Proposition 55K3374

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi introduisant le livre Ier du Code pénal.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
May 23, 2023
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
criminal law penalty penal code

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld MR PVDA | PTB
Abstained from voting
LE DéFI N-VA LDD VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Feb. 21, 2024 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

Les rapporteurs, Mmes Claire Hugon et Sophie De Wit pour le projet n° 3374, Mmes Vanessa Matz et Katja Gabriëls pour le projet n° 3375 et – à nouveau – Mmes Claire Hugon et Sophie De Wit pour le projet n° 3518, renvoient au rapports écrits.

M. Geens va ouvrir le feu des interventions.


Koen Geens CD&V

Mevrouw de voorzitster, ik dank de parlementsleden, in het bijzonder de leden van de commissie voor Justitie, dat ze mij het voorrecht geven om te starten omdat ik een dringende andere verplichting heb deze namiddag en dit strafwetboek me zeer ter harte gaat.

Mijnheer de minister, laat me u en uw voorganger vooreerst van harte feliciteren dat u dit werk, dat zo lang is voorbereid, tot een goed einde hebt gebracht. Het werk is niet gedaan, want het wetboek moet nog in werking treden en soms is het moeilijker om een wetboek in werking te laten treden dan het te laten goedkeuren in het Parlement. U beseft dat. Ik heb ooit wetboeken in werking laten treden die al zeven jaar waren goedgekeurd.

Daarnaast is er nog het strafprocesrecht. Ik zal daarmee beginnen om niet te zagen, maar mocht u de volgende minister van Justitie zijn, dan wens ik u dat u ook een nieuw strafprocesrecht tot stand brengt. In het strafrecht is het strafprocesrecht immers helaas veel belangrijker dan het strafrecht. Er ligt een prachtig strafproceswetboek klaar, maar dat ligt stof te vergaren in deze Kamer en het zou goed zijn dat u dat van onder het stof bevrijdt met de dynamiek die u eigen is.

Inzake algemene principes is het duidelijk dat, hoewel in het Strafwetboek duidelijk wordt gemaakt dat de gevangenisstraf de ultieme remedie is, de vergelding een belangrijk element blijft. Wanneer men de strafdoelen in dit nieuwe wetboek vermeldt, dan is het duidelijk dat de maatschappelijke en de persoonlijke schade die men toebrengt door een bepaald strafbaar feit te plegen, een zeer belangrijk element blijft.

In dezelfde geest vermeld ik trouwens dat de vervangende gevangenisstraf in een aantal gevallen aanwezig blijft, maar dat ik heel blij ben dat ze verdwenen is op het niveau van de geldboete.

Deze Kamer heeft zopas beslist om korte gevangenisstraffen uit te voeren. Dat is een van de oorzaken van de overbevolking in de gevangenissen. Persoonlijk grieft het mij een beetje dat gevangenisstraffen van minder dan een jaar bewaard zijn gebleven en dat het zelfs mogelijk is dat uitzonderlijk een straf van minder dan zes maanden als vervangende gevangenisstraf wordt opgelegd.

Het is wat het is. Het politiek compromis verdient goedgekeurd te worden, dus ik steun het, zij het met een zekere tegenzin.

Verandering is moeilijk. Met het oog op geïndividualiseerde straffen hadden er misschien nog verdere stappen kunnen worden ondernomen, zoals het afschaffen van het onderscheid tussen hoofd- en bijkomende straffen, maar ik ben heel gelukkig dat de strafniveaus zo duidelijk en kenbaar zijn geformuleerd. Het Strafwetboek zelf krijgt een duidelijke structuur dankzij een thematische verdeling van de misdrijven per titel.

De afschaffing van de correctionalisering is een van de belangrijkste vereenvoudigingen. Opnieuw, mijnheer de minister, u weet dat die correctionalisering is afgeschaft in het licht van de afschaffing van het hof van assisen. Voor deze verenigde Kamer wil ik toch nog eens zeggen dat toen ik minister van Justitie werd alle korpschefs, Franstalige en Nederlandstalige, zowel van het parket als van de zetel, mij met tien zijn komen vragen om het hof van assisen af te schaffen. Dat was toen de consensus.

Monsieur Piedboeuf, vous me regardez et vous m'entendez. Ce n'est plus le consensus aujourd'hui, mais j'espère qu'avant la fin de ma vie, les assises auront disparu dans notre pays.

De correctionalisering is in elk geval afgeschaft en dat is een goed en duidelijk punt.

Het is moeilijk, mijnheer de minister, om de lijn te trekken tussen de gevangenis en de interneringsinstelling. In onderhavig ontwerp zijn verschillende pogingen ondernomen om de overgang soepeler te maken. Wij herinneren ons dat in de vorige legislatuur een persoon die gedetineerd is, alsnog geïnterneerd kan worden. Vandaag voorzien wij in de verlengde opvolging; dat is het vervangstuk voor de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, die vroeger de terbeschikkingstelling van de regering heette.

De verlengde opvolging is een goede maatregel, maar we moeten wachten tot 1 januari 2035, voordat die in werking treedt. In het licht van de eeuwigheid is 2035 morgen, maar dat is toch nog een hele poos. Omdat de verlengde opvolging niet in de gevangenis kan worden uitgevoerd, hopen we spoedig nieuws te krijgen van de forensische detentiecentra om de uitvoering van de nieuwe straffen zoals de verlengde opvolging en de behandeling onder vrijheidsberoving mogelijk te maken.

In dat verband, mijnheer de minister, ook al bekruipt mij de zin om uitgebreid op dezelfde nagel te kloppen, zeker als ik in mijn rechterooghoek de burgemeester van Aalst ontwaar, ik zal daar niet aan toegeven. Ik geef enkel dit mee – u weet wat ik zou zeggen, mijnheer de minister -: we moeten interneringsinstellingen bouwen, dringend. Dat is nodig om tegemoet te kunnen komen aan de nieuwe elementen in het Strafwetboek zoals de verlengde opvolging, die in tegenstelling tot de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, niet in de gevangenis mag plaatshebben, en de gedwongen behandeling.

We hebben lang gepiekerd of we de behandeling onder vrijheidsberoving zouden toelaten en of dat mensenrechtelijk helemaal koosjer was. Uiteindelijk hebben we met de meerderheid beslist om dat te doen. Misschien spreek ik voor mijn beurt, maar eigenlijk denk ik dat ook de oppositie dat een goede zaak vindt. Wie door een psychiatrische aandoening een ernstig gevaar vormt voor andermans leven of integriteit en op het ogenblik van de feiten weliswaar toerekeningsvatbaar was, kan toch lijden aan een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De graduele toerekeningsvatbaarheid van personen is mijns inziens een stap vooruit in het strafrecht.

Medische zorg in de gevangenis is het moeilijkste. Onze minister van Volksgezondheid was zo genereus om in de tegemoetkoming van de sociale zekerheid in de gezondheidszorg extra muros te voorzien. Dat heeft heel lang geduurd, het heeft veel ministers van Justitie gekost. Een minister van Justitie is zelfs minister van Volksgezondheid geworden om dat mogelijk te maken, om mevrouw De Block niet te noemen, en nu is het zover. Op het moment zitten meer dan 900 geïnterneerden in de Belgische gevangenissen, een verdubbeling ten opzichte van vijf jaar geleden. Mijnheer de minister, uw voorganger plus één, meer bepaald ik, had meer geluk – ik heb altijd geluk –, omdat er bij mijn aantreden twee nieuwe interneringsinstellingen in aanbouw waren, namelijk te Gent en Antwerpen. Vandaag zijn er, voor zover ik weet, geen in aanbouw, maar ik heb beloofd om er niet over te spreken. Om iets urgent te maken, is het soms beter om er niet over te spreken en om de handen uit de mouwen te steken.

Eremagistraat Heimans heeft erop gewezen dat de gedwongen behandeling mogelijk is mits de naleving van twee voorwaarden: kwaliteitsvolle capaciteit en regeling naar analogie van de patiëntenrechten. Vandaag is de situatie van patiënten in het ziekenhuis en in het psychiatrisch ziekenhuis excellent geregeld. Onlangs nog hebben we daaraan wijzigingen aangebracht. De interne rechtspositie van gevangenen is perfect geregeld door de wetgeving van 2005 en 2006, de externe rechtspositie eveneens. De interne rechtspositie van geïnterneerden is echter niet geregeld. Zodoende vallen geïnterneerden tussen twee stoelen. Ook voor geïnterneerden vind ik een regeling belangrijk. Dat lijkt mij werk op de plank voor de volgende regering.

Wat gebeurt er als een behandeling wordt geweigerd? Dat is een beetje zuur. Als een gevangene de gedwongen behandeling weigert, is er de vervangende gevangenisstraf. Het is niet gemakkelijk om dat te accepteren, want die persoon moet eigenlijk behandeld worden, maar le mieux est l'ennemi du bien, dus indien we een gedwongen behandeling willen, dan kunnen we niet anders die schoonheidsfout laten passeren.

Hoe zit het met een werkstraf als alternatieve straf? De jongste jaren worden veel werkstraffen uitgesproken, het meest in Wallonië, het minst in Brussel, en in tweede orde ook heel wat in Vlaanderen. Veel werkstraffen worden uitgesproken voor jonge mensen, in veel gevallen gaat het om verkeersovertreding. Ik meen dat we zowat 2.000 posten hebben in Vlaanderen en 3.000 werkstraffen per jaar. Dat zou de straf van de toekomst moeten worden.

Het is jammer, maar onder druk van de omstandigheden kan men moeilijk anders dan goedkeuren dat de werkstraf voortaan niet meer zal moeten worden uitgevoerd binnen de twaalf maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. Immers, hoe meer tijd er verstrijkt tussen de feiten, het opleggen van de straf en de uitvoering van de straf, des te minder kan de straf op maat gesneden zijn van het concrete misdrijf.

De recidive leidt tot een mogelijke strafverzwaring en uiteindelijk werd gekozen voor een algemene herhaling in plaats van voor een bijzondere herhaling. Experten wilden in eerste instantie dat er alleen sprake zou zijn van recidive indien binnen de categorie. De regeling waarbij we kiezen voor algemene recidive, is zeer streng. Maar – dit durf ik voor de Kamer in haar geheel te zeggen - het vorige Strafwetboek werd voorbereid onder een regering waarvan men gedacht zou hebben dat ze veeleer centrumrechts was, terwijl het nieuwe Strafwetboek werd gemaakt door een regering waarvan men zou denken dat ze centrumlinks is en dat duidt er kortom op dat ons maatschappelijk klimaat een stuk repressiever is geworden.

We keuren vandaag zonder moeite de algemene herhaling goed. Dat zouden we acht à negen jaar geleden niet hebben gedaan. Als men naar de redenen van de overbevolking van de gevangenissen kijkt, kan men er veel specifieke verzinnen. Ik heb er een stuk of tien. Een van de redenen ervan is de afname van de straffen met uitstel. Dat leidt tot een repressiever klimaat en een grotere gevangenisbevolking. Het is goed dat we ons daarvan bewust zijn. We zijn nu eenmaal onderhevig aan het maatschappelijk klimaat van het ogenblik.

De door de administratie uitgewerkte strafwaardigheidsschaal, die de basis vormde voor het Boek II is een innovatie die er mag zijn. Uiteindelijk hebben we in het kader van de wenselijke depenalisering beslist dat, indien er een andere afhandeling op administratief, tuchtrechtelijk of burgerrechtelijk vlak volstaat, de strafrechtelijke afhandeling niet meer nodig is. Bijvoorbeeld sekswerk en nachtlawaai zijn om die redenen terecht gedecriminaliseerd.

Wij hebben een aantal misdrijven opnieuw geïntroduceerd of geactualiseerd. Ik wil het deze Kamer niet onthouden want ik ben heel blij dat de verheerlijking van terrorisme opnieuw opgenomen is.

Sommigen onder u zullen zich wel herinneren dat in de zomer van 2016 – de heer De Roover is hier nu even niet, anders zou ik hem eraan herinneren – in de kerk in Rouen priesters werden vermoord. Op dat ogenblik moest de regering iets doen. De keuze tussen de noodtoestand toepassen – wat mij gevraagd werd – of een nieuw strafrechtelijk misdrijf introduceren, was voor mij snel gemaakt. Ik koos voor het introduceren van een nieuw strafrechtelijk misdrijf en voor het verbieden van de verheerlijking van terrorisme. Opmerkelijk genoeg heeft het Grondwettelijk Hof toen beslist dat dit strijdig was met de vrijheid van meningsuiting. U weet welk grenzeloos respect ik heb voor onze magistraten, zeker wanneer de helft uit de politieke wereld komt, maar ik ben toen lichtjes geschrokken.

Wij hebben dat misdrijf vandaag in de tekst hernomen. Wij zeggen daarin dat de verheerlijking van terrorisme strafbaar is, maar alleen wanneer dit gedrag een ernstig en reëel gevaar oplevert dat één of meerdere van dergelijke misdrijven mogelijk gepleegd worden en het gedrag met dat oogmerk werd aangenomen. In die zin werd recht gedaan aan de intentie van de wetgever op een met de Grondwet volledig verzoenbare wijze.

Om dezelfde reden ben ik blij dat de belemmering of verstoring van de vrijheid tot opbod of inschrijving werd uitgebreid tot alle overheidsopdrachten en concessies. En ook dat bepaalde misdrijven, zoals de onwettige bezetting van niet-bewoonde plaatsen, werden behouden. De actualiteit leert ons dat wij deze feiten inderdaad strafwaardig achten en er de nodige gevolgen aan moeten geven.

Mijnheer de minister, mocht u nog tien jaar minister blijven, wat ik u toewens, dan is er nog veel werk op de plank om alle wetgeving in overeenstemming te brengen met de gevolgen van dit Strafwetboek. Ik geef twee voorbeelden. Wat zult u doen met de telefoontap bij haatmisdrijven? Vandaag is die mogelijk volgens het nieuwe Strafwetboek. Als men het samen met het Wetboek van strafvordering leest, zal dat niet meer kunnen, omdat het strafniveau van een haatmisdrijf niet hoog genoeg meer is om een telefoontap mogelijk te maken.

Wat gaat u doen met de verjaring in het Wetboek van strafvordering, die nog niet is afgestemd op de strafniveaus in het Wetboek van strafrecht? Ik hoop vooral dat de wetenschap, die zich soms sterk focust op het Europese en het internationale niveau, ons nieuwe strafwetboek ter hulp zal komen. Een belangrijk punt van aandacht voor mij, dat op zeer korte termijn soelaas voor onze gevangenissen kan bieden, is dat de wetenschap op basis van de vonnissen voor kortgestraften ons op korte termijn inzicht zou kunnen geven in waarom rechters, die moeten motiveren waarom ze bij een korte straf geen alternatieve straf opleggen, beslissen om toch een korte straf van gevangenisaard op te leggen en niet tot een alternatieve straf overgaan. Dat is iets waarover ik opheldering van het wetenschappelijk onderzoek verwacht.

Collega’s, ik zal niet langer van uw tijd misbruik maken. Ik had beloofd om kort te zijn. Mijnheer de minister, ik wil u en uw team van experts, die toch een ezeldracht hebben moeten uitvoeren, bedanken. Ik zie ze daar zitten. Ik huldig hen met het grootste respect, ook collega Rozie die niet aanwezig is. Ik hoop dat dit wetboek, wanneer het in werking treedt, tot algemene tevredenheid in werking zal treden en dat iedereen zich daarop in de komende jaren terdege zal voorbereiden, na een wetboek dat sinds 1867 heeft standgehouden, te lang om goed te zijn. Er zijn veel experts voorafgegaan die niet het geluk hebben gehad om dit werk tot een goed einde te brengen, maar het geluk is in dit geval met veel geduld verbeid. Mijn hartelijke felicitaties en veel succes.