Proposition 55K1412

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant l'introduction d'une réserve de reconstitution pour les sociétés.

General information

Authors
CD&V Steven Matheï
Open Vld Christian Leysen, Kathleen Verhelst
Submission date
July 2, 2020
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
provision financial solvency infectious disease type of business company law tax-free allowance

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP Open Vld N-VA LDD MR VB
Voted to reject
PVDA | PTB
Abstained from voting
DéFI

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Nov. 12, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Wouter Vermeersch VB

Mevrouw de voorzitster, collega's, in de beginfase van zowel de eerste golf als de tweede golf van de coronacrisis namen de federale en regionale regeringen verscheidene maatregelen om de liquiditeits- en kaspositie, van onze ondernemingen te versterken. Zo denk ik aan het uitstel van de betaling van belastingen en socialezekerheids­bijdragen, uitkeringen aan bedrijven en tijdelijk werkloze werknemers en zelfstandigen, de gewestelijke premies zoals de compensatie­premies en hinderpremies. Die maatregelen zijn absoluut noodzakelijk en steunen wij ook.

In de volgende fase, die van het herstel, dus in de heropstartfase na de tweede golf, moet de solvabiliteit versterkt worden en moet er gewerkt worden aan de schuldgraad. De balans wordt als het ware proper gezet. Na het herstel van de kas volgt het herstel van de balans.

Het is van belang om vandaag bedrijven en zelfstandigen met solvabiliteitsproblemen te ondersteunen. Het gaat hier om ondernemingen wier financiële gezondheid en balans door de coronacrisis werden aangetast. Wij hebben hier samen al een eerste fiscale steunmaatregel ingevoerd in die zin, de zogenaamde carryback­regeling, waardoor bedrijven en zelfstandigen hun verliezen van 2020 kunnen afzetten tegenover de winst van 2019. Die maatregel zal ervoor zorgen dat de belasting­schuld voor die bedrijven voor 2019 getemperd wordt.

De maatregel die nu voorligt, laat onze ondernemingen toe om in de komende jaren een wederopbouwreserve aan te leggen. Bedrijven die door de coronacrisis verlies lijden, kunnen gedurende drie jaar een reserve aanleggen, die zal worden vrijgesteld van inkomstenbelasting.

Waarom steunt het Vlaams Belang het voorstel? De partij doet dat, omdat verzwakte bedrijven een gemakkelijke prooi zijn voor mogelijks ongewenste overnemers. De versterking van de solvabiliteit past in het kader om bedrijven hier lokaal te verankeren. De maatregel in verband met de wederopbouw­reserve is belangrijk om ook na de coronacrisis aan het herstel van onze bedrijven te werken.

Mevrouw de voorzitster, dat gezegd zijnde, verzoek ik u mij toe te staan even uit te weiden over de handel en wandel rond voorliggend wetsvoorstel in de commissie en in het Parlement.

In een eerste poging werd de tekst in verband met de wederopbouwreserve gekoppeld aan het wetsontwerp inzake carry back. Samen met andere partijen vroeg het Vlaams Belang dat de Raad van State advies zou verlenen over een dergelijke belangrijke maatregel.

Begin juli 2020 probeerde de heer Leysen in een tweede poging de wederopbouwreserve te koppelen aan andere in een wetsontwerp uit de superkern uitgewerkte fiscale maatregelen. Na een dreigement van onder meer de socialisten om het hele wetsontwerp te kelderen, werd het amendement uiteindelijk ingetrokken.

Half juli 2020 werd in een derde poging de tekst over de wederopbouwreserve als apart wetsvoorstel voorgelegd aan de commissie voor Financiën. Derde keer goede keer, dankzij de steun van het Vlaams Belang werd de maatregel inzake de wederopbouwreserve goedgekeurd.

Het moet gezegd dat toenmalig minister van Financiën De Croo daar correct op heeft gereageerd. Hij gaf toen sportief toe dat – ik citeer zijn woorden uit de commissie – "het Vlaams Belang wetsvoorstellen op hun merites beoordeelt". Vlaams Belang was in die periode, toen er nog geen sprake was van de huidige regering, meermaals bepalend voor de stemming in het Parlement.

Ik herhaal wat ik toen in de commissie heb verklaard: onze deur staat altijd open voor de minister en de leden; wij zijn altijd bereid mee te denken en te werken aan oplossingen, indien zij in het belang zijn van Vlaanderen, van de Vlamingen en van onze Vlaamse werkgevers en werknemers. Dat is met de maatregel inzake de wederopbouw­reserve zeker het geval.

De heer Leysen was trouwens nog explicieter in De Standaard. Ik citeer even uit De Standaard van juli 2020: "Het is de inhoud die telt." Aldus reageert de heer Leysen op de noodzakelijke steun van het Vlaams Belang. "De relance zal moeten komen van investeringen door bedrijven. De consumptie stimuleren is niet de juiste weg. In woorden is de sp.a er altijd als de kippen bij om de kmo's en de zelfstandigen te steunen, maar in de praktijk zien wij daar niet veel van. Deze maatregel is nochtans op maat van kleine bedrijven geschreven." Aldus eindigt het citaat uit De Standaard.

Voor de start van de nieuwe regering trad het Vlaams Belang in het Parlement wel vaker op als spelverdeler tussen het linkse blok van socialisten, groenen en PTB-PVDA, enerzijds, en de voormalige Zweedse partijen, anderzijds. Zo kwam er met de steun van Vlaams Belang een fonds voor extra zorgpersoneel. Evenzeer steunden en steunen wij de belangrijke belasting­vrijstelling voor bedrijven in verband met de wederopbouwreserve als coronaherstel­maatregel. Afhankelijk van het thema maar vooral van de inhoud bepaalt Vlaams Belang zijn stemgedrag. Deng Xiaoping zei het al: "Het maakt niet uit welke kleur de kat heeft, zolang ze maar muizen vangt." Of een wetsvoorstel nu van een donkerrode of een lichtblauwe partij komt, als er een goed voorstel op tafel ligt, dan krijgt dat onze steun.

Ik hoef u niet te tekenen hoe graag men het Vlaams Belang in hokjes duwt en dat geldt ook voor ons sociaal-economisch programma. Al te graag zetten commentatoren en politieke tegenstanders het Vlaams Belang weg als een linkse partij, sommigen zelfs als een socialistische partij. Laat ik echter heel duidelijk zijn, wij zijn geen socialisten, wij zijn niet links, wij zijn niet rechts, wij zijn in de eerste plaats nationalisten. Wij komen eerst op voor eigen volk, voor onze mensen. Precies volgens dat principe, de bescherming van onze mensen en onze ondernemingen, bepalen wij ons stemgedrag in het Parlement.

Wij vinden dat bij het herstelbeleid de volledige aandacht moet gaan naar het beschermen van het economisch weefsel in dit land, vooral de specifiek getroffen sectoren en de vele kleine en middelgrote ondernemingen die dit land groot hebben gemaakt. In die zin steunen wij de maatregel in verband met de wederopbouw­reserve in het Parlement.

Hoewel ik de minister hier momenteel niet zie, heb ik nog een concrete vraag, die ik graag vandaag beantwoord zou zien. Ook al zal de belasting­vrijstelling voor de wederopbouwreserve, die hier wordt goedgekeurd, op termijn een terugverdien­effect genereren, de maatregel zal in 2021 toch enige impact op de begroting hebben. Wij schatten die inderdaad niet in als een budget­neutrale maatregel voor 2021. Op 30 oktober werd de ontwerpbegroting voor 2021 ingediend bij de Europese Commissie, maar daarin vinden wij helemaal geen directe impact van die maatregel inzake de wederopbouwreserve terug.

Hoe verklaart u dat, mijnheer de minister? Kunt u even toelichten waarom de impact van de wederopbouwreserve op het eerste gezicht niet werd opgenomen in de ontwerpbegroting die aan Europa werd toegestuurd?


Dieter Vanbesien Groen

Mevrouw de voorzitster, collega's, het is inderdaad niet de eerste keer dat wij dit dossier bespreken. Het heeft immers al een hobbelig parcours afgelegd, en de heer Vermeersch heeft het daarnet even toegelicht.

In het kader van de covidmaatregelen heeft onze fractie in maart 2020 het vertrouwen gegeven aan een minderheidsregering. Toen wij dat deden, hebben wij altijd een onderscheid gemaakt tussen herstelmaatregelen en relancemaatregelen. Herstelmaatregelen zijn dringende maatregelen die onmiddellijk moeten worden genomen, die een impact hebben op heel korte termijn en die tijdelijk en dikwijls ook eenmalig zijn. Relancemaatregelen komen later, het zijn maatregelen op middellange of lange termijn en zijn eventueel recurrent of structureel. Ons vertrouwen aan de minderheids­regering diende om steun te geven aan de herstelmaatregelen, want dat was dringend en nodig. De relancemaatregelen hebben wij doorverwezen naar een volgende regering met een parlementaire meerderheid.

Laten wij dat even vertalen naar de bedrijven. Wij hebben ingeschat – meestal komt het zo uit – dat herstelmaatregelen focussen op de liquiditeit en dat solvabiliteitsmaatregelen eerder relancemaatregelen zijn op iets langere termijn. Alle voorstellen in de voorbije maanden die gericht waren op de liquiditeit van bedrijven, hebben wij altijd gesteund.

Het voorliggende wetsvoorstel betreft de solvabiliteit. Het is bij uitstek een relancevoorstel, omdat het ook pas ingaat in 2022, dus het beoogt de iets langere termijn, en daarom hebben wij in de voorbije maanden en in de commissie altijd gezegd dat wij het tot nu toe niet wilden steunen zolang er een minderheidsregering aan de macht was. Wij hebben het doorverwezen naar een volgende regering met een parlementaire meerderheid, die het voorstel kan passen in een groter relanceplan. Daar staan wij vandaag.

Nu is het ook het moment om verder naar de inhoud te kijken, want die is belangrijk.

We verwachten in de komende maanden een mogelijke golf van faillissementen. Die faillissementen moeten nog komen. Solvabiliteit is een belangrijke parameter voor een bedrijf om levensvatbaar te zijn en om aan een faillissement te kunnen ontkomen. Deze maatregel komt tegemoet aan de roep om hulp van de bedrijfswereld om deze golf van faillissementen tegen te gaan.

De manier waarop het wetsvoorstel is gemaakt, geeft ook vertrouwen dat de maatregelen zullen worden getroffen voor die bedrijven die in het doelpubliek zitten. Het gaat immers over bedrijven die dit boekjaar verlies hebben gemaakt wegens de coronacrisis.

We weten ook dat op termijn het geld terug in omloop zal komen en alsnog belast zal worden. Op langere termijn, langer dan een jaar, is dit een budgetneutrale oefening. Daarenboven zijn er een aantal interessante voorwaarden en precedenten aan dit wetsvoorstel gekoppeld. Een aantal daarvan kenden we al van de maatregelen die we genomen hebben inzake liquiditeit, met name de bedrijven die er gebruik van maken mogen geen dividenden uitkeren. Ze mogen de eigen aandelen niet inkopen. Ze mogen ook geen kapitaal­vermindering doen. Die voorwaarden worden hier herhaald. Er is nog een bijkomende voorwaarde opgelegd: het tewerkstellingspeil moet door dit bedrijf worden behouden. Het is niet mogelijk om gebruik te maken van deze maatregelen om dan de helft van de werknemers te ontslaan.

Dit is een interessant experiment. We zullen zien hoe dit zal evolueren en op welke manier onze bedrijven daarmee omgaan. Dat geeft ook inspiratie voor toekomstige maatregelen en permanente wetgeving. Wij kijken met veel belangstelling uit naar de manier waarop de voorwaarden zullen worden vervuld, alsook naar het effect ervan op de bedrijven en de arbeidsmarkt.

Collega's, om die redenen zullen wij deze relancemaatregel steunen.


Steven Matheï CD&V

Mevrouw de voorzitster, beste collega's, de hele gezondheidscrisis heeft een heel grote impact, niet alleen op de gezondheid en het dagelijkse leven, maar vast en zeker ook op de economie. De afgelopen maanden hebben wij hier in het halfrond heel wat maatregelen goedgekeurd in de zogenaamde corona I-, II- en III-wetten. Die maatregelen waren dienstig voor de burgers, voor non-profitinstellingen, voor werknemers, maar ook voor bedrijven.

Wat die laatste betreft, werd er al echt ingezoomd op het liquiditeitsvraagstuk, met onder andere de carrybackregeling, de vervroegde verliesaftrek waarbij de verliezen van dit jaar kunnen worden verrekend met de winsten van vorig jaar. Er was onder andere ook de vrijstelling van het doorstorten van de bedrijfsvoorheffing, maar de maatregelen inzake solvabiliteit stonden nog open. Dat zat vervat in dit wetsvoorstel, dat inderdaad een hele weg heeft afgelegd. Het is heel belangrijk dat er ook wordt gewerkt aan de solvabiliteit van bedrijven. Dat gebeurt in dit voorstel door toekomstige winsten vast te houden in de bedrijven en ondernemingen op een fiscaal vriendelijke manier, door ze vast te zetten en onbelast te laten. Daardoor treden tal van voordelen op. Zo zullen de bedrijven vanzelf aansterken, zal het vertrouwen in de bedrijven en door de bedrijven stijgen en zullen er investeringen kunnen worden gedaan. Dat is heel belangrijk om de economie te doen aantrekken en de bijbehorende tewerkstelling te waarborgen.

De hele regeling van de wederopbouwreserve die in dit voorstel zit vervat, is geen blanco cheque. Er is een aantal belangrijke voorwaarden aan verbonden. Er mag geen link zijn met de belasting­paradijzen, iets wat we al kennen uit de corona I-, II- en III-wetten. Er is voor de eerste keer ook een tewerkstellings­voorwaarde, waarbij de positieve effecten van deze regeling worden verbonden met het behoud van tewerkstelling, op zich ook een belangrijk aspect in het bemeesteren van de economische crisis. Daarnaast is er ook een onaantastbaarheidsvoorwaarde, wat wil zeggen dat als de winsten toch uit de vennootschap worden gehaald, ze alsnog zullen worden belast. Ten slotte, werd ook een maximumbedrag bepaald en gaat dit dus niet tot in het oneindige.

Het zijn belangrijke voorwaarden, maar des te belangrijker is dat door deze regeling het vertrouwen in de bedrijven en door de bedrijven met de bijbehorende economische- en tewerkstellingseffecten, groot kan zijn. Zo kan de economie aansterken.

Daarom zal onze fractie dit voorstel steunen.


Marco Van Hees PVDA | PTB

Madame la présidente, je vous remercie. Voilà un projet ou une proposition, puisqu'il a connu les deux dénominations, qui a connu un long parcours, certains collègues l'ont dit. Je pense qu'il est intéressant politiquement de revenir un peu sur ce long historique parce qu'il y a pas mal de leçons à en retenir.

Épisode 1. Nous sommes en juin 2020 et le ministre des Finances de l'époque, M. De Croo, insère cette disposition dans son projet de loi portant des dispositions fiscales afin de promouvoir la liquidité et la solvabilité des entreprises. Cette réserve de reconstitution se trouve dans le chapitre IV de ce projet de loi. Un vote a lieu en commission et l'ensemble du projet de loi est accepté sauf ce chapitre IV, c'est-à-dire cette réserve de reconstitution dont nous débattons aujourd'hui. À l'époque, qui vote contre? L'ensemble des partis de gauche et le Vlaams Belang qui dit en fait, comme on l'entend ici, que c'est uniquement parce qu'on n'a pas reçu l'avis du Conseil d'État qu'il ne vote pas en faveur de ce texte.

Épisode 2. Le collègue Leysen introduit cette disposition qui avait donc été rejetée. Il l'introduit sous la forme d'un amendement dans le cadre du projet Corona 3. Finalement, après tractations avec différents partis, il retire cet amendement.

Épisode 3. La disposition est alors réintroduite sous forme d'une proposition de loi signée par M. Leysen et adoptée en commission. C'est bien cela, monsieur Leysen? Et là, qui vote contre? Les socialistes, les verts et le PTB. Tous les autres votent pour, y compris le Vlaams Belang qui aime bien soutenir les propositions patronales de M. Leysen. En effet, M. Leysen aime bien souligner et rappelle tout le temps que le Vlaams Belang avait voté pour le Fonds blouses blanches du PTB mais il oublie chaque fois de rappeler que le Vlaams Belang soutient toutes les mesures pro-patronales que lui-même, son parti ou sa famille politique déposent pour donner des cadeaux aux multinationales, pour éviter qu'on ne taxe les plus riches, pour attaquer les syndicats, pour bloquer les salaires via la modération salariale. Chaque fois que de telles mesures patronales ou qui limitent les libertés syndicales sont proposées par les libéraux, le Vlaams Belang les soutient toujours. L'histoire d'amour, c'est plutôt entre M. Leysen et le Vlaams Belang. D'ailleurs, on a entendu un représentant du Vlaams Belang dire: "On n'est pas de gauche". On le savait. Il aime beaucoup le patronat, le patronat flamand certes mais cela reste le patronat!

Épisode 4: la proposition arrive ici, en plénière. Mais M. Laaouej fait de la flibuste – on le soutient d'ailleurs – et dépose des amendements qui sont envoyés au Conseil d'État. Épisode 5: aujourd'hui! Le Conseil d'État a rendu son avis et la proposition est soumise à la discussion et au vote aujourd'hui.

J'ai oublié l'épisode 4bis, entre l'épisode 4 et l'épisode 5: un gouvernement est constitué! Il est d'ailleurs dirigé par le père de la mesure, M. De Croo, et l'accord gouvernemental indique noir sur blanc que le gouvernement va faire adopter cette mesure. Du coup, quatre des cinq partis qui ont voté contre la mesure en commission voteront normalement en sa faveur aujourd'hui: les deux partis qui constituent le groupe Ecolo-Groen, les socialistes flamands et les socialistes francophones normalement vont voter "pour". C'est ce qu'on a entendu de la part de M. Van Besien. Le PS va voter "pour". M. Laaouej n'a pas pris la parole, mais je suppose qu'il va passer du statut de flibustier au statut de presse-bouton aujourd'hui pour soutenir cette proposition qu'il a tant combattue et soutenue avec tant de vigueur et de conviction.

J'aimerais vous rappeler, chers collègues, quelques-unes des critiques qui avaient été formulées par les députés qui avaient voté contre la proposition en commission et qui, aujourd'hui, voteront normalement "pour". M. Joris Vandenbroucke: "Ma fraction est fondamentale­ment opposée à cette mesure"… "L'intervenant ne croit pas", dit le rapport "contrairement à M. Leysen, que la mesure proposée sera remboursée par le biais de ses effets-retours dont l'intervenant n'a pas non plus vu de calculs."… "L'introduction d'un mécanisme de réserve de constitution aura de lourdes répercussions sur les finances publiques à court et à long termes, puisqu'il est impossible de prévoir la date d'imposition de ces réserves."… Il craint que "la législation complexe prévue dans le projet de loi à l'examen ouvre la porte à des opérations d'optimisation fiscale avec, pour conséquence, qu'une partie de ces mesures de soutien bénéficieront à des sociétés qui n'ont pas réellement besoin de ce soutien".

Selon M. Laaouej: "C'est une réserve exonérée d'impôts, destinée aux entreprises, qui réalisent des bénéfices, alors qu'il semble plus judicieux et compréhensible de développer des mesures d'aide destinées aux entreprises qui pâtissent des répercussions économiques de la crise du coronavirus". Tous de très bons arguments!

Du côté du groupe Ecolo-Groen, je cite M. Gilkinet: "La mesure avantagera les entreprises qui disposent de fonds propres. Leur solidité financière sera encore renforcée par un avantage fiscal. Les entreprises qui sont en difficulté et ne possèdent pratiquement plus de fonds propres ne pourront pas, quant à elles, bénéficier de cette mesure." L'intervenant fait enfin observer que cette mesure ressemble fort à la déduction des intérêts notionnels, tant du point de vue du coût budgétaire qu'en ce qui concerne son efficacité douteuse en termes de maintien de l'emploi. Il ajoute que "la mesure avantagera les entreprises qui disposent de fonds propres. Leur solidité financière sera renforcée par un avantage fiscal."

Toutes ces critiques très pertinentes ont été formulées par des collègues mais, si j'ai bien compris, aujourd'hui, ils vont plutôt voter pour. Il serait intéressant de connaître la raison de ce retournement.

J'en viens maintenant aux critiques du PTB à l'encontre de cette mesure. Celles-ci rejoignent en grande partie ce qui a été dit. Du coup, je pourrais être plus bref.

Revenons tout d'abord sur le fond de la mesure. En quoi consiste-t-elle? Que contient ce texte? Qu'est-ce que cette réserve de reconstitution? Personne ne l'a dit. Je ne l'ai pas entendu une seule fois dans les interventions ni lu dans les journaux. Il s'agit en fait d'un principe simple: les entreprises qui font des pertes en 2020 à cause de la crise du coronavirus pourront déduire ces pertes au cours des trois années ultérieures. Vous me direz que c'est logique. Elles ont fait des pertes à cause du coronavirus. Elles peuvent les récupérer. C'est logique! Sauf que le Code fiscal le prévoit déjà! Cela existe déjà dans le CIR 92. Cela s'appelle "la déduction des pertes antérieures". Cela fait des années que c'est prévu. La Belgique est d'ailleurs très souple en la matière. On peut déduire autant et aussi longtemps qu'on veut. Les limites fixées à l'époque ont été supprimées.

On a donc une mesure de déduction des pertes qui existe déjà. Que ferons-nous finalement avec cette mesure? On va déduire deux fois les mêmes pertes. Les entreprises vont pouvoir déduire deux fois les mêmes pertes. C'est fou! Et il est intéressant de savoir de quelle façon elles vont pouvoir le faire. Elles pourront déduire ces pertes à l'avenir mais, grâce au système carry back qui figurait aussi dans le projet de loi initial de M. De Croo, elles peuvent aussi les déduire dans le passé, en 2019.

Je vous l'explique en prenant un exemple. Une société qui fait 20 millions d'euros de pertes en 2020 pourra déduire 10 millions d'euros grâce au système carry back sur le bénéfice 2019. Elle pourra également déduire 10 millions de pertes sur 2021 ou les années antérieures.

Cela fait déjà 20 millions. Et puis, elle va encore pouvoir déduire 20 millions grâce à la réserve de reconstitution. Elle a donc fait 20 millions de pertes et elle peut déduire 40 millions. Il est ici question du passé et de l'avenir. C'est stupéfiant!

Si M. De Croo avait vendu la mesure en la présentant de cette manière, cela aurait fait tiquer pas mal de gens. Mais il l'a vendue en parlant de réserve de reconstitution avec la mise au passif d'une réserve qui est bloquée, etc. On a également vendu la mesure en avançant l'argument des fonds propres, argument qui fonctionne toujours. On l'a déjà fait avec les intérêts notionnels en disant que ces derniers avaient pour objectif de renforcer les fonds propres. Pas du tout! On sait bien que c'était pour remplacer les centres de coordination, un cadeau aux multinationales d'ailleurs condamné par l'Europe. On a vendu cela en invoquant le renforcement des fonds propres. Comme ce genre d'argument fonctionne bien politiquement, on a décidé de ressortir le même marketing politique pour la mesure qui est, aujourd'hui, à l'examen.

Pour ce qui concerne l'impact budgétaire, il est quand même question de 690 millions d'euros sur 3 ans, ce qui n'est pas rien. Et espérons qu'il s'agit bien du coût réel. En effet, si on se réfère aux intérêts notionnels, on se rappellera que M. Reynders, qui était à l'époque ministre des Finances, avait estimé le coût à 500 millions d'euros alors que le coût réel a atteint 6 milliards par an, à savoir 12 fois plus que le montant qui avait été avancé. J'espère que, dans ce cas, on n'arrivera pas à 12 x 690 millions.

Il est également incroyable de constater que ce sont les grosses sociétés qui sont avantagées puisque ce sont elles qui auront la plus grande marge pour déduire. J'ai cité M. Gilkinet qui l'a très bien expliqué.

La ministre avait attiré mon attention sur le fait que l'avantage fiscal avait été limité à 20 millions d'euros. C'est exact. Une limite a effectivement été fixée. Mais cela veut dire qu'une grande multinationale, par exemple, pourra bénéficier de cet avantage fiscal à concurrence de 20 millions d'euros alors qu'une PME ne pourra bénéficier, par exemple, que de 20 euros. Quoi qu'il en soit, si l'avantage fiscal a effectivement été limité à 20 millions d'euros, je ne pense pas que beaucoup de PME bénéficieront de 20 millions d'euros suite à cette mesure.

J'en arrive ainsi au risque d'ingénierie fiscale, aspect que j'ai évoqué, tout comme plusieurs collègues, lors des débats que nous avons eus en commission. En effet, on sait très bien que les multinationales peuvent jouer sur les prix de transfert et transférer un bénéfice ou une perte d'une filiale à l'autre. Elles vont donc pouvoir faire travailler leurs ingénieurs fiscaux pour profiter de cette mesure et voir comment en tirer la substantifique moelle, le maximum.

Les collègues nous disent que des conditions ont été prévues. M. De Croo était d'ailleurs très fier d'avoir mis des conditions sur l'emploi, sur les paradis fiscaux. C'est très bien! On ne pourrait qu'applaudir – sauf si on gratte un peu dans les détails.

La condition des paradis fiscaux: l'entreprise ne peut pas avoir de filiale dans les paradis fiscaux pour bénéficier de cette mesure. D'abord, quels paradis fiscaux? La liste officielle belge des paradis fiscaux, en vertu de laquelle on doit déclarer les montants qui sont versés aux paradis fiscaux. Mais on sait très bien qu'un grand nombre de paradis fiscaux ne se retrouvent pas sur cette liste, y compris et en particulier, parmi les plus redoutables…

Vous avez peut-être lu dans la presse aujourd'hui que les deux paradis fiscaux préférés des grandes entreprises françaises (les entreprises du CAC 40) sont la Belgique et les Pays-Bas. La Belgique, forcément, on ne peut pas l'inclure dans la liste des paradis fiscaux. Mais les pays européens comme les Pays-Bas, le Luxembourg et Malte, pourraient l'être. De même que le Delaware, qui met un nouveau président à la tête des États-Unis. Cet État est un des pires paradis fiscaux du monde. En résumé, la liste des paradis fiscaux est déjà très problématique.

Mais le problème ne s'arrête pas là! En effet, c'est seulement si la société qui bénéficie de l'avantage fiscal a des filiales dans ces paradis fiscaux qu'elle est exclue de l'avantage. Or, on sait très bien que toutes les sociétés d'un groupe multinational ne sont pas dans les paradis fiscaux. Il y a toujours quelques sociétés dédiées pour avoir des filiales dans les paradis fiscaux.

Si le groupe, dans son ensemble, a des filiales dans les paradis fiscaux, mais pas la société qui bénéficie de la déduction, il n'y a aucun problème. De même, si la maison mère de la société qui a l'avantage fiscal se trouve dans un paradis fiscal, il n'y pas de problème, elle pourra bénéficier de l'avantage fiscal.

Cette condition dont M. De Croo a fait grand bruit me fait un peu rire! Quand on gratte un peu, il n'y a pas grand-chose de sérieux dans la lutte contre les paradis fiscaux.

Il en va de même pour la condition de l'emploi. Monsieur Vanbesien, vous dites que le niveau d'emploi doit être maintenu pour bénéficier de l'avantage. C'est faux! Si vous lisez convenable­ment le texte, vous verrez que si on réduit l'emploi, l'avantage est réduit proportion­nelle­ment à l'emploi supprimé. On se dit qu'une grande entreprise, qui met en œuvre un gros plan de licenciement, qui licencie 10 % de son personnel, ne va pas avoir droit à l'avantage. Si elle licencie 10 % de 5 000 personnes, cela fait 500 personnes qui sont mises dehors. On se dit qu'elle ne va quand même pas recevoir ce cadeau fiscal! Bien sûr que si! Mais elle pourra avoir seulement 90 % de l'avantage fiscal, puisqu'elle a supprimé seulement 10 % de son personnel.

Chers collègues, vous aurez compris que nous ne sommes pas très enthousiastes par rapport à cette proposition.

Nous espérions être soutenus dans notre refus par nos collègues des partis de gauche, mais à ce que je crois comprendre, ils ont changé d'avis depuis leur vote en commission. Toutefois, on n'est pas à l'abri d'une surprise. Si M. Laaouej, M. Vandenbroucke, pas M. Gilkinet forcément puisqu'il n'est plus là, mais ses collègues d'Ecolo Groen, voulaient changer leur position, nous en serions fort aise, mais je crois que cela ne sera pas le cas.


Joris Vandenbroucke Vooruit

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik zal niet ingaan op de zeer eenzijdige lezing van Vlaams Belang en de PVDA van de lange voorgeschiedenis van dit wetsvoorstel. Daarin hebben beide partijen elkaar gevonden. Het herschrijven van de geschiedenis beperkt zich spijtig genoeg niet tot de anekdotiek van wetsvoorstellen, maar goed.

Ik zal natuurlijk ook niet verhelen dat onze fractie in illo tempore niet enthousiast was over dit voorstel. Wij hadden daar uiteraard een zeer goede reden voor. Er is later een reden bijgekomen waarom wij het nu wel een goed voorstel vinden, maar goed.

De eerste belangrijke reden was dat dit wetsvoorstel destijds was ingediend in het raam van een pakket dringende fiscale maatregelen. De collega's hebben het al toegelicht, die dringende fiscale maatregelen hadden toen als doel de liquiditeit van bedrijven die op dat moment volop in de eerste golf of door de naweeën van die eerste golf, in de problemen zaten. Wij vonden het niet verstandig in het raam van zo'n pakket dringende fiscale maatregelen met focus op de zeer korte termijn, een wetsvoorstel goed te keuren dat gaat over de relance, over het duurzaam herstellen van het economische weefsel op lange termijn.

Dit wetsvoorstel heeft een impact op de langere termijn. Dat is de belangrijkste reden om het goed te keuren. Ik nodig u uit, collega Van Hees, om het verslag ook op dat punt te citeren. De eerste reden is weggevallen. Wij hebben ondertussen een volwaardige regering die de ambitie heeft een coherent relancebeleid te voeren. Wat ons betreft, kan zo'n maatregel daar zeker in passen. De context is vandaag ook verschillend van die van een half jaar of langer geleden omdat wij een tweede coronagolf met volle kracht op ons hebben zien afkomen. Die tweede golf dreigt ook een enorme economische schade teweeg te brengen voor bedrijven die nauwelijks naar adem hebben kunnen happen. Na de eerste lockdown worden zij nu volop getroffen.

Het lijkt ons inderdaad een goede maatregel ervoor te zorgen dat zij, wanneer zij naar een tweede of zelfs een derde adem moeten happen, de kans krijgen extra zuurstof in hun bedrijf te pompen. Wij willen hen de kans geven het eigen vermogen te verhogen als dat absoluut noodzakelijk is om de solvabiliteit te verstevigen. Solvabiliteit is noodzakelijk om te kunnen investeren. Bedrijven die niet kunnen investeren, hebben geen kans duurzaam door te gaan.

Collega's van de PTB, blijf gerust blind voor die tweede economische golf. Roep gerust dat u opkomt voor de mensen die werken. Maar die twee zijn niet met elkaar verzoenbaar, collega Van Hees. Wat is uw voorstel om ervoor te zorgen dat die tweede golf niet een nog grotere en desastreuzere impact zal hebben dan de eerste golf? Ontkent u dan dat de solvabiliteit van bedrijven die twee keer vol worden geraakt effectief onder druk dreigt te komen?

Er is een volwaardige regering die werkt aan een relanceplan. We zitten bovendien volop in een tweede coronagolf. Om die reden vindt de sp.a-fractie het voorstel verdedigbaar.

Verschillende collega's hebben ook verwezen naar een aantal belangrijke voorwaarden verbonden aan het fiscaal gunstregime. Die voorwaarden hadden we eerder ook al ingeschreven in de wetsontwerpen rond dringende fiscale bepalingen. Een voorwaarde stelde dat er geen duurzame banden aangehouden kunnen worden met belastingparadijzen. Andere voorwaarden waren geen inkoop van eigen aandelen noch het uitkeren van dividenden. Bij dit wetsvoorstel komen ook nog tewerkstellings­voorwaarden. Dit zou toch als muziek in de oren van de PTB moeten klinken. Ik zit hier nog maar anderhalf jaar, maar ik weet heel goed dat een van de fundamentele kritieken van links, ook van mijn partij, inzake fiscale gunstmaatregelen voor bedrijven was dat er geen tewerkstellings­voorwaarden werden aan gekoppeld. Daar is het ons namelijk toch wel om te doen. We willen mensen aan het werk houden. Die voorwaarde zit nu in dit wetsvoorstel. Gelet op de gewijzigde context en de belangrijke voorwaarden gekoppeld aan deze maatregel, vinden wij dat die maatregel absoluut verdedigbaar is.


Maxime Prévot LE

Madame la présidente, mon intervention sera brève et portera uniquement sur le fond. Je laisse le soin à tous les partis de gauche de s'entre-déchirer, les uns en pointant du doigt avec ironie les changements d'opinion des autres, et les autres en tentant des circonvolutions pour essayer de justifier qu'il ne s'agit plus tout à fait de la même chose et que tout d'un coup, on peut soutenir ce que l'on avait combattu. Je pense que le débat de positionnement nombriliste de l'un ou l'autre parti de gauche importe peu aux bénéficiaires potentiels de cette disposition, en l'occurrence les entreprises qui sont confrontées aux difficultés, et qu'il est important de soutenir en cette période.

Du côté du cdH, nous sommes en faveur de cette mesure, car il s'agit d'une mesure de soutien à la solvabilité des entreprises, et elles en ont fortement besoin. L'élément suivant reste vrai: la première vague a plutôt généré des questionnements quant à la rentabilité des entreprises, puis est venue une phase de questionnement quant à la disponibilité des liquidités, et aujourd'hui, nous sommes réellement dans une phase d'inquiétude quant à la solvabilité des entreprises. C'est une évolution qui est plus aiguë et plus problématique.

Ce qui nous réjouit, c'est que le texte a pu évoluer. Des mesures de balise sont désormais bien présentes, avec des conditions importantes et justifiées en termes de liens avec les paradis fiscaux, la politique de distribution des dividendes ou encore de maintien de l'emploi.

La crise qui perdure a un impact énorme. Les restrictions sanitaires passées et actuelles font souffrir les entreprises avec comme conséquence un déficit de fonds propres, qui a des répercussions directes sur leur situation, celle de leurs travailleurs et celle des ménages. Il faut donc pouvoir y trouver des remèdes, sinon cela nous conduira vers une longue période d'investissements moindres et, je le crains, d'emplois perdus.

Mais la nouvelle majorité ne doit pas s'arrêter à ce texte et considérer que la mesure est suffisante en matière de recapitalisation de nos entreprises. On suppose que ceci n'est qu'une première étape du plan de relance de soutien à notre économie que l'on attend. D'ailleurs, j'imagine que le secrétaire d'État à la Relance, le premier qui porte ce titre dans un gouvernement belge, doit s'affairer aux détails de ce plan. Il serait en effet peut-être opportun de relancer le secrétaire d'État à la Relance, puisque pour le moment, on ne voit encore rien venir.

J'imagine en tout cas que Mme la ministre Khattabi, qui est la représentante du gouvernement et qui m'écoute avec beaucoup d'attention, pourra se faire le relais auprès de ses collègues des quelques pistes additionnelles que nous proposons de formuler pour compléter le dispositif.

En effet, à nos yeux, le curseur doit réellement porter sur la notion d'investissement. Il faut que, dès à présent, d'autres mécanismes fiscaux soient disponibles en vue de réinjecter des capitaux dans les entreprises et ainsi de soutenir les investissements productifs. Je pense, par exemple, à une mesure incitant les actionnaires à recapitaliser les entreprises, en particulier celles qui se trouvent en difficulté et qu'une recapitalisation serait susceptible de sauver. Une souscription à de nouvelles actions donnant droit à un dividende préférentiel et à un avantage fiscal à l'ISOC et/ou au précompte mobilier, moyennant évidemment certaines conditions en termes d'investissement réel, doit aussi constituer une mesure supplémentaire dans l'arsenal de soutien aux entreprises.

Du reste, on peut s'inspirer d'une réactualisation des arrêtés royaux n° 15 et n° 150 datant de 1982, dits "arrêtés Cooreman-De Clercq", qui avaient permis, à l'époque, une recapitalisation très importante des entreprises et la création de nombreux emplois. Pour rappel, ces dispositions prévoyaient l'octroi de dividendes préférentiels pour ceux qui recapitalisaient, dividendes prélevés avant ISOC, à la condition que l'essentiel de l'argent investi serve à des investissements réels, en résumé pas à des investissements financiers. Le tout était réparti sur plusieurs années pour la réalisation des investissements (trois ans) et de l'avantage fiscal (dix ans). À l'époque, 26 000 sociétés avaient bénéficié de ce mécanisme, dont 95 % de PME. En fait, il s'agissait surtout d'entreprises familiales.

Ce mécanisme peut encore se révéler extrêmement intéressant à réactualiser, à la lumière de la présente crise économique. Comme cette idée était alors portée par deux représentants du CVP et du PVV – comme on disait jadis –, je postule qu'elle pourrait servir de base de travail judicieuse à l'actuel gouvernement. En tout cas, voilà un dispositif à prendre en considération afin de compléter le texte que nous examinons aujourd'hui et qui recevra le soutien du cdH. Je vous remercie de votre attention.


Christian Leysen Open Vld

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik zal de geschiedenis niet herschrijven. Ik wil alleen maar bevestigen wat collega's Vanbesien en Vandenbroucke hebben gezegd, namelijk dat er effectief een discussie was over wat nu relance en herstel is.

Ik moet toegeven dat dit waarschijnlijk meer relance dan herstel is. In die zin wil ik hier heel duidelijk de partijen van de meerderheid danken voor hun steun voor dit wetsvoorstel. Voor sommigen stond dat niet boven aan hun prioriteitenlijstje, anderen hebben we tijdens de regeringsvorming moeten overtuigen van de merites ervan in het kader van een evenwichtig regeerakkoord. Ik dank ook de partijen die niet tot de meerderheid behoren, maar die dit wetsvoorstel in de commissie wel hebben gesteund.

Relance verdient een zo breed mogelijk draagvlak. We staan voor tien moeilijke jaren en daarom is het goed dat de maatregelen die worden genomen zo breed mogelijk worden gedragen. Ik begrijp ook degenen die niet tot de meerderheid behoren en dit wetsvoorstel niet steunen. Dat zijn degenen die niets geleerd hebben uit de geschiedenis. We kunnen niet leven zonder een slagkrachtige overheid, maar het is het ondernemerschap dat de drijvende kracht is achter duurzame welvaartcreatie. De taart moet eerst worden gebakken vooraleer ze kan worden verdeeld.

Collega's, het is de tweede keer in een jaar dat COVID-19 delen van onze economie platlegt. We zijn terechtgekomen in een 90 %-economie en ik hoop dat het geen 85 %-economie wordt. Er zijn heel wat maatregelen genomen om de liquiditeit van de ondernemingen en de koopkracht van de mensen te ondersteunen. Die vormen een buffer voor een aantal zaken, wat goed is, maar dat is niet voldoende.

Wij worden dagelijks overspoeld met cijfers over de evolutie van de ziekenhuisopnames en overlijdens. Het is terecht dat wij die bezorgdheid hebben. Die cijfers zorgen voor heel wat angst, maar dat betekent niet dat wij blind mogen zijn voor de dieperliggende gevolgen van deze crisis voor onze samenleving en economie.

COVID-19 is zoals elke crisis een deeltjes­versneller, wat Schumpeter creative destruction noemt. De veranderingen in onze maatschappij versnellen. Er zijn altijd ondernemingen die op hun retour zijn en ondernemingen die een boost krijgen. Daartussen zit een middenmoot van bedrijven die de volhouders moeten zijn. Zij moeten zich niet laten ontmoedigen. Ze moeten durven te investeren in mensen en materiaal, om de activiteiten en de economische groei voort te zetten en te ondersteunen.

Belangrijk is ook dat we moeten investeren in de toekomst en niet in het verleden. We mogen op langere termijn niet terechtkomen in wat De Tijd de zombie-economie noemde. Daarom zijn gerichte maatregelen nodig om structureel gezonde bedrijven een doorstart te kunnen geven. De vorige regering nam reeds een aanzet door de invoering van de carry back. In voorliggend wetsvoorstel geven we ondernemingen de kans om de door de coronacrisis aangetaste solvabiliteit versneld te herstellen.

Ik ga niet verder in op de details, maar ik wil nog benadrukken dat dit een zeer doelgericht pakket is. Het gaat om bedrijven die het moeilijk hebben door de covidcrisis. Zij willen gaan voor relance. Zij willen hun tewerkstelling behouden. Het gaat om bedrijven die zich goed gedragen en die hun winst in het bedrijf willen houden. Dit is een voorwaardelijke vrijstelling van belastingen en een maatregel die op termijn wellicht een return zal opleveren om twee redenen.

Ten eerste, minder ondernemers zullen de handdoek in de ring gooien. Dat zorgt ervoor dat minder mensen in de werkloosheid zullen belanden. Dat is belangrijk als basis voor onze sociale zekerheid. Ten tweede, op middellange termijn zal men door deze maatregel inves­teringen kunnen versterken doordat bedrijven door de versterking van hun kapitaalsbuffers eenvoudiger kunnen lenen en daardoor ook beter en sneller kunnen groeien.

Ik ben altijd kritisch geweest als het gaat over terugverdieneffecten, maar ik denk, en een aantal analyses tonen ook, dat er goede indicaties zijn dat dit op lange termijn een positief effect zal hebben, ook al weten wij dat dit op korte termijn een verschuiving van de belastinginning tot gevolg zal hebben. Dit geld wordt aangewend als buffer, als een versterking van het eigen vermogen en zal, zoals ook de FOD Financiën het duidelijk heeft gezegd, op termijn geen effect hebben.


Wouter Vermeersch VB

Aangezien de minister van Financiën niet aanwezig is, stel ik mijn vraag aan u, als indiener, mijnheer Leysen. Als mevrouw Khattabi zou antwoorden, zouden we misschien een antwoord krijgen dat niet zo wenselijk is voor de liberalen. Dat hebben we bij de koolstoftaks ook gezien.

De wederopbouw wordt hier goedgekeurd en zal op termijn een terugverdieneffect hebben, zoals u zelf hebt gezegd. Toch zal deze maatregel in 2021 een zekere impact hebben op de begroting. Op 30 oktober werd de ontwerpbegroting bij Europa ingediend. In die ontwerpbegroting zit geen enkele directe impact van de wederopbouwreserve. Hoe verklaart u dat? Kunt u toelichten waarom de impact van de wederopbouwreserve op het eerste zicht niet werd opgenomen in die ontwerp­begroting?

Als indiener kent u ongetwijfeld de cijfers van uw voorstel. Hoeveel bedraagt de impact van het voorstel dat we nu goedkeuren op de begroting voor 2021?


Christian Leysen Open Vld

Ik spreek niet in naam van anderen, maar in de begroting zoals ze hier voorligt, zal zonder twijfel rekening worden gehouden met dit voorstel, zeker als u het straks goedkeurt.

Wij moeten onze samenleving voorbereiden op het postcovidtijdperk. Met deze maatregel zetten we een stap in de goede richting. Als we deze maatregel goedkeuren, ben ik dan ook een gelukkig parlementslid. De goedkeuring van deze maatregel heeft ook een belangrijke signaalfunctie en toont aan dat wij ook nadenken over de relance, dat wij steun verlenen aan de ondernemers, of het nu een kleine middenstander of de CEO van een groot bedrijf is.

Als u deze wet stemt, krijgen zij de boodschap dat de Wetstraat natuurlijk bezorgd is om de gezondheid van de mensen, maar ook om de toekomst van onze bedrijven. Dit extra duwtje in de rug van bedrijven die structureel gezond zijn, maar gehavend door de covidcrisis, zullen die bedrijven onthouden en zal ook een positieve impact hebben op de relance als geheel.

Als dit goedgekeurd wordt, hebben we de eerste stap gezet in een reeks relancemaatregelen waarbij de andere hopelijk snel zullen volgen. Hopelijk zullen we ook een brede steun krijgen in dit halfrond voor deze maatregel.


Wouter Vermeersch VB

Mevrouw de voorzitster, ik wil nog even reageren op mevrouw De Block en de heer Leysen, die ongetwijfeld heel veel kennen van balansen en boekhouding en dus ongetwijfeld ook weten dat bedrijven in 2021 voorafbetalingen op de belastingen zullen doen. Boekhoudkundig gezien zullen de bedrijven anticiperen op de maatregel van 2022. Er kan hier bijgevolg onmogelijk worden beweerd dat er in 2021 geen enkele budgettaire impact zal zijn. Evenmin kan men aan Europa wijsmaken dat een maatregel die hier wordt goedgekeurd, geheel geen impact zal hebben op de begroting.

Mijnheer Leysen, u kunt de mensen veel wijsmaken, maar dat niet. Ik zou graag de impact op de begroting van 2021 kennen.


Christian Leysen Open Vld

Mijnheer Vermeersch, in de begroting, die gefinaliseerd en ingediend zal worden, zal onder meer rekening worden gehouden met datgene wat u straks beslist.