Proposition 55K2002

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant des mesures de soutien temporaires en raison de la pandémie de COVID-19.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
May 28, 2021
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
fiscal policy economic policy epidemic infectious disease social policy aid to undertakings tax-free allowance respiratory disease

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP DéFI Open Vld MR
Voted to reject
N-VA LDD VB
Abstained from voting
LE PVDA | PTB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

July 1, 2021 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

De rapporteurs zijn de heer Delizée, mevrouw Dierick, de heer Vanbesien en mevrouw Vanrobaeys.

Normaliter zou een mondeling verslag worden uitgebracht.


Rapporteur Jean-Marc Delizée

Madame la présidente, chers collègues, pour les articles 24 à 28 de ce projet de loi, je me réfère au rapport écrit. Par contre, nous avons eu une réunion de commission, il y a quelques instants, au cours de laquelle deux amendements ont été débattus puis votés. Je me dois alors de faire un rapport oral pour ces deux amendements.

Pour rappel, lors du vote du projet de loi en commission, le 9 juin dernier, un amendement avait été débattu et voté obligeant les employeurs du secteur des titres-services à fournir des masques jetables (un masque par prestation de quatre heures) ainsi que du gel désinfectant à leurs travailleurs ou travailleuses, entérinant la décision du Comité de concertation du 23 avril de prendre des mesures supplémentaires dans le secteur des titres-services afin de protéger les travailleurs face au risque accru de contamination.

Le 18 juin 2021, le Comité de concertation a confirmé ces mesures mais n'a plus imposé que des masques jetables. Le premier amendement laisse le choix aux employeurs de fournir:

- soit par semaine un nombre de masques buccaux jetables au moins égal au nombre de lieux de travail où le travailleur est employé par jour, augmenté du nombre de masques buccaux jetables supplémentaires par prestation de plus de quatre heures sur un même lieu de travail;

- soit un lot de masques buccaux réutilisables dont le nombre est au moins égal au nombre de lieux de travail où le travailleur est employé par semaine, augmenté du nombre de masques buccaux réutilisables supplémentaires par prestation de plus de quatre heures sur un même lieu de travail.

Les masques buccaux réutilisables doivent être renouvelés au moins toutes les quinze semaines ou sur demande du travailleur.

Le deuxième amendement prolonge la mesure jusqu'au 30 septembre 2021 conformément à la décision du Comité de concertation du 18 juin dernier.

Après un bref échange, les amendements ont été adoptés en commission des Affaires sociales. L'amendement n° 1 a été adopté par 12 voix pour et 2 abstentions. L'article 29, tel que modifié, a été adopté par 11 voix pour et 3 abstentions.

L'amendement n° 2 a été adopté par 11 voix pour et 3 abstentions. L'article 31 a été adopté par 11 voix pour et 3 abstentions.

Le vote nominatif sur l'ensemble s'est soldé par le résultat suivant: 11 voix pour, 2 voix contre et 1 abstention.

Voici, madame la présidente, chers collègues, un rapport oral succinct de nos travaux. Je vous remercie.


Anneleen Van Bossuyt N-VA

Mevrouw de voorzitster, zowel de heer Anseeuw als ikzelf zullen hierin tussenkomen omdat het een pakket van maatregelen betreft dat in verschillende commissies aan bod is gekomen. Ik zal het gedeelte dat in de commissie voor Economie aan bod is gekomen voor mijn rekening nemen. Collega Anseeuw zal spreken voor wat de commissie voor Sociale Zaken betreft.

Eerst en vooral merk ik dat er één vertegenwoordiger van de regering is. Dat is al beter dan wat we al meegemaakt hebben, maar met wat er hier voorligt, zou het niet slecht zijn dat de bevoegde ministers hier aanwezig zouden zijn, met name minister Dermagne, minister Vandenbroucke en minister Van Peteghem. Het zou van respect getuigen voor wie hier vandaag tussenkomt en vragen stelt, dat de bevoegde ministers hier aanwezig zouden zijn. Maar goed, we mogen al tevreden zijn dat er iemand is.

Ik zal mij dan tot staatssecretaris Michel richten als vertegenwoordiger van de regering, voor wat de artikelen 2 tot en met 12 van dit wetsontwerp betreft. Die gaan over compensatiemaatregelen voor bepaalde auteurs en uitvoerende kunstenaars, ter compensatie van de mindere inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten.

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb eerst een vraag aan uw regering. We zitten hier in het federale Parlement. We hebben hier de gewoonte om adviezen aan de Raad van State te vragen onder andere als het over bevoegdheidsverdelingen gaat. Welke waarde hecht uw regering aan de adviezen van de Raad van State, zeker als deze heel erg duidelijk zijn en voor geen enkele interpretatie vatbaar zijn?

De bespreking die we hier nu hebben over de artikelen 2 tot en met 12 zouden we eigenlijk niet eens moeten hebben. Dit Parlement is gewoon niet de plaats om over dergelijke zaken te beslissen. De Raad van State is daar heel duidelijk over geweest. Het is zodanig duidelijk dat ik graag zou citeren. De Raad van State zegt: "De sociale compensatiemaatregel die in artikelen 2 tot en met 12 voorzien wordt, voldoet aan geen enkele van de voorwaarden om te kunnen worden beschouwd als één van de vormen van sociale bijstand waarvoor de federale regering bevoegd is."

Wij merken dat op bij de bespreking in de commissie voor Economie en wezen minister Dermagne erop dat het advies van de Raad van State toch duidelijk zei dat niet de federale regering hiervoor bevoegd is, maar wel de deelstaten. Minister Dermagne verwees daarop naar bepaalde arresten van het Hof van Justitie op basis waarvan hij tot een andere interpretatie kwam. Ik denk toch dat de Raad van State hierin erkend moet worden, of gaat de regering voortaan zelf rechter spelen en de Grondwet en de regels inzake de bevoegdheidsverdeling interpreteren? Dat vind ik toch bijzonder. Eigenlijk zouden wij deze discussie vandaag zelfs niet mogen voeren.

De regering stelt zich dus boven de Raad van State en usurpeert de bevoegdheden van de deelstaten. Tot daar het samenwerkingsfederalisme waarvan sprake is in het regeerakkoord. Dat is uw interpretatie van het samenwerkingsfederalisme: gewoon de bevoegdheden van de deelstaten afnemen. Als de Raad van State daar een andere mening over heeft, on s'en fout, om het in uw taal te zeggen. Alleen al dit element, dat toch niet klein is, is voor ons al meer dan reden genoeg om tegen het wetsontwerp te stemmen.

Om die redenen zijn wij in de commissie niet al te diep op de inhoud ingegaan. Het was voor ons immers heel duidelijk dat het niet de bedoeling is om hierover te beslissen in het federaal Parlement, maar aangezien de regering het advies van de Raad naast zich heeft neergelegd, zullen wij nu iets dieper ingaan op de inhoud. Het blijkt immers dat de inhoud van het voorliggende ontwerp ook met haken en ogen aan elkaar hangt in die zin dat het niet het doel bereikt dat het wil bereiken.

Ik wil wel één zaak heel duidelijk stellen: het is een nobel doel om de culturele sector te ondersteunen, omdat hij heel zwaar is geraakt door de pandemie. Wij hebben daar meerdere vragen over gesteld en meerdere initiatieven genomen op de bevoegde niveaus. Onze kritiek betekent dus absoluut niet dat wij vinden dat de culturele sector geen steun zou verdienen, maar alleen dat dit op het bevoegde niveau moet gebeuren.

Ook op het inhoudelijke vlak is die sector niet veel verder geholpen. Ik heb een hele reeks bedenkingen en vragen die dit aantonen.

In het wetsontwerp worden de producenten van de steun uitgesloten. De vraag is of hier een bewuste keuze werd gemaakt, want de muzieksector bestaat uit drie hoofdrolspelers: de auteurs, de artiesten en de producenten. Zij zijn allemaal economisch met elkaar verweven, want hun inkomsten bestaan uit een waaier van inkomsten die voortvloeien uit alle exploitatievormen die er in de muziekwereld bestaan.

Als het de opzet van het voorliggend ontwerp is om de verloren auteursrechten en de naburige rechten te compenseren, dan hebben de producenten toch ook recht op een compensatie en niet alleen de auteurs en de artiesten. De Belgische lokale producenten zijn immers, net als de auteurs en de uitvoerende kunstenaars, ook heel zwaar getroffen door de maatregelen die genomen zijn in het kader van de covidpandemie. De minderinkomsten bij de producenten liggen voornamelijk bij de billijke vergoeding, maar ook bij de fysieke verkoop door de beperkingen die bijvoorbeeld in de retail bestonden.

De regering zegt dat ze de auteurs en de uitvoerende kunstenaars wil steunen, omdat zij zwaar getroffen waren door de maatregelen omdat zij hun liveactiviteiten en openbare uitvoeringen noodgedwongen moesten stopzetten. Ik herhaal, wij staan achter die steun en achter dit doel, maar bij liveconcerten wordt ook vaak opgenomen muziek gespeeld, zowel voor, tijdens als na de concerten. Hiervoor wordt telkens een billijke vergoeding betaald. Die vergoeding gaat dan naar de uitvoerende kunstenaars en de producenten, maar die laatste categorie sluiten jullie hier wel uit. Dat is heel vreemd. Ik heb daar tijdens de commissie ook geen enkele rechtvaardiging voor gekregen. Tot daar een eerste inhoudelijke opmerking.

Ten tweede, het is natuurlijk de bedoeling dat de steun die hier voorligt – waarvoor u in feite trouwens niet bevoegd bent – terechtkomt bij diegenen die door de coronamaatregelen getroffen zijn, de meest kwetsbaren. De toelichting bij het artikel waarin dit voorzien wordt, stelt dat de maatregel vooral tot doel heeft de meest kwetsbare artiesten te ondersteunen. Het is niet het doel om de artiesten met de hoogste inkomens een opslag te geven boven een zekere limiet.

Hier wordt dus enkel over artiesten gesproken, niet over auteurs, laat staan over producenten. Het gaat dus plots over slechts één van de drie spelers in de muzieksector. Los daarvan is het natuurlijk terecht dat u zegt dat het om de meest kwetsbaren moet gaan. We zien echter dat er in het wetsontwerp geen enkel controlemechanisme wordt ingesteld. In artikel 10 heeft men het wel over toezicht maar wij willen graag weten hoe men er daadwerkelijk op zal toezien dat de steun terechtkomt bij diegenen voor wie hij bedoeld was. Daarvoor kijkt u naar de beheersvennootschappen maar dat wordt niet verder uitgewerkt. Hoe zal het doel worden gewaarborgd? Hoe zal men de meest kwetsbare artiesten vinden? Wat met diegenen die niet aangesloten zijn bij een beheersvennootschap? Dat zijn allemaal open vragen waarop we geen antwoord krijgen.

Ten derde, heel wat zaken worden op een hoopje gegooid. Wat is immers uw doel? Het doel is het verlies aan auteursrechten bij een live optreden te compenseren, dat is althans wat de heer Dermagne meermaals heeft gesteld. Is er echter nog een ander doel? Gaat het soms om het verlies aan auteursrechten tout court, zoals het in het opschrift van het ontwerp staat? Auteursrechten voor een live optreden gaan immers naar de auteurs, niet naar de artiest, tenzij die ook de auteur is. Als er een billijke vergoeding wordt betaald, dan gaat die wel naar de artiest en naar de producent. Gaat het hier soms om steun aan het live circuit, bijvoorbeeld aan Pukkelpop, de beachbars en de parkconcerten? Zij kennen immers geen Unisonofactuur. Gaat het soms om steun aan de horeca, die een vaste uitbating heeft? Dat zijn allemaal vragen die zich opdringen. Het doel valt immers niet af te leiden uit het wetsontwerp, noch uit de antwoorden die we in de commissie gekregen hebben.

Een volgend element is een plafond dat wordt ingesteld.

Er wordt een plafond ingesteld waarbij het totaalbedrag van de sociale compensatie nooit meer dan zeventig procent van de verminderde inkomsten in 2020 en 2021 mag bedragen. Omdat de berekening van de vergoeding op basis van de inkomsten van de vorige jaren heel moeilijk is, bepaalt het wetsontwerp dat, wanneer een dergelijke berekening onmogelijk zou zijn, de Koning in bepaalde gevallen een forfaitair bedrag kan vastleggen. Aan dat forfaitair bedrag zijn bepaalde grenzen. Het vastleggen van een forfaitair bedrag staat echter heel veraf van het oorspronkelijke doel van het ontwerp, namelijk de compensatie van de minderinkomsten uit auteursrechten en naburige rechten, zoals in de titel staat.

Een volgend element is de referentieperiode.

Ook dit punt roept vragen op. Het gaat hier immers om een pakket, specifiek voor de auteurs en artiesten, van 19 miljoen euro, dat onder de vijf beheersvennootschappen zal worden verdeeld in verhouding tot de verliezen die zij hebben geleden in 2020 ten opzichte van het gemiddelde van de drie vorige jaren. Dat lijkt een heel arbitraire periode te zijn. Muziekexploitatie kent immers een heel lange duurtijdcyclus. Die cyclus is heel nauw verweven met het specifieke ecosysteem dat wij in die sector kennen. Men kan zich immers de vraag stellen of iemand die in 2019 drie keer het Sportpaleis heeft kunnen vullen, dat ook in 2020 had kunnen doen. Zo werkt het niet. Om een en ander correct te kunnen doen, kijkt men beter naar het aantal optreden dat een artiest heeft moeten annuleren in plaats van naar het referentiejaar of een reeks referentiejaren.

Een volgend element, dat trouwens meermaals aan bod is gekomen, zelfs hier in de plenaire vergadering bij de mondelinge vragen, is de Unisonofactuur.

Minister Dermagne stelt dat het voorliggende wetsontwerp ook tegemoetkomt aan het knelpunt van de Unisonofactuur. Dat is echter niet het geval. De sectoren die hebben moeten sluiten, zoals bijvoorbeeld de horeca en de fitnesscentra, hebben immers moeten betalen voor de muziek die zij niet hebben kunnen draaien.

Tijdens de commissievergaderingen heeft minister Dermagne meegedeeld dat onderhandelingen hebben plaatsgevonden tussen de sectoren die moesten sluiten en Unisono, maar zonder resultaat. Waarom? De rechthebbenden die de rechten op de ten gehore gebrachte muziek kunnen innen, zijn ook heel hard getroffen door de coronacrisis en stellen dat zij het niet kunnen redden zonder hun deel van de inkomsten van de Unisonofactuur. Dat begrijp ik. Het is zeer terecht dat minister Dermagne naar een oplossing heeft gezocht. Maar wij vragen ons dan toch af waarom de piste van de derde-betalersregeling, die op tafel lag, niet verder gevolgd werd? Op een bepaald moment is van die piste afgeweken. Ik heb daar toen ook een vraag over gesteld in de commissie. Ik heb er geen antwoord op gekregen. Waarom is die piste van de derde-betalersregeling niet gevolgd?

Het wetsontwerp komt zoals ik al zei ook niet tegemoet aan de Unisonofactuur. Waarom? Unisono behelst namelijk de auteursrechten, Sabam, zoals wij dat kennen, en de billijke vergoeding, PlayRight. Er wordt slechts aan de helft daarvan tegemoetgekomen. Hoe kan het wetsontwerp dat voorligt aan de Unisonofactuur tegemoetkomen als maar de helft van de in de wet verankerde billijke vergoeding aanwezig is? Dan kan men toch niet zeggen dat er tegemoetgekomen wordt aan de Unisonofactuur?

Ik benijd u trouwens niet, mijnheer de staatssecretaris, wanneer u straks op alle vragen mag proberen te antwoorden.

Een volgende punt. Uw collega, minister Dermagne, stelde dat het niet noodzakelijk is dat de auteur of de uitvoerende kunstenaar aangesloten is… (Minister Dermagne komt het halfrond binnen)

Ah, minister Dermagne, ik ben heel blij u te zien. Ik ben heel blij dat u uw collega komt ondersteunen. Zal ik opnieuw bij het begin beginnen? Nee, ik maak maar een grapje. Ik ben ondertussen aan punt 7 van 9.

Ik kan mij nu rechtstreeks tot u wenden, waar ik heel blij om ben, minister Dermagne.

Tijdens de commissievergadering stelde u dat het niet nodig is dat een auteur of uitvoerend kunstenaar aangesloten is bij een beheersvennootschap om in aanmerking te kunnen komen voor de sociale compensatiemaatregel die hier voorligt. De vraag is dan op welke basis de verdeling dan wel zal gebeuren.

Over de vennootschappen hebt u duidelijk gezegd dat ze worden uitgesloten van de voorliggende steunmaatregel. Zoals u echter ongetwijfeld weet kunnen aansluitingen bij Sabam en PlayRight enkel te persoonlijken titel en niet met een vennootschap. Aansluiting via een vennootschap is enkel bij SIMIM mogelijk en bij Sabam ook voor publishers.

In het voorliggende wetsontwerp regelt u via artikel 8 dat als de beheersvennootschap besluit een commerciële geste te doen, zoals we gezien hebben tijdens de eerste lockdown, zij als rechtspersoon wel in aanmerking komt voor steun. In concreto geldt dat dan voor de publishers die aangesloten zijn bij Sabam. Voor die mensen geldt de 70 %-begrenzing en de beheerskosten van ten hoogste 5 % voor de verdeling van de steunmaatregel dus niet. Met andere woorden, u maakt hier een onderscheid tussen natuurlijke personen, voor wie een plafond geldt, en beheersvennootschappen, waarvoor dat plafond niet geldt. Kan dat zomaar? Wat is de juridische grondslag hiervoor?

Ik had het daarnet over de commerciële geste wat de Unisono-factuur betreft. Wanneer een beheersvennootschap die in 2020 geen vergoeding heeft ontvangen van de gebruikers op haar lijst zich er ook toe verbindt om in 2021 een commerciële geste te doen, wordt er bepaald dat zij een deel van het bedrag van de compensatie mogen gebruiken om het inkomstenverlies ten gevolge van die geste te compenseren. De vraag is natuurlijk hoe zal worden gewaarborgd dat die beheersvennootschappen effectief tot die commerciële geste zullen overgaan of dat ze de facturen zullen kwijtschelden gericht aan de ondernemingen die gesloten moesten zijn en dus geen muziek hebben afgespeeld. Dat staat niet duidelijk in het wetsontwerp.

Wat de Unisono-factuur betreft gaat het bovendien enerzijds over het onderdeel auteursrechten, Sabam dus, en anderzijds over het gedeelte billijke vergoeding, dus PlayRight en SIMIM. Tijdens de eerste lockdown heeft enkel Sabam een korting toegekend op de factuur, een korting van één maand. Tijdens de tweede lockdown is er geen korting meer toegekend. In het wetsontwerp staat dat enkel degenen die in 2020 een korting hebben toegekend dat ook in 2021 mogen doen. In concreto gaat het dan enkel over Sabam.

Dat is natuurlijk wel heel raar, want daarmee zegt u dat PlayRight en SIMIM die geste hebben geweigerd, maar zij waren wel vragende partij voor de derde-betalersregeling, waarover ik eerder sprak, en welke piste u op een bepaald moment hebt verlaten.

Bovendien is ook beslist dat de beheersvennootschappen ten belope van maximum vijf maanden ten opzichte van wie bij hen aangesloten is een commerciële geste kunnen stellen, terwijl sectoren als de horeca of fitnesscentra veel langer dan vijf maanden gesloten waren. Wij begrijpen niet waarom ervoor werd gekozen om die termijn van vijf maanden vast te leggen in de tekst, terwijl de onderhandelingen met de verschillende sectoren nog altijd lopen.

De vreemdste kronkel is het feit dat u door middel van die commerciële gestes eigenlijk een ander potje van exploitatierechten opentrekt. U verschuift immers eigenlijk van een live optreden, waarover u in de commissie heel vaak sprak en dat ook vaak in het wetsontwerp als doel naar voren wordt geschoven, naar auteursrechten en billijke vergoeding bij openbare mededeling aan het publiek van opgenomen muziek. Ineens verschuift de scope dus.

Bij Unisono moet de exploitant, bijvoorbeeld de horeca-uitbater, auteursrechten, Sabam en billijke vergoeding betalen, maar in uw wetsontwerp staat letterlijk dat waar Sabam de auteursrechten heeft laten vallen ten aanzien van de horeca, dit gecompenseerd wordt met staatssteun, terwijl die staatssteun eigenlijk dient om de live artiesten te ondersteunen. Mijnheer de minister, kunt u zelf nog volgen? Wie steunt u eigenlijk: de horeca-uitbater, die geen Sabam, maar wel nog een billijke vergoeding moet betalen, en de auteur die aangesloten is bij Sabam en vergoedt wordt voor de exploitatie van opgenomen muziek, maar niet een live concert, dat spijtig genoeg niet heeft plaatsgevonden? Het is helemaal niet duidelijk.

Collega's, ik verontschuldig mij voor mijn uitgebreide uiteenzetting, maar dit wetsontwerp hangt met haken en ogen aaneen. Bovendien zitten we hier niet op het bevoegde niveau.

Mijnheer de minister, wij zouden uw wetsontwerp kunnen amenderen, maar het advies van de Raad van State is eigenlijk al overduidelijk, zoals ik in het begin van mijn uiteenzetting al zei. In de commissievergadering hebt u arresten van het Hof van Justitie aangehaald. U geeft blijkbaar uw eigen interpretatie. Deze regering legt adviezen van de Raad van State zomaar naast zich neer, ook al zijn die adviezen heel duidelijk en totaal niet voor interpretatie vatbaar. Ik heb er al uit geciteerd in het begin van mijn uiteenzetting.

Dat is ook de reden waarom we geen amendementen hebben ingediend. We willen niet meewerken aan iets dat eigenlijk niet tot de bevoegdheid van dit Parlement behoort en niet tot de bevoegdheid van uw regering behoort. De Raad van State is daar heel duidelijk over.

Mijnheer de minister, het is heel duidelijk. Ik zal het u nog even in herinnering brengen. De sociale compensatiemaatregel, waarin hier wordt voorzien, voldoet aan geen enkele van de voorwaarden om te kunnen worden beschouwd als een van de vormen van sociale bijstand waarvoor de federale overheid bevoegd is. Het kan toch niet duidelijker. Aan geen enkele van de voorwaarden is voldaan. Het is jammer voor de sector, die heel zwaar getroffen is. Omwille van al het voorgaande kunnen wij niet anders dan tegenstemmen.


Sophie Thémont PS | SP

Madame la présidente, messieurs les ministres, chers collègues, qui aurait imaginé, il y a un an, que nous serions à peine en train d'amorcer une sortie de crise aujourd'hui. Pourtant, cela fait maintenant des mois que nous adoptons ici des mesures d'aide (aides sociales, aides aux plus vulnérables, aides aux secteurs les plus touchés). C'était nécessaire. C'était même fondamental pour enrayer un désastre social et économique qui menaçait de s'ajouter au drame sanitaire que nous avons connu.

Aujourd'hui s'annoncent les prémices de la relance. C'est en tout cas ce que j'espère. Les bars et restaurants ont rouvert leurs portes, tout comme les cinémas, les théâtres, les salles de concert. Petit à petit, notre vie sociale et professionnelle reprend son cours.

Toutefois, les cicatrices sont là. Il est maintenant temps d'envisager de nouvelles mesures visant à soutenir et à stimuler l'emploi pour assurer, à un maximum de travailleurs et de travailleuses, un revenu, pour que celles et ceux qui ont dû subir le chômage temporaire puissent à nouveau percevoir leur salaire. Ce projet de loi répond en partie à cet impératif.

Ma collègue évoquera, tout à l'heure, les mesures de compensation pour certains auteurs, artistes et interprètes qui ont vu leur revenu généré par les droits d'auteur et droits voisins diminuer, voire disparaître pendant la pandémie.

Par ailleurs, des réductions de cotisations ONSS ciblées et proportionnées pour les entreprises qui ont augmenté leur volume d'emplois doivent inciter les employeurs à relancer leur activité. Elles peuvent aussi stimuler la création de nouvelles entreprises et ainsi de nouveaux emplois.

Ce coût pour notre sécurité sociale doit bénéficier à des acteurs économiques qui s'inscrivent dans une optique bien réelle d'offre de travail. C'est pourquoi nous soutenons pleinement les conditions associées aux réductions, à savoir pas de distribution de dividendes ou de bonus ou encore de rachat des actions propres, pas d'annonce de licenciement collectif, un respect scrupuleux des obligations sectorielles en matière de formation, autant de garanties pour que ces aides servent réellement l'intérêt des travailleurs et des travailleuses.

Pour le secteur de l'horeca, une exonération des cotisations annuelles compensée par une subvention correspondante à l'Office national des vacances annuelles permettra d'éviter des faillites, mais aussi des pertes d'emploi.

Ces mesures de soutien aux employeurs, comme toutes celles mises en œuvre tout au long de cette crise, devront faire l'objet d'une évaluation approfondie. Car si elles ont été prises avec l'intention de sauvegarder l'emploi face à l'urgence, il ne faudrait pas non plus qu'elles perdurent sans que ne soient scrupuleusement pesés le pour et le contre, au risque de mettre le financement de notre sécurité sociale en péril.

Nous avons déjà été rassurés d'entendre qu'un audit de la Cour des comptes aura lieu. Il apportera des réponses ainsi que des recommandations. Nous serons, au sein de mon groupe, particulièrement attentifs à ce que les réductions de cotisations qui seraient prolongées soient un réel investissement pour l'emploi, au bénéfice des travailleurs, grâce auxquels notre économie est restée debout.

L'été qui commence est propice au travail des étudiants. Ces étudiants ont particulièrement subi l'impact de la crise dans leurs études mais aussi avec la perte de leur job, ce dernier assurant souvent, malheureusement, en tout ou en partie leur logement, leur nourriture. On se souvient des étudiants faisant la queue aux distributions d'aide alimentaire. Ils ont maintenant besoin de revenus et vraisemblablement plus que d'autres années. C'est pourquoi la mesure relevant le plafond d'heures autorisées pour la durée de l'été uniquement nous paraît adéquate et sans risque de concurrence avec le travail régulier.

Une mesure me tient particulièrement à cœur. C'est celle à destination des aides-ménagères travaillant pour les entreprises de titres-services. J'avais d'ailleurs, à cet égard, interrogé en mars dernier le ministre Pierre-Yves Dermagne à la suite du livre noir qui avait été déposé par les aides-ménagères et qui relevait de graves manquements aux mesures sanitaires. Dans ce contexte très particulier de travail au domicile des utilisateurs, les contrôles ne sont pas chose aisée et la loi sur la prévention et la protection au travail ne répond pas de façon adéquate aux problèmes que rencontrent ces travailleuses. C'est pourquoi, outre l'obligation pour les employeurs de fournir des masques et du produit désinfectant en suffisance à ces travailleuses, le droit de retrait qui est stipulé répond à cette situation. Si le travailleur ou la travailleuse constate que les conditions ne sont pas réunies pour effectuer ses tâches en toute sécurité, il ou elle prévient son employeur et peut se retirer le temps que la situation soit réglée.

La santé au travail est une préoccupation majeure de mon groupe et la mise à disposition de matériel de qualité doit être garantie. J'ose espérer que les employeurs choisiront les protections les plus sûres pour leurs travailleuses et respecteront les droits de celles-ci à quitter un domicile qu'elles jugent dangereux pour leur santé.

Mon groupe soutiendra évidemment pleinement ce projet de loi.


Reccino Van Lommel VB

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik behandel het onderdeel van dit wetsontwerp dat enkele weken geleden in de commissie voor Economie werd behandeld. Dat betreft de bewuste artikelen 2 tot en met 11, inzake covidsteun voor de artiesten.

Collega's, niemand in dit halfrond ontkent dat steun noodzakelijk is. Dat werd ook in de commissie niet betwist. Wij gunnen die mensen dat oprecht. Wij zien natuurlijk dat covid alleen maar voor verliezers heeft gezorgd. Niet alleen de horecaondernemers, maar ook de werknemers die actief zijn in de horeca, de toeleveranciers, de artiesten, de eventsector. Kortom, de lijst is oneindig. Meermaals hebben de horecaondernemers aan de alarmbel getrokken en contact gezocht met diverse kabinetten aangaande de Unisonofactuur. Minister Clarinval en minister Dermagne hebben die mensen meermaals op audiëntie en op de koffie gehad om de zaak uit te klaren, maar die mensen werden tegelijk ook meermaals wandelen gestuurd omdat er geen oplossing was. Er was natuurlijk een probleem want de horecaondernemers die vele maanden de deuren moesten sluiten, moesten betalen voor muziek die ze eigenlijk niet hadden gedraaid.

Ik begrijp dat men enerzijds bijvoorbeeld de horecaondernemers heeft die vele maanden gesloten waren en dus inkomstenverlies hebben geleden en dat men anderzijds de auteurs heeft, de artiesten en producenten, die ook inkomstenverlies hebben geleden. Ik kan ergens volgen dat een tussenkomst van een overheid noodzakelijk kan zijn, maar vanaf dan kan ik niet meer volgen. Men zegt dat er een korting van maximaal vijf maanden zal worden gegeven op de Unisonofactuur. Zoals we echter allemaal weten, blijft de billijke vergoeding, vastgelegd in KB's, verschuldigd. Eigenlijk geeft men min of meer een dode mus en is het probleem allesbehalve opgelost. In het ontwerp wordt enkel gesproken over auteursrechten en naburige rechten. Dat wil dus zeggen: auteurs en artiesten.

Producers blijken dus uit de boot te vallen. Het voorliggend ontwerp zegt dat de steunmaatregel in eerste instantie bedoeld is om verlies aan inkomsten uit openbare uitvoeringen en openbare opvoeringen op te vangen. Dat wil zeggen dat men wel aan de uitvoerende kunstenaars heeft gedacht, maar niet aan de producers, wat ervoor zorgt dat het ontwerp in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Dat is toch triest, mijnheer de minister, want de mensen op uw kabinet zouden moeten weten dat producers een motor zijn van nieuw en toekomstig talent. Zij werden echter bewust vergeten.

Daarnaast merk ik dat de beheersvergoeding van de beheersvennootschappen 5 % mag bedragen van de pot van 19 miljoen euro, omdat zij die pot uiteindelijk moeten uitbetalen. Niemand weet eigenlijk waar die 5 % op is gebaseerd. 5 % van 19 miljoen euro komt neer op 950.000 euro die blijft plakken in de pocket van de beheersvennootschappen. Ik vind dat niet correct, ik vind dat te veel.

Wat betreft de bedragen van de vergoeding wordt er in een aantal gevallen gesproken over referentiejaren. Dat is echter niet correct, want artiesten die in die jaren succesvol waren of bijvoorbeeld pas een nieuw album hadden uitgegeven of die in dat referentiejaar bijzonder veel hebben mogen optreden, worden nu beloond. Dat betekent ook dat vooral zeer veel geld zal gaan naar de grote artiesten, terwijl het net de bedoeling zou zijn om ook de kleine artiesten te ondersteunen. Dat wil dus zeggen dat de kleintjes die maar sporadisch een plaat uitbrengen en toevallig in het referentiejaar geen nieuwe cd op de markt hebben gebracht, een aalmoes zullen krijgen.

Eigenlijk was het veel beter geweest dat we hadden gekeken naar reële bewijzen die konden voorgelegd worden. Dat is veel eerlijker. Dan gaat men pas echt de artiesten steunen die het daadwerkelijk nodig hebben. Ik vraag mij af, mijnheer de minister, of dat uw definitie is van socialisme.

Het debat dat in de commissie werd gevoerd, had geen enkel niveau. De enige argumentatie die ik steeds maar hoorde was dat de culturele sector geleden heeft en dat er binnenkort geen culturele sector meer zou zijn, als we de steun niet geven. Dat was de enige argumentatie die ik kreeg op de vele vragen die werden gesteld.

Eigenlijk weet u zeer goed, mijnheer Dermagne, dat dit wetsontwerp hier niet thuishoort. Steun aan ondernemingen is immers een bevoegdheid van de Gewesten. Dat zegt de Raad van State ook zeer duidelijk. Dat legt u naast zich neer. Wat u eigenlijk doet, is een achterpoortje zoeken om toch maar de steun te kunnen geven. Eigenlijk zegt u: "Wij hebben als federale overheid maatregelen opgelegd, dus zijn we ook als federale overheid gerechtigd om de schade te betalen." Dat is echt wel België op zijn best, een aantal achterpoortjes zoeken om toch een aantal maatregelen door te voeren waar we zin in hebben.

Mijnheer de minister, ik zal u zeggen waarom u dit wetsontwerp voorlegt. De socialisten en de groenen zitten niet in de Vlaamse regering. Als links wilt u natuurlijk uw goed hart laten zien aan de sector. Dus probeert u hier een konijn uit de hoed te toveren en het op federaal niveau op te lossen, omdat jullie een deeltje van de culturele sector willen claimen.

Maar een andere reden waarom u het op deze manier oplost, is omdat u eigenlijk te lui bent. Als we dan spreken over steun aan natuurlijke personen, dan zou dat enkel ingepast kunnen worden in de sociale zekerheid. Dat is een kluwen en te ingewikkeld voor u. Dus heeft u voor de gemakkelijkste weg gekozen en houdt u zelfs geen rekening met de complexiteit van de sector. Dat maakt dat dit wetsontwerp juridisch niet correct in elkaar zit.

Nog een andere reden waarom u dat vandaag voorlegt, is misschien om van het gezaag van de horeca af te geraken, die stelselmatig aan uw deur kwamen kloppen voor de Unisonofactuur, waarvoor u maar geen oplossing wist te vinden.

Collega's, ik denk dat het de taak van het Parlement is om rechtszekerheid te bieden. Ik neem het bijzonder kwalijk dat persoonlijke overwinningen hier de bovenhand nemen, want eigenlijk was u beter met de Gewesten rond de tafel gaan zitten. Dan had u een waterdichte wetgeving kunnen maken en dan hadden we deze discussie vandaag niet moeten voeren.

De commissievoorzitter, Stefaan Van Hecke, die een jurist is, heeft een opmerkelijke uitspraak gedaan. Hij zei dat wij het advies van de Raad van State niet moeten volgen. Dat is volgens hem niet onze plicht. Uiteraard, het is niet onze plicht. Hij zei er in een adem wel bij dat als de rechtszekerheid er niet is en wij niet bevoegd zijn, het Grondwettelijk Hof hierover later wel zal oordelen. Hoe durven wij ons een Parlement te noemen, als een commissievoorzitter, die zelf een jurist is, op die manier met die wetgeving omgaat? Ik vind dat gewoon een regelrechte schande.

Alles lijkt in kannen en kruiken te zijn, mijnheer de minister. We hebben vandaag nog niet over dit ontwerp gestemd, maar als men nu op de website van Unisono gaat kijken naar de communicatie die zij hebben gevoerd, dan ziet men daar de procedure al uitgelegd staan, hoe de artiesten op de compensatieregeling aanspraak kunnen maken. Dat staat daar al van naaldje tot draadje uitgelegd. U hebt dus een een-tweetje gespeeld met Unisono en andere beheersorganisaties, mijnheer de minister. U zet het Parlement hiermee vandaag eigenlijk voor gek.

Ik heb gezegd dat wij niet tegen de steun op zich zijn, wij gunnen iedereen het licht van de zon. Het feit dat u dat hier nog snel door het Parlement wil jagen, vlak voor het reces, zodat u daarna met de beentjes in de lucht kan genieten van een vakantie, zet echter de rechtszekerheid volledig op de helling. U gaat verder op goed geluk opdat niemand naar het Grondwettelijk Hof zou stappen. Er zou maar eens iemand na de stemming van vandaag naar het Grondwettelijk Hof moeten stappen en zeggen dat dit niet volgens de bevoegdheidsregelingen is zoals ze horen te zijn. Als deze wetgeving dan vernietigd wordt, wat zal u dan doen met uw pot van 19 miljoen euro? Zal u daar, op die manier, die artiesten een plezier mee doen? Ik denk het niet.

De staatsstructuren worden helemaal niet gerespecteerd. U hebt werkelijk alles uit de kast gehaald om dit te vergoelijken. Het Vlaams Belang doet daar niet aan mee. We hebben dan ook amendementen ingediend om de betwiste artikelen te schrappen, omdat die artikelen niet thuishoren in dat wetsontwerp. Ik roep iedereen op om die amendementen vandaag te steunen, zodat we de oefening op een deftige manier kunnen overdoen, want dat zijn we onze democratie verschuldigd. We kunnen hier geen wetten goedkeuren die indruisen tegen de bevoegdheden die toebehoren aan de Gewesten. Dat betekent ook dat we ons in regel zouden kunnen stellen met die bevoegdheden. Daarom kunnen we ook niet anders dan dit wetsontwerp vandaag afkeuren.


Christophe Bombled MR

Madame la présidente, messieurs les membres du gouvernement, chers collègues, depuis de nombreux mois, nous venons régulièrement défendre des mesures temporaires de soutien en raison de la pandémie ainsi que des mesures de prolongation. C'est malheureusement encore nécessaire étant donné que la crise n'est pas encore derrière nous. La procédure de vaccination bat son plein et les chiffres sont encourageants. Nous commençons à entrevoir le bout du tunnel.

Néanmoins, des mesures de soutien s'avèrent encore indispensables. Bientôt, elles laisseront la place à des mesures de relance pour soutenir davantage les secteurs qui ont subi la crise plus durement que d'autres et/ou qui ont été contraints de fermer – et certains le sont toujours.

Nous sommes satisfaits de constater que notre proposition de loi visant à ne pas maintenir les accises sur les fûts de bière périmés a été intégrée.

Je vais me concentrer sur des articles traités par la commission des Affaires sociales. Je tiens à relever ici quatre mesures. Tout d'abord, les heures prestées par les étudiants durant le troisième trimestre n'entreront pas dans le contingent annuel de 475 heures. C'est une bonne chose pour les étudiants qui n'avaient pu travailler durant de longs mois mais aussi pour les secteurs qui en emploient régulièrement et pour lesquels cette main d'œuvre est évidemment la bienvenue. Je pense notamment au secteur horeca.

Deuxièmement, en ce qui concerne les travailleurs des titres-services, des mesures sont également prises afin d'assurer leur bien-être et leur sécurité au travail.

Troisièmement, il y a des mesures de soutien à l'égard du secteur hôtelier de la commission paritaire 302. Le gouvernement a décidé une nouvelle fois de soutenir ce secteur en intervenant sur le montant de la cotisation annuelle qui finance les régimes des vacances annuelles. Une subvention de 110 millions d'euros sera par ailleurs octroyé à l'Office national des vacances annuelles.

Enfin, ce projet de loi prévoit une nouvelle réduction du groupe cible à l'attention des secteurs durement frappés par la crise mais qui démontrent une volonté de s'en sortir tout en soutenant l'emploi. Le dispositif prévoit une réduction des cotisations sociales à hauteur de 2 400 euros par trimestre pour maximum cinq travailleurs par unité d'établissement, pour autant qu'elles répondent à une série de modalités prévues. Il s'agit d'une mesure adaptée aux petites structures et aux PME, et c'est une bonne chose.

Chers collègues, ce dernier point marque aussi le début des mesures de relance que nous attendons tous impatiemment.

Nous soutiendrons bien évidemment les mesures prévues dans ce projet de loi ainsi que les mesures de relance à venir.


Tania De Jonge Open Vld

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik zal mij beperken tot het gedeelte dat betrekking heeft op sociale zaken, de artikelen 14 tot 28. Sinds maart 2020 wordt onze economie grotendeels aan banden gelegd. In de zomer waren er wel versoepelingen, waardoor er opnieuw inkomsten waren, maar in oktober werden we weer geconfronteerd met de sluiting van sectoren tot maart, april en zelfs mei afhankelijk van de sector. Voor alle duidelijkheid, de maatregelen waren nodig om de zware pandemie onder controle te krijgen.

Ze hadden ook een ongeziene economische impact op heel wat sectoren. Ze hakten er diep in. Zo had de horeca gedurende tien maanden geen inkomsten uit zijn activiteiten. Ook al was de steun, zowel federaal als regionaal, een welgekomen verademing, toch was die voor velen amper net genoeg om de vaste kosten te betalen. Zij hebben dan ook hun reserves moeten aanspreken.

Stilaan herstelt de economie en groeit het consumentenvertrouwen, wat natuurlijk positief is. Toch moeten we ons ervan bewust zijn dat we nog niet op het niveau van voor de crisis zitten en dat het bijgevolg nodig is om de tijdelijke steunmaatregelen te verlengen. De vaccinatiecampagne zit in een stroomversnelling en versoepelingen worden stapsgewijs ingevoerd. Dat is een goede zaak, maar zolang we nog niet verlost zijn van het virus, is voorzichtigheid geboden.

We kunnen ons dan ook volledig vinden in de voorgestelde tijdelijke steunmaatregelen. Voor de ondernemingen en sectoren die verplicht moesten sluiten, zoals de horeca, werden er specifieke maatregelen genomen, bijvoorbeeld de tijdelijke werkloosheid en de verlaging van de RSZ-bijdragen. De maatregel die de regering hier voorstelt, heeft tot doel bedrijven maximaal aan te moedigen om mensen aan te werven tijdens de economische heropleving. Indirect zal hiermee ook de transitie een duw in de rug krijgen. Terwijl de werkgelegenheid in een aantal sectoren niet zal herstellen tot het oude niveau, zal de crisis sommige andere sectoren juist een duw in de rug hebben gegeven.

Het gaat om een tijdelijke maatregel. Die is gezien de uitzonderlijke omstandigheden absoluut gerechtvaardigd.

Ook de vrijstelling van de jaarlijkse bijdrage van het vakantiegeld voor arbeiders in de horeca is een goede zaak; wij staan daar vanzelfsprekend helemaal achter. De werkgevers worden geacht de bijdrage te betalen tegen 31 oktober, maar hebben al maandenlang geen of amper inkomsten. Op die manier wordt een grote zorg van de horecaondernemers weggenomen. Er zijn immers genoeg andere problemen: velen kampen met ernstige financiële zorgen, heel wat van hun werknemers hebben inmiddels werk gevonden in andere oorden en het is moeilijk om er nieuwe te vinden, waardoor het niet gemakkelijk is om de activiteiten vlot herop te starten.

Hoewel de maatregel een hoge kostprijs heeft, is hij volkomen terecht. De noodzakelijk strenge maatregelen om het virus onder controle te krijgen, brachten heel wat bedrijven in de problemen. Het is dan ook belangrijk dat wij de bedrijven toelaten de moeilijke situatie het hoofd te bieden.

Wij zijn ook heel tevreden met de maatregel om de studentenarbeid voor het derde kwartaal voor alle sectoren te neutraliseren, waarbij er dus geen rekening moet worden gehouden met het opgelegde jaarcontingent. De moeilijkheden in vele sectoren om personeel te vinden dat flexibel inzetbaar is, zijn nog niet van de baan. Het is dan ook goed dat de maatregel van toepassing is op alle sectoren.

Tot slot, terecht was er ook aandacht voor de werknemers actief in de dienstenchequebedrijven. Zij bevinden zich vaak in een heel kwetsbare situatie. Er zijn op dat vlak heel schrijnende verhalen, omdat klanten van dienstenchequebedrijven zich niet allemaal aan de regels houden. Zeker werknemers die op verschillende plaatsen werken, lopen tot op vandaag enorm grote risico's. Het is dan ook meer dan terecht dat ter zake extra maatregelen, weliswaar bijgestuurd door het Overlegcomité op zijn jongste bijeenkomst, worden opgelegd.

Wij zullen het wetsontwerp dan ook steunen.


Melissa Depraetere Vooruit

Mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw aanwezigheid.

Ik wil toch nog even terugkomen op enkele discussies in de commissie voor Economie, ook los van onderhavig wetsontwerp, over de Unisonofactuur. Sommigen waren onwillig om de tussenkomst van 2020 voor dit jaar te herhalen. Daartegenover vonden wij het niet rechtvaardig dat onder andere de horeca, die zeven en een halve maand gesloten was, toch die factuur moest betalen, net zoals fitnesszaken, die meer dan zeven maanden gesloten waren, en kapperszaken, die vier maanden gesloten waren. Er waren er genoeg die moesten betalen voor muziek die uiteindelijk niet werd gedraaid.

Anderzijds was er wel de insteek – dit gold niet voor andere steunmaatregelen van het voorbije anderhalf jaar – dat we met een maatregel voor bepaalde sectoren die het moeilijk hebben gehad, misschien een sector die het ook moeilijk heeft, namelijk de cultuursector, de sector van de kunstenaars, zouden treffen. De twee zijn in dit verhaal wel fel met elkaar verbonden. In alle debatten daarover in de commissie voor Economie werd ervoor gewaarschuwd dat, als we morrelen aan de regeling betreffende Unisono, dat wel eens ten kosten van een andere sector zou kunnen zijn, sector die ook met heel veel moeilijkheden geconfronteerd wordt.

Ik meen, collega's, dat de voorgestelde oplossing die twee verzoent: een deel van de factuur wordt kwijtgescholden maar niet ten koste van de cultuursector. Er is toch enig evenwicht, zoals ook oorspronkelijk in de commissie werd gevraagd.

Ik heb er altijd voor gepleit dat de betrokken bedrijven zelf iets meer zouden kunnen doen. De Nederlandse tegenhanger van Unisono heeft bijvoorbeeld toch meer inspanningen geleverd; dat was in ons land kennelijk niet mogelijk. Ik betreur nog altijd dat dat bij ons van bij de start niet mogelijk was en dat de regering na toch wel discussies een initiatief heeft moeten nemen.

Gelukkig is er een overheid die de sectoren die het al zo moeilijk hebben niet in de steek laat. De sectoren die als een van de eerste moesten sluiten en pas als een van de laatsten terug kunnen openen, zij het nog steeds zeer beperkt en niet op volle toeren. In dat verband wens ik op een aantal zaken te reageren die collega Van Lommel heeft gezegd, omdat ze mij verbaasden.

U zei dat de regering achterpoortjes zoekt om de getroffen sectoren te kunnen steunen. Ik vind dat te gek voor woorden. Ja, wij gaan die sectoren steunen. U kan daar achterpoortjes in ontwaren, maar ik schaam mij er niet voor dat de regering die sectoren steunt. Integendeel, gelukkig steunt de regering die sectoren.

Ik wou nog op een andere zaak reageren, mijnheer Van Lommel, dan kunt u nadien misschien op beide repliceren. U zegt dat de regering dat nog snel geregeld heeft om van het gezaag van de horecasector af te zijn. Dat is ook opmerkelijk, want ik herinner me uw uiteenzettingen waarin u de regering zelf vroeg om dat te doen. Ik herinner u aan het verslag van 17 maart waarin u de minister vraagt of er sprake is van een vermindering, opschorting of kwijtschelding van het jaarlijkse forfait en welke initiatieven de minister nu eigenlijk al genomen heeft. Volgens u had de minister dus niet genoeg gedaan om van het gezaag van de horecasector af te zijn. Wel, we kunnen u geruststellen, ze zullen ook bij u niet meer moeten komen zagen, want de minister heeft ervoor gezorgd dat er wel degelijk een oplossing komt.

Een laatste punt – en dat heeft me nog het meeste verwonderd – is dat u minister Dermagne zegt dat hij binnenkort met de beentjes in de lucht zal kunnen genieten van zijn verlof omdat hij het – hoera, hoera – heeft opgelost en dus op verlof mag. Ik vind die opmerking nogal ongepast. U maakt deze opmerking aan een minister die net voor een oplossing heeft gezorgd en die al maandenlang in overleg is met de verschillende sectoren, niet alleen over dit dossier maar ook over vele andere. Hier komen zeggen dat hij nu met een gerust hart op verlof kan gaan, vind ik behoorlijk ongepast. Zeker wanneer we kijken naar wat u zelf al hebt gedaan. Wat is uw bijdrage tot de oplossing, behalve amendementen indienen om iets te schrappen? Dat laatste kan ik ook, maar misschien had u ook met een alternatief, met een eigen voorstel kunnen komen om het op te lossen. Ik vind uw opmerking dus nogal vreemd, mijnheer Van Lommel. U zult er ongetwijfeld nog op reageren, maar mijn eigen fractie dankt in elk geval de ministers hier aanwezig voor hun inspanningen voor de getroffen sectoren. Sectoren die het al meer dan een jaar bijzonder moeilijk hebben, wat ook de komende maanden waarschijnlijk niet zal veranderen.


Reccino Van Lommel VB

Mevrouw Depraetere, u hebt blijkbaar weinig kennis over hoe de staatsstructuur in dit land in elkaar zit. Misschien moet u maar eens lessen staatsstructuur volgen. Wat ik heb gezegd over de achterpoortjes heeft niets te maken met bijvoorbeeld de horecasector of de fitnesscentra waarvoor de Unisono-factuur eigenlijk is blijven doorlopen en die nu een korting zouden krijgen. U hebt koste wat het kost de cultuursector op een of andere manier willen helpen, wat ik u natuurlijk niet kwalijk neem. Ik spreek over achterpoortjes omdat u eigenlijk in gesprek had moeten gaan met de Gewesten, die wel bevoegd zijn tot het verlenen van steun aan vennootschappen, bedrijven, activiteiten en dergelijke. Daar ligt de oplossing van het hele verhaal, maar daar zit u natuurlijk niet in de meerderheid. Daar zijn geen groenen en socialisten die altijd maar terugkomen op de cultuursector en u hebt dan hier maar iets gevonden.

De minister heeft in de commissie overduidelijk gezegd dat de federale overheid schade berokkend heeft aan die artiesten en dat het dus hun recht is om die schade te vergoeden. Dat houdt totaal geen steek, want dat houdt geen rekening met de bevoegdheidsverdeling in dit land. Dat is net hetgeen waar ik het over had.

Ik heb inderdaad meermaals gepeild bij de minister naar het overleg dat plaatsgevonden heeft rond de Unisono-facturen en dergelijke. Dat lijkt me vrij logisch. Ik heb nooit beweerd dat de oplossing van de minister moet ingaan tegen de bevoegdheidsverdeling in dit land. Daar gaat het bij mij om. Ik heb daarstraks gezegd dat de KB's rond de billijke vergoeding er nog altijd zijn. Die zullen ook betaald moeten worden. Eigenlijk geeft u die ondernemers een aalmoes, want ze hebben bijzonder veel maanden hun activiteiten moeten opschorten. Het gaat hier tot vijf maanden maximum. Ik begrijp dat dat een geste is die u wil doen, maar dan had u ook naar de volledige factuur moeten kijken en tegelijkertijd het hele verhaal van de producenten moeten meenemen in dit wetsontwerp. Dat hebben jullie niet gedaan.

Zelfs juridisch gezien zit dit wetsontwerp niet correct in elkaar. Mag ik dat vanuit de oppositie nog zeggen? Mag het gezegd worden, als wetgeving niet goed is? De Raad van State heeft gesteld dat de tekst van het wetsontwerp indruist tegen de staatsstructuren. De heer Van Hecke, voorzitter van de commissie en ook jurist, had het lef om in de commissie te zeggen dat betrokkenen hun zaak dan maar voor het Grondwettelijk Hof moeten brengen. Is dat de manier waarop het Parlement moet omgaan met die artiesten? Gaat u op die manier die mensen geld toestoppen, als morgen misschien iemand naar het Grondwettelijk Hof stapt, waardoor het misschien gedaan is met vergoedingen uit uw pot van 19 miljoen euro?

Wees nu zelf toch eens serieus, wees eerlijk met uzelf. Wees eerlijk met hoe dit land in elkaar zit, en dan krijg je dat niet. Eigenlijk hoeven wij een dergelijk debat niet eens te voeren. Ik heb ook nooit beweerd dat ik de artiesten niets gun. Daarnet heb ik al heel duidelijk mijn steun uitgesproken, maar toekenningen moeten wel gebeuren vanuit het juiste niveau.


President Eliane Tillieux

Mevrouw Depraetere, vraagt u nog het woord?


Melissa Depraetere Vooruit

Mevrouw de voorzitster, we gaan het debat uit de commissievergadering niet overdoen. Ik veronderstel dat minister Dermagne op het advies van de Raad van State nog zal terugkomen.

Mijnheer Van Lommel, u kunt continu hetzelfde aanhalen, maar de minister heeft ook wel al duidelijk geantwoord dat hij wel bevoegd is en dat hij wel kan zorgen voor steun voor die sectoren als dat van op andere niveaus niet gebeurt. Hier gebeurt het in elk geval wel, gelukkig voor de sectoren die al zo lang getroffen zijn.


Catherine Fonck LE

Madame la présidente, messieurs les ministres, en pratique, nous soutenons un certain nombre de mesures contenues dans ce projet de loi. Je voudrais toutefois évoquer deux points.

Tout d'abord, en ce qui concerne le secteur de la culture et plus particulièrement le secteur de la musique, vous n'ignorez pas qu'il est structuré autour des auteurs, des artistes et des producteurs. Vous avez fait le choix, manifestement volontairement, de laisser complètement de côté les producteurs. Nier leur existence, nier leur contribution dans la richesse musicale en Belgique - ce sont quand même les producteurs et les labels qui sont les premiers investisseurs dans les nouveaux talents -, nier aussi les difficultés auxquelles ils ont été confrontés dans cette crise économique majeure, avec notamment des pertes importantes de rémunération, tout cela me paraît totalement incompréhensible et par ailleurs non justifié.

En effet, l'argument du gouvernement selon lequel il s'agirait ici d'aider des personnes physiques ou des entreprises individuelles ne tient pas la route. Il y a évidemment des producteurs qui sont des personnes physiques ou des entreprises individuelles. Par conséquent, ce point de votre projet de loi est problématique pour nous.

L'autre point que je voulais évoquer et qui a fait l'objet d'une discussion en commission concerne le volet des affaires sociales. Il s'agit de la manière avec laquelle le gouvernement procède à deux catégories d'aide, particulièrement pour ce qui concerne le fameux palier de 50 % de perte qui a été décidé pour l'octroi de la réduction des cotisations sociales. On est dès lors dans ce système, soit, à 1 ou 2 % près du bon côté et on peut alors bénéficier d'une réduction des cotisations sociales clairement plus importantes.

Soit, on est à 1 ou 2 % du mauvais côté et c'est une aide qui est nettement inférieure. Vous avez, là aussi, trouvé un argument qui ne tient pas la route à mes yeux. Vous invoquez le fait que, s'il y avait plusieurs paliers, ce serait trop complexe. Franchement, vous vous cachez derrière la complexité alors que le système binaire tel que vous l'avez conçu avec un seul palier pour cette réduction des cotisations sociales présente de telles différences, singulièrement pour les petites entreprises et pour les indépendants. Jamais, je n'aurais évoqué un système à 50 ou 100 paliers mais il y aurait eu beaucoup plus d'équité avec un système par exemple à 4 ou 5 paliers au maximum. Il aurait permis de prendre en compte la réalité diverse des uns et des autres et d'apporter des aides beaucoup plus conformes à la réalité et au vécu de terrain.

En la matière, nous considérons que l'iniquité est trop importante pour ne pas en tenir compte. L'argument de complexité, alors qu'on pouvait faire non pas plus complexe mais nettement plus équitable, n'est pour nous pas recevable. Notre soutien sera donc partiel. Nous nous abstiendrons dès lors sur ce projet. Je vous remercie.


François De Smet DéFI

Messieurs les ministres, chers collègues, nous avons indiqué à plusieurs reprises que nous continuerons à soutenir toutes les mesures permettant d'atténuer les conséquences sanitaires, mais aussi socioéconomiques et financières, liées à la pandémie. Je ne vais pas refaire les discussions qui ont eu lieu en commission mais simplement m'arrêter sur deux ou trois points.

Premièrement, en ce qui concerne les mesures de compensation pour les auteurs et artistes afin de compenser la perte de revenus en raison du coronavirus, nous les soutenons pleinement. Nous souscrivons aux aides sociales uniques destinées à compenser partiellement - mais de manière significative - les pertes de revenus provenant des droits d'auteur, des droits voisins de certaines formes d'exploitation telles que l'annulation d'événements et de spectacles vivants, les représentations théâtrales ou d'opéras et autres fermetures obligatoires.

Ces quelque 19 millions d'euros financés par le budget de l'État fédéral, et dont l'enveloppe sera répartie entre les cinq sociétés de gestion, au prorata des pertes subies en 2020, seront les bienvenus pour les auteurs, artistes, interprètes et exécutants dont les pertes de revenus ont été considérables durant toute l'année écoulée, déjà cartographiées, et celles déjà connues de l'année en cours. Ils ont payé un lourd tribut à la crise, et il est important qu'ils ne soient pas oubliés.

Un autre point à mettre en évidence est le fait du geste commercial à l'égard d'Unisono pour tous les secteurs qui ont été contraints de fermer à la suite des mesures sanitaires, tels que l'horeca ou les salles de fitness, et qui devaient payer des droits pour de la musique qu'ils ne diffusaient pas. Il est aussi important que vous ayez, dans ce projet de loi, considéré que les montants perçus par les bénéficiaires dans le cadre de ce régime ponctuel d'aide ne pourront être déduits du montant journalier de l'allocation de chômage versée auxdits bénéficiaires.

Je m'interroge quand même quant à la portée de l'avis de la section législation du Conseil d'État, qui dénie toute compétence à l'autorité fédérale en la matière, en dépit du fait que vos justifications juridiques, conçues comme une contrepartie du préjudice subi par les ayants droit du fait de l'application des mesures sanitaires décidées par le gouvernement, qui assume dommages et préjudices causés, sont a priori convaincantes. Vous l'avez indiqué vous-même: le risque zéro, à savoir l'annulation de ce volet de la loi par la Cour constitutionnelle, n'est pas exclu. Il est honorable que l'autorité fédérale affirme de manière assertive dans les travaux parlementaires qu'elle ne sollicitera jamais le remboursement des aides accordées dans ce cadre.

Deuxièmement, nous saluons la volonté du gouvernement d'introduire dans ce projet de loi des mesures visant à stimuler la relance et le taux d'emploi. Après la mise en place de mesures limitant les conséquences économiques liées à la pandémie, telles le chômage temporaire ou le report de cotisations sociales, il nous semble primordial de penser à la reprise en adoptant des mesures de soutien ciblées. À titre d'illustration, la réduction des cotisations ONSS de 2 400 euros par trimestre et par travailleur permettra à de nombreux employés gravement touchés par la pandémie de bénéficier d'une bouée d'oxygène supplémentaire.

À cet égard, nous suggérons de prévoir une progressivité beaucoup plus importante dans la réduction des cotisations, afin d'éviter une trop grande disparité entre bénéficiaires.

Nous saluons enfin l'adoption de mesures ciblées pour l'horeca. Depuis le début de la crise sanitaire, ce secteur est l'un des plus durement touchés. Je rappelle qu'il représente plus de 57 000 entreprises et près de 120 000 travailleurs. Il constitue un pan de notre économie qui attire, par ailleurs, une main-d'œuvre de plus en plus jeune.

En conclusion de mon intervention, si nous soutenons l'ensemble de ce projet, nous nous interrogeons sur la trajectoire budgétaire à long terme et la mise en place, dans le même temps, de mesures structurelles permettant de la maintenir. S'il est nécessaire de soutenir tant les travailleurs que les employeurs impactés par la crise, il est tout aussi important que notre pays conserve des finances publiques saines. Il ne s'agit dès lors pas d'ouvrir des robinets sans en mesurer les conséquences à long terme. Nous resterons vigilants sur ce dernier point.


Björn Anseeuw N-VA

Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, in de voorbije coronaperiode werden heel wat maatregelen genomen. Ik zal het specifiek hebben over de RSZ-korting die wordt gegeven in dit wetsontwerp en die werd besproken in de commissie voor Sociale Zaken. In de coronaperiode werden heel wat maatregelen genomen die in principe de werkloosheid financieel ondersteunen. In heel wat gevallen was of is dat nodig gedurende een bepaalde periode. Natuurlijk is het een dunne grens tussen werkloosheid en inactiviteit in het algemeen, om die mensen die gedwongen zijn tot inactiviteit te ondersteunen, dan om mensen in die inactiviteit te bestendigen. Stilaan moeten we tot de conclusie kunnen komen dat we het omslagpunt naderen, als we het al niet hebben bereikt.

Bij elke steunmaatregel inzake corona die in de commissie en in plenaire vergadering werd besproken, heb ik altijd gepleit voor zo fijnmazig mogelijke maatregelen omdat die zeer gericht en doelmatig moeten zijn. Deze RSZ-korting heeft in beginsel tot bedoeling een ondersteuningsmaatregel te zijn om in plaats van werkloosheid tewerkstelling te stimuleren. Met dat principe zijn we natuurlijk heel erg blij. Voor werkgevers die vertrekken vanuit een situatie met een sterk omzetverlies de voorbije maanden, kan dit effectief een meerwaarde betekenen. Toch kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat de voorliggende én heel breed toepasbare steunmaatregel om de tewerkstelling te stimuleren, voor een deel de remedie is voor heel wat andere maatregelen van de voorbije maanden die net het tegenovergestelde hebben beoogd en ook wel bereikt, namelijk inactiviteit.

Om een pandemie te kunnen beheersen, moet op een bepaald ogenblik het debat worden gevoerd over welke maatregelen nuttig kunnen zijn om de pandemie in te dijken. Dat begrijp ik. Inactiviteit gedurende een bepaalde periode kan daar in bepaalde mate een onderdeel van uitmaken. Ik heb vandaag een collega horen spreken over "die noodzakelijke maatregelen". Het is niet de eerste keer dat ik het zeg: de noodzakelijkheid van de maatregelen is nooit echt ten gronde het voorwerp van debat geweest.

Dat werd aangenomen. Het was de pensée unique en is dat voor een groot deel nog altijd. Ik vind dat daar in de voorbije maanden onvoldoende kritisch mee is omgegaan.

Ik maak graag nog een algemene beschouwing: wat het sociaal-economische betreft, gaat het niet over een crisis als gevolg van het coronavirus, maar wel als gevolg van de coronamaatregelen. Een vraag die wij daarbij moeten stellen is of die crisis eerder een gevolg is dan wel de oorzaak. Ik denk dat een aantal van de maatregelen die genomen is, de oorzaak zijn van de inactiviteit die wij nu moeten proberen te bestrijden met een RSZ-korting voor het derde kwartaal. Sommige sprekers beweren dat de N-VA bedrijven of ondernemers geen steun gunnen. Dat doen we wel, maar het is niet onze taak om economische actoren gunsten te verlenen. Het is onze taak om maatregelen te nemen die hun een dienst bewijzen. Er is een groot verschil tussen iemand iets gunnen en iemand een dienst bewijzen. Het moet de bedoeling zijn mensen een dienst te bewijzen.

Ik heb ook gezegd dat het toepassingsgebied van de maatregel wat ons betreft veel te breed is. Hij is eigenlijk al van toepassing op werkgevers die met een relatief beperkte stijging – in een aantal gevallen slechts 10 % van het arbeidsvolume – al een RSZ-korting kunnen krijgen. De maatregel houdt geen rekening met de impact van de coronacrisis op specifieke sectoren of met het omzetverlies van de werkgever. Het volstaat dat men nu amper 10 % meer mensen aan het werk heeft dan enkele maanden geleden. Ik denk dat dit in heel veel sectoren vandaag niet echt zo moeilijk is. De lat ligt dus eerder laag voor een zeer breed toepasbare RSZ-korting.

Deze steunmaatregel, een maatregel gericht op het stimuleren van activering – men zegt toch dat hij daarvoor is bedoeld – moet veel fijnmaziger zijn. Dat is een vorm van rechtvaardigheid, maar is vooral ook een manier om de economische actoren een dienst te bewijzen. Ik verklaar mij nader. Ik heb in de commissie gevraagd, mijnheer de minister, waarom u de maatregel niet fijnmaziger hebt gemaakt dan vandaag het geval is, want hij is toch zeer breed toepasbaar, waardoor heel wat bedrijven en sectoren die dat eigenlijk niet nodig hebben, een RSZ-korting zullen krijgen.

We kunnen de verschillende sectoren niet over dezelfde kam scheren. Een aantal sectoren heeft gebloed en het echt moeilijk gehad. Die mogen we niet teloor laten gaan. Dan moet men het debat voeren over de manier waarop dit het best aangepakt wordt. Er zijn echter ook sectoren die helemaal niet zo slecht hebben geboerd, maar die door slechts 10 % meer activiteit en meer tewerkstelling te creëren in vergelijking met enkele maanden geleden, toch al de RSZ-korting kunnen krijgen.

Dit kan het perverse effect hebben waarbij werkgevers die er alles aan gedaan hebben om zoveel mogelijk mensen aan de slag te houden ondanks hun omzetverlies, eigenlijk minder RSZ-korting zullen krijgen dan degenen die al vrij makkelijk zijn overgestapt naar tijdelijke werkloosheid. Er waren misschien wel alternatieven. Ik zal niet iedereen over dezelfde kam scheren. Er zijn immers bedrijven die geen keuze hadden, laat dat duidelijk zijn. Het is een debat dat nuance verdient. Maar dat zijn een aantal zaken die we moeten vermijden, en dat gebeurt hier helemaal niet.

Ik heb u gevraagd, mijnheer Vandenbroucke, waarom die maatregel niet fijnmaziger is. Wat ik heel erg waardeer aan u, is dat u rechttoe rechtaan zegt waar het op staat, als ik u een vraag stel. Niet al uw collega's doen dat even vaak. U doet dat wel en dat waardeer ik heel erg. U heeft gezegd dat het inderdaad klopt dat de kans zeer reëel is dat een aantal bedrijven of sectoren de RSZ-korting zal krijgen waar ze dat strikt genomen niet nodig heeft. De reden waarom u die generieke maatregel neemt, is eigenlijk uw vrees om in problemen te komen met artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met andere woorden onrechtmatige staatssteun.

Ik moet zeggen dat ik verwonderd was, niet door uw transparantie ter zake, maar wel omdat dat effectief de reden blijkt te zijn. U zegt in feite met zoveel woorden dat het hier inderdaad gaat om staatssteun waarvan u denkt dat hij eigenlijk niet toegestaan en geoorloofd is, maar u omzeilt die regel door steun toe te kennen aan sectoren en bedrijven die hem eigenlijk niet nodig hebben.

Dat vind ik vrij straf, vooral omdat de regels rond staatssteun ertoe strekken om een goedwerkende markt te hebben. Die is vooral gediend met een eerlijke concurrentie. Daar gaat het natuurlijk over. Dat brengt me terug bij het punt dat het onze bedoeling niet moet zijn om bedrijven en sectoren iets te gunnen, maar om hen een dienst te bewijzen. Dat doet men vooral door ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke voorwaarden vervuld zijn om een goedwerkende markt mogelijk te maken.

Dat doet men echter niet, door net het tegenovergestelde te doen van wat hier gebeurt, namelijk een maatregel te treffen die blijkens uw antwoord in de commissie bestaat uit ongeoorloofde staatssteun die de facto leidt tot een minder goed werkende markt en de eerlijke concurrentie onder druk zet. Daarmee bewijzen wij ons economisch weefsel geen dienst. Daarom is mijn pleidooi het voorbije jaar altijd geweest, wanneer het over coronasteunmaatregelen gaat, en is het nu opnieuw dat fijnmazige maatregelen worden getroffen. Dat is hier echter niet het geval.

Dat is ook ons fundamentele bezwaar tegen de artikelen waarover het hier gaat, namelijk de RSZ-korting. Wij hebben er geen probleem mee dat er gerichte steun is voor de bedrijven en sectoren binnen een bepaald tijdbestek. Die maatregelen moeten immers ook binnen een bepaald tijdkader gelden. Zij kunnen niet te eeuwigen dage voortduren. Wij kunnen echter niet instemmen met maatregelen die een loopje nemen met de regels, niet omdat de regels een doel op zich zijn, maar omdat zij een garantie moeten zijn voor een goed werkende markt. De N-VA doet niet mee aan maatregelen die onder het mom van economische steun net de werking van de markt onder druk zetten. U kan ons dat ook niet kwalijk nemen.

Dat is de essentie van het verhaal. Ik heb dat ook in de commissie aangegeven en ik herhaal het nu. Wij moeten werk maken van fijnmazige maatregelen. Het debat over de noodzakelijkheid van deze of gene beperkende maatregelen in ons economisch landschap is het vorige jaar nooit gevoerd. Was de opgelegde inactiviteit altijd wel nodig of niet? Het was not done om dat hardop zelfs maar in vraag te stellen.

Heel wat debatten die hier moeten kunnen worden gevoerd, zijn niet gevoerd, wat ons in een situatie zoals vandaag brengt. Met de voorliggende RSZ-korting zullen wij op macroniveau ons economisch weefstel geen dienst bewijzen. Het is nu stilaan tijd voor een exitscenario voor onze economie.

In het derde kwartaal moet en zal, zoals de voorbije weken en maanden is gebleken, de economie in ons land immers aantrekken. Het derde kwartaal wordt echter niet benut of aangegrepen om minstens al een aanzet te geven tot de exit, ook uit de steunmaatregelen, die wij zullen steunen zolang ze nodig zijn. Wij kunnen ons echter niet van de indruk ontdoen dat ze in bepaalde gevallen inactiviteit in stand houden. Dat kan echt niet de bedoeling zijn. In dat geval blijven wij immers hangen in een crisis die wij naderhand meer veroorzaken dan oplossen.

Ik wil dan ook pleiten voor een exitscenario van de sociaal-economische steunmaatregelen, we moeten de handen aan de ploeg slaan, want wij missen hierdoor het derde kwartaal, wat eigenlijk het kwartaal bij uitstek is om een begin te maken met de exit uit de coronastrategie. Dit is een gemiste kans van de regering.


Leslie Leoni PS | SP

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, je ne compte pas être très longue, mais je tenais tout de même à m'adresser à vous pour souligner l'importance du projet qui nous est soumis aujourd'hui.

Il est clair qu'il nous faudra encore du temps pour réaliser toute l'ampleur des dégâts causés par cette pandémie. On pense d'abord à ceux qui sont partis trop tôt et à leur famille, ainsi qu'à ceux dont la situation fragile ou précaire s'est aggravée, et à tous ceux qui ont vu leurs revenus parfois intégralement disparaître dans des secteurs créateurs de lien social.

Parmi ceux-là, il y a les artistes. Nous avons été privés pendant plus d'une année de prestations en public, une année sans être en contact direct avec ceux qui partagent avec nous autant d'émotion que de réflexion. Si les conséquences de cette privation sont difficilement quantifiables aujourd'hui, il n'y a pas de doute que le spectacle vivant, parce qu'il nous oblige à lever nos têtes de ce quotidien, a manqué à la cohésion sociale. Il ne faudrait pas croire que ce secteur se remettra naturellement et seul sur pied dès que les restrictions seront levées, même si chaque secteur a eu énormément de créativité pour essayer de reprendre la vie, petit à petit, en fonction des consignes sanitaires. Les dégâts sont lourds et si on ne fait rien, ils pourraient durer encore longtemps. C'est un danger pour les artistes mais aussi pour la société dans son ensemble.

C'est pour cette raison que le projet de loi du ministre Dermagne qui nous est soumis aujourd'hui est particulièrement important. Il permet de réparer, au moins partiellement, le dommage causé aux artistes à cause des multiples restrictions qui leur ont été imposées.

C'est un juste retour des choses envers un secteur qui se relève. C'est autant un besoin pour eux que pour le reste de la société. C'est aussi une réponse très concrète du ministre Dermagne à l'opposition entre les artistes et ceux qui ont été contraints de fermer leur commerce.

Il n'y a plus de temps à perdre. Nous devons voter dès aujourd'hui ce projet de loi. Toute manœuvre pour retarder son adoption serait, pour moi, irresponsable. Ne nous y trompons pas: derrière les arguments communautaires de certains, il y a, avant tout, une hostilité traditionnelle à l'égard d'un secteur qui porte un message universel aux antipodes des idéologies identitaires et régionalistes.

Monsieur le ministre, vous pouvez donc compter sur le soutien de mon groupe, qui votera en faveur de votre projet de loi.


Ministre Frank Vandenbroucke

Madame la présidente, je souhaiterais, tout d'abord, remercier les intervenants notamment de l'opposition.

Le débat sur ce projet en commission a été utile et les discussions qui viennent d'avoir lieu sont une bonne synthèse des points de vue qui y ont été exposés.

Je voudrais revenir sur deux éléments qui ont été évoqués tantôt par Mme Fonck, tantôt par M. Anseeuw.

Je ne dis pas qu'un débat ne peut pas avoir lieu. Ce n'est pas une question binaire. Il n'y a pas de vérité absolue dans un sens ou un autre.

Il est vrai, madame Fonck, qu'on pourrait nuancer le système des paliers. Il est ici question d'un seul palier, ce qui est peut-être un peu brutal, comme vous le dites. Mais dès le moment où on intègre un palier, voire plusieurs paliers supplémentaires, les choses deviennent vraiment plus compliquées. On a débattu de la question avec l'ONSS qui est responsable de l'implémentation pratique. Je ne veux pas me cacher derrière lui, mais, selon celui-ci, le système à l'examen complique déjà les choses car il n'était pas initialement prévu.

Quoi qu'il en soit, nous préférons ne pas trop compliquer les choses, même si cela a été une option. Pour ce qui me concerne, je préfère défendre le projet tel quel, en espérant qu'il est assez transparent pour ceux qui veulent comprendre le mécanisme. Il faut savoir que l'introduction de plusieurs paliers complique la situation au niveau de l'exécution pratique, mais c'est aussi plus compliqué à comprendre.

Mijnheer Anseeuw, u zei dat een toename van de tewerkstellingsgraad met 10 % volstaat om steun te krijgen. Ik wil dat nuanceren. Die 10 % geldt voor de grote bedrijven. Ik verwijs naar het vorige debatje met mevrouw Fonck. De complexiteit zit in het feit dat men een onderscheid maakt in de omvang van het bedrijf.

Een toename met 10 % van de tewerkstelling is een criterium voor grote bedrijven die 500 mensen tewerkstellen. Er moeten bovendien minstens 100 mensen bij komen. Dat is een aanzienlijke tewerkstellingsexpansie. Dat is geen klein beetje.

Dit ter aanvulling van wat u zegt over die 10 %. Het gaat over 10 % op een grote massa met een minimale drempel. De totale toename in absolute termen moet gelijk zijn aan 100. Dat is dus een belangrijke toename van de tewerkstelling.

Wij hebben gekozen voor een generieke maatregel. Ik ben u dankbaar voor de vriendelijke woorden aan mijn adres, want ik probeer de dingen inderdaad te zeggen zoals ze zijn, maar ik ben ook wel iets genuanceerder geweest.

Ik heb in de regering met mijn bevoegde collega's gepleit voor een generieke maatregel en heel bewust niet voor een maatregel die administratief afgelijnd zou zijn of waarbij men bepaalde sectoren zou privilegiëren.

Het gaat hier over relance. We zijn dus voorbij aan de vraag welke specifieke sectoren en hun toeleveranciers door sluitingen werden getroffen. We zitten nu in een breder paradigma. We willen een relance met een generieke maatregel voor bedrijven die hier en nu expansief zijn inzake het aanwerven omdat we daaraan hier en nu een boost willen geven.

Dan heeft men twee keuzes. Het paradigma van wat ik industriepolitiek heb genoemd, met name pick the winners. Men zegt dan: die sectoren vinden we interessant en andere vinden we niet interessant. Ik ben daar niet per se tegen, maar op pick the winners is de voorbije 20 tot 30 jaar veel kritiek gekomen, omdat men zich kan vergissen en omdat de overheid niet alwetend is.

Als men een boost aan de hertewerkstelling wil geven, neemt men beter een generieke maatregel die men niet op basis van sectoren definieert.

Ik heb eraan toegevoegd dat we een probleem zouden krijgen met de Europese Unie als we er bepaalde sectoren uit zouden pikken. Dat zou immers selectieve staatssteun zijn. Volgens mij betekent dit ontwerp echter geen selectieve staatssteun, dus ook geen ontwrichting van de markt. Het doen niet aan pick the winners, we maken immers geen sectorale keuzes, het is dus geen selectieve steun. In die zin is het geen overheidsinterventie die ontwrichtend inwerkt op de marktmechanismen. Het betekent wel steun voor wie expansief handelt inzake tewerkstelling.

Ik geef grif toe dat dit geen zwart-witdiscussie is, elk voordeel heeft immers zijn nadeel. Het nadeel van dit soort beleid is dat een werkgever die tegen heug en meug zijn tewerkstelling hoog heeft gehouden niet veel plezier zal hebben aan de maatregel. Aan de andere kant mag u niet vergeten dat we uit een periode komen waarin het voor een werkgever gemakkelijk was om tijdelijke werkloosheid in te roepen. Men werd daar ook helemaal niet scheef voor bekeken. Wie de tijdelijke werkloosheid heeft gebruikt en mensen nu terug effectief aan het werk zet, die profiteert van de maatregel. Dat zal dus voor veel mensen gelden.

De idee dat werkgevers die tegen heug en meug hebben geprobeerd hun mensen aan het werk te houden gestraft worden, terwijl we alle werkgevers de kans hebben gegeven om vrij soepel om te gaan met tijdelijke werkloosheid, zou ik dus aanzienlijk willen nuanceren. We hebben daar een interessant debat over gevoerd maar ik zou het ontwerp toch willen behouden zoals het voorligt.


Ministre Pierre-Yves Dermagne

Madame la présidente, mesdames et messieurs les députés, je vous remercie pour ces échanges qui, comme Frank Vandenbroucke l'a dit, et en tout cas en ce qui me concerne, sont conformes aux échanges que nous avons eus en commission de l'Économie sur ce projet de loi, et plus spécifiquement sur le soutien aux artistes.

Je voudrais tout d'abord dire qu'il ne s'agit pas dans mon chef d'une volonté de passage en force et de trouver un moyen d'aider les artistes parce que ce sont des artistes et parce qu'étant de gauche, je serais plus proche de ceux-ci. Non, c'est la volonté de répondre à des questions.

U vroeg mij week na week een oplossing te vinden. Dat is wat wij hier hebben gedaan, meen ik.

Ce n'est pas une solution parfaite, c'est une solution partielle et, on l'a dit dès le début, c'est une compensation d'une partie des pertes des droits d'auteurs et des droits voisins pour les artistes, qui ont été particulièrement impactés par cette crise.

Wat de bevoegdheidsverdeling betreft, wil ik herhalen wat ik in de commissie heb gezegd. Ten eerste, ik respecteer net als mevrouw Van Bossuyt, de heer Van Lommel en andere collega's maar al te zeer de bevoegdheden van de verschillende niveaus en vooral van de deelstaten.

Ten tweede hebben wij het advies van de Raad van State niet naast ons neergelegd. We hebben de memorie van toelichting aangevuld met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de reprografie en het kopiëren voor privégebruik. Wat het kopiëren voor privégebruik betreft, wordt in het Padawanarrest C467/08 in de punten 30 en 40 bepaald dat de lidstaten die besluiten de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik in nationale wetgeving op te nemen, verplicht zijn te voorzien in de betaling van een billijke compensatie, die moet worden beschouwd als compensatie voor het door de auteur geleden nadeel. In punt 30 van het SAWP-arrest C37/16 wordt dezelfde logica toegepast met betrekking tot reprografie. In beide gevallen is de schadevergoeding de tegenprestatie voor een verlies dat is veroorzaakt door een besluit van de overheid. Evenzo is de compensatie een tegenprestatie voor de schade die de rechthebbenden lijden ten gevolge van de toepassing van gezondheidsmaatregelen.

À nouveau, je le répète, ce qui est proposé ici s'inscrit dans le cadre de la jurisprudence constante de ces deux arrêts bien connus de la Cour de justice de l'Union européenne. Par conséquent, nous n'avons pas balayé d'un revers de la main l'avis du Conseil d'État; nous y avons répondu en complétant l'exposé des motifs de manière précise.

Effectivement, le risque zéro n'existe pas. Je ne vais pas vous le cacher. Il se pourrait qu'un recours soit introduit sur la base de la répartition des compétences. Mais je ne vois pas qui aurait intérêt à introduire ce recours.

Par ailleurs, comme je l'ai dit en commission, il va de soi que, s'agissant d'une mesure de soutien comme celle-là, il n'est absolument pas dans l'intention du gouvernement de solliciter un quelconque remboursement de ces aides. C'est un engagement que nous avons pris. C'est une mesure limitée dans le temps.

Het is een beperkte, gerichte en eenmalige maatregel.

Il faut l'envisager de la sorte. Vous avez été nombreux à m'interroger semaine après semaine sur les solutions que je pouvais apporter à la situation des artistes et à celle des commerces fermés qui devaient payer cette contribution aux sociétés de gestion de droits.

Voilà la solution que nous avons trouvée après avoir cherché et négocié dans un cadre institutionnel compliqué. Je pense que la réponse apportée aujourd'hui est temporaire, unique. J'espère que nous n'aurons plus à devoir prendre de telles mesures de soutien et que nous pourrons rapidement nous inscrire dans une logique d'exit strategy avec un retour à la normale.

Nous savons aussi que des mesures d'aide supplémentaires seront encore nécessaires. Je fais le tour des entreprises, je bats le terrain jour après jour et je peux vous assurer que la situation des entreprises, d'un point de vue microéconomique, secteur par secteur, est encore préoccupante à bien des égards.

S'agissant de questions plus spécifiques, pourquoi avons-nous exclu les producteurs? C'est Mme Fonck qui a posé cette question.

Mevrouw Van Bossuyt en de heer Van Lommel stelden die vraag eveneens.

D'abord, nous sommes attentifs à la répartition des compétences, quoi que vous puissiez en penser. De plus, s'agissant de sociétés de production, le soutien que nous leur aurions apporté aurait, de manière certaine, consisté à marcher sur les plates-bandes d'autres niveaux de pouvoir – en l'occurrence, les Régions. Ensuite, il faut savoir que les sources de revenus de producteurs – je pense notamment à SIMIM – ont été moins affectées que celles des auteurs, et ce, pour plusieurs raisons. Tout d'abord, le streaming n'a jamais été autant utilisé que pendant la crise sanitaire. Une dernière étude évoque ainsi une augmentation de près de 20 % au cours de l'année 2020. Par ailleurs, le streaming rapporte beaucoup plus aux producteurs et quasiment rien aux interprètes. C'est donc aussi une question de justice, d'équité, car il fallait également tenir compte des spécificités des situations.

Vous m'avez aussi interrogé sur les différents mécanismes d'obtention d'une indemnisation partielle. Cela peut sembler complexe, mais c'est parce que la situation et le travail des artistes le sont. Du reste, à travers tout le travail poursuivi au sujet de l'évolution du statut d'artiste, nous voyons que les réalités sont diverses et variées. Pour cette raison, nous avons recouru à plusieurs critères et mécanismes d'indemnisation.

S'agissant de votre question relative aux non-affiliés, je répète qu'ils pourront bénéficier du système de soutien sur la base d'une preuve du dommage. Il leur reviendra donc de prouver le dommage subi. Quant au forfait, il est prévu dans le cas d'une impossibilité d'apporter une telle preuve. C'est aussi pourquoi nous avons tenu à intégrer ce dispositif.

Par ailleurs, il est exact qu'indépendamment de la crise du covid, des prestations live ont pu être moins nombreuses en 2020 qu'en 2019. C'est la raison pour laquelle nous avons prévu plusieurs mécanismes d'indemnisation, y compris pour un concert ou une pièce de théâtre qui auraient été annulés.

Il a aussi été question de l'abandon du tiers-payant. Nous n'avons pas souhaité y recourir pour deux raisons. Tout d'abord, un tel mécanisme aurait pu être assimilé à une aide d'État et, dès lors, être sanctionné par l'Union européenne. Ensuite, plusieurs autres mesures de soutien ont été prises à destination des entreprises, en particulier dans le domaine de l'horeca.

Nous avons aussi voulu faire en sorte qu'un geste commercial puisse être accordé aux entreprises fermées. Le retour du terrain et des négociations sur la base de contacts pris avec l'UCM et l'UNIZO nous indiquent que les choses vont dans la bonne direction. Croyez bien que j'y serai attentif! Il importe que cette ristourne soit octroyée.

À la question concernant la ristourne pour Unisono et pas pour SIMIM et PlayRight, j'ai donné la réponse en commission. Il existe chez SIMIM et PlayRight un tarif saisonnier qui peut être sollicité et qui tient compte des périodes d'ouverture et de fermeture. Un prorata peut être demandé. Nous avons indiqué à SIMIM et PlayRight que dans les factures Unisono 2021 qui sont en cours d'envoi, figure de manière explicite la possibilité de demander l'application de ce tarif saisonnier pour pouvoir bénéficier d'un tarif au prorata des mois d'ouverture et/ou de fermeture.

Madame la présidente, mesdames et messieurs les parlementaires, ce sont les éléments de réponse que je souhaitais vous apporter aujourd'hui.


Anneleen Van Bossuyt N-VA

Mijnheer de minister, wij hebben voor verschillende punten een andere interpretatie. Onze belangrijkste bezorgdheid is het bevoegdheidsaspect. Collega Houtmeyers heeft meermaals vragen gesteld over de Unisonofactuur. Wij hebben er inderdaad meermaals op aangedrongen dat u een oplossing zou vinden, maar dat betekent natuurlijk niet dat wij gevraagd hebben dat u de bevoegdheidsverdeling in ons land niet zou respecteren. Het ene volgt niet uit het andere, natuurlijk. Het was perfect mogelijk een oplossing te vinden conform de huidige bevoegdheidsverdeling door maatregelen in de sociale zekerheid te nemen, maar uw regering heeft ervoor gekozen dat niet te doen.

Voorts argumenteert u dat u met de verwijzing naar de arresten van het Hof van Justitie een antwoord hebt gegeven op de hele problematiek van de bevoegdheidsverdeling en op de opmerkingen van de Raad van State ter zake. Dat lijkt mij heel bijzonder. Ik heb heel lang het Europees recht bestudeerd, maar ik heb nooit geweten dat door arresten van het Hof van Justitie en zijn interpretaties de grondwet van een lidstaat gewijzigd kan worden, laat staan de bevoegdheidsverdeling die daarin is vastgelegd. Het Hof van Justitie heeft trouwens een Vlaamse voorzitter en het zou mij ten zeerste verbazen dat hij het ermee eens is dat de hiërarchie der rechtsnormen op die manier gewijzigd zou kunnen worden. Ik vind het toch een bijzonder argument, dat u hier gebruikt.

Tot slot, wat de producenten betreft, blijft het mij verbazen dat zij, die nochtans deel uitmaken van het ecosysteem van de muzieksector, uitgesloten worden.

Wat specifiek de Unisonofactuur betreft, het wetsontwerp komt eigenlijk niet tegemoet aan de Unisonofactuur. Het komt er maar voor de helft aan tegemoet, precies omdat Unisono zowel op de auteursrechten als de billijke vergoeding slaat. Aan de vragen over dat laatste wordt hierin geen gehoor gegeven.

U hebt mij dus niet kunnen overtuigen, zeker niet wat de bevoegdheidsverdeling betreft. Wij zullen dus tegen het wetsontwerp moeten stemmen.


Björn Anseeuw N-VA

Minister Vandenbroucke, bedankt voor uw antwoorden op mijn redevoering.

U zegt terecht dat het voor grote bedrijven met minstens 100 werknemers over 10 % gaat, maar ook dat is relatief, want in mijn eerste uiteenzetting heb ik aangegeven dat alles staat of valt met het vertrekpunt. Verschillende bedrijven hebben verschillende soorten bedrijfsvoering. Sommige bedrijven hebben alles in het werk gesteld om zoveel mogelijk werknemers aan de slag te houden, hoe moeilijk dat ook was. Andere bedrijven hebben gebruikgemaakt van tijdelijke werkloosheid, waarvan ik niet beweer dat zij dat onterecht hebben gedaan, maar ze deden dat misschien meer dan de eerste groep bedrijven.

U zegt daarop, vrij laconiek, dat werkgevers die er meer dan anderen op hebben ingezet om iedereen aan het werk te houden, ook de kans hadden om van de tijdelijke werkloosheid gebruik te maken. Dat vind ik toch wel een vrij cynisch antwoord. Uw antwoord bevestigt eigenlijk het punt dat ik heb gemaakt in mijn eerste toelichting. Tegen de werkgever die nu minder korting krijgt, zegt u eigenlijk dat hij de kans had om tijdelijke werkloosheid in te roepen, waardoor hij nu een hogere RSZ-korting zou krijgen. Dat vind ik enigszins speciaal. Het bevestigt wel het paradigma van de regering-De Croo; dat is heel erg duidelijk.

Het gaat er mij niet om, in tegenstelling tot wat u aanhaalt, dat bepaalde sectoren niet mogen worden geprivilegieerd door de ene wel RSZ-korting te geven en de andere niet. Mijn stelling is dat, als er al steun komt van de overheid, die strikt noodzakelijk moet zijn en nooit meer dan dat, waardoor het helemaal nooit over een privilege gaat.

U zegt dat de overheid zich niet mag laten leiden door picking the winners. In de plaats daarvan bent u echter bezig met picking the winners én picking the losers, aangezien u iedereen RSZ-korting geeft. Naar de mening van mij en mijn partij moet de overheid zo weinig mogelijk aan picking doen, en als de overheid dat al doet, dan nooit meer dan strikt noodzakelijk. U doet net het tegenovergestelde, want u geeft iedereen de RSZ-korting. Dat legt ons fundamenteel meningsverschil bloot. Het gaat om verregaande overheidsinmenging, terwijl die eigenlijk ongeoorloofd is, wat ook blijkt uit uw antwoord in de commissie over staatssteun – ik verwijs naar het Europees verdrag. Wij zijn het daar niet mee eens en blijven daarbij.

De antwoorden die u net hebt gegeven op mijn voorgaande uiteenzetting, bevestigen net het punt dat ik maak. U hebt mij dus helemaal niet overtuigd van het tegendeel van wat ik daarstraks heb gezegd. U hebt mij daarentegen alleen bevestigd in mijn overtuiging, u bevestigt wat ik zeg. Het gaat er mij niet om dat ik graag gelijk krijg van u. Ik vind het belangrijk dat wij de samenleving en ons economisch weefsel een dienst bewijzen met behulp van onderhavig wetsontwerp.

De denkwijze van de regering-De Croo, ook al wordt ze geleid door een liberaal, gaat blijkbaar uit van een maximaal overheidsingrijpen, want het is picking the winners en picking the losers. Wij vinden echter dat de overheid dat zo weinig mogelijk moet picken.


Catherine Fonck LE

Monsieur Vandenbroucke, je pense que nous nous sommes échangé nos arguments. En la matière, j'aurais privilégié une approche plus équitable, en tout cas pour les PME et les indépendants.

Monsieur Dermagne, je voudrais revenir très rapidement sur les producteurs locaux belges. Vous ne devrez plus me répondre, je vous rassure.

Il me semble pour le moins étonnant d'invoquer un argument de répartition des compétences, alors qu'il s'agit quand même d'un secteur de la musique qui est vraiment organisé, y compris les producteurs. Vous dites que, pour les uns, on peut largement justifier la compétence fédérale mais que, pour les autres, cela ne relèverait pas du tout de la compétence fédérale mais plutôt de celle des Régions et Communautés. Je trouve que c'est assez particulier sur le plan juridique. C'est le moins que l'on puisse dire mais j'entends le message et je le leur ferai savoir. En gros, vous renvoyez vers la ministre de la Culture. J'ose espérer, en la matière, qu'elle ne se retournera pas, comme à son habitude, vers le fédéral en disant qu'elle est compétente pour la culture mais que le fédéral doit payer. Si je peux me permettre, ne jouez pas là avec les pieds des producteurs locaux belges. Ce ne serait absolument pas acceptable.

Le deuxième argument que vous invoquez consiste à dire que, dans le fond, ils n'ont pas été mis à mal. Je ne sais pas d'où proviennent vos chiffres et peut-être disposez-vous de davantage de chiffres que moi mais, en tout cas, pour ce qui me concerne, je vois que, sur l'année 2020, en fonction des différentes catégories de revenus, ils ont accusé des pertes de 17 à 45 % par rapport à 2019. Et, pour les quelques mois de 2021 pour lesquels nous disposons de chiffres, on constate que la situation a encore empiré.

Dès lors, pour être franche, les arguments que vous mettez en avant ne sont guère convaincants. Je pense plutôt qu'il s'agit d'un choix pur et dur du gouvernement d'exclure les producteurs locaux belges de musique. C'est un choix et, bien évidemment, monsieur le ministre, chacun assume ses choix.