Proposition 55K3203

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant assentiment à l'Accord de coopération du 10 mars 2023 entre l'État fédéral, la Communauté flamande, la Région wallonne, la Communauté germanophone et la Commission communautaire commune visant à la modification de l'Accord de coopération du 25 août 2020 entre l'État fédéral, la Communauté flamande, la Région wallonne, la Communauté germanophone et la Commission communautaire commune, concernant le traitement conjoint de données par Sciensano et les centres de contact désignés par les entités fédérées compétentes ou par les agences compétentes, par les services d'inspections d'hygiène et par les équipes mobiles dans le cadre d'un suivi des contacts auprès des personnes (présumées) infectées par le coronavirus COVID-19 se fondant sur une base de données auprès de Sciensano.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
March 13, 2023
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
epidemic federal State database data processing regions and communities of Belgium health policy infectious disease personal data cooperation agreement

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB
Abstained from voting
VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

March 23, 2023 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

De rapporteur, de heer Creyelman, verwijst naar het schriftelijke verslag.


Frieda Gijbels N-VA

Mevrouw de voorzitster, het gaat hier over de aanpassing van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en verschillende deelstaatoverheden dat al in 2020 werd opgesteld. Dat akkoord moet de uitwisseling van gegevens mogelijk maken tussen Sciensano en de centra voor contacttracing.

Wij zullen dit wetsontwerp steunen, maar ik wil toch een aantal bemerkingen formuleren. In 2020 was dit al geen ideaal akkoord en we hebben dat toen ook gezegd. Het was niet voldoende robuust. De Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie hadden ook partij moeten zijn bij dit akkoord, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de Franstalige universitaire ziekenhuizen en voor de ziekenhuizen in Brussel.

Dat er zoveel partijen nodig zijn om een afspraak te kunnen maken over zoiets essentieels en tegelijkertijd ook vanzelfsprekends als gegevensuitwisseling is tekenend. Ook in 2020 hebben wij opgeroepen om snel werk te maken van een pandemieplan en van een solide kader voor gegevensuitwisseling. Ons gezondheidslandschap is zo ingewikkeld dat we een duidelijk schema nodig hebben om te weten wie waarvoor verantwoordelijk is en om te vermijden dat we daarover opnieuw in eindeloze en vertragende discussies zouden verzanden. Dit heeft ons tijdens de covidcrisis immers ernstig parten gespeeld. Het beeld van de vele ministers van Volksgezondheid die er in dit land bleken te zijn, staat nog op ieders netvlies gebrand, net als de warrige communicatie.

Nog altijd hebben we geen duidelijk plan of schema van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Nog steeds worden er nieuwe organen opgericht, zoals pas nog het Strategic Scientific Committee, waarvan niemand weet wie daarin zetelt en wat het doet. Nog steeds wordt er geen werk gemaakt van een eengemaakte gezondheidszorg op maat van de gemeenschappen. Doen alsof er iets gebeurt lijkt belangrijker te zijn dan actie te ondernemen. Aankondigen lijkt belangrijker dan ervoor te zorgen dat het de laatste keer was dat we ons zo lieten overrompelen en verwarren doordat we compleet onvoorbereid waren.

Bij gebrek aan een beter kader moeten wij vandaag dit suboptimale akkoord aanpassen, omdat het Grondwettelijk Hof drie bezwaren had. Er wordt met dit samenwerkingsakkoord, met deze aanpassing, gepoogd twee van die drie bezwaren te verhelpen. Het derde bezwaar, over het informatieveiligheidscomité, kan niet worden opgelost door aanpassingen aan dit samenwerkingsakkoord. Daarvoor is een ander wetgevend initiatief nodig.

De eerste poging daartoe is onvoldoende gebleken voor de Raad van State. Het bezwaar van het Grondwettelijk Hof betreft de parlementaire controle op het informatieveiligheidscomité, die zij als ontoereikend inschatten. Er zou nu een nieuwe poging onderweg zijn om aan de bezwaren tegemoet te komen, maar het is niet duidelijk of dit voldoende zal zijn. Indien het niet voldoende zal zijn, blijft de vraag wat de impact zal zijn op de geldigheid van dit samenwerkingsakkoord.

Wij hebben in de commissie dan ook om een juridische nota van de diensten gevraagd om hierover duidelijkheid te scheppen, maar dat vonden de meerderheidspartijen niet nodig. Mijnheer de minister, u was toen wel zo vriendelijk om uw eigen diensten te vragen om een juridische nota te schrijven, waarvoor dank. Los van het feit dat dit een professioneel opgestelde nota is die door bekwame mensen zal zijn geschreven, kan men deze natuurlijk moeilijk als neutraal beschouwen, vermits die komt van uw kabinet. De nota schept volgens ons ook niet meteen meer duidelijkheid over de mate waarin de problematiek zal worden opgelost, wanneer dat zal gebeuren en of het zal volstaan. Misschien kunt u even wat duidelijkheid geven over de timing van het wetsontwerp in kwestie.

Ik wil graag nog even aanhalen dat dit samenwerkingsakkoord zal ophouden te bestaan zodra de COVID-19-epidemie wordt beëindigd. De vraag die wij ons moeten stellen, is wanneer dat dan zal zijn. De epidemische situatie is afgekondigd door middel van een koninklijk besluit dat betrekking heeft op de ziekenhuiswet. Ook het einde zal moeten worden afgekondigd door middel van een koninklijk besluit. Het blijkt echter helemaal niet duidelijk te zijn wat het criterium is om de epidemie als beëindigd te beschouwen. U hebt dat ook toegegeven bij de bespreking van dit akkoord in de commissie.

Hoewel het op dit moment nog maar weinig implicaties heeft, aangezien de mondmaskerplicht in de ziekenhuizen pas is afgevoerd, wil ik toch blijven aansporen om goed af te wegen of het nog proportioneel is om de epidemische situatie aan te houden. Op een gegeven moment moet er immers toch besloten worden dat de epidemie ten einde is. We vragen ons af op welk moment dat zal gebeuren.

In Nederland heeft het Outbreak Management Team een tijd geleden al geadviseerd om de covidepidemie in Nederland als voorbij te beschouwen en recent is dat ook door de Nederlandse regering bevestigd. Ik wil dus graag uw blijvende aandacht daarvoor vragen en tegelijk voorstellen dat u hierover ook specifiek adviezen inwint en het Parlement daarover bericht.


Kurt Ravyts VB

Mevrouw Sneppe kon hier op dit moment absoluut niet aanwezig zijn en ze heeft mij gevraagd om deze korte boodschap over de wijziging van dit samenwerkingsakkoord te brengen namens de Vlaams Belangfractie.

Zoals in de commissie reeds aangegeven, is en was het Vlaams Belang geen voorstander van het samenwerkingsakkoord van 25 augustus 2020. We hebben toen ook onze twijfels geuit over de wettelijkheid van dergelijke databanken, in het bijzonder over de verwerking en bewaring van de data. Nu blijkt dat we met beide punten op het juiste pad zaten. We krijgen immers gelijk van het Grondwettelijk Hof over de grondwettelijkheid van de verwerking en bewaring van de data. De geschiedenis geeft ons ook gelijk in onze strijd tegen het CST en andere beperkende maatregelen waarvoor dergelijke databanken gebruikt werden. Ze leiden namelijk niet tot het verslaan van het virus, integendeel.

U biedt hier, mijnheer de minister, een oplossing voor twee opmerkingen van het Grondwettelijk Hof. De derde opmerking wordt hier evenwel niet opgelost, maar daaraan zou in een later ontwerp tegemoetgekomen worden. Er is nochtans een zeer eenvoudige oplossing voor de drie opmerkingen. Vaardig het KB ter beëindiging van de pandemie uit en publiceer het in het Staatsblad, dan zijn dergelijke samenwerkingsakkoorden niet meer nodig.

Een van de opmerkingen van de GBA is immers ook dat er een probleem is op het vlak van voorzienbaarheid wat betreft het moment waarop er effectief een einde komt aan de bewaring van de persoonsgegevens uit gegevensbank 4. U legt de opmerkingen daarrond echter naast zich neer. Ook de opmerkingen over de duur van de bewaring van 60 dagen voor niet-actuele en irrelevante gegevens legt u naast zich neer.

Voor het Vlaams Belang zijn twee elementen zeer duidelijk. Ten eerste wordt gegevens verzamelen, verwerken en bewaren steeds belangrijker. Daarmee zijn we het eens. Met gevoelige gegevens van burgers moet echter zorgzaam omgesprongen worden. De overheid moet koste wat het kost bewerkstelligen dat deze gegevens niet in verkeerde handen terechtkomen en dat de gegevens niet langer bewaard worden dan nodig. Dat is volgens ons niet gegarandeerd.

Ten tweede, het samenwerkingsakkoord zou er niet moeten komen indien u werk zou maken van het koninklijk besluit ter beëindiging van de pandemie. In plaats daarvan kiest u voor een onoverzichtelijk en bedenkelijk samenwerkingsakkoord.

Daarom zullen wij ons onthouden.


Catherine Fonck LE

Monsieur le ministre, il est vrai que la Cour constitutionnelle vous a mis en demeure de modifier l'accord de coopération de 2020 sur trois volets. Vous corrigez, avec ce projet de loi, l'accord de coopération sur deux volets, mais vous n'abordez en rien le dernier volet. Vous ne le corrigez pas alors qu'en pratique, la Cour constitutionnelle vous l'imposait dans un timing qui va se clôturer dans les jours à venir.

Cela rejoint clairement les critiques que j'avais émises lorsque l'accord de coopération de 2020 était passé ici à la Chambre, notamment sur deux aspects. D'une part sur l'utilisation de données pseudonymisées, et d'autre part sur la durée de conservation.

Vous refusez à ce stade de corriger une disposition sur les trois qui figurent dans la mise en demeure de la Cour constitutionnelle. Pour le justifier, la collègue Gijbels vient de le rappeler, vous nous avez envoyé une note. Je ne sais pas si on peut appeler cela une note juridique. Je l'ai examinée. Nous l'avons reçue hier après-midi, madame la présidente. Vous nous l'aviez annoncée en Conférence des présidents mais il a encore fallu quelques heures pour qu'on la reçoive, ce qui est quand même problématique.

J'ai commencé à examiner cette note, monsieur le ministre. J'en retiens deux choses. D'abord, vous indiquez dans la note que, grâce à votre projet de loi, les actes administratifs et les délibérations du comité de sécurité de l'information, qui sont au cœur du problème, sont placés sous le contrôle de l'exécutif au motif que "le ministre désigne un représentant qui assistera aux réunions" et au motif que " le ministre de tutelle peut imposer au comité de sécurité de l'information d'adapter sa délibération s'il estime que celle-ci n'est pas conforme à la loi ou au RGPD, dans un délai de quatre jours".

Ces deux éléments sont-ils vraiment des garanties d'un réel contrôle du Comité de sécurité de l'information par l'exécutif? C'est une question ouverte mais, à ce stade, je n'en crois rien.

Le deuxième volet que vous abordez dans cette note indique que, grâce à votre projet de loi, les actes administratifs du Comité de sécurité de l'information sont soumis au contrôle parlementaire parce que la Chambre est informée des délibérations du Comité de sécurité de l'information - permettez-moi déjà d'en douter - et parce que la Chambre peut demander des comptes au ministre compétent. Ces éléments sont-ils suffisants pour dire que le Comité de sécurité de l'information est soumis au contrôle parlementaire? C'est une question ouverte mais, là encore, je n'en crois rien.

Je veux être franche et rappeler que tant l'Europe que la Cour constitutionnelle ont clairement dénoncé la manière avec laquelle le Comité de sécurité de l'information a fonctionné pendant toutes ces années. Le point problématique reste pour nous plein et entier. Vous ne répondez pas à l'arrêt de la Cour constitutionnelle sur un des trois volets concernant cet accord de coopération mais, plus grave encore, il s'agit d'un point particulièrement sensible puisqu'il est question de données de santé pour lesquelles vous laissez véritablement un espace au Comité de sécurité de l'information de se substituer aux lois et au contrôle direct de l'Autorité de protection des données.

Vous l'aurez compris, au niveau du contenu de ce projet de loi, nous pouvons soutenir les corrections apportées à la suite de l'arrêt de la Cour constitutionnelle. Mais le fait que le gouvernement s'asseye royalement sur un des trois points de la mise en demeure de la Cour constitutionnelle n'est évidemment pas acceptable. C'est la raison pour laquelle nous ne soutiendrons pas ce projet de loi.


Minister Frank Vandenbroucke

Mevrouw de voorzitster, een aantal van de hier aangehaalde elementen werd al bediscussieerd in de commissie. Ten eerste, ik heb inderdaad, in antwoord op vragen van mevrouw Gijbels en Fonck, gezegd dat ik de legal opinion, het advies van de juristen met wie wij werken, ter beschikking zal stellen, vooruitlopend op het debat over het wetsontwerp betreffende het PLF. Eigenlijk hoefde ik dat niet te doen, maar ik meende dat het wel nuttig was, des te meer gelet op de kritiek van onder meer mevrouw Fonck en mevrouw Gijbels dat ik niet reageer op belangrijke bezwaren van de Raad van State, het Grondwettelijk Hof en de Gegevensbeschermingsautoriteit en allerhande opmerkingen over de werking van het Informatieveiligheidscomité (IVC). Ik heb beloofd dat ik dat volledig zal aanpakken in een wetsontwerp, dat nog komt, reden waarom het nog niet in het thans voorliggend wetsontwerp is opgenomen, maar ik heb de juridische argumenten dus wel al gegeven. De nota die u hebt gekregen, is misschien een beetje cryptisch, maar verwijst dus naar het nieuwe wetsontwerp. We verwijzen naar de artikelen 12 en 13 van het ontwerp en ook naar het voorontwerp.

Los van het feit of ik u al dan niet overtuig, mevrouw Fonck - ongetwijfeld zullen we er stevig over discussiëren -, zeg ik dat om aan te geven dat dat onderdeel van de discussie nog komt, wat mij betreft.

U hoeft er niet erg lang op te wachten, waarmee ik ook antwoord op de vraag van mevrouw Gijbels hoelang dat zal duren. Ik dien namelijk het ontwerp over het PLF en het IFC morgen in de Kamer in. U zult dus ampel tijd hebben om het te lezen en ik neem aan dat we het in de tweede helft van april kunnen beginnen te bespreken. Dan kunt u verder doorgaan op de aangereikte argumenten en zeggen wat u juist of onjuist vindt. Ik heb u de argumenten dus al willen geven.

Mevrouw Gijbels, u bent natuurlijk voor een totale institutionele hervorming en dat is een fair argument, maar een aantal van uw uitspraken vind ik niet ernstig. U hebt het over duistere comités, waarvan u de leden niet zou kennen. U weet perfect wie lid is van het Strategic Scientific Committee. Ik heb dat ook al gezegd in de commissie. U vindt dat allemaal terug. De adviezen worden publiek gemaakt. De adviezen van de RAG en de RMG die we afkloppen gebruiken, worden publiek gemaakt. De sfeer van een duister boeltje is niet correct.

Wij hebben gisteren met de ministers van Volksgezondheid na heel veel overleg beslist dat wij overgaan naar een systeem van aanbeveling van het mondmasker. Wij doen dat op basis van adviezen van de RAG en de RMG. Die zijnis allemaal naar de pers gestuurd en gepubliceerd. Het is een beetje vreemd dat u daar zo’n sfeer rond hangt, maar ik laat dat voor u. Dat is niet de essentie.

Wat ik wel de essentie vind – ik zag graag dat dit hier goed werd genoteerd -, is dat zowel mevrouw Gijbels als de heer Ravyts van het Vlaams Belang, die mevrouw Sneppe vervangt, erop aandringt om het KB dat zegt dat er een epidemie is, waarvoor we maatregelen moeten nemen, maar meteen op te heffen. Dat hebt u toch gezegd. Juist?


Frieda Gijbels N-VA

Neen, mijnheer de minister, ik heb gezegd dat daarover duidelijkheid moet worden geschapen. Wij moeten bepalen wanneer de epidemie voor ons is beëindigd, omdat er totaal geen criteria bekend zijn. Ik heb gevraagd om daarover advies in te winnen en dat advies aan het Parlement kenbaar te maken.


Minister Frank Vandenbroucke

Daar moet u niet ver voor lopen, mevrouw Gijbels, maar er is daar gelukkig een verschil tussen uw mening en die van het Vlaams Belang dat zegt dat het onmiddellijk gedaan moet zijn met het besluit. Dat wil zeggen dat wij helemaal niets meer kunnen doen wat betreft uitwisseling van gegevens met betrekking tot testresultaten, opsporingsonderzoek dat nodig is, testing en tracing. Heel het verhaal dat wij bespreken, valt dan onmiddellijk weg. Dan kunnen wij gewoon niets doen om op te treden tegen covid dat vandaag nog rondgaat.

Ik wil uw aandacht vestigen op de gegevens die u natuurlijk kent. Er liggen vandaag 2.149 mensen in een ziekenhuis met covid, er sterven zowat 11 mensen per week aan covid, er komen gemiddeld 142 mensen per dag binnen met covid. Als u nu zegt dat wij het KB moeten opheffen, dan is dat als de struisvogel die spreekwoordelijk zijn kop in het zand steekt. Ik zal dat dus niet doen. Het is blijkbaar uw mening, leden van het Vlaams Belang, dat wij moeten stoppen met beleid voeren, maar ik zal dat niet doen.

Mevrouw Gijbels, ik heb in de commissie gezegd dat ik inderdaad denk dat wij dat KB moeten laten waar het is, zodat wij ons beleid kunnen blijven voeren. Ik zei ook dat wij niet zo gemakkelijk kunnen vooruitlopen op wanneer wij daarmee zullen stoppen. De gegevens zijn echter wel heel duidelijk. De RAG zegt dat wij vandaag niet in een situatie zitten waarin de epidemie onder controle is. De RAG zegt dat wij op een tussenniveau zitten waarop er eigenlijk nog veel druk is op het gezondheidssysteem en dat er veel respiratoire virussen, waaronder covid, rondgaan. Dat is allemaal uitvoerig gedocumenteerd in het laatste RAG-advies. Dus, als u dat publieke advies leest, dan weet u dat het nu alleszins niet het moment is om het KB op te heffen.

Daar zijn gegevens voor die u laten zien dat we dat nu zeker niet moeten doen. Wanneer we dat wel zullen doen, kan ik u niet zeggen. Als er een moment is gekomen waarop u vindt dat we dat moeten doen en ik vind dat we dat niet moeten doen, moeten we daar een debat over voeren. Vandaag is dat zelfs niet aan de orde. Ik ben echter blij dat u niet hetzelfde denkt als het Vlaams Belang dat gewoon vindt dat we de kop in het zand moeten steken en met elk beleid moeten stoppen. Dat is duidelijk niet aan de orde, natuurlijk. Het ontwerp waar deze juridische nota naar verwijst, wordt morgen ingediend in de Kamer. Dat komt hier dus heel binnenkort volledig tot zijn recht.


Frieda Gijbels N-VA

Mijnheer de minister, u legt mij woorden in de mond, alsof ik het over duistere comités heb. Ik heb het over het Strategic Scientific Committee dat een jaar geleden werd opgericht. Ik citeer u nu letterlijk uit de commissievergadering van deze week: “Het definitieve mandaat en de samenstelling van het comité werden nog niet gefinaliseerd, maar mijn administratie wil dat op korte termijn afronden.” Er is nog altijd geen duidelijk mandaat en het is wel aangekondigd in de pers als het orgaan dat ons zou voorbereiden op de volgende pandemie. Er zijn nog geen concrete stappen gezet, na een jaar nog altijd niet. Dat is vreemd. Het is gek dat er telkens opnieuw een nieuw orgaan nodig is, wat de duidelijkheid niet bepaald verbetert.

Wat betreft het einde van de epidemie, hoe komt het dat Nederland wel kan beslissen dat het einde van de epidemie er is? Het mag voor mij geen arbitraire beslissing zijn. Het moet een wetenschappelijk onderbouwde beslissing zijn en het moet voor iedereen duidelijk zijn welke cijfers daar de doorslag geven.


Minister Frank Vandenbroucke

Ik wil de discussie niet rekken, maar u hebt gezegd dat we niet weten wie deel uitmaakt van die comités. U weet dat heel goed.

Ik wil heel duidelijk zijn. Als we het koninklijk besluit waarnaar u verwijst, opheffen, dan valt heel het verhaal van wat we hier bespreken weg. Dat wil zeggen dat helemaal geen gegevens over de testresultaten kunnen worden uitgewisseld en dat we geen enkel beleid meer kunnen voeren, zoals we dat nu voeren. Het is toch duidelijk dat we dit nu niet zullen beslissen en dat we ons in een heel andere situatie bevinden dan Nederland. Nederland is een unitaire staat en heeft dit soort samenwerkingsakkoord niet nodig, like it or not. In Nederland moeten ze een dergelijk koninklijk besluit dat dit soort gegevensuitwisseling mogelijk maakt niet hebben. Wij zijn anders en zolang ons land ineenzit zoals het ineenzit, heb ik graag dat we met mevrouw Crevits, mevrouw Morreale en de heer Maron in goede orde gegevens kunnen uitwisselen om, ieder binnen zijn bevoegdheid, samen te kunnen optreden tegen deze ziekte.


Frieda Gijbels N-VA

Mijnheer de minister, het is heel jammer dat er nog steeds geen stappen worden gezet richting homogene bevoegdheden inzake de gezondheidszorg. Dat zou de zaken al heel wat vergemakkelijken.