Proposition 55K2447

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la section 2/1 du Code pénal social concernant les pouvoirs spécifiques des inspecteurs sociaux en matière de constatations relatives à la discrimination.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Jan. 25, 2022
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
work labour inspectorate labour market labour law anti-discriminatory measure criminal law

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB
Voted to reject
N-VA LDD VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

March 30, 2022 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Tania De Jonge

Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar het schriftelijk verslag van de tweede lezing.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt is een legitieme strijd. Daar bestaat geen discussie over wat betreft het agendapunt. Echter, de eensgezindheid eindigt hier ook.

Het feit dat de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt een legitieme strijd is, vertaalde zich enkele jaren geleden al in wetgeving, in dit halfrond goedgekeurd, die onder bepaalde voorwaarden praktijktesten op de arbeidsmarkt mogelijk maakte. Daarbij werd heel sterk vastgehouden aan het principe van subsidiariteit. Dat betekent dat vooraleer kan worden overgegaan tot praktijktesten op de arbeidsmarkt, eerst alle andere onderzoekstechnieken moeten zijn uitgeput voordat de laatste stap, dat ultieme middel, kan worden gebruikt.

Dit wetsontwerp draait dat principe helemaal om. Het wetsontwerp ziet de discriminatietoets, die praktijktest, veeleer als beginpunt van een onderzoek dan als een ultiem middel om alsnog discriminatie te kunnen onderzoeken. Dat maakt van deze wet een wet die grondrechten, onder andere het gelijkheidsbeginsel, met de voeten treedt. Dat is niet wat de partijen op de oppositiebanken beweren, maar wat de Raad van State zegt. U hebt dat in de memorie van toelichting proberen te remediëren. Helaas heeft de Raad van State er maar liefst twee pagina's aan gewijd om te stellen dat de motivering van een aantal zaken toch wel fundamentele problemen bevat, onder andere over het feit dat strafbare feiten niet langer strafbaar worden gesteld, wat toch niet zonder betekenis is, zeker in verhouding tot de bijzondere opsporings­methoden. U gaat daar feestelijk aan voorbij. Dat is een eerste bijzonder kwalijk punt.

Ten tweede, als de praktijktesten als beginpunt van een onderzoek worden gezien, zonder dat daar zelfs veel voorwaarden aan worden gekoppeld om die stap te kunnen zetten, openen we de mogelijkheid op een heksenjacht op bonafide werkgevers. Dat is ook bijzonder kwalijk.

Ten derde, dit soort wetgeving bemoeilijkt de tewerkstelling van die groepen die u beweert te willen beschermen tegen discriminatie net nog meer. Een werkgever met een beetje gezond verstand zal wel twee of drie keer nadenken voor hij met dit soort wetgeving nog een openstaande vacature publiek zal maken.

Als men praktijktesten als beginpunt neemt, komt men uit op een fishing expedition. Dan gaat men vissen met heel grote netten die heel kleine mazen hebben, en ziet men op het einde van de dag wel wat de vangst van de dag is. Heel wat van die vangst zal men moeten teruggooien, maar ondertussen heeft men wel al die arme visjes nodeloos geambeteerd. Dat is wat u hier doet met de werkgevers. U zult heel veel werkgevers opzadelen met miserie, kosten en tijd die ze moeten spenderen aan praktijktesten, waarvoor er eigenlijk geen enkele concrete aanleiding is.

Vandaag is de regelgeving dat een aantal voorwaarden cumulatief vervuld moet zijn voor men tot die praktijktesten kan overgaan. Ten eerste, er moet een klacht zijn. Dat lijkt mij logisch. Ten tweede, er moet een objectieve aanwijzing zijn. Ten derde, er moet ook evidentie zijn vanuit datamining of datamatching. Wat gebeurt er met dit wetsontwerp? Het wordt allemaal of, of, of. Er moet of een klacht zijn of een objectieve aanwijzing of het volstaat om op basis van gekruiste gegevens te concluderen dat praktijktesten op hun plaats zijn. Dat betekent dus dat een klacht zelfs niet meer nodig is. Dat betekent in de feiten dat er zelfs geen slachtoffer meer nodig is om over te gaan tot praktijktesten. Een zogenaamde objectieve aanwijzing volstaat.

Dan is de volgende vraag wat een objectieve aanwijzing is. Wij zijn niet de enigen die ons die vraag stellen, ook de Raad van State heeft zich die vraag gesteld. Er staat in dit wetsontwerp geen definitie van een objectieve aanwijzing, er wordt geïllustreerd met een aantal voorbeelden. Het voorbeeld dat de regering aanhaalt, is dat men zich een winkel moet voorstellen waar enkel jonge verkoopsters werken. Dat is een objectieve aanwijzing van discriminatie en dat betekent dat dit volstaat om over te gaan tot praktijktesten. Dan stel ik mij de volgende vraag: wat als er alleen maar jongedames solliciteren voor de vacatures in die winkel? Moet die werkgever dan aantonen dat er alleen maar jongedames hebben gesolliciteerd? Hoe kan een werkgever aantonen dat er geen oude grijsaard heeft gesolliciteerd? Hoe kan die werkgever zijn onschuld aantonen? Alles wordt omgedraaid, de wereld op zijn kop. Waar men normaal gezien onschuldig is tot het tegendeel is bewezen, is men hier blijkbaar schuldig tot het tegendeel is bewezen.

Even voortgaand op het voorbeeld dat de regering zelf heeft aangehaald, stelt u zich die winkel met alleen maar jonge verkoopsters voor. Ik vroeg mij bij de voorbereiding van de bespreking in de commissie af hoe goed een lingeriewinkel zou draaien waar een man van 58 jaar het laatste nieuwe setje aanprijst alvorens de maat te nemen. U lacht, mijnheer de minister, maar dat is wel wat u hier met dit wetsontwerp indient. Ik heb dat aan een aantal dames gevraagd van wie ik wist dat ze zich door deze vraag niet beledigd zouden voelen. Er was geen enkele vrouw die zei: voor mij geen enkel probleem. Geen enkele dame was enthousiast. Toch is dat de beste bescherming voor een uitbater van een lingeriewinkel om niet ten prooi te vallen aan fake sollicitaties waar hij geld en tijd moet insteken. Ik vind dat vrij verregaand, om het voorzichtig uit te drukken.

De eerste vraag is: waarom is die wetswijziging eigenlijk nodig?

Ik heb u twee kansen gegeven om op die vraag te antwoorden, want ik heb ook een tweede lezing in de commissie gevraagd. Als wij bepaalde regels willen aanpassen, moet daar toch een goede reden voor zijn. Als daar een goede reden voor is, waarom moet ze dan in deze zin worden aangepast?

Het antwoord dat wij van de regering en de vivaldimeerderheid krijgen is: de wet is onuitvoerbaar. Hoe bedoelt u, vroeg ik dan? Er zijn in de voorbije jaren maar tien dossiers geweest waarin de praktijktesten zijn uitgevoerd. Dan stel ik vast dat de wet wel uitvoerbaar is, want er zijn dossiers geweest waarin praktijktesten konden worden toegepast. Er zijn dus dossiers geweest waarin aan al die cumulatieve voorwaarden is voldaan, maar men vindt tien blijkbaar te weinig, dat bleek duidelijk uit de bespreking in de commissie.

Dat lijkt mij echter een sterke indicatie te zijn dat de bestaande regelgeving net wel goed werkt, zeker omdat in meer dan 300 dossiers bemiddeling tot een oplossing heeft geleid. Dat is de cascade die nodig is vooraleer we voor die ultieme remedie moeten kiezen.

Ik heb dan verder gevraagd wat de evidentie is, over welke studie men beschikt om aan te tonen dat er inderdaad een wetswijziging nodig is. Welnu, die bleek er niet te zijn. Er is dus eigenlijk geen enkele goede reden aangehaald om de huidige regels te veranderen. Er is geen enkele reden aangehaald, en toch wordt de miserie in de nek gedraaid van werkgevers die vandaag al heel veel moeite hebben om openstaande vacatures op een goede manier in te vullen, laat staan dat ze zouden gaan discrimineren. Ik denk dat ze eender welk geschikt profiel wel zouden aannemen om de openstaande vacatures in te vullen. Toch vindt deze regering dat ze deze mensen nog moet belasten met fake sollicitaties.

Er werd echter nog een reden aangehaald op de regeringsbanken. Men haalde aan dat er eigenlijk een probleem is met de databanken van de overheid. De datamining, de datamatching, de gegevensuitwisseling, dat werkt allemaal niet zo goed. Dus zijn de cumulatieve voorwaarden ontzettend moeilijk om vervuld te krijgen. Dat betekent eigenlijk dat de overheid met zoveel woorden zegt: "Wij falen en dat falen gaan we afschuiven op de burger". Dat vind ik eigenlijk ook niet netjes. Ik vind het niet geoorloofd, mijnheer de minister.

Er zijn nog anderen leden die in de commissie zeiden dat dit een zeer goede maatregel is om de werkzaamheids­graad op te krikken. Toen zakte mijn broek helemaal af – gelukkig droeg ik bretellen. Stel u voor, na twee jaar stilzitten komt er vanuit de regering-De Croo een eerste activerende maatregel in de vorm van fake sollicitaties.

Ik vind het toch wel een beetje grotesk om de mismatch en de krapte op de arbeidsmarkt te herleiden tot een probleem van discriminatie. Dat is echt niet ernstig, temeer omdat eender welke rechtgeaarde werkgever met een beetje gezond verstand voortaan wel twee keer zal nadenken alvorens hij een vacature in de markt zet. Dat zal dus tewerkstellingskansen kosten in plaats van opbrengen. Dat is bijzonder kwalijk. Echter, als ik de boodschap van op de meerderheidsbanken in de commissie goed begrijp, dan is dit de eerste activeringsmaatregel van de regering-De Croo. Welnu, geachte leden van de regering, misschien is het het overwegen waard om verder niets te ondernemen op onze arbeidsmarkt, als dit het enige is dat u in uw mars heeft. Dit doet immers meer kwaad dan goed.

Dit is een wet die vertrekt vanuit het vermoeden van schuld, tot de onschuld bewezen is. Het is een wet die vertrekt vanuit het vermoeden van slachtofferschap, tenzij het tegendeel bewezen is. Dit is een wet die tewerkstellings­kansen van heel veel groepen op onze arbeidsmarkt zal bemoeilijken. Dit is een wet die bonafide werkgevers onderwerpt aan een hoop ellende en een hoop kosten voor nodeloze fake sollicitaties.

Dat is de reden waarom wij in de commissie verschillende amendementen hebben ingediend, om daaraan te remediëren. Dat is ook de reden waarom we ze hier vandaag opnieuw indienen. Dat is ook de reden waarom wij het wetsontwerp, zoals het nu voorligt, helemaal niet zullen steunen.


Evita Willaert Groen

Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, discriminatie is tegen de wet. Discriminatie is dom. Discriminatie maakt onze maatschappij zoveel armer door al het talent dat erdoor verloren gaat. Bovenal, discriminatie hakt er stevig in. Discriminatie laat een heel diepe stempel achter, het tekent levens, het ontneemt kansen, het is fundamenteel onrechtvaardig.

Het is een taak van de overheid ervoor te zorgen dat wetten nageleefd worden. Op heel wat vlakken vinden wij dat de normaalste zaak van de wereld, zoals inzake verkeersveiligheid, voedselveiligheid en in de financiële wereld. Als het gaat over de naleving van onze antidiscriminatiewetgeving, ligt dat voor sommigen blijkbaar wel veel gevoeliger. Ik laat het aan wie het daarmee moeilijk heeft om dat zelf uit te leggen.

Ik ben er bijzonder fier op dat de strijd tegen discriminatie hoog op de agenda van de vivaldiregering staat. Het klopt dat de mysterycalls, de praktijktoetsen of de discriminatietoetsen werden ingevoerd door de Zweedse coalitie. Wij, maar ook het middenveld en onder meer Unia, waarschuwden er bij de invoering voor dat de berg een muis had gebaard. Een onwerkbaar compromis was geboren. Het leek alsof men er zich gemakkelijk wilde van afmaken. In de pers kwamen er enkele stevige verklaringen, wat spierballenvertoon, maar de wetgeving legde erg veel onmogelijke voorwaarden op, volgens mijn stoute ik in de hoop dat er zo weinig mogelijk mysterycalls uitgevoerd zouden worden. Welnu, niet met ons, niet met deze regering, niet met deze meerderheid. Wij nemen de strijd tegen discriminatie wel serieus.

Mijnheer Anseeuw, wenst u mij te onderbreken? Het heeft nog lang geduurd…


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Willaert, waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.

U zegt dat u stellig de indruk had dat de wetgeving van 2018 het doel had zo min mogelijk praktijktesten te genereren. Ik heb absoluut de indruk dat u daarmee impliciet toegeeft dat dit symbool voor u ontzettend belangrijk is en dat die praktijktesten en het aantal ervan een doel op zich zijn. Op geen enkele manier toont u in uw betoog aan – dit is natuurlijk niet het eerste betoog dat u hierover houdt – waarom we onomstotelijk kunnen aannemen dat de huidige wetgeving niet werkt. Ik ben ontzettend benieuwd op welke manier u ons vandaag wel zal verrassen en zal aantonen uit welke evidenties ontegensprekelijk blijkt dat de wetgeving niet werkt.

Ik stel vast dat er wél praktijktesten zijn voortgevloeid uit de bestaande regelgeving en ik stel vooral vast dat er zeer veel bemiddelingen zijn geweest die volstonden om tot een oplossing te komen. Blijkbaar is dat niet genoeg. Blijkbaar moeten er veel praktijktesten zijn om te kunnen zeggen dat er veel praktijktesten zijn en dat discriminatie wordt aangepakt, ook al gaat dit ten koste van tewerkstellingskansen van zeer veel kwetsbare groepen op onze arbeidsmarkt.

Wij willen niet meegaan in dat verhaal. Ik begrijp niet waarom u daar wel in wil meegaan, waarom u wel op die manier naar dat verhaal kijkt. Ik ben zeer benieuwd naar de reden waarom u dat doet.


Evita Willaert Groen

Mijnheer Anseeuw, sinds 2018 zijn er ongeveer tien testen uitgevoerd. Oudere mensen hebben 40 % minder kans om op een sollicitatiegesprek te worden uitgenodigd. Mensen met een andere etnische achtergrond hebben 34 % minder kans om op een sollicitatiegesprek te worden uitgenodigd. Er zijn dus tien testen uitgevoerd in de voorbije jaren. Slechts tien.

Naar aanleiding van talloze getuigenissen van gediscrimineerden in de media, bijvoorbeeld van werknemers die ontslagen werden omdat klanten het niet fijn vonden bediend te worden door mensen met een andere huidskleur, zijn de mysterycalls ingevoerd. Dit is onze wetgeving. Discriminatie is tegen de wet.

Aan het einde ervan, na bemiddeling, na sensibilisering – dat heb ik ook allemaal in de commissie gezegd – waar wij trouwens grote fan van zijn, kunnen sociaal inspecteurs een waarschuwing geven, regularisatie vragen en sancties opleggen. Niets sluit uit dat die sociaal inspecteurs praten met werkgevers, zij doen dat ook vaak. Ook daar blijft bemiddeling te allen tijde een optie. Dat is heel belangrijk om mee te geven. De sociaal inspecteurs hebben zelf in een advies gevraagd om die cumulatieve waarden op te geven. Ze willen immers aan de slag, maar kunnen dat niet omdat aan zoveel voorwaarden moet zijn voldaan.

Ik geef een voorbeeld. Volgens de huidige wetgeving moet er altijd eerst een melding of een klacht zijn. Weet u hoeveel mensen die elke dag gediscrimineerd worden het zo beu zijn om daar nog tegen op te treden? Weet u wat dat doet met iemand? Bij mensen die keer op keer gediscrimineerd worden leidt dit zelfs tot medische gevolgen, fysieke gevolgen, psychologische gevolgen. Ik ben er dan ook ongelooflijk fier op dat wij nu achter die mensen zullen staan om ervoor te zorgen dat dit bijvoorbeeld op basis van datamining en datamatching kan worden bekeken, ook als er geen klacht is ingediend. Die datamining en datamatching wordt trouwens op punt gesteld door deze regering. Er is ook een diversiteitsgroep opgericht die in verschillende sectoren zal bekijken wie de gemiddelde persoon is die aangeworven wordt in een sector en wat daarop de uitzonderingen zijn. Daarover wordt gepraat met de sectoren. De huidige situatie is onwerkbaar, de sociale inspectie is zelf vragende partij om dat aan te pakken. Het is bijvoorbeeld heel belangrijk dat het niet enkel na een melding of een klacht moet.

Het is heel belangrijk dat we de verantwoordelijk­heid voor het opsporen van discriminatie niet bij de slachtoffers zelf leggen. Iemand die aangereden wordt door een auto moet de volgende keer toch ook niet langs de kant van de weg gaan staan om alle andere auto's die de snelheid overtreden te controleren? Nee, daarvoor zijn er politieagenten, zij zorgen ervoor dat mensen niet te snel rijden en dat mensen die dat wel doen een boete krijgen.

Hier is een sluitstuk nodig. Ik begrijp niet dat de heer Anseeuw het daar zo moeilijk mee heeft. Misschien moeten we dan maar klare taal spreken. U zegt dat wij vinden dat alle werkgevers op voorhand schuldig zijn. Wij vinden dat helemaal niet. Na een melding kan uit een test even goed blijken dat er helemaal geen probleem van discriminatie is. Dat is ook een optie. Het is dan ook fijn voor de werkgever als blijkt dat men niet discrimineert maar dat er iets anders aan de hand is.

Het minimaliseren van discriminatie in onze maatschappij, met alle cijfers die er zijn, met de socio-economische monitoring van Unia, kan niet langer. U luistert selectief in de commissie, want ik heb heel veel redenen gegeven waarom bepaalde groepen het moeilijker hebben op de arbeidsmarkt. Het gaat uiteraard niet alleen om discriminatie, maar er zijn onverklaarbare verschillen. Ik geef het voorbeeld dat ik altijd geef. De grootste tewerkstellingskloof situeert zich bij mensen met een hoger diploma. Dat is toch verschrikkelijk? Mensen studeren en zetten hun beste beentje voor, maar aan het einde van de rit blijft de deur van de arbeidsmarkt gesloten. Sommige partijen zullen dan zeggen dat deze mensen niet de juiste werkhouding hebben. Waarom zorgen wij op het einde van de rit niet voor een sluitstuk? Wat is daar mis mee?


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Willaert, u pleit voor een sluitstuk, maar dat sluitstuk is er, dat is net de essentie van het verhaal vandaag. Van dat sluitstuk maakt u echter een startpunt, dat is de grote kritiek.

U jaagt heel veel bonafide werknemers nu de stuipen op het lijf. Zij zeggen: nu kan ik hier ook al fouten maken. Dat gaat mij tijd en geld kosten. Ik denk dat ik op een andere manier met mijn openstaande vacatures zal omgaan.

De groepen die u wil beschermen zal u het nog moeilijker maken op de arbeidsmarkt. Als er bepaalde kloven tussen bepaalde groepen op de arbeidsmarkt bestaan kunt u dat toch niet allemaal herleiden tot discriminatie? Dan zijn wij allemaal een grote bende racisten. U verwijst naar ouderen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Mag ik u dan oproepen om consequent te zijn en het SWT niet langer te versoepelen, zoals vorige jaar wel gebeurd is door een aantal voorwaarden te versoepelen? Mag ik u dan vragen om dat eindelijk te laten uitdoven en af te schaffen? Het is deze regering die nog veel meer dan vroeger ervaren mensen veel te vroeg op een zijspoor zet, uit onze arbeidsmarkt duwt en veel betekenis wegneemt uit hun leven. Ik vind dat bijzonder kwalijk. Kunt u daar dan ook mee stoppen? Kunnen we die afspraak ook maken? Kan dat ook een stukje van uw sluitstuk zijn, tegen discriminatie van ouderen op onze arbeidsmarkt? Put your money where your mouth is.


Evita Willaert Groen

Mijnheer Anseeuw, u moet natuurlijk ook willen luisteren. Ik heb daarnet al gezegd dat dit een heel ingewikkeld kluwen is, waar er aan elk van die factoren moet worden gewerkt, maar er moet ook worden gewerkt aan de strijd tegen discriminatie.

Welke verbeteringen worden er aangebracht? Het zijn forse verbeteringen die een daadkrachtig instrument moeten maken van de mysterycalls. Die logge cumulatieve voorwaarden waaraan niet of nauwelijks kon worden voldaan, worden inderdaad geschrapt. Het wordt of/of, of bij objectieve aanwijzingen van discriminatie of na een onderbouwde klacht of melding of op basis van datamining en datamatching.

Zoals ik daarnet al zei, moet er niet langer telkens een klacht of een melding zijn, waardoor de verantwoordelijk­heid voor het opsporen van discriminatie niet langer bij de slachtoffers zelf wordt gelegd. Het is aan de maatschappij en aan de wetgever om daar mee op toe te zien en niet enkel aan de slachtoffers die de moed hebben om klacht in te dienen. De strijd tegen discriminatie is een strijd van ons allemaal. Martin Luther King zei het volgende: "In the end, we will remember not the words of our enemies, but the silence of our friends." Mysterycalls die worden ingezet zonder dat er een melding of klacht nodig is, tonen dat wij als maatschappij niet langer stil zijn, dat wij als overheid een actieve rol opnemen om discriminatie op te sporen, dat we schouder aan schouder staan met de slachtoffers van discriminatie.

Discriminatietoetsen zullen bovendien niet langer een allerlaatste middel zijn om discriminatie op te sporen. Ze zullen niet langer enkel worden ingezet wanneer alle andere onderzoeksmethodes uitgeput zijn, maar ze worden een evenwaardige bevoegdheid die op elk moment van het onderzoek kan worden ingezet wanneer dat nodig is.

Er wordt ook geëxpliciteerd dat de sociaal inspecteurs die bijvoorbeeld een valse naam, handtekening of diploma gebruiken of daarvoor derden inschakelen geen strafbaar feit plegen. Ook hier wrong het schoentje bij de vorige versie van de mysterycalls, dat ene zinnetje dat er vroeger in stond en dat het verdraaid moeilijk maakte om goede praktijktesten te doen. Er stond dat de strafbare feiten niet ernstiger mogen zijn dan die waarvoor de opsporings­methode wordt aangewend. Dat maakte discriminatietoetsen in heel veel gevallen de facto onmogelijk omdat discriminatie immers maar beperkt strafbaar is. De strafmaat die op discriminatie staat, is een pak minder zwaar dan deze voor de strafbare feiten die men noodzakelijkerwijs moet begaan om discriminatie met discriminatietoetsen op te sporen. Dat ene zinnetje dat erin stond, maakte het bijna onmogelijk om over te gaan tot discriminatietoetsen.

Tot slot, en heel belangrijk, zal de sociale inspectie ook discriminatietoetsen kunnen inzetten voor niet-strafrechtelijk gesanctioneerde vormen van discriminatie, dus niet langer enkel voor raciale en genderdiscriminatie. Ook die discriminatie is, zonder strafbaar te zijn volgens het strafrecht, verboden door onze wetgeving. De inspectie kan ook een beroep doen op derden om concrete praktijksituaties na te bootsen. Iedereen begrijpt waarom dat soms nodig kan zijn.

Ik wil ook een blik vooruit werpen, mijnheer de minister. Na een jaar zullen we dit evalueren. Zoals we dat ook in het verleden gedaan hebben, zullen we er nauw op toezien dat we de wetgeving effectief verbeteren en over een slagkrachtiger instrument beschikken om discriminatie op te sporen.

Het voorafgaand akkoord van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings blijft behouden, ook op vraag van de sociale inspectie zelf. Daarom vind ik het overdreven om van een fishing expedition te spreken. Er moet eerst een dossier opgemaakt worden, de arbeidsauditeur of de procureur des Konings moet dat goedkeuren, en alle inspecteurs zijn beëdigde ambtenaren die goed weten wat ze doen. Er zijn toch een aantal drempels ingebouwd.


Björn Anseeuw N-VA

Het is goed dat u veel vertrouwen hebt in de inspecteurs, die zeer deskundig zijn en goed weten wat ze doen, maar het is wel onze verantwoordelijkheid om goede wetgeving te maken.

De Raad van State heeft een aantal fundamentele opmerkingen gemaakt. Hij heeft gezegd dat het gelijkheids­beginsel wordt geschonden en dat wat voorligt niet helemaal strookt met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

Wat gebeurt er bijvoorbeeld als een bonafide werkgever schade heeft gelopen door nodeloze fake sollicitaties? De Raad van State heeft daar twee pagina's aan besteed en kwam tot de conclusie dat men die schade zelfs niet zal kunnen verhalen op de overheid doordat de overheid nu beslist dat strafbare feiten in het kader van fake sollicitaties die niet nodig bleken eigenlijk niet langer een fout zijn. Dan wordt het bijzonder moeilijk, of bijna onmogelijk om geleden schade, veroorzaakt door de overheid, te laten herstellen. Maar dat zal u natuurlijk worst wezen, dat interesseert u geen bal. Zoveel is duidelijk. Echter, als het zogezegd bijna onmogelijk is om praktijktesten uit te voeren met de bestaande regelgeving, dan is het kot te klein natuurlijk.

Kunt u ook daar consequent zijn, in plaats van met twee maten en twee gewichten te werken? Kunt er dan eindelijk voor zorgen dat het wetsontwerp het niet quasi onmogelijk maakt voor bonafide werkgevers die schade hebben geleden om die schade te kunnen terugvorderen van de overheid? Dit is een geval van twee maten en twee gewichten.


Evita Willaert Groen

Mijnheer Anseeuw, ik zou u in de eerste plaats willen vragen om mij geen woorden in de mond te leggen: "Het zal mij worst wezen, het kan mij geen bal schelen". Het komt nog steeds mezelf toe om in te schatten wat ik belangrijk vind en wat niet. Dat moet u niet in mijn plaats doen.

In de commissie heb ik vooral de indruk gehad dat het een dovemansgesprek was. Ik was niet bij de tweede lezing aanwezig, maar heb het verslag helemaal gelezen. Een memorie van toelichting bij een wettekst heeft nog steeds een waarde, dat zijn debatten waarnaar verwezen kan worden. Mijnheer Dermagne, u was afwezig, maar uw collega, mevrouw Lalieux heeft heel duidelijk gezegd dat het nog steeds mogelijk is om in beroep te gaan en om een schadevergoeding te verkrijgen. Ik heb gezien dat dit bij de tweede lezing opnieuw gezegd is. Het staat letterlijk in de memorie van toelichting. Mijnheer Anseeuw, de dingen die wij hier zeggen, hebben waarde. Er is een debat waarnaar kan verwezen worden. Het wordt terdege uitgelegd in de memorie van toelichting, maar u moet het wel willen zien.


Björn Anseeuw N-VA

Het is net dat stukje uit de memorie van toelichting, waarvan de Raad van State zegt dat het klinkklare onzin is. Dat kunt u niet zomaar naast u leggen. U denkt dat u boven alles staat, hier in het Parlement, zelfs boven de grondwet. Dat is niet zo. Daarover gaat mijn tussenkomst nu precies, met name over dat stuk uit de memorie van toelichting waarvan de Raad van State zegt: "Dit is onzin."


Evita Willaert Groen

Collega's, dit is een mooie wetgeving op papier, maar voldoende mensen en middelen zullen ook nodig zijn om ervoor te zorgen dat ze kan worden uitgevoerd. Ook daar zullen we verder op toezien. Er zijn stappen ondernomen, er werden extra inspecteurs aangeworven, mijnheer de minister. We hebben ook begrepen dat er hoe dan ook een permanente opleiding is, maar dat er ook in dit kader mensen verder zullen worden opgeleid. Soms zijn er kwantitatieve prestatievereisten bij de sociale inspectie. Daarom is het belangrijk om erop toe te zien dat er ook ruimte is om de moeilijke dossiers te behandelen zodat men niet enkel het laag fruit plukt. Ik denk dat het belangrijk is om dit nog eens te zeggen.

Ik denk dat ook het op punt zetten van de datamining en de datamatching heel belangrijk is. U gaat daarvoor samenwerken met Unia, met het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, met de gewestelijke arbeidsdiensten. Datamining en datamatching kunnen een schat aan informatie aanbrengen over feiten waar geen problemen zijn, maar kunnen ook een alarmsignaal doen afgaan.

Collega's, mysterycalls zijn, in tegenstelling tot de woorden die mij in de mond worden gelegd, geen doel op zich. Wij willen niet straffen om te straffen, daar wordt niemand beter van. Wij willen mensen ook niet zonder meer confronteren met hun vooringenomenheid. Voor ons is het belangrijk dat de maatschappij evolueert naar een meer inclusieve, eerlijke maatschappij waar iedereen kansen krijgt omdat we weten dat dit rechtvaardig is en dat dit alle Belgen ten goede zal komen.


Sophie Thémont PS | SP

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, avec mon groupe, nous soutenons évidemment pleinement ce projet, qui donne enfin une marge de manœuvre aux inspecteurs sociaux pour mener des tests de discrimination. Nous avions d'ailleurs déposé une proposition de loi pour inscrire, encadrer mais aussi encourager dans les trois lois anti-discrimination le recours aux tests de situation afin de combattre plus efficacement les discriminations en fixant un cadre bien précis pour ceux-ci.

Nous sommes en 2022 et il est vraiment intolérable que les personnes étrangères, tout comme de nombreux Belges d'origine étrangère, éprouvent encore et toujours d'énormes difficultés à trouver un emploi. C'est une atteinte à leurs droits fondamentaux.

Nous l'avons dit tout à l'heure, Unia rappelle chaque année dans son monitoring, depuis plus de dix ans, que les personnes d'origine étrangère, et particulièrement les afrodescendants, sont les premières victimes de la discrimination à l'emploi, mais aussi au logement.

En octobre dernier, ce n'est pas très loin, Unia a souligné qu'il faut deux fois plus de temps aux jeunes d'origine maghrébine ou subsaharienne diplômés de l'enseignement supérieur pour décrocher un premier emploi, en comparaison avec les jeunes d'origine belge du même niveau de diplôme. On voit qu'ici, l'origine reste bel et bien un facteur de discrimination dans notre pays.

Je suis consciente aussi que la lutte contre les discriminations dépasse largement les compétences du ministre en charge du Travail. Au-delà des discriminations intentionnelles d'employeurs peu scrupuleux, il s'agit de lutter largement contre les préjugés et stéréotypes, de façon large, qui sont déjà en soi un frein à l'accès à l'emploi; mais aussi de conscientiser chacun et chacune aux représentations négatives que notre société porte encore envers les personnes d'origine étrangère.

On voit aussi, selon une étude de la Fondation Roi Baudouin de 2017, que le taux de chômage des afrodescendants est quatre fois supérieur à la moyenne belge, alors que 60 % d'entre eux sont diplômés de l'enseignement supérieur. Pourquoi ces diplômés peinent-ils plus que les autres à trouver un emploi à la hauteur de leur diplôme?

Il faut s'attaquer à ce problème d'emploi pour permettre à tous les citoyens et citoyennes de ce pays une égalité des chances dans le travail. Je pense qu'ici, nous avons déjà, avec ce projet, des mesures très concrètes dans la lutte contre les discriminations à l'emploi.

Moi et mon groupe, en tout cas, nous nous en réjouissons. Mais nous attendons aussi avec un très vif intérêt le plan de lutte contre le racisme de la secrétaire d'État à l'Égalité des chances, Sarah Schlitz, qui est réclamé, notamment par l'ONU, déjà depuis plusieurs années.


Hans Verreyt VB

Mevrouw de voorzitster, een van de voornemens van de paars-groene regering was van bij aanvang een heksenjacht te organiseren op vermeende discriminatie door werkgevers op de arbeidsmarkt. Ook in de recente arbeidsdeal was dat een van de belangrijkste elementen voor verschillende partijen rond de tafel.

De Waalse arbeidsmarkt ken ik onvoldoende en daar kan ik dus geen uitspraken over doen, maar in Vlaanderen, met de massale zoektocht naar geschikte arbeiders en bedienden, is dat een verwaarloosbaar issue. In de Vlaamse bedrijven wordt de productie afgeremd door het gebrek aan arbeiders. De groei wordt getemperd door het tekort aan geschoolde arbeid. Daar maakt een werkgever echt geen onderscheid tussen kandidaten op basis van hun afkomst.

Werkbereid zijn, de juiste attitudes hebben, onze taal kennen en de juiste skills hebben, zijn wel elementen die van belang zijn. Op dat vlak is er inderdaad vaak een mismatch tussen de vraag en het aanbod, zoals ook in het advies van de NAR staat. Er zijn zeker verschillen in de tewerkstellingsgraad tussen bijvoorbeeld alloch­tonen en autochtonen, maar die zijn vaak terug te brengen tot een verkeerde werkattitude, een gebrekkige kennis van het Nederlands en te slechte kwalificaties, om nog niet te spreken van het kleiner wordende verschil tussen het minimumloon en het leefloon, waardoor het voor een deel van de moeilijk te bereiken bevolking niet eens de moeite is om te gaan werken.

Minister Dermagne en consorten gaan er steevast van uit dat sommige bevolkingsgroepen bij de aanwerving worden gediscrimineerd door kwaadaardige werkgevers.


President Eliane Tillieux

Mijnheer Verreyt, mevrouw Willaert vraagt het woord.


Evita Willaert Groen

Mijnheer Verreyt, ik wil even reageren op wat u zegt over de werkattitude.

Ten eerste, ik heb hier in de commissie al naar verwezen, omdat ik het erg sprekend vind. Uit de socio-economische monitoring van Unia, in samenwerking met de FOD, blijkt keer op keer dat de werkzaamheidskloof tussen mensen met een migratieachtergrond en mensen zonder migratieachtergrond in ons land het grootst is bij de mensen met een hoger diploma.

Ten tweede, de socio-economische monitoring levert nog interessante gegevens op. Gediplomeerden met of zonder migratie­achtergrond solliciteren soms voor jobs waarbij er niet altijd dezelfde een-op-eenrelatie is tussen het diploma en de job. Dat blijkt niet echt een probleem te zijn voor mensen zonder migratieroots. Mensen met migratieroots moeten echter zo goed als altijd het juiste diploma bezitten om zich kandidaat te kunnen stellen voor een functie en de job ook te krijgen. Dan nog liggen de cijfers van mensen met migratieroots lager dan die van de anderen, zelfs als ze het juiste diploma op zak hebben. Wat is volgens u de verklaring daarvoor? Uit de Socio-economische Monitoring blijkt immers duidelijk dat er onverklaarde verschillen zijn. De verschillen kunnen niet verklaard worden door bijvoorbeeld een verschil in scholingsgraad, want het zijn allemaal hogeropgeleiden. U hebt het over werkattitude, maar hoe verklaart u dat verschil op de arbeidsmarkt? Waarom is die kloof net daar het grootst? Het is een dooddoener om te zeggen dat het bijvoorbeeld aan de opleiding ligt. Vaak ligt het ook daaraan, maar de cijfers spreken wel voor zich. Hoe verklaart u dat.?


Hans Verreyt VB

Dank u voor uw vraag, maar ik zou die ook kunnen omkeren. Ik zou dezelfde vraag kunnen stellen: waarom zijn bijvoorbeeld bepaalde groepen oververtegenwoordigd in de criminaliteitscijfers? Waarom bezitten bepaalde bevolkingsgroepen meer sociale woningen? We kunnen die vraag dus ook omdraaien.

In Vlaanderen bedraagt de werkloosheid 3 % à 4 %. Dat cijfer ligt dicht bij het cijfer dat nodig is om een bepaalde mobiliteit te kunnen garanderen op de arbeidsmarkt. Met een werkloosheidscijfer van 3 tot 4% is iedereen die wil en kan werken, aan het werk. Ik besef dat de werkloosheid in het algemeen, en die bij jongeren en een aantal andere categorieën, in Brussel en Wallonië veel hoger is. Met een werkloosheidscijfer van 3 tot 4 % in Vlaanderen is er echter geen echt probleem, als die drie voorwaarden zijn vervuld.

Ik ga verder. Per definitie, aangezien er natuurlijk amper bewijs voorhanden is, zijn de enkele rotte appels die er waren sinds de invoering van de huidige wetgeving door de Zweedse regering gepakt en aangepakt. Ik begrijp dus de frustratie van de linkse partijen dat de met veel toeters en bellen aangekondigde mysterycalls, het door de vorige regering ingevoerde verklikkersysteem, na jaren inzet amper tot noemenswaardige resultaten heeft geleid, omdat het probleem niet of slechts zeer marginaal aanwezig is.

In plaats van de enige en juiste conclusie te trekken en de onnuttige en onzinnige mysterycalls af te schaffen, draait deze regering de duimschroeven nog extra aan bij de Vlaamse werkgevers, alleen omdat de bestaande wetgeving tot weinig of geen resultaten leidde. Ondanks de tientallen miljoenen euro subsidies die tal van professionele racismejagers jaarlijks ontvangen, is er amper tot geen resultaat.

De adviezen van onder andere de Raad van State, de NAR en de Adviesraad van het sociaal strafrecht zijn kritisch tot zeer kritisch. Men wil het discriminatoire karakter van de werkgevers aanpakken door aan de arbeidsinspectie bijkomende bevoegdheden te geven om de bewijslast sterk uit te breiden, omdat de idee uit 2018 om via datamatching en datamining het onderzoek te voeren, op een sisser is uitgelopen. Zullen de sociaal inspecteurs nu strafbare feiten mogen plegen om bedrijven bijna letterlijk in de val te lokken? Het gaat om het gebruik van valse namen, fictieve cv's, valse diploma's, valse handtekeningen en valse identiteitsbewijzen. Anders gezegd, die inspecteurs mogen strafbare feiten plegen en een fictieve wereld opzetten. Een metaversie van de werkelijkheid zal als bewijs gebruikt kunnen worden om werkgevers voor de rechtbank te sleuren. Dat die onderzoeken zelf geen discriminerende praktijken mogen creëren, is een woordenbrij die achteraf niet te weerleggen valt, en een ware provocatie.

Als dit wordt goedgekeurd, mogen de sociaal inspecteurs in die onderzoeken binnenkort zelfs meer dan de politie-inspecteurs die zich bezighouden met de bijzondere opsporings­methodes. De BOM-wetgeving zal binnenkort strenger zijn voor rechercheurs van de politie dan voor burgers in deze wetgeving. De bijzondere opsporingsmethodes zetten we in voor de opsporing van zwaar banditisme. Hier gaat het over mogelijke discriminatie.

Het is problematisch dat men zelfs op burgerrechtelijk vlak de diensten, en dus de Belgische Staat, niet meer aansprakelijk kan stellen voor de als gevolg van die onderzoeken veroorzaakte schade bij volstrekt bonafide werkgevers.

Een echt probleem, dat de Raad van State en de Nationale Arbeidsraad terecht aanhaalden, is dat dit alles neigt naar een fishing expedition en dat is verboden. Objectieve aanwijzingen zouden dus voorhanden moeten zijn opdat een onderzoek kan worden gestart. Die zijn er echter niet. Ook vraagt men dat er op het niveau van het openbaar ministerie een omkadering zou worden uitgewerkt, voor de transparantie en de voorspelbaarheid. Men wil daarvoor ook het advies van de sociale partners vragen. Ik geef het u mee voor wat het waard is, als het ooit al wordt uitgevoerd.

Men zegt nu dat dit enkel kan en zal gebeuren na een voorafgaand akkoord van de arbeidsauditeur en de procureur des Konings. De gepleegde handelingen moeten ook altijd in verhouding staan tot het betrokken doel. Dat wordt ondersteund door de NAR om al te eigengereide optredens van cowboys binnen de arbeidsinspectie af te remmen.

Er moeten objectieve aanwijzingen zijn. Dat is voor het Vlaams Belang een veel te ruim te interpreteren term. Het moet ook na een onderbouwde klacht of melding gebeuren. Wie dus mistevreden is dat hij of zij een job is misgelopen, kan een klacht indienen. Dat kan volledig anoniem. De naam moet zelfs niet in het strafdossier worden vermeld. Als klap op de vuurpijl mogen de sociaal inspecteurs ook een beroep doen op derden om hen te helpen. Dat zijn burgers die burgers verklikken, aanklagen of in de val lokken. Dat soort praktijken bestond ook in de DDR, met de D van democratisch. De Stasi was in dat regime wellicht een nuttig en geprezen instituut. Wellicht zijn er nog wel fans van dat regime te vinden in deze zaal. Daar hebben wij echter geen uitstaans mee.

De Raad van State heeft een aantal zeer pertinente opmerkingen gemaakt. De wijzigingen van de rechtvaardigheidsgrond heeft als gevolg dat de inbreuk op burgerrechtelijk vlak niet langer als een fout te beschouwen valt en de Belgische Staat niet langer aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die dit veroorzaakt. De Raad van State betwijfelt of dit wel in overeenstemming is met artikel 1, het eerste protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Ook lijkt het advies van de Adviesraad van het sociaal strafrecht niet steeds te worden gevolgd. Dit is natuurlijk problematisch, omdat dit zorgt voor juridische onzekerheid. De Nationale Arbeidsraad is erin geslaagd een advies te formuleren in deze problematiek. Hij geeft terecht aan dat er bepaalde bevolkingsgroepen achterblijven in de maatschappij, maar dat dit eerder te maken heeft met een mismatch tussen vraag en aanbod. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, betreuren zij het ook dat de werkgevers hiermee specifiek geviseerd worden.

De NAR waarschuwt ook voor een ongewenst neveneffect, waarbij in een sollicitatiefase overdreven veel documenten worden gevraagd, zodat sommige werkzoekenden zullen worden afgeschrikt. Men zal een maatschappij van achterdocht creëren, zoals in de beste totalitaire staten het geval is. Een overheid die op die manier werkt, verliest alle credibiliteit bij haar onderdanen en glijdt af naar een totalitaire staat. De werkgever heeft na de goedkeuring van deze wet dus niet meer het recht om aan te nemen wie hij wil.

De Adviesraad van het sociaal strafrecht is ook zeer kritisch over de fishing expedition die wordt ingevoerd. Een aantal opmerkingen was ook al door de Raad van State opgemerkt. Bijkomend ziet hij eveneens een juridisch probleem bij het inzetten van burgers in de onderzoeks­handelingen, omdat in het EVRM en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een provocatieverbod is ingeschreven. Dit voorstel geeft de heksenjacht naar de werkgevers dus een juridische basis. Gebetonneerd in de wet kan men nu een metawereld creëren om het de werkgevers nog extra moeilijk te maken. De vaagheid van de omschrijving, de mogelijke zeer ruime interpretatie, het vermoeden van, de overheid bedient zich van alles wat bij wet verboden is en de grens tussen het wel en niet-toelaatbare is daarmee voor ons ruim overschreden.

Deze wetgeving doet mee aan de afbraak van de meest elementaire beginselen, die overigens ook in het EVRM en in onze eigen Grondwet staan, maar voor deze regering heeft dat slechts de waarde van een vodje papier.

Dit gaat voor ons eigenlijk niet over discriminatie. Dit voorstel gaat over vrijheid, een heilig goed voor het Vlaams Belang. Het gaat over de vrijheid om aan te nemen wie men wil. Wij verzetten ons als vrijheidsminnende partij dus fundamenteel tegen het opzet van deze wet.


Nahima Lanjri CD&V

Karima of Karina, twee vrouwen met eenzelfde universitair diploma en twee jaar werkervaring, zijn op zoek naar een job. Er is maar een letter van verschil in hun naam, maar toch zal Karima 50 % minder kans hebben dan Karina als ze solliciteert. Eén letter maakt een wereld van verschil.

Dat zou niet mogen. De ene wordt geconfronteerd met vooroordelen en krijgt geen of minder kansen, de andere krijgt die kansen wel. Helaas is dit in ons land nog steeds harde realiteit. Discriminatie komt niet alleen voor op de arbeidsmarkt, maar ook in tal van andere levensdomeinen. Mensen worden geconfronteerd met vooroordelen en discriminatie als ze op zoek gaan naar een woning, op school, op het werk, maar evengoed op straat of in de sportvereniging.

Mensen worden niet alleen anders behandeld op basis van hun afkomst of hun naam, maar evengoed op basis van leeftijd, handicap, seksuele geaardheid, geloof en gezondheids­toestand. Dat leidde de afgelopen jaren tot meer dan 600 meldingen bij Unia over discriminatie bij aanwerving. Alleen al in dat domein gaat het om 600 meldingen per jaar.

Ik ben dan ook verheugd dat we dit wetsontwerp vandaag kunnen bespreken, waardoor praktijktesten op de arbeidsmarkt effectiever kunnen worden ingezet en we op die manier discriminatie kunnen aanpakken. Het klopt dat praktijktesten niet helemaal nieuw zijn. Ze werden ingevoerd in de vorige legislatuur. Het was al een hele klus om die stap te zetten en er waren heel wat gecumuleerde voorwaarden. Op dat ogenblik was dat het enige wat mogelijk was. Ik had er toen al voor gewaarschuwd dat we de drempels te hoog legden. Ik heb toen verkregen dat de evaluatie in de wet werd ingeschreven. De inspecteurs hebben middels die evaluatie zelf gemeld dat zij te veel drempels en barrières ervaren. Daarom was een aanpassing nodig.

Net als andere collega's heb ik daar niet op gewacht en heb ik zelf een wetsvoorstel uitgewerkt, ondertussen al meer dan een jaar geleden. Ik had dat ook als prioriteit naar voren geschoven omdat ik vind dat we bij discriminatie geen tijd mogen verliezen, vandaar dat ik dit als een prioritair voorstel beschouwde. Ik had het op de agenda geplaatst, we hebben hoorzittingen gehouden en debatten gevoerd en we hebben samen amendementen ingediend. Meer dan een jaar geleden waren we zo goed als klaar om het voorstel goed te keuren. Jammer genoeg trok u toen het dossier naar u toe, mijnheer de minister, waardoor het wetsontwerp helaas nog meer dan een jaar op zich liet wachten.

Ik stel vast dat het voorliggende ontwerp enorm veel gelijkenissen vertoont met mijn voorstel. Dat is op zich heel positief. Ik kan niet gelukkiger zijn dan te zien dat er zoveel overeenkomsten zijn.

Het is enkel jammer dat wij nog eens een jaar extra hebben verloren. Wij hadden een en ander liever samen binnen de vivaldimeerderheid al in 2021 goedgekeurd. Het zij echter zo.

Onze fractie zal morgen het wetsontwerp goedkeuren omdat het ervoor zorgt dat wij stevigere handvaten krijgen om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken.

De praktijktesten, die al bestonden, moeten niet langer noodzakelijkerwijze worden ondersteund door datamining. Er waren drie gecumuleerde voorwaarden: er moest een klacht of melding van discriminatie zijn; er moest een objectieve aanwijzing zijn van discriminatie en er moest datamatching en -mining zijn, waarbij uit de resultaten moest blijken dat er sprake was van discriminatie. Gecumuleerd was een en ander dus onmogelijk. Op dit ogenblik blijken onze overheidsdiensten sowieso niet in staat om in een onderbouwing via datamining te voorzien voor elke mogelijke situatie van discriminatie op de arbeidsmarkt.

Door nu in te schrijven in de wet dat het of een klacht of een objectieve aanwijzing of op basis van objectieve resultaten van datamatching is, wordt aan inspecteurs de kans gegeven om die praktijktesten te doen. Het is uiteraard aan de rechter zelf om aan de hand van die bewijzen te oordelen. Het is niet aan de administratie of de inspecteurs om te oordelen of er al dan niet sprake is van discriminatie. Een en ander gebeurt puur met het oog op van het verzamelen van bewijzen, wat juist het allermoeilijkste is in geval van discriminatie.

Bovendien kunnen de sociaal inspecteurs voortaan ook een beroep doen op derden bij de uitvoering van de praktijktesten. Dat is heel belangrijk. De inspectiediensten kunnen immers ook niet elk mogelijk profiel in huis hebben. Zij zijn met velen, maar het is niettemin belangrijk iemand met het juiste profiel te laten solliciteren op een bepaalde vacature of om voor het solliciteren iemand met de juiste kennis in huis te kunnen halen.

Bijvoorbeeld, soms wordt bij een sollicitatie­procedure al in een schriftelijke procedure voorzien, waarbij de sollicitant technische bagage moet hebben. In dat geval is het goed dat de inspecteurs ook een beroep kunnen doen op derden, op experts en op mensen van het terrein, die het juiste profiel hebben of de vragen kunnen beantwoorden, om op die manier een goede praktijktest te kunnen doen. Het zorgt er bovendien ook voor dat de werklast van de sociaal inspecteurs vermindert, waardoor ontvangen klachten ook beter behandeld kunnen worden.

Collega's, die praktijktesten zijn een zeer belangrijk instrument om een gelijke behandeling op de arbeidsmarkt mogelijk te maken en om elke vorm van discriminatie op zijn minst aan te pakken of aan te klagen. We kunnen het ons niet veroorloven een andere aanpak te hanteren. De arbeidsmarkt heeft dringend nood aan werknemers. We kunnen het ons niet veroorloven om getalenteerde, ervaren en gediplomeerde mensen verloren te laten gaan voor de arbeidsmarkt, puur en alleen door vooroordelen of discriminatie.

De overheid moet blijven investeren in de datamining omdat zij hierdoor kan vaststellen of zich problemen voordoen in bepaalde sectoren of bedrijven. Als men vaststelt dat er in bepaalde sectoren of bedrijven geen ouderen worden aangenomen, dan kan men door middel hiervan controleren of dit normaal of abnormaal is. Dat wijst daarom niet per se op discriminatie, maar het geeft toch aanleiding om de zaak eens te onderzoeken.

Dat vereist uiteraard een globalere aanpak van discriminatie in alle levensdomeinen. Daar zijn uiteraard ook andere ministers en beleidsniveaus voor verantwoordelijk. Alleen als discriminatie op elk mogelijk beleidsniveau aangepakt wordt, zowel op vlak van onderwijs, cultuur, sport, vrije tijd, gezondheidszorg en huisvesting, kan de bij wet verboden, maar in de praktijk bestaande discriminatie, worden bestreden.

Daarom kiest CD&V in de eerste plaats om in te zetten op preventie, – voorkomen is namelijk altijd beter dan genezen – sensibilisering en bemiddeling indien mogelijk. Gerechtelijke sancties zullen moeten volgen als blijkt dat iemand Oost-Indisch doof blijft en toch blijft discrimineren ondanks de sensibilisering en bemiddeling.

Met effectieve praktijktesten alleen zullen wij de discriminatie niet helemaal doen verdwijnen, maar wij zetten hiermee wel een heel belangrijke stap in de richting van een inclusieve samenleving of minstens een inclusieve arbeidsmarkt.

Wij zullen het wetsontwerp morgen dan ook met plezier goedkeuren. Ik ben blij dat de vivaldipartijen hebben samengewerkt om het tot een goed einde te brengen.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Lanjri, u zegt heel terecht dat wij het ons niet kunnen veroorloven om eender welk talent onbenut te laten, zeker met de huidige krapte op de arbeidsmarkt. Denkt u echt dat werkgevers dat zelf niet weten?


Nahima Lanjri CD&V

Mijnheer Anseeuw, dat heb ik ook niet gezegd. U moet mij geen woorden in de mond leggen.


Björn Anseeuw N-VA

Ik stel u de vraag.


Nahima Lanjri CD&V

Wij stellen vast dat er, ondanks de krapte op de arbeidsmarkt, toch nog werkgevers zijn die discrimineren. Niet elke werkgever discrimineert, gelukkig en gelukkig zien de meeste ook in dat men mensen moet aanwerven voor hun talenten en dat men zich niet moet blindstaren op hun kleur, afkomst of leeftijd. Er zijn echter gevallen van discriminatie. Misschien moeten wij samen eens naar Unia gaan en de 600 klachten wegens discriminatie bekijken.


Björn Anseeuw N-VA

Dat is pas een objectieve waardemeter!


Nahima Lanjri CD&V

Misschien moeten wij eens met die mensen gaan spreken en dan zult u weten wat dat betekent. Ik sprak over 50 %, maar ik heb die cijfers niet uitgevonden. Die komen van de universiteit. Ik sprak van 50 % op basis van het verschil tussen Karima of Karina. Als Karima dan toevallig ook uit zwart Afrika komt, dan is het 90 %. Dat zijn de feiten.


Björn Anseeuw N-VA

U zegt dus eigenlijk dat werkgevers niet slim genoeg zijn om te weten dat zij elk talent moeten benutten dat voorhanden is in de krappe arbeidsmarkt van vandaag. Dat is dan duidelijk.


Gaby Colebunders PVDA | PTB

Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, vorige week was de internationale dag tegen racisme. Heel veel centrumsteden en steden hebben actie ondernomen. In de voorbereidingen op die acties hebben wij heel veel verhalen gehoord, getuigenissen die ik hier vandaag nog niet veel heb gehoord, toch niet uit rechtse hoek.

Zo vernoem ik de getuigenis van Houssine, een persoonlijke kameraad van mij trouwens. Hij was veertien jaar heftruckchauffeur en kreeg elk jaar een uitmuntende evaluatie van zijn werkgever. Hij was een van de werknemers bij de sluiting van Ford Genk en de toeleveringsbedrijven. Vanuit die realiteit ging hij solliciteren. Hij solliciteerde niet als Jan, maar als Houssine. De logistieke sector is vragende partij naar werknemers en Limburg is momenteel een van de logistieke mekka's. Toch wil u niet weten hoeveel sollicitaties Houssine heeft moeten doen. Zijn buurman, die wel Jan heet, solliciteerde ook, al had geen heftruckrijbewijs. Toch mocht Jan meteen op gesprek gaan en werd hij meteen aangenomen.

Het voorbeeld dat ik aanhaalde, is de realiteit, maar gelukkig absoluut geen algemeen gegeven. Raar is echter dat ik ook een getuigenis kreeg van Said. Iedereen herinnert zich dat een zestal weken geleden de Action in Maasmechelen in het nieuws kwam. De vakbonden waren het daar uiteindelijk moe. Van iedereen die solliciteerde met een hoofddoek of met een verkeerde achternaam, verdwenen de papieren gewoonweg in de prullenmand. Het zijn geen verhaaltjes, maar pure realiteit.

Meerderen onder u kennen wellicht wel een werknemer die van een werkgever heeft gehoord dat hij niemand van allochtone oorsprong wil hebben. Veel interimbedrijven nemen hun verantwoordelijkheid en zeggen dat dit niet kan, dat het wettelijk niet toegestaan is, dat dit niet geëist kan worden. Enkele interimbedrijven zoeken echter naar achterpoortjes om niet in de fout te gaan, om die werkgever gelukkig te maken. De werkgever is namelijk gelukkig met de werknemers, maar het interimbureau natuurlijk ook, want dat verdient geld aan het bedrijf van die werkgever.

Zoals jullie weten ben ik 25 jaar vakbondsman geweest bij Ford Genk. Dat was het eerste bedrijf dat in 1992 de antidiscriminatieclausule had ingebouwd in het arbeidsreglement. Ik was daar enorm fier op. Ik meende dat wij eindelijk een wapen hadden om dingen tegen te gaan. Ford stond er niet om bekend dat het geen vreemdelingen aannam, want Ford had op een zeker moment 78 verschillende nationaliteiten binnen het bedrijf. Het eigenaardige aan het verhaal was echter dat dit allemaal arbeiders waren.

In het lager management, in het hoger management, bij de fabrieksdirecteurs en noem maar op heb ik Ford in vijftig jaar tijd nooit iemand in dienst zien nemen die een andere nationaliteit had dan een Europese. Erger nog, er werden daar ook nooit vrouwen gekozen. Dat heeft geduurd tot de laatste jaren dat Ford open was. Gelukkig hadden wij een syndicale macht die dat kon tegengaan. Wij hebben er enorm hard tegen gevochten, maar wij hadden geen wettelijk kader waarop wij konden terugvallen.

Gelukkig kwam er in 2017 de befaamde wet die praktijktesten en mysterycalls mogelijk maakte. Ik moet eerlijk zeggen dat wij heel blij waren toen die wet er kwam. Wij liepen echter heel snel met de neus tegen de muur. De realiteit was dat die wet zo was opgesteld dat zij bijna onwerkbaar was. Wij hebben het vandaag nog gehoord, als de sociaal inspecteurs goedkeuring wilden krijgen voor een controle, was de realiteit dat als zij terechtgewezen werden, zij een hogere boete zouden krijgen dan het bedrijf dat eventueel veroordeeld zou worden. Heel veel van die sociaal inspecteurs hebben toen beslist daar hun handen af te houden. Dat was gewoon niet meer werkbaar.

Mijn collega Maria Vindevoghel heeft de cijfers opgevraagd bij de minister van Werk, Pierre-Yves Dermagne. Het blijkt dat er in 2020 40 dossiers waren, waarvan er uiteindelijk vijf weerhouden werden. Wat blijkt nu? Er zijn geen mysterycalls uitgevoerd. Nul! Niet één, nul! Werd eraan gewerkt? Vergeet het. De drempel blijft veel te hoog.

Wij zullen dit wetsontwerp steunen, duidelijker kan ik het niet stellen. Een laatste drempel die wij heel graag hadden zien verdwijnen is de goedkeuring van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings. Veel inspectiediensten moeten die stap niet zetten. Ik heb er destijds bij Ford genoeg gebeld, inspecteurs, veiligheidscontroleurs en noem maar op. Ik deed gewoon een telefoontje en ze waren daar. Waarom die tussenstap? Ik heb de vraag gesteld en het blijkt iets administratiefs te zijn. Ik snap de controleurs wel want die willen zichzelf indekken. Is het echter niet onze eerste prioriteit de mensen op de vloer effectief te beschermen?

Volgens mij zal dit mogelijks een efficiënte toepassing van de discriminatietoets verhinderen. We zullen dat na een jaar evalueren en ik ben er zeker van dat wij u daaraan zullen herinneren. Niet alleen wij hebben die bezorgdheid. Ook het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen merkt het op in zijn advies. Ik mag wel zeggen dat ook mevrouw Lanjri er in de commissie bedenkingen bij had. We hebben twee keer geprobeerd dit te amenderen, maar dat werd twee keer weggestemd. Het is altijd op een njet gebotst. De reden, zoals reeds gezegd, blijft het administratief geheel. Jammer, dat is een gemiste kans. Uiteindelijk zouden we dit nog kunnen verbeteren.

De conclusie voor ons is duidelijk, het is een positieve verandering ten opzichte van de oorspronkelijke wet, maar niet alle drempels zijn weggenomen om praktijktesten actief en efficiënt in te kunnen zetten ter bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt. Mijnheer de minister, ik hoop dat ik u binnen een jaar kan feliciteren, maar ik denk dat er nog wel wat hindernissen zijn.


Tania De Jonge Open Vld

Mijnheer de minister, discriminatie op de arbeidsmarkt is onaanvaardbaar. Dat is een slagzin die we in de commissie heel vaak gehoord hebben en die we hier vandaag toch ook weer een paar keer hebben horen weerklinken in de plenaire vergadering. Die slagzin is voor mij een statement. Er is echter een reden waarom discriminatie enerzijds opgenomen is in het regeerakkoord en anderzijds ook vandaag op de agenda staat.

In tijden waarin er een schaarste is op de arbeidsmarkt zou men zich kunnen afvragen wat nu eigenlijk het probleem is. Heel wat bedrijven vinden namelijk niet de krachten die ze nodig hebben en zijn al tevreden als er mensen komen solliciteren. Er zijn ook weinig of geen klachten. Wat is het probleem dan?

Toch hoort ieder van ons – we kunnen dat niet ontkennen – verhalen van mensen die niet aangeworven worden wegens hun etnische afkomst, huidskleur, beperking, gender, leeftijd, politieke overtuiging of door andere redenen. Zoals tijdens de commissievergadering werd aangegeven, blijkt uit onderzoek van bijvoorbeeld professor Baert, dat leeftijd en functiebeperking de sterkste criteria zijn waarop mensen worden gediscrimineerd. Ook al gaat het om de competenties en om de talenten van het individu, toch ondervinden mensen nog steeds dat hun competenties en talenten vaak ondergeschikt zijn aan andere criteria.

Men mag de impact hiervan echt niet onderschatten. Op termijn raakt men gedemotiveerd om aan de slag te gaan. De drempels worden ook steeds hoger als men op een muur botst. Men voelt zich bovendien minderwaardig. Dat is nu net het kwetsende aan het feit dat mensen gediscrimineerd worden, dat zij zich minderwaardig voelen in onze maatschappij. Het zou niet zo mogen zijn.

We moeten ook wel erkennen dat slechts een minderheid van de werkgevers discrimineert.

Discriminatie is dus onaanvaardbaar en moet ook aangepakt worden.

Het is niet de bedoeling dat het een heksenjacht op de werkgevers wordt, dat hebben mevrouw Lalieux en u ook duidelijk gezegd. Voorafgaand moet er nog altijd een akkoord zijn van de auditeur of de procureur des Konings. Er mag zeker geen sprake zijn van uitlokking en er moet proportionaliteit zijn. Die drie belangrijke elementen mogen we niet over het hoofd zien.

De kern van de zaak, zoals die onder de Zweedse coalitie overeengekomen was, blijft overeind. Ja, de sociale inspectie kan uiteraard discriminatie­toetsen uitvoeren. Ja, zij mag daarbij strafbare feiten plegen, zoals zich uitgeven voor iemand met een ander geslacht, een andere etnische achtergrond of een andere leeftijd. Ja, er moeten objectieve aanwijzingen zijn van discriminatie, een klacht of datamining en -matching. Het gaat dus zeker niet om discriminatietoetsen in het wilde weg, hoewel het vaak zo wordt afgeschilderd. Ja, ze moeten eerst de toestemming hebben van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings. Neen, er mag geen sprake zijn van uitlokking. En neen, men mag de discriminatietoets niet inzetten wanneer die disproportioneel is tegenover andere manieren om discriminatie op te sporen of vast te stellen. Er blijven dus heel wat zaken overeind.

In gesprekken stel je nog altijd vast hoe moeilijk het is voor mensen die gediscrimineerd werden om terug de stap naar werk te zetten.

Mijnheer de minister, we steunen dit wetsontwerp. Het zorgt ervoor dat de sociale inspectie daadwerkelijk zinvolle discriminatietoetsen kan uitvoeren. Dat was in 2018 door de toenmalige meerderheid ook zo bedoeld. We hebben allemaal dezelfde doelstellingen, toen en ook nu. Discriminatie is onaanvaardbaar maar bestaat helaas nog steeds. De garanties die toen in de wet werden geschreven om ervoor te zorgen dat mysterycalls of mysteryshoppers op een verantwoordelijke manier worden ingezet blijven ook nu behouden.

Ik hoop dat elke vorm van discriminatie goed kan worden aangepakt op basis van dit nieuwe wetsontwerp dat wij met volle overtuiging steunen.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw De Jonge, ik heb goed geluisterd naar uw uiteenzetting. U hebt heel omstandig toegelicht dat praktijktesten niet te pas en te onpas mogen worden gebruikt, vooral niet te onpas. U hebt gezegd wanneer het volgens u niet kan en mag. De vraag is natuurlijk wanneer het wel kan. Eén van de situaties waarin het wel kan, is bij een objectieve aanwijzing. En net dat is bijzonder flou omschreven in dit wetsontwerp. De Raad van State zegt dat het helemaal niet duidelijk is wat daarmee bedoeld wordt. Ik hoor u dus graag zeggen wanneer het allemaal niet mag, maar ik denk dat het loze woorden in de wind zullen zijn, want de bepaling in het wetsontwerp die aangeeft wanneer het wel mag, is zo vaag omschreven dat het bijna altijd kan.

Ik heb nog een vraag voor u. Ik ben ervan overtuigd dat u de ondernemers ongetwijfeld een zeer warm hart toedraagt. Met het voorliggende wetsontwerp wordt de drempel voor praktijktesten flink verlaagd. Dat is de bedoeling van dit wetsontwerp, want er zijn te weinig praktijktesten. Dat betekent dat de netten waarmee wordt gevist steeds groter worden en de mazen steeds kleiner, zodat men dus veel meer ondermaatse vangsten zal hebben.

Dat betekent dat heel wat ondernemers schade zullen lijden, zonder dat er daartoe echt een reden is. De Raad van State zegt dat het vrijwel onmogelijk zal zijn om die schade op de overheid te verhalen. Ik wil graag van u weten hoe dat op een gemakkelijke manier wel zal kunnen. Ik ga ervan uit dat u dat ook op de meest gemakkelijke manier wil laten gebeuren voor die ondernemers. Werkt men met een eenvoudig online formulier dat ze moeten invullen of hoe gaat dat precies in zijn werk? Op welke manier kan de schade op de overheid worden verhaald wanneer een ondernemer zegt het voorwerp te zijn geworden van praktijktesten en schade te hebben geleden omdat hij daarin tijd en geld heeft moeten investeren? Dat wil ik graag van u horen, mevrouw De Jonge.


Tania De Jonge Open Vld

Mijnheer Anseeuw, ik denk dat u het een beetje op flessen trekt. Een ondernemer die niet discrimineert, moet zich ook niet aangesproken voelen. Daarmee begint alles. Het is ook belangrijk om te benadrukken dat men die discriminatietesten niet zomaar toepast. Er moet nog altijd een toestemming van de arbeidsauditeur en de procureur des Konings zijn.

Mijnheer Anseeuw, het is niet mijn gewoonte om er andere mensen bij te halen, maar het is mevrouw Demir die deze wet in de vorige legislatuur heeft ingevoerd. Zij heeft de vorige meerderheden toen gewezen op het feit dat er geen wet is om dit aan te pakken. Mevrouw Demir heeft in een reactie gezegd dat zij voor het eerst zou zorgen voor een structurele aanpak met zelfregulering en praktijktesten.

Moet ik concluderen dat u haar beleid nu neersabelt? Zij beweert dat men discriminatie op de arbeidsmarkt moet aanpakken. Dat wordt gedaan. Men merkt nu dat die wet nog altijd niet werkt en dat heel wat mensen door de mazen van het net glippen en worden gediscrimineerd wegens een andere afkomst, een andere huidskleur of een andere reden. Die mensen raken gedemotiveerd en komen vaak niet op de arbeidsmarkt terecht.

Mijnheer Anseeuw, ik zal u een tegenvraag stellen. Bent u een voorstander van discriminatie op de arbeidsmarkt, die er nog elke dag is? Men heeft het over tien of over vier testen, waarvan er twee werden onderzocht en waaruit bleek dat er geen discriminatie werd toegepast. Dat zijn de cijfers. Toch horen we elke dag opnieuw dat mensen gediscrimineerd worden.

Mijnheer Anseeuw, bent u tegen discriminatie op de arbeidsmarkt? Als dat zo is, dan is deze wet de basis om die goed aan te pakken. Voor mij blijft het daarbij belangrijk dat een arbeidsauditeur of een procureur bepaalt wanneer de testen kunnen worden uitgevoerd.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw De Jonge, ja, ik ben tegen discriminatie op de arbeidsmarkt en, nee, ik sabel het beleid dat discriminatie op een goede manier aanpakt, zeker niet neer. Ik heb ook niet gezegd dat ik de wet van 2018 afval, dus u moet die indruk niet proberen te wekken.

De vraag is waarom de wetgeving moet worden aangepast. U zegt dat men merkt dat de wet niet werkt. In de eerste lezing, in de tweede lezing en in de plenaire vergadering heb ik iedereen die dat beweert, uitgenodigd om mij de evidenties daarvan te geven. Niemand – er waren zelfs twee ministers, één in de eerste lezing en één in de tweede lezing – heeft evidenties op tafel gelegd. Ik sta daarvoor open, mevrouw De Jonge, maar ze komen niet. Er zijn alleen beweringen, maar u mag beweren wat u wilt. Ik vraag al weken aan u en aan andere leden van de meerderheid om die beweringen te staven, zodat wij met kennis van zaken spreken. U schaart zich achter een bewering, maar dat is geen feit. Het is goed geprobeerd, maar het is niet gelukt.

Mijn vraag blijft dus nog altijd: hoe kan een bonafide werkgever die kosten heeft gemaakt – ik moet u toch niet overtuigen dat tijd geld is – en dus schade heeft geleden door praktijktesten, die schade op een makkelijke manier verhalen op de overheid? Zij heeft immers wel degelijk een fout gemaakt. Moet hij daarvoor een onlineformulier invullen of een ongelofelijk ingewikkelde juridische procedure volgen? Zeg het mij eens, mevrouw De Jonge. Ik denk dat het het tweede is en de vraag is dan of het evenwicht op dat vlak niet volledig zoek is. Daar gaat het over. Blijkbaar is het warme hart dat u de ondernemers, die jobs creëren in ons land, toedraagt, ferm aan het afkoelen. Ik stel vast dat er geen liberalen meer zijn in ons land. Dat is onvoorstelbaar.


Maggie De Block Open Vld

(…)


President Eliane Tillieux

Mevrouw De Block, mevrouw Lanjri vraagt het woord.


Nahima Lanjri CD&V

Ik wil mevrouw De Jonge bijtreden.

Mijnheer Anseeuw, ten eerste, het klopt dat wij in de vorige legislatuur een resolutie hebben gemaakt om de discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken. Dat was een initiatief van de heer Van Quickenborne, mevrouw Demir, de heer Clarinval en mijzelf. Die resolutie is toen ook goedgekeurd met steun van de toenmalige oppositie, die nu deel uitmaakt van de meerderheid en werd breed gedragen in het Parlement. Ook uw partij is daar toen in meegegaan. Wij hadden nog wat problemen met de naamgeving: het woord praktijktesten mocht er niet in voorkomen. Het moesten gerichte controles zijn, maar de aanzet was er met die resolutie.

Wij hebben er toen bij de regering op aangedrongen om hier werk van te maken. Daarop is Kris Peeters met het wetsvoorstel over de praktijktesten – de mysterycalls – gekomen. Die zijn er nu. We vonden alle vijf, inclusief mevrouw Demir, dat het te lang duurde en dat de minister meer vaart moest maken. Uiteindelijk is die wet ingevoerd. We hebben toen beslist om het alvast te proberen, ook al was die wet niet de hemel op aarde, en het dossier op te volgen. Dat zeggen we vandaag ook, mijnheer Dermagne. Sommige collega's hebben ook al gezegd dat ze het zullen opvolgen en nagaan of deze testen wel werken.

De testen werkten onvoldoende. Toen we de wetsvoorstellen van mevrouw Kitir en mezelf hebben ingediend, in de zomer van 2020, waren er al adviezen van onder meer de sociale inspectie, die verklaarde dat het systeem niet werkte door het probleem van bijvoorbeeld datamining en datamatching. De rapporten en evaluaties bestaan. U hoeft ze alleen maar te raadplegen. Misschien moeten we niet alleen samen naar Unia gaan, maar ook samen eens een koffie drinken om dat te bekijken. Blijkbaar hebt u dat allemaal gemist. U zit wel in deze commissie in deze legislatuur, maar die zaken hebt u niet gezien.

Ik herhaal dat niemand beweert dat iedereen discrimineert. Wie niet discrimineert, heeft niets te vrezen. Als er toch discriminatie is, moet er al een objectieve aanwijzing, een klacht of datamining zijn om de inspectie te mogen vragen een praktijktest uit te voeren, wat niet veel mensen zullen doen, want velen durven dat niet. De inspectie zal dan nog eens toestemming moeten vragen aan de arbeidsauditeur, die in sommige gevallen daarmee zal instemmen en in andere gevallen de vraag zal afwijzen, omdat het dossier te weinig onderbouwd is. Een deel van de aanvragen zal dus worden afgewezen. In de dossiers die wel toegelaten worden, zullen de controles in een strikt juridisch kader plaatsvinden. De werkgever zal dan niet ineens worden veroordeeld, want dat is de taak van de rechter. Er bestaat dan louter een dossier waarover de rechter moet oordelen. Als dat nog niet zwaar genoeg is, mijnheer Anseeuw, dan weet ik het ook niet meer.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw Lanjri, als er een wisselbeker was voor het naast de kwestie antwoorden, dan had u die vandaag gewonnen.

Niemand in het halfrond stelt ter discussie dat er discriminatie is op de arbeidsmarkt. Niemand stelt dat ter discussie, ik ook niet. Ik blijf alleen met de prangende vraag zitten, wanneer wij de bestaande wetgeving aanpassen, wat de objectieve evidentie is waaruit blijkt dat het inderdaad nodig is die aan te passen in de zin waarin die nu wordt aangepast.

U verwijst naar rapporten van in hoofdzaak belanghebbenden. Dat is nog iets anders dan objectieve analyses van gegevens. Blijkbaar zijn die bijzonder moeilijk voor te leggen. Ik heb hier in de plenaire vergadering een drietal kansen daartoe gegeven, alsook in de eerste en de tweede lezing. Er komt echter niks. Men had die objectieve gegevensanalyses al lang op tafel kunnen leggen, maar ze komen niet.

Mevrouw Lanjri, mevrouw De Jonge, ik kan dus niet anders dan besluiten dat die er niet zijn. Dat is een bewijs uit het ongerijmde.

Als wij vaststellen dat een objectieve aanwijzing volstaat om over te gaan tot praktijktesten en om ondernemers te belasten met het werk, de tijd en de miserie die zij moeten besteden aan praktijktesten en fake sollicitaties, waarvan de behandeling evenveel tijd kost aan de werkgever als een echte sollicitatie, dan moet er daarvoor toch een goede reden zijn? Blijkbaar kan niemand die objectieve evidentie aanreiken.

Ik stel mij dus inderdaad vragen bij de voorliggende wetswijziging. Dat betekent niet dat ik betwist dat er discriminatie is op de arbeidsmarkt. Ik vraag gewoon waarom de wet moet worden aangepast.

Indien de wet wordt aangepast en er werkgevers zijn die daaraan tijd, moeite en kosten moeten besteden, hoewel zij bonafide zijn en recht in hun schoenen staan, hoe kunnen zij dan de schade verhalen? De Raad van State stelt dat zij dat op geen enkele manier kunnen. Ik vraag aan u hoe het kan. U kan er niet op antwoorden, omdat u heel erg goed weet dat er juridische procedures zullen komen van de ondernemers tegen Vadertje Staat.

Ik heb hier sprekers op het spreekgestoelte horen verklaren dat zij het zo beu zijn als koude pap dat mensen worden gediscrimineerd en dat het onbegonnen werk is om daartegen een klacht in te dienen. Daarom is voor hen een klacht niet langer nodig. Echter, werkgevers die recht in hun schoenen staan, zouden er ook moedeloos van worden. Zij beslissen misschien ook dat zij zich de kosten en de moeite zullen besparen. Het verschil is immers dat een burger die wil procederen, de procedure uit eigen zak moet betalen. Een overheid doet dat met het geld van iemand anders. Weet u met wiens geld? Zij doet dat met het geld van die burger. Daarom stel ik mijn vraag mevrouw De Jonge. U antwoordt er niet op. Dat is dan zo duidelijk als het maar zijn kan.


Evita Willaert Groen

Mijnheer Anseeuw, u hebt amendementen ingediend op dit wetsontwerp: een amendement om een aantal wijzigingen aan te brengen en alle volgende om ongeveer alle bepalingen van dit wetsontwerp te schrappen.

U wilt ook de bepaling schrappen dat de inspecteurs geen inbreuken mogen plegen waarvoor de strafmaat zwaarder is dan de strafmaat die op discriminatie staat. Ik heb daarover een simpele vraag: waarom moet die bepaling weg voor u? Dat ene zinnetje zorgt ervoor dat die inspecteurs zo goed als niets kunnen doen. Ze mogen geen andere foto gebruiken. Ze mogen geen andere naam gebruiken. Ze mogen geen ander diploma gebruiken. Dat wil eigenlijk zeggen dat de sociale inspectie een doorsnede moet zijn van alle mogelijke mensen in ons land, met alle mogelijke kenmerken die er zijn en die in onze antidiscriminatiewetgeving staan, anders kunnen ze niets doen. Dat zinnetje moet er voor ons niet in staan, maar voor u wel. Ik lees daarin dat u de strijd tegen discriminatie toch niet zo serieus neemt.

Verder verwijt u ons dat wij denken dat alle werkgevers mensen zijn die discrimineren. Dat u zo bang bent, doet mij echter vermoeden dat u dat denkt. Wij denken dat niet. Voor ons is er geen enkel probleem voor al die werkgevers die van goede wil zijn. Het gaat over de enkelingen die dat wel doen. Het gaat over de cijfers die wij hier noemen. Het gaat over de getuigenissen die wij hier gegeven hebben. U vindt dat wij niet antwoorden, maar ik zou graag willen weten waarom dat ene zinnetje van u er per se in moet blijven. Dat maakt het de facto zo goed als onmogelijk voor de sociale inspectie om de wetgeving uit 2018 uit te voeren. Ik denk niet dat het Parlement dient om wetgeving goed te keuren die niet uitgevoerd kan worden.


Tania De Jonge Open Vld

Wat ik zo betreur, mijnheer Anseeuw, is dat u de perceptie wilt creëren dat wij de werkgevers met deze wetgeving echt tegen ons in het harnas willen jagen. Mijnheer Anseeuw, wij hebben bijna allemaal in de commissie verwoord dat discriminatie onaanvaardbaar is. Het gaat om het individu. Het gaat om de talenten van dat individu. Het gaat om de competenties van dat individu. Het gaat niet om de huidskleur, de etnische afkomst, het gender.

Ik vind het totaal verkeerd dat u nu zegt dat deze wetgeving ervoor zal zorgen dat bijna elke werkgever op kosten zal worden gejaagd omdat hij of zij bang moet zijn om mensen aan te werven en door de discriminatietoetsen te worden aangevallen. Dat is niet de bedoeling. De beide ministers hebben dat ook gezegd. Het is niet de bedoeling om een heksenjacht op die ondernemers en die bedrijven te voeren.

Stop dus met de perceptie te creëren dat wij de werkgevers tegen ons in het harnas willen jagen. Dat is totaal niet het geval. Wij willen alleen dat discriminatie aangepakt wordt en dat die hard aangepakt wordt als bedrijven zich daaraan bezondigen.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw De Jonge, u zegt dat het niet de bedoeling is om een heksenjacht op ondernemers te openen. Ik mag het hopen. De vraag blijft dan waarom u die met deze wetgeving wel mogelijk wilt maken. Dat is wat hier gebeurt. U zegt: het is niet de bedoeling, maar u maakt het wel mogelijk.

Mevrouw Willaert, u zegt dat het gaat over een kleine minderheid van werkgevers die zich aan discriminatie bezondigen. In het overgrote deel van de werkgevers hebt u het volste vertrouwen. Waarom maakt u de kans dan zo veel groter dat al die bonafide werkgevers tijd en moeite moeten steken in fake sollicitaties die geen enkele meerwaarde hebben?

Om te antwoorden op uw vraag over dat ene zinnetje, weet u waarom wij dat eruit willen amenderen? Omdat de Raad van State zegt dat het in strijd is met de Grondwet. Wij vinden de Grondwet wel nog belangrijk. We willen die wel respecteren. Weet u waarom? Wetten dienen in de eerste plaats om burgers te beschermen tegen de overheid. Met deze wetgeving worden burgers niet beter beschermd tegen de overheid, integendeel, stukje bij beetje worden ze het voorwerp van de willekeur van de overheid.

Daarom zijn wij tegen dit wetsontwerp. Daarom heb ik verschillende amendementen ingediend.


President Eliane Tillieux

ik geef het woord aan mevrouw Vanrobaeys.


Anja Vanrobaeys Vooruit

Ik ben opgelucht dat we eindelijk dit punt hebben bereikt. Na jaren van statistieken en halfslachtige pogingen, kunnen we eindelijk zeggen dat er doeltreffende en effectieve praktijktesten op de arbeidsmarkt zullen komen. We hebben namelijk de ambitie om de statistieken te tackelen en de toepassing van de reeds bestaande discriminatiewetgeving te controleren. Men mag immers nog zo veel goede ideeën en bedoelingen hebben en die in wetteksten gieten, zonder controle is er geen garantie op de effectieve uitvoering ervan. Het is vergelijkbaar met het verkeer. Men kan verkeers- en waarschuwingsborden blijven plaatsen, maar als niemand de naleving ervan controleert, krijgen hardleerse overtreders nooit een boete voor overtredingen, die niet alleen henzelf, maar ook anderen in gevaar brengen.

Hetzelfde principe is van toepassing op werknemers die geen kansen krijgen op de arbeidsmarkt, terwijl men er net alle belang bij heeft en iedereen erbij wint wanneer men de juiste man of vrouw op de juiste plaats zet, op basis van zijn of haar talenten. Het versterkt werknemers, collega's, bedrijven, onze arbeidsmarkt en de economie. De stappen die we vandaag zetten, verbeteren de bestaande praktijktesten. We moeten hier niet flauw over doen. Ze werkten niet, want er werden nauwelijks tien dossiers geopend in drie jaar. Iedereen in het halfrond, behalve een paar uitzonderingen misschien, kent verhalen van mensen die het deksel op de neus kregen door hun huidskleur, hun niet-Vlaams klinkende naam, hun leeftijd of hun handicap. Ik moet de cijfers niet herhalen, verschillende collega's hebben dat al gedaan, we kennen die allemaal. Verschillende onderzoeksinstellingen, waaronder Unia, doen ons al jaren achteroverslaan met harde statistieken. Achter die statistieken zitten mensen, met persoonlijke verhalen. Ze beginnen vol dromen en motivatie, die uiteindelijk in de kiem gesmoord worden.

Ik wil enkele van die persoonlijke verhalen naar voren brengen.

Ik haal Fons aan, die na een herstructurering nergens nog werk vond. Hij deed heel hard zijn best, zijn vrouw werkte nog en zijn kinderen gingen nog naar school. Hij raakte compleet gedemotiveerd, maar uiteindelijk vond hij zijn toevlucht in het vrijwilligerswerk, waar hij wel waardering terugkreeg, zoals iedereen waardering nodig heeft.

Ik ken ook Fatima, die een masterdiploma chemie heeft. Elke keer opnieuw vraagt zij mij wat zij nog meer moet of kan doen. Zelfs met haar hoger diploma wordt zij op elk gesprek geweigerd. Ze krijgt nog niet eens de kans om haar motivatie te gaan toelichten.

Kim, een vriendin van mij, is een jonge vrouw met autisme die een aangepaste omgeving nodig heeft om haar talent te laten schitteren. Altijd opnieuw botst zij op vooroordelen, omdat werkgevers denken dat zij misschien wel met de nieuwe Rain Man te maken hebben, die alleen maar telefoonboeken kan afratelen. Een dergelijke lastpost hebben ze liever niet in hun bedrijf.

Waarom werden er amper tests uitgevoerd? De voorwaarden waren veel te streng, de drempels waren veel te hoog. Discriminatie, waarmee sommigen dagelijks te maken krijgen, werkt op het gemoed. Wie gediscrimineerd wordt, voelt zich minderwaardig en staat zodoende ook al niet te springen om een klacht in te dienen. Bovendien bleven de discriminatietests tot racisme en seksisme beperkt, terwijl in de praktijk bijvoorbeeld ook mensen met een handicap of oudere werkzoekenden zonder enige toekomstvisie wandelen worden gestuurd. Voor hen, voor Fons, voor Fatima, voor Kim, maar ook voor de sociaal inspecteurs, op wiens vraag wij deze wetgeving bespreken, eigenlijk voor alle mensen achter de statistieken – alle mensen hebben dromen en hopen dat zij hun kansen kunnen waarmaken – zetten wij vandaag echt stappen vooruit in de strijd tegen discriminatie. Wij hebben namelijk ongelooflijk veel talent in onze samenleving en we moeten stoppen met dat te verspillen.

Het wetsontwerp neemt de obstakels en de veel te hoge drempels weg, zodat de inspectiediensten korter op de bal kunnen spelen. De inspectiediensten worden ook beschermd, zodat zij daadwerkelijk die praktijktesten kunnen uitvoeren en er komt een uitbreiding naar alle discriminatiegronden. Tot slot wil ik een woord van dank richten aan mijn voormalige collega hier in het Parlement en nu minister, mevrouw Kitir. Zij heeft zich al sinds 2015 gesmeten en vastgebeten in dat dossier om hierin vooruitgang te boeken. Ik ben ongelooflijk blij en ongelooflijk fier dat het met haar regering is dat we nu eindelijk resultaten zullen kunnen tonen.

De Vooruitfractie zal met veel enthousiasme dit wetsontwerp goedkeuren. Uiteraard moeten we altijd waakzaam zijn. Ik kijk uit naar de evaluatie volgend jaar.


Catherine Fonck LE

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, j'avais espéré qu'un enjeu aussi important que tout le défi de l'inclusion sociale aurait permis de ne pas tomber dans un débat politico-politique. Après avoir entendu la dernière heure et demie de débats, je pense que c'est raté. Mais bref! Essayons d'aller de l'avant et de reprendre peut-être un petit peu de hauteur.

Certains, à juste titre, ont lors de leurs interventions rappelé les chiffres particulièrement interpellants des discriminations sur le marché du travail en Belgique. Je ne vais pas les reprendre ici. Vous les avez dits. Effectivement, ces chiffres peuvent et doivent être mis en avant. Dans le fond, ils sont le reflet, excusez-moi de l'expression, de l'existence de laissés-pour-compte.

Il me semble que ne pas faire des laissés-pour-compte est un objectif qui doit vraiment s'imposer à nous, quel que soit le parti, quelle que soit la fonction occupée au niveau sociétal. Cela doit nous pousser à agir, avec aussi en ligne de mire la diminution de la pauvreté et la lutte contre l'exclusion sociale.

Créer un marché du travail plus inclusif en est un volet. Il y a toute une série d'autres politiques. Lutter contre les discriminations, monsieur le ministre, c'est aussi seulement un des volets pour créer un marché du travail plus inclusif. Il y a clairement beaucoup d'autres actions à mener, qui sont pour partie directement dans vos compétences.

Nous partageons les objectifs du projet de loi qui nous est soumis. J'ai cependant quelques réflexions à vous soumettre par rapport au projet en tant que tel, et au débat qui nous occupe ici en plénière. Ma première remarque, c'est qu'il y a du bon, mais je pense qu'il y a aussi du moins bon dans votre projet de loi. Cela a d'ailleurs été relevé par certaines instances – notamment l'existence d'un risque d'effet pervers.

Ainsi, par exemple, le Conseil national du Travail fait remarquer dans son avis qu'il faut veiller à ce que l'application des tests de situation n'entraîne pas d'effet non désiré pour le groupe cible pour lequel les mesures sont prises. Notamment, l'utilisation ponctuelle de faux CV dans le cas d'un test de situation autorisé par l'auditeur du travail, pourrait avoir comme conséquence que des entreprises se montrent davantage formalistes pour le futur, dans le processus de recrutement, par exemple en exigeant systématiquement une copie du diplôme, ou qu'elles partent du principe qu'il s'agit d'une candidature fictive si, par exemple, le candidat est introuvable sur internet. En voulant faire bien, soyons tout de même attentifs in fine à ne pas davantage freiner la dynamique d'inclusion sociale, en l'occurrence l'inclusion sur le marché du travail.

Deuxième remarque, monsieur le ministre, si vous me le permettez, c'est qu'il faut se donner les moyens de sa politique ou, en tout cas, les moyens de ses objectifs. À cet égard, les tests de discrimination tels qu'ils sont rendus possibles dans le projet de loi vont demander beaucoup de temps et beaucoup de préparation en amont par les inspecteurs sociaux. Reconnaissons-le!

Vous avez beau dire que vous avez procédé à des engagements, je vois la réalité de terrain, je les entends, je les écoute et on sait que les inspecteurs sociaux sont largement débordés et "sous-staffés". La question lancinante est donc de savoir ce que vous allez réellement mettre en place pour que votre projet ne reste pas simplement une belle intention mais qu'on ait un levier efficient contre le fléau qu'est la discrimination sur le lieu du travail.

Si je devais résumer mon propos, ce serait en disant que nous partageons pleinement vos objectifs. C'est déjà une bonne chose. Mais nous craignons que votre projet ne change pas concrètement les choses. Il nous semble particulièrement important de ne pas tomber dans le piège d'un projet de loi de façade. Un élément qui m'interpelle d'ailleurs est que, dans le fond, vous ne vous êtes pas donné des objectifs chiffrés à atteindre. Et quand on ne se donne pas d'objectifs chiffrés, c'est souvent révélateur d'une forme de faiblesse. Un projet de loi, c'est une chose mais ce que cela donne concrètement sur le terrain, c'est souvent tout autre chose!

Nous allons soutenir ce projet de loi. Vous allez donc bénéficier, monsieur le ministre, d'un soutien que je vais qualifier de "sceptique" mais nous avons un espoir, celui de nous tromper et que notre scepticisme soit démenti par une mise en œuvre réellement volontariste de votre projet, grâce à des moyens – je l'ai dit mais je le répète – à la hauteur des enjeux; car il est vrai que ces discriminations à l'embauche minent le vivre-ensemble en bafouant la dignité de leurs victimes, ce qui ne fait qu'aggraver leur situation d'exclusion.

C'était ma conclusion, mais je me permets tout de même un tout petit mot complémentaire, parce qu'on parle beaucoup cet après-midi du côté pile. Pour ma part, j'aimerais mettre en évidence aussi le côté face. En effet, il faut saluer les entreprises, et elles sont nombreuses, qui tentent en permanence d'avancer dans la question de l'inclusion sociale, en l'occurrence sur le marché du travail. Ce n'est pas le cas de toutes les entreprises. Il suffit de rappeler les chiffres évoqués tout à l'heure. Mais oui, de nombreuses entreprises prennent des initiatives en vue de permettre des embauches qui les rendront plus inclusives. Ces actions mériteraient d'être mises en avant comme autant de bonnes pratiques à démultiplier pour faire avancer positivement et collectivement notre société.

Je tenais, madame la présidente, à mettre en valeur ce côté face des entreprises. Je vous remercie de votre attention.


François De Smet DéFI

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, DéFi va évidemment soutenir ce projet de loi puisqu'en général, nous soutenons tous les projets visant à lutter contre les discriminations et singulièrement quand il est question de l'accès à l'emploi.

Il s'agit ici objectivement d'améliorer l'efficacité d'une législation existante en s'attaquant à son point faible, à savoir la charge de la preuve du comportement discriminatoire. Il s'agit d'un enjeu important. Nous devons réussir parce qu'une société avec moins de discriminations est dans l'intérêt de tous, même de ceux qui discriminent. Cela vaut donc la peine de sensibiliser, de convaincre, de contrôler, avant de sanctionner au besoin les employeurs non seulement pour le bien des personnes discriminées, mais aussi pour les employeurs eux-mêmes car les discriminations diminuent leurs chances de rencontrer des candidats motivés et susceptibles de répondre à leurs attentes, surtout en cas de pénurie de main d'œuvre.

Le projet de loi qui est soumis à notre vote, aujourd'hui, propose un coût de pouce utile. Mais j'aimerais quand même évoquer trois regrets, monsieur le ministre. Je regrette, tout d'abord, l'absence de concertation avec les Régions. Il est vrai que celles-ci ne sont compétentes que pour "l'embauche" alors que le mandat du fédéral est beaucoup plus large en matière d'emploi. Mais la Région bruxelloise a été pionnière en matière de lutte contre les discriminations tant en Belgique qu'en Europe. Nous constatons, d'ailleurs, que le texte initialement déposé au niveau fédéral s'inspire largement de celui porté, en 2017, par le ministre bruxellois de l'Emploi, Didier Gosuin, en vue d'instaurer un système de testing. Nous ne demandons évidemment aucun copyright. Son successeur, Bernard Clerfayt, poursuit et complète la même action. Il a transmis récemment aux partenaires sociaux 15 engagements pour lutter contre la discrimination à l'embauche qui ont des points communs avec votre projet.

Dans ce plan, il s'agit de mieux identifier les discriminations notamment grâce à un monitoring de la diversité, de développer une approche sectorielle grâce à un plan pour sensibiliser et former les recruteurs dans les agences d'emploi privées, d'instaurer un plan de diversité dans les grandes entreprises bruxelloises de plus de 250 travailleurs et, pour les opérateurs publics, d'améliorer et de simplifier le dépôt de plaintes et le traitement de celles-ci et – voici le point commun le plus net –, de créer un cadre juridique spécifique pour les tests de discrimination. Cette proposition rencontre les mêmes objectifs que votre projet de loi, monsieur le ministre. Il devrait permettre à l'Inspection régionale de l'emploi de mener des tests proactifs de discrimination visant un secteur particulier. Pour garantir leur validité juridique, l'Inspection régionale demandera une autorisation préalable à l'Auditorat du travail sur la base d'indices sérieux. Les inspecteurs pourront faire appel à des acteurs sélectionnés parmi les travailleurs statutaires de la Fonction publique de manière volontaire et présentant les caractéristiques des victimes de discriminations.

Il est donc dommage que l'on n'ait pas sollicité les ministres régionaux de l'Emploi pour qu'ils fassent part de leur expérience du terrain et de leur politique. Cela aurait peut-être permis d'inscrire ce projet dans un cadre plus large, voire de l'améliorer. C'est peut-être aussi une occasion manquée d'avoir une vue d'ensemble de la problématique et, pourquoi pas, d'évoluer vers un plan national de lutte contre les discriminations à l'embauche, incluant, par exemple, des mesures de prévention. Je pense, par exemple, à la recommandation d'Unia en vue de la création d'un corps d'inspecteurs spécialisés dans ce domaine et qui pourrait être complété par les actions menées par les entités fédérées.

Deuxième regret: plusieurs critiques formulées dans les avis récoltés, dont celui du Conseil d'État, ne sont pas rencontrées. Par exemple, les possibilités de recours dans le chef des employeurs me préoccupent. Les aspects juridiques ont été longuement évoqués en commission par plusieurs collègues, je n'y reviendrai pas. J'insiste simplement sur la nécessité d'une évaluation de la mise en œuvre de la loi.

Ce qui m'amène au troisième et dernier regret: la disposition initialement prévue dans la proposition de loi déposée par Mme Lanjri n'a pas été reprise dans le projet de loi sur l'évaluation précisément. Une telle évaluation permettrait d'apprécier sa plus-value et de repérer une volonté d'améliorer encore le dispositif.

Malgré ces trois petits regrets, il ne fait aucun doute que ce projet va dans la bonne direction. Nous voterons en sa faveur.


Minister Pierre-Yves Dermagne

Mevrouw de voorzitster, in de eerste plaats wil ik de parlementsleden bedanken die tijdens de vorige legislatuur en in het begin van deze legislatuur de aanzet hebben gegeven tot de bespreking en de reflectie over dit belangrijke onderwerp, in het bijzonder mevrouw Lanjri, mevrouw Willaert, mevrouw Vanrobaeys en collega Kitir.

Moi aussi, madame Lanjri, j'aurais voulu aller plus vite. Mais, comme vous le savez, je suis attentif à la concertation sociale, qui par essence prend souvent du temps. Ici, l'avis du Conseil national du Travail m'a été remis sept mois après la demande que je lui avais adressée. J'aurais préféré, comme vous, gagner du temps ou en tout cas ne pas en perdre et pouvoir vous présenter plus rapidement ce projet de loi.

Mijnheer Anseeuw, wij stellen deze wijzigingen voor omdat wij luisteren naar de experts in dit domein. Onze arbeids- en sociaal inspecteurs wezen op de zwakke punten in de wetgeving en op de moeilijkheden bij de toepassing ervan.

Dit zit vervat in een advies dat werd ondertekend door de voorzitter van de FOD WASO.

Je cite: "La pratique montre qu'en raison des conditions cumulatives, le nombre de cas où le mystery shopping est possible est extrêmement limité. Le recours au data mining et au data matching est un élément positif dans la recherche d'indications objectives de discrimination dans les différentes bases de données. Pour l'instant, les données sont très dispersées. De plus, le système est encore dans sa phase embryonnaire. L'exploration des données au niveau fédéral est également limitée car il n'existe pas de données centralisées sur la phase précontractuelle. De plus, l'Inspection du travail Contrôle des lois sociales n'a pas d'accès direct à des outils statistiques et doit donc passer par d'autres services comme l'ONSS. D'autres problèmes pratiques se posent pour isoler les groupes cibles spécifiques comme les femmes enceintes, les transgenres, les personnes d'origine étrangère. C'est pourquoi il semble approprié de transformer les conditions cumulatives d'utilisation du mystery shopping en conditions optionnelles." Comme je viens de le dire, c'est un avis qui a été adressé à la présidente de la commission, notre collègue Leroy, en date du 29 septembre 2020 sur la base notamment des propositions de loi déposées par une série de membres de ce Parlement.

Il s'agit d'un avis explicite rendu par les services d'inspection, et donc par les experts de terrain. Les chiffres en attestent, le nombre de contrôles opérés sur la base de la législation de 2018 est particulièrement bas et clairement insuffisant. Cela a été dit à plusieurs reprises.

In 2018 en 2019 werden op basis van 4 dossiers slechts 2 tests uitgevoerd, aangezien slechts 2 tests de goedkeuring van de auditeur hadden. In 2020 werden geen tests uitgevoerd vanwege de coronacrisis. Ongeveer 40 dossiers werden ingeleid, maar door de beperkende criteria van de wet werden slechts 5 dossiers geselecteerd voor discriminatietests.

En 2021 et 2022, en raison de la situation sanitaire et des critères trop contraignants de la loi de 2018, aucun contrôle n'a été effectué.

Je pense vraiment que, sur la base des avis remis par le SPF Emploi, Travail et Concertation sociale rédigés à partir des retours de terrain des inspecteurs du travail et des inspecteurs sociaux, il était nécessaire de revoir cette loi, en assouplissant une série de critères mais en continuant à encadrer le mécanisme.

Mevrouw De Jonge heeft de verschillende voorwaarden herhaald tijdens deze plenaire vergadering.

Parce qu'il est, bien entendu, essentiel d'encadrer ces tests. Je suis le premier à le dire: il faut fixer des conditions, qui figurent dans la loi. Il y a un prérequis essentiel: c'est l'autorisation écrite préalable de l'auditeur du travail ou du procureur du Roi. Donc, tous ces tests se poursuivront sous leur contrôle et leur supervision. Je rappelle aussi, monsieur Colebunders, que le maintien de cette autorisation et de ce contrôle préalable était une demande explicite des inspecteurs sociaux.

J'en viens à présent à un point important, qui a été soulevé à plusieurs reprises.

Ik kom tot het advies van de Raad van State. Zoals u weet, mijnheer Anseeuw, hebben wij ons wetsontwerp aangepast naar aanleiding van dat advies, met name in het commentaar bij de artikelen.

Vous avez tous à de nombreuses reprises reçu, lu, étudié des avis remis par la section législation du Conseil d'État. Vous savez que les termes choisis par cette section sont précis. Quand cette section émet un avis tranché sur des dispositions d'un projet ou d'une proposition de loi, elle le dit d'une manière claire et précise, avec cette formule consacrée: le projet ou la disposition devra être fondamentalement revu.

Rien de cela, ici. À mon estime, la section législation du Conseil d'État a remis un avis mesuré, tempéré, pointant effectivement certaines difficultés, soulevant ou relayant certaines questions, notamment des remarques du Conseil consultatif du droit pénal social. Une demande a été faite par la section législation du Conseil d'État d'apporter une justification qui permette de réfuter les objections faites par ce Conseil consultatif. Nous l'avons fait dans le commentaire des articles, cela a été réitéré à plusieurs reprises dans nos débats, et je vais le répéter ici.

Le commentaire de l'article 3 a été adapté en suite de l'avis de la section législation du Conseil d'État, en précisant que s'ils – les inspecteurs sociaux – sont seulement libres de toute sanction, cela signifie qu'ils sont toujours considérés comme ayant commis une infraction pénale. Dans son avis, le Conseil consultatif du droit pénal social considère que cette modification aurait pour conséquence que l'infraction ne serait plus considérée comme une faute, même sur le plan civil. Le gouvernement ajoute qu'il convient de noter qu'une telle modification n'empêche nullement qu'un employeur qui aurait été lésé dans le cadre de la mise en œuvre de tests de discrimination puisse demander réparation de son dommage en invoquant l'article 1382 du Code civil. En effet, sur le plan civil, l'État est tenu de réparer le dommage s'il commet une faute dans l'exercice de ses missions.

Monsieur Anseeuw, vous interrogiez tout à l'heure Mme De Jonge sur les moyens d'obtenir la réparation d'un dommage. La réparation d'un dommage s'obtient sur la base des principes généraux du droit civil. Depuis le célèbre arrêt Flandria de la Cour de cassation de novembre 1920, le droit civil a établi que l'État belge était responsable de la réparation du dommage causé par ses fautes. Comme c'est le cas dans le droit commun de la responsabilité civile, construit sur l'article 1382 du Code civil, s'il y a une faute et un dommage, et un lien de causalité entre cette faute et ce dommage, il y a obligation de réparation du dommage causé à la suite de la faute commise par l'État ou par ses représentants. Cette faute éventuelle commise par l'État, par l'entremise de ses inspecteurs sociaux dans le cadre de tests de situation, devra effectivement être réparée, compensée, sur la base des principes généraux du droit civil qui s'appliquent en Belgique depuis l'arrêt Flandria.

J'en viens à présent à la concertation avec les Régions, soulevée par M. De Smet. Je voudrais d'abord saluer les initiatives prises, en précurseurs, par la Région bruxelloise et son gouvernement à l'époque et les ministres que vous avez cités à juste titre. Il s'agit ici de compétences fédérales, à savoir les tests de discrimination en matière d'emploi, mais il peut en effet exister des passerelles et collaborations avec les Régions. À titre personnel, j'y suis particulièrement attaché. Je veillerai à ce que ce soit le cas.

Madame Fonck, il n'y a en effet pas d'objectif chiffré, car l'objectif n'est pas de faire du chiffre, mais d'offrir un outil supplémentaire aux inspecteurs sociaux et à l'État dans la lutte contre les discriminations à l'embauche. Mme Lanjri a rappelé les terribles chiffres du nombre de plaintes – plus de 600 – introduites au cours de l'année dernière en matière de discrimination à l'embauche. Nous proposons ici l'amélioration d'un outil existant pour lutter contre ce type de discriminations. Le champ des discriminations étant évidemment malheureusement bien plus large, d'autres outils et mécanismes verront le jour. Je laisserai à mes excellents collègues le soin de les présenter et de les défendre prochainement devant cette assemblée.

Bien entendu, il faut des hommes et femmes pour procéder à ces inspections sur le terrain. C'est le cas puisque nous nous sommes engagés dans le cadre de la confection du budget 2022 à augmenter les effectifs des services d'inspection. L'engagement de quarante-cinq inspecteurs a été décidé dans le cadre du budget 2022. Les engagements sont en cours depuis le début de cette année. Comme vous le savez, au sein du SPF Emploi, au sein des services d'inspection, nous avons voulu travailler avec des inspecteurs formés à ces problématiques de discrimination à l'embauche. Par ailleurs, une méthodologie spécifique a été établie en concertation avec Unia et avec l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes.

Je terminerai par dire que je ne sais pas si ce texte est parfait. Je pense qu'il est meilleur que le texte précédent sur la base des évaluations et des retours de terrain qui nous ont été transmis et sur la base des échanges qui ont eu lieu au sein de ce Parlement – notamment à l'initiative de plusieurs parlementaires que j'ai remercié tout à l'heure – des auditions qui ont eu lieu, des avis qui ont été rendus, des échanges au sein de notre commission ou de cette séance plénière. Je le dis humblement, je ne sais pas si cet outil est un outil parfait. C'est la raison pour laquelle nous avons prévu – et cela figure bien, monsieur De Smet, dans l'exposé des motifs – une évaluation du dispositif.

Mesdames et messieurs les parlementaires, je vous donne donc rendez-vous dans quelques mois pour procéder à cette évaluation et nous ferons les choses de manière tout à fait transparente, comme il se doit.

Madame la présidente, mesdames et messieurs les parlementaires, je vous remercie.


Björn Anseeuw N-VA

Mijnheer de minister, u hebt eigenlijk mijn analyse bevestigd. U hebt met zoveel woorden gezegd dat er geen inhoudelijke argumenten zijn om de cumulatieve voorwaarden die voor praktijktests vervuld moeten zijn, los te laten, maar dat het eigenlijk een praktische aangelegenheid is. Het falend datamanagement op overheidsniveau noopt ertoe om een en ander te versoepelen. Dat betekent dat het falen van de overheid wordt afgeschoven op de burger. Wat kan de burger doen die schade heeft geleden door een fake sollicitatie die eigenlijk niet moest gebeuren? Zoals ikzelf al zei, die burger kan de schade verhalen op de overheid door een tijd- en geldrovende juridische procedure op te starten tegen de overheid, terwijl de overheid natuurlijk tijd en geld zat heeft om te procederen tegen haar eigen burgers. Bij aanvang is dat al een ongelijke strijd. Het precair evenwicht dat gevonden moet worden, is naar onze mening helemaal zoek. Dat is de essentie, dat is de reden waarom wij dit wetsontwerp echt niet kunnen steunen.


Hans Verreyt VB

Mijnheer de minister, ondanks de bestaande wetgeving, die trouwens geroemd werd door verschillende collega's en ook door u als minister, zijn er amper feiten gevonden. U hebt zelf de cijfers vernoemd. In plaats van er blij en tevreden mee te zijn dat er zo weinig gevallen gevonden zijn, dat er zo weinig discriminatie is, probeert u enkel het net groter maken en de mazen kleiner, waarmee ik schaamteloos de beeldspraak van collega Anseeuw pik. Ik betreur uw aanpak. Eveneens betreur ik het gemak waarmee u de fundamentele bezwaren van de Raad van State naast u neerlegt. De Raad van State had het over een mogelijke schending van de Grondwet en het EVRM. Voor ons is dat zwaarwichtig. In onze ogen toont uw handelwijze enkel aan welke de ware bedoelingen zijn achter uw wetsontwerp.