Proposition 55K2070

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant des mesures de soutien temporaires en raison de la pandémie du COVID-19.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
June 21, 2021
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
fiscal policy economic policy epidemic infectious disease social policy aid to undertakings tax-free allowance respiratory disease

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld MR
Voted to reject
N-VA LDD
Abstained from voting
LE DéFI PVDA | PTB VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

July 15, 2021 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

M. Benoît Piedboeuf, Mme Maggie De Block, Mme Nahima Lanjri, M. Björn Anseeuw, rapporteurs, renvoient à leur rapport écrit.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw de voorzitster, collega's, blijkbaar zijn hier heel wat collega's die het niet de moeite vinden de teksten te lezen die zij straks waarschijnlijk zullen goedkeuren, want zij hebben ze niet eens in hun bezit. Dat is toch een bijzonder moment in de werking van dit Parlement, dat wij straks impliciet teksten moeten goedkeuren waarvan wij geen kennis kunnen nemen. Wij zullen ze alleszins niet goedkeuren. Ik vind dit een bizarre manier van werken. Niet verantwoord en niet ernstig.

Dat geldt ook voor de manier van werken van gisteren, toen via amendering het oorspronkelijke wetsontwerp fundamenteel werd gewijzigd. Dat is niet alleen weinig respectvol voor de leden van het Parlement, maar het zal er ook voor zorgen dat in onze wetgeving, die al gekend is voor haar koterijen, die koterijen exponentieel verder uitgebouwd worden. Het begint eerder te lijken op een sloppenwijk. Ook vanuit dat oogpunt, meen ik, is het geen goede manier van werken om een wetsontwerp ter uitvoering van de welvaartsenveloppe en een wetsontwerp ter uitvoering van het ipa, middels amendementen in te voegen in een wetsontwerp over de tijdelijke covidsteunmaatregelen. Ik wilde die algemene bemerking toch wel maken, voor ik mijn inhoudelijk betoog start.

Dit wetsontwerp is een hele hutsepot geworden. Er staan verschillende steunmaatregelen in. Ik zal ze niet allemaal overlopen, maar wel een aantal. Wij hebben ze allemaal besproken in de commissie. Bijvoorbeeld, als het gaat over de mogelijkheid te genereren om voor het derde kwartaal vrijwilligers in te zetten in de privé-woon-zorgcentra, dan meen ik dat dit een goede zaak is. Voor de werkorganisatie in die privé-woon-zorgcentra is dat geen overbodige luxe.

Ik weet dat in de commissie een aantal leden daarbij voorbehoud heeft aangetekend, vooral dan collega Lanjri, die vond dat dit toch niet de beste oplossing was. Maar in die woon-zorgcentra heeft men ontzettend veel moeilijkheden het werk op zo'n manier te organiseren dat het personeel kan genieten van een vakantie, die meer dan verdiend is. De verlofregelingen moeten kunnen worden opgemaakt, maar er is wel een krapte op de arbeidsmarkt in de zorgsector en vooral dan in de woon-zorgcentra. Ik denk dat het tijdelijk inzetten van vrijwilligers dus zeker geen overbodige luxe is, vooral omdat het niet gaat om een krapte omwille van het feit dat de woon-zorgcentra niet willen aanwerven, maar wel omdat er amper mensen zijn die kunnen worden aangeworven. Ik denk dus dat er geen andere keuze is dan dat te doen.

Ik heb in de commissie wel een kanttekening gemaakt en ik herhaal ze hier. Het argument dat men aanhaalt in de toelichting van het wetsontwerp – men verwijst met name naar het hoge aantal besmettingen waardoor men die vrijwilligers moet kunnen blijven inzetten – snijdt geen hout, want er is al een tijd geen sprake meer van een hoog aantal besmettingen. Ik denk dat de enige juiste motivering hiervoor is om de werkorganisatie te verzekeren en om voor de personeelsleden in de woon-zorgcentra alles op alles te zetten om werk te maken van werkbaar werk. Dat is na het voorbije anderhalf jaar zeker geen overbodige luxe.

De maatregel met betrekking tot de verlenging van het uitstel van betalingen van RSZ-bijdragen hebben wij in vorige kwartalen ook altijd gesteund. De economie is inderdaad nog niet op haar plooi gekomen, maar het wordt wel tijd om actief aan een exitscenario te werken en los te komen van de vele coronasteunmaatregelen, maar ook van de vele coronabeperkingen. Men kan dit immers niet eeuwig blijven aanhouden.

Inhoudelijk steunen wij deze maatregel zeer zeker. Wij steunen het uitstel van betaling van RSZ-bijdragen voor heel wat werkgevers in het derde kwartaal. Zij hebben het vandaag nog steeds ontzettend moeilijk. Zij hebben heel wat omzetverlies geleden. Zij moeten hun omzet opnieuw voor een stuk kunnen opbouwen. Dat vraagt ook wel wat tijd. Inhoudelijk steunen wij die maatregel zeer zeker.

Er is echter een angeltje aan dit wetsontwerp. Het is immers steeds zo geweest dat de verlenging van uitstel voor RSZ-bijdragen per wet werd ingevoerd. Nu staat in het wetsontwerp dat dit voor het vierde kwartaal niet meer naar het Parlement moet komen, dat het per KB kan worden beslist. Ik ben er net van overtuigd dat wij stilaan het kantelpunt, het scharnierpunt moeten naderen waarop wij de afslag nemen uit die vele coronabeperkingen en vele coronasteunmaatregelen.

Aan het einde van het derde kwartaal is het meer dan ooit het moment om daarover een parlementair debat te voeren. Ik begrijp dus niet, als dit kwartaal na kwartaal door het Parlement kan worden goedgekeurd – het verleden heeft dat uitgewezen – waarom dan nu plots, op het moment dat het meer dan ooit relevant wordt om een debat te voeren over dat exitscenario, dat wordt onttrokken aan het Parlement en het per KB gaat gebeuren. Ik begrijp dat helemaal niet. Wij kunnen daarmee natuurlijk ook niet instemmen.

Een andere steunmaatregel is het flexibel inzetten van tijdelijke werklozen in andere sectoren. Wij zijn steeds heel grote pleitbezorger geweest om tijdelijk werklozen zoveel mogelijk in te zetten in andere sectoren, waar er inderdaad wel meer noden zijn, waar er wel degelijk heel wat helpende handen nodig zijn. Het flexibel inzetten van die tijdelijke werklozen is zeer goed, temeer omdat dit meer dan ooit de mobiliteit op onze arbeidsmarkt zou moeten kunnen bevorderen. In die zin hebben wij deze maatregel steeds gesteund en wij steunen die nu ook. Wij hebben trouwens ook zelf verschillende voorstellen daaromtrent ingediend in het Parlement, die nog ter bespreking voorliggen.

Een andere maatregel legt een structureel probleem bloot op onze Belgisch arbeidsmarkt. Wij hebben vandaag een werkzaamheidgraad van 70 % in dit land. Het is de ambitie van de huidige regering om de werkzaamheidgraad op te trekken naar 80 %. Dat is voorwaar een heel straffe ambitie, zeker wanneer u weet dat de werkzaamheidgraad in Brussel slechts 62 % bedraagt en in Wallonië slechts 64 %. In Vlaanderen is die graad al meer dan 75 %. Dat begint al richting die 80 % te gaan. Een blinde ziet echter dat de uitdaging op dat vlak ontzettend groot is.

Er zijn ook miljoenen inactieve mensen in ons land. Dat zijn mensen op beroepsactieve leeftijd die om de ene of de andere reden niet werken. Het gaat om werklozen en langdurig zieken, waarvan een bepaalde groep echt wel nog wil werken en dat onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden ook nog zou kunnen Op de een of andere manier worden zij echter niet geactiveerd. Het is belangrijk dat meer dan ooit op die activering wordt ingezet.

Niet onbelangrijk is dat het ook gaat over ongeveer anderhalf miljoen mensen in dit land op beroepsactieve leeftijd tussen 18 en 64 jaar, die zelfs niet op zoek zijn naar werk. Zij zijn niet op zoek naar werk en vragen niets. Dat is een kapitaal aan arbeidskrachten die onze samenleving nodig heeft.

Alleen, die miljoenen inactieve personen worden niet of onvoldoende geactiveerd. Ik moet toegeven dat het activeringsbeleid, waarover zoveel te doen was in het regeerakkoord, dat stipuleerde dat de regering naar die 80 % zou gaan, nu vooral of uitsluitend uitblinkt in maatregelen die vooral een inactiverend karakter hebben. Het is nog altijd wachten op de eerste activerende maatregel van de regering-De Croo.

Blijkbaar is dat echter een van de prijzen die dit land moet betalen voor een links en Waals gedomineerde regering, vooral op het vlak van de sociaal-economische thema's en domeinen in dit land. Daar zien wij letterlijk en figuurlijk een dikke rode draad doorheen lopen.

De activering is echter ontzettend belangrijk. Aangezien ze nu niet gebeurt, zorgt dat dus bijvoorbeeld in Vlaanderen alleen al voor een ongelooflijke krapte op de arbeidsmarkt. Het gaat niet alleen over de woon-zorgcentra. Er zijn heel wat vacatures die niet ingevuld geraken, terwijl wij miljoenen inactieve mensen hebben in dit land.

Heel frappant is een maatregel die een structureel probleem op de Belgische arbeidsmarkt blootlegt. Een van de maatregelen die wordt voorgesteld, is immers asielzoekers de mogelijkheid te geven die vacatures in te vullen. Het is nu toch wel bijzonder straf dat er met miljoenen inactieven in eigen land wordt gerekend op asielzoekers, mensen in een asielprocedure, die zelfs nog niet zeker zijn of ze hier zullen kunnen blijven, om die vacatures in te vullen. Dat kan je toch bezwaarlijk een duurzame oplossing vinden in het kader van ons arbeidsmarktbeleid en de krapte op de arbeidsmarkt. Dat kan je toch bezwaarlijk een duurzame, structurele maatregel vinden. Verschillende van die asielzoekers zullen immers onvermijdelijk vroeg of laat weer moeten vertrekken. Dan zijn die vacatures er opnieuw, terwijl men miljoenen landgenoten niet wil activeren. Dat is toch wel straf, des te meer omdat er bepaalde verwachtingen zullen worden gecreëerd bij de mensen in een asielprocedure. Als zij hier mogen beginnen te werken tijdens hun asielprocedure, zullen bij een aantal van die mensen nodeloos verwachtingen worden gecreëerd die niet zullen worden ingelost, namelijk dat ze hier misschien wel zullen mogen blijven omdat ze hier werken en hier een leven opbouwen. Dat is niet de bedoeling bij mensen die in een asielprocedure zitten. We hebben ons voorbehoud daarbij aangetekend in de commissie, vooral ook omdat dit bijna het failliet van het arbeidsmarktbeleid van deze regering blootlegt. Eigenlijk gooit de regering bij dezen al de handdoek in de ring betreffende de werkzaamheidsgraad. Ik begrijp het ook wel. In de feiten is alles tegenovergesteld aan de ambitie van 80% werkzaamheidsgraad die in het regeerakkoord van de regering-De Croo staat.

Het ouderschapsverlof wordt verlengd. Wanneer kinderen niet naar school konden gaan omwille van de coronamaatregelen, moesten de ouders thuis kunnen blijven om te zorgen voor de opvang. We hebben van meet af aan gezegd dat ouders niet moeten kunnen thuisblijven voor de opvang, maar dat ze wel de tijd moeten krijgen om de opvang te organiseren. Dat betekent niet dat ze daar altijd zelf voor moeten instaan. Voor het derde kwartaal wordt dat verlengd, terwijl er nu twee maanden van zomervakantie zijn en de school toch dicht is. Het is bovendien opnieuw een allesbehalve fijnmazige maatregel. Vandaag is het immers nog altijd mogelijk dat een werknemer, een ouder van een kerngezonde 17-jarige puber, tijdelijke werkloosheid als een recht opneemt wanneer dat nodig zou blijken voor de opvang van die 17-jarige. Hij moet er zelfs niet voor overleggen met zijn werkgever. Dat is toch een beetje van de pot gerukt. Dat is geen doelmatige aanwending van de middelen en doet bovendien de arbeidsorganisatie op de werkvloer nodeloos in de soep draaien. De werkgever wordt van het ene op het andere moment geconfronteerd met de tijdelijke werkloosheid van een werknemer, zonder dat daar objectief een noodzaak voor is, maar gewoon omdat deze wet het toestaat en het ook voor het derde kwartaal blijft toestaan. Wij zullen niet van mening veranderen, want dat is er net iets over. Ouderschapsverlof om de opvang van kerngezonde 17-jarige pubers in de zomervakantie ter harte te nemen, lijkt mij echt compleet nutteloos. Zolang die maatregel niet fijnmaziger is, kunnen wij die dan ook niet goedkeuren om de redenen die ik heb aangehaald.

Er zijn ook nog heel wat amendementen ingediend met betrekking tot de welvaartsenveloppe en tot de uitvoering van het ipa, meer bepaald de consumptiecheque van 500 euro die werd overeengekomen. Ik wil nog eens benadrukken hoe belangrijk de loonnorm, waar wij het al verscheidene weken en maanden over hebben, is voor de tewerkstelling in ons land. Overeenkomstig de geldende wetgeving mogen de lonen niet sterker stijgen dan de loonnorm bepaald in de wet. Voor dit en volgend jaar gaat het over 0,4 % boven op de automatische loonindexering.

Nu stellen wij echter vast dat in het ipa is overeengekomen dat buiten de loonnorm kan worden getreden, ook al stond er in het regeerakkoord dat niet zou worden geraakt aan de loonnormwet. Nu raakt men echter wel aan de loonnorm en ik had minister Dermagne daarover graag nog een aantal bijkomende vragen gesteld, maar dat kan nu niet, omdat hij niet aanwezig is. Ik vind dat ontzettend jammer, want wij hadden dat volgende week maandag perfect in alle rust en kalmte kunnen doen, maar dat is ons blijkbaar om een of andere duistere reden niet gegund.

De loonnorm is ontzettend belangrijk, want als wij de loonnorm loslaten – dat gebeurt hier de facto al – dan is de vraag wat het effect daarvan is. De loonnorm is belangrijk, want hij zorgt ervoor dat heel wat jobs in ons land niet uit de markt worden geprijsd ten opzichte van onze buurlanden.

In de jaren 2014 tot 2018 met de regering-Michel I is de loonkostenhandicap ten opzichte van onze buurlanden weggewerkt. Dat heeft ook gerendeerd, want nooit was er meer private jobcreatie dan in die periode. Dat is natuurlijk de enige echt structurele maatregel en het enige echt structurele effect in het arbeidsmarktbeleid dat moet worden nagestreefd. De private jobcreatie is ontzettend belangrijk, want dat zal de betaalbaarheid van onze sociale zekerheid opnieuw veiligstellen. Dat is vandaag toch wel een probleem. De staatssecretaris bevoegd voor Begroting meldde gisteren niet alleen dat het tekort de pan uit swingt, maar vooral ook dat de marges op zijn. Dan is de volgende vraag waar er gesneden zal worden.

We moeten ervoor zorgen dat we meer dan ooit een beleid voeren dat meer mensen aan het werk zet, en niet minder. Als de loonnorm nu wordt losgelaten, wat hier gebeurt, dreigen er duizenden jobs te duur te worden in ons land in vergelijking met onze buurlanden. De jobs van de meest kwetsbaren op onze arbeidsmarkt, namelijk de laaggeschoolden, zullen het eerst verdwijnen. Het beleid dat hier voorligt, zal ervoor zorgen dat meer mensen een uitkering moeten krijgen, terwijl de reserves op zijn en het tekort op de begroting zienderogen oploopt tot 38 miljard euro, volgens de staatssecretaris voor Begroting.

Er zijn meer dan ooit voldoende redenen om vooral in te zetten op meer mensen aan het werk. Dat doe je met deze consumptiecheque en met het loslaten van de loonnorm helemaal niet. In het regeerakkoord staat dat de loonnormwet niet wordt losgelaten. Hij wordt wel losgelaten. Dat wil ik nog eens bespreken met de minister van Werk. Hij heeft gisteren gezegd dat er twee mogelijkheden waren om de loonnorm los te laten. Dat kan worden gedaan door de wet van 1996 aan te passen, maar dat lag wat moeilijk bij een aantal partijen. Er werd dus een andere manier gezocht, namelijk de aanpassing van het KB waarvan we de aanpassing niet mogen kennen. Heel wat leden van dit parlement willen ze ook niet kennen, blijkbaar.

Ik begrijp dat zeker de liberale collega's liever de kop in het zand steken, want eigenlijk wordt hier vandaag de loonnormwet wel degelijk overboord gegooid. Eigenlijk wordt hier het regeerakkoord opnieuw overboord gegooid. We moeten dus niet veel belang hechten meer aan het regeerakkoord betreffende het activeringsbeleid en de hogere werkzaamheidsgraad. Keer op keer gebeurt er het tegenovergestelde. Deze evolutie met betrekking tot de loonnorm is heel erg kwalijk. Het zal ons jobs kosten en ervoor zorgen dat meer mensen een uitkering moeten krijgen.

Minister Vandenbroucke, ik ben blij dat u hier bent. Ik vraag u opnieuw of u ons alsnog tijdens de bespreking van dit wetsontwerp de tekst kunt overmaken van artikel 19quinquies van het KB van 1969 om de heel eenvoudige reden dat er in het wetsontwerp en de voorliggende amendementen wordt naar verwezen. Alleen mogen wij van die tekst blijkbaar geen kennis nemen. Ik vind het bijzonder vreemd dat we in het Parlement impliciete teksten moeten goedkeuren, die ons niet eens worden overgemaakt. Ik herhaal dus mijn vraag om ons die tekst onverwijld te bezorgen.


Sophie Thémont PS | SP

Madame la présidente, je ne serai pas très longue, car je suis déjà intervenue à plusieurs reprises sur le sujet.

Doit-on encore rappeler aujourd'hui que cette crise a mis nos emplois, notre système de santé, notre économie et nombre de personnes vulnérables, ou non, sous pression énorme?

Des mesures sans précédent ont été prises pour soutenir les travailleurs, les entreprises, les personnes précarisées, les étudiants. Je ne reviendrai pas sur toutes ces mesures et leur nécessité, mais pour mon groupe, il est évident que ces aides et ces filets de sécurité ont permis que ne se creusent davantage encore les inégalités.

Dès lors, nous soutiendrons avec force ce projet de loi. Cependant, il ne se limite pas à la prolongation des mesures de soutien car, comme nous le savons, au cours des derniers mois, un accord sur l'enveloppe bien-être a également été trouvé. Ainsi, par ce projet de loi, nous votons aussi aujourd'hui les dispositions légales pour mettre en exécution l'augmentation du montant du revenu garanti aux personnes âgées. Par ailleurs, il assure l'octroi de la prime corona dans les entreprises ayant obtenu de bons résultats. C'est une bonne nouvelle pour tous les travailleurs.

Mon groupe soutiendra donc ce projet de loi.


Hans Verreyt VB

Waar men gaat langs Vlaamse wegen, komt men koterijen tegen. Terwijl die architecturale misbaksels gelukkig steeds meer verdwijnen uit het land en uit het straatbeeld, worden koterijen in dit Huis verheven tot een kunstvorm, tot iets dat wordt aanbeden door de leden van de meerderheid. Inhoudelijk wordt het een kluwen van allerlei steunmaatregelen of verlengingen die wij kunnen ondersteunen, maar ook van zaken waar wij veel problemen mee hebben. Ik zal die wellicht niet allemaal apart kunnen bespreken. Daarvoor zijn het er te veel en werden ze te laattijdig bezorgd.

De extra OCMW-steun, het verhogen van de terugbetaling van subsidies voor het leefloon, de tijdelijke werkloosheid voor coronaovermacht, de steun of de RSZ-korting voor reisbureaus of hotels kunnen onze steun genieten. Dat geldt ook voor de herwaardering van het proportionele pensioen voor zelfstandigen. Dat is een van zaken die gisteren nog sluiks aan dit ontwerp werden toegevoegd. Wij vroegen enkele weken geleden tijdens de discussie over de correctiecoëfficiënt en de afschaffing daarvan al aandacht voor het advies van het Algemeen Beheerscomité daarover. Gedurende vele tientallen jaren werd het pensioen van een zelfstandige op een kunstmatige manier naar beneden gehaald door een schandalige correctiecoëfficiënt.

Voor het Vlaams Belang verdient iedereen een deftig pensioen na een volle carrière hard werk. Voor onze zelfstandigen was dat vaak onmogelijk. Eerder dit jaar werd die correctiecoëfficiënt al afgeschaft voor de toekomst, maar voor het verleden bleef alles bij het oude. Met deze herwaardering komen wij daar een klein beetje aan tegemoet, maar nog niet voldoende. We ondersteunen echter wel deze stap in de goede richting. Ook de verhoging van de inkomensgarantie voor ouderen met 2 % ondersteunen we.

Een aantal betalingen, zoals RSZ- en pensioenbijdragen, wordt ook weer uitgesteld, maar uitstel is niet altijd afstel. Die uitgestelde slag zal een deel van onze ondernemers enorm doen bloeden op het moment dat zij de betaling niet langer kunnen uitstellen. Zou het niet beter zijn te werken aan een degelijke relance in plaats van betalingen te blijven uitstellen?

Er zijn ook wel wat vragen te stellen bij het verlengd inzetten van vrijwilligers in onze bejaardenzorgcentra. De sector heeft extra financiële middelen gekregen om bijkomend personeel in dienst te nemen, maar met de verlenging van deze maatregel, die eerder, in volle coronacrisis, noodzakelijk was, lijkt het erop dat men het personeelsbestand in die sector niet zal vergroten, maar in de plaats daarvan goedkope of gratis vrijwilligers zal blijven inzetten. In het kader van de relance en de werkgelegenheid is dat alvast geen goede maatregel.

Ook in de inschakeling in onze economie van mensen die niet eens een definitieve verblijfsvergunning bezitten, kunnen wij ons niet vinden, niet alleen om de werkgelegenheid te beschermen van de vele tienduizenden werklozen en inactieven, maar ook voor die mensen zelf. Als hun procedure slecht afloopt, hebben wij hen voordien wel verwachtingen laten creëren en kweken, die we niet kunnen inlossen.

Nu de coronacrisis stilaan uitdooft, is het voor onze fractie geen uitgemaakte zaak om de vrijwillige overuren in de cruciale sectoren te blijven stimuleren. Doordat er voor die cruciale sectoren geen overwerktoeslag betaald moet worden, dient de wetgever toch aandachtig te zijn voor het eventuele misbruik en dus ook voor de mogelijke concurrentievervalsing. Voor ons hoeft de verlenging niet meer. Na meer dan een jaar keihard werken is het tijd voor rust en voor aandacht voor welzijn op het werk in die sectoren.

Ik denk ook aan de stevige inperking van de gelijkgestelde periodes voor zelfstandigen, zeker voor de zelfstandigen die al lang verplicht gesloten zijn door de overheid, zoals het nachtleven of grote delen van onze eventsector. Geen enkele zelfstandige heeft erom gevraagd een jaar gedwongen thuis te zitten en de zaak gesloten te houden. Die stevige inperking van de gelijkgestelde periodes draagt onze goedkeuring niet weg.

Ook met de arbitraire toekenning van een premie van een kleine 600 euro aan zelfstandigen hebben wij problemen, niet per se met de premie op zich, maar wel met het arbitraire karakter ervan. Na anderhalf jaar coronacrisis slagen wij er nog steeds niet in om de doelgroepen fijnmaziger te maken. Welke zelfstandigen hebben echt een premie nodig en welke minder? Vooral, welke sectoren hebben veel meer nodig dan deze borrelnootjes?

Veel bedrijven, die soms al anderhalf jaar gedwongen gesloten worden gehouden, willen vooral opnieuw kunnen starten. Zij willen doen waar zij goed in zijn, datgene doen waarvoor zij hun bedrijf hebben opgericht en waar hun talent ligt. Dat sluit niet uit dat wij nog steeds moeten helpen waar nodig, en stoppen waar het niet meer nodig is. Dergelijke lineaire maatregelen hebben geen zin meer. De groep zelfstandigen die het in de voorbije maanden moeilijk heeft gehad, is in werkelijkheid veel groter dan de afgelijnde groep die vandaag in het zonlicht wordt gezet. Zelfstandigen die misschien tegen beter weten in toch voortgewerkt hebben, vallen bij deze regeling uit de boot. De Raad van State stelt dan ook terecht vragen bij de eerbiediging van het gelijkheidsbeginsel.

De sinds maanden aan de gang zijnde ipa-discussie krijgt ook hier op een sluikse manier een vervolg. Werkgevers die goede resultaten behaalden, wordt uitzonderlijk toegelaten een premie van 500 euro te schenken aan hun werknemers, boven op de reeds maximale marge van 0,4 %. Wij zijn maar een koele minnaar van dat soort eco-, cadeau- en consumptiechequesgedoe. Wij zien daar heel wat problemen mee. Wat is dat namelijk, goede resultaten behalen? Het is natuurlijk ook een manier om de immer lege staatskas verder te vullen. De sociale druk om die premie uit te keren heeft een niet onbelangrijk neveneffect voor onze begroting. Voor de werkgevers is dat natuurlijk geen loon. Er zijn ook geen verdere sociale voordelen, zoals pensioenopbouw, aan verbonden. Voor ons moet het gedaan zijn met de afbraak van onze eigen sociale zekerheid.

Samengevat kan deze potpourriwet onze steun in zijn globaliteit niet krijgen. Een aantal maatregelen geniet wel onze steun. Die heb ik daarstraks al behandeld. We zullen bij de stemming over dit wetsontwerp een aparte stemming daarover vragen, maar voor het geheel zullen wij ons onthouden.


Minister Frank Vandenbroucke

Mevrouw de voorzitster, de heer Anseeuw dringt aan om de tekst te ontvangen van een ontwerpbesluit dat in eerste lezing door de ministerraad werd goedgekeurd. Ik laat het sturen naar zijn secretariaat, zodat de heer Anseeuw kan vaststellen dat controle en vertrouwen in dezen op hetzelfde neerkomen. Ik heb immers alles gezegd wat in het ontwerpbesluit staat.

Mijnheer Anseeuw, ik ga niet opnieuw ingaan op alle punten van discussie die we gisteren hebben besproken. U zal kunnen verifiëren dat hetgeen ik gezegd heb ook klopt.


Florence Reuter MR

Madame la présidente, chers collègues, j'irai également à l'essentiel, en ne m'étendant pas sur la prolongation des mesures que nous connaissons déjà. Néanmoins, si vous me le permettez, je reviendrai sur les amendements qui complètent ce projet de loi et qui ont été votés hier. Il s'agit de dispositions nécessaires pour les secteurs les plus touchés par la crise, principalement pour les travailleurs indépendants. Ces mesures sont positives pour nos PME et pour l'ensemble des travailleurs dans ce contexte sans précédent.

C'est le cas de la prime corona, négociée dans le cadre de l'accord interprofessionnel. Cette mesure autorise les entreprises qui ont obtenu de bons résultats pendant la pandémie à octroyer exceptionnellement en 2021 cette prime aux travailleurs, laquelle s'ajoute à la marge maximale d'évolution des coûts salariaux fixée à 0,4 % pour la période 2021-2022 et s'élève à un maximum de 500 euros. Voilà un premier aspect positif!

En ce qui concerne les bénéficiaires de la GRAPA, il a été décidé d'augmenter de 2 % le montant de revenus garantis aux personnes âgées, avec effet au 1ᵉʳ juillet 2021 – et ce, dans le cadre de la répartition de l'enveloppe bien-être 2021-2022. Cette hausse va compléter celle qui avait été initialement prévue par la loi du 22 mars 2001 instituant la garantie de revenus aux personnes âgées et modifiée par la loi du 20 décembre 2020, d'application au 1ᵉʳ janvier 2022, 2023 et 2024. C'est un deuxième aspect positif de ce projet.

Je m'attarderai davantage sur les mesures destinées à soutenir nos indépendants. Nous le savons et les différentes enquêtes menées par l'ERMG, l'Economic Risk Management Group, le montrent, les indépendants sont ceux qui ont le plus souffert de la crise. Qu'il s'agisse des secteurs liés à l'horeca, aux métiers de contact (les coiffeurs, les esthéticiennes), ou des forains et bien d'autres métiers encore, nombreux sont ceux qui ont été contraints de rester fermés à la suite des mesures imposées par le gouvernement pour limiter la propagation du virus et qui ont subi de lourdes pertes en termes de chiffre d'affaires depuis le début de la crise.

Ces indépendants ont donc subi de plein fouet ces restrictions et se voient lourdement impactés financièrement et cela, de manière durable. Il est capital de leur apporter un soutien supplémentaire. Il a donc été décidé d'octroyer une prime unique à certains travailleurs indépendants et aidants dont l'activité indépendante est exercée à titre principal et aux conjoints aidants dont l'activité est fortement impactée par la crise sanitaire, à l'instar d'ailleurs de la prime unique pour les chômeurs temporaires occupés dans un secteur où les activités ont, elles aussi, été arrêtées sur ordre des autorités et qui ont perçu des mesures temporaires de crise.

Cette prime unique s'élève à 500 euros net en faveur de ces indépendants les plus impactés et elle sera versée de manière automatique par la Caisse d'assurance sociale sans qu'aucune demande ne doive être introduite. C'est donc un bon coup de pouce pour nos indépendants. Je remercie le ministre Clarinval d'avoir défendu cette mesure, qui constitue le troisième élément positif.

Enfin, le projet de loi prévoit une partie de la répartition de l'enveloppe bien-être en faveur des pensions des indépendants. Cette mesure met en œuvre la proposition de répartition de l'enveloppe bien-être 2021-2022 formulée par le Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants. À partir du 1ᵉʳ juillet 2021, il est donc prévu d'augmenter de 1,7 % toutes les pensions proportionnelles déjà en paiement et de 1,7 % le gain en pension obtenu au cours des années de carrière forfaitaire avant 1984 et dans la période 1984-2020 pour les pensions futures. C'est sur ce point précis que portent d'ailleurs les amendements.

Cette mesure s'applique aux pensions de retraite, pensions de survie et allocations de transition qui ne sont pas calculées sur la base de la pension minimum et qui prennent cours au 1ᵉʳ janvier 2021. Il convient aussi de rappeler que, pour les années de carrière à partir de 2021, le gouvernement a déjà prévu de porter le coefficient de correction à 1, ce qui augmente déjà considérablement le montant de pension pour les années de carrière à partir de 2021.

Voilà donc un dernier élément qui permet de revaloriser une nouvelle fois les montants de pension pour nos indépendants. C'est d'autant plus important en cette période de crise. C'est pourquoi – c'est une évidence – nous soutenons avec force ce projet de loi en faveur des secteurs les plus impactés par la crise, dont les travailleurs indépendants.


Nadia Moscufo PVDA | PTB

Madame la présidente, permettez-moi, tout d'abord, de profiter de l'occasion qui m'est donnée pour exprimer ma solidarité envers tous ceux qui sont victimes des inondations dans le nord et le sud du pays. J'ai eu des échos de mes camarades du Limbourg où la situation est catastrophique. Mais tout le pays est ici malheureusement concerné. J'espère donc que les mesures nécessaires pourront être prises au niveau fédéral.

Cela dit, nous avons, dans le cadre de ce projet de loi qui nous est soumis, déposé un amendement. En effet, la majorité avait introduit une taxation avantageuse pour la prime pour les indépendants de 16,5 %. Notre amendement vise à prévoir ce même taux d'imposition pour le chômage temporaire corona des travailleurs salariés.

Le projet de loi à l'examen comprend beaucoup de mesures. Nous souhaitons mettre en avant trois mesures positives que nous soutenons qui, certes, ne sont pas suffisantes, mais qui vont dans le bon sens. Il s'agit de la prolongation du chômage temporaire dans le cadre de la garde des enfants, de l'aide supplémentaire apportée aux CPAS qui en ont vraiment besoin, et du soutien apporté aux bénéficiaires d'allocations sociales dont les jeunes.

Je terminerai mon intervention en mettant l'accent sur l'introduction de la fameuse prime corona de 500 euros que le gouvernement a décidé d'introduire dans ce projet. Il convient de rappeler que nous sortons d'une année très compliquée à l'occasion de laquelle tout le monde a pu voir quels sont les travailleurs et les travailleuses qui ont fait tourner ce pays pendant la pandémie. Nous les avons d'ailleurs applaudis.

Cette année, nous avons également connu un grand mouvement social visant à réclamer la juste redistribution des richesses ainsi que des augmentations salariales. Que voit-on aujourd'hui? Les derniers chiffres de la Banque nationale nous indiquent que le coût de la vie va augmenter de 4,3 % en 2021 et en 2022. Cette augmentation du coût de la vie dépassera donc l'indexation automatique des salaires et les hausses salariales qui seront limitées à un maximum de 0,4 %, norme imposée par ce gouvernement. Cela signifie que pour un salaire moyen, la perte de pouvoir d'achat sera de 317 euros par an. Que fait ce gouvernement? Il nous demande maintenant de voter une prime de 500 euros pour pallier cela. Je l'ai déjà dit en commission: nous considérons que ce sont des cacahuètes. Cela ne représente pas des cacahuètes pour quelqu'un qui a un bas salaire. Nous le comprenons très bien. Mais ce sont des cacahuètes face aux bénéfices et aux dividendes qui sont versés aux actionnaires.

Je ne prendrai que le Bel20. Les entreprises du Bel20 ont versé cette année 5 milliards d'euros de dividendes. Il importe de le redire parce qu'il y a aussi dans cette assemblée des thèses d'ultra-droite qui prétendent que tout va s'écrouler si on donne des aides aux travailleurs qui en ont tant besoin. Il y a de l'argent dans ce pays et c'est dans ce sens que ce sont des cacahuètes.

Nous n'allons donc évidemment pas soutenir le projet tel qu'il est, d'autant plus que notre ministre M. Dermagne avait annoncé la semaine dernière ici en plénière qu'il se situait clairement du côté de ceux qui veulent réformer cette fameuse loi de 1996 qui impose un carcan aux augmentations salariales, et qui ne permet pas aux interlocuteurs sociaux de mener à bien des négociations en toute liberté.

Nous avons deux propositions concrètes à faire au ministre et donc aux représentants du gouvernement ici présents, à savoir ne pas voter en deuxième lecture cet arrêté royal qui limitera les augmentations salariales à 0,4 %, et revoir la loi de 1996 telle qu'elle est introduite dans ce Parlement à travers la proposition de loi Hedebouw-Goblet, que nous vous encourageons à cosigner.

Enfin, le ministre Dermagne a également indiqué qu'il ne pouvait pas se permettre de réformer cette loi parce qu'il n'avait actuellement pas la majorité dans ce Parlement. Cela tombe bien! Nous avons aussi une proposition à vous faire parce que le mouvement social n'a pas dit son dernier mot. La FGTB s'est réunie mardi dernier pour réclamer de faire sauter ce carcan et appelle l'ensemble du pays à manifester le 24 septembre. Nous invitons les femmes et les hommes de gauche de ce Parlement à s'appuyer sur le mouvement de la rue pour aboutir à une réforme de la loi de 1996.


Anja Vanrobaeys Vooruit

Het voorliggend wetsontwerp verlengt een aantal ondersteuningsmaatregelen tot eind september. Ook al loopt de vaccinatiecampagne als een trein, het is voor iedereen duidelijk dat de impact van die crisis nog altijd voelbaar is voor sommige sectoren, bedrijven, zelfstandigen en kwetsbare mensen.

De evenementensector heeft het nog steeds moeilijk en cafés hebben nog altijd een sluitingsuur. Er is ook nog steeds tijdelijke werkloosheid wegens quarantaine. Een aantal vakantiekampen moest, spijtig genoeg, worden geannuleerd wegens een coronauitbraak. Ook foorkramers hebben geen volledig seizoen kunnen uitdoen.

Het is dus niet meer dan logisch dat al die mensen die nog steeds de impact voelen van de grootste gezondheidscrisis ooit, moeten kunnen blijven rekenen op een sterke overheid die hen ondersteunt. Daarom zal onze fractie dit wetsontwerp steunen. Diverse studies, waaronder die van de FOD Economie, tonen aan dat wij dankzij die ondersteuning onze economie rechthouden. Daardoor kunnen mensen nadien de zaken weer opnemen en houden ze het hoofd boven water.

Wij steunen ook het luik welvaartsvastheid van de IGO en de zelfstandigenpensioenen.

Hoewel de crisis dus nog altijd een impact heeft op bepaalde sectoren, bedrijven, zelfstandigen en kwetsbare mensen en hen bijzonder hard treft, waren er ook sectoren en bedrijven die ondanks deze crisis goed geboerd hebben. Voor die sectoren, waarin werknemers het beste van zichzelf hebben gegeven en soms gezondheidsrisico's hebben genomen om ons land draaiend te houden en ervoor te zorgen dat er tijdens de lockdown eten op tafel kwam, is voorzien in een coronapremie boven op de loonnorm. Op die manier kunnen de werknemers worden beloond voor hetgeen zij tijdens heel die crisis hebben gepresteerd.

Compenseert deze premie al de uitdagingen waarvoor zij hebben gestaan? Neen, maar ik denk dat het wel een stap vooruit is ten opzichte van wat oorspronkelijk in de onderhandelingen op tafel lag. Die premie kan zowel worden toegekend op bedrijfs- als op sectoraal niveau en ze telt ook mee voor het pensioen. Ook alle andere premies die in het kader van corona door bedrijven werden toegekend, worden buiten de loonnorm gehouden. Is dit voldoende? Het kan altijd beter, maar toch wordt nergens in Europa meer sociale vooruitgang gerealiseerd dan in België. Dat is terecht, zo hoort het ook te zijn. Daarom zal onze fractie dit wetsontwerp steunen.


Catherine Fonck LE

Madame la présidente, madame et messieurs les ministres, ces textes, ces projets de loi – qui ne sont plus des projets de loi, mais des amendements à un autre projet de loi – tels qu'ils sont arrivés en dernière minute, nous mettent dans une situation compliquée et c'est le moins que l'on puisse dire.

Sur le fond du dossier, le gouvernement et la majorité nous placent dans l'incapacité de vérifier si ce que le gouvernement présente est ou n'est pas l'exécution loyale et intelligente de l'accord interprofessionnel et, plus largement, puisque ce n'est pas qu'un accord interprofessionnel, de l'accord social avec les partenaires sociaux.

Dans les conditions de temps et avec la manière dont cela se fait, même si cette nuit j'ai encore examiné une série d'autres documents dans lesquels j'étais plongée à l'instant encore, il est impossible de vérifier avec le terrain, impossible de re-vérifier si ce texte et le reste que nous n'avons pas à notre disposition sont conformes, si les rédactions sont correctes. C'est d'autant plus impossible que la CCT sur le salaire minimum, un des points majeurs de l'accord interprofessionnel et social, n'est toujours pas validée, ni a fortiori signée. On ne sait pas si elle sera conclue ni si elle sera signée par l'ensemble des parties prenantes et plus particulièrement l'ensemble des partenaires sociaux. Le cadre et le package: il est impossible de voir si le gouvernement en la matière respecte ou pas, y compris à travers le contenu de ces textes, ce qui pourrait être convenu dans l'accord social.

Sur le contenu de ce texte et non pas sur tout ce qu'on en ignore, je voudrais intervenir sur quelques points avec toutes les réserves en l'absence de vérification scrupuleuse sur le fond et sur le plan juridique. Il me reste une profonde interrogation sur l'équité entre indépendants par rapport à cette prime covid pour ce qui concerne les indépendants à titre complémentaire. Les renvoyer d'un revers de la main, en justifiant qu'ils ont des revenus suffisants par ailleurs, c'est méconnaître une réalité plurielle sur le terrain. C'est méconnaître la situation des indépendants à titre complémentaire qui ont parfois comme salariés un tout petit revenu. C'est méconnaître aussi des investissements qui continuent à devoir être payés par des indépendants à titre complémentaire.

Je pense notamment à certains qui sont en transition entre le statut salarié indépendant à titre complémentaire mais avec la volonté, l'envie et l'investissement qu'ils avaient fait en début ou même avant la crise covid pour être en transition vers le statut d'indépendant complet. C'est méconnaître aussi leur réalité, leur situation. Ils sont également profondément touchés par la crise covid. Il n'y a pas que les indépendants complets qui sont fortement touchés par la crise. Les indépendants à titre complémentaire le sont aussi pour un certain nombre d'entre eux et parfois de manière extrêmement difficile. Ne pas avoir tenu compte de leur réalité, quitte à prendre en compte leur autre source de revenu, pose pour moi un véritable problème de choix de la part du gouvernement.

Pour ce qui est des pensions, j'ai posé hier une série de questions auxquelles il n'a pas été répondu, singulièrement celles concernant l'équité intergénérationnelle. Je ne répète pas ici tout le dispositif. Je synthétise car tout le monde sait de quoi il s'agit. Si vous appliquez une augmentation de 1,7 % pour les pensions avant 1984 mais aussi entre 1984 et 2020, cela ne concerne pas ceux qui seront pensionnés ensuite. Vous le justifiez dans les documents en disant que, dans le fond, il n'y pas de problème pour la suite du fait de la mesure prise via le coefficient d'harmonisation. Mais soyons de bon compte! Ce n'est évidemment pas similaire. Le niveau n'est évidemment pas le même que les 1,7 % qui sont ici décidés. Il subsiste dès lors la question de l'équité intergénérationnelle, plus particulièrement pour les futures pensions, forcément celles des plus jeunes. Cette question reste, selon moi, pleine et entière. Je ne peux imaginer qu'on n'ait pas fait de modélisation en la matière. Ce sont autant de questions que j'ai posées hier et auxquelles nous n'avons pas du tout eu de réponse de la part du gouvernement.

Enfin, le dernier point que je voudrais mettre en évidence porte sur l'enveloppe bien-être. Dans les différents types d'allocations et pensions de l'enveloppe bien-être, il y a donc une augmentation de 1,7 à 2,5 % en fonction des différents types d'allocations. Je dois bien noter que, pour ce qui concerne l'allocation de maternité, l'allocation d'adoption, le congé parental d'accueil et l'allocation de naissance, est appliquée une augmentation de seulement 1 %, c'est-à-dire en moyenne la moitié de l'augmentation des autres allocations. Cela touche plus particulièrement les femmes. Cela touche de manière pleine et entière les familles, avec, me semble-t-il, une situation encore plus difficile du côté des familles monoparentales. C'est inacceptable pour nous.

Là encore, hier, la seule justification qui m'a été donnée est "ce n'est pas nous, ce sont les partenaires sociaux ". C'est amusant comme cette justification est à géométrie variable en fonction du caractère positif ou non. C'est nous ou alors ce n'est pas nous. Mais au-delà de cela, j'ai tenté de clarifier les choses cette nuit, mais dans un temps qui ne m'a pas permis de le faire.

Ce n'est pas ce qui me semble apparaître dans l'accord des partenaires sociaux. C'est donc un choix de la part du gouvernement. Ce choix pouvait être corrigé compte tenu des montants qu'il représente, et surtout compte tenu de la manière avec laquelle certains parmi vous mettent en avant l'importance à accorder aux femmes, qui sont directement pénalisées par ce choix d'une augmentation beaucoup plus partielle que le coefficient appliqué pour d'autres allocations. En ce qui nous concerne, c'est un point qui n'est pas acceptable.

Pour toutes ces raisons, à savoir le flou qui persiste, l'absence de clarté concernant l'application ou non de l'accord, le flou plein et entier qui persiste singulièrement sur la CCT sur le salaire minimum, ainsi que les différents éléments que je voulais mettre en avant de manière plus particulière ce matin, nous nous abstiendrons sur ce projet de loi. Je vous remercie.


François De Smet DéFI

Madame la présidente, madame et messieurs les ministres, chers collègues, comme certains l'ont déjà évoqué avant moi, je voudrais d'abord faire part à la majorité de notre mécontentement à la suite du dépôt d'amendements visant à insérer deux nouveaux projets de loi au texte existant.

C'est une technique parlementaire qui n'est pas interdite mais qui nuit au bon fonctionnement de notre institution et au débat démocratique. C'est une manière de travailler qui non seulement n'est pas respectueuse de l'opposition mais n'est pas non plus respectueuse des services du Parlement. Pourtant, sous la férule courageuse de Mme la présidente, le Parlement tente d'améliorer les conditions de travail de ses membres et de ses services. Je ne trouve pas que c'est donner le bon exemple.

Sur le fond, et sans refaire le débat, pour le volet finances et fiscalité, en ce qui concerne la mesure temporaire prévoyant un taux réduit de TVA pour les masques buccaux et les gels hydroalcooliques, nous soutenons la mesure. Nous suggérons même qu'elle soit maintenue pour l'avenir. En effet, l'arrivée de nouveaux variants et la mutation croissante du virus, avec en toile de fond un retour à une vie normale, indiquent qu'il convient de considérer que tous les moyens de lutte contre la propagation d'une pandémie doivent être considérés comme des biens de première nécessité.

À cet égard, nous rappelons que la Commission européenne a prolongé, jusqu'à la fin de cette année, l'exonération de la TVA sur les importations de ces biens dans le cadre de la lutte contre la pandémie. Il conviendrait dès lors a minima de prolonger ce taux réduit jusqu'à fin décembre 2021.

Deuxièmement, en ce qui concerne le prolongement de l'avantage fiscal pour la renonciation au loyer, si notre groupe continue à soutenir la mesure, nous constatons qu'elle a été adaptée puisqu'une nouvelle condition d'application a été ajoutée. Cette dernière précise que l'unité d'établissement doit avoir été fermée pendant au moins un jour par mois pour que la mesure trouve à s'appliquer. Si nous pouvons partager l'objectif d'aider les commerçants ayant été contraints de fermer, nous craignons malheureusement aussi que bon nombre d'entre eux soient exclus du champ d'application de cette mesure pourtant indispensable.

Sur le volet affaires sociales, le prolongement jusqu'au 31 septembre 2021 de la prime temporaire de 50 euros par mois en faveur de certains allocataires sociaux est bien sûr indispensable. Force est de constater que les allocataires sociaux continuent d'être dans une situation financière extrêmement précaire compte tenu de la hausse des prix intervenue pendant la pandémie. Bien que la mesure ne permettra pas encore d'atteindre le niveau du seuil européen, elle doit être soutenue.

Par ailleurs, la reconduction des mesures visant à augmenter le taux de remboursement du revenu d'intégration par l'État en faveur des CPAS, rencontre notre total soutien. De par son expérience, Mme la ministre des Pensions et de l'Intégration sociale en sait quelque chose: depuis le début de la crise, les CPAS font face à une hausse importante des demandes d'aide. D'après les informations qui nous sont communiquées, nous avons été malheureusement surpris d'apprendre que ce sont aussi de plus en plus de jeunes personnes qui bénéficient des aides sociales.

En ce qui concerne la prime unique corona, sa mise en place soulève encore bon nombre de questions. Le gouvernement prévoit une prime unique de 500 euros net pour les indépendants les plus impactés par la crise, qui par ailleurs s'ajoute à la marge salariale maximale de 0,4 % pour la période 2021-2022. Il est bien évidemment difficile de voter contre pareille mesure qui limite les conséquences de la crise économique et sanitaire. Toutefois, comme je l'ai déjà dit lors des précédentes discussions sur le prolongement des mesures de soutien temporaire, nous nous inquiétons sérieusement pour les conséquences budgétaires mais aussi pour l'emploi à plus long terme de ces mesures.

Si le gouvernement n'adopte pas rapidement de nouvelles mesures structurelles, nous craignons qu'une trajectoire budgétaire saine ne puisse être maintenue. Il appartient dès lors à ce gouvernement mais aussi sûrement au prochain, de limiter autant que possible les conséquences budgétaires et économiques gigantesques de cette pandémie.

Par ailleurs, notre groupe ne perçoit pas la nuance entre cette prime unique corona et le chèque consommation. Comme cela a été souligné par le Conseil d'État, il ne s'agit pas des mêmes mesures qu'il convient de différencier. M. le ministre de l'Économie et du Travail a indiqué en commission que la prime corona est étroitement liée à la situation de crise et présente un caractère unique. Toutefois, il a également été précisé que le champ d'application de cette prime sera défini par référence au chèque-consommation. Un doute subsiste donc encore.

Enfin, en ce qui concerne la norme salariale, il est exact que la prime corona ne s'ajoute pas à la norme salariale. En d'autres termes, par le biais de cette nouvelle prime, on met de côté les négociations sur la norme salariale. Nous attirons l'attention du gouvernement sur le fait qu'il s'agit là d'un exercice risqué. Certes, cela s'est fait par le passé mais nous rappelons que l'exception ne peut devenir la règle.

En conclusion, et comme indiqué en début de mon intervention, nous continuerons à soutenir les initiatives législatives permettant de limiter les conséquences de la crise. Toutefois, le contrôle du Parlement nécessite du temps pour être pleinement efficient. Le dépôt tardif d'amendements visant à insérer à la hussarde deux nouveaux projets de loi nuit fortement au débat parlementaire. Par ailleurs, plusieurs zones d'ombre subsistent à la suite de ces amendements.

Nous sommes placés dans une incapacité de faire convenablement notre travail et nous nous abstiendrons dès lors sur ce texte.


Ministre David Clarinval

Madame la présidente, pour répondre aux deux questions de Mme Fonck, je ne pense pas avoir reçu davantage de questions ce matin. Je ne recommencerai pas le débat sur les indépendants à titre complémentaire, car nous l'avons eu une demi-douzaine de fois. On ne peut comparer objectivement la situation des indépendants à temps complémentaire – qui bénéficient d'un revenu par ailleurs, soit via une allocation, soit via un emploi, soit via une autre activité – avec des indépendants qui le sont à titre principal et qui n'ont donc plus d'activité du tout.

Le droit passerelle n'est prévu que pour compenser la disparition de revenus. Comparez objectivement les deux situations et vous constaterez que l'on est dans deux situations différentes! On ne peut faire de raccourcis comme ceux que vous faites. Je ne dis pas que la situation de tous les indépendants à temps complémentaire est idéale. En effet, certains d'entre eux ont de faibles revenus à côté de leur activité, mais objectivement il a été décidé, et ce, bien avant la crise du covid, qu'ils pouvaient bénéficier d'un droit passerelle dans le cas où ils payeraient des cotisations sociales comme le fait un indépendant à temps plein.

La situation est objectivement différente et ils ont la faculté d'obtenir des droits s'ils payent des cotisations. Je ne laisserai pas planer de doute quant à cette comparaison.

Par ailleurs, tous les chiffres que vous avez cités sont le fruit des discussions entre les partenaires sociaux. C'est leur choix.

Si j'avais pris l'initiative de modifier ces chiffres dans un sens ou dans l'autre, vous m'auriez reproché de ne pas avoir respecté leurs décisions.

Il s'agit ici – et je pense savoir que mes collègues ont fait de même – d'une traduction fidèle, totale et complète de l'accord des partenaires sociaux.

On peut évidemment leur poser des questions quant à leurs choix. Il s'agit d'une responsabilité qui vous incombe. Pour ce qui me concerne, je ne peux pas modifier les chiffres qui ont été obtenus dans le cadre de l'accord avec les partenaires sociaux. Je n'en ai, d'ailleurs, pas l'intention, et le gouvernement ne le souhaite pas non plus.


Björn Anseeuw N-VA

Minister Clarinval, wij hebben het gisteren gehad over de eenmalige premie voor zelfstandigen, maar ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom er geen werk is gemaakt van fijnmazigere maatregelen.

Er zijn inderdaad heel wat zelfstandigen die het ontzettend moeilijk hebben gehad en het nog altijd moeilijk hebben. De premie die nu wordt voorgesteld, geldt voor iedereen die lang genoeg het overbruggingsrecht heeft gekregen. Dat zijn bedrijven die verplicht moesten sluiten en geen keuze hadden. Er zijn ook bedrijven die niet verplicht moesten sluiten, maar dat toch besloten en zij hebben ook een overbruggingsrecht gekregen. Andere bedrijven hebben ervoor gekozen om niet te sluiten en hebben verder gedaan ondanks alle moeilijkheden en dan is er ook nog een groep zelfstandigen die, ondanks de verplichte sluiting, met het overbruggingsrecht op het einde van de maand meer overhielden dan toen zij aan het werk waren in normale omstandigheden.

Het is dus onze overtuiging dat wat meer fijnmazigheid in de steunmaatregelen nodig is, ook bijvoorbeeld voor de eenmalige premie die nu wordt voorgesteld. Die zou moeten worden toegespitst op zij die ze echt nodig hebben. Er zijn inderdaad heel wat zelfstandigen die ze nodig hebben, maar er is ook een aantal zelfstandigen die de premie echt niet nodig hebben. Voor het goede begrip, ik ben mij ervan bewust dat dit een minderheid is, maar ik stel graag de vraag waarom er geen werk is gemaakt van fijnmazigere maatregelen.

Minister Vandenbroucke, de loonnorm wordt nu losgelaten. Mevrouw Moscufo haalde al aan dat minister Dermagne zei dat er vandaag geen meerderheid is om de wet op de loonnorm aan te passen, maar dat hij dat nu op een andere manier doet, namelijk via een KB. Eigenlijk wordt de loonnorm nu de facto losgelaten. Het is ook geen toeval dat niemand van de Open Vld in het halfrond aanwezig is. Dit is immers een kunstgreep om het gezichtsverlies voor Open Vld enigszins te beperken. Het regeerakkoord was nochtans duidelijk: de loonnorm blijft behouden en de Open Vld heeft er dure eden over gezworen. De partij betaalt een heel hoge prijs voor het premierschap in deze regering. De facto wordt de loonnormwet wel uitgehold middels een KB. Dat is dan duidelijk: dat stuk van het regeerakkoord gaat op de schop. Het belang van de loonnorm voor onze tewerkstelling, zeker voor de meest kwetsbaren op onze arbeidsmarkt, komt op die manier onder druk te staan. Het verleden heeft ons dat uitvoerig geleerd.

Daarom wil ik graag weten wat de impact van het loslaten van de loonnorm is op onze sociale zekerheid. Hoe groot wordt die geraamd? Dat is niet zonder belang, al was het maar omdat de sociale zekerheid steeds minder een zaak van de sociale partners wordt, en steeds meer een zaak van de overheid die steeds meer tekorten moet bijpassen. Ik herinner aan de uitspraak van de staatssecretaris van Begroting gisteren, die zegt dat de marges op zijn en dat het tekort zeer snel oploopt. Het is toch niet allemaal zonder belang dat we een inschatting kunnen hebben van de impact daarvan. Het loslaten van de loonnorm zorgt ervoor dat de tewerkstelling onder druk komt te staan en zorgt voor meer uitkeringen. Wat is de impact daarvan op de sociale zekerheid of varen we hier ook blind? Hebben we hier ook geen cijfers over?


Ministre David Clarinval

Monsieur Anseeuw, très rapidement, car nous avons déjà évoqué ces questions hier. Vous revenez chaque fois avec les indépendants qui gagneraient plus grâce aux primes et au doit passerelle que s'ils avaient une activité normale. Je n'en disconviens pas. Graydon estimait à 3 % les entreprises qui ont finalement bénéficié d'une situation à la fin du mois meilleure grâce au cumul des aides régionales et des droits passerelles. On a plus ou moins identifié ces entreprises. Ce sont principalement des fritkots. Certains fritkots cumulant le take away ont peut-être pu avoir une situation un peu meilleure qu'en temps normal. Graydon évoque 3 % maximum des indépendants.

Par contre, s'il n'y avait pas eu d'intervention du droit passerelle ni de prime régionale, plus de 60 % des indépendants auraient été dans une situation difficile. On estime aujourd'hui à 20 % dans certains secteurs, notamment l'horeca, les entreprises qui sont encore menacées de faillite aujourd'hui. Toujours revenir avec ces 3 % de fritkots, qui ont peut-être un peu tiré leur épingle du jeu, c'est vexatoire. Franchement, votre refrain commence à m'énerver.

Nous avons bien ciblé la mesure des 500 euros net pour les indépendants, puisque nous conditionnons cette prime à six mois de droit passerelle sur les sept mois, c'est-à-dire entre octobre et avril, au cœur de la période où quasiment tous les indépendants ont été fermés, en tout cas ceux qui devaient l'être. C'était le début de la troisième vague, rappelez-vous! Les assouplissements ont progressivement commencé en avril. Il faut donc qu'ils aient été bénéficiaires d'une passerelle ou d'une double passerelle pendant six de ces sept mois.

Cibler davantage est impossible. Nous avons vraiment ciblé les indépendants les plus impactés par cette crise. Je vous ai communiqué les chiffres hier. De mémoire, 97 000 indépendants bénéficieront sans doute de ce complément de droit passerelle sur un total de plus de 200 000 indépendants qui ont, à un moment donné, bénéficié d'un droit passerelle. C'est moins de la moitié des indépendants qui ont eu droit à un droit passerelle. On cible donc bien les indépendants qui ont le plus souffert pendant cette crise et pendant la période d'octobre à avril, période durant laquelle de nombreux secteurs étaient fermés.


Minister Frank Vandenbroucke

Mevrouw de voorzitster, ik wil verwijzen naar alles wat gisteren gezegd is in de commissie, waar wij een goed debat hebben gehad en waar mijn collega Dermagne, die nu verhinderd is, op een aantal kwesties is ingegaan die hier opnieuw aan de orde gesteld worden.

U prikkelt mij een beetje, mijnheer Anseeuw, door mij te vragen wat de impact is van de loonnorm op de sociale zekerheid. Als u daar echt een correct antwoord op wilt, dan zal ik mijn petje van economist opzetten. Economisten antwoorden op zo'n vraag altijd vanuit wat wij een general equilibrium model noemen, een algemeen evenwichtsmodel. Daarin spelen verschillende effecten, eersteorde-effecten en tweedeorde-effecten. Als de brutolonen verhogen, dan is dat goed voor de sociale zekerheid, omdat er meer sociale bijdragen binnenkomen. Dat is een mechanisch eersteorde-effect van een loonsverhoging. Dat is goed voor de sociale zekerheid, want er komen meer bijdragen binnen.

Als men een loonsverhoging mogelijk maakt met een instrument dat slechts partieel parafiscaal belast wordt, dan is er natuurlijk een minder sterk effect. Op de premie die wij hier mogelijk maken, bijvoorbeeld, zou een bijdrage gelden van 16,5 % voor de sociale zekerheid, wat wij belangrijk vonden. Die 16,5 % is natuurlijk minder dan het reguliere tarief, maar het is toch een bijdrage van 16,5 %. Ik zou bijna zeggen dat hoe meer bedrijven en sectoren er zijn die die premie toekennen, hoe beter dat is voor de sociale zekerheid. In die zin is uw steun, mocht u die toch nog willen geven aan het ontwerp, welkom. Hoe meer van dergelijke premies toegekend worden, hoe beter dat is voor de sociale zekerheid. Dat is het eersteorde-effect, maar een econoom zal natuurlijk zeggen dat er ook tweedeorde-effecten kunnen zijn. Wat is met name de evolutie van de werkgelegenheid? De werkgelegenheid zelf draagt natuurlijk ook bij tot de sociale zekerheid, omdat de werkgelegenheid de loonmassa bepaalt.

Daarover kunnen we heel lang discussiëren, maar ik zal er nu niet dieper op ingaan. Globaal bekeken zijn excessieve loonsverhogingen slecht voor de werkgelegenheid. Omgekeerd, als er een deflatoire ontwikkeling ontstaat, waarbij door inleveringen op lonen of door het achterblijven van lonen op productiviteitsontwikkelingen de koopkracht nadelig beïnvloedt wordt, dan is dat eveneens slecht voor de werkgelegenheid. Voor dat dilemma is er dus geen eenvoudig antwoord.

Wel wil ik beklemtonen dat het een gezond principe is dat lonen kunnen delen in de algemene ontwikkeling van de welvaart. Dat gezonde principe, indien goed toegepast, zorgt normaal gezien ook voor stijgende en niet dalende inkomsten in de sociale zekerheid. Wij creëren hier nu een bijzonder instrument, tijdelijk, met name een premie, waarover we nu debatteren. Het is heel belangrijk dat, als die premie wordt uitgekeerd, er 16,5 % aan sociale bijdragen op wordt toegepast. Dus, nogmaals, hoe meer premies, hoe beter dat is voor de sociale zekerheid in een eerste orde-effect.

We kunnen daarover nog heel lang discussiëren. Ik wil als volgt besluiten. Uiteindelijk is er toch sociaal overleg. Er bestaat natuurlijk een systeem van loonnorm, waarin wij bewust een aantal marges creëren. We gaan er echter van uit dat werkgevers geen zotte dingen doen in hun bedrijven, maar hun verstand gebruiken als zij onderhandelen. Wij hoeven hen niet totaal tegen zichzelf te beschermen. In een normaal werkend goed sociaal overleg, op sectorniveau en bedrijfsniveau, komt er een evenwicht tot stand dat niet schadelijk is voor de bedrijven, want anders rijst de vraag waar de werkgevers zijn.

Ik geef dus een zeer algemeen antwoord, mijnheer Anseeuw, omdat ik uw vraag niet graag onbeantwoord laat, maar ik meen dat het het correcte antwoord is. Voor de rest wil ik verwijzen naar het debat in de commissie, in de hoop de discussie niet langer te rekken.


Björn Anseeuw N-VA

Heren ministers, dank u voor uw antwoorden.

Minister Clarinval, u kunt het vervelend vinden dat ik al meer dan een jaar, niet alleen bij u, maar ook bij uw collega's, pleit voor fijnmazigere maatregelen. U bevestigt eigenlijk in uw antwoord mijn punt dat er inderdaad een kleine groep is van zelfstandigen die steun krijgen, terwijl zij die eigenlijk niet nodig hebben. Daar kan ongetwijfeld niemand blij om zijn. Als ik u dan telkens vraag waarom u niet gekozen hebt voor fijnmazigere maatregelen, kunt u zich daaraan ergeren, maar ik doe dat, omdat er kennelijk steunmaatregelen in stand gehouden worden die onvoldoende fijnmazig zijn met een ondoelmatige besteding van kostbare overheidsmiddelen tot gevolg.

U kunt het vervelend vinden dat ik op die nagel blijf kloppen, maar ik doe dat uit bezorgdheid voor de werkgelegenheid in ons land en voor de sociale zekerheid voor ons land. Wij hebben een unieke sociale bescherming, maar die staat onder druk. Dan kunt u het mij niet kwalijk nemen dat ik daar wat vragen over stel.

U werpt op dat we niet beter zouden kunnen en dat maatregelen niet fijnmaziger kunnen. Dat is een debat op zich, natuurlijk. Het is wel de eerste keer in meer dan een jaar dat ik dat antwoord krijg. Het is misschien een eerlijk antwoord. Dat is dan dat. Toch meen ik dat wij anno 2021 beter moeten kunnen.

Minister Vandenbroucke, wat het effect van het loslaten van de loonnorm betreft, het gaat hier over verschillende dingen, natuurlijk. U zegt in eerste orde dat, als er vele premies worden uitgekeerd, er meer middelen binnenkomen in de sociale zekerheid. Dat klopt. Hier gebeurt natuurlijk veel meer dan dat.

Wat nu gebeurt, namelijk het de facto opzijschuiven van de loonnormwet om boven op de loonnorm nog extra loon in de vorm van een consumptiecheque uit te keren, vormt een precedent. Voorheen werd dat soort cheques steeds ingepast binnen de loonnorm. Nu komt die voor de eerste keer boven op de loonnorm en dus is het een precedent. Er bestaat geen precedent zonder precedentswaarde, dat bestaat niet. Die deur is opengeduwd en gaat niet meer dicht. U vindt dat niet erg, vanuit uw overtuiging. Minister Dermagne vindt dat evenmin erg. Als ik hem daarover vragen stel in de commissie of hier, is hij heel erg duidelijk. Hij spreekt dan ook namens de regering.

Het is bijzonder vreemd dat Open Vld, de regeringspartij die trouwens de eerste minister levert, niet aanwezig is bij de bespreking, want hier wordt een van hun belangrijkste punten in het regeerakkoord overboord gegooid.

Het belang van dat precedent valt niet te onderschatten. Het gaat immers niet alleen over de impact van de premie op de sociale zekerheid. Ik ga er ook niet van uit dat die premie nu net zal zorgen voor minder werkgelegenheid. Het principe dat de loonnorm wordt losgelaten, zorgt er echter natuurlijk wel voor dat na de eerste stap - en die is steeds de moeilijkste - veel gemakkelijker nieuwe stappen in dezelfde richting kunnen worden gezet. Dan zullen inderdaad de secundaire effecten veel meer de bovenhand krijgen en dat is bijzonder kwalijk. U kunt vandaag geen inschatting geven van de impact. Dat is dan duidelijk.

Collega's, ik wil u en de regering toch wel waarschuwen. Hetgeen hier nu gebeurt, is niet zonder waarde. Het betreft geen uniek gegeven, geen eenmalige premie. Die premie is de voorbode van veel meer dan dat. Dat is ook kennelijk de intentie van de minister van Werk zelf, die namens de regering zei dat wat hem betreft de loonnormwet moet worden aangepast en op de schop moet. Uw partijvoorzitter heeft dat ondertussen ook met zoveel woorden gezegd, mijnheer de minister. Dan blijft alleen de vraag wanneer.

Eigenlijk is de stap al gezet, want er ligt hier nu een tekst ter zake ter goedkeuring. Die kan onze goedkeuring natuurlijk niet wegdragen, omdat men de foute weg opgaat. De regering gaat er prat op de werkzaamheid te willen verhogen naar 80 %. De regering gaat er prat op werk te willen maken van een asymmetrisch arbeidsmarktbeleid om tegemoet te komen aan de specifieke noden van de verschillende regio's. Hier gebeurt, alleszins voor Vlaanderen, net het omgekeerde.

Wij weten wat er uiteindelijk zal gebeuren: de werkgelegenheid in ons land zal onder druk komen te staan, omdat de lonen te sterk stijgen boven op de loonnorm. Het is een belangrijk politiek feit dat de loonnorm nu wordt losgelaten. We weten ook wie de rekening zal betalen. Dat is de regio die al sinds jaar en dag de rekening voor de financiering van meer uitkeringen betaalt. Dat is de Vlaming. Daar bedanken wij echt wel voor.

De Vlaamse regering heeft in een brief, onder meer aan minister Dermagne, ook duidelijk te kennen gegeven wat de noden zijn en welke federale sleutels er in welke richting moeten worden gedraaid, opdat Vlaanderen op een goede manier haar werkzoekenden kan activeren. Minister Dermagne geeft nog altijd niet thuis op de vragen van de Vlaamse regering. Er wordt hier opnieuw een stap in de verkeerde richting gedaan; daaraan kunnen wij geen goedkeuring geven.


Catherine Fonck LE

Madame la présidente, je souhaiterais revenir sur trois aspects.

Monsieur le ministre, pour ce qui concerne les indépendants à titre complémentaire, je ne partage pas du tout votre position. En effet, vous les avez tous mis de côté en partant du principe que la situation de tous les indépendants à titre complémentaire était simple, ce qui pouvait dès lors justifier la non-prise en considération de leurs difficultés.

Personnellement, j'estime que certains indépendants à titre complémentaire sont dans une situation extrêmement compliquée en lien avec la crise de covid-19. Il aurait donc été équitable et correct que le gouvernement prenne en compte les réalités concrètes, sans doute plus fines, des indépendants à titre complémentaire, et singulièrement ceux qui sont confrontés à des difficultés majeures.

Ce n'est pas parce qu'on est indépendant à titre complémentaire avec un salaire que ce salaire est élevé – très loin de là – et que l'on ne doit pas continuer à payer l'investissement, en fonction du type d'activité.

Quant à l'allocation de maternité, l'allocation d'adoption, le congé parental d'accueil et l'allocation de naissance, je ne suis pas du tout au clair quand vous nous dites que c'est le choix des partenaires sociaux. Pas du tout! Pour moi, c'est le choix du gouvernement. C'est un choix qui pénalise les familles, les familles monoparentales et plus particulièrement les femmes. Nous nous opposons à ce choix du gouvernement quant à cette faible augmentation comparativement à l'augmentation du coût de la vie pour les personnes concernées.

Je conclurai en disant que j'attends la suite, par exemple la convention collective de travail sur le salaire minimum. Nous verrons ce qu'il en sera dans les prochains jours. Nous verrons si le gouvernement respectera ou pas ce qui a été dessiné dans le cadre des discussions d'un accord social en lien avec l'AIP.