Projet de loi concernant les médecins spécialistes en formation et les médecins en formation.
General information ¶
- Authors
-
CD&V
Nathalie
Muylle
Ecolo Laurence Hennuy
Groen Barbara Creemers
MR Daniel Bacquelaine
Open Vld Maggie De Block
PS | SP Patrick Prévot
Vooruit Gitta Vanpeborgh - Submission date
- Dec. 9, 2021
- Official page
- Visit
- Status
- Adopted
- Requirement
- Simple
- Subjects
- working conditions vocational training occupational status doctor medicine health policy traineeship medical institution
Voting ¶
- Voted to adopt
- Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB VB
Contact form ¶
Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.
Discussion ¶
Dec. 16, 2021 | Plenary session (Chamber of representatives)
Full source
Rapporteur Dominiek Sneppe ⚠
Ik breng verslag uit van de bespreking van het wetsvoorstel betreffende de artsen-specialisten in opleiding en de artsen in opleiding in de commissie voor Gezondheid op 14 december 2021.
Collega Vanpeborgh van Vooruit stelde dat dit voorstel drie doelstellingen heeft.
Ten eerste, in het kader van een actualisering wordt de Nederlandse benaming van de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen veranderd in Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen en wordt systematisch het woord "geneesheren" vervangen door het woord "artsen".
Ten tweede, de artsen-specialisten en de universitaire ziekenhuizen krijgen een specifieke vertegenwoordiging in de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenhuizen.
Ten derde, de periode wordt verlengd waarin de klinische activiteit verricht door artsen in opleiding om de gevolgen van de COVID-19-epidemie op te vangen kan worden geassimileerd met een deel van de stage.
De collega hoopte hiervoor op de steun van de collega's te kunnen rekenen.
In de algemene bespreking stelde collega Gijbels van de N-VA dat het probleem rond het statuut van de ASO's zeker niet nieuw is. Ze vond het cynisch dat er een coronacrisis voor nodig was om dit probleem op de agenda te krijgen. De inhoud van het voorstel vond ze oké, maar het is als het ware maar een detail van wat nog zou moeten gebeuren. Het is een overeenkomst, maar er zijn nog tal van problemen. Mevrouw Gijbels benadrukte het belang van een onafhankelijk meldpunt, waar de assistenten terechtkunnen met problemen en klachten, zeker zolang de werkgever ook de lesgever is. Ook wat de pensioenopbouw betreft is er nog veel te doen, aldus mevrouw Gijbels. Ze vroeg zich ook af of die wel begroot is en wanneer daar eindelijk werk van gemaakt zal worden.
Collega Hennuy van Ecolo-Groen vroeg wat de minister zal doen met de negatieve geluiden op de werkvloer. Bepaalde ziekenhuizen leven de wetgeving inzake arbeidsduur niet na.
Collega Prévot van PS vroeg zich net als de vorige collega af wat de stand van zaken is inzake het overleg met de ziekenhuizen.
Mevrouw Sneppe van Vlaams Belang was van mening dat er nog heel wat te doen is rond het statuut van de ASO's, maar vond de overeenkomst die deze zomer na hard onderhandelen afgesloten werd alsook dit voorstel stappen in de goede richting.
Zij verwees nog eens naar de resolutie die haar partij voor de zomer ter stemming voorlegde. Jammer dat die niet kamerbreed gesteund werd, aldus mevrouw Sneppe. Haar partij is niet rancuneus en zal dit voorstel dan ook steunen.
Wel had mevrouw Sneppe nog enkele kleine vragen. Dekt de titel wel de lading? Mevrouw Sneppe vond dat de titel te ruim is voor de inhoud. Wat gebeurt er na september 2022? Zij wou weten of de minister dan opnieuw zou komen met een volgende verlenging dan wel of dit bij koninklijk besluit zal worden geregeld.
Collega Bacquelaine van de MR zei dit voorstel te zullen steunen. Hij wou het belang van de ASO's nog eens benadrukken. Ook wees hij op het belang van een goede opleiding om het beroep terdege te kunnen uitoefenen. Hij wou ook graag een stand van zaken horen inzake de contacten met de ziekenhuizen en de stagemeesters.
Collega Muylle van CD&V deelde de bezorgdheid van haar collega's, maar wees op het belang van het bereikte sociaal akkoord. De implementatie van dit akkoord is geen eenvoudige opdracht. Zeker wat de controles op de werkvloer betreft, bereikten haar signalen dat er niet zoveel veranderd is. Daarom wou zij graag een stand van zaken van de uitvoering van het sociaal akkoord. Zij benadrukte dat er inzake werkloosheid en pensioenen nog meer gedaan moet worden.
Collega Merckx had vragen over de vier zitjes in het paritair comité. Aan wie komen die toe? Zijn er twee voor de ASO's en twee voor de universitaire ziekenhuizen? Globaal gezien vond zij het voorstel een goede zaak, maar het is voor haar partij nog ruim onvoldoende. Zo benadrukte zij het belang van een derde partij die onafhankelijk kan optreden bij problemen. Wat met de pensioenopbouw en dergelijke meer? Mevrouw Merckx vroeg zich af hoe men van de prestatiegeneeskunde kan afgeraken. Wanneer zal daarover onderhandeld worden en hoe? Zij signaleerde dat men sinds het akkoord de ASO's geen overuren meer laat doen, maar dat zij nu wel hetzelfde werk moeten doen in minder uren. Dat zorgt volgens haar voor een grote bron van stress.
Collega De Block vond het vanzelfsprekend dat de assimilatie van de klinische stage verlengd wordt. Zij vond het belangrijk dat de ASO's nu ook vertegenwoordigd zullen worden in het paritair comité Artsen-Ziekenhuizen. Zij verwees naar een passage uit de memorie van toelichting die stelt dat het voor de assistenten zeer belangrijk is opgeleid te worden voor de specialisatie waarvoor zij gekozen hebben. Ze vroeg zich af hoe dat gecontroleerd wordt.
Ze vroeg ook naar de piste die gevolgd wordt in verband met de pensioenopbouw.
Mevrouw Fonck merkte op dat dit een tekst van de regering is die niet langs de Raad van State is gepasseerd. Ze vroeg wat met de representatieve beroepsorganisaties wordt bedoeld. Over welke gaat het precies voor de universitaire ziekenhuizen? Ze vond het jammer dat sommige bepalingen niet in de tekst staan. Wat met de werktijd, het sociaal statuut, de werkloosheid en de kwaliteit van de opleiding? Dit blijven pijnpunten. Voorts wees ze erop dat de wijziging met betrekking tot de stage vragen voor bepaalde specialisaties kan oproepen. Ze vroeg zich af of hun assistentschap niet moet worden verlengd. Vooral voor interne geneeskunde kan dat een probleem zijn. Wat met de erkenningscommissie? Wordt het KB van 23 april 2004 geëerbiedigd? Hoe zit het daarmee? Tot daar de vragen van mevrouw Fonck.
In de replieken zei mevrouw Vanpeborgh dat ze de bekommernissen van de collega's begreep. Ze erkende dat de negatieve geluiden op het terrein ook haar bekommernissen zijn, maar het allerbelangrijkste is dat de ASO's en de universitaire ziekenhuizen nu een officieel zitje aan de onderhandelingstafel zullen hebben. Als antwoord op de vraag van mevrouw Merckx merkte ze op dat het niet om twee zitjes gaat maar telkens om vier. Mevrouw Vanpeborgh gaf mevrouw Sneppe gelijk over de allesomvattende titel. Voor de opmerkingen van mevrouw Fonck verwees ze naar de minister.
De minister erkende dat er problemen zijn op het terrein. Hij heeft dat in kaart willen brengen. Het is aan de minister om erop toe te zien dat de tekst op het terrein wordt toegepast.
Aan mevrouw Gijbels vroeg hij om zo'n overeenkomst niet te minimaliseren, maar de minister gaf ook toe dat daarmee nog niet alles geregeld is. De uitdagingen zijn onder andere de pensioenopbouw, werkloosheid, ouderschapsverlof en nog veel meer, maar daaraan wordt gewerkt. Daarvoor zijn echter nog geen budgetten voorzien in de begroting.
Naar aanleiding van de gesignaleerde problemen op het terrein en de vragen van de verschillende collega's las de minister de lijst voor van de opgesomde problemen. De ziekenhuizen reageerden daarop dat ze de vaste wil hebben om het akkoord correct te implementeren, maar ze vroegen begrip voor de korte tijdspanne. De artsen vroegen naar de tool en een oplossing voor de wachtdiensten, aldus de minister.
Met betrekking tot de arbeidsduur verwees de minister naar de Arbeidsinspectie, die erop moet toezien dat de wetten gerespecteerd worden.
Mevrouw Fonck stelde een vraag over de representatieve beroepsgroepen. De minister antwoordde hierop dat er een benoemingsbesluit moet komen, waarin duidelijk omschreven wordt wat bedoeld wordt met representativiteit. Het verlengen van de assimilatie van de stages is een crisismaatregel en mag niets afdoen aan de kwaliteit van de opleiding. Het probleem van te weinig rotatie rijst niet in de grote instellingen, in de kleinere instellingen moet daar extra aandacht aan besteed worden, aldus de minister. Het zijn de stagemeesters die daarop moeten toezien. De leerdoelen die werden vastgelegd en de erkenningscriteria moeten worden gehaald.
In de repliek stelde mevrouw Gijbels dat ze tot dezelfde diagnose komt als de minister inzake de cultuurshift die nodig is. Ze benadrukte echter dat dit pas zal kunnen gebeuren door middel van doorgedreven controles. Ook het belang van het onafhankelijke meldpunt en de scheiding tussen lesgever en werkgever wilde ze nog eens benadrukken.
Collega Merckx wees erop dat er ondanks het historische akkoord toch een lange lijst met problemen is. Dit komt overeen met de geluiden op de werkvloer, namelijk dat men hetzelfde werk moet doen in minder tijd. Dat zorgt voor een enorme werklast. Ook voor collega Merckx is een onafhankelijke instantie een must.
Collega Fonck vroeg nog verdere verduidelijking over artikel 5. Ze kreeg nog geen antwoord op de vraag welke organisaties de universitaire ziekenhuizen zullen vertegenwoordigen. Minister Vandenbroucke antwoordde dat men de representativiteit zal moeten kunnen aantonen. Collega Fonck stelde dat ze geen antwoord kreeg op de vraag wie de universitaire ziekenhuizen zullen vertegenwoordigen. Ook wat betreft de erkenning bleef ze met vragen zitten. Een aantal specialisaties heeft door de coronacrisis minder te doen en dan is de stagemeester verantwoordelijk, maar wat met de erkenningscommissie? Hoe zal men de kwaliteit van de opleiding garanderen?
De minister nam de vragen van mevrouw Fonck mee en voegde eraan toe dat daarover misschien een themadebat moet worden georganiseerd. Mevrouw Fonck was het daarmee niet eens. Ze merkte alleen op dat dit wetsontwerp, dat een wetsvoorstel is geworden, geen correcte en volledige analyse op juridisch vlak geeft.
Het wetsvoorstel werd op 14 december 2021 na een beraadslaging van anderhalf uur toch unaniem goedgekeurd in de commissie.
Frieda Gijbels N-VA ⚠
Mevrouw de voorzitster, ik dank mevrouw Sneppe omdat zij de film nog eens helemaal heeft afgespeeld.
Ik wil beginnen met nog even aandacht te vragen voor de bijzondere weg die voorliggend wetsvoorstel heeft afgelegd. Het was eigenlijk een amendement dat door de meerderheid werd ingediend op een zogenaamd urgent wetsontwerp van welgeteld 1.850 pagina's diverse bepalingen. De urgentie voor het wetsontwerp wordt, althans buiten de meerderheid maar misschien ook binnen de meerderheid, zwaar betwist. Het gros van de artikelen is volgens ons en volgens sommige vertegenwoordigers van bepaalde beroepen helemaal niet zo dringend als wordt beweerd. Blijkbaar is de meerderheid echter ook niet erg overtuigd van het urgente karakter en is zij ook niet zo zeker dat zij het urgente karakter zou kunnen blijven verdedigen. De meerderheid is immers tot het besluit gekomen dat het waarschijnlijk beter zou zijn de amendementen terug te trekken en ze als dringend wetsvoorstel apart in te dienen.
Collega's van de meerderheid, ik wil toch even meegeven dat zulks inderdaad de manier is om dat te doen. Selecteer wat echt dringend is in plaats van een voorstel te willen koppelen aan een zogenaamd dringend wetsontwerp diverse bepalingen van 1.850 pagina's, waarmee de regering een poging wou ondernemen om gedegen overleg met de sector en goed parlementair werk, waarbij ook de meerderheid betrokken zou moeten worden, te omzeilen.
Collega's van de meerderheid, nu is wel aangetoond dat, wanneer iets echt belangrijk is, er heel gemakkelijk partners voor kunnen worden gevonden. Het nu voorliggende wetsvoorstel werd immers goedgekeurd door de hele commissie. Wij zullen straks het wetsvoorstel dus goedkeuren. Het regelt een paar veeleer kleine punten, die echter toch belangrijk zijn voor de artsen-specialisten in opleiding en de artsen in opleiding.
Ik heb in de commissie ook al gezegd dat ik het wrang vind dat er een coronacrisis nodig was om deze problematiek, die al decennialang aansleept, eindelijk hoog op de agenda te krijgen. Ik stelde daar al vragen over voor de coronacrisis. Al decennialang zijn er problemen bij artsen in opleiding en zeker bij artsen-specialisten in opleiding die veel te lange dagen kloppen, die geen of nauwelijks sociale bescherming genieten. Niet alleen in het kader van het welzijn van de specialisten in opleiding, maar ook voor de veiligheid van de patiënten is het heel belangrijk dat daar nu eindelijk paal en perk aan gesteld wordt. Het is een deel geworden van de cultuur op vele stageplaatsen om op een bepaalde manier om te gaan met stagiairs en artsen in opleiding. Het is belangrijk dat wij daar het voortouw nemen om daar toch eindelijk een mentaliteitswijziging tot stand te brengen.
Dit wetsvoorstel wil een vertegenwoordiging realiseren in een commissie waar artsen en ziekenhuizen gerepresenteerd zijn, maar ook een bepaalde soepelheid in het stageplan voor de specialisten in opleiding die ingezet zijn in de covidcrisis. Daar kunnen wij alleen maar mee akkoord gaan, maar wij willen vooral een oproep doen om verder te gaan dan dat. Er is nu wel een vernieuwde gemeenschappelijke arbeidsovereenkomst, maar zolang die niet gecontroleerd wordt, wat tot nu toe nog niet gebeurd is, veranderen er misschien wel weinig zaken. Dat zijn alleszins de signalen die wij krijgen van op het terrein. Op veel stageplaatsen is eigenlijk nog gewoon alles bij het oude gebleven. Controles zullen nu eenmaal nodig zijn om die cultuurwijziging die echt nodig is ook af te dwingen.
Een ander pijnpunt is dat er nog altijd geen scheiding is voorzien tussen lesgever en werkgever. Dit plaatst mensen die in opleiding zijn toch in een heel delicate situatie, met machtsverhoudingen die niet uitnodigen om bepaalde zaken aan te kaarten. Ook het ontbreken van een onafhankelijk meldpunt is een cruciale zaak waar echt werk van moet worden gemaakt. Mensen moeten op een veilige manier kunnen melden als er zaken fout gaan.
Die punten willen wij blijven benadrukken.
Ook aan het sociaal statuut is er nog werk, onder andere qua bescherming inzake werkloosheid of qua pensioenopbouw. Aan minister Vandenbroucke heb ik gevraagd waar wij die voorzieningen kunnen vinden in het budget, maar blijkbaar is daarvan nog geen werk gemaakt. Wij zullen dat in de commissie dan ook zeker blijven opvolgen.
Dominiek Sneppe VB ⚠
Mevrouw de voorzitster, ik denk dat het verslag volledig genoeg was en houd geen verdere uiteenzetting.
Sofie Merckx PVDA | PTB ⚠
Madame la présidente, depuis un an maintenant, nous sommes non seulement frappés par la crise du covid mais aussi par une mobilisation du personnel soignant d'une intensité rare.
À cette lutte s'est jointe la lutte des jeunes assistants en formation. Ils ont décidé de briser le silence l'année dernière et se sont mis en action; leurs témoignages nous ont fait froid dans le dos. J'étais jeune médecin il y a une vingtaine d'années et je me rappelle, quand je faisais mes stages, que de jeunes assistants étaient parfois à bout, en pleurs, la nuit, aux urgences, parce qu'ils vivaient à l'hôpital et étaient grandement exploités. Le constat était assez alarmant. Au bout de ces 20 ans, rien n'a changé. Les choses ont même empiré.
Une jeune assistante témoigne: "Il y a des jours où je suis tellement fatiguée que je m'endors entre deux patients". Sabine, candidate médecin spécialise en pédiatrie dans un grand hôpital bruxellois: "Je ne sais plus faire la différence entre ce que j'ai réellement dit au patient et ce dont j'ai rêvé. La nuit, je suis rongée par la culpabilité et la peur d'avoir fait une erreur médicale. Cela m'empêche de dormir, du coup, je suis encore plus épuisée le lendemain. C'est un cercle vicieux. Et c'est de pire en pire. J'ai peur pour mes patients, pour moi et pour mes collègues. Comment voulez-vous que nous apprenions notre métier dans ces conditions?"
Au mois de mai, ces jeunes assistants se sont mobilisés tant au Nord qu'au Sud pour demander de meilleures conditions de travail, pour eux, mais aussi pour le bien-être des patients. Il n'est pas rare de les voir travailler 72 heures, voire jusqu'à 92 heures par semaine. Ils n'ont pas droit aux allocations de chômage, ne cotisent pas pour leur pension, et ne peuvent pas faire appel à la mutualité ou obtenir un congé parental comme les autres travailleurs. Ils ne sont guère rémunérés pour leurs gardes. Leur salaire et le nombre de jours de congé auxquels ils ont droit sont souvent incertains. Et même dans ces conditions, leur contrat peut encore donner lieu à des abus, entre autres à cause du fameux système d'opting out.
Les jeunes médecins ont aussi exprimé ne pas être suffisamment encadrés et formés. Les hôpitaux étaient confrontés à une pénurie structurelle de personnel et, pour eux, les candidats médecins spécialistes sont une main d'œuvre bon marché. Ils sont donc souvent livrés à eux-mêmes. Ils n'ont ni le temps ni la possibilité d'avoir des contacts de qualité avec les spécialistes responsables qui les forment. Par exemple, il est souvent impossible d'assister aux cours qui leur sont donnés, ni de trouver le temps d'étudier vraiment pour améliorer leurs connaissances.
Zou jij vliegen met een piloot die net 80 uren gewerkt heeft en een paar slapeloze nachten achter de rug heeft? Met deze vergelijking stelden de jonge artsen-specialisten hun situatie aan de kaak. In een dergelijke context en in onopgeleide en oververmoeide handen loopt de patiënt duidelijk gevaar. Dat geldt trouwens niet alleen voor de patiënt, de geestelijke gezondheidstoestand van onze toekomstige artsen roept ook veel vragen op. Uit een enquête blijkt dat een vierde onder hen van mening is dat hun werkritme invloed heeft op hun gebruik van verslavende producten zoals alcohol, tabak, wiet, cocaïne, psychotrope drugs, pijnstillers of andere producten. Voor België bestaan er geen cijfers van bijvoorbeeld zelfmoord onder artsen. Dat is taboe. In Frankrijk blijkt echter uit een enquête dat onder jonge artsen 66 % verklaart last te hebben van angststoornissen, 28 % van depressieve symptomen, 24 % van zelfmoordgedachten en 3,8 % ondernam zelfs een poging tot zelfmoord.
De situatie is volgens ons het symptoom van een dieperliggende kwaal. Aan de ene kant kampen de ziekenhuizen door jarenlange besparingen met een gebrek aan middelen. Er is dus steeds minder ruimte om echt voor de mensen te zorgen. Om het hoofd boven water te houden, gaan ziekenhuizen dan concurreren om prestaties te leveren om geld in het laatje te krijgen. Veel technische onderzoeken en privékamers stimuleren een situatie waarbij private verzekeringsmaatschappijen en fabrikanten van medische producten maximaal winst opstrijken, maar zo wordt onze gezondheid zelf koopwaar. De ziekenhuizen gaan gebukt onder een systeem van betaling per prestatie. Doordat de financiering van de ziekenhuizen structureel ontoereikend is geworden, worden ze ertoe gedwongen zoveel mogelijk diensten te verlenen die geld in het laatje brengen. Volgens ons zou het in deze context verstandiger zijn om na te denken over een andere manier van ziekenhuisfinanciering. Zowel voor de patiënt als voor de sociale zekerheid wordt de rekening immers onbetaalbaar.
Ook de kwaliteit van de zorg lijdt hieronder. De tijd nemen om met de patiënten of de collega's te praten, is niet mogelijk. Niet de patiënt en het zorgwerk staan centraal, maar de prestaties en de omzetcijfers. Dat weegt enorm.
Zo zien we bij de zorgverleners een golf van burn-outs, want dit is natuurlijk geen alleenstaand probleem van de jonge artsen-specialisten.
De mens is nochtans van nature een sociaal wezen dat graag voor anderen zorgt. De primaire motivatie van veel artsen is diepmenselijk, ze streven ernaar om samen te werken met een team om patiënten de best mogelijke zorg te geven. De gezondheid van de mensen ligt hen na aan het hart en het winstbejag dat heerst in onze gezondheidszorg is de doodsteek voor hun motivatie. Zorgverleners vervreemden zo van hun waarden en lijden daaronder. Artsen in opleiding zijn daar geen uitzondering op en hebben behoefte aan menselijk contact met de patiënten en de collega's met meer ervaring. Ze moeten de wetenschappelijke basis van hun vak kunnen bestuderen om de beste beslissingen voor de patiënten te kunnen nemen. Zorg dragen voor elkaar kost tijd en die tijd moet de jonge artsen gegund worden.
Daarnaast moeten ook hun arbeidsomstandigheden verbeteren, ze moeten tijd hebben om hun diepste motivatie te realiseren, met name de zorg voor anderen. Dit prestatiesysteem zorgt er echter voor dat onze jonge artsen vandaag in werkelijk helse omstandigheden moeten werken. Dat is ook de reden waarom de verpleegkundigen, zorgkundigen en alle andere gezondheidsberoepen vandaag op straat komen, om te zeggen dat het niet meer gaat. Er is een te hoge werkdruk en een te hoge flexibiliteit, waardoor er een tekort is aan goede mankracht in onze ziekenhuizen.
Concrètement, qu'est-ce qui figure sur la table aujourd'hui? Il y aura une représentation officielle dans la commission paritaire nationale des médecins hôpitaux, des médecins assistants et une reconnaissance des stages. Toutefois, comme cela a été souligné, le travail est loin d'être terminé au niveau de cette proposition de loi,
Par exemple, le fait que de nouveaux contrats de travail aient été conclus depuis le 1ᵉʳ octobre pose de nouveaux problèmes aux jeunes assistants sur le terrain. Étant donné qu'il y a eu des contrôles, entre autres sur les heures supplémentaires, une énorme pression est mise aujourd'hui sur les jeunes assistants pour ne pas prester d'heures supplémentaires. Du coup, ils doivent assurer la même charge de travail en moins d'heures.
Pour nous, il est évident qu'il est temps de travailler encore davantage à l'amélioration de leur statut.
Pourquoi les médecins assistants en formation de spécialiste n'ont-ils pas un contrat de travail de 38 heures? Pourquoi, aujourd'hui, leur spécialisation qui dure tout de même cinq, six ans, voire parfois davantage, n'est-elle pas prise en compte pour le calcul de leur pension et la sécurité sociale de manière complète?
Pour nous, il est par ailleurs essentiel qu'il y ait un découplage entre le formateur et l'employeur. On devrait créer un institut tiers qui serait employeur et formateur des médecins assistants en formation. Il y a 20 ans, cela a vraiment amélioré les conditions de travail pour les jeunes généralistes, au niveau des heures, au niveau des gardes mais aussi au niveau de la qualité de la formation.
En tout cas, avec le PTB, nous soutenons les jeunes médecins, tout comme le reste du personnel soignant, dans leur lutte pour des soins de santé plus humains. C'est de cela qu'il s'agit!
Maggie De Block Open Vld ⚠
Mevrouw de voorzitster, mijn betoog zal minder ideologisch getint zijn dan dat van mevrouw Merckx, maar ik heb wel goed geluisterd. Het gaat echt om een belangrijke periode in het leven van jonge mensen, vrouwen en mannen die aan de studie geneeskunde beginnen, een opleiding van minstens zes jaar, waarop vaak nog drie tot zes jaar specialisatie volgen. Die specialisatie is een combinatie van studeren, wetenschappelijk onderzoek en het doorlopen van stage op de werkvloer, wat een vorming side by side genoemd wordt. Op die manier kan de weg naar het beroep van arts-specialist in totaal negen tot wel twaalf jaar tellen, wat een zeker doorzettingsvermogen en veel motivatie vraagt.
In de voorbije jaren werd er hard gewerkt om voor die studenten betere omstandigheden te voorzien. Ik hoorde hoe de situatie er twintig jaar geleden uitzag, maar zowat veertig jaar geleden was het niet beter, mevrouw Merckx, daarvan kan ik getuigen.
In veel overlegmomenten met het terrein hebben wij in de vorige legislatuur over de stages van specialisten een visie uitgetekend in het groenboek. Dat had een dubbel doel: de verzekering en verbetering van een aantal sociale aspecten eigen aan het statuut van artsen-specialisten in opleiding, en ook de verbetering van het kwaliteitskader van de stageplaatsen, waarover er veel klachten bestaan. Enkele sociale aspecten realiseerden we met het ministerieel besluit van 6 oktober 2017, namelijk een beperking van het aantal plaatsen buiten de erkende stagedienst, de mogelijkheid om de stage tijdelijk te onderbreken en de mogelijkheid om de stage in een deeltijds werkschema uit te voeren.
Voor het tweede aspect, het kwaliteitskader van de stageplaats, gaat het om een centrale en transparante kwaliteitscontrole op de stageplaatsen, een systeem waarbij de arts-specialist in opleiding zelf een deel van de vergoeding kan toewijzen zodat hij de mogelijkheid heeft om de kwaliteit van de stage te beoordelen, en een betere afbakening van het pedagogisch gedeelte van de stage in het systeem. Wij willen komen tot een beter onderscheid tussen werkgever versus stagefunctie.
Een aantal principes van deze kwaliteitsevaluatie werd ingevuld door het KB van 11 juni 2018 tot vaststelling van het bedrag en de betalingsmodaliteiten van de vergoeding voor stagemeesters in de geneeskunde van kandidaat-specialisten.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 2021 in de Nationale Paritaire Commissie Artsen-Ziekenfondsen, werd door minister Vandenbroucke bekrachtigd in het KB van 19 juli 2021, dat op deze basis voortbouwt. Een aantal belangrijke bijkomende elementen is in die cao opgenomen: een betere controle en regeling van arbeidstijden, een verbetering van vergoeding van de prestaties, inclusief een onkostenvergoeding, bijvoorbeeld voor telefonie en telematica, de versterking van de codex van welzijn op het werk, bijvoorbeeld de band met de opleidingsovereenkomst.
Met deze mijlpalen zetten we een volgende stap in het traject om de vaak moeilijke arbeidsomstandigheden en de werkdruk op de stagiairs die enorm is om te buigen in een situatie die beter rekening houdt met het algemeen welzijn. Artikel 10 van de code van de medische deontologie bepaalt dat de arts ook aandacht en zorg voor zijn eigen gezondheid moet hebben en dat de arts ook naar een evenwicht tussen beroepsactiviteiten en privéleven moet streven. Dat is wat we allemaal moeten doen maar het is een moeilijke oefening. Hoe kan een arts dat doen in een omgeving waar het presteren van een onmenselijk aantal uren nog de enige regel is?
Het is ook nodig dat de arts-specialist in opleiding kan werken binnen een goed omringd kader en binnen deze limieten van zijn eigen kennis en opleiding ook een betere zorg voor zijn patiënten kan verzekeren. Inderdaad, een hoogstaande kwaliteit van de stageplaats verzekert ook een betere en kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt.
Dames en heren, ondanks de belangrijke realisaties blijven er ook nog lacunes. Daar werd ook op gewezen. Dat heeft mevrouw Sneppe in haar goed verslag ook gezegd. Er is nog nood aan een controlemogelijkheid op de arbeidsuren, een scheiding tussen de functie van werkgever en stagemeester, de regeling van sociale rechten zoals de telling van pensioenjaren en werkloosheidsregeling, de tijdelijke werkloosheid door covid is er nu ook bijgekomen en het voorzien in een onafhankelijke klachteninstantie.
Met het oog op deze bijkomende aspecten heb ik samen met collega's Muylle en Bacquelaine een wetsvoorstel ingediend in de commissie voor Sociale Zaken. De covidcrisis heeft ons in de afgelopen twee jaar inderdaad meermaals flexibiliteit gevraagd. Dat is ook het geval wat de positie van artsen-specialisten in opleiding betreft. Het coronavirus had immers een grote impact op het stageverloop. Plots werden ook deze artsen mee betrokken in de opvang van de toevloed aan patiënten met covid. Zij gaven daar ook het beste van zichzelf. Al hun kennis werd ingezet om de kansen van elke patiënt die in het ziekenhuis kwam, mee te bewaken. Ik meen dat zij daarvoor onze dank verdienen, maar ook dat wij verder blijven sleutelen aan de verbetering van hun sociaal statuut.
Ik heb in de commissie ook gezegd dat er wel een evenwicht moet blijven tussen het aantal geleverde prestaties in de covidzorg en de kwaliteit van de opleiding. Men kan niet een neus-keel-oorspecialist bepaalde vaardigheden niet laten leren omdat die op een covidafdeling staat. Dan is de vraag inderdaad: moet de stage langer worden? Ik meen dat wij alles moeten doen om er op een andere manier uit te geraken. Het is immers al een zeer lange opleiding.
Dan is er ook nog de zogenaamde assimilatie van onvoorziene stageperiodes, die verlengd wordt. Dat is een maatregel die wij redelijk vroeg genomen hebben. Hij wordt nu verlengd tot 30 september 2022. Ik meen dat dit belangrijk is, maar ik hoop wel dat het de laatste keer is, om meerdere redenen.
Inzake de vertegenwoordiging van artsen-specialisten in opleiding in de nationale paritaire commissie artsen-ziekenhuizen hebben organisaties als VASO en CIMACS zich reeds gedurende vele jaren constructieve partners getoond in het ontwikkelen en uittekenen van een visie op de rol van artsen-specialisten in opleiding in ons zorgsysteem. Bovendien zijn deze organisaties belangrijke partners in het capteren van signalen op het terrein in verband met de arbeidscultuur, of het gebrek aan arbeidscultuur, en de opleidingspraktijk die zich concreet afspeelt op de werkvloer van de stage.
Gemotiveerde stagiairs die werken in een kwaliteitsvolle opleidingsomgeving waarborgen de beste zorg voor hun patiënten. Om te verzekeren dat het statuut van de arts-specialist in opleiding daarbij evolueert naar een statuut op maat van de behoeften van de stagiairs, met oog voor hun privaatleven en sociale contacten, kan onze fractie zich volkomen akkoord verklaren met het voorstel om deze ASO's op te nemen in de paritaire commissie.
Ten slotte stelde ik in de commissie vast dat er voor verschillende initiatieven een groot draagvlak is. De commissie voor Volksgezondheid nam het huidige voorstel over de formele vertegenwoordiging van artsen in opleiding en de assimilatie van stageperiodes aan met unanimiteit, dat gebeurt niet vaak in dit halfrond. Het is een mooi signaal naar de stagiairs, die zich vaak dag en nacht hebben ingezet in onze ziekenhuizen om voor de patiënten te zorgen.
Ik hoop dat wij vandaag in de Kamer dit signaal van dank en appreciatie kunnen uitspreken. Ik dank mevrouw Sneppe voor het verslag en de diensten voor de hulp.
Patrick Prévot PS | SP ⚠
Madame la présidente, chers collègues, disons-le d'emblée, ce texte ne règle évidemment pas l'ensemble des problèmes qui se posent aujourd'hui aux médecins assistants candidats spécialistes (MACS). La concertation, encore et toujours cette indispensable concertation, qui est menée depuis plusieurs mois par le ministre et qui a permis la conclusion d'une convention importante entre les MACS et les hôpitaux, devra se poursuivre car les défis restent nombreux. Il faudra assurément y répondre en termes d'accès au chômage, de pension ou encore de qualité de la formation. Le ministre, en commission notamment, s'y est engagé. Le travail va se poursuivre et le groupe socialiste y sera très attentif.
Aujourd'hui, ce texte a le mérite de répondre à une attente de longue date, celle de permettre une représentation des médecins spécialistes en formation et des hôpitaux universitaires au sein de la commission paritaire nationale médecins-hôpitaux. C'est indispensable si nous voulons mener à bien les nombreuses réformes à venir. Par ailleurs, il importe de ne pas pénaliser certains de ces médecins spécialistes en formation qui ont œuvré et qui œuvrent encore pour faire face au covid dans les hôpitaux. Ainsi, nous permettons à nouveau la prolongation de la période pendant laquelle l'activité clinique exercée par des médecins en formation pour faire face aux conséquences de l'épidémie peut être assimilée à une partie du stage, comme ce fut d'ailleurs le cas en 2021.
Ce sont des mesures importantes qui devaient être votées rapidement. Aujourd'hui, mon groupe et moi-même, nous nous réjouissons de voir que ce texte a pu être adopté à l'unanimité ce mardi en commission. Ceci présage d'une issue très favorable, tout à l'heure, en séance plénière.
Je vous remercie pour votre attention.
Gitta Vanpeborgh Vooruit ⚠
Mevrouw de voorzitster, sta mij toe aan te vangen met mijn oprechte waardering en dank uit te drukken voor de mondelinge verslaggeving en voor de diensten, die, naar ik aanneem, ter hulp zijn gekomen. Vooral de boodschap van het niet rancuneus zijn is zeker blijven hangen. Ik dank dus oprecht de verslaggeefster.
Ten tweede, ik dank ook de commissieleden voor het debat over het wetsvoorstel, dat heel goed was. Er zijn goede vragen gesteld. Uit het debat bleek ook duidelijk dat wij een aantal bekommernissen delen, waarvan wij samen nog werk zullen maken. Wij zullen er ook op aandringen dat daarvan werk wordt gemaakt.
Ik wil ook meegeven dat het bijzonder fijn was om vast te stellen dat het voorstel, althans in de commissie, unaniem werd goedgekeurd. Dat is werkelijk een hart onder de riem van alle ASO's.
Ik hoor het mevrouw De Block nog vermelden. Veertig jaar geleden was dat ook het geval. Ik heb ook vrienden die hebben gestudeerd en mij die zaken ook vertelden. Dochters en zonen van die vrienden doen nu ook die studies en zij vertellen mij net hetzelfde verhaal. Het is dus ongelooflijk dat een en ander zo lang is blijven hangen. Het is mooi dat nu een stap vooruit wordt gezet.
Mevrouw Gijbels, het is spijtig dat nu wordt opgemerkt dat een en ander al had moeten gebeuren. Wij zitten hier echter allemaal rond de tafel. Een aantal van u heeft ook deel uitgemaakt van de regering. Veertig jaar geleden had het dan ook al kunnen en moeten gebeuren.
Wij zetten echter een stap vooruit. Dat is belangrijk en een hart onder de riem van alle artsen-specialisten in opleiding die eindelijk een stem krijgen in de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen, zich in die commissie kunnen laten horen en aan de onderhandelingstafel nauwlettend kunnen toekijken op wat er gebeurt met de collectieve opleidingsovereenkomst, die historisch is. Wordt zij goed toegepast en waar zitten de knelpunten? Zij hebben dat trouwens al gedaan met hun bevraging.
Ze kunnen vanuit die versterkte positie voortwerken aan een beter statuut voor de ASO's, dus artsen-specialisten in opleiding. Het is evenzeer belangrijk dat alle artsen in opleiding tijdens de opleiding effectief de zekerheid krijgen dat er rekening zal worden gehouden met de impact van de klinische activiteiten die ze nu moeten verrichten ten gevolge van de coronacrisis.
Ik wil nu ingaan op een aantal uitspraken van collega's.
Mevrouw Gijbels, u begon opnieuw over het wetsontwerp diverse bepalingen. Dat vind ik spijtig. Dat is eergisteren niet aan bod gekomen in de commissie. We hebben inderdaad een aantal amendementen, nummers 11, 12, 13, 14, 15, 19 en 20, uit dat wetsontwerp gelicht en daar een wetsvoorstel van gemaakt. Wij moesten dat doen omdat het debat rond dit wetsontwerp diverse bepalingen zo moeilijk verloopt. Het is betreurenswaardig. U verwijst naar de 1.900 pagina's, geen 1.800. Daar hebt u een punt, maar u moet zo eerlijk zijn om te zeggen waarover het gaat. In 1.400 pagina's gaat het over vormelijke zaken, zoals regelgevende impact van de wetgeving, coördinerende wetgeving. De inhoud is toch wel veel beperkter dan die 1.900 pagina's. Bovendien was dat wetsontwerp ook beschikbaar sinds 19 november, 10 dagen voor de eerste bespreking werd aangevat, in 2 commissies, niet alleen in de commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen, maar ook in de commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen. Het debat is daar op geen enkel moment gekortwiekt. Het betreft trouwens ook vele zaken die al lang hangende waren wegens de lopende regering. Daarom betreuren wij dat hierop steeds wordt teruggekomen op deze manier.
Peter De Roover N-VA ⚠
Mevrouw de voorzitster, ik reageer omdat wij rechtstreeks worden aangesproken door collega Vanpeborgh.
Ik denk dat dit een sereen debat is waarover unanimiteit bestaat, dus wat het thema zelf betreft moeten we niet in de contramine gaan. Het was dan misschien ook beter geweest, collega Vanpeborgh, om dat onderdeel in dezen niet aan te snijden. Ik zal u immers niets nieuws vertellen wanneer ik zeg dat uw collega's van de meerderheid het er in de wandelgangen toch eigenlijk over eens zijn dat wat gebeurd is met het wetsontwerp waar u het over hebt du jamais vu is. Dit is ook binnen uw eigen meerderheid echt op een koude steen gevallen. Gelieve dus niet meer moeite te doen dan nodig is om het onverdedigbare te verdedigen. Maar dat zeg ik over de opmerking over het wetsontwerp, over wat hier voorligt bestaat gelukkig een brede consensus.
Gitta Vanpeborgh Vooruit ⚠
Mijnheer De Roover, het Parlement moet hier in deze zaal functioneren en niet in de wandelgangen. Het spijt me, maar ik moet ook reageren op het feit dat u begint over het wetsontwerp diverse bepalingen, want het voorliggend wetsvoorstel is eigenlijk een heel goede zaak.
Ik kom tot een tweede punt. Mevrouw Gijbels, u sprak over de nood aan controles. Er werden heel wat vragen gesteld door de collega's in de commissie en er werden heel wat antwoorden geformuleerd. Ook u, mevrouw Merckx, vraagt dat de collectieve opleidingsovereenkomst effectief wordt toegepast en dat er verder werk wordt gemaakt van een nog beter statuut. Daarover zijn we het eens.
Wat dat betreft, zijn er, mijns inziens, toch stappen in de goede richting gezet, wat ook in die commissie vermeld geweest is. Ik verwijs bijvoorbeeld graag naar de registratietool die er moet komen. Eigenlijk zijn de ziekenhuizen al tien jaar verplicht om ook de tijdsregistratie ter harte te nemen, maar het gebeurt niet. Ze hebben aangegeven dat ze nood hebben aan een tool en in de commissie bevestigd is dat die tool er komt. Laat ons hopen dat die op termijn overbodig wordt en dat er gewoon respect komt voor de arbeidsduur.
Er is reeds een bevraging geweest over de kwaliteit van de stages bij de ASO's. In de commissie werd gezegd dat die bevraging werd afgesloten op 15 december, gisteren om middernacht. Toen wij dit in de commissie bespraken, hadden al 1.000 artsen-specialisten in opleiding de bevraging ingevuld. Dat is belangrijk. Daar is, terecht, aandacht voor.
In de commissie werd gezegd dat er ook nog een bevraging komt van de stagemeesters en coördinerende stagemeesters. We hebben daar ook gesproken over de arbeidsinspectie. Die werd uitgenodigd door de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen. Die heeft heel duidelijk gezegd wat kan en wat niet, en heeft een duidelijk engagement opgenomen om te zullen optreden op het terrein. Wat dat betreft, hebben we allemaal dezelfde geluiden gehoord dat het nog niet helemaal in orde is en nog beter moet, maar er worden wel instrumenten ingezet om het beter te maken. Het belangrijkste instrument, nogmaals, is dat de artsen-specialisten in opleiding eindelijk een zitje en een stem zullen hebben in de Nationale Paritaire Commissie. Ik heb er alle vertrouwen in dat die mensen daar ook op tafel zullen slaan en de dingen duidelijk zullen maken, wat ze met hun bevraging al hebben gedaan. Wij moeten er zijn om hen te helpen bij het verbeteren van hun statuut en de correcte toepassing van de collectieve opleidingsovereenkomst.
Mevrouw De Block, u sprak net als anderen terecht over de lacunes, de sociale bescherming. De minister heeft daar in de commissie op geantwoord. Er ligt inderdaad een wetsvoorstel van u neer in de commissie voor Sociale Zaken, er zijn al adviezen toegekomen, er moeten er nog toekomen. U hebt gezegd dat die ten gronde zullen worden bestudeerd. Dat zal een heel belangrijke basis zijn ter verbetering van die sociale bescherming. Er zijn ook nog andere uitdagingen, zoals de vrijwaring van de kwaliteit van de opleiding. De minister is hier op ingegaan.
Mevrouw Fonck, het was misschien niet duidelijk in het mondeling verslag maar de minister is wel ingegaan op het punt van de representatieve organisaties. Er moet een benoemingsbesluit komen, zowel voor de representatieve organisaties van de artsen-specialisten in opleiding als voor de universitaire ziekenhuizen. Voor de universitaire ziekenhuizen zou het een logische keuze zijn dat het gaat over de Raad van Universitaire Ziekenhuizen van België, de RUZB of CHAB. Voor de ASO's zou het moeten gaan over organisaties die een juridische structuur hebben en die deze ASO's vertegenwoordigen, van de verschillende universiteiten. Mevrouw De Block wees daar naar VASO aan Vlaamse zijde, dat werd gisteren ook gezegd. Aan Franstalige zijde zijn er twee organisaties, DeMeFF en CIMACS. Voor CIMACS moet bekeken worden of deze organisatie nog actief is. Die vraag werd in elk geval wel beantwoord.
Mevrouw Fonck, u stelde ook enkele vragen met betrekking tot de erkenningscommissie en het belang daarvan. De minister beloofde om die vraag mee te nemen. De Gemeenschappen, via die erkenningscommissies, dienen de erkenningsnormen te interpreteren en toe te passen op de individuele gevallen. Het doel van deze wetgeving is om een instrument te hebben waaruit die arts in opleiding een recht kan putten bij die erkenningscommissie. Dat werd ook opgenomen in het verslag aan de Koning bij het oorspronkelijk koninklijk besluit, nr. 29.
Ik citeer: "Het spreekt voor zich dat de bevoegde autoriteiten de in dit besluit bedoelde assimilatie beoordelen, overeenkomstig de door hen vastgestelde procedure. De Gemeenschappen zijn immers bevoegd voor de opvolging en evaluatie van het stageplan en de toepassing van de erkenningscriteria om de erkenning toe te kennen. De inschatting (welke activiteiten, het aantal maanden voltijds of pro rata temporis, deeltijdse stage, het aantal prestaties) zal onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde overheden vallen. Indien deze zouden vaststellen dat de eindcompetenties niet worden bereikt, kunnen zij een verlenging van de stage voorstellen. Het is evident dat bij het voorstellen van een verlenging van de stage dit omstandig zal moeten gemotiveerd worden, onder meer rekening houdende met hoger omschreven assimilatiemogelijkheid. De principes opgenomen in dit besluit werden overigens besproken met de gefedereerde entiteiten. Er moet steeds over gewaakt worden dat de eindcompetenties zoals omschreven in de specifieke besluiten inzake erkenningsvoorwaarden, bereikt worden. De erkenning geeft kwalitatieve waarborgen aan de patiënten, daar kan dus niet aan getornd worden."
De deelstaten hebben de vraag tot verlenging van de assimilatiemogelijkheid gesteld in de interministeriële conferentie Volksgezondheid. Op 20 oktober 2021 heeft de IMC de prioriteiten vastgelegd inzake de verlenging van verschillende noodmaatregelen. Het onderwerp van voorliggend wetsvoorstel werd daar geoormerkt als een prioriteit 1, dus de hoogste prioriteit. Aangezien de Gemeenschappen de vraag hebben gesteld en gelet op het feit dat de Gemeenschappen bevoegd zijn voor de erkenningscommissies, mogen wij veronderstellen dat er voldoende overleg heeft plaatsgevonden, aldus het antwoord.
Daarmee wil ik afsluiten. De tekst werd in de commissie unaniem goedgekeurd en ik hoop ook op een unanieme ja-stem straks. Dat zal werkelijk een hart onder de riem zijn van al de artsen in opleiding en artsen-specialisten in opleiding.
Catherine Fonck LE ⚠
Madame Vanpeborgh, vous avez cité mon nom à de nombreuses reprises. C'est sympathique de votre part, mais j'aimerais tout de même clarifier certaines choses.
Bien sûr, il n'y a aucun problème – bien au contraire – à avoir une représentativité, au sein de la commission paritaire nationale médecins-hôpitaux, non seulement pour les représentants des MACS, mais aussi pour les représentants des hôpitaux universitaires.
Oui, j'ai demandé des explications en commission puisque, manifestement, il a fallu reposer plusieurs fois des questions simples afin d'obtenir des réponses simples, à savoir que oui, la Conférence des Hôpitaux Académiques de Belgique (CHAB) et le Raad van Universitaire Ziekenhuizen van België (RUZB) sont les organisations représentatives des hôpitaux universitaires, et qu'il faut clarifier les choses pour que les représentants des MACS soient pleinement et correctement impliqués.
J'entends ici, ce qui n'avait pas été dit en commission, que le CIMACS ne serait plus actif. Je vous le dis, le CIMACS est actif. Je regarde les collègues francophones de la majorité, et je les invite à être un tout petit peu attentifs à ce qu'on peut raconter, à ce que cela colle véritablement à la vérité de terrain et qu'on ne commence pas à inventer que certains ne seraient plus représentatifs des assistants spécialistes.
Si cette représentativité est un élément positif, les vraies questions centrales et majeures restent pleines et entières. Je pense ici au respect effectif du temps de travail, à l'application effective de la partie relative au statut qui est censée être déjà concrétisée, aux discussions toujours en cours sur les volets de la pension et du chômage ainsi que des congés parentaux, à la garantie de la qualité de la formation quel que soit l'endroit des stages, à la garantie de la qualité des plans de stage, y compris les plans de stage actuels dans le contexte covid. En effet, une fois qu'ils auront fini leur spécialisation de six ans pour les médecins spécialistes et de trois ans pour les médecins généralistes, encore faudra-t-il que, dans le cadre de leur spécialisation particulière, y compris pour ce qui concerne les titres professionnels particuliers, ils aient pu avoir un stage de qualité garantissant l'effectivité de leur plan de stage.
Vous avez également évoqué le fait que l'on caricature ce projet de loi portant des dispositions diverses en matière de soins de santé, avec ces 1 800 pages qui n'en seraient pas et un projet de loi qui ne contiendrait que des choses anecdotiques.
Puisque l'on parle des MACS, permettez-moi d'évoquer un instant les stagiaires qui font un master, qui sont au four et au moulin pour venir renforcer les hôpitaux ou les médecins généralistes qui sont en première ligne, ces fameux stagiaires pour lesquels vous avez décidé, par le biais de ce projet de loi portant des dispositions diverses – je m'adresse ici plus particulièrement à vous, madame Hennuy –, de mettre un verrou fédéral afin de permettre à l'INAMI de ne pas octroyer de numéro INAMI à ces bientôt médecins et dentistes diplômés, tout simplement parce que le gouvernement de la Communauté française n'a pas été en capacité de dépasser ses désaccords pour éviter une base légale préjudiciable aux stagiaires en médecine et en dentisterie. Aujourd'hui, avec ce projet de loi, une base légale est donnée à ce verrou.
Se retrouver avec des politiques qui, pour passer au-delà de leur désaccord, règlent leurs comptes dans un projet de loi sur le dos des futurs médecins et dentistes diplômés, je trouve que c'est particulièrement indécent et inacceptable.
Ce projet de loi portant dispositions diverses, Mme Vanpeborgh, ne contient pas des choses anecdotiques. C'est un exemple parmi d'autres qu'on essaie de nous faire avaler d'un coup, vite fait bien fait, en extrême urgence, alors que ce dossier traîne depuis des mois via un parcours à huis clos du gouvernement et de ses partenaires.
Je continuerai à faire tout ce que je peux pour éviter de voter, vite fait bien fait, des choses qui sont inhumaines et inacceptables pendant que vous octroyez des numéros INAMI à tous les médecins et dentistes diplômés des autres États membres de l'Union européenne, sans même le moindre soubresaut et sans rien trouver à redire à cette discrimination à l'envers pour nos médecins et dentistes diplômés en Belgique.
Oui, c'est un exemple très précis de ce que vous voulez nous faire voter et que vous avez déjà voté au niveau de l'article, chers collègues notamment PS, Ecolo et MR dont j'entendais, voici deux jours, les ministres représentants au niveau de la Communauté française s'étrangler de quelque chose que le gouvernement fédéral ferait.
Chers collègues, bloquez-le, ce point que vous déplorez par ailleurs au sein même de vos partis! On pourra alors peut-être retrouver un peu de décence quand on parle de nos jeunes stagiaires qui sont au four et au moulin et qui, par votre faute, se retrouvent avec cette fameuse épée de Damoclès. Je vous le dis franchement, c'est indécent.
Madame la présidente, je vois que certains collègues souhaitent intervenir.
Gitta Vanpeborgh Vooruit ⚠
Mevrouw Fonck, ik wil graag even reageren omdat mijn naam genoemd wordt. Ik wil dat dit ook genotuleerd wordt. Ik heb geen karikatuur gemaakt van het wetsontwerp. Laat dat duidelijk zijn. Wij hebben het gehad over het wetontwerp diverse bepalingen. Ik vind ook alle elementen daarin belangrijk. Dat zijn geen anekdotische elementen.
Er zijn twee manieren om de wereld te bekijken. Men kan zien wat er nog allemaal niet is gebeurd, maar we waren het in de commissie er allemaal over eens dat we nog stappen te nemen hebben en dat we die samen moeten nemen. Dat is mooi. Het is daarnaast ook belangrijk dat de zaken die wel gebeurd zijn, benoemd worden.
Catherine Fonck LE ⚠
Madame la présidente, chers collègues, comme je vous entendais, tous au sein de la majorité, valoriser ces assistants et stagiaires en rappelant combien ils donnent aussi aujourd'hui toutes leurs forces et tout leur courage dans la crise covid, je vous invite à relire l'article 87 de votre projet de loi portant des dispositions diverses. Franchement, supprimez-le! Et supprimez-le tant qu'il en est encore temps, parce que je puis vous assurer que, s'il passait, ce serait la révolution dans les hôpitaux, une révolution menée par les "petits". Ces derniers bossent des jours, des nuits et des week-ends entiers pour compenser des carences résultant des décisions politiques prises dans les soins de santé et pour se trouver également au chevet des patients en aidant ceux qui sont débordés dans les hôpitaux et à l'extérieur. C'est pourquoi je vous invite franchement à aller relire l'article que vous avez osé voter en première lecture.
Nous y reviendrons évidemment lundi, mais je ne peux pas vous entendre ovationner les médecins, les assistants et les stagiaires, alors même que vous votez en catimini des articles aussi indécents servant à régler dans leur dos des conflits politiques. Je le répète: c'est inhumain et inacceptable! Je tenais à insister sur cet aspect en particulier, parce que j'en ai marre des doubles discours – et eux aussi! En conséquence, arrêtez de faire semblant de les soutenir alors que, dans les actes, vous prenez dans leur dos des décisions intolérables.
J'en terminerai là, madame la présidente. Aujourd'hui, au regard de leur parcours qui est lourd et ardu, j'entends bien continuer à empêcher que les décisions prises par ce gouvernement n'aggravent davantage encore leur situation. Si j'en reste là à présent, vous aurez bien compris que, dès lundi, je m'y remettrai, puisque votre texte sera de nouveau inscrit à l'ordre du jour de la commission de la Santé publique. Je vous remercie de votre attention.
Sophie Rohonyi DéFI ⚠
Madame la présidente, avant toute chose, je me dois de regretter l'absence de M. le ministre. J'en ignore la raison mais je pense que ce débat serait sorti grandi de sa présence car je relève des incohérences et des doubles discours.
Gitta Vanpeborgh Vooruit ⚠
Mevrouw Rohonyi, ik heb in de commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen aan mevrouw Sneppe gevraagd om vandaag een mondeling verslag te maken en de tekst dus vandaag en niet de volgende week te behandelen, omdat de agenda voor volgende week al nokvol zit. Het feit dat de minister hier nu niet zit, mag u op mijn conto schrijven; er was immers al een afspraak belegd.
Sophie Rohonyi DéFI ⚠
Je vous remercie. Je ne cherchais pas à imputer cette faute à qui que ce soit. Je me permettais juste de regretter le fait que ce débat n'en soit pas vraiment un, vu que M. le ministre n'est pas présent.
Il n'empêche que, comme je le disais, ce débat est d'importance. En effet, cette crise sanitaire combinée au manque de valorisation des professions de soins de santé a véritablement fini par mettre le personnel soignant à genoux, au propre comme au figuré. Parmi ces personnes, il y a les médecins spécialistes en formation que l'on appelle donc les MACS et qui se battent à raison depuis des années pour une amélioration de leurs conditions de travail déplorables, découlant de leur statut sui generis.
Ce statut implique qu'ils ne sont pas salariés et qu'ils ne bénéficient d'aucune garantie inhérente au droit du travail. C'est profondément injuste, précisément lorsqu'on sait que les MACS remplissent tous les critères conditionnant l'accès au statut de travailleur salarié: une prestation, un salaire ou encore un lien de subordination. Cette ambivalence conduit à de véritables abus sur le terrain. Un exemple très parlant, c'est le fait qu'il n'y ait aucun encadrement légal des horaires de travail ni de contrôle de ces mêmes horaires, ce qui implique que les médecins en formation prestent des heures dépassant la limite du raisonnable, allant parfois jusqu'à 120 heures de travail par semaine.
Ils dénoncent ainsi à juste titre une véritable exploitation au sein des hôpitaux, pour ne pas dire un esclavage des temps modernes, un manque de valorisation croissant mais aussi le dégoût de la profession qui en découle, profession pourtant initialement choisie par passion et par vocation. Cette situation est dramatique pour ces médecins mais aussi pour leurs patients qui y perdent par conséquent en termes de qualité de soins prestés. Les MACS craignent d'ailleurs pour leur propre santé mais aussi pour la santé de leurs patients. Ils ont peur qu'un jour, une erreur due à leur extrême fatigue leur soit fatale.
À l'aune de la suspension des soins non vitaux décidée pour soulager nos hôpitaux face à l'afflux de patients covid dans les unités de soins intensifs, il était donc urgent de lancer un signal fort à ces médecins pour leur dire que nous ne les abandonnons pas.
C'est dans ce contexte sanitaire et social que je me suis réjouie de voir émerger cette proposition de loi de la majorité. Une proposition qui poursuit, on l'a dit, principalement deux objectifs: améliorer la représentation spécifique des MACS et des hôpitaux universitaires au sein de la commission paritaire nationale médecins-hôpitaux, respectivement au banc des médecins et au banc des gestionnaires, mais aussi prolonger la période durant laquelle l'activité clinique, exercée par ces médecins pour faire face aux conséquences de la crise sanitaire, peut être assimilée à une partie de leur stage.
Il se trouve justement qu'en mai et juin de cette année, j'avais précisément interrogé le ministre de la Santé sur la question de savoir quand cette commission paritaire impliquerait pleinement ces médecins au vu de l'importante mission qu'elle poursuit, à savoir l'élaboration d'un potentiel statut pour les MACS. Autrement dit, il aura fallu près de sept mois pour voir enfin une réponse à cette question se dégager.
Toujours est-il qu'il faut être de bon compte. Ces mesures vont effectivement permettre d'améliorer les conditions de travail des MACS, mais très partiellement, parce qu'il ne s'agit que d'une étape vers une pleine revalorisation de ces médecins, et ce, vu les immenses défis qui doivent encore être atteints. Je pense au fait que la qualité de la formation reste un problème majeur. Il n'y a également toujours pas de mécanisme objectif de contrôle de ces heures de travail. Il n'y a toujours pas non plus de distinction entre l'employeur et le maître de stage. Il n'y a toujours pas non plus de point de contact indépendant où les MACS peuvent déposer une plainte ou, à tout le moins, formuler des observations, et ce, sans devoir craindre pour la suite de leur stage. Il y a aussi ces salaires qui restent beaucoup trop bas, mais aussi et surtout, il n'y a toujours pas de statut de salarié pour ces MACS et donc, toujours pas de couverture sociale suffisante et adéquate.
Dès lors, si nous voulons améliorer de manière substantielle leurs conditions de travail, d'autres mesures doivent encore être prises, de façon structurelle et globale, concernant la charge de travail dans les hôpitaux, qui est directement liée au nombre de médecins disponibles et, par voie de conséquence, à la revalorisation des professions de soins de santé et au numerus clausus.
C'est en cela que mon intervention va rejoindre celle de Mme Fonck qui a parlé, il y a un instant, à très juste titre. En effet, sur ces deux points mes inquiétudes ne cessent de croître également. C'est la raison pour laquelle, d'ailleurs, nous serons deux à interpeller le ministre tout à l'heure sur la question de la revalorisation des professions de soins.
Je n'ai jamais cessé, comme Mme Fonck, de plaider la remise en question du numerus clausus, en réponse aux revendications du terrain. Au lieu de cela, que voit-on? Le ministre renforce ce mécanisme en prenant une nouvelle mesure de pression face aux Communautés. C'est ce fameux projet de loi portant dispositions diverses qui vient d'être cité par Mme Fonck. Oui, conformément au mécanisme de "responsabilisation" qui était prévu noir sur blanc dans votre accord de gouvernement, vous prévoyez que si les Communautés ne renforcent pas leurs mesures de filtrage à l'entrée des études de médecine, et qui plus est rapidement, vous reprendrez la main au fédéral via un mécanisme d'attestation de contingentement. Ce seront donc les étudiants en médecine, sur lesquels on compte, et qui semblent reconnus à leur juste valeur à travers ce texte, et les stagiaires, que cette proposition de loi entend défendre, qui seront in fine pénalisés. Il en résulte un double discours.
En effet, vous entendez ici soulager de jeunes médecins que vous pénalisez dans le même temps dans un autre texte voté quasi simultanément, ce fameux projet de loi fourre-tout.
C'est aussi un véritable non-sens face à la situation dramatique que nous vivons aujourd'hui dans nos hôpitaux, mais aussi dans l'ensemble des services de soins de première ligne.
Vous l'aurez compris, chers collègues, les mesures que comporte cette proposition de loi contribueront, en partie, à l'amélioration des conditions de travail des MACS, raison pour laquelle nous soutiendrons ce texte. Il n'empêche, je me dois de le souligner, que nous en attendons beaucoup plus, vraiment beaucoup plus de votre part durant cette législature – et surtout, à court terme –, tant en matière de mesures spécifiques à destination des médecins en formation qu'en matière de mesures structurelles relatives aux professions de soins et aux hôpitaux.
Je vous prie de croire que nous y serons particulièrement attentifs. Je vous remercie.