je rigolé? Il faut écouter un petit peu correctement!

Après la leçon de morale des amis socialistes, je voudrais, si vous me le permettez, prolonger le débat sur le dossier. J’ai dit ce que j’avais à dire. J’ai en effet souligné, madame la ministre, que vous n’étiez pas au Parlement la semaine dernière parce que vous aviez sans doute mieux à faire.

(…)

S’il vous plaît, respectez le Parlement, madame la ministre, ne venez pas y hurler après avoir été absente la semaine dernière!

Je dis simplement que nous attendions légitimement, au Parlement, que vous veniez défendre ce projet. Vous êtes là aujourd’hui, c’est très bien. J’ai souligné en effet qu’une de nos propositions de débat sur l’Ukraine avait été bloquée. C’est aussi une réalité, et je le regrette. Nous aurons le débat la semaine prochaine. J’ai souligné votre absence, c’est un fait, ce n’est pas un réquisitoire. J’ai souligné le fait que le PS et le PTB avaient bloqué notre demande de débat après deux ans de guerre en Ukraine. Ce n’est pas non plus un réquisitoire, c’est la réalité. Pour le reste, madame la présidente, je souhaiterais terminer mon intervention sur le dossier de la réserve.

J’allais évoquer des points positifs. Dans un réquisitoire, monsieur Lacroix, aucun point positif n’est relevé. J’ai en effet relevé que la courbe était positive pour ce qui concerne les réservistes. C’est un élément positif qu’il faut souligner. J’ai souligné un autre point positif, à savoir les assouplissements prévus dans le cadre du projet pour ce qui concerne les militaires en fin de carrière. Il s’agira donc d’une simplification, d’une sorte de passerelle vers la réserve pour ces militaires.

Il y a un point qui m’inquiète dans ce projet qui, somme toute, est assez simple, et qui méritait un échange supplémentaire avec vous, non pas sur le plan politique ou polémique, mais bien sur le plan technique. Ce point est l’article 11 de votre projet, qui prévoit, dans certains cas – que je vous demanderai de bien vouloir préciser –, qu'il n’y ait plus d’instruction militaire spécialisée obligatoire pour les candidats à la réserve.

Vous me direz sans doute que la Défense a un certain nombre de besoins. Nous avons besoin d'un certain nombre de profils. Nous aimerions en effet voir davantage de profils non directement militaires rejoindre la Défense pour des missions déterminées et précises. Mais, si cette instruction spécialisée militaire n'est plus obligatoire, cela signifie alors que ce ne sont plus des militaires qui rentrent à la réserve. Si on supprime la formation militaire pour les candidats à la réserve, cela veut dire que, dans la réserve, on n'a plus de militaires. C'est un élément qui m'interpelle parce que cela s'éloigne de ma vision ou de la vision que mon parti a de la réserve.

Madame la ministre, par rapport à cette non-obligation de formation militaire, pourriez-vous préciser combien de profils cela va concerner et si une estimation, compte tenu des besoins de la Défense, a été réalisée pour évaluer le nombre de réservistes que cela concernera à terme? Je suis très heureux de vous voir aujourd'hui en séance plénière pour discuter de ce point et pour finaliser les échanges que nous avons pu avoir en commission dans un premier temps. Je vous remercie.

Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, collega’s, ik zal mijn uiteenzetting kort houden en mij focussen op het ontwerp dat hier vandaag voorligt. Wij zullen het ontwerp steunen. Het is een stap in de goede richting.

Wij weten dat defensie voor heel veel uitdagingen staat. Wij weten dat de rekrutering niet erg gemakkelijk is, ook al zouden wij dat willen. Behalve het rekruteren en aantrekken van militairen is ook het actief inzetten van een sterke reserve een goede aanvullende zaak voor defensie.

Het ontwerp is ook belangrijk omdat wij vaststellen dat vandaag in het actieve kader heel wat mensen met pensioen gaan of naar andere sectoren vertrekken. Op die manier kan het ontwerp een aanvullend kader zijn.

Het is een goede zaak dat het statuut meer flexibiliteit biedt aan militairen die al in het reservekader zitten. Ook in de toekomst moeten wij op die ingeslagen weg verdergaan.

Er zijn een aantal uitdagingen. Andere sprekers hebben er al naar verwezen. Er is de administratieve rompslomp die daar soms bij hoort en er zijn de onkostenvergoedingen voor de reservemilitairen die moeten kunnen worden herbekeken. Voor de toekomst is het ook belangrijk een duidelijker kader te geven aan werkgevers in de privésector om hun werknemers die actief willen worden in het reservekader, toe te laten dat te doen.

Met andere woorden, het is een eerste, belangrijke stap, maar het is zeker niet de laatste stap. Wij moeten in de toekomst en in de volgende legislaturen in die richting voortwerken.

Madame la présidente, je vois que MM. Franken et Ducarme ne sont pas là. Je n'ai pas vraiment eu de question de la part de M. Beke. Je le remercie donc pour son soutien.

De toute façon, je ne cherchais pas à répondre à M. Francken. Il ne cherche pas à débattre mais juste à cracher son venin.

Comme je l'ai dit récemment, monsieur Ducarme, je ne chercherai plus à discuter avec vous puisque vous ne cherchez pas à débattre. Vous crachez continuellement votre venin. Comme dit dernièrement: "J'en ai assez des brutes!"

(…)

Monsieur Ducarme, vous avez parlé suffisamment. Mme la ministre vient de commencer, vous lui permettrez de s'exprimer! C'est moi qui donne la parole dans cette assemblée!

(…)

Vous n'avez pas la parole! Vous venez juste de rentrer dans l'enceinte parlementaire et vous attendrez quelques instants avant de vous exprimer. Vous êtes un député comme les autres et vous devez vous plier au fait que vous n'avez pas la parole. Si vous ne cessez pas, je vous lance un avertissement! La parole est à Mme la ministre.

Je ne pense pas avoir connu de ministre devant écouter autant de haine, de propos personnels, de propos condescendants, paternalistes, avec l'attitude qu'on vous connaît depuis le début. Arrêtez avec votre air stupéfait, vous savez très bien de quoi on parle!

Je vais donc répondre aux personnes qui n’ont pas manqué de respect, et remercier pour le…

(…)

Oui, mais vous allez me… Écoutez, moi, je peux aussi partir; mais je vais répondre. Mais quelles étaient vraiment vos questions?

(…)

Votre question était: "Pouvez-vous m’éclairer sur l’article 11, parce que je n’ai pas eu les réponses en commission?" 

Mais c’est vrai qu’en commission, vous faites également beaucoup, beaucoup d’allers-retours et que, certainement, vous n’avez pas entendu la réponse complète que j’avais adressée à M. Francken qui avait posé cette question-là. Je vous invite dès lors à relire les compte rendus parce que, visiblement, soit vous n’êtes pas attentif, soit vous ne voulez pas être attentif.

Ensuite, des questions m’ont été posées sur la réserve, à propos de l’âge. Cette limite d’âge avait été fixée principalement pour une question de rendement. Il est vrai que l’on pourrait imaginer, pour certaines fonctions, d’analyser la possibilité de revoir l’âge, mais à la base, quand cette limite d’âge de 50 ans a été fixée… Ici, il est bien question de civils qui voudraient rentrer comme réservistes, et pas de militaires qui sont pensionnés et qui, eux, évidemment, peuvent rester plus longtemps. Cela peut faire partie des analyses, mais à la base, c'était une question de rendement.

Il y avait également la question sur l’appel qui avait été lancé. Comme pour les militaires de carrière, il y a, sur une année, plusieurs sessions de recrutement pour les réservistes. J’imagine que c'était dans ce sens que la réponse a été faite. Il serait probablement plus adéquat d’accepter les candidatures volontaires, de constituer une "réserve de la réserve".

J’ai justement eu l’occasion d’en discuter avec quelques responsables des ressources humaines pour leur dire que c'était ainsi qu’il fallait aller, dorénavant, tout en précisant aux personnes concernées que la session démarrera tel mois, mais on les garde dans la réserve. C’est quelque chose qu’il me semble aussi possible de réaliser sans trop de difficultés.

En ce qui concerne la collaboration plus fluide entre la Défense et les entreprises, j'ai rencontré beaucoup d'entreprises de sécurité et de défense. Je crois que ces entreprises voient un intérêt à ce que leur personnel puisse, à un moment donné, être réserviste à la Défense.

J'ai certes eu moins de contacts avec les entreprises se trouvant en dehors de ce milieu, mais j'en ai quand même eu dans le cadre du service d'utilité collective, puisque nous avons signé un protocole d'accord avec cinq grands secteurs – l'horeca, l'automobile, la logistique, les ressources humaines,… – dans le cadre de la formation et la mise à l'emploi de personnes âgées de 18 à 25 ans sans formation et sans emploi. Ces dernières pourront suivre une formation de base au niveau de la Défense en tant que civils et une formation plus technique selon le métier de leur choix. Le but pour nous est que ces jeunes puissent choisir leur voie, et peut-être devenir réservistes chez nous s'ils préfèrent travailler dans le privé.

Nous avançons. Il faut continuer à investiguer, et probablement aller plus loin au niveau du cadre de réserve, mais nous avançons. Les chiffres sont inédits, vous l'avez dit. Les candidats sont là et pour la réserve et pour devenir militaires professionnels, puisque cette année encore nous avons atteint en quelques mois un chiffre record de postulants pour des carrières professionnelles, tout comme pour la réserve. Je ne peux que m'en réjouir.

Concernant le budget de la Défense, nous avons déjà beaucoup débattu sur ce sujet. Il compte 11 milliards, 1 milliard supplémentaire en investissement, en readiness, avec une trajectoire de croissance qui n'a fait qu'augmenter. Ce budget a quasiment doublé depuis mon entrée en fonction. Ce sont des actions fortes qui ont été menées. Pour ne pas allonger le débat, je ne parlerai pas des recrutements.

Pour ce qui est de l'avenir, il faut continuer dans cette direction. Il ne s'agit pas de couper dans les budgets comme cela a été fait les années précédentes. Il faut continuer sur cette trajectoire de croissance. Nous l'avons fait de manière responsable et cohérente, c'est-à-dire avec en parallèle une trajectoire de croissance du personnel afin que suffisamment de personnel formé puisse utiliser les capacités.

Par exemple, pour ce qui concerne les munitions, le bilan précédent faisait état de 200 millions d'investissement à peine alors que j'en suis à plus de 1,2 milliard de commandes de munitions. Il y a donc un effort important qui a été réalisé.

Où trouver l'argent? C'est évidemment toujours le nerf de la guerre! Quand certains parlent d'augmenter le budget Défense au détriment des soins de santé, de la sécurité sociale, je ne dirai évidemment jamais oui! Aujourd'hui, certains départements ont subi d'importantes coupes budgétaires (la sécurité sociale, la police, la protection civile etc.). La solution n'est donc pas d'aller prendre l'argent de ces départements, d'autant plus qu'il y a aussi l'enjeu fondamental de maintenir l'adhésion de la population. Actuellement, la situation de guerre en Europe fait que nous devons apporter notre soutien à l'Ukraine et dans le même temps, conserver l'adhésion de notre population.

En conséquence, ce n'est pas dans la poche du citoyen que nous irons chercher cet argent via les soins de santé, par exemple. L'argent doit être pris là où il est. Si vous avez bien lu les articles qui m'étaient consacrés, je disais qu'il faudrait voir au niveau européen s'il n'y a pas moyen de neutraliser les dépenses de Défense comme cela a été fait à l'époque des attentats. On pourrait l'imaginer pour différents types de dépenses. Donc, c'est ce sur quoi je demande d'enquêter, au lieu de se jeter sur ce qui pénaliserait l'ensemble des citoyens. Ce n'est vraiment pas à faire.

Voilà mes réponses relatives à ce projet de loi.

Mevrouw de minister, bedankt voor uw toelichtingen. Ik zal mij niet moeien met uw persoonlijke fight du Hainaut. Maar ik meen niet dat de heer Ducarme al brutaal geweest is tegen u, toch niet waar ik bij was. Ik was wel even iets gaan eten, want ik had zoveel honger.

Ik ken de heer Ducarme als een collega die heel outspoken is en die misschien elke morgen een PS'er tussen zijn boterham legt, maar ik ken ook PS'ers die elke morgen een MR'er tussen hun boterham leggen. Maar bon, het zijn mijn zaken niet. Dat moeten u zelf maar uitpraten.

Ik wou nog een paar dingen zeggen.

Ten eerste, u zei: dorén avant. Ik weet niet wat dat betekent. Ha, vanaf nu? Oké, nu snap ik het. Voortaan.

Ik heb hier een mail bij. U hebt onlangs een weekendinterview gegeven in Het Laatste Nieuws. Iemand heeft toen onmiddellijk een mail gestuurd, een vriend van mij. Hij kreeg als antwoord: "Beste, alvast bedankt uw interesse te tonen in reservist bij de defensie. Er zijn verschillende manieren om reservist te worden: je kan dit doen als student…" Die man werkt, hij is geen student meer. "…of als DVEP, één jaar voltijds met mogelijkheden tot twee keer één jaar verlenging." Hij werkt fulltime, dus het is ook niet mogelijk dat voltijds te doen. "…of als reservist met wederoproeping."

Dat is wat de meesten willen doen, hun job behouden en dan zoals Koen Metsu en Joachim Pohlmann, Jonathan Holslag, en zovele andere bekende Vlamingen, reservist worden op die manier.

"De inschrijvingsperiode voor reservisten met wederoproeping is al afgesloten voor dit jaar." U hebt die mogelijkheid gelanceerd, drie weken geleden, en hij heeft onmiddellijk een mail gestuurd. Voor de rest van dit jaar blijkt dat al afgesloten. U kunt begrijpen dat ik dat eigenaardig vind. U doet een oproep. Hij stuurt een mail, en dan krijgt hij als antwoord van Defensie dat het niet meer kan.

Ik citeer die mail gewoon. Die komt van Defensie zelf: "Deze vacatures zullen opnieuw opengesteld worden vanaf het najaar 2024, september-oktober, en dit dan voor aanvang van de opleiding in 2025. De voorwaarden kan je terugvinden op mil.be." enzovoort. Daarvan zegt u nu, dorénavant, hebt u afgesproken dat er een soort van reserve is voor reservisten die graag via wederoproeping zouden binnenkomen.

Ik wil daarom vragen hoe het zit voor wie zich nu aanmeldt. Veronderstel dat ik reservist voor wederoproeping wil worden, maar pas ten vroegste in januari 2025 kan beginnen, terwijl ik dit jaar al 50 word, wordt er desgevallend een uitzondering gemaakt voor de categorie die al tegen de 50 aanloopt? Dat is mij niet helemaal duidelijk. Ik vind het goed dat u dat bericht hebt gelanceerd, maar ik vind het vervolgens raar dat het antwoord luidt dat men zich volgend jaar maar eens opnieuw moet aanmelden. Kunt u dat nog eens uitleggen? Misschien volgen niet veel mensen dit debat, maar er zijn wel enkele geïnteresseerden die willen weten wat ze precies moeten doen. Als minister doet u een oproep en mensen willen ja zeggen, maar vervolgens ook iets doen.

Ten tweede, de leeftijdsgrens van 50 jaar. Ik begrijp dat u zegt dat die keuze werd gemaakt na het overleg en dat die grens voor zittende militairen niet geldt. Soms kunnen zich echter ook andere profielen aandienen, bijvoorbeeld een advocaat, een expert of iemand met jarenlang internationale jobs in de veiligheidswereld. Een dergelijk persoon is heel interessant qua netwerk en soft information, als u begrijpt wat ik bedoel. Voor zulke profielen mag die leeftijdsgrens naar mijn mening niet gelden, want defensie zal mensen met een dergelijk profiel altijd goed kunnen gebruiken. Dat debat is nu niet aan de orde, maar het moet wel nog gevoerd worden. Misschien moet die bepaling wat versoepeld worden. Ik ken mensen die niet meer in aanmerking komen omdat zij ouder dan 50 zijn, maar die als reservist heel interessant kunnen zijn voor Defensie.

Dan wil ik nog iets zeggen over de budgetten. Waar moet het geld vandaan komen als wij onze defensiebudget naar 2 % willen brengen? Wij gaan dat natuurlijk nu niet trancheren. Misschien zal dat na de verkiezingen gebeuren, als de N-VA en de PS aan tafel zitten. Ik weet niet of dat gaat gebeuren, dat zullen wij dan wel zien.

Hoe dan ook, dat debat moet gevoerd worden. Dat kan niet met de sociale zekerheid. Mevrouw Merkel zei ooit iets treffend in een vergadering waar ik was. Ze zei dat de Europese Unie goed is voor 8 % van de wereldbevolking, 25% van de economische ontwikkeling en economische opbrengsten en 50 % van alle sociale uitgaven in de wereld. Mevrouw Merkel, toch een christendemocrate met een sociaal en warm hart, gaf op dat moment aan dat die groei van sociale uitgaven, zeker in oorlogstijd, niet onbeperkt kan zijn. Men zal een deel moeten herkalibreren naar harde veiligheidsuitgaven en mag zich niet beperken tot zachte veiligheidsuitgaven, zijnde de socialezekerheidsuitgaven.

Als wij dat zelf niet doen, zullen de Amerikanen ons dwingen om dat te doen, en de Britten en alle buurlanden. Zoals zo vaak in België, een externe factor zal ons ertoe bewegen.

Madame la ministre, je ne vais pas revenir sur l'ensemble du débat. Je souhaite brièvement réagir sur ce que vous avez dit à propos de l'augmentation de votre budget et des efforts que vous avez accomplis. Oui, en termes nominaux, on est passé de 3 à 5 milliards d'euros. J'arrondis un peu les chiffres. Le budget a effectivement augmenté mais vous savez très bien que le prix des équipements militaires a fait plus que doubler. Les frégates sont passées de 500 millions à 1 milliard pièce. Sur leur durée de vie, les F-35 vont coûter de 14 milliards…

(…)

J'entends que M. Flahaut souhaite prendre la parole.

(Tumulte)

(Tumult)

Madame la présidente!

À chaque fois que je prends la parole, M. Flahaut s'excite. Je suis quand même calme, sobre … Il faut accepter la démocratie, monsieur Flahaut!

Messieurs, un peu de calme!

Madame la présidente, ce n'est pas comme cela que cela fonctionne. On a commencé un débat sur un projet. Il y a eu des interventions de M. Francken et de M. Ducarme. La ministre a répondu. Mais vous reposez des questions et vous relancez le débat. Je suis désolé!

Je réagis aux propos de la ministre. Il faut vous calmer un peu!

Cela suffit! Vous ne m'avez jamais vu énervé!

Monsieur Dallemagne, s'il vous plait, avançons!

Vous ne m'avez jamais vu énervé, vous, monsieur Dallemagne! Vous savez tout sur tout! Vous intervenez sur tout! Vous entrez dans la salle ici. Vous avez une question à poser.

Cela suffit! M. Dallemagne a la parole.

(…)

Mais enfin!

Monsieur Dallemagne, vous avez la parole. Prenez-la!

(…)

Monsieur Flahaut, il va falloir vous filmer pour vous montrer ce qu'est une brute!

Madame la ministre, je reprends calmement.

(…)

Voilà ce que je dois subir régulièrement en commission de la Défense, madame la présidente! Vous voyez!

Madame la ministre, vous nous dites que vous avez augmenté votre budget pratiquement par deux, passant approximativement de 3 à 5 milliards. Comme vous le savez, et il y a plein d'articles de presse à ce sujet, les équipements de défense ont augmenté bien plus sensiblement, que ce soit les frégates ou les F-35 dont on connaît maintenant le prix réel.

On s'était moqué de moi voici quelques années quand j'avais dit que les F-35 ne coûteraient pas 14 milliards sur leur durée de vie mais 20 milliards. Eh bien, on est au-delà aujourd'hui.

Qu'il s'agisse d'autres types d'équipements, tout cela est très cher.

C'est la même chose pour ce qui est de l'inflation, qui a eu un impact sur les salaires des militaires – ce qui est très bien.

Votre capacité de pouvoir d'achat, celle à mettre en œuvre une politique de défense n'a pas sensiblement augmenté, madame la ministre! Vous le savez très bien et il est là le problème.

Pour ce qui est de votre deuxième remarque sur la nécessité de recueillir l'adhésion de la population, évidemment, qu'il la faut! Mais pour l'avoir, madame la ministre, il faut de la pédagogie. On ne peut pas dire, comme vous le faites tout le temps, qu'il y a d'autres dépenses prioritaires et celle-là vient après.

Je n'ai jamais dit ça!

Mais oui! Vous avez parlé de la sécurité sociale, etc. Je vous ai écoutée.

(…)

C'est important et permettez-moi de vous le dire de manière calme et sobre.

L'adhésion de la population c'est de l'ordre de la pédagogie: il faut lui dire la gravité de la situation, celle de nos problèmes de sécurité en Europe, que ces dépenses sont indispensables et ne doivent pas venir après d'autres types de dépenses.

Aujourd'hui, la sécurité de nos citoyens est en jeu. En tant que ministre de la Défense, vous devez faire cette œuvre de pédagogie et y travailler pour avoir cette adhésion de la population.

Je vous entends rarement utiliser ce ton de gravité par rapport à la situation actuelle en matière de sécurité. C'est un élément important par rapport à ce que vous avez dit plus tôt.

Madame la présidente, tout à l’heure, je vous ai demandé à intervenir en raison d’un fait personnel, et vous avez refusé de me donner la parole. Dans cet hémicycle, il y a quelque chose au-dessus du président de la Chambre, c’est le Règlement.

Monsieur Ducarme, je me permets de vous interrompre. Je n’ai pas refusé de vous donner la parole: Mme la ministre était en train de parler et j’ai demandé qu’elle puisse poursuivre son exposé. Vous ne m’avez plus demandé la parole par la suite. C’est différent.

On va dire que vous avez procédé de la sorte pour calmer les échanges, et vous avez sans doute bien fait. On en parlait d’ailleurs il y a deux semaines, lorsque vous avez organisé une cérémonie. Voilà 21 ans que je suis dans ce Parlement, 21 ans que je suis au service des électeurs qui m’ont envoyé ici et, jamais, jamais je n’ai subi ce que je viens de subir.

Vous pouvez rire, mais on peut en effet critiquer objectivement l’absence de la ministre la semaine dernière alors que deux de ses projets étaient à l’ordre du jour. Je pense également qu’on peut regretter que des représentants de son parti politique aient bloqué l’occasion de mener un débat en commission de la Défense deux ans après le début de la guerre en Ukraine.

Je crois qu’on peut aussi comprendre que je veille à défendre mon président de parti de l’ironie affichée dans cet hémicycle, puisque le dossier touche à la réserve. Je pense qu’il est tout à fait possible pour un parlementaire de déplorer que la Défense nationale soit salie comme elle l’est aujourd’hui sans pour autant être qualifié de brute ou de haineux. C’est tout à fait inacceptable. C’est une obligation, madame la ministre, vous devez répondre aux questions des parlementaires.

Vous avez indiqué que vous ne répondriez plus. Madame la ministre, vous devrez toujours faire face à des critiques en tant que ministre. Vous êtes peut-être lassée, mais c’est comme ça, c’est cela le contrôle parlementaire! Je comprends que ce soit lassant, mais il faut le subir, car c’est le système démocratique qui veut cela.

Je n'ai pas compris, dans votre réponse, les éléments relatifs à l'article 11, que je soulevais. Je le regrette. Je pense qu'une partie de la réserve ne sera plus constituée de militaires, puisqu'ils ne seront plus formés dans ce programme spécialisé de militaires. Dans le cadre de ce projet de loi, j'aurais souhaité obtenir des réponses légitimes sur ce point.

Je vais répéter ce que j'ai dit en commission, que vous n'avez pas bien compris ou écouté. Pour le recrutement des militaires de réserve, on tient compte des compétences que le postulant militaire de réserve a déjà acquises avant de rejoindre la Défense. Le cycle de formation d'un candidat militaire de réserve doit être composé le plus souplement possible, ce qui ne veut pas dire qu'il ne sera plus militaire. L'enjeu est que la Défense puisse mettre à profit les compétences du militaire de réserve le plus rapidement possible.

Ainsi, il n'est pas nécessaire que chaque candidat militaire de réserve suive la phase d'instruction militaire spécialisée pendant sa formation de base. Il existe des fonctions pour lesquelles l'instruction militaire spécialisée n'offre pas de valeur ajoutée. Il s'agit des fonctions de soutien non opérationnelles, telles que des fonctions dans la logistique ou des fonctions de spécialiste, par exemple un juriste ou un psychologue.

Par contre, l'instruction militaire spécialisée est nécessaire pour des fonctions opérationnelles liées aux unités de combat. Ces fonctions sont décrites dans les directives concernant la formation des candidats militaires de réserve. Il pourrait arriver qu'au cours de sa carrière, le militaire de réserve qui n'a pas suivi l'instruction militaire spécialisée pendant sa formation de base doive participer à une mission. À ce moment-là, il devra suivre cette phase de formation pour pouvoir exécuter une certaine fonction.

Dat is helemaal terecht, mevrouw de minister. Daar hebben wij het in de commissie even over gehad. Dat klopt, maar ik heb aan de generaals of kolonels die aanwezig waren een vraag gesteld over iemand die als dokter of advocaat intreedt als reservist. Die persoon krijgt geen GMO, maar wil dat heel graag doen. U zegt dat die persoon dat kan doen, maar niet in de initiële fase. Men wordt reservist en kan zich dan nog inschrijven voor een GMO.

Mijn vraag daarover was hoe lang het zal duren voor iemand zich kan inschrijven, want alles zit bomvol. U hebt zoveel reservisten, zoveel mensen in opleiding. Al wie de gevechtsopleiding gaat volgen, zal wel nog een GMO moeten doen. Ik denk dat men kan vergeten dat men die GMO nog zal kunnen volgen, want alles zal gewoon bomvol zitten met reservisten in gevechtsopleiding. Daar heb ik niet echt een antwoord op gekregen. De kolonel of generaal heeft daar toen niet op geantwoord. Het is dus waar dat het mogelijk blijft om het daarna te doen, maar gelet op het feit dat alles nu al vol zit, zal dat de komende jaren moeilijk zijn, denk ik.

C’est aussi une question de bon sens. Nous avions également eu cet échange – peut-être pourrez-vous le raconter à vos collègues – autour du fait que certains candidats réservistes n’ont pas l’envie, ou le besoin, pour la fonction qu’ils vont occuper, d’avoir cette formation militaire spécialisée. Bien sûr, cette formation est obligatoire pour les unités de combat. Pour les autres, nous avons cette flexibilité. Cela signifie aussi que l’on peut plus rapidement avoir à disposition du personnel comme des psychologues. Pour le reste, c’est une question organisationnelle. Il faudra évidemment donner la priorité à ce personnel s’il souhaite faire une formation spécialisée complémentaire.

Feb. 29, 2024 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source

De rapporteurs, de heren Christophe Lacroix en Tim Vandenput, verwijzen naar het schriftelijk verslag.

Mevrouw de voorzitster, waar is de minister? Ik wil heel graag de bespreking aangaan over de reserve van onze Defensie, omdat het een heel belangrijk thema is, maar het liefst in aanwezigheid van de minister. Het is haar voorstel, en ik heb toch nog een paar vragen.

Heeft men haar gebeld? Heeft men haar kabinet gecontacteerd? Het zat er toch al een tijdje aan te komen dat wij tot dit punt zouden komen.

Ik ben toch al lang ingeschreven als spreker. Zij wist dus dat ik tussenbeide zou komen. In de commissie ben ik hierover ook uitgebreid tussenbeide gekomen.

La ministre de permanence est la secrétaire d'état Bertrand, qui est présente.

De minister is er dus niet? Kunnen wij dit dan volgende week bespreken, in aanwezigheid van de minister? Het is toch niet netjes. Zij is ook niet verontschuldigd, vandaag. Het is toch niet ernstig dat ik met mevrouw Bertrand een debat over een technisch wetsontwerp over de reserve moet hebben? Dat is niet leuk voor mevrouw Bertrand, maar dat is ook niet leuk voor mij. Dat is niet leuk voor Defensie.

Mevrouw Bertrand, kent u de reserve bij Defensie? Kent u de techniciteit van het wetsontwerp?

(…)

U zult kijken in uw dossier? Het heeft nochtans weinig begrotingsimpact. Op dat vlak valt het dus nog mee. Wij gaan naar 2 % van het bbp voor Defensie. Maar dat heeft niets met dit wetsontwerp te maken.

Ik heb een paar elementen van antwoord. Sorry, ik ben net aangekomen, maar ik vermoed dat uw vragen zullen gaan over de schietoefeningen en…

(…)

U hebt nog geen vraag gesteld? Ik ken de elementen die in de commissie besproken zijn. Ik ben ook in contact met Defensie. Als er dus specifieke vragen zijn, geen probleem, ik zal erop antwoorden.

De regel is dat de regering hier vertegenwoordigd is. Dat is het geval door mevrouw de staatssecretaris.

Ja, maar er is de regeling en er is het fatsoen. Het fatsoen is wel degelijk dat de bevoegde minister aanwezig is. Het is niet dat mevrouw Dedonder hier elke week aanwezig moet zijn. Zij heeft een beperkte parlementaire agenda, in tegenstelling tot sommige van haar collega's, die wij hier elke week zien, soms uren aan een stuk.

Zij moet hier maar heel even zijn. De minister van Defensie heeft het geluk dat zij heel veel autonomie heeft en dat zij buiten voor het legercontingent en het budget, hier bijna nooit moet zijn.

Het geluk van een minister van Defensie is dat die bijna nooit naar het Parlement moet komen, dus het zou toch fatsoenlijk zijn om hier te zijn als een wetsontwerp van haar voorligt en dat dan geen staatssecretaris moet antwoorden, die op het vlak van defensie – misschien vergis ik mij – niet helemaal dezelfde expertise heeft als de vakminister. Ik vraag dan ook graag de aanwezigheid van minister Dedonder. Zij is niet verontschuldigd. Wat is het probleem? Wenst zij niet meer met mij in een zaal te zitten, want de spanning was te snijden de voorbije weken? Ik weet niet waarom. Ik blijf nochtans altijd vriendelijk.

Madame la présidente, je suis un peu surpris. Nous avons quand même à traiter de deux dossiers qui sont assez techniques et qui ont valu des échanges assez poussés en commission. Si l'on aborde ces dossiers en séance plénière, après les débats en commission, c’est pour une raison précise, à savoir compléter l’analyse du projet avec le ministre responsable.

Cela n’aurait pas posé de problème s’il s’était agi d’un projet européen à transposer dans notre droit. En l'occurrence il s’agit du projet lié au changement de statut, à l’évolution de la réserve militaire belge. Pourquoi la ministre a-t-elle légitimement porté ce dossier de la réforme de la réserve? C’est sans doute lié au contexte international. C’est un dossier important. Aujourd’hui, si on souhaite avoir une augmentation des Belges au sein de la réserve, c’est parce qu’on doit élever notre sécurité, compte tenu du fait qu’à 2 000 kilomètres de nos frontière se déroule une guerre.

Le dossier suivant n’est pas anodin non plus. On y donne au commandement en OPEX des missions judiciaires. C’est aussi un dossier un peu sensible. Avec toute la meilleure volonté du monde et avec toute la compétence que la secrétaire d’État a, elle ne pourra pas répondre précisément aux questions que nous allons aborder à ce sujet.

Madame la présidente, j’ai entendu les arguments de nos deux collègues. Je me réjouis de leur intérêt pour les questions liées à la Défense et au statut des militaires. On peut reporter les points. Cela ne pose pas de difficulté.

Nous reportons donc la discussion du projet n° 3537. (Assentiment)

Le point suivant, le projet de loi réglant certaines activités militaires (n° 3546), est également reporté à la séance prochaine.