Proposition de modification du Règlement de la Chambre des représentants en vue d'adapter la façon dont les députés prennent la parole en séance plénière.
General information ¶
- Authors
- VB Nathalie Dewulf, Barbara Pas
- Submission date
- July 22, 2021
- Official page
- Visit
- Status
- Rejected
- Requirement
- Simple
- Subjects
- Member of Parliament parliamentary procedure parliamentary debate parliamentary rules of procedure legislative procedure
Voting ¶
- Voted to adopt
- Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB
- Voted to reject
- N-VA LDD VB
Contact form ¶
Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.
Discussion ¶
Feb. 8, 2024 | Plenary session (Chamber of representatives)
Full source
Barbara Pas VB ⚠
Mevrouw de voorzitster, collega's, de bijzondere commissie voor het Reglement en Hervorming van de Parlementaire Werkzaamheden in dit Huis vergadert ondanks mijn regelmatig aandringen in de Conferentie van voorzitters bijzonder zelden. Als die al eens een zeldzame keer bijeenkwam, kon de vergadering zelfs nog niet doorgaan wegens een gebrek aan quorum van de meerderheid. Bij die afgelaste vergadering deed de heer Calvo wel een bijna emotionele oproep om tegen de volgende vergadering van die commissie voorstellen te agenderen waar geen politiek rond gedaan wordt, om voorstellen te agenderen waar een ruime consensus over is, zodat er toch eindelijk iets gerealiseerd kan worden en eindelijk kon worden voortgewerkt in die commissie. Dat was terecht.
Constructief als we zijn, gaf ik dan uiteraard gevolg aan die oproep en ik heb toen als prioritair te behandelen voorstel een van onze voorstellen genomen dat totaal niet politiek en totaal niet ideologisch is. Ik heb daarnet de vice-eersteminister, de heer Vandenbroucke, nog horen zeggen dat alles wat we hier doen een politieke afweging is. Dit is een uitzondering. Dit is het niet. Dit heeft niets met politiek te maken. Dit heeft niets met ideologie te maken. Het is een voorstel waar niemand iets op tegen kan hebben.
Wie kan er immers bezwaar hebben tegen een voorstel dat een achterhaalde bepaling, die al jaren niet meer wordt toegepast, uit het Kamerreglement schrapt? Niemand, dacht ik. Tot mijn grote verbazing is dat wel het geval, namelijk alle meerderheidspartijen. Zoals de voorzitter daarnet zei, werd dit voorstel immers verworpen. Omdat ze het allicht verkeerd begrepen hebben, zal ik vandaag nog een poging doen voor ons eenvoudige en niet-politieke voorstel dat niet meer of niet minder doet dan het opheffen van een nodeloos voorschrift dat niet meer wordt toegepast.
Concreet gaat het om artikel 44, vierde lid, van ons Kamerreglement, dat voorschrijft dat leden in de plenaire vergadering staande moeten spreken, niet alleen achter het spreekgestoelte, maar ook vanop de banken. ʺDe spreker mag slechts het woord richten tot de voorzitter of tot de vergadering. De leden spreken staande en van hun plaats of van het spreekgestoelte.ʺ Dat is letterlijk artikel 44, vierde lid.
Collega’s, u bent er hier samen met mij wekelijks getuige van dat zo goed als niemand dat toepast. Deze regel wordt niet nageleefd. Tijdens de periode van bijna 17 jaar die ik hier zetel, heb ik nog nooit een Kamervoorzitter gehoord die collega’s erop wees dat zij staande het woord dienden te voeren. U deed dat terecht niet, mevrouw de Kamervoorzitster, want die regel is niet meer van deze tijd.
Er zijn heel wat argumenten om dat niet meer te doen. In de praktijk zijn er heel wat leden die met de ogen gericht op de laptop het woord nemen. Vanzelfsprekend is dat niet bevorderlijk voor staand spreken. De geluidskwaliteit van de microfoons is beter, wanneer u uw toespraak zittend houdt, wanneer u vanop de bank spreekt. Mensen zijn ook groter dan vroeger. Als u plots deze regel zou toepassen, moeten we de microfoons langer maken en met dure, nieuwe geluidsinstallaties heeft dit halfrond niet de beste ervaringen.
Ik heb opzoekingen gedaan om u toch nog te overtuigen vandaag. Er zijn heel wat wetenschappelijke argumenten in de literatuur met betrekking tot lichaamstaal die staven dat zittend spreken beter is. Ik heb enkele argumenten uit de literatuur gehaald.
Zittend nemen we niet te weinig, maar ook niet te veel ruimte in. We komen eerlijk, belangstellend, respectvol en zelfverzekerd over. Staan zorgt voor te korte, dynamische interacties. Zitten zorgt voor rust in de communicatie en voor een diepgaandere verwerking van de informatie die men ontvangt. Een zittend contact neemt gewoonlijk meer tijd in beslag en heeft een minder vrijblijvend karakter. Willen we verdieping in de onderwerpen dan moeten we gaan zitten, volgens de literatuur.
Als we staan, aldus andere literatuur over lichaamstaal, voelt onze bijdrage aan als een presentatie en worden de anderen gedegradeerd tot toehoorders. Ik zou nog even kunnen verdergaan, maar het Kamerreglement zegt dat mijn tijd beknopt en als er in dit huis iets is wat we moeten respecteren, is het wel het Kamerreglement.
Bovendien, collega's, als we deze regel over het staande spreken zouden toepassen, zou dat problematisch zijn voor leden met een beperkte mobiliteit. Hoe hardvochtig is het om zulke mensen te verplichten recht te staan om zich tot een vergadering te kunnen richten? Ik denk daarbij in het bijzonder aan de eeuwelingen die zich verkiesbaar wensen te stellen: Wivina Demeester, Mieke Vogels, Jan Peumans, Louis Tobback, de veroordeelde Willy Claes, Herman De Croo en misschien zelfs Jean-Luc Dehaene. Ik mag er niet aan denken dat we die mensen het zullen aandoen om lange staande toespraken te moeten houden.
Collega's, alle gekheid op een stokje, een Kamerreglement moet worden toegepast. Dat is althans de logische mening van mijn fractie. Uitspraken als "Het Reglement, mijn botten" zult u van een Vlaams Belangkamerlid niet horen. Het Kamerreglement bestaat om toegepast te worden. U als Kamervoorzitster dient daarop toe te zien, mevrouw de voorzitster. Als u een bepaalde regel in het Reglement wel toepast en een andere niet, is dat natuurlijk willekeur en dat druist net in tegen het wezen van een Kamerreglement.
Als er dus achterhaalde regels zijn die in onbruik zijn geraakt, zoals het staande spreken, is het toch de logica zelve dat die uit het Reglement worden geschrapt? Zelfs in het Britste Hogerhuis, toch wel een baken van traditie en standvastigheid, bestaat dit niet meer.
Collega's, u hebt dus de keuze. Ofwel doet u het tegenovergestelde van in de commissie en stemt u straks tegen de verwerping van dit voorstel en zult u de verplichting tot staand spreken van op de banken schrappen uit het Reglement. Dan passen we het inderdaad, zoals we nu al lang doen, niet meer toe. Ofwel, en dat is de andere keuze als u voor de verwerping stemt, behoudt u de verplichting tot het staande spreken in het Kamerreglement. En dan ga ik ervan uit, collega's, dat u enige consequentie aan de dag zult leggen en vanaf nu aan uw bank staand zult spreken, zoals het Kamerreglement voorschrijft. Ik kan mij niet voorstellen dat u de ene regel van het Kamerreglement wel wilt toepassen en de andere niet.
Mevrouw de voorzitster, het is aan u om erop te letten dat het Reglement toegepast wordt. Ik neem aan dat u dat in de toekomst dan ook zult doen. Collega's, ik ben zeer benieuwd naar uw keuze. En ik zal u zeker wijzen op de consequente opvolging ervan.
Mevrouw de voorzitster, collega's, de bijzondere commissie voor het Reglement en Hervorming van de Parlementaire Werkzaamheden in dit huis vergadert ondanks mijn regelmatig aandringen in de Conferentie van voorzitters bijzonder zelden. Als deze al eens een zeldzame keer bijeenkwam, kon de vergadering zelfs nog niet doorgaan wegens een gebrek aan quorum van de meerderheid. Bij die afgelaste vergadering deed de heer Calvo wel een bijna emotionele oproep om tegen de volgende vergadering van deze commissie voorstellen te agenderen waar geen politiek rond gedaan wordt, om voorstellen te agenderen waar een ruime consensus over is, zodat er toch eindelijk iets gerealiseerd kan worden en eindelijk kon worden voortgewerkt in die commissie. Dat was terecht.
Constructief als we zijn, gaf ik dan uiteraard gevolg aan die oproep en ik heb toen als prioritair te behandelen voorstel een van onze voorstellen genomen dat totaal niet politiek en totaal niet ideologisch is. Ik heb daarnet de vice-eersteminister, de heer Vandenbroucke, nog horen zeggen dat alles wat we hier doen een politieke afweging is. Dit is een uitzondering. Dit is het niet. Dit heeft niets met politiek te maken. Dit heeft niets met ideologie te maken. Het is een voorstel waar niemand iets op tegen kan hebben.
Wie kan er immers bezwaar hebben tegen een voorstel dat een achterhaalde bepaling uit het Kamerreglement schrapt, dat toch al jaren niet meer wordt toegepast? Niemand, dacht ik. Tot mijn grote verbazing is dat wel het geval, namelijk alle meerderheidspartijen. Zoals de voorzitter daarnet zei, werd dit voorstel immers verworpen. Omdat ze het allicht verkeerd begrepen hebben, zal ik vandaag nog een poging doen voor ons eenvoudige en niet-politieke voorstel dat niet meer of niet minder doet dan het opheffen van een nodeloos voorschrift dat niet meer wordt toegepast.
Concreet gaat het om artikel 44, vierde lid, van ons Kamerreglement dat voorschrijft dat leden in de plenaire vergadering staande moeten spreken, niet alleen achter het spreekgestoelte, maar ook vanop de banken. ʺDe spreker mag slechts het woord richten tot de voorzitter of tot de vergadering. De leden spreken staande en van hun plaats of van het spreekgestoelte.ʺ Dat is letterlijk artikel 44, vierde lid.
Collega’s, u bent er hier samen met mij wekelijks getuige van dat zo goed als niemand dat toepast. Deze regel wordt niet nageleefd. Tijdens de periode van bijna 17 jaar die ik hier zetel, heb ik nog nooit een Kamervoorzitter gehoord die collega’s erop wees dat zij staande het woord dienden te voeren. Terecht, dat u dat niet deed, Kamervoorzitster. De regel is immers niet meer van deze tijd.
Er zijn heel wat argumenten om dat niet meer te doen. In de praktijk zijn er heel wat leden die met de ogen gericht op de laptop het woord nemen. Vanzelfsprekend is dat niet bevorderlijk voor staand spreken. De geluidskwaliteit van de microfoons is beter, wanneer u uw toespraak zittend houdt, wanneer u vanop de bank spreekt. Mensen zijn ook groter dan vroeger. Als u plots deze regel zou toepassen, moeten we de microfoons langer maken en met dure, nieuwe geluidsinstallaties heeft dit halfrond niet de beste ervaringen.
Ik heb opzoekingen gedaan om u toch nog te overtuigen vandaag. Er zijn heel wat wetenschappelijke argumenten in de literatuur met betrekking tot lichaamstaal die staven dat zittend spreken beter is. Ik heb enkele argumenten uit de literatuur gehaald.
Zittend nemen we niet te weinig, maar ook niet te veel ruimte in. We komen eerlijk, belangstellend, respectvol en zelfverzekerd over. Staan zorgt voor te korte, dynamische interacties. Zitten zorgt voor rust in de communicatie en voor een diepgaandere verwerking van de informatie die men ontvangt. Een zittend contact neemt gewoonlijk meer tijd in beslag en heeft een minder vrijblijvend karakter. Willen we verdieping in de onderwerpen dan moeten we gaan zitten, volgens de literatuur.
Als we staan, aldus andere literatuur over lichaamstaal, voelt onze bijdrage aan als een presentatie en worden de anderen gedegradeerd tot toehoorders. Ik zou nog even kunnen verdergaan, maar het Kamerreglement zegt dat mijn tijd beknopt en als er in dit huis iets is wat we moeten respecteren, is het wel het Kamerreglement.
Bovendien, collega's, als we deze regel over het staande spreken zouden toepassen, zou dat problematisch zijn voor leden met een beperkte mobiliteit. Hoe hardvochtig is het om zulke mensen te verplichten recht te staan om zich tot een vergadering te kunnen richten? Ik denk daarbij in het bijzonder aan de eeuwelingen die zich verkiesbaar wensen te stellen: Wivina Demeester, Mieke Vogels, Jan Peumans, Louis Tobback, de veroordeelde Willy Claes, Herman De Croo en misschien zelfs Jean-Luc Dehaene. Ik mag er niet aan denken dat we die mensen het zullen aandoen om lange staande toespraken te moeten houden.
Collega's, alle gekheid op een stokje: een Kamerreglement moet toegepast worden. Enfin, dat is toch de logische mening van mijn fractie. Uitspraken als "Het Reglement, mijn botten" zult u van een Vlaams Belangkamerlid niet horen. Het Kamerreglement bestaat om toegepast te worden. U als Kamervoorzitster dient daarop toe te zien, mevrouw de voorzitster. Als u een bepaalde regel in het Reglement wel toepast en een andere niet, is dat natuurlijk willekeur en dat druist net in tegen het wezen van een Kamerreglement.
Als er dus achterhaalde regels zijn die in onbruik zijn geraakt, zoals het staande spreken, is het toch de logica zelve dat deze uit het Reglement worden geschrapt? Zelfs in het Britste Hogerhuis, toch wel een baken van traditie en standvastigheid, bestaat dit niet meer.
Collega's, u hebt dus de keuze. Ofwel doet u het tegenovergestelde van in de commissie en stemt u straks tegen de verwerping van dit voorstel en zult u de verplichting tot staand spreken van op de banken schrappen uit het Reglement. Dan passen we het inderdaad, zoals we nu al lang doen, niet meer toe. Ofwel, en dat is de andere keuze als u voor de verwerping stemt, behoudt u de verplichting tot het staande spreken in het Kamerreglement. En dan ga ik ervan uit, collega's, dat u enige consequentie aan de dag zult leggen en vanaf nu aan uw bank staand zult spreken, zoals het Kamerreglement voorschrijft. Ik kan mij niet voorstellen dat u de ene regel van het Kamerreglement wel wilt toepassen en de andere niet.
Mevrouw de voorzitster, het is aan u om erop te letten dat het Reglement toegepast wordt. Ik neem aan dat u dat in de toekomst dan ook zult doen. Collega's, ik ben zeer benieuwd naar uw keuze. En ik zal u zeker wijzen op de consequente opvolging ervan.