Proposition 55K1796

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi reportant l'entrée en vigueur des dispositions relatives au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté pour les peines privatives de liberté de trois ans ou moins.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Feb. 22, 2021
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
prisoner judicial proceedings criminal procedure penalty application of the law carrying out of sentence release on licence

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB
Voted to reject
LE N-VA LDD VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

March 11, 2021 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

De rapporteur, mevrouw Dillen, verwijst naar het schriftelijk verslag.


Sophie De Wit N-VA

Mevrouw de voorzitster, ik zie dat minister Van Quickenborne er niet is. Hij zal het waarschijnlijk niet belangrijk genoeg vinden.

(…): Hij is aan het wachten…

Als hij aan het wachten is, kunnen we hem misschien beter verwittigen.


President Eliane Tillieux

De minister is in het gebouw. We laten hem komen.


Sophie De Wit N-VA

Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, ik zou eigenlijk een verhaaltje kunnen vertellen.

Er was eens heel lang geleden de wet op de externe rechtspositie en daarin werd de strafuitvoering geregeld. Die wet werd in mei 2006 goedgekeurd. Ik zat hier toen nog niet, maar sommigen onder u wel al. Zij zou in werking treden op 1 juli 2008, maar die inwerkingtreding verliep niet zo goed. Dat was natuurlijk ook niet zo evident: de installatie van strafuitvoerings­rechtbank vraagt ook op het terrein wat aanpassingen. De bepalingen voor de uitvoering van straffen van minder dan drie jaar zijn zelfs helemaal nooit in uitvoering geraakt; de uitvoering werd intussen al negen keer uitgesteld.

Het gevolg daarvan is dat de minister bevoegd blijft en dat de strafuitvoering voor de straffen van minder dan drie jaar – zo kort is dat eigenlijk niet – wordt geregeld via omzendbrieven. De facto wordt de strafuitvoering zo eigenlijk uitgehold en is er een zekere straffeloosheid voor de korte straffen, want een straf van drie jaar wordt automatisch omgezet in een elektronisch toezicht van een achttal maanden en zelfs dat durft te variëren. Een straf van vier maanden wordt zelfs helemaal niet uitgevoerd; men kan wat dat betreft bijna spreken van kwijtschelding van straf.

Nochtans was er licht aan het einde van de tunnel. In de vorige legislatuur was er een wetsvoorstel van mevrouw Van Cauter om een aantal aanpassingen te doen. De wet dateert van 2006, dus daar kon wel iets aan veranderd en verbeterd worden. Het was inderdaad genoeg geweest; met dat voorstel zouden de korte straffen, dus straffen van minder dan drie jaar, ook worden uitgevoerd, eindelijk. Zo luidde trouwens de titel van de communicatie daarover van mevrouw Van Cauter indertijd: "Gevangenisstraffen voor kort veroordeelden nu ook effectief uitgevoerd". Daar waren wij het volmondig mee eens, mijnheer de minister. Dat voorstel werd goedgekeurd in april 2019, ongeveer twee jaar geleden. Er werd toen een marge ingebouwd, want wij beseften dat de strafuitvoeringsrechtbank zich daaraan moest aanpassen, omdat zij daarvoor bevoegd werd. De tekst zou normaal gezien in werking treden in oktober 2020. Er was dus een goede overgangs­periode voor het terrein, zodat de uitvoering van de korte straffen mogelijk zou worden, want men heeft natuurlijk – dat geven wij toe – extra capaciteit voor nodig.

Maar toen – hier begint het tweede deel van mijn verhaal – kwam de coronapandemie en besliste men om de gevangenissen te allen prijze leeg te maken via maatregelen zoals de verlenging van penitentiair verlof, de opschorting van uitvoering van dringende straffen en de strafonderbrekingen. De deuren van de WZC's gingen dicht, die van de gevangenissen gingen voor een groot stuk open. Daar kon men in het begin van de crisis begrip voor hebben, want we wisten niet wat er op ons af kwam, zeker gezien de overbevolking in de gevangenissen, maar veiligheid blijft wel een kerntaak van de overheid.

Alsof dat nog niet genoeg was, kwam er op 31 juli een nieuwe wet. De inwerkingtreding in oktober zou niet lukken; men zou de korte straffen van minder dan drie jaar zeker niet uitvoeren, aangezien men net bezig was de gevangenissen leeg te maken. Dus de inwerkingtreding werd uitgesteld. In de commissie hebt u opgeworpen dat ik dat destijds mee heb goedgekeurd, mijnheer de minister. Dat klopt. Maar u bent wel vergeten te vermelden dat de wet allerhande bepalingen bevatte en wij tegen de bepaling inzake strafuitvoering "nee" hebben gezegd en hebben tegengestemd. Wij hadden daar wel begrip voor. U zette wel de gevangenis­deuren open en liet langgstraften vroeger vrij. Wij konden nog begrijpen dat u, als u in juli een en ander moest uitstellen, langgestraften zou moeten vrijlaten om kortgestraften binnen te laten. Maar mijnheer de minister, ik heb u herhaaldelijk gevraagd om u voor te bereiden, toen de inwerkingtreding verschoof van 1 oktober naar 1 april, zodat het volgende jaar geen aprilgrap zou zijn. U moest dan klaar zijn, maar blijkbaar bent u dat niet. Ik heb altijd gevreesd dat de inwerkingtreding opnieuw zou worden uitgesteld. Hoewel men zich op het terrein had aangepast en zich had voorbereid, ligt het wetsontwerp opnieuw voor om de bepalingen niet in werking te laten treden, maar opnieuw te verdagen, nu naar december.

Mijnheer de minister, soms is het vat vol. Deze keer is het vat vol. Dit is het uitstel te veel voor ons. De wet is vijftien jaar oud. Het is nu de tiende keer. Men kan niet enerzijds eisen, zoals hier daarstraks nog gebeurde, dat bepaalde vormen van geweld terecht zwaarder worden bestraft, of verontwaardigd zijn dat verkrachters niet in de cel moeten, wat hier ook gebeurt, of bepleiten dat Justitie straffer moet zijn en dat elke straf, hoe klein ook, moet worden uitgevoerd, zoals u in uw beleidsnota schrijft, en anderzijds beslissen dat de inwerkingtreding van een wet die beoogt dat korte straffen effectief worden uitgevoerd – een voorstel van Open Vld – opnieuw wordt uitgesteld. Vijftien jaar nadat die bepalingen werden ingevoerd, kunnen de bepalingen nog altijd niet in werking treden. Dat getuigt van een dubbele standaard.

Bovendien geldt het corona-excuus, eerlijk gezegd, niet meer; ik zal u ook uitleggen waarom.

Wij hebben afgelopen week de verjaardag van de coronacrisis in dit land pandemie gevierd. Vieren is natuurlijk een verkeerd woord. De regering heeft dus al een jaar tijd gehad om naar alternatieven te zoeken in plaats van gewoon maar uit te stellen. Mijnheer de minister, ik heb u daarstraks gehoord, toen u vertelde wat voor een crack u wel niet bent. U hebt zelfs onderzoeken die al twee en een half jaar bezig zijn, in een periode waarin u nog geen minister was, kunnen oplossen in een paar maanden. Aangezien u zo een crack bent en u die pluim op uw hoed kan steken, had ik verwacht dat u ook zou zijn voorbereid en een oplossing zou hebben gevonden om de wet wel in werking te laten treden.

Mijnheer de minister, wat zal nu immers gebeuren? Hopelijk krijgen wij allemaal snel die prik, kan de strafuitvoering opnieuw haar normale elan vinden en zijn strafonderbrekingen niet meer nodig. Hopelijk moet ook de uitvoering van de straf niet meer worden opgeschort en kan alles opnieuw zijn werking vinden. De gevangenissen lopen in dat geval echter normalerwijze opnieuw vol. Daarbovenop komt dan in december 2021 de inwerkingtreding van de wet met de uitvoering van de straffen van minder dan drie jaar.

Mijnheer de minister, u zult de komende maanden dus echt een crack moeten zijn om dat alles op te lossen. Beide problemen zullen immers samenkomen. Mijnheer de minister, ik reken op u, want een elfde uitstel zou helemaal van de pot gerukt zijn. Indien u dan toch graag de crack wil zijn die u de voorbije dagen beweert te zijn, hebt u aldus de kans dat nog eens extra te bewijzen. Mijnheer de minister, indien het u lukt, zal ik persoonlijk de pluim op uw hoed komen steken. In dat geval hebt u immers goed gewerkt. U mag mij daaraan houden. Dat zal dan een pluim zijn, die u hebt verdiend. Dat u de inwerkingtreding nu uitstelt, is echter absoluut een gemiste kans. Het getuigt van een dubbele standaard en is niet correct.

Het zal u dan ook niet verbazen dat wij daarom het ontwerp niet zullen goedkeuren.


Marijke Dillen VB

Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, namens onze fractie wil ik mij daar graag bij aansluiten.

Het wordt toch wel echt ergerlijk dat de corona­crisis de alfa en omega wordt om ongewilde veranderingen door te voeren, uitstel te vragen, dossiers op de lange baan te schuiven of maatregelen uit te stellen. Dat gebeurt ook met het wetsontwerp dat hier voorligt. Opnieuw wordt een wet die dateert van 2006, bijna vijftien jaar geleden, uitgesteld. Dat is niet voor de eerste keer, daarvoor zou men nog begrip kunnen hebben, ook niet voor de tweede keer, maar voor de tiende keer. Corona, allemaal goed en wel, maar dat was niet reden waarom dit de vorige keren, met uitzondering van vorig jaar, werd uitgesteld. In 2009, 2012, 2013, 2015, 2016, 2017 en 1 oktober 2019 was er van corona nog absoluut geen sprake

Ik ben ook eerlijk, mijnheer de minister. U was toen nog geen minister van Justitie. Het is dus niet uw echte verantwoordelijkheid, maar wel de verantwoordelijkheid van al uw voorgangers. Sommige van die partijen zitten vandaag ook in uw Vivaldiregering.

In juli kwam er een uitstel tot 1 april 2021. Nu vraagt u opnieuw uitstel tot 1 december 2021. Nogmaals, ik kan het uitstel dat u vandaag vraagt nog enigszins begrijpen, gezien de situatie in een aantal gevangenissen. Er zou een ernstig probleem zijn in een aantal gevangenissen, maar dat is een debat voor volgende week.

Mijnheer de minister, hoeveel keer gaat u nog uitstel vragen? Ik heb het verslag van de commissie heel aandachtig nagelezen. Wij hebben geen garantie gekregen dat dit nu het allerlaatste uitstel zal zijn. U hebt immers de mogelijkheid opengelaten voor een nieuw uitstel, niet alleen wegens corona of een andere pandemie, want dan zouden we daar nog maar eens begrip voor aan de dag moeten leggen, nee, ook voor totaal andere onverwachte zaken kan het gebeuren dat er in december opnieuw een uitstel moet komen.

Mijnheer de minister, daarmee kan onze fractie absoluut niet akkoord gaan. Wat die andere totaal onverwachte zaken ook mogen zijn, dit kan en mag in december geen reden zijn voor een nieuw uitstel. U hebt nu ondertussen meer dan voldoende tijd gehad om alles in gereedheid te brengen om deze wet na bijna vijftien jaar in werking te laten treden. Totaal onverwachte zaken mogen geen excuus zijn voor een uitstel in december.

De impact van deze wet op de gevangenis­bevolking zal groot zijn. In de commissie sprak u over een toename van 422 personen. Dit ging enkel over personen die werden veroordeeld op basis van het aantal gevangenisstraffen tussen vier maanden en drie jaar, waaraan automatisch een elektronisch toezicht werd toegekend. Die cijfers dateren van 2019 en zijn dus nog niet de meest recente, van 2020. Over het aantal straffen van minder dan vier maanden hebt u echter geen cijfers. Ook dat zal wel een weerslag hebben.

Mijnheer de minister, niemand betwist dat er impact zal zijn. Dat was in 2006 eigenlijk ook al geweten. De vorige regeringen hebben veel te lang gewacht om de capaciteit uit te breiden, daardoor zal de overbevolking alleen nog maar toenemen. U moet hier heel dringend werk van blijven maken.

Of het nu gaat om alleen gevangenissen dan wel ook transitiehuizen en detentiehuizen is een heel ander debat dat we ook moeten durven voeren in de commissie. Het is alleszins duidelijk dat er nog heel veel werk aan de winkel is. Zowel u, de minister van Justitie, als de collega bevoegd voor de Regie der Gebouwen moeten nu de handen in elkaar slaan en zo spoedig mogelijk bijkomende initiatieven nemen om de uitbreiding van de capaciteit bij hoogdringendheid aan te pakken. Wachten is absoluut geen optie meer.

Een ander probleem dat we absoluut niet mogen onderschatten, is de problematiek om voldoende magistraten en griffiepersoneel te vinden. We hebben deze discussie al een aantal keren gevoerd, zowel in de plenaire vergadering als in commissie. Die zal ik hier niet herhalen. U zei letterlijk – ik citeer uit het verslag van de commissiezitting: "Ik besef dat de zoektocht niet evident zal zijn, maar dat die gestaag zal verder gaan."

Mijnheer de minister, ik hoop dat dit niet te gestaag zal zijn, maar dat u een tandje zult bijsteken om ervoor te zorgen dat een gebrek aan personeel in december geen reden zal zijn om opnieuw een uitstel te vragen. Dit kan onmogelijk onder de zogenaamde totaal onverwachte zaken vallen. U weet immers, samen met ons, heel goed dat dit een ernstig probleem is, waarvan prioritair werk moet worden gemaakt.

Nog een laatste vraag ter verduidelijking.

Tijdens de bespreking in commissie hebt u verklaard – ik citeer u nogmaals – "om aan deze stijging het hoofd te kunnen bieden, zal de regeling enkel worden toegepast op nieuwe uitvoerbare straffen." Ik krijg hierover toch graag wat meer toelichting. Wat bedoelt u hiermee concreet? Hoe moet ik dat begrijpen? Komen enkel straffen die na 21 december 2021 worden uitgesproken hiervoor in aanmerking? Ik denk toch niet dat dit de bedoeling mag zijn. Ontsnappen de andere straffen dan de dans? Nogmaals, men heeft in 2006 inderdaad gekozen voor een geleidelijke inwerkingtreding van de wet, maar het mag in het kader van de bestrijding van de straffeloosheid en in een kordaat justitieel beleid toch niet de bedoeling zijn dat het enkel zal gaan over de nieuwe uitvoerbare straffen uitgesproken na 21 december 2021.

Ik wil u erop wijzen dat de reden waarom men in 2006 heeft gekozen voor een geleidelijke inwerkingtreding van deze wet het feit was dat het penitentiair beleid aan een grondige hervorming toe was. Dat klopte in 2006, maar helaas moeten we nu bijna vijftien jaar later vaststellen dat een werkelijk grondige fundamentele hervorming nog steeds niet heeft plaatsgevonden.

U hoort mij niet zeggen dat er niets is gebeurd gedurende die vijftien jaar, want dat zou absoluut niet correct zijn, maar om nu te spreken van een grondige spectaculaire hervorming, dat is niet gebeurd. Ik krijg daarover dus graag wat meer duidelijkheid.

Terecht stelde collega Geens tijdens de bespreking in de commissie dat het belangrijk is aan de practici duidelijk te maken dat dit nu werkelijk het laatste uitstel van de inwerking­treding is. Dat is nodig, want – zo stelde collega Geens; als oud-minister van Justitie kan hij dit weten – het is voor hen een honds karwei dit in de praktijk rond te krijgen.

Nogmaals, ik kan er begrip voor opbrengen dat een aantal door de pandemie genoodzaakte ingrepen een belangrijk effect hebben op de instroom en uitstroom van de gevangenissen en op het gevangenisregime, maar op dit ogenblik moeten wij de garantie krijgen dat dit het laatste uitstel zal zijn.

Mijnheer de minister, om al die redenen die ik heb aangeduid, ook tijdens de commissie­besprekingen, zal onze fractie dit wetsvoorstel niet goedkeuren. Het had al vijftien jaar uitgevoerd moeten zijn. Corona is één, mijnheer de minister, maar de veiligheid van onze samenleving is voor ons heel belangrijk.


Minister Vincent Van Quickenborne

Mevrouw de voorzitster, dames en heren parlementsleden, ik begrijp dat mensen enig scepticisme aan de dag leggen. Als men een wet heeft goedgekeurd in 2006 en een deel van die wet nog steeds niet van kracht is geworden, dan zou men voor minder sceptisch zijn. Ik vind dat dus een normale reactie.

U bent veel te vriendelijk voor mij, mevrouw Dillen. U zegt dat het eigenlijk mijn fout niet is, maar ik wil het zelfs persoonlijk op mij nemen, want ik zat ook in die regering. Ik ben dus mee verantwoordelijk. Dat is evident. Ik wil zelfs al die schuld op mij nemen. Ik heb er al wat op mij genomen en het karretje is nog niet vol.

Dat is correct van mevrouw Dillen, maar dan kijk ik toch ook even naar u, mevrouw De Wit. U zegt dat ik alles uitgesteld heb, maar bent u dan de tijd vergeten dat u in de regering zat? Ik weet dat het vervelend is, maar ik zal er u nog een paar keer aan herinneren. Als men deelneemt aan het beleid, dan draagt men daar ook verantwoordelijk­heid voor, mijnheer Wollants. Men moet de consequenties daarvan dragen.

Deze wet is verschillende keren uitgesteld, in de vorige regering tot drie keer: de wet van 10 augustus 2015, de wet van 23 november 2015 en de wet van 6 juli 2017. U hebt die volmondig mee goedgekeurd. Ik heb zelfs de verslagen van de commissies en plenaire vergaderingen bekeken. Ik heb daarin geen enkele kritische opmerking van de N-VA gezien. Het werd uitgesteld. Enige consequentie mag dus wel. Ik begrijp dat u nu in de oppositie zit, maar wij moeten de waarheid laten spreken.

Ik kom tot de coronacrisis.

De impact daarvan op onze gevangenissen weegt zwaar, ik wil daar heel eerlijk over zijn. Dat is gewoon zo. Ik wil in de eerste plaats mijn felicitaties uiten ten aanzien van het personeel dat daar werkt, in heel moeilijke omstandigheden. De situatie in de gevangenissen is sowieso al niet gemakkelijk, maar met corona erbij kan het een zeer gevaarlijke cocktail worden. Ik verwijs naar twee incidenten in de laatste twee weken.

Le bourgmestre de Namur est présent. Je le salue. Il comprend très bien le néerlandais.

De situatie in de gevangenis van Namen was zeer explosief. Dankzij de goede tussenkomst van de burgemeester, de veiligheidsdiensten en de civiele veiligheid ter plaatse hebben we de situatie onder controle gekregen. De burgemeester van Hasselt, Steven Vandeput, is hier niet. Die zetelt nu in het Vlaams Parlement. Ook daar waren er serieuze problemen.

In totaal testten er 730 gedetineerden positief op corona. Vandaag zijn er nog altijd 185 gedetineerden geblokkeerd vanwege corona. Dat heeft een impact op de gevangenis, aangezien er plaats moet worden gemaakt. Als bijvoorbeeld twee gedetineerden in een cel zitten en één van hen blijkt coronabesmet, dan moet de andere daar natuurlijk zo snel mogelijk worden weggehaald. Voor die gedetineerde moet er plaats worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor mensen die de gevangenis binnenkomen wegens veroor­deling, want zij moeten een plaats krijgen om de quarantaine te overbruggen. Er is dus een impact op ons gevangeniswezen.

Om die reden heeft toenmalig minister Geens op een bepaald moment beslist om de inwerkingtreding uit te stellen van 1 oktober naar 1 april. De vraag wordt mij nu voorgelegd waarom wij de inwerkingtreding weer uitstellen. De realiteit is dat de corona-impact op dit ogenblik zelfs nog groter is dan bij de toenmalige beslissing in juli. Mevrouw De Wit, bij de stemming over enkele artikelen hebt u zich onthouden, maar voor het geheel hebt u toen voorgestemd. We zullen de discussie nu niet opnieuw voeren. De impact van corona is nu echter groter dan in juli 2020. Bijgevolg moeten wij voorzichtig en verantwoor­delijk handelen. Om die reden willen wij de inwerkingtreding uitstellen tot 1 december 2021.

De vraag van mevrouw Dillen, of dit de laatste keer zal zijn, is zeer pertinent. Ik zal mij daarom nader verduidelijken. Mevrouw Dillen meent namelijk dat ik een achterpoortje zoek om, indien nodig, toch te kunnen ontsnappen. In de commissie heb ik mij misschien wat te voorzichtig uitgedrukt, ook al is dat niet mijn stijl. Daarom zal ik het nu verduidelijken, in deze plenaire vergadering, we zijn hier toch onder ons.

Als er op dat ogenblik inderdaad geen corona­pandemie, noch een andere pandemie heerst, en er zich evenmin een andere calamiteit voordoet, waarmee ik duidelijk niet te weinig capaciteit bedoel, dan zullen wij de wet om ook de korte straffen uit te voeren in werking laten treden. Mevrouw De Wit, het klopt dat ik daarmee een engagement uitspreek om ook de korte straffen uit te voeren. Deze regering wil dat in ieder geval uitvoeren, in tegenstelling tot alle voorgaande regeringen, waarvan wij trouwens ook deel uitmaakten, net als u, mevrouw De Wit. Uw partij heeft het echter niet uitgevoerd, wij zullen dat wel doen.

Die inwerkingtreding zal een enorme impact betekenen. Volgens huidige cijfers gaat het om 422 gevangenen, enkel als het gaat over straffen van vier maanden tot drie jaar. Echter zal ook wie tot een gevangenisstraf van minder dan vier maanden is veroordeeld, zijn straf moeten uitzitten. Dat zal een enorme impact hebben. De vraag hoe wij dat zullen opvangen, is zeker terecht.

Ten eerste, u weet dat wij met een brief aan de verschillende gouverneurs van het land eind 2020 hebben gevraagd in bijkomende capaciteit te voorzien door middel van detentiehuizen. Op die vraag krijgen wij positieve reacties van verantwoordelijke burgemeesters, die zich bereid tonen een detentiehuis in hun stad of gemeente te huisvesten. Wij zijn van plan om nog in 2021 zeker een detentiehuis in gebruik te nemen, wat wij uiteraard ook de komende jaren willen doen.

Ten tweede, wij hebben dankzij het goede werk van de voorgangers perspectief. Ik heb het niet over corona, maar over perspectief op de opening. De opening van de gevangenis van Haren in 2022 zal ook netto een verhoging van de capaciteit betekenen, onder meer in Brussel, van bijna tweehonderd extra plaatsen.

Ten derde, er is uiteraard ook de situatie van de inwerkingtreding van de wet, die enkel van toepassing zal zijn op het ogenblik dat er een in kracht van gewijsde uitspraak is. Dat zal dus stap voor stap gebeuren. De overgangsbepalingen zijn heel ruim geformuleerd.

Geruime tijd zullen de gedetineerden dus nog onder het oude regime van de omzendbrieven vallen, aangezien het vaak een voordeliger systeem zal zijn en er geen strengere strafuitvoering mag zijn volgens de regels van de strafwet. Gedetineerden zullen in bepaalde gevallen ook de keuze krijgen tussen het systeem van de omzendbrieven en het systeem van de nieuwe externe rechtspositie.

Wij bereiden ons uiteraard daarop voor. Wij weten goed wat de uitdagingen zijn. Mevrouw Dillen, wij zijn ook volop bezig met de voorbereiding van de uitvoering van de wet. Ik kan u meegeven dat vandaag achttien van de vierentwintig mandaten reeds zijn ingevuld. Dat betekent concreet dat er toch al een behoorlijke invulling is. Wij zullen de nog niet ingevulde mandaten voor de SURB of strafuitvoeringsrechtbank herpubliceren zodat wij volledig operationeel kunnen zijn op 1 december 2021.

Wij zijn ook volop bezig met het bespreken van de inwerkingtreding met de Gemeenschappen. U weet immers dat ze ook een impact heeft op het elektronisch toezicht. Dat weet u. Ook op dat vlak zijn er gesprekken lopende.

Dames en heren, ik meen tot slot te mogen besluiten dat het om een weloverwogen beslissing gaat, die in alle eerlijkheid coronagerelateerd is.

Wij hebben de ambitie om deze nieuwe wet op 1 december in werking te laten treden.


Marijke Dillen VB

Mijnheer de minister, ik heb van u een antwoord gekregen wat betreft de straffen die hiervoor in aanmerking komen. Op mijn vraag over de zoektocht naar magistraten antwoordde u dat achttien van de vierentwintig mandaten ingevuld zijn. Hoe moet ik dat echter zien? Gaat het om magistraten die vandaag voor andere rechtbanken werken en die overstappen naar deze vorm van strafuitvoering, of gaat het over nieuwe magistraten? In het eerste geval blijft u met een probleem zitten want als ze van een andere rechtbank naar de strafuitvoering overstappen, dan worden hun plaatsen daar vacant, wat op het terrein weer aanleiding zal geven tot nieuwe problemen. Kunt u daar wat meer verduidelijking over geven?

U hebt verwezen naar de inzet van transitiehuizen en detentiehuizen. In dat verband citeer ik even wat uw voorganger en onze collega in de commissie zei: "Het is een goede zaak dat wordt ingezet op transitiehuizen en detentiehuizen, maar het effect hiervan op de totale gevangenis­capaciteit zal voor de komende 10 jaar verwaarloosbaar zijn." Dat zijn de woorden van de heer Geens. De reden hiervoor is dat de oude gevangenissen die nu uitgeleefd worden, gedoemd zijn om geregeld capaciteit te verliezen. Dat is gewoon een feit.

Met andere woorden, ik vrees dat u een probleem zal blijven hebben met de capaciteit zolang er niet versneld opgetreden wordt, door het bouwen van nieuwe gevangenissen of het moderniseren van bestaande gevangenissen. Als u werkelijk wil komen tot een effectieve uitvoering van alle straffen, iets wat onze fractie alleen kan bijtreden, dan moet er echt een antwoord komen op het capaciteitsprobleem. De waarschuwing van collega Geens verontrust mij werkelijk.

Ik rond af, mijnheer de minister.

U hebt daarnet terecht de operatie Sky toegejuicht. Of dat nu de verdienste is van de huidige ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken is een ander verhaal. Het is het gevolg van de jarenlange inspanningen van het federaal parket en de FGP Internationale Samenwerking. Als wij echter nog een paar keer zulke grote operaties krijgen op justitieel vlak – wij hebben vandaag nog geen zicht op hoeveel mensen aangehouden zijn en vooral niet op het aantal mensen van wie de aanhouding morgen en maandag door de raadkamer zal worden bevestigd – dan zullen wij heel grote problemen hebben wat de capaciteit betreft. Daarom blijf ik erop aandringen dat u uw uiterste best doet om zo spoedig mogelijk een antwoord te geven op de capaciteit, een probleem dat al heel lang aansleept. De veiligheid van de samenleving vereist dat.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de minister, nog een korte repliek.

Ik weet dat corona niet evident is in de gevangenissen, maar wij zijn een jaar verder, een jaar waarin cracks zoals u andere oplossingen hadden kunnen vinden, zoals gevangenissen huren of wat dan ook.

U gaat graag in oude verslagen kijken wat wij wel of niet hebben goedgekeurd. Dat mag u van mij doen, ik hoef mij niet te verstoppen. Wij zijn in de Zweedse coalitie inderdaad collegiaal geweest. Toen voormalig minister van Justitie Koen Geens zei dat het nog niet ging en dat het moest worden uitgesteld, zijn wij collegiaal geweest. Een collegialiteit die ik daarnet van u niet heb gehoord ten aanzien van uw oud-collega Jan Jambon. U gooit mij dat hier voor de voeten, maar u zat ook in de regering toen Jan Jambon minister van Binnenlandse Zaken was. Wat u daarnet zei, was dus totaal ongepast. U had daaraan moeten denken en die collegialiteit ook tentoonspreiden en niet alleen verwijzen naar de Zweedse coalitie wanneer het u uitkomt.

Ten slotte, in 2019 – dat is het enige wat telt – hebben wij voormalig collega Van Cauter gesteund omdat wij er helemaal achter stonden dat die wet in voege zou treden. Dat is het kernpunt. U mag alle verslagen nakijken, maar kijk ook naar de commissieverslagen en dan zult u zien dat wij herhaaldelijk hebben gezegd dat dit belangrijk was. U kunt echter niet alleen naar de Zweedse regering verwijzen wanneer het u toevallig uitkomt, omdat het in uw praatjes past om iemand anders een kleedje aan te trekken.

Als u de verantwoordelijkheid wil opnemen voor een vorige regering, waar u deel van uitmaakte, kunt u niet enkel het thema uitkiezen dat u goed uitkomt.


Minister Vincent Van Quickenborne

Ik wil het politieke debat wel voeren, maar mevrouw Dillen heeft nog een vraag gesteld over de magistraten.

Voor alle duidelijkheid, het gaat om nieuwe magistraten en nieuwe taken. Wij zoeken effectief nieuwe SURB-magistraten. Daar is goed over nagedacht. Al vóór de wet van 2019 heeft het openbaar ministerie de verdeling gemaakt. Voor uw informatie, het gaat om 3 nieuwe SURB-magistraten in Antwerpen. Die vacatures zijn alle drie al ingevuld. In Brussel gaat het over 1 SURB-magistraat aan Nederlandstalige kant en 2 aan Franstalige kant. In Gent gaat het om 3 plaatsen, waarvan er al 2 zijn ingevuld. In Liège gaat het over 2 plaatsen. In Mons gaat het over 1 plaats. Dan zijn er nog de substituten. 3 in Antwerpen, 1 Nederlandstalige en 2 Franstaligen in Brussel, 3 in Gent, 2 in Liège en 1 in Mons. Een aantal plaatsen is ingevuld, een aantal nog niet. Dat heb ik daarnet al gezegd. Wij zullen de vacatures opnieuw publiceren, met de bedoeling voldoende kandidaten te krijgen tegen 1 december.

Ik hoop dat dit een antwoord mag zijn op uw eerste vraag.

De tweede vraag, in verband met collega Geens. Tien jaar. Uiteraard, als u ooit de transitie wil doorvoeren van klassieke gevangenissen naar transitiehuizen en detentiehuizen, dus meer op mensenmaat gemaakte kleinere compounds, wat de ultieme doelstelling moet zijn, zal dat lange tijd duren. Dat heeft hij ook gezegd, en ik geef dat ook grif toe. Wat wij niet doen, is nu al functionele gevangenissen sluiten, behalve die waarvoor dat gepland is, om dan pas in de capaciteit te voorzien wanneer er nieuwe transitiehuizen zijn. Wij zullen dat veel geleidelijker aan doen. Op die manier zullen wij inzake de capaciteit wel een antwoord kunnen bieden.

Ik weet net als u dat het probleem van de overbevolking van de gevangenissen al heel lang bestaat. Die overbevolking in de gevangenissen bestond al in de tijd van Jean Gol. Er wordt vaak verwezen naar Jean Gol. Mevrouw De Wit heeft dat onlangs nog gedaan in een mondelinge vraag. Jean Gol was het toonbeeld van Justitie in de jaren 80. Ik was toen 12 jaar oud. Ik weet niet hoe oud u was. Ik mag u dat niet vragen. Maar zelfs toen was er al overbevolking. Ik heb het in dit land nooit anders geweten.

Het zal inderdaad een kunst zijn dat probleem op te lossen, maar met de elementen die ik heb aangedragen, meen ik wel dat wij daarover gematigd positief mogen zijn. Het zal heel hard werken worden om dat klaar te krijgen, maar daar gaan wij voor bij Justitie. Voor niets meer, en voor niets minder.