Proposition 55K2525

Projet de loi abrogeant le maintien de la situation d'urgence épidémique concernant la pandémie de coronavirus COVID-19.

General information ¶

Authors

CD&V Servais Verherstraeten
Ecolo Gilles Vanden Burre
Groen Wouter De Vriendt
MR Nathalie Gilson
Open Vld Tim Vandenput
PS | SP Hervé Rigot
Vooruit Melissa Depraetere

Submission date

Feb. 23, 2022

Official page

Visit

Status

Adopted

Requirement

Simple

Subjects

epidemic state of emergency public health

Voting ¶

Voted to adopt

Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB VB

Abstained from voting

DéFI

Contact form ¶

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.

Discussion ¶

March 10, 2022 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source

Madame la présidente, voilà donc les propositions de loi jointes, propositions de loi de MM. Servais Verherstraeten, Hervé Rigot, Gilles Vanden Burre, Wouter De Vriendt et Mmes Nathalie Gilson et Melissa Depraetere, abrogeant la loi du 11 février 2022 portant confirmation de l'arrêté royal du 27 janvier 2022 portant la déclaration du maintien de la situation d'urgence épidémique concernant la pandémie de coronavirus Covid-19, numéro 2525/1, et la proposition de loi de Peter De Roover, Joy Donné, Yngvild Ingels, Sigrid Goethals, Frieda Gijbels, Kathleen Depoorter, Koen Metsu, Theo Francken, Björn Anseeuw et Peter Buysrogge mettant fin à la situation d'urgence épidémique, numéro 2524/1.

MM. Verherstraeten et De Roover ont exposé l'objet de leurs propositions respectives. La commission a décidé à l'unanimité de prendre la proposition de loi numéro 2525 comme texte de base. Si l'ensemble des membres qui sont intervenus au cours de la discussion se sont réjouis qu'il soit mis fin à l'état d'urgence épidémique, M. De Roover, Mme Matz et M. Boukili ont, pour leur part, répété les critiques qu'ils ont déjà exprimées à de multiples reprises concernant la loi Pandémie.

Mme Gilson a, quant à elle, rappelé le processus parlementaire inédit qui a conduit à l'adoption de la loi Pandémie et qui a permis de renforcer le contrôle sur les mesures prises par le gouvernement.

M. De Roover a rappelé que l'évolution favorable de la situation épidémiologique était déjà avérée en février dernier, mais que ceci n'a pas empêché la majorité de confirmer le maintien de la situation d'urgence épidémique. Il a par ailleurs remarqué que la proposition de loi de M. Verherstraeten a été déposée alors que les avis des organes consultatifs n'avaient pas encore été communiqués au Parlement, ce qui pourrait laisser penser que le contenu de ces avis était déjà connu avant même qu'ils aient été rédigés.

M. Verherstraeten a répondu qu'il n'avait demandé l'inscription de sa proposition de loi qu'après la transmission de ces avis à la Chambre. Au cours de la discussion des articles, M. Verherstraeten a exposé les amendements numéros 1 et 2, déposés pour donner suite à une remarque légistique des services de la Chambre. L'arrêté royal du 27 janvier 2022, confirmé par la loi du 11 février 2022, a force de loi.

L'abrogation de la loi de confirmation ne suffit donc pas pour priver cet arrêté royal de ses effets. Les amendements complètent par conséquent la proposition de loi par une disposition abrogatoire de l'arrêté royal du 27 janvier 2022. Les articles, les amendements 1 et 2 ont successivement été adoptés à l'unanimité. L'ensemble de la proposition de loi 2525/1 a été adopté à l'unanimité à l'issue d'un vote nominatif.

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik dank de verslaggever voor haar mondelinge verslag. Dat was natuurlijk nodig omdat wij de zitting pas gisteren hebben gehouden en er enige urgentie mee gemoeid is, zoals dit huis geoordeeld heeft voor het reces.

Zoals u weet, is de basis van wat hier gebeurt de wet op de epidemische noodsituatie die een meerderheid van dit huis geactiveerd heeft voor drie maanden. Nog niet zo heel lang geleden werd deze opnieuw geactiveerd voor drie maanden. In die periode zitten we nu.

Wij lopen hier allemaal redelijk onbekommerd en zonder mondmasker rond. De zaal is opnieuw helemaal open. Wij zitten bijna op elkaar gestapeld en ontmoeten elkaar in de wandelgangen. Maar dat mag ons niet uit het oog doen verliezen dat wij ons hic et nunc in de epidemische noodsituatie bevinden. Het doet bijna vermoeden dat het Overlegcomité bestaat uit onverantwoorde figuren die ons voortijdig in code geel hebben geduwd.

U zult zeggen dat ik mij schuldig maak aan een vorm van overdrijving, maar de beoordeling van de toestand gebeurt, zo stelt de wet, op basis van het advies van experten. Een belangrijk advies komt van het RAG, de Risk Assessment Group. Enkele weken geleden, toen we hier het voorstel kregen van de regering om de epidemische noodsituatie opnieuw voor drie maanden te verlengen, heb ik uit het toenmalige rapport voorgelezen omdat ik het lichtelijk alarmistisch vond. Maar we hebben opnieuw een rapport gekregen op 28 februari 2022. Collega Verherstraeten, u heeft in de commissie ontkend dat u dat besteld heeft. Immers, dit is kort na uw wetsvoorstel plots neergedwarreld.

Er zijn vier criteria die de wet vaststelt om te beoordelen of we ons in een epidemische noodsituatie bevinden. Wie schetst mijn verbazing, wanneer ik lees dat de RAG oordeelt dat er nog steeds voldaan wordt aan de criteria A, C en D. Er is weliswaar een gunstige evolutie. Laten we niet panikeren. Ook al is er een verbetering voor criterium B, blijft de druk op de zorgsector hoog. De RAG beschouwt de epidemiologische situatie dan ook nog steeds als zorgwekkend.

"In een context van snelle versoepeling van de maatregel, waardoor de bevolking de indruk krijgt dat de pandemie achter de rug is, met een nog steeds hoge circulatie van het virus, waardoor wij op een hoog plateau zouden kunnen blijven steken en een opflakkering naar een volgende golf sterk versneld zou kunnen komen. Ook het opduiken van nieuwe mogelijk ernstiger varianten blijft onzeker. Een versoepeling van de nationale coördinatie wordt alleen aanbevolen in een epidemiologische context van niveau 1, waarbij de viruscirculatie onder controle is, hetgeen nog niet het geval is." Einde citaat, ondertekend door een reeks experts die wij geregeld in de media hebben zien verschijnen in de voorbije maanden.

Als men dat nauwlettend leest, beseft men dat er eigenlijk nog behoorlijk wat twijfel is of wij wel degelijk moeten overgaan tot de opheffing van de epidemiologische noodsituatie, of wij niet te snel zijn? Een mens zou geneigd zijn, niettegenstaande de reserves die ik altijd gehad heb tegen deze techniek, te zeggen: lopen wij hier niet te snel van stapel?

Maar er is ook het Coronacommissariaat. Het Coronacommissariaat heeft deze tekst zo gelezen dat het in samenspraak met de minister van Volksgezondheid, zoals de wetgeving bepaalt, meent dat wij vandaag wel degelijk met een gerust hart kunnen oordelen dat morgen, 11 maart, de epidemiologische situatie verstreken zou zijn.

Dat wil dus zeggen dat dit Huis eindelijk zijn volle bevoegdheden terugneemt.

Waarom deze lichtelijk ironiserende opmerkingen van mij? Ik wil eigenlijk aangeven, goede collega's, dat wij een pandemiewet hebben goedgekeurd die aanleiding geeft tot wispelturigheid, tot grijsheid, tot onduidelijkheid, en die eigenlijk tot vandaag, indien u dat zou wensen, collega's van de meerderheid, nog altijd argumenten biedt de epidemische noodsituatie te verlengen. Wellicht tot enige verbijstering of verbazing in de buitenwereld, mochten wij daar straks toe beslissen bij meerderheid.

Dit is een wet die altijd in alle richtingen kan worden toegepast. Het is dus een slechte wet. Wij zijn hier feitelijk getuige van de toepassing van een slechte wet.

Nu zult u zeggen: de discussie gaat vandaag niet meer over de wet als zodanig, de discussie gaat over de vraag of nog aan de voorwaarden voldaan is.

Herinner u het debat van twee à drie weken geleden, toen de regering zei van alles te horen vanop het spreekgestoelte, maar is aan de voorwaarden van de wetgeving voldaan? Tot vandaag kunnen wij niet echt voor honderd procent zeggen dat daaraan niet meer voldaan is.

Geachte collega's, wij zijn er zo dadelijk van af. Ik neem aan dat het stemgedrag niet gewijzigd wordt ten opzichte van de commissie gisteren. Wat mij betreft activeren wij die wet nooit meer. Ik zou zelfs durven suggereren dat wij met de ervaring die wij vandaag hebben, wij zo snel mogelijk die wet zelf naar de schroothoop verwijzen. Dit is een onding. Dit is een goktent. Dit is iets dat iedereen naar eigen willekeur kan interpreteren in de ene of de andere richting.

Vandaag zitten wij toevallig in een situatie dat het al te gek zou zijn om die epidemiologische noodsituatie te verlengen. Niemand zou dat begrijpen. Volgens de wet zoals ze ons ter beschikking staat, zouden wij echter ook vandaag nog kunnen beslissen om die voort te zetten.

Deze wet brengt heel veel onduidelijkheid met zich mee. Ze beperkt ons huis tot vaststeller van wat de minister van Volksgezondheid, in samenspraak met het Coronasecretariaat, voorlegt als interpretatie van het rapport van de Risk Assessment Group. Wij moeten dat aanhoren en dan beslissen, zoals vorige keer, om op het groene knopje te drukken om er weer drie maanden aan toe te voegen. Vandaag kunnen wij niet anders dan op het groene knopje drukken om vast te stellen dat ze toch voortijdig mag beëindigd worden.

Geachte collega's, uiteraard gaan wij voorstemmen. Dit is een slechte wet, dus is de toepassing ervan ook slecht. Met de goedkeuring van het wetsvoorstel krijgt het Parlement opnieuw de volle macht in handen. Dat is een heel belangrijke principiële aangelegenheid. Tegen de achtergrond van de potsierlijke toepassing van de wetgeving, wil ik het volgende vragen. Goede collega's, zouden wij nu niet, na deze ervaring, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, oordelen dat dit onding, de bron van het debat van vandaag, als zodanig moet verdwijnen?

Mijn fractie zal vandaag voorstemmen en zal dat ook doen op het voorstel dat wij zullen indienen om deze wet terug af te schaffen.

Madame la présidente, je trouve qu'il est difficile de trouver le ton juste pour commenter ce soir cette proposition de loi parce qu'évidemment, on a envie de se réjouir mais le contexte particulièrement pesant et inquiétant ne permet pas vraiment de se dire qu'on va retrouver l'insouciance en même temps que le printemps. Il n'est pas évident de célébrer le retour de nos libertés quand les libertés d'autrui sont si gravement foulées au pied pour l'instant. Pour autant, je pense qu'il ne faut pas bouder non plus complètement notre plaisir. Après deux ans, il est quand même bon de constater qu'au moins ici, les choses vont dans le bon sens.

Il est bon de voir que l'évolution de la situation épidémique nous permet aujourd'hui de faire le trajet inverse de celui qu'on a fait, l'automne dernier, pour déclarer la situation d'urgence épidémique et, à nouveau début février, pour la prolonger. Maintenant, les critères cumulatifs qui sont inscrits dans la loi pandémie ne sont plus remplis. Il s'agit donc d'acter la fin de la situation d'urgence épidémique et, par conséquent, la levée de nombreuses mesures de police administrative. Oui, nous retrouvons beaucoup de libertés, beaucoup de choses qui nous ont manqué depuis deux ans et nous avons évidemment une pensée particulière pour tous les métiers qui ont connu des conditions si difficiles pendant la pandémie.

En ce qui nous concerne, nous sommes plusieurs collègues à nous asseoir aujourd'hui pour la première fois à la place qui nous est assignée avec notre nom dans un hémicycle rempli et à voter autrement que sur un écran. C'est une autre expérience de la démocratie délibérative. Je dois dire que c'est plutôt agréable mais pour autant, le collègue De Roover l'a rappelé, il ne s'agit bien sûr pas de jeter aux orties toute prudence. Il faut continuer à surveiller de près l'évolution de la situation car elle reste tout de même encore assez préoccupante. Le covid-19 n'a pas disparu. Il faut qu'on garde un certain bon sens dans l'organisation des choses et dans les interactions pour la protection de tous. Simplement, aujourd'hui, il faut constater que pour l'instant, la virulence, la propagation et la dangerosité du virus ne justifient plus que nous maintenions des mesures restrictives.

Dans les dispositions de la loi pandémie, il y avait cette exigence qui était très importante pour nous et sur laquelle nous avons insisté depuis le début. C'était que la durée des mesures devait être limitée à la stricte nécessité. Et on l'a encore répété le mois passé lorsque la situation d'urgence épidémique avait été prolongée et, avec elle, les pouvoirs supplémentaires conférés au gouvernement: pas un jour de plus que nécessaire. Or, aujourd'hui, le baromètre est au jaune. Nous pouvons abroger cette loi de prolongation que nous avions prise voici à peine quelques semaines, sans attendre le délai de trois mois qui avait été conféré au gouvernement. L'esprit et la lettre de la loi pandémie sont ici respectés. Je pense que c'est une très bonne chose.

Je veux, toutefois, encore rappeler que la loi pandémie n'était pas un instrument en soi de restriction des libertés des citoyens. Au contraire, c'était un outil qui n'était certainement pas parfait mais qui permettait de contrôler l'action du gouvernement en temps de crise épidémique, mieux que ne le permettait la loi sur la sécurité civile de 2007.

"L'exécutif est le pouvoir qui est le plus porté à l'envahissement." Ce ne sont pas mes paroles. Ce sont les paroles de notre premier président d'Assemblée, M. de Gerlache qui constatait cette tendance qui est évidemment exacerbée en temps de crise, où les processus de décision concertés et l'intervention du Parlement peuvent paraître encombrants. C'est au regard de cette tendance naturelle que, depuis au moins un an et demi, les écologistes plaident pour le maintien ou le rétablissement du débat démocratique dans la décision sur les mesures de lutte contre la pandémie pour plus d'implication des parlementaires.

J'ai pu ici plaider avec d'autres collègues pour l'adoption d'un cadre législatif qui permettait d'encadrer les mesures prises par le gouvernement, qui assurait un contrôle parlementaire au nom du principe de légalité, au nom du débat démocratique public mais aussi au nom de la nécessité d'augmenter la compréhension et l'adhésion aux mesures. Le cadre avait été pris. Il avait été voté. Si, aujourd'hui, on peut évidemment se réjouir d'avoir l'occasion de le mettre de côté, il n'est pas totalement exclu qu'il doive à nouveau être activé dans le futur.

À ce sujet, monsieur De Roover, je rappellerai, quand même, que la loi pandémie n'a quand même pas dit son dernier mot. Vous l'avez peut-être oublié, mais il reste encore une étape. Dans un délai de trois mois, le gouvernement devra présenter un rapport d'évaluation qui portera entre autres sur la proportionnalité et le respect des droits fondamentaux avec – ce qui est important pour nous - une attention aux droits fondamentaux des personnes et des groupes vulnérables qui ont pu connaître un impact plus difficile, voire peut-être, dans certains cas, disproportionné, de certaines mesures, en raison de leur situation particulière.

Nous attendons ce rapport avec beaucoup d'attention et d'intérêt. Nous attendons du gouvernement qu'il fasse cet exercice avec un grand sérieux même si nous avons conscience évidemment qu'une crise chasse l'autre et que la situation est très tendue pour tout le monde. C'est malgré tout un exercice que nous ne pouvons pas négliger. Nous devons saisir cette occasion du regard critique en arrière puisque, le cas échéant, à la lumière des constats et des conclusions, des modifications pourront être proposées à cette loi pandémie afin justement de mieux encadrer son éventuelle application future. Nous devons être prévoyants à cet égard même si, évidemment, tout le monde ici espère que nous ne devrons plus jamais mobiliser cette loi.

Pour conclure, il va sans dire que nous soutenons pleinement l'adoption de cette loi d'abrogation et que nous pousserons sur le petit bouton vert ce soir avec beaucoup de conviction.

Madame la présidente, que dire si ce n'est que je me joins évidemment à l'enthousiasme de ma collègue.

Voici quelques jours, le premier ministre annonçait, lors du Comité de concertation, qu'une page importante se tournait. En effet, avec bonheur – que chacun partage –, elle est en train de se tourner. Durant des semaines et des mois, deux années, des mesures terribles ont été prises. Elles furent très difficiles pour nos concitoyens. Elles s'imposaient, tout en étant pénibles à prendre, pour lutter contre une pandémie mondiale et ses conséquences sur notre vie de tous les jours.

Ce virus a causé de nombreuses victimes et a lourdement entravé les activités de nombreux secteurs. Beaucoup de nos certitudes et de nos habitudes ont été fondamentalement remises en cause par ce virus.

Je le répète, aucune de ces mesures n'a été prise de gaîté de cœur. Nous avons eu, toutes et tous, la conscience qu'il était nécessaire de protéger nos hôpitaux et d'éviter leur saturation, de garantir des soins de santé opérationnels, ainsi que le fonctionnement de secteurs essentiels tels que l'enseignement. C'est ce qui nous a poussés à prendre ces décisions tellement difficiles, mais courageuses et nécessaires.

Aujourd'hui, les chiffres nous permettent de souffler. Toutefois, comme l'indiquaient mes collègues, le baromètre est jaune; il n'est pas encore vert. Nous avons une lueur d'espoir, nous sommes aux portes du printemps, mais ce n'est pas encore le soleil de l'été. Il faudra encore rester vigilants dans les prochains mois, mais nous devons quand même savourer notre bonheur d'une liberté retrouvée grâce aux efforts consentis par chacun d'entre nous depuis tant de mois. La vaccination est et continue d'être l'une des clefs de ce succès. Elle devra donc se poursuivre. Elle nous a aidés à sortir de cette crise aiguë.

Il faudra continuer à adopter plusieurs mesures barrières, qui nous permettront de nous diriger vers l'été et de dire adieu à ce foutu virus. La vigilance reste de mise, mais l'espoir est là.

Chers collègues, au niveau du travail parlementaire, je suis satisfait que l'ensemble du processus de contrôle parlementaire que nous avons exigé ait été respecté. Il était prévu par la loi pandémie et a été scrupuleusement suivi. Hier encore, nous avons reçu le dernier rapport, et j'espère qu'il n'y en aura plus.

Notre assemblée a été particulièrement active durant cette période. Je remercie l'ensemble des services qui ont rendu ce travail possible dans des conditions particulières. C'était un travail éprouvant. Merci à tout le personnel des différentes commissions, merci au personnel de la Chambre pour sa disponibilité à chaque instant. C'était essentiel dans un État de droit.

Lorsque les chiffres ont justifié une nouvelle prolongation de l'état d'urgence pandémique, nous avions dit: "Il n'y aura pas un jour de trop de ce dispositif lourd et certainement pas anodin et nous lèverons ces contraintes et interdictions dès que la lueur d'espoir sera de retour." Aujourd'hui, on peut le faire avec plaisir et avec bonheur.

Avec mes collègues, je vous présente ce texte qui vise à abroger toutes ces contraintes et à retrouver la liberté de vivre. Je tiens encore à saluer le travail des femmes et des hommes qui ont été en première ligne face à ce virus. Je tiens aussi à avoir une pensée pour l'ensemble des Belges qui ont été touchés par celui-ci, que ce soit au niveau de leur santé personnelle, que ce soit par la perte d'un proche ou par les conséquences socio-économiques de ce virus sur leur profession et sur leur vie.

En guise de conclusion, je me permettrai de rappeler l'importance de tirer les enseignements de cette crise aiguë. Ce n'est pas parce qu'elle semble être derrière nous que nous ne devons pas craindre de nouvelles pandémies ou de nouvelles situations de crise. Les recommandations de la commission spéciale de notre assemblée doivent maintenant être mises en œuvre par le pouvoir exécutif. Il faut en appeler encore une fois à la cohérence et à la légitimité des mesures qui doivent être étayées sur le plan scientifique face à une telle pandémie. Une cohérence essentielle à l'échelle institutionnelle belge et européenne est de mise.

Au plus nous nous assurerons que les décisions prises sont légitimes, cohérentes et compréhensibles, au plus notre lutte contre le coronavirus et ses variants mais aussi – je ne le souhaite pas – d'autres pandémies sera efficace.

Je n'oublierai pas non plus nos services publics, qui ont joué et continuent de jouer un rôle essentiel durant toute cette pandémie; ils seront encore présents à nos côtés demain. Ayant souvent été vus par certains comme une variable d'ajustement, nos services publics ont démontré leur extrême nécessité. Ils nous ont permis de faire face, au plus fort de la crise, et encore aujourd'hui, alors que la vigilance reste de mise.

Enfin, la solidarité internationale. Elle ne doit pas être un slogan, elle doit être un fait. Même si les chiffres en Belgique et en Europe vont dans le bon sens, cette pandémie ne sera derrière nous que lorsque l'ensemble du monde aura eu accès au vaccin et aux soins de santé. Alors chers collègues, ne boudons pas notre bonheur aujourd'hui de rendre la liberté à chacune et chacun de nos concitoyens ainsi qu'à nous. Quel bonheur de vous revoir dans un monde où il fait bon de respirer sans masque!

Collega's, toen vorige maand pas de epidemische noodsituatie voor maar liefst drie maanden werd verlengd, heeft mijn fractie tegengestemd. Wij zagen daartoe toen geen enkele objectieve reden. De meerderheid keurde de verlenging wel goed onder het mom van waakzaamheid en voorzichtigheid. Maar voorzichtig handelen staat toch niet gelijk met het hanteren van een zware, uitzonderlijke juridische procedure en waakzaamheid betekent toch niet dat men een officiële noodsituatie moet verlengen.

Toen de meerderheid het wetsvoorstel ter zake nog niet zo lang geleden goedkeurde, was al duidelijk dat de situatie zeer gunstig was. De cijfers toonden dat op dat moment al aan. Ik heb dat dan ook uitgebreid beargumenteerd. Zelfs coronacommissaris Pedro Facon adviseerde zwart-op-wit dat de coronasituatie in de komende maanden enkel gunstiger zou worden. Toch moest en zou de noodsituatie verlengd worden, niet voor enkele weken, niet voor één maand, voor maar liefst drie maanden. De cijfers noodzaakten toen op geen enkele manier een noodsituatie. De cijfers vandaag nopen daartoe zelfs nog minder.

Ik heb vorige maand geen verklaring gekregen waarom de noodsituatie met drie maanden verlengd moest worden of waarom op een moment dat alle andere landen de teugels vierden, men hier wel nog een noodsituatie nodig achtte. Gelukkig komt daar dus vandaag een einde aan.

Uiteraard zullen wij het einde van de juridische noodsituatie vandaag consequent steunen. De epidemische noodsituatie is er immers al lange tijd niet meer. Het is vandaag eindelijk afgelopen met de noodsituatie zoals die in de pandemiewet is bepaald.

Zoals reeds door de collega werd aangehaald, kon vorige maand volgens de criteria en de definitie van de pandemiewet een verlenging van de noodsituatie nog perfect. Die veel te ruime definitie is exact een van de problemen. We hebben er toen uitgebreid over gedebatteerd. Dat is ook een van de redenen waarom wij ons tegen die pandemiewet hebben verzet.

De pandemiewet is er nog steeds. Zolang die pandemiewet bestaat, is het afwachten door wie, wanneer en waarom de wet opnieuw aangegrepen zal worden om zo'n uitzonderlijke juridische noodsituatie in te voeren. Ze zit, zoals minister Vandenbroucke over het CST zei, in de paraplubak en kan er gemakkelijk uit worden gehaald.

Laat ik van de gelegenheid gebruikmaken om het toch even over dat CST te hebben, want ook daar zijn we nog niet definitief van verlost. Dat CST is inherent aan de coronobarometer. Afgelopen week vonden in de commissie voor Gezondheid en Gelijke kansen de afsluitende debatten over de vaccinatieplicht plaats met een zijsprongetje naar het CST. Het is alvast duidelijk waarom er geen teksten op tafel liggen: de vivaldipartijen zijn het ook daar niet over eens. Het was opmerkelijk hoe Ecolo-Groen probeerde aan te tonen, zoals de partij ook al enkele weken in de pers doet, dat zij altijd tegen het CST was geweest, terwijl de Vooruitfractie anderzijds zich nog steeds voorstander ervan verklaarde.

Wat mij vandaag zorgen baart – en daarom haal ik dit aan –, is dat een van de vaste adviseurs van de regering, dierenarts Steven Van Gucht, het zelfs als een nuttig instrument beschouwt bij een gewone seizoensgriep. Ik heb bij de bespreking van de invoering alsook bij de verlenging van de pandemiewet voldoende aangetoond dat de zeer ruime definitie van de pandemiewet zelfs bruikbaar is bij een zware seizoensgriep.

Eerste minister De Croo heeft altijd gezegd dat de coronapas geen dag langer dan nodig van toepassing zou blijven. Daaruit leid ik echter af dat hij wel een noodzaak zag tot het begin van deze week. Die noodzaak was er echter tot begin vorige week absoluut niet. Die noodzaak is er nooit geweest. Wat het nut betreft, verwoordt Steven Van Gucht het zo: "Nuttig zijn is niet hetzelfde als noodzakelijk zijn." Overigens delen zeer veel virologen-experten de mening van het Vlaams Belang dat het CST nooit nuttig is geweest en nooit heeft gewerkt, tenzij contraproductief en polariserend.

Waarom haal ik dat vandaag aan? Ik doe dat, omdat het einde van de pasjesmaatschappij nog helemaal niet in zicht is. Immers, in het jaarlijks verslag over het EU-burgerschap dat afgelopen week in het Europees parlement werd besproken, wordt onder het mom dat men alle EU-burgers en uiteraard de benadeelde groepen zogenaamd meer burgerschapsrechten wil geven, onder meer voor een Europese digitale identiteit gepleit. De Europese Commissie wil kennelijk een Europese digitale identiteit ontwikkelen en een digital wallet doordrukken. Daarvoor wil ik vandaag waarschuwen.

Wij hebben tijdens de coronacrisis gezien tot welke onaanvaardbare controlemaatschappij wij op zo'n korte tijd kunnen uitgroeien, een pasjesmaatschappij die burgers afhankelijk maakte van een gecentraliseerd digitaal groen licht om nog een vrije burger te mogen en kunnen zijn. Dat zogenaamde CST werd op die manier de voorafbeelding van de controlemaatschappij naar Chinees model, waar vrijheid een beloning is die wordt toebedeeld aan burgers met het door big brother bepaalde juiste gedrag.

De digital wallet van de EU is een volgende stap naar die controlemaatschappij. Vrijheid staat in die context niet meer onaantastbaar boven alles. Als men zo verder gaat, wordt vrijheid binnenkort via de digital wallet grootmoedig toegekend. We hebben enkele maanden geleden nog al zulke uitspraken gehoord van de voorzitter van Vooruit in Terzake. Hij ziet vrijheden ook als een beloning aan de burgers, dat naar goeddunken kan worden toegekend. Op die manier zal de EU het organiseren van de onvrijheid net faciliteren.

Als dat de weg is die u inslaat, dan is de coronawet maar een voorproefje of een testfase voor de verdere afglijding naar en de verankering van een controlemaatschappij.

Het Vlaams Belang zal zich daartegen verzetten. Wij zullen dat van tafel vegen en ik hoop van u hetzelfde.

De pandemiewet is een onding. Wij wensten die een eerste keer al niet toe te passen. Wij wensten die ook niet te verlengen. Wij zullen dus met plezier het einde van de toepassing ervan steunen, vandaag, om positief te eindigen, beter laat dan nooit.

Pas de pandemiewet alstublieft geen volgende keren meer toe. Pas die gewoon nooit meer toe. Laat het hiermee het definitieve einde zijn van noodsituaties, volmachten, coronarepressie en doemberichten. Ik hoop dat men in de toekomst de focus kan leggen op democratische besluitvorming, op vertrouwen tussen overheid en burgers en, in het bijzonder, vertrouwen van de overheid in de burgerzin, in de verantwoordelijkheidszin van de burgers. Laat net dat hetgeen zijn wat we de voorbije twee jaar wel heel hard hebben gemist.

Madame la présidente, chers collègues, le groupe MR soutient bien entendu cette proposition de loi dont nous sommes d'ailleurs cosignataires. Évidemment, même si la plus grande vigilance reste de mise, et que par ailleurs le contexte international, avec l'agression de la Russie envers l'Ukraine, est dramatique, je ne peux quand même éviter de dire qu'aujourd'hui est un jour important.

Permettez-moi, en quelques mots, de mettre en perspective ce que nous faisons aujourd'hui et de revenir brièvement sur l'outil que constitue la loi Pandémie. Comme d'autres commissaires de la Commission spéciale covid, je me rappelle de ce que nous ont dit certains experts en matière de santé, à savoir que nous ne pouvons pas exclure, malheureusement, de connaître encore d'autres pandémies à l'avenir. Dès lors, un travail important a été mené avant l'adoption de cette loi Pandémie, pour instituer un cadre législatif. Celui-ci est muni d'un contrôle, et d'une implication du Parlement beaucoup plus importante.

Cette loi Pandémie a été adoptée suite à l'organisation de nombreuses auditions de personnalités, de professeurs du monde académique, sur un avant-projet de loi. C'était un processus inédit. La ministre de l'Intérieur a ensuite tenu compte de nombreuses remarques qui ont été faites par la Chambre dans le rapport qui a été réalisé à la suite des auditions. La procédure actuelle montre ce suivi du Parlement, cette plus grande transparence, la prise en compte d'avis d'experts multidisciplinaires qui nous ont été transmis par le gouvernement. Nous avions fait inscrire dans la loi Pandémie le fait que l'impact sur la santé mentale et sur l'économie devait être pris en compte par les experts dans les avis qu'ils rendaient au gouvernement pour les mesures à prendre dans le cadre de la gestion de la crise du covid.

Nous avions aussi obtenu qu'un suivi soit fait régulièrement à la Chambre. En effet, depuis la déclaration d'urgence épidémique, nous avons eu chaque mois un échange de vues avec le ministre de la Santé, la ministre de l'Intérieur et avec d'autres ministres, selon les cas.

Le groupe MR se réjouit de cette implication du Parlement et du contrôle législatif sur la gestion de la crise par le gouvernement.

Aujourd'hui, il est clair, au vu des derniers chiffres, que nous pouvons prendre la décision d'abroger la loi du 11 février 2022 qui confirmait l'arrêté royal de déclaration du maintien de situation d'urgence épidémique. Nous pouvons aussi décider d'abroger l'arrêté royal de déclaration de la situation d'urgence épidémique, et sa décision de maintien; et également, l'arrêté royal du 28 octobre 2021 portant les mesures de police administrative, qui ont été prises et qui, elles, étaient restrictives de libertés, pour gérer la crise, mais qui ont été prises dans ce cadre législatif de la loi Pandémie.

Tout en restant prudents sur l'évolution du virus, qui n'a malheureusement pas disparu, nous constatons que les conditions de la situation d'urgence épidémique ne sont plus remplies. L'adoption de notre proposition de loi aujourd'hui ne manque pas de nous réjouir. Elle ne manquera pas, je l'imagine, de réjouir nos concitoyens, tous éprouvés par ces longs mois de crise sanitaire.

Nous serons également, comme d'autres collègues, attentifs aux rapports d'évaluation que le gouvernement devra nous remettre dans les trois mois, sur l'application de la loi Pandémie. La Chambre devra alors se pencher sur ce rapport d'évaluation et décider d'abroger cette loi Pandémie, ce cadre ou de le modifier.

Chers collègues, je ne serai pas plus longue. La proposition de loi à l'examen aujourd'hui nous montre le bon fonctionnement démocratique de notre pays, et l'importance du rôle de notre Assemblée. Le groupe MR s'en réjouit et soutiendra cette proposition de loi.

Mevrouw de voorzitster, we zitten sinds maandag in code geel. Geel doet mij in de eerste plaats denken aan een prachtige plaats in de Kempen. Het is een kleur die mij niet doet denken aan een partij, maar vooral aan zonnigheid en vrolijkheid en dat heb ik vandaag in de plenaire vergadering wel gemerkt toen we met zijn allen hier aanwezig waren.

Met de nodige ironie die hem eigen is, heeft de heer De Roover verwezen naar de adviezen van de experten die noodzakelijk waren om te zien of die wet al dan niet toepasselijk kon worden verklaard. Datgene wat de experten hebben gedaan, ook bij het laatste advies, is erg legalistisch. De pandemiewet bepaalt in artikel 2 dat je aan vier voorwaarden moet voldoen. Het advies zegt dat aan drie van de vier voorwaarden nog steeds voldaan is, alleen niet aan de vierde. Het advies wijst er deels op dat de situatie natuurlijk, en gelukkig maar, veel verbeterd is, maar dat deze nog altijd niet risicoloos is. Bijgevolg moeten we niet overmoedig zijn. Er zijn nog altijd cijfers die zelfs nu licht aan het stijgen zijn. Dat was voorzien en voorspeld. Ze volgen de beste simulaties en gaan ervan uit dat de situatie op korte termijn alleen maar zal verbeteren.

Die wet is dus geen onding waar wij gereduceerd worden tot vaststellers. Indien er straks maatregelen moeten worden getroffen om bijvoorbeeld een mondmaskerplicht te handhaven op het openbaar vervoer of in de zorgsector zal daar een nieuwe rechtsbasis voor moeten worden voltrokken. Die rechtsbasis maakt minder proactieve controle en minder a posteriori controle mogelijk dan nu, in deze pandemiewet, voorhanden is. We waren meer dan vaststellers, we waren actieve opvolgers.

De CD&V-fractie pleit niet voor een afschaffing van deze wet.

Wij hopen wel dat die wet niet meer toegepast hoeft te worden, meer bepaald omdat niet meer aan de wettelijke voorwaarden voldaan is, wat inhoudt dat wij straks geen heropflakkering krijgen van COVID-19 of dat er geen nieuwe pandemie ontstaat. De enige manier om dat voor een stuk te kunnen verhinderen, om dat voor een stuk te kunnen bewerkstelligen, is dezelfde manier als de wijze waarop wij deze pandemie misschien nog niet beheersen, maar ondertussen toch al beheren.

Dat beheer danken wij aan de tienduizenden medewerkers in de zorgsector, de tienduizenden medewerkers die instaan voor onze veiligheid, de honderdduizenden vrijwilligers en de lokale besturen. Vooral danken wij dat aan de miljoenen Belgen, die de opgelegde maatregelen, ondanks hun eventuele vragen erover, toch hebben uitgevoerd en gerespecteerd, niet alleen in het belang van hun eigen gezondheid, maar vooral in het belang van de gezondheid van hun medemensen. Daarvoor moeten wij hen danken. Wij hopen dat die noodsituatie niet meer zal terugkeren.

Het onderhavig wetsvoorstel tot opheffing van het koninklijk besluit zullen wij uiteraard goedkeuren.

Mevrouw de voorzitster, de avond zou niet geslaagd zijn, mocht ik op de overigens gewaardeerde uiteenzetting van collega Verherstraeten niet reageren.

Collega Verherstraeten, u zegt dat aan drie van de vier criteria voldaan is en aan één criterium, het criterium B, niet. Over het criterium B, waaraan niet helemaal voldaan zou zijn, zegt de RAG: "Kan nog steeds gevolgen hebben voor de gezondheidszorg." Daarmee citeer ik letterlijk. De wetgeving zegt: "Die leidt of kan leiden tot." Met andere woorden, ook aan deze vierde voorwaarde is eigenlijk voldaan. U schudt nu neen, wat ik luidop zeg, omdat uw hoofdbeweging niet in het verslag opgenomen wordt.

Ik lees nogmaals letterlijk uit het advies van de RAG: "Kan nog steeds gevolgen hebben voor de gezondheidszorg, die door de vorige golven al verzwakt was." In de wettekst staat: "Leidt of kan leiden."

Dat is nu net het punt waar wij het altijd over hebben gehad. "Kan leiden" is een grijze zone die altijd naar goeddunken wel of niet ingevuld kan worden geacht. Dus als u zin hebt om er nog even mee door te gaan, dan kan dat. U hebt blijkbaar geen zin meer, vandaar dat u het voorstel hebt ingediend. Maar het kan nog. Het is niet zo dat wij vandaag objectief vaststellen dat de pandemiewet niet meer kan worden toegepast. Het is op die manier dat ik aantoon dat de pandemiewet fundamenteel verkeerd in elkaar zit, collega Verherstraeten.

Collega De Roover weet hoe mij te provoceren! Als men artikel 2 van de wet leest, zijn het natuurlijk cumulatieve voorwaarden waarbij aan alle vier voldaan dient te zijn, naast de voorwaarde die in het eerste lid werd omschreven. In de voorwaarde B, de tweede bijkomende voorwaarde, staat "kan leiden" of "leiden". Als men dan het advies van het RAG leest, dan wijst het er juist op dat de druk in de gezondheidszorgsector niet meer zo hoog is als eerder, dat dit ernstig verbeterd is, maar dat de druk er nog wel is, dat er nog achterstand is in de zorg. Bijgevolg kan dat om die reden nog steeds leiden tot overdruk. Met andere woorden, aan die voorwaarde is, wat dat betreft, niet voldaan omdat er verbetering is. Bijgevolg is aan de voorwaarden cumulatief niet meer voldaan en kunnen wij als het ware hier de opheffing conform de adviezen doen.

Madame la présidente, c'est bien que ce point soit abordé parce que c'était un des points sur lesquels je tenais à intervenir. Mais je pense que l'incohérence de cette loi pandémie a été assez bien clarifiée en ce qui concerne l'utilité ou non de son activation. Bien sûr, nous allons soutenir cette proposition puisqu'elle met fin à une loi pandémie que nous avons jugée depuis le début et que nous jugeons toujours comme une loi répressive, antidémocratique et inefficace face au virus.

Il va falloir maintenant, une fois cette abrogée, tirer le bilan de la loi pandémie. Je rappelle que dans l'article 10 de la loi pandémie, dans les trois mois, le gouvernement doit rendre un rapport d'évaluation afin de vérifier si cette loi pandémie doit être modifiée, améliorée ou tout simplement remplacée ou abrogée. Nous espérons qu'un riche débat pourra avoir lieu assez rapidement sur cette question. J'espère qu'à cette occasion, la majorité viendra avec des résultats, des études et des éléments scientifiques qui nous démontreront que les mesures étaient efficaces, qu'il n'y avait pas d'autres solutions pour combattre l'épidémie et que celles qui ont été utilisées étaient proportionnées. À défaut, on devra en tirer les conséquences sur l'existence même de cette loi. Si le gouvernement n'est pas capable de prouver scientifiquement, études à l'appui, que cette loi pandémie a effectivement eu un impact sur la lutte contre le virus, je ne comprends pas pourquoi on la maintiendrait. Même si elle était au frigo, il serait illogique de maintenir un texte qui ne démontre pas son efficacité.

Devoir évaluer la loi pandémie ne dispense pas de prendre immédiatement les bonnes mesures de renforcement des soins de santé. Vu que le virus semble se montrer moins agressif, le gouvernement a une opportunité pour mettre en place des mesures préventives afin d'éviter une résurgence du virus à l'automne.

Actuellement, force est de constater que rien n'est fait concrètement. On n'est pas prêt. Si on se repose sur nos lauriers, on a toutes les chances d'un nouveau lockdown à la fin de l'année, qu'il faut éviter à tout prix.

Pour éviter de devoir à nouveau imposer des mesures contraignantes et restrictives, il est indispensable que les détecteurs de CO₂ et les ventilations soient installés en masse dans les lieux publics. Il faut investir massivement pour que chaque lieu public puisse être doté d'un détecteur et d'une ventilation correcte. Il faut mettre en place des mesures de soutien pour équiper la culture et l'horeca afin d'éviter de nouvelles fermetures ou limitations. Il faut renforcer massivement la première ligne en prévention d'une éventuelle reprise du covid en automne. Il faut résoudre la pénurie de médecins généralistes, revaloriser les professions de soins pour recruter le personnel nécessaire, investir dans de nouvelles maisons médicales et prendre des mesures de soutien pour la première ligne.

Pour les dispositifs de dépistage, cette trêve est l'occasion de trouver une solution pour rendre les autotests gratuits et accessibles à tous. Vu la flambée des prix, ce serait la moindre des choses!

Cela étant dit, vous levez la loi pandémie mais, dans le même temps, on n'a aucun signe que le projet de vaccination obligatoire du personnel soignant serait abandonné.

Monsieur Boukili, vous parlez de gratuité des mesures, d'offrir des tests, d'offrir ceci ou d'offrir cela. Je ne demande pas mieux mais comment peut-on financer vos mesures? Personne ne peut être contre ce que vous dites, personne ne peut être contre le fait de mettre tout cela à disposition. Mais toute politique a un coût et je voudrais savoir quels moyens vous utiliserez pour y parvenir.

Je peux, tous les jours, promettre aux citoyens la gratuité des choses. Cependant, j'aimerais savoir comment on les finance. Dans l'ensemble de votre programme, on a tout le temps cette réplique qui vise à "mettre à disposition, mettre à disposition, mettre à disposition". J'en rêve mais, à un moment donné, la mise à disposition a un coût pour tous les citoyens. J'aimerais donc que vous me disiez simplement comment.

Monsieur Rigot, si c'était un libéral qui m'avait posé la question, je ne serais pas étonné. Mais, quand un socialiste le fait, je me demande de quel côté vous êtes.

Il y a une différence entre le socialisme et (…)

Je ne vous ai pas interrompu pendant votre intervention, monsieur Rigot. Vous demandez comment financer ce genre de mesure. Comment finance-t-on des mesures sociales? Où va-t-on chercher l'argent? Par exemple, seriez-vous pour ou contre une taxe des millionnaires qui rapporterait 8 milliards d'euros pour financer les soins de santé? Je vous réponds.

(…)

Je vous réponds. Écoutez-vous la réponse? Je peux vous donner d'autres mesures.

À chaque fois que je fais une intervention sur la loi pandémie, M. Rigot considère toute critique comme inacceptable. Je crois qu'il est assez mal à l'aise d'avoir voté cette loi. C'est votre problème, monsieur Rigot. Ce n'est pas le mien.

Monsieur Boukili, si vous voulez jouer aux malaises, on peut parler de votre malaise lorsqu'il s'agit de la Chine ou de la Russie.

Par contre, je n'ai aucun problème à avoir voté cette loi qui était nécessaire et qui s'imposait dans un cadre. Vous en faites une réplique un peu facile et simple, monsieur Boukili.

Pour répondre à toutes les questions de façon générale, vous dites qu'il faut toujours taxer un type de... mais, à un moment donné, toutes les mesures que vous proposez, la gratuité... La différence entre vous et nous, puisque vous comparez toujours le PTB et le PS, c'est le pragmatisme. Les mesures que nous mettons en place, nous savons comment les financer et nous savons comment aller chercher les moyens pour le faire. Vous, vous vendez du rêve! Jamais, au parti socialiste, nous ne vendons du rêve. Quand nous venons avec des programmes, nous savons comment nous les finançons. C'est facile d'être au balcon, comme vous le faites, monsieur Boukili, et de proposer de raser gratis. C'est du simplisme et du PTBisme!

J'espère que, cette fois, je ne serai pas coupé.

Monsieur Rigot, quand vous dites que vous êtes en difficulté, si vous cherchez d'autres sujets pour me mettre en difficulté sur le sujet discuté aujourd'hui, on se demande lequel est en difficulté. Quand vous sortez le joker de la Chine, de ci ou de ça…

(…)

Ce n'est pas possible, on ne peut pas parler dans ce Parlement, madame la présidente!

Nous vous entendons, M. Boukili, c'est vous qui avez la parole.

Monsieur Rigot, pour répondre à votre question, trouvez-vous que la richesse dans ce pays est bien répartie? Trouvez-vous que c'est le cas? Si ce n'est pas le cas, il faut travailler à mieux répartir la richesse. Vous trouvez qu'il est normal que les citoyens qui voient les prix flamber doivent payer les autotests, alors que c'est à l'État de les fournir? D'autres pays le font, alors pourquoi notre pays - dont le gouvernement compte des socialistes! - ne le fait-il pas? C'est quand même incroyable!

Ceci étant dit, je reviens sur la conclusion et sur la fin de mon intervention. Ici, on lève la situation d'urgence en jugeant que les conditions ne sont plus réunies pour la maintenir mais, en même temps, on poursuit les débats sur la vaccination obligatoire des soignants. Alors, qu'on m'explique la logique! Si on juge qu'on est dans une situation qui n'est pas dangereuse sur le plan épidémique au point de lever la loi pandémie, comment ces mêmes personnes jugent-elles la situation assez grave pour imposer la vaccination aux membres du personnel soignant, au risque de les virer s'ils ne sont pas vaccinés, sachant le manque de personnel dans les hôpitaux?

Ici, on a une bonne proposition, qui est de supprimer ou, en tout cas, d'abroger la loi pandémie. C'est bien, mais c'est toujours dans la continuité de l'incohérence de la politique de ce gouvernement dans la lutte contre le Covid-19 parce que, en même temps, vous continuez avec cette vaccination obligatoire. J'espère que, par souci de cohérence, ce gouvernement va également revenir sur cette mesure, puisque la situation n'est plus une situation d'urgence épidémique. Et je terminerai par là, madame la présidente.

La parole est à Mme Matz.

Madame la présidente, nous n'étonnerons probablement personne en indiquant que nous nous réjouissons de cette abrogation de l'état d'urgence épidémique. Cela signifie que les paramètres commencent à s'améliorer au regard de la situation sanitaire. J'entends chaque groupe politique s'en réjouir. Toutefois, il importe également de rappeler, comme d'autres l'ont déjà fait, que c'est évidemment la partie émergée de l'iceberg, puisqu'il reste la loi pandémie. Nous aurions voulu déposer un amendement pour l'abroger. Il se trouve qu'il fut jugé irrecevable. Bien entendu, c'est cette partie qui reste la pièce maîtresse, de surcroît très problématique. Nous avons eu l'occasion de le rappeler à de nombreuses reprises.

Dans ce dossier, nous avons toujours refusé une position binaire selon laquelle certains seraient favorables à une loi pandémie porteuse de mesures fortes tandis que les autres seraient laxistes. Ce n'était pas évidemment ce qui sous-tendait notre position, mais bien le fait que ladite loi prive substantiellement le Parlement de son pouvoir dans des matières qui touchent aux droits et libertés de chacun.

J'ai entendu plusieurs membres de la majorité rappeler combien le Parlement avait été associé aux mesures. J'en suis fort étonnée, puisque nous savons qu'il a été informé des dispositions a posteriori. Au demeurant, le couac d'avant Noël à propos des mesures visant la culture aurait été bien différent si c'est le Parlement qui avait été saisi de cette question. Il n'aurait pas opté pour la fermeture de la culture, car une telle décision n'était pas proportionnée. Le Conseil d'État a eu largement l'occasion de le rappeler au travers d'un arrêt. C'est donc cette loi pandémie qui reste extrêmement problématique, d'autant plus que l'épidémie est en cours depuis plusieurs années.

Nous avons proposé quelque chose de constructif au gouvernement. Nous avons proposé une autre formule, qui permettait au gouvernement d'agir dans l'urgence, dans un délai limité, de pouvoir prendre les arrêtés qui s'imposaient dans l'urgence tout en repassant la main au Parlement au terme d'une période de cinq ou dix jours à définir. Il ne s'agissait pas de passer la main au Parlement pour le Parlement. Il s'agissait d'essayer d'avoir une certaine cohérence dans la prise des mesures et, surtout, de susciter l'adhésion.

Au cours des derniers mois, les mesures prises par arrêtés ont été complètement chaotiques et incompréhensibles pour nos citoyens, qui n'ont pas compris les raisons de la fermeture de certains secteurs ou l'imposition de jauges dans le secteur culturel, par exemple. Il n'y a pas eu d'adhésion. Et quand il n'y a pas d'adhésion, il est très compliqué de lutter contre la pandémie.

Nous voterons évidemment ce texte. Mais nous avons bien en mémoire qu'il s'agit d'une partie du problème, et que le problème fondamental reste la loi pandémie. Pour nous, elle doit être abrogée et remplacée par une formule qui associe effectivement le Parlement aux décisions qui touchent aux droits et libertés de tout un chacun.

Madame la présidente, nous revoilà donc avec un nouvel épisode sur cette loi pandémie. Au mois de juillet dernier, notre assemblée avait voté la loi pandémie, et c'était déjà une mauvaise loi. En novembre, le Parlement a déclaré la situation d'urgence épidémique, et c'était encore une mauvaise loi. Et en février, lorsque l'état d'urgence épidémique a été prolongé, c'était toujours une mauvaise loi.

Quelle que soit la virulence du virus, cette loi pandémie a constitué selon nous, du début à la fin, une atteinte à la démocratie participative, et une confiscation organisée des pouvoirs du Parlement.

Cette loi, malheureusement, a confirmé tout son potentiel en organisant une gestion en coupe réglée du Parlement en temps de crise, en accordant les pleins pouvoirs au gouvernement pour adopter des mesures restreignant nos libertés fondamentales.

Nous saluons bien évidemment la mise à l'arrêt de cette situation, mais restons convaincus que la loi pandémie ne constitue ni plus ni moins que des pouvoirs spéciaux avalisés par le Parlement, ne permettant pas de conserver et de retrouver l'adhésion de la population en période de crise sanitaire, comme l'a prouvé le désastreux épisode de la fermeture des lieux culturels décidée juste avant Noël.

Cette fermeture a légitimement été censurée par le Conseil d'État qui a rappelé le gouvernement à l'ordre pour "manque de proportionnalité et de justification". Je pense, chers collègues, qu'il faut méditer davantage le message qui nous a été envoyé à cette occasion. Non, on ne limite pas les libertés fondamentales comme cela, en réduisant le Parlement à une chambre d'entérinement et en le privant de sa principale plus-value, c'est-à-dire la juste balance des intérêts sanitaires, économiques et de liberté. Ce dont vous avez privé le Parlement avec cette loi porte un nom: le principe de délibération.

L'expérience de la loi pandémie n'est pas concluante et nous pensons toujours qu'il faut l'abroger et passer, si le besoin s'en fait à nouveau ressentir, à un mode de gestion de pandémie qui rend ses pouvoirs au Parlement.

Par contre, en toute logique, et contrairement à nos autres collègues de l'opposition, par cohérence, nous ne pouvons pas approuver la fin d'un état d'urgence que nous n'avions pas voulu, pris sur la base d'une loi que nous avons combattue. L'approuver impliquerait de reconnaître la légitimité du dispositif, ce qui nous paraît impossible. Nous allons donc nous abstenir sur ce texte.

Mevrouw de voorzitster, er is al veel gezegd over het voorliggende wetsvoorstel en de toepassing ervan en ik zal er dus niet veel meer aan toevoegen. Ik vind het wel gepast om aan de vooravond van twee jaar pandemie in België net als de collega's nog een woord van dank te richten aan alle mensen die zich, soms tegen heug en meug en met heel veel discipline, hebben gehouden aan de maatregelen om anderen, vaak kwetsbare mensen, te beschermen. Ik wil uiteraard ook de zorgsector bedanken die meer dan bovenmenselijke inspanningen heeft gedaan om kwetsbare mensen te beschermen. Zij hebben kosten noch moeite gespaard om dat te doen.

Uiteraard is het ook gepast om alle diensten te danken die ons doorheen deze heel moeilijke periode hebben geleid. Ik denk dan met name aan het coronacommissariaat, de experts, het Nationaal Crisiscentrum en zeker ook aan de politie en de hulpverleners. Zij hebben nooit geziene inspanningen moeten leveren om ons door de pandemie te leiden.

Tot slot zou ik ook graag het Parlement bedanken. Wij hebben een soms ietwat woelige weg bewandeld bij de totstandkoming van de pandemiewet. Het waren vaak interessante discussies. Ik wil ook de diensten van de Kamer bedanken, want ook zij hebben een aantal ongeziene dingen moeten doen. Zo stonden bijvoorbeeld de tolken soms bij nacht en ontij ter beschikking om de discussies in goede banen te leiden. Ik dank het Parlement dan ook.

Wij moesten realiteitszin en daadkracht koppelen aan proportionaliteit en daarbij zorgen voor een goede legistieke basis. We hebben dat alleen dankzij het Parlement kunnen doen. In alle eerlijkheid, toen wij de pandemiewet eind augustus vorig jaar publiceerden, dacht niemand dat wij ze nog zouden moeten activeren, maar daar hebben delta en vervolgens omikron anders over beslist. Wij hebben met de wet een antwoord gegeven op de vraag om een specifieke rechtsbasis te creëren, maar zoals al was voorzien in de wet gaan wij ze uiteraard evalueren, want het gaat om fundamentele, ingrijpende dingen.

Het was een instrumentarium waarover wij niet eerder beschikten. Ik ben de eerste om te zeggen dat als we kunnen evalueren, wij dat ook moeten doen. Daarom hebben wij die evaluatie ook in de wet ingeschreven.

Tot slot, ik heb hier vandaag opnieuw heel vaak dezelfde verhalen gehoord. Het is altijd onze belofte geweest om de activatie van de wet niet langer aan te houden dan nodig. Wij kunnen veel van gedachten wisselen over de vraag hoe lang de pandemiewet in stand moest worden gehouden of moest worden verlengd. Niemand had op het moment van de verlenging echter kunnen weten wanneer de grootste dreiging van de omikrongolf voorbij zou zijn. Het was dus niet onvoorzichtig. Het is zeker voorzichtig om op een moment waarop een dergelijk instrumentarium, met een mogelijke beperking van vrijheden en rechten, niet meer nodig is één en ander niet langer aan te houden. Dat is precies wat wij vandaag doen.

Ik weet dat de meningen hierover verschillen, maar voor mij toont het wel aan dat dit een adequaat en proportioneel instrument kan zijn en dat wij dat niet instrumentarium niet langer zullen aanhouden dan nodig. Op het moment waarop wij naar rustiger vaarwater gaan – alleszins voor de pandemie, want er komen helaas nog veel grotere problemen op ons af – kunnen wij ons dan beroepen op andere wettelijke basissen, om de zaken die wij nog nodig hebben in stand te houden.

Ik uit opnieuw mijn welgemeende dank. Ik hoop dat wij daarmee alvast dit hoofdstuk kunnen afsluiten.