Proposition 55K3598

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi modifiant la loi du 12 janvier 2007 sur l'accueil des demandeurs d'asile et de certaines autres catégories d'étrangers et la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'action sociale.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Sept. 29, 2023
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
right of asylum foreign national real property residence permit aid to refugees

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld MR
Voted to reject
N-VA LDD VB
Abstained from voting
LE DéFI

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Feb. 21, 2024 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

De rapporteurs, de heren Franky Demon en Jan Briers, verwijzen naar het schriftelijk verslag.


Theo Francken N-VA

Mevrouw de voorzitster, mevrouw staatssecretaris, graag neem ik nog een aantal punten met u door met betrekking tot de drie wetsontwerpen die u vandaag komt verdedigen. We hebben een vierde wetsontwerp naar de Raad van State kunnen sturen. Ik weet dat u daaraan houdt. Ik heb zonet uw tekstje op uw website gelezen waarin u zegt dat het een gemiste kans is om dat ontwerp niet naar een plenair debat en een stemming morgen te brengen. Daar ben ik het niet mee eens.

In het wetsontwerp aanklampend terugkeerbeleid zitten goede dingen, maar ook één principieel zeer slecht punt dat onze fractie niet kan aanvaarden. Het gaat immers in tegen de Baert-doctrine, niet op het vlak van de Vlaamse Beweging en de Vlaamse strijd of de ontvoogdingsstrijd en onze strijd naar meer Vlaamse autonomie en zelfbestuur, maar wel op het vlak van het migratierecht. Waarom? Het zet een voet scheef. Als u ervoor opteert om een verbod op de opsluiting van kinderen in te voeren voor gezinnen die terugkeeravers zijn en pertinent weigeren om terug te keren, zal dat de illegaliteit stimuleren. Bovendien wordt zo voor de eerste keer in de geschiedenis van het migratierecht een onderscheid wordt gemaakt tussen mensen met kinderen in illegaal verblijf en mensen zonder kinderen in illegaal verblijf. In het verleden werd altijd dezelfde lijn aangehouden: het maakte niet uit of iemand in de illegaliteit kinderen had of niet. Zowel Patrick Dewael, de heer Wathelet, mevrouw De Block en ik hielden zich daaraan. Daarom is uw principiële voorstel voor ons onaanvaardbaar.

Vandaag las ik nog eens in het boek Tussen demagogie en hypocrisie, Herinneringen van de eerste vluchtelingencommissaris van Marc Bossuyt, professor en intussen zelfs baron. Het is een prachtig boek, uitgegeven door Ertsberg, dat onder meer gaat over het verschrikkelijk moeilijke dilemma van de terugkeer. Dat is immers hartverscheurend. Men moet totaal immoreel, een barbaar, een halve psychopaat zijn als men voor zijn plezier kinderen opsluit.

Niemand doet dat voor zijn plezier, maar als de ouders blijven weigeren om terug te keren, dan is de vraag wie er eigenlijk verantwoordelijk is. De Staat of de ouders? Voor mij zijn dat de ouders. Dat is ook wat Marc Bossuyt schrijft, dat men de voet niet scheef mag zetten.

Daarom hebben wij de afgelopen dagen gezocht naar een meerderheid om een aantal amendementen goedgekeurd te krijgen of ze op zijn minst naar de Raad van State te kunnen sturen. Ik weet dat de timing mogelijk voor problemen kan zorgen, zo kort bij het reces, maar wij zetten alles op alles om dat wetsontwerp niet goedgekeurd te krijgen. Nogmaals, er zitten goede zaken in, maar dat verbod is voor ons echt imbuvable, onaanvaardbaar.

Het is een heel principiële zaak waarover we het al zo vaak hebben gehad. We hebben daarover en over veel andere thema's al heel vaak van gedachten gewisseld, maar u weet heel goed wat onze positie hierover is. We zullen dat blijven bestrijden tot het bittere einde, tot 8, 9, 10 of 11 mei. We zullen zien hoe lang dat zal moeten, maar dat zal gebeuren. In de Grondwet staat wanneer we in reces moeten gaan en daarna kan het Parlement geen wetgevende stemmingen meer organiseren over dergelijke principiële zaken. Laat de kiezer er dan maar over oordelen. Ik meen te weten wat de Vlaamse kiezer daarvan zal vinden, maar dat is mijn persoonlijke mening.

Terug naar de kern van de zaak. Het eerste wetsontwerp gaat over de aanpassing van de opvangwet. Mevrouw de staatssecretaris, zoals altijd zitten er in uw wetsontwerpen positieve en minder positieve zaken. Positief is dat u eindelijk een aanpassing doet wat betreft het recht op materiële hulp en wanneer wat precies moet worden gegeven in het kader van de opvang. U verscherpt dat en zorgt voor een betere interpretatie. We moeten ervoor zorgen dat de opvang niet langer gestremd wordt door mensen die geen recht hebben op opvang. U wil dat aanpassen en u vindt in ons een bondgenoot wat dat betreft. Ook wij zijn alleen maar voor opvang voor mensen die het echt nodig hebben. Aan al die achterpoortjes en grijze zones moet een einde worden gesteld. Het is al ongelooflijk moeilijk in onze opvang. De mensen van Fedasil doen dag en nacht hun werk, dus laten we op zijn minst de bedden geven aan de mensen die er recht op hebben en niet aan wie er geen recht of geen recht meer op heeft.

Dat heb ik ook in de commissie gezegd en die artikelen hebben we goedgekeurd.

Er is evenwel één artikel waarbij we ernstige bedenkingen hebben, artikel 5. Dat artikel gaat over het feit dat u Fedasil – een agentschap van de overheid, geen ambtenaren – de mogelijkheid wilt geven om een databank aan te leggen van particulieren, bedrijven, vennootschappen met leegstaande gebouwen. Ik weet dat Fedasil naar nieuwe opvanglocaties moet zoeken in tijden van crisis. Ik heb er zelf zowat 80 geopend, dus ik weet hoe het werkt. Men vindt natuurlijk geen leegstaande gebouwen als men niet weet waar ze zijn. Men kan van Fedasil moeilijk verwachten dat het elk gebouw in België gaat schouwen. Dat is absurd. Ik begrijp dat er een wisselwerking is tussen enerzijds de FOD Financiën die het kadaster bijhoudt en anderzijds het agentschap Fedasil. Ik heb daar helemaal geen problemen mee. Ik begrijp ook dat er nu een wettelijke basis wordt gecreëerd, want er bestond een grijze zone.

De verhuurcontracten aan Fedasil zijn soms nogal lucratieve contracten en dus niet altijd slecht voor de eigenaars van de gebouwen. U stelt evenwel voor dat de data van die eigenaars tien jaar moeten worden bijgehouden na de beëindiging van dat contract en dat Fedasil de data bijhoudt van de mensen die pertinent weigeren om hun huis, loods of dergelijke aan Fedasil te verhuren. Men mag in een democratie toch nog altijd tegen het migratiebeleid zijn. Ik ben er compleet verstomd over dat Fedasil de data van die mensen nog een jaar bijhoudt. Dat begrijp ik absoluut niet. Als eigenaar van een gebouw die aan Fedasil wil verhuren, zou ik denken dat Fedasil mijn data bijhoudt, zelfs na de beëindiging van het contract. Er kan immers weer een crisis uitbreken, waardoor Fedasil het gebouw opnieuw nodig heeft en dan opnieuw contact kan opnemen met de eigenaar. Fedasil kan de data van de eigenaars daarom een jaar tot misschien vijf jaar bijhouden, maar tien jaar vind ik veel te lang. Ik begrijp evenwel niet dat, als een eigenaar pertinent weigert om zijn gebouw ter beschikking te stellen of te verhuren aan Fedasil voor de opvang van asielzoekers, wat toch nog altijd een democratisch recht is, Fedasil de data van die eigenaar toch nog bijhoudt.

Dat is niet correct. Een overheid moet dat niet doen. U antwoordde tijdens uw repliek in de commissie dat het een standaardprocedure is. Waar vinden wij nog voorbeelden daarvan? Zijn er nog andere voorbeelden? Volgens mij gaat het om een unieke situatie en hebt u er maar een timing opgeplakt, die ik alleszins niet deel.

In Nederland is er een heel hevig debat. Er is daar een verkiezingsstrijd geweest die wij mogelijks ook in Vlaanderen zullen zien. De heer Wilders wint er de verkiezingen. Er is daar al maanden en jaren, zelfs in de periode dat ik nog staatssecretaris was, een debat over het spreidingsplan van de asielzoekers. De gemeenten en COA’s zouden alle opvang moeten organiseren in de dorpen in Nederland. Heel veel Nederlanders zijn tegenstander daarvan. Zij zien dat totaal niet zitten. De wethouders zijn ook tegen. Zij zien dat niet zitten en willen niet dat een en ander op die manier overal in Nederland insijpelt.

De kiezer heeft gesproken in Nederland. De kiezer heeft gesproken en het oordeel van de kiezer over het migratiebeleid van de regering was keihard, zijnde veel te soft, veel te laks en veel te veel. Daarop komt het neer. De Eerste Kamer in Nederland heeft niettemin beslist het spreidingsplan alsnog door te duwen na de verkiezingen. Wij zien daarop de totale verdwijning van de centrumpartijen en een verdere groei van het extreemrechtse Wildersverhaal.

U stelt hier niet dat u een spreidingsplan zal invoeren. U stelt hier niet dat u zaken zal opleggen. U creëert hier echter een databank waarin u bijhoudt welke mensen de verhuur of verkoop van hun leegstaand gebouw pertinent weigeren. Ik heb daar een heel vies gevoel bij. Wat is daarvan de bedoeling? Wanneer iemand neen zegt, is het neen. Dat de christendemocraten, de ecologisten en de socialisten dat goedkeuren, kan ik nog geloven. Dat de liberalen dat echter goedkeuren, een partij die zo de privacy en de dataprotectie voorstaat, begrijp ik niet.

Mijnheer Piedboeuf, u bent zelf een fantastische ondernemer. U, een ondernemer, bezit bijvoorbeeld een leegstaand gebouw. U wordt gecontacteerd door Fedasil. U weigert te verhuren, om alle mogelijke redenen. U hebt andere ondernemingen of u hebt misschien ondernemingszin en wil iets anders doen met het gebouw of u ziet dat puur principieel niet zitten. U bent tegen. U bent ook tegen het migratiebeleid van Europa en van België. Dat mag. Dat is nog altijd een democratisch standpunt. Dat dan niet een overheid, ambtenaren, administratie of FOD maar een agentschap nog een jaar uw data bijhoudt, kan niet oké zijn voor een liberaal.

Ik begrijp niet wat er met de liberalen is gebeurd. Hebben zij dat niet gezien of opgemerkt? Heeft de heer Clarinval niet aangegeven dat hij niet wil dat dat wordt gedaan? Dat die data, wanneer het antwoord op de vraag van Fedasil ja is en er wordt een contract getekend, worden bijgehouden, is geen probleem. Wanneer het echter neen is, is het neen. Schrap dat uit de databank. Stop ermee.

Ik begrijp daar persoonlijk niets van. Ik heb daar een principieel probleem mee. Men moet de data niet bijhouden als men neen zegt. Neen is neen en dan vernietigt men de data.

Collega Tomas Roggeman, die naar een dringende vergadering moest, heeft mij gevraagd om volgende kwestie aan te kaarten. Ik citeer uit artikel 5, het laatste lid: "Het Agentschap kan ook contact opnemen met elke overheidsinstantie die een register van leegstaande panden bijhoudt om dergelijke gegevens te verkrijgen." In de veertien jaar dat ik hier zitting heb, heb ik al veel wetgevend werk zien passeren en dat heeft mij geleerd dat we zeker alert moeten zijn voor zinnetjes op het einde van veel paragrafen tellende artikelen. Welnu, als burgemeester denk ik bij het lezen van die paragraaf aan ons gemeentelijk register van leegstaande panden. Moeten we die vraag überhaupt beantwoorden. Tot nu toe stuurde onze gouverneur, de fantastische Jan Spooren, steeds een brief met de vraag of er gelet op uw opvangcrisis nog opvangplaatsen in mijn gemeente waren en om desgevallend de locatie ervan mee te delen, zoals hij er een stuurt naar alle burgemeesters, en daar ga ik dan graag op in, omdat ik zeker onze gouverneur graag heb. Nu wordt in de wet ingeschreven dat Fedasil die gegevens kan opvragen. Hoe moet ik de betreffende paragraaf lezen?

Wat wordt eigenlijk bedoeld met overheidsinstantie, vraagt collega Roggeman. Moeten de NBMS en haar verschillende dochterbedrijven, bpost en de Koninklijke Schenking Fedasil ook een lijst van leegstaande gebouwen bezorgen voor de opvang van asielzoekers? Dat zou toch fantastisch zijn?

Er kwam niet echt een duidelijk antwoord op de vraag naar de juridische definitie van een overheidsinstantie. Natuurlijk zijn de Regie der Gebouwen en het leger overheidsinstanties zijn, maar er is een heel grote grijze zone, zoals meestal in dit land. Wie moet juist wat en wat zijn de gevolgen ervan? Wat is de inhoud van het ontwerp? Dat is ons niet duidelijk en om die redenen zal mijn fractie tegenstemmen, mevrouw de staatssecretaris, niet omdat wij niet akkoord zouden gaan met het eerste deel – dat doen wij wel – maar omdat wij tegen de bepalingen inzake de databank fundamentele bezwaren hebben en we de impact van een zinnetje niet kennen. Zo'n zinnetje zou geen problemen opleveren in geval van een centrumregering en zeker niet worden misbruikt door een rechtse regering, maar ik vrees voor de lezing ervan door een linkse regering. Men mag iemands privacy niet te grabbel gooien; op dat vlak ben ik best liberaal.


Eva Platteau Groen

Mevrouw de staatssecretaris, in tegenstelling tot de heer Francken zal ik niet ingaan op het wetsontwerp met betrekking tot de terugkeer, een agendapunt dat we vandaag niet behandelen. Ik betreur het wel dat de oppositie, dus niet alleen de N-VA, uitstel voor de bespreking van die tekst niet zozeer wegens een principieel opsluitingsverbod van kinderen, wat wij voorstaan en waarvoor er gelukkig een meerderheid in het Parlement bestaat– een kind sluit men niet op; punt -, maar wegens de verplichte medische testen heeft gevraagd en verkregen. We hebben dus een bijzondere coalitie zien ontstaan tussen de PVDA, Les Engagés, het Vlaams Belang en de N-VA. Hoe dan ook, door de bespreking uit te stellen, verhindert de heer Francken dat er vooruitgang wordt gemaakt met een aanklampend terugkeerbeleid, want daarover ging de tekst.

Als ik de retoriek van sommige partijen over terugkeer hoor, dan vraag ik mij af of ze wel goed weten hoe dat in de praktijk gebeurt. Gisteren zagen we de reportage van Pano, waaruit blijkt dat het niet eenvoudig is om dat op een menselijke manier te doen. Gedwongen terugkeer is geen evidentie, niet alleen voor de mensen zonder een legaal verblijf, maar ook voor de mensen van de DVZ die in de gesloten centra werken. Ik ben daar al verschillende keren op bezoek geweest. Ik kan wel zeggen dat ik heel veel respect heb voor mensen die in gesloten centra werken en die dat met de beste bedoelingen hebben. Zij hebben ook heel respect voor de bewoners van die centra. Het gaat in elk geval om moeilijke werkomstandigheden. Het is geen evident verhaal. Het is aan de politiek om een kader te scheppen dat werkbaar is, met respect voor de mensenrechten.

In de commissie hebben we ook gesproken over de dwang bij medische testen. Dat staat ook in het wetsontwerp, maar voor ons blijft dat toch een moeilijk verhaal. Daar zijn veel kanttekeningen bij te plaatsen. We hebben veel waarborgen opgenomen, maar wij blijven van de Orde der Artsen en Medimmigrant daarover toch zeer bezorgde signalen krijgen. Ik ben benieuwd of u overweegt om de tekst op dit punt nog te herbekijken, mevrouw de staatssecretaris.

We hebben het hier nu niet over de tekst over terugkeer, maar over de tekst over de opvang van asielzoekers. Deze tekst kwam tot stand binnen de context van de opvangcrisis. Ongeveer een jaar geleden hebt u daarover een akkoord in de regering bereikt, op een moment dat er heel veel extra plaatsen moesten worden gezocht. Er is nog steeds een wachtlijst voor de opvang. Ik heb hierover onlangs nog een schriftelijke vraag gesteld. Op 5 februari 2024 stonden 2.880 mensen op de wachtlijst.

Er staan dus nog zeer veel mensen op de wachtlijst voor opvang. Misschien kunt u zo dadelijk de actuele cijfers van de wachtlijst en de evolutie van de opvangplaatsen geven.

U hebt beslist om vanaf de definitieve negatieve beslissing de periode van 30 dagen te laten ingaan om de mensen sneller uit de opvang te laten uitstromen Tijdens de bespreking in de commissie hebt u gezegd dat uw beslissing om de uitstroom uit de opvang te versnellen voor u een principiële kwestie is en dat het een structurele maatregel is en geen crisismaatregel. U gaf aan dat het niet de bedoeling is dat mensen die geen recht hebben op opvang een plaats bezet houden. Ik zal daar later nog op terugkomen.

Voor onze fractie blijft het in ieder geval zeer belangrijk dat we aan iedereen die een verzoek voor internationale bescherming indient een opvangplek kunnen garanderen. We stellen vast dat het vroegere netwerk van LOI's, lokale opvanginitiatieven, sterk is afgebouwd. Ik heb vandaag nog een mail van een lokaal bestuur gekregen. Daarin gaf men aan geen nieuw lokaal opvanginitiatief te willen opstarten door slechte ervaringen in de vorige legislatuur, toen de federale regering woordbreuk brak en haar engagementen niet nakwam. Het is dus nog steeds moeilijk die lokale besturen te overtuigen om opnieuw een bijdrage te leveren aan de opvang.

Door de sterke afbouw van de LOI's is het aantal opvangplaatsen zeer slecht verdeeld over de gemeenten. Sommige gemeenten hebben een opvangcentrum. Dat gaat dan vaak over grote aantallen in centra van Fedasil, het Rode Kruis of een andere partner. Volgens onze berekeningen wordt momenteel 86 % van het totale aantal opvangplaatsen gedragen door slechts 15 % van het totale aantal Belgische gemeenten.

Daarom hebben wij ook altijd gepleit voor een spreidingsplan, zodat we elke gemeente haar deel laten doen, waarbij we elke gemeente activeren om de opvangcrisis te kunnen oplossen. Een oplossing voor de opvangcrisis is de reden waarom wij voorstander zijn van een spreidingsplan. Helaas is dat er niet gekomen, u hebt daar niet voor gekozen.

Met voorliggend wetsontwerp neemt u wel een andere maatregel, die wij volop steunen. U geeft Fedasil de mogelijkheid om een betere prospectie te doen, zodanig dat het sneller en gemakkelijker gebouwen kan vinden. Fedasil kan contactgegevens opvragen van eigenaars met ongebruikte onroerende goederen. Dat vind ik een goede zaak. Vlaams Belang heb ik in de commissie horen verklaren dat de jacht op leegstaande panden of braakliggende terreinen helemaal geopend is. Dat is nogal gezwollen retoriek. Het gaat om gebouwen waarvan de eigenaar gecontacteerd wordt met de vraag of hij al dan niet wil verhuren. Natuurlijk staat het de eigenaar vrij om daarop al dan niet in te gaan. Meer dan dat is het niet, maar dat kan wel een oplossing bieden voor Fedasil in de zoektocht naar geschikte panden en die zoektocht vergemakkelijken.

Een ander probleem waarop dit wetsontwerp een antwoord wil bieden, is dat mensen te lang in de opvang blijven. Aan de hand van cijfers kunnen we dat inderdaad vaststellen, want sommige mensen zitten twee, drie tot vier jaar in de opvang, zeker veel te lange termijnen. Wij vinden het zeker niet goed dat mensen zo lang in opvang blijven. U zegt dat dit verklaard kan worden doordat aanvragers parallelle verblijfsprocedures opstarten. Ook op het einde van de beslissing wordt uitstel vastgesteld, want u wil ook de termijn inkorten tussen het moment van een negatieve beslissing en het moment van het bevel om het grondgebied te verlaten. Door een inkorting van die termijn zouden mensen sneller uitstromen.

Ik denk dat de boodschap vooral moet zijn dat de procedures in het algemeen sneller en efficiënter moeten gebeuren. Het nieuw migratiewetboek kan daarop hopelijk een antwoord bieden. Volgens mij is het in ieders belang dat mensen snel duidelijkheid krijgen, snel een beslissing kunnen krijgen.

Over de vertrektermijn van 30 dagen heb ik in de commissie al vragen gesteld. Op het moment dat mensen een negatieve beslissing krijgen, hebben zij 30 dagen om de opvang te verlaten. Maar natuurlijk is de vraag of die termijn voldoende is om te werken aan hun vrijwillige terugkeer en om een oplossing te zoeken. Wat gebeurt er als mensen na die termijn nog niet teruggekeerd zijn? Dan worden zij eigenlijk op straat gezet.

De vraag is dus ook of dit maatschappelijk gezien wel een goede zaak is. Hebt u ook voldoende nagedacht over de eventuele neveneffecten van zo'n maatregel, van zo'n beslissing? Wij kunnen misschien wel opvangplaatsen bij creëren waar wij mensen die nu op straat gezet worden, kunnen doen doorstromen. Die halen wij dan van de straat, maar misschien worden er ook mensen gewoon sneller op straat gezet. Uiteindelijk ben ik daar toch bezorgd over.

Is die maatregel gebaseerd op de praktijk zoals die nu loopt? Ik meen dat het in ieders belang is dat die mensen bij een definitieve negatieve beslissing willen meewerken aan hun terugkeer. Wij hebben het gisteren gezien in de reportage van Pano. Gedwongen terugkeer kost veel meer geld dan vrijwillige terugkeer. Dat is evident. Wij hebben er dus echt belang bij dat wij die mensen aanklampend kunnen begeleiden en dat wij ervoor zorgen dat zij op de radar blijven. Dan kunnen wij de mensen begeleiden bij het psychologische proces dat zij dan moeten doormaken om de beslissing te aanvaarden en te beginnen denken aan terugkeer. Ik vroeg mij af of u daar ook voldoende rekening mee houdt en of de maatregel in de praktijk zijn doel niet voorbij zal schieten.

Het is natuurlijk een andere zaak wanneer asielzoekers een positieve beslissing krijgen, en dus een verblijfsdocument, en geen bevel om het grondgebied te verlaten. Ook in dat geval moeten ze de opvang verlaten en uitstromen om plaats te kunnen maken voor anderen. Het is namelijk niet vanzelfsprekend voor erkende vluchtelingen om een huurwoning op de private markt of op de socialeverhuurmarkt te vinden gelet op het grote tekort aan betaalbare woningen. Wij zullen de betrokkenen dus moeten ondersteunen bij hun zoektocht naar een woning. Zodra ze het recht krijgen om hier te blijven, start het integratietraject, het inburgeringstraject. We moeten ervoor zorgen dat zij zich kunnen integreren, dat ze een woning vinden, dat ze kunnen werken of een opleiding volgen. De uitstroom van erkende vluchtelingen ligt dus evenmin voor de hand. Hebt u daarvoor maatregelen gepland? Hoe zult u de uitstroom van erkende vluchtelingen bespoedigen, want ook in dat geval komen er opvangplaatsen vrij?


Greet Daems PVDA | PTB

Mevrouw de voorzitster, het is nogal straf dat mevrouw Platteau het bizar vindt dat de heer Francken ingaat op het wetsontwerp betreffende het aanklampend terugkeerbeleid, terwijl ze daar vervolgens zelf over uitweidt.

Het wetsontwerp aanklampend terugkeerbeleid wil een medisch onderzoek onder dwang mogelijk maken voor wie in een gesloten centrum vast wordt gehouden. We mogen daar niet licht overgaan.

Ik ben dus blij dat we de bespreking van het wetsontwerp vandaag hebben kunnen tegenhouden door amendementen naar de Raad van State te sturen. De regering vindt het precies maar normaal dat mensen onderworpen worden aan een medisch onderzoek onder dwang. Met hand- en voetboeien naar de dokter gaan is inhumaan en onnodig en druist in tegen alle ethische codes van de wet betreffende de patiëntenrechten. Voor de vivaldiregering gelden die regels blijkbaar niet voor iedereen.

Ik kom nu tot mijn opmerkingen inzake het wetsontwerp betreffende de opvang, dat er onder andere is gekomen om een antwoord te bieden op de opvangcrisis. Die sleept ondertussen al meer dan 2,5 jaar aan. Al meer dan 2,5 jaar slapen getraumatiseerde, kwetsbare asielzoekers, die hulp nodig hebben, op straat. Onderhavig wetsontwerp brengt geen soelaas voor de opvangcrisis. Het straft alleen mensen die helemaal niet gestraft mogen worden. Daarmee wordt enkel naar beneden geschopt naar degenen die niets hebben. Het ontzegt materiële hulp aan wie die absoluut nodig heeft om te kunnen overleven. Op die manier wordt de groep dak- en thuislozen alleen maar groter en verlegt u het probleem dat we eerder bij de instroom zagen, naar de uitstroom.

Ook wij willen niet dat mensen afhankelijk blijven van het OCMW. Mensen moeten kunnen werken en voorzien in hun levensonderhoud, maar niet iedereen is daar even snel toe in staat. Niemand is erbij gebaat, als we hen in de steek laten. Dat is ook de reden waarom wij het wetsontwerp niet zullen goedkeuren.


Nicole de Moor

Mevrouw de voorzitster, geachte leden, u hebt het wetsontwerp inzake aanklampend terugkeerbeleid behandeld en ik zal dat uiteraard ook doen.

Mevrouw Platteau, u hebt zeer mooi samengevat dat in dit Parlement een bijzondere coalitie is ontstaan tussen extreemlinks dat het ontwerp te rechts vindt, extreemrechts dat het ontwerp te links vindt en de N-VA die het ontwerp wil blokkeren om te blokkeren.

Mijnheer Francken, u hebt verwezen naar mijn uitspraak dat ik het een gemiste kans vind. Ik vind het dan ook echt een gemiste kans. U kunt het misschien niet met alle aspecten van de hervorming van het terugkeerbeleid eens zijn, wat u ook hebt uitgelegd, maar in dit Parlement bestaat wel een democratische meerderheid voor dit wetsontwerp. Ik vind het dus inderdaad een gemiste kans om op die manier met die bijzondere coalitie dit ontwerp te blokkeren omdat we stappen vooruit moeten zetten in het terugkeerbeleid.

We moeten dat terugkeerbeleid uit de taboesfeer halen. Ik besef dat het een gevoelig onderwerp is. Terugkeer is het moeilijkste aspect van het migratiebeleid. Ik denk dat we zelfs allemaal het erover eens zijn dat het terugkeerbeleid voor verbetering vatbaar is en dat de cijfers omhoog moeten. We zijn het misschien niet allemaal eens over de manier waarop dat moet gebeuren, maar wel dat er hervormingen nodig zijn. Dus moeten we het terugkeerbeleid uit de taboesfeer halen en nagaan waar we elkaar kunnen vinden om dat beleid te verbeteren. Deze regering heeft dat gedaan. Wij hebben de moed gehad om over dat terugkeerbeleid te spreken en daarover een akkoord te vinden. Daarvoor is er een democratische meerderheid. Daarom vind ik het een gemiste kans. Op deze manier worden hervormingen verder vertraagd.

Mevrouw Platteau, ik zal de tekst niet herbekijken omdat ik vind dat onder andere de verplichte PCR-test, de verplichte medische test belangrijk is.

Mevrouw Daems, u zegt daarover dat deze regering het precies maar normaal vindt om mensen aan zo'n test te onderwerpen. Welnu, ik stel vast dat de PVDA het precies maar normaal vindt dat 306 mensen in 2021 hun terugkeer hebben kunnen tegenhouden enkel en alleen door dat stokje in hun neus te weigeren.

Dat zijn 306 personen voor wie mijn diensten vaak wekenlang of maandenlang inspanningen hebben geleverd om hen op de radar te houden en aan te treffen. Het gaat om mensen die zijn aangetroffen bij politieacties. Het gaat om mensen die soms onze steden onveilig maken, zoals vandaag het geval is. Het gaat om mensen die na veel vieren en vijven in het terugkeertraject zijn geraakt, waarvoor vaak lange onderhandelingen hebben moeten lopen met herkomstlanden. Het gaat om mensen – niet allemaal – met soms zware criminele profielen. Dat zijn 306 mensen die uiteindelijk na het hele terugkeertraject dat heel moeilijk is - wat wij gisteren hebben kunnen zien in de Panoreportage - helemaal op het einde van de rit uiteindelijk een PCR-test weigeren. U vindt het dus niet meer dan normaal dat wij daaraan niets zouden kunnen doen.

Mevrouw Daems, het is voor mij niet meer dan normaal dat wij een oplossing daarvoor zoeken.

Mevrouw Platteau, wij doen dat zoals wij hebben afgesproken: met de nodige garanties, met de minst invasieve methode door medisch personeel en met een heel wettelijk kader dat wij daarvoor creëren. Wij doen dat niet zomaar. Wij gaan daar heel voorzichtig mee om. Zeker met het gebruik van dwang moet voorzichtig worden omgegaan. Wij doen dat echter, met veel professionaliteit en menselijkheid, die onze medewerkers ook vandaag aan de dag leggen wanneer zij dwang moeten toepassen. Ook vandaag moeten zij immers dwang toepassen.

Wij creëren nu een wettelijk kader om dat ook voor medische testen te kunnen doen. Dat is voor mij niet meer dan normaal. Daarom zal ik de voorliggende tekst niet aanpassen, maar zal ik wel zorgen voor een voorzichtig en goed kader om een en ander op een correcte en menselijke manier te kunnen toepassen.

Geachte leden, ik hoop dat wij met voorliggend wetsontwerp voort kunnen na het volgende advies van de Raad van State. Voor mij is het immers wel belangrijk te werken aan een beter terugkeerbeleid en ervoor te zorgen dat wij iets doen aan het onwettig verblijf in ons land. Onwettig verblijf is immers miserie. Dat is miserie voor de samenleving en voor de betrokkenen zelf. Wij kunnen dat niet tolereren. Wij moeten dus een debat over terugkeer voeren.

Vandaag gaat het echter over de drie andere wetsontwerpen. Het eerste betreft de opvang. De essentie van dit wetsontwerp is het beperken van het recht op materiële hulp tot de mensen die in een asielprocedure zitten. Mijnheer Francken, zoals u het terecht hebt omschreven, wij moeten de mensen die materiële hulp nodig hebben, die materiële hulp kunnen geven. Wij moeten echter de achterpoortjes sluiten. Ik ben blij dat wij dat kunnen doen. Dat is de essentie van dit wetsontwerp. Materiële hulp in een opvangcentrum zal er alleen nog zijn voor wie in procedure is.

Mevrouw Platteau, u verwees naar de opvangcrisis. Ik heb in de commissie al uitgelegd dat dit voor mij veel meer is dan een crisismaatregel. De crisis maakt het des te prangender, maar dit gaat voor mij ook over rechtvaardigheid. Plaatsen voor asielzoekers voorbehouden voor asielzoekers is ook een kwestie van rechtvaardigheid. U verwijst naar de soms lange duur van de procedure: 2 jaar, 3 jaar, 4 jaar. Door dat achterpoortje, dat vandaag nog bestaat en dat wij op deze manier willen sluiten, is die procedureduur vandaag vaak nog veel langer. Er zijn situaties waarbij mensen niet 2 jaar, 3 jaar, 4 jaar, maar 5 jaar, 6 jaar, 7 jaar, 8 jaar, 9 jaar, 10 jaar in een opvangcentrum kunnen verblijven, door al die achterpoortjes, die wij nu sluiten. Mensen kunnen niet langer procedures blijven voeren waardoor ze dan niet meer opvanggerechtigd zullen zijn. Ik ben blij dat wij dat op die manier kunnen doen.

Mevrouw Daems, u stelde dat wij hierdoor daklozen zouden creëren. Het is niet de bedoeling dat men door verschillende verblijfsprocedures te voeren, in een opvangcentrum blijft zitten. Daarmee houdt men een plek bezet van andere mensen, die er wel recht op hebben en die misschien wel dakloos zijn. Het is niet meer dan normaal dat wij mensen verhinderen om dat op die manier te doen. En inderdaad, als men aan het einde van een asielprocedure komt, moet men uit een opvangcentrum vertrekken. Mevrouw Platteau, u sprak over de twee groepen daarbij. Ofwel komt men aan het einde van zijn asielprocedure met een negatieve beslissing en dan krijgt men inderdaad 30 dagen om dat opvangcentrum te verlaten. Dat is ook vandaag het geval. Wij veranderen niets aan die termijn van 30 dagen. In heel bijzondere en uitzonderlijke situaties kan die termijn verlengd worden, bijvoorbeeld op het einde van het schooljaar of van een zwangerschap.

Die mogelijkheid tot verlenging bestaat vandaag en dat blijft zo, maar de 30 dagen beginnen gewoon veel sneller te lopen, omdat mensen niet kunnen blijven procederen. De werking met de OTP's blijft ook behouden. Ik vind het niet opportuun om die 30 dagen te verlengen, want dan beginnen wij mensen die in onwettig verblijf zijn, op te vangen en dat is niet de bedoeling. U vraagt wat mensen dan moeten doen na 30 dagen. Moeten zij dan op straat gaan leven? Nee, helemaal niet, zij moeten terugkeren. Als men een negatieve asielbeslissing krijgt, moet men terugkeren en heeft men geen recht op opvang.

Een tweede groep zijn de mensen die wel een positieve beslissing krijgen. Daarover had u ook wat vragen. U merkt terecht op dat het vandaag niet evident is om uit het opvangnetwerk uit te stromen. Men heeft daar twee maanden – verlengbaar tot maximaal vier maanden – de tijd voor. Ik ga niet zeggen dat dat gemakkelijk is op een krappe woningmarkt, maar wij kunnen natuurlijk ook niet verwachten dat Fedasil alle maatschappelijke problemen die er zijn, zoals de krapte op de woningmarkt, opvangt. Onze opdracht is mensen in een asielprocedure op te vangen. Mensen die erkend zijn als vluchteling, ondersteunen wij. Wij hebben wel degelijk heel wat projecten opgestart de voorbije periode om te werken aan de huisvesting en aan het begeleiden van mensen naar de woningmarkt. Wij doen dat wel degelijk, maar het oplossen van de tekorten op de woningmarkt is niet de taak van Fedasil. Wij proberen mensen daarin te ondersteunen, maar het is voor mij op dit moment zeker geen optie om de termijn van vier maanden nu plots heel erg te verlengen, want dan is er nog meer krapte in het opvangnetwerk, waardoor wij riskeren dat de mensen die wij echt willen opvangen, zoals families met kinderen, niet meer kunnen worden opgevangen. De transitietermijn voor erkende vluchtelingen blijft dus ongewijzigd.

Er waren ook vragen over artikel 5. Dat is een toevoeging aan het wetsontwerp, mijnheer Francken, waarover wij het al uitvoerig hebben gehad in de verschillende commissievergaderingen. Wij creëren een wettelijke basis voor Fedasil om te doen wat zijn opdracht is, namelijk het zoeken van opvanglocaties wanneer er een tekort aan opvangplaatsen is. U weet heel goed hoe moeilijk die opdracht is – u hebt het zelf ondervonden – en maakt er nu veel meer van dan het is. U leidt de aandacht wat af.

De bedoeling is om komaf te maken met de grijze zone. Vandaag is er geen wettelijke basis. Wij hebben in de commissie uitgelegd dat we, aangezien de GDPR-bepalingen van toepassing zijn, een GDPR-conforme regeling voor de verwerking van de gegevens in het wetsontwerp hebben opgenomen. Dat wil dus zeggen dat iedereen kan vragen om zijn gegevens te vernietigen. U doet alsof Fedasil eigenaars zal blijven stalken of dat er een verplichting zou kunnen komen om een opvangcentrum te creëren in een infrastructuur. Dat is helemaal niet de bedoeling.

Trouwens, ik vind uw verwijzing naar het spreidingsplan in Nederland getuigen van kwade wil. Wij hebben daar niet voor gekozen. Mevrouw Platteau heeft dat ook nog bevestigd. Zij had wel graag zo'n spreidingsplan gezien, maar we hebben mekaar wat dat betreft niet gevonden. U blijft erop hameren dat Wilders zijn verkiezingsresultaat deels te danken heeft net aan het spreidingsplan in Nederland, een heikel punt in het Nederlandse politieke debat. Wij hebben niet gekozen voor zo'n spreidingsplan en u mag niet insinueren dat uit het artikel over de GDPR-conforme verwerking van gegevens een spreidingsplan zal volgen. Dat is helemaal niet het geval; ik ben het trouwens met u eens dat zo'n spreidingsplan vandaag uit den boze is, onder andere gelet op het woningtekort. Inderdaad, bij ons gaat het bij een spreidingsplan erom dat individuele woningen ingericht moeten worden door de lokale besturen, terwijl het in Nederland ook gaat over opvangcentra. Ik zou niet weten waar onze gemeenten nog LOI's moeten creëren. Wij stimuleren vandaag de gemeenten. Wij behandelen hen als partner en gaan met hen in dialoog. Ik ben de afgelopen maanden in bijna elke provincie langs geweest om er met de burgemeesters te praten. In elke provincie hoor ik hetzelfde signaal: gelet op de krapte op de woningmarkt is het niet evident om nog LOI's te ontwikkelen, ook al doet men zijn best. Dat is de reden om niet tot een spreidingsplan voor LOI-plaatsen over te gaan.

Mijnheer Francken, de vergelijking met Nederland is volgens mij om die reden niet op haar plaats.

Mevrouw Platteau, u stelde ook nog algemene vragen over de wachtlijst. De crisis ligt niet achter ons. Daarover ben ik altijd heel transparant. Vandaag staan er ruim 3.258 op de wachtlijst voor een opvangplaats bij Fedasil. Voor sommigen ervan hebben we wel samen met het Brussels Gewest een oplossing gecreëerd. Dat aantal verandert natuurlijk elke dag. Het blijft dus nog heel erg moeilijk in de opvang. De traditionele winterdip is dit jaar minder groot en de cijfers bleven ook in de wintermaanden vrij hoog. Het is dus niet eenvoudig. Bij Fedasil is het elke dag vechten om de meest kwetsbaren, de gezinnen met kinderen, een plaats te geven. Daardoor staan vandaag inderdaad heel wat alleenstaande mannen op de wachtlijst die wij momenteel niet kunnen opvangen.

Ik zeg ook heel eerlijk dat de crisis enkel opgelost kan worden met structurele hervormingen. Wij doen onze uiterste best om extra opvangplaatsen te creëren. Iedereen ziet dat. De opening van nieuwe opvangcentra brengt telkens heel wat discussies met zich mee; de crisis zal niet zomaar voorbijgaan. Dat is een eerlijke boodschap. We hebben Europese hervormingen en interne Belgische hervormingen nodig om de crisis achter ons te kunnen laten.

Wij zullen onze inspanningen voor het opvangnetwerk voortzetten – ik zal nooit opgeven – en vooral werk maken van structurele hervormingen, waarvan voorliggend wetsontwerp een onderdeel uitmaakt. Het biedt niet de ultieme oplossing voor de opvangcrisis, maar het maakt er wel een onderdeel van uit doordat we hiermee de achterpoortjes sluiten en ervoor zorgen dat wij de opvangplaatsen waarover we beschikken, kunnen voorbehouden voor wie daar het meest nood aan heeft.

Ik denk dat ik daarmee op uw vragen geantwoord heb.


Theo Francken N-VA

Mevrouw de staatssecretaris, ik wil nog twee zaken meegeven. U hebt gelijk dat het intellectueel oneerlijk is te verwijzen naar de situatie in Nederland. Het gaat immers net niet om een spreidingsplan. Dat is volledig juist, maar dat was ook niet mijn punt. Mijn punt is dat men moet oppassen met wetgeving die een agentschap de mogelijkheid geeft om de data van pertinente weigeraars van het verhuren of verkopen van leegstaande panden aan een agentschap in het kader van de asielopvang nog een jaar te bewaren. Men weet immers niet wie er na u komt. Ik heb er best vertrouwen in dat daar onder uw mandaat geen misbruik van zal worden gemaakt. Ik heb echter absoluut geen zekerheid dat dit in de toekomst onder een linkse coalitie – een aantal linkse partijen zijn expliciet voorstander van spreidingsplannen – geen probleem wordt.

Ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op twee zeer duidelijke en principiële vragen. Waarom worden de data van iemand die weigerde om iets te verkopen of verhuren aan Fedasil tot een jaar bijgehouden? Schrap die data. Wat is het probleem? Waarom krijgt Fedasil de wettelijke mogelijkheid om die data een jaar bij te houden? Ik vind dat antiliberaal en een schending van de privacy van een individuele ondernemer.

Als een ondernemer door Fedasil wordt opgebeld met de vraag of hij aan hun wil verhuren, maar dat weigert omdat hij niet aan asielzoekers wil verhuren en omdat hij andere plannen heeft met zijn gebouw, dan is dat zijn goed recht. Hij moet geen reden geven waarom hij niet aan hun wil verhuren. Fedasil heeft daar immers geen zaken mee. Fedasil krijgt dat soort antwoorden zeer veel. Ik snap niet waarom de gegevens van de weigeraars een jaar lang in een databank bewaard mogen worden. Laat die mensen eens met rust. Ik begrijp dat u daar misschien minder problemen mee hebt dan de liberalen – ze zijn niet eens hier. Egbert Lachaert valt mij nu op Twitter aan, maar waar is hij nu?

Hij zit op Twitter, maar is niet aanwezig in dit halfrond. Dat hij het hier dan eens komt verdedigen. Wat is dat nu voor een systeem? Ze weten dat ik hyperactief ben en altijd bereikbaar op Twitter, maar dat hij toch eens naar hier komt. Alle collega's zitten hier ook al uren te wachten tot ze eindelijk aan bod mogen komen.

Ten tweede, wat betreft de Koninklijke Schenking, dat is iets waarop Tomas Roggeman al is doorgegaan, maar dat is iets wat mij ook intrigeert. Wat is een overheidsdienst? U hebt daar niet echt een antwoord op gegeven. Hoe zit het nu precies met de dochterbedrijven van de NMBS en bpost, maar ook met de Koninklijke Schenking? Zoals u weet is die eigenaar van heel wat patrimonium, zoals gebouwen en bossen. Dat was heel zwaar verlieslatend toen ik deel uitmaakte van de regering, maar sinds dat in betere handen is dat een mooie vennootschap geworden. Wat is het statuut daarvan? Wat is de bedoeling van een overheidsinstantie? Daar krijg ik graag wat meer uitleg over.


Barbara Pas VB

Mevrouw de staatssecretaris, ik wil nog repliceren op twee zaken die u hebt gezegd. Ten eerste, u hebt het gehad over het wetsontwerp inzake aanklampend terugkeer dat vandaag naar de Raad van State is verwezen. U zegt daarover letterlijk op Twitter dat de oppositie weigert een wet te stemmen die zorgt voor betere terugkeer.

U weet natuurlijk dat als u naar dit Parlement komt met wetten die effectief zorgen voor een betere terugkeer, of dat nu de koppeling is van ontwikkelingssamenwerking aan terugnamebereidheid of aan de wet op woonstbetredingen dat wij dat onmiddellijk zouden goedkeuren. Er is nood aan een beter terugkeerbeleid. Vorig jaar werden 8.300 mensen teruggestuurd. Aan dat tempo zijn we nog 24 jaar bezig om de naar schatting 200.000 illegalen in dit land weg te krijgen en dan nog in de veronderstelling dat er ondertussen geen nieuwe bijkomen.

Wij zijn ervan overtuigd dat een beter terugkeerbeleid nodig is, maar wij weigeren om een nieuw aanzuigeffect goed te keuren. Het verbod om gezinnen onder te brengen in gesloten units met het oog op de terugkeer is iets wat wij weigeren goed te keuren. De collega van Groen zegt dat zij dat op een andere manier denkt goed te keuren. Ik ben heel benieuwd naar welke creatieve manieren dat zullen zijn, maar het omdraaien dat de oppositie geen strengere terugkeer wil, is wel heel kort door de bocht.

Een tweede element, mevrouw de staatssecretaris, als het gaat over de asielcijfers, zegt u: de winterdip is minder dan anders. Dat is wel bijzonder eufemistisch uitgedrukt, als men naar de laatste cijfers kijkt. In de eerste maand van dit jaar, januari is toch wel een wintermaand, werden in totaal 3.117 asielaanvragen geregistreerd. Dat is een stijging van 12 % in vergelijking met dezelfde maand vorig jaar. Een structurele daling van het aantal asielaanvragen kan men dat niet noemen.

U hebt uw voorstellen voor de asieldeal – waarvan vandaag drie wetsontwerpen ter stemming voorliggen – begin maart voorgesteld. Toen er in april vorig jaar een dipje was, werd er al met veel poeha aangekondigd dat dit een resultaat was van de aangekondigde structurele maatregelen. Als de cijfers van april 2023 het effect van die aangekondigde maatregelen aantoonden, dan is het toch wel bizar dat de cijfers van januari dit niet aantonen. Ik heb die cijfers alleszins niet teruggevonden in uw reeks hoeraberichten van de laatste weken.

U hebt bij de bespreking van uw laatste beleidsnota ook gezegd dat asielopvang alleen niet voldoende is. We moeten de instroom indammen. U spreekt van een gemiste kans om over het terugkeerbeleid te stemmen. Ik denk dat het een gemiste kans is om daadwerkelijk maatregelen te nemen om de instroom in te dammen.


Eva Platteau Groen

Mevrouw de staatssecretaris, dank u wel voor uw antwoorden die altijd duidelijk en to the point zijn. Dat kan ik wel appreciëren.

Nu, over de PCR-testen hebt u gezegd dat 306 mensen de terugkeer hebben geweigerd omdat zij geen PCR-test wilden.


Nicole de Moor

(…)


Eva Platteau Groen

In 2021, ja. Ik heb even de terugkeercijfers opgezocht van 2020. Toen waren er 2.097. Dat was volop in de coronatijd. Toen waren de terugkeercijfers natuurlijk lager. Dat had met diverse redenen te maken. Er waren onder andere allerlei reisbeperkingen. Ik hoef u dat natuurlijk niet te vertellen.

Vorig jaar, in 2023, zagen wij dat het aantal van 3.383 gedwongen terugkeren, sterk verschilde van het aantal gedwongen terugkeren tijdens de coronaperiode. Maar ik wil toch even uitzoomen. Dit is wat ik eigenlijk wil zeggen met dit betoog. Het gaat uiteindelijk maar om 306 mensen die de PCR-test geweigerd hebben. Eigenlijk is dat een heel kleine groep, waarvoor u nu in uw wetsontwerp de verplichting van medische testen of medische onderzoeken onder dwang inschrijft, iets waartegen vanuit verschillende hoeken bezwaren geopperd zijn.

Mensen zeggen dat dit niet conform is met de wet op de patiëntenrechten, en mogelijks zal dit dan ook teruggefloten worden door het Grondwettelijk Hof. Ik vind het toch een groot risico dat u neemt door met dit wetsontwerp door te gaan, als u weet dat het Grondwettelijk Hof kan zeggen dat dit eigenlijk niet kan. Dat is toch een bezorgdheid die ik heb. Er staan heel veel goede zaken over aanklampend terugkeerbeleid in het wetsontwerp, zeker dat er echt in individuele begeleiding op maat zal worden voorzien. Daar staan wij helemaal achter. Er staan ook alternatieven voor detentie in. Men zal vooral proberen in te zetten op vrijwillige terugkeer, omdat men weet dat die het beste resultaat geeft enzovoort.

Dan zou het natuurlijk jammer zijn dat het wetsontwerp niet goedgekeurd kan geraken in deze legislatuur doordat u blijft vasthouden aan die medische testen, waarbij ik mij toch vragen stel. Zeer specifiek ten tijde van de coronapandemie vormden die een belemmering voor de terugkeer, maar zelfs toen zijn er mensen kunnen terugkeren. Ik meen dat het grootste probleem toen de reisbeperkingen waren en dat de groep die u aanhaalt eigenlijk een relatief kleine groep was. Moeten wij dan voor een paar honderd mensen zo'n verregaande wetswijziging invoeren?

Ik weet niet goed hoe dit tot een goed einde zal komen.

Ik hoop in elk geval dat wij heel goed gaan monitoren en gaan kijken, als mensen de opvang verlaten na een negatieve beslissing, hoe wij ervoor kunnen zorgen dat zij niet dak- en thuisloos worden, niet in illegaliteit terechtkomen, dat ze niet verder hier blijven en in de problemen geraken. Dat lijkt mij immers niet de geest van dit wetsontwerp. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Ik denk dat dit zeer goed gemonitord en geëvalueerd zal moeten worden.

Met betrekking tot mensen met een positieve beslissing, u zegt dat ze vier maanden tijd hebben om uit te stromen. Ik ben het helemaal met u eens dat het niet de taak van Fedasil is om die mensen te begeleiden naar huisvesting, maar dat is wel een taak van de deelstaatregeringen en dus ook een taak van de Vlaamse regering, waarvan uw partij deel uitmaakt. Ik kan alleen maar vaststellen dat er de voorbije jaren geen woonbeleid is gevoerd. Er staan 180.000 mensen op een wachtlijst voor een sociale woning. Er staan meer mensen op de wachtlijst voor een sociale woning dan er sociale woningen zijn. De drempel voor vluchtelingen om toegang te vinden tot sociale huisvesting is alleen maar moeilijker en groter gemaakt door beslissingen van die Vlaamse regering.

In elk geval hoop ik dat een volgende Vlaamse regering wel werk gaat maken van een woonbeleid, zodat betaalbaar kwalitatief wonen voor iedereen, ongeacht afkomst, een realiteit zal worden, want dat lijkt mij een zeer belangrijke maatschappelijke opdracht.


Greet Daems PVDA | PTB

Mevrouw de staatssecretaris, dank u voor uw antwoorden. Ik wil nog even terugkomen op die medische testen onder dwang. In de commissie waar deze wetsontwerpen zijn besproken, hebt u een paar keer gezegd dat de meeste mensen deugden, ook onder de asielzoekers. Ik heb die uitspraak onthouden, omdat ik het een mooie verwoording vond. Ze staat echter in schril contrast met uw verantwoording van dat medische onderzoek onder dwang. Als u spreekt over die 306 mensen die een terugkeer hebben geweigerd door dat stokje in hun neus te weigeren, lijkt het alsof het allemaal criminelen zijn, of dat ze criminele feiten hebben gepleegd en gevaarlijke mensen zijn.

U zegt dat we voor die medische testen onder dwang een voorzichtig kader moeten zoeken, zodat we ze op een menselijke manier kunnen uitvoeren. Ik vraag me oprecht af hoe u dat zal verwezenlijken. Tegen dat gedwongen medisch onderzoek kunnen mensen zelfs niet in beroep gaan. De fysieke integriteit van een persoon mag niet zomaar worden geschonden, en zeker niet als de rechter daar geen controle op kan uitoefenen. Dat is de reden waarom wij een amendement hebben ingediend.

Niet alleen wij vinden dat gedwongen onderzoek totaal disproportioneel. Artsen Zonder Grenzen, Dokters van de Wereld, Médimicro en het Collège de médecine générale francophone de Belgique hebben zich allemaal uitgesproken tegen dit wetsontwerp. Dat zijn dus vier negatieve adviezen die jullie zonder meer naast jullie neerleggen. Ik betreur dat ten zeerste.


Nicole de Moor

Mijnheer Francken, bij mijn weten is de Koninklijke Schenking geen overheidsdienst. We hebben voorzien in een wettelijke basis voor Fedasil om de vraag te stellen en de gegevens te verwerken, zoals ik ook in de commissie heb uitgelegd. Het is niet meer of niet minder dan dat.

Ik kom terug op het spreidingsplan. U maakt een vergelijking en zegt dat we moeten vermijden dat een opvolger eventueel wel een spreidingsplan zou goedkeuren. Dan nog heeft het hier niets mee te maken, want een spreidingsplan zoals in Nederland zou een verplichting opleggen aan lokale besturen om in een bepaald aantal opvangplaatsen te voorzien. Dat betekent nog altijd niet dat men private eigendommen zou kunnen confisqueren of opeisen, of dat men private eigenaars zou kunnen verplichten om hun woning of gebouw te verhuren. Dat is nog altijd iets helemaal anders. Het is een ongepaste vergelijking. Zelfs in Nederland heeft men geen eigendommen geconfisqueerd. Ik begrijp dat u de aandacht daarmee probeert af te leiden, maar het is echt iets anders en heeft daar in se niets mee te maken.

Mevrouw Pas, u verwijst terecht naar de hoge instroomcijfers. In die moeilijke context verrichten de medewerkers van Fedasil elke dag mirakels om kwetsbare mensen op te vangen. U zegt terecht dat de cijfers in januari heel hoog waren. Het vraagt dus bovenmenselijke inspanningen van de medewerkers van Fedasil om elke dag te vermijden dat de meest kwetsbaren op straat terechtkomen. We moeten er absoluut voor zorgen dat de instroom daalt. Dat heb ik ook altijd verklaard. We lossen de opvangcrisis niet op met alleen maar extra opvangplaatsen. De instroom moet afnemen. U stelt het evenwel voor alsof ik zomaar met mijn vingers hoef te knippen om die instroom te verminderen. Dat is niet het geval. Daarvoor zijn er structurele hervormingen nodig. Eindelijk hebben we daarover een akkoord bereikt in de Europese Unie: sterkere Europese buitengrenzen en meer spreiding in de Europese Unie.

Er is geen andere manier om de instroom naar beneden te krijgen in een moeilijke geopolitieke context. Akkoorden sluiten met herkomstlanden, akkoorden sluiten met transitlanden, de grenzen beter versterken en zorgen voor meer spreiding in Europa, dat is wat wij moeten doen om ervoor te zorgen dat de instroom in ons land structureel daalt.

Over de PCR-testen hebben wij het al uitvoerig gehad. Mevrouw Platteau, u verwees naar de cijfers van 2021. Die waren inderdaad hoger dan in 2020, omdat pas in 2021 opnieuw kon worden gereisd en de PCR-tests vereist waren. In de eerste covidperiode lag het reisverkeer helemaal stil. Daarna kwam het opnieuw op gang, maar waren er beperkingen en moest er een test worden afgelegd. Ook werd de praktijk om de PCR-test te weigeren, breder verspreid onder het doelpubliek.

Mevrouw Daems, ik zeg dat de meeste mensen deugen. Ik meen dat inderdaad. Ook onder asielzoekers en bij mensen die terugkeren, werken nog altijd mensen mee aan de terugkeer. Er zijn ook mensen die wel hebben meegewerkt aan de PCR-test. Het is evenwel een totaal non-argument te stellen dat het maar om een kleine groep gaat of dat er ook mensen zijn die meewerken en daaruit te besluiten dat wij daarom niets moeten doen aan de mensen die niet meewerken. Integendeel, ik kan u meegeven dat de mensen die absoluut weigeren mee te werken, ongeacht of het aan een PCR-test is of wanneer zij gedwongen op een vliegtuig worden gezet, en die zich het meest verzetten, vaak de mensen zijn die meer agressie vertonen en op verschillende vlakken tegenwerken in de gesloten centra.

Mevrouw Platteau, u noemt die 306 personen een relatief kleine groep. Voor is dat geen relatief kleine groep. Voor mij zijn er dat niet weinig, wetende wie zij zijn en welke profielen zij soms hebben. Omdat wij zeker in de covidperiode absolute prioriteit gaven aan een gedwongen terugkeer, die al heel moeilijk was in die periode, gaven wij absolute prioriteit aan zij die de openbare orde verstoorden en criminele feiten pleegden. Het ging dus ook om mensen die vanuit de gevangenis moesten worden teruggestuurd en die hun terugkeer hebben kunnen beletten door dat stokje in de neus te weigeren.

Ik vind dus niet dat wij dat een relatief kleine groep mogen noemen. Heel wat van die mensen moesten vrijgelaten worden omdat wij hen door de weigering van dat stokje niet konden terugsturen. Dat vind ik niet min. Het is niet omdat andere mensen wel meewerken dat wij onze aandacht moeten laten verslappen voor wie medewerking absoluut weigert. U vindt dat het om een kleine groep gaat, ik vind van niet, maar over klein of groot kunnen we nog discussiëren. Maar zelfs als het er maar één is, moeten wij als overheid ervoor zorgen dat we de middelen hebben om het af te dwingen wanneer mensen niet meewerken.


Theo Francken N-VA

Mevrouw de staatssecretaris, sta me toe om nog even terug te komen op het punt dat ik hier en ook al in de commissie gemaakt heb. Ik heb ook geen antwoord gekregen. U zegt dat ik niet mag verwijzen naar het spreidingsplan, omdat dat er niets mee te maken heeft.

Welnu, ik zal eens in mijn diepste zielenroerselen laten kijken. Als ik zie wat voor zottigheden de communisten hier al hebben durven voor te stellen, als ik zie wat er afgelopen weekend werd voorgesteld bij le parti de la lutte des classes, enzovoort, dan slaat de angst mij om het hart. Veronderstel dat we een zeer sterke instroom krijgen. Nu staan ruim 3.200 mensen op straat, maar veronderstel dat er 30.000 mensen op straat staan. In een tijd van oorlog, verdere oorlog en conflict rondom ons, en een demografische explosie in het Zuiden, hebben mogelijk tienduizenden mensen geen opvang. Brussel is al totaal aan het verpauperen, maar veronderstel dat het steeds slechter wordt. Ik kan mij voorstellen dat op een bepaald moment een meerderheid een spreidingsplan invoert, waarbij nagegaan wordt of de panden van alle eigenaars die het voorgaande jaar geweigerd hebben om hun pand ter beschikking te stellen nog leegstaan, waarop die panden geconfisqueerd worden. Ik zeg niet dat dat gebeurt, maar het is perfect mogelijk.


Servais Verherstraeten CD&V

Collega Francken, u zei dat de staatssecretaris niet had geantwoord, maar zij heeft wel geantwoord. Ze zei dat, wanneer iemand zegt dat men zijn pand niet binnenkomt, dat pand niet zomaar kan worden opgeëist.

Er bestaat nog altijd een grondwettelijk principe. Een artikel in de Grondwet bepaalt dat eigendomsrecht als grondrecht erkend en verankerd is. Met andere woorden, een overheid kan een private eigendom op geen enkele wijze ontnemen, tenzij een expliciete wet dat bepaalt.

Dat veronderstelt dan een meerderheid. Dat is zo in het geval van onteigening. Met andere woorden, eigendom is grondwettelijk verankerd. Uw verhaal dat een linkse meerderheid daar misbruik van zou maken klopt niet. Die meerderheid zal dan hoe dan ook de Grondwet moeten respecteren of ze zal een tweederdemeerderheid moeten hebben om afbreuk te doen aan dat grondrecht.


Theo Francken N-VA

Ik ben al enige jaren burgemeester en in die hoedanigheid ken ik wel iets van onteigeningsrecht. In het kader van het publiek belang kan men een grond, een straat of een gebouw onteigenen. Dat kan allemaal. Daar bestaan wettelijke instrumentaria voor. Als op een bepaald ogenblik de interpretatie van algemeen belang er een is dat 3.000 asielzoekers niet op straat mogen leven, maar dat zij een opvangplaats moeten hebben, is het niet ondenkbaar dat een Brusselse rechter dan zal beslissen dat die mensen recht hebben op een opvangplaats, waardoor er desnoods gebouwen opgeëist, geconfisqueerd of onteigend moeten worden door het agentschap om die mensen daar een opvangplek te geven. Indien men dat niet doet, riskeert men namelijk dwangsommen te moeten betalen. Nu ja, u betaalt die dwangsommen niet, waardoor koffiezetapparaten en andere spullen op uw kabinet en dat van de eerste minister in beslag werden genomen. Wat wij zien, is du jamais vu.

U zegt dat onteigening daarvoor niet mogelijk is, maar ik volg het migratierecht in Europa al veertien jaar. Ik heb gezien wat rechters soms aan nationale staten durven opleggen en dat is crazy. Indien de situatie in België verder escaleert, met 30.000 in plaats van 3.000 mensen zonder opvang, kan een rechter beslissen dat het zo niet verder kan en dat er desnoods leegstaande panden opgeëist, geconfisqueerd of onteigend moeten worden. Ik zeg u dat we daar niet zo ver van verwijderd zijn.

U vergist zich. Er zijn heel activistische rechters actief op het vlak van migratierecht in Europa en zeker in België. U weet dat en mevrouw de Moor weet dat ook. Als het zelfs zover gaat dat er op het kabinet koffiezetapparaten en andere idiotieën worden opgeëist, dan gaan we heel ver. U kon misschien twijfelen aan mijn engagement om extra opvangplaatsen te creëren, maar aan mevrouw de Moor kunt u niet twijfelen, want dat is niet zo. Zij doet haar stinkende best, net als de diensten. Dat deden ze bij mij trouwens ook. U weet dat. Dus pas op wat u zegt, want we zijn er minder ver van af dan u denkt.

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom er in dit ontwerp staat dat de data van de private eigenaars tot een jaar na de weigering kunnen worden bijgehouden. Dat is toch gezond boerenverstand en vooral liberaal gezond boerenverstand? Waar zijn de liberalen van Open Vld? Ze zijn hier niet. Dat is beschamend. Van iemand die weigert houdt men de gegevens niet bij. Die persoon heeft geweigerd. U hebt hem gecontacteerd en hij heeft neen gezegd. Dat is prima.

Waarom moet dat bijgehouden worden? Dat zorgt voor argwaan. Een gezonde argwaan ten opzichte van de overheid is trouwens altijd goed, zeker in België. Dat heb ik van mijn vader geleerd. Moest ik een liberale kabinetsmedewerker zijn, dan zou ik op dat IKW hebben gezegd dat dit eruit moet. Ik kan begrijpen dat men de data bijhoudt van iemand die ja heeft gezegd, want men kan hem later misschien opnieuw nodig hebben. Als iemand al verhuurd heeft, dan kan men hem bellen en als er iets vrij is, kan men dat huren en daar mensen in onderbrengen. Dat is evident. Dat dit 10 jaar moet zijn, vind ik wel heel lang. Tot daar, maar ik snap niet dat iemand die weigert in een databank van Fedasil wordt opgenomen. Ik zou mij daartegen verzetten. Daarop heb ik geen antwoord gekregen. Waarom moet dat een jaar worden bijgehouden?

Databanken, nog zoiets. U legt databanken aan. Ik verdenk Fedasil niet van slechte wil of van slechte intenties. Ik heb na mijn betoog in de commissie een paar mailtjes gekregen van mensen van Fedasil die mij zeiden dat het precies leek alsof ze ervan beticht werden dat ze slechte intenties hadden. Dat zeg ik niét. Laat dat heel duidelijk zijn.

Ik ben ervan overtuigd dat niemand bij Fedasil op dit vlak slechte intenties heeft. Er zijn heel veel gebouwen in België die leeg staan en er is een crisis waarin 3.000 mensen op straat liggen en binnenkort misschien 30.000 mensen. U kunt het een aan het ander koppelen. Zo dwaas moet men daarvoor niet zijn.

Vanuit een gezond argwaanprincipe tegenover de overheid denk ik dan: pas op daarmee. Dat is niet meer dan dat.


Barbara Pas VB

Mevrouw de staatssecretaris, als u het hebt over het inperken van de instroom, dan steekt u zich altijd weg achter het Europese niveau. U verwijst altijd opnieuw naar maatregelen die op het Europese niveau moeten worden genomen, die voor alle duidelijkheid op Europees niveau zeker nodig zijn. Dan heb ik het niet over het EU-Migratiepact dat u beoogt. Dat er op het Europese niveau iets moet gebeuren, betekent echter niet dat er ondertussen op nationaal niveau niet al een en ander kan gebeuren.

U zegt die asielstroom op nationaal niveau niet met een vingerknip te kunnen wegwerken. Waarom kan Zweden dat dan wel? Daar had men 23 % minder asielaanvragen vorig jaar. Zweden zit in het hetzelfde EU-carcan. Zij hebben geen opt-out zoals Denemarken. Zweden kan dat wel. U moet niet verder naar een verklaring zoeken. Zweden voert een beleid dat erop gericht is om die bestaande Europese marges maximaal in te vullen, iets wat ik u de voorbije jaren al herhaaldelijk heb gevraagd en wat deze regering manifest weigert te doen. Ja, er moeten maatregelen op Europees niveau komen. Het zal niet van dat EU-Migratiepact komen, maar laat dat geen alibi zijn om ondertussen niet op nationaal niveau te doen wat kan en wat moet.


Eva Platteau Groen

Mevrouw de staatssecretaris, ik wil heel kort reageren omdat u zegt dat u de aantallen van mensen die zich verzetten en de PCR-test weigeren niet laag vindt. In de Panoreportage van gisteren hebben wij een voorbeeld gezien van een man die zich tot het laatste moment, vlak voor de vlucht zou vertrekken, heeft verzet. Er werd toen overgegaan tot dwangmaatregelen, waarna de man geboeid werd, maar uiteindelijk werd beslist dat de situatie te onveilig was en dat de man niet op die manier zou worden gerepatrieerd in het belang van de escorteurs en de man zelf. Later zien wij dat die man uiteindelijk vrijwillig is teruggekeerd.

Ik kan mij voorstellen dat het in de coronacrisis een grote frustratie moet zijn geweest voor de medewerkers dat het weigeren van de PCR-test leidde tot een niet-succesvolle repatriëring, maar als de betrokkenen de test niet weigeren, zullen zij zich wel op een andere manier verzetten, ook fysiek, en kan het evengoed zijn dat de terugkeerpoging wordt gestaakt. Ik vraag mij dan ook af of het sop de kool wel waard is, als men alles in overweging neemt, ook de adviezen, om te blijven doorzetten met de verplichte medische testen, met die dwangmaatregel. Ik heb er sterke twijfels bij of dat in de praktijk zal worden toegepast, want ik denk dat mensen zich dan wel op andere manieren zullen verzetten.

Het terugkeerverhaal is een complex verhaal en is helemaal niet zo gemakkelijk. Wij moeten allemaal samenwerken om dat op een goede manier te doen. Wij staan daar zeker achter. Dwang kan zeker in een terugkeertraject, maar het moet natuurlijk tot resultaten leiden, het moet effectief zijn en het moet menselijk zijn. Daar blijf ik een grote bezorgdheid over houden.


Greet Daems PVDA | PTB

Mevrouw de staatssecretaris, ik heb daarnet op één vraag geen antwoord gekregen. Ik zei dat men tegen gedwongen medisch onderzoek niet in beroep kan gaan. De rechter kan geen controle uitvoeren op die medische tests onder dwang. Hoe kunt u dat rijmen met het feit dat u dat voorzichtig kader zoekt om dat op een menselijke manier toe te passen? Daarop zou ik toch nog graag een antwoord krijgen.


Hervé Rigot PS | SP

Madame la présidente, on peut parler de tout ce que l'on veut aujourd'hui. Tout à l'heure, l'opposition a réussi à faire une majorité pour envoyer un texte au Conseil d'État. On revient maintenant sur un texte qui n'est pas à l'ordre du jour puisqu'il a été renvoyé, pour les amendements, au Conseil d'État. Soit on ouvre la porte, on discute de tout, on reprend la note de politique générale de la secrétaire d'État, on refait toute la législature, soit on s'en tient au texte. Moi, je veux bien, mais il faut nous dire ce que vous voulez… Franchement, un peu de sérieux, que diable! Vous avez déjà fait toute la discussion en commission, vous allez la refaire maintenant, et vous la referez encore la semaine prochaine. Parlons du texte qui est à l'ordre du jour! Allons, soyons sérieux!


Greet Daems PVDA | PTB

Mevrouw de voorzitster, mijnheer Rigot, misschien hebt u gelijk, maar vermits wij in de tweede repliekenronde zijn, vind ik die opmerking een beetje te laat. De staatssecretaris heeft tot twee keer toe op onze vragen geantwoord dus wij konden daarop blijven ingaan.

Ik wil afsluiten door de staatssecretaris te bedanken voor haar antwoorden.