Proposition 55K1979

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant opérationnalisation de la procédure d'exécution des peines privatives de liberté de trois ans ou moins.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
May 19, 2021
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
criminal procedure criminal law penalty carrying out of sentence

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld N-VA LDD MR
Voted to reject
VB
Abstained from voting
LE DéFI PVDA | PTB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

June 23, 2021 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Sophie De Wit

Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar het schriftelijk verslag.


President Eliane Tillieux

Dan hebt u het woord in de algemene bespreking, mevrouw De Wit.


Sophie De Wit N-VA

Mevrouw de voorzitster, ik zal voorzichtig zijn met mijn woorden, maar ik neem aan dat niet minister Van Quickenborne naar hier zal komen, maar dat minister Van Peteghem zal blijven. Dat is geen probleem voor mij.

Collega's, mijnheer de vervangend minister van Justitie vandaag, u heet ook Vincent. Dat valt dus mee. Het is dus al half juist.

Collega's, alle gekheid op een stokje, gevangenisstraffen onder de drie jaar uitvoeren, is een uitdaging waarop al vele regeringen en ministers hun tanden hebben stukgebeten. Dat wordt ondertussen immers al vijftien jaar geprobeerd. De wet op de externe rechtspositie, waarin staat dat ook straffen onder de drie jaar moeten worden uitgevoerd en dat de uitvoering onder de controle van een strafuitvoeringsrechtbank valt, is ondertussen vijftien of zestien jaar oud.

Dat deel is altijd onuitgevoerd gebleven. Ik herinner mij dat voormalig minister van Justitie De Clerck het heeft geprobeerd en aangekondigd. Mevrouw Turtelboom heeft het aangekondigd. Ook minister Geens – toen stond het in het Zweedse regeerakkoord – heeft eraan gewerkt. Vandaag is er minister Van Quickenborne, die tot nu toe de strafste communicatie daarover voert.

Collega's, dat deel van het werk is dus nooit uitgevoerd. Wat is er wel gebeurd onder de Zweedse regering? Die regering heeft een aangepast ontwerp gemaakt. Er is onder de vorige regering werk van gemaakt in een ontwerp, om er toch voor te zorgen dat de korte gevangenisstraffen beter zouden kunnen worden uitgevoerd en de straffen onder drie jaar geen lege doos zouden blijven.

Die wetgeving zou normaal gezien in werking zijn getreden op 1 oktober 2020, ware het niet dat er aanvankelijk uiteraard veel meer werklast voor de SURB zou komen en meer mensen in de cel zouden terechtkomen. Dat is een feit als straffen worden uitgevoerd in plaats van de de facto straffeloosheid die tot op vandaag in de praktijk bestaat. Door corona werd echter een andere richting uitgegaan en was er veel minder strafuitvoering dan meer. De wetgeving werd dus even on hold gezet. De inwerkingtreding van de wet is ondertussen, ook door de nieuwe minister van Justitie, al meermaals uitgesteld. D-day is vandaag 1 december 2021.

Het uitstel ging hand in hand met andere maatregelen. Dat weten wij. Wij denken aan het penitentiair verlof en aan de niet-dringende veroordelingen die niet zijn uitgevoerd. Er werd mee gewacht teneinde de gevangenis te ontvolken wegens de coronapandemie.

Met de wetswijziging in 2019 hadden we eigenlijk goede hoop om stappen voorwaarts te zetten met de strafuitvoering, korte straffen eindelijk te kunnen uitvoeren en een einde te stellen aan het uithollen van de strafuitvoering door middel van omzendbrieven die een gevangenisstraf van een aantal maanden onmiddellijk omzetten in elektronisch toezicht of een fractie van die straf. Bij het begin van deze regeerperiode bleek al dat er praktische problemen waren om die wetgeving van 2019 te kunnen uitvoeren, vandaar dit wetsontwerp tot operationalisering van de procedure voor de uitvoering van de vrijheidsstraffen van 3 jaar of minder.

In de beste der werelden zouden we eigenlijk elke straf moeten kunnen laten uitvoeren, hoe lang of kort ze ook is en ongeacht de aard van de straf. Dat kan een geldboete zijn, een werkstraf of een gevangenisstraf. In die ideale wereld leven wij vandaag niet.

Wij proberen op een realistische manier aan politiek te doen. Ik zou graag hebben dat elke korte straf wordt uitgevoerd, en dat is met deze wetgeving nog niet helemaal het geval, maar we zetten toch een grote stap voorwaarts. Het is sowieso afgelopen met de automatische omzetting in omzendbrieven, waarbij de afhandeling door de administratie gebeurt. Vanaf nu zal de strafuitvoeringsrechter oordelen of iemand al dan niet in aanmerking komt voor een andere methode van strafuitvoering dan de gevangenisstraf. Ik vind het een goede zaak dat een rechter hiermee belast is. Dat was ook de bedoeling van de wet van 2006. Bij deze trachten we die in de praktijk om te zetten.

We weten nu al dat er onder de 3 jaar geen volledige straffeloosheid zal gelden. Het is wel zo dat men voor straffen tot 18 maanden wel vanuit vrijheid een strafuitvoeringsmodaliteit kan vragen. Dit geldt niet voor seksueel getinte misdrijven of terrorisme, daar zal de straf altijd moeten worden uitgevoerd, hoe kort ze ook is. De strafuitvoeringsrechter zal die beslissing ook steeds onmiddellijk kunnen nemen, maar dat is een ander verhaal.

De veroordeelde krijgt ook een verantwoordelijkheid. Als hij een bepaalde strafuitvoeringsmodaliteit wil vragen, zoals een werkstraf of elektronisch toezicht, moet hij zelf zijn dossier voorbereiden. Als hem dat niet lukt, is het heel eenvoudig. Dan krijgt hij dat gevangenisbriefje en gaat hij naar de cel. Vandaag heerst daar nu een totale straffeloosheid. Ik ben blij dat we daar vanaf zullen zijn met deze wetgeving. Het kan nog beter, maar we zijn in de goede richting aan het gaan.

Mijnheer Van Peteghem, u kunt zich niet verantwoorden voor de communicatie van uw collega, maar ik neem aan dat u de boodschap zult doorgeven. De communicatie die we hier krijgen van de bevoegde minister voor Justitie is op dat punt behoorlijk verwarrend. Ik probeer de acties en de communicatie van de minister en de realiteit heel erg op één lijn te krijgen, maar ik krijg ze niet op één lijn. De minister zegt dat alle straffen zullen worden uitgevoerd, ook de korte. Vorige week klonk het nog dat zelfs een gevangenisstraf van vijftien dagen zal worden uitgevoerd. "Een gevangenisstraf van 15 dagen is ook een straf, dat wil zeggen 15 gevangenisstraf is 15 dagen gevangenisstraf". Dat heeft de minister vorige week nog laten optekenen. De minister heeft de afgelopen maanden de WERP al een paar keer uitgesteld. Daarnaast heeft deze minister door coronamaatregelen gevangenissen eerder ontvolkt en eigenlijk minder aan strafuitvoering heeft gedaan dan meer.

Bovendien zijn er COL's van het openbaar ministerie waarin staat dat het gedaan is met al die coronamaatregelen. Vanaf nu zou er weer ingezet worden op de uitvoering. Als burgemeester heb ik het voorrecht om die COL's te krijgen. Op 1 december komt de WERP eraan en de achterstand van strafuitvoering moet dus wel worden ingehaald. Vanaf 1 december komt er een hele groep strafuitvoeringen van al die kortgestraften bij. Ze moeten nu dus goed doorwerken en inhalen. Die COL's zijn binnengekomen, maar daar staat tegenover dat de minister wel een KB maakt dat opnieuw de coronamaatregelen verlengt, zodat die inhaaloperatie niet kan worden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat dat allemaal in een trechter zal komen op 1 december. Ik begrijp dat niet. Aan de ene kant zou alles worden uitgevoerd, maar tegelijkertijd wordt de huidige strafuitvoering toch nog wat vertraagd. Die 15 dagen is 15 dagen.

Men kan zeggen dat de oppositie zaagt en dat het voor hen nooit goed is, maar we zijn wel niet alleen met die stelling. Het is een loopje nemen met de waarheid. De heer Van Quickenborne laat optekenen dat er geen genade meer zal zijn.

Voor een goed begrip: ik ben daar voorstander van. Een straf moet een straf zijn. Voor mij zou het een goede zaak zijn dat een straf wordt uitgevoerd. Ik denk trouwens dat we beter af zijn met een paar korte straffen die echt worden uitgevoerd, dan met ellenlange straffen. Mij lijkt dat soms efficiënter, indien ze snel volgen na de veroordeling, begrijp mij niet verkeerd. Waarover we hier vandaag stemmen, is voor een deel het tegenovergestelde van wat de minister zegt met zijn "15 dagen zijn 15 dagen". Dat is wel jammer, die verklaringen staan soms haaks op de acties van de minister. Dat is misleidend.

We zullen elke straf uitvoeren, zegt de minister. Ik wil dan graag weten met welke capaciteit we dat zullen doen. U kent de standpunten van onze fractie. Wij hebben altijd gezegd dat wij de populatie nooit mogen aanpassen aan de gevangeniscapaciteit, maar dat men de gevangeniscapaciteit moet aanpassen. Ik weet heel goed dat een gevangenis bouwen in dit land niet evident is. We zijn al heel lang bezig met de masterplannen. We weten allemaal dat er nieuwe gevangenissen aankomen, maar dat is geen nieuwe capaciteit. We weten dat er detentiehuizen en transitiehuizen aankomen, maar dat zal niet de grote groep zijn die kan worden opgevangen. Als men zegt elke straf te zullen uitvoeren – ik hoor dat graag – dan vraag ik met welke capaciteit dat zal zijn. Is dat wel realistisch? Zeker omdat we door de coronamaatregelen nog een inhaalbeweging zullen moeten doen, want die is weer on hold gezet door deze minister, die is er niet. Ik vrees dat dit uiteindelijk misleidende communicatie is.

Er is bovendien een interessante vraag, al zal minister Van Peteghem er waarschijnlijk niet op kunnen antwoorden. Er is een nieuw Strafwetboek. Dat zit in de pijplijn, het is gestart onder de Zweedse regering. U herinnert zich nog, collega Geens, de discussie over de straffen van minder dan één jaar. De experts zijn opgestapt omdat de N-VA vond dat straffen onder één jaar nog altijd mogelijk moesten zijn. De experts wilden echter in het nieuwe Strafwetboek geen gevangenisstraffen meer onder één jaar. Men wilde pas beginnen vanaf één jaar. De uitspraak "15 dagen cel is 15 dagen cel" probeer ik nu te rijmen met het nieuwe Strafwetboek dat er aankomt. We hadden toen een compromis van minstens 6 maanden tot een jaar, maar nooit lager dan 6 maanden.

Ik weet dat sommige collega's uit andere partijen de originele versie van het nieuwe Strafwetboek weer op tafel hebben gelegd, dus geen straffen onder één jaar. Zal dat er dan nog zijn? Soms moet men ook als minister die graag aankondigt en communiceert af en toe eens nadenken over wat men zegt. Ik weet het niet, tenzij alles nu wordt veranderd en dan zal ik heel blij zijn, want dat is wat wij hadden gewild en van de experts toen niet hebben gekregen.

Misschien komt er een Strafwetboek aan waar alle korte straffen weer in staan; zodat een rechter kan oordelen wat geschikt is voor de persoon die voor hem staat. Of er komt een Strafwetboek aan, zoals blijkt uit eerder ingediende teksten, waarbij er geen gevangenisstraffen korter dan één jaar meer zijn. In dat geval klopt deze communicatie van de minister van Justitie helemaal niet meer. Ik kijk er dus wel naar uit.

Minister Van Peteghem, u kunt het niet verhelpen, maar eigenlijk gaat het opnieuw om heel straffe communicatie van de minister van Justitie, die helemaal niet gedragen wordt door de feiten; niet omdat de maatregelen voorlopig weer verlengd zijn en de strafuitvoering nog altijd on hold staat, niet omdat de WERP iets anders zegt dan wat de minister onder "geen genade meer" in de krant laat optekenen, niet omdat er geen capaciteit is en evenmin omdat het nieuwe Strafwetboek korte straffen waarschijnlijk niet mogelijk zal maken.

Niet getreurd, tot 1 december zijn er nog enkele maanden. The proof of the pudding is in the eating. Ik hoop oprecht dat deze minister van Justitie er wel in slaagt om de trein die in gang is gezet, te laten voortrijden en ervoor te zorgen dat de strafuitvoering correct kan verlopen. Dat betekent dat alles goed wordt uitgevoerd en dat een rechter de geschikte en gepaste straf kan opleggen, wat voor mij overigens niet altijd een gevangenisstraf hoeft te zijn. Ik hoop oprecht dat de huidige minister van Justitie tot een goed einde kan brengen wat in gang is gezet door de voormalige ministers De Clerck, Turtelboom en Geens. De samenleving zou er volgens mij wel bij varen.

Als dat niet lukt, dan zullen wij op 1 december slechts kunnen vaststellen dat er een totaal misleidende communicatie werd gevoerd. Van de pudding, die gegeten moet worden, blijft dan alleen zure pudding over en wie daarvan moet eten, zal zijn bekomst wel krijgen, dus dat zou dan wel eens heel slecht kunnen uitdraaien. Collega's, afspraak dus op 1 december. Ik kijk ernaar uit. Minister Van Peteghem, ik hoop dat u die boodschap ook zo overbrengt aan uw collega. Misschien kunt u nu zelfs antwoorden hoe een en ander moet worden opgelost.

Onze fractie zal het voorliggend wetsontwerp wel goedkeuren, omdat het een stap in de goede richting is. Zo constructief zijn we wel. We'll meet again, op 1 december. We zullen dan wel eens zien of wij samen een lekkere zoete pudding kunnen leeglepelen, dan wel of het zure pudding zal worden.


Marijke Dillen VB

Mijnheer de minister van Justitie, u zou – en ik neem aan samen met u de hele regering – Justitie sneller, menselijker en straffer maken. Vorige week nog werd die uitspraak met heel veel bravoure in de media uitgespreid naar aanleiding van de bijkomende middelen die u als minister van Justitie gekregen hebt. Het gaat toch om een behoorlijk bedrag.

Vandaag ligt hier een wetsontwerp. Als ik mij niet vergis, is het het eerste wetsontwerp voor de hervorming van het strafrecht ter uitvoering van wetgeving die nog gefinaliseerd moest worden.

Volgens ons, mijnheer de minister, bewijst onderhavig wetsontwerp niet echt dat Justitie straffer zal worden, integendeel. Er worden enkele punctuele aanpassingen aangebracht aan de procedure tot toekenning door de strafuitvoeringsrechter van strafuitvoeringsmodaliteiten aan veroordeelden tot straffen van drie jaar of minder. Wie vandaag minder dan zes maanden krijgt, zal in de praktijk geen halve dag in de cel zitten. Wie minder dan drie jaar krijgt, krijgt bijna altijd, op enkele uitzonderingen na, het voordeel van elektronisch toezicht.

De wet van 17 mei 2006, achteraf gewijzigd door de wet van 5 mei 2019, heeft inderdaad de mogelijkheid ingeschreven voor kortgestraften de modaliteiten van beperkte detentie en elektronisch toezicht aan te vragen vanuit de vrijheid. Dat klopt. Onze fractie was daar destijds twee keer tegen.

In de praktijk zijn de beide wetten vandaag nog altijd niet operationeel en moet nog een en ander worden geregeld om de daadwerkelijke praktische uitvoering ervan mogelijk te maken. Dat klopt. Er is inderdaad nog niet in een procedure voorzien om de aanvraag vanuit de vrijheid te doen. Strikt juridisch gezien, is dat inderdaad een hinderpaal. Met het wetsontwerp wil u hieraan een mouw passen en dat ook mogelijk maken.

De strafuitvoeringsrechtbank zal meer macht krijgen en beslissen wat er met elke veroordeelde moet gebeuren bij straffen onder de drie jaar. Er is keuze tussen een enkelband, een celstraf of voorwaardelijke vrijheid. Tot nu was dat enkel bij straffen boven de drie jaar het geval.

Onze fractie vindt het ook positief dat de beslissing in de toekomst niet meer door de administratie zal worden genomen, maar door een rechter, door een magistraat.

Ondanks de ronkende verklaringen van de minister vorige week is er absoluut geen enkele zekerheid dat die veroordeelden ook effectief naar de gevangenis gaan.

Ik zal geen kritiek geven op de concrete invulling van de verschillende artikelen. Eigenlijk gaat de discussie vandaag hier immers niet over. Ik onderstreep uitdrukkelijk dat het geen verplichting wordt om automatisch het elektronisch toezicht of de beperkte detentie toe te staan. Vandaag krijgen we in dat verband geen repliek van de minister. Voor alle duidelijkheid neem ik u het niet kwalijk dat u dat dossier niet in detail kent, mijnheer de minister Van Peteghem. Het is ook niet uw bevoegdheid. Had ik de opmerking niet gegeven bij minister Van Quickenborne, had hij dat wel voor mijn voeten geworpen en gezegd dat de automatische toekenning van het elektronisch toezicht of de beperkte detentie geen verplichting is.

Het wordt ook letterlijk op die manier in de toelichting vermeld. Ik lees bijvoorbeeld dat het niet gepast is "de rechters te sensibiliseren om bepaalde straffen niet of minder toe te passen om de enkele reden dat de gevangenispopulatie zou stijgen". Verder staat er dat de wetgever ervoor gekozen heeft om korte gevangenisstraffen mogelijk te maken. Ik heb absoluut twijfels of dat in de praktijk zo gerealiseerd zal worden. Met het wetsontwerp wordt de mogelijkheid in de praktijk gerealiseerd dat kortgestraften de gunst krijgen om beperkte detentie en elektronische toezicht aan te vragen, volledig vanuit de vrijheid, zonder ook maar één dag in de gevangenis te moeten blijven om de procedure te doorlopen.

In afwachting van de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank (SURB) kan de veroordeelde dus eenmalig opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf krijgen. Die kan enkel worden toegekend aan de veroordeelde die spontaan gevolg geeft aan de gevangenisbrief, het zogenaamde zelfaanbod. Hij wordt hierbij ook geresponsabiliseerd om mee te werken aan de samenstelling van zijn dossier.

Bepaalde misdrijven worden uitgesloten zoals seksuele en terroristische misdrijven. Dat zou er nog aan ontbreken. Ook veroordeelden die een ernstig gevaar vormen voor de fysieke of psychische integriteit van derden, komen niet in aanmerking. Ik vraag me toch af op welke wijze dat vóór de uitspraak van de SURB zal en kan worden beoordeeld.

Het College van procureurs-generaal krijgt de opdracht - dat lezen we althans in de toelichting - om richtlijnen uit te werken voor een uniforme werkwijze bij de parketten, onder andere in het geval van het gevangenisbriefje en het vattingsbevel.

Maar dan lees ik in de toelichting en ik citeer: "Op deze manier wordt aan de veroordeelde en de maatschappij duidelijk het signaal gegeven dat de vrijheidsstraffen effectief worden uitgevoerd." Ik vind dat bijzonder opmerkelijk, want dat strookt niet met de inhoud van het wetsontwerp. Het staat er zelfs haaks op.

Wat de onmiddellijke toekenning van de gunst van elektronisch toezicht of beperkte detentie nu te maken heeft met de effectieve uitvoering van vrijheidsstraffen is voor mij helemaal niet duidelijk. Meer nog, het klopt niet. Met het wetsontwerp wordt de mogelijkheid gecreëerd dat de veroordeelde nooit van zijn vrijheid zal worden beroofd.

Ik heb al gezegd dat elektronisch toezicht vanuit de volledige vrijheid kan worden aangevraagd en de beperking van de vrijheid van de veroordeelde die het elektronisch toezicht geniet, is heel relatief. We moeten daar heel eerlijk in zijn. De veroordeelde die elektronisch toezicht krijgt, moet een aantal voorwaarden naleven, die in de toekomst door de strafuitvoeringsrechtbank zullen worden opgelegd.

Die voorwaarden zijn afhankelijk van de persoon en van het misdrijf dat wordt gepleegd. Er moet een uurrooster worden gevolgd. Die persoon kan bijvoorbeeld perfect gaan werken, maar hij moet voorafgaandelijk opgeven wanneer hij al dan niet thuis zal zijn. Hij kan ook een opleiding volgen. Indien hij geen inkomen heeft, krijgt hij een leefvergoeding; dat is wel geen federale bevoegdheid, maar wel een bevoegdheid van de Gemeenschappen. U kunt dat toch niet gelijkstellen met een effectieve vrijheidsstraf?

Puur technisch-juridisch kan ik geen opmerkingen geven op de invulling van dit wetsontwerp. Ik wil hier echter wel een fundamentele vraag bij stellen. Moet dit wetsontwerp nu werkelijk prioriteit krijgen terwijl er maatschappelijk gezien andere prioriteiten zijn?

Ik geef een voorbeeld. De minister van Justitie heeft het wetsontwerp houdende seksueel strafrecht al een hele tijd geleden aangekondigd. Het zou er eerst met Pasen zijn en vandaag zijn we al bijna aan het reces toe. Tot vandaag, 23 juni, hebben we daar nog steeds geen tekst van gekregen. Ik heb wel ergens gelezen dat er een voorontwerp zou zijn dat naar de Raad van State is gestuurd. Dit document staat nochtans op het lijstje van ontwerpen dat de minister van Justitie nog voor het reces wil bespreken. Ook al was dat een zogenaamde prioriteit, toch hebben we nog steeds geen letter op papier gezien.

Mijnheer de minister, dit is nochtans iets waarvan de bevolking wakker ligt, hier is men echt vragende partij voor. Als het de minister van Justitie menens is om daders echt aan te pakken, kom dan bij hoogdringendheid met iets waarvan de bevolking wel wakker ligt, in elk geval veel meer dan van dit wetsontwerp. Als we naar de cijfers kijken inzake de problematiek van aanranding en verkrachting, dan hoef ik u er niet van te overtuigen dat dit ontwerp absoluut prioriteit verdient.

Een ander voorbeeld dat ook op zijn verlanglijstje stond om te realiseren voor het reces was het wetsontwerp om Justitie krachtiger, menselijker en sneller te maken. Dat is intussen echter van de lijst verdwenen. Dit zijn nochtans twee zaken die wel prioriteit verdienen.

Ik herhaal het, puur technisch-juridisch geef ik geen opmerkingen maar aan wetgevend werk is ook een politieke dimensie verbonden en hier slaat de minister van Justitie de bal totaal mis.

Bij de bespreking in de commissie heb ik al kort verwezen naar alle mooie beloftes in de beleidsbrief en beleidsverklaring. Onze fractie kon daarvan een groot deel onderschrijven. De straffe beloftes bij het begin van deze legislatuur, waarbij aan de burger wordt beloofd dat elke vorm van criminaliteit kordaat en straf zal worden aangepakt, worden door het voorliggend wetsontwerp echter ontkracht. Toen nog klonk het als volgt: "Straffen zijn pas effectief als zij ook echt worden uitgevoerd en om de korte straffen te kunnen uitvoeren, voorzien wij in aangepaste capaciteit met een lager veiligheidsniveau." Ik citeer de minister van Justitie, want daar waak ik over om er niet op te worden gepakt.

Collega De Wit verwees reeds naar de verklaringen van minister Van Quickenborne naar aanleiding van de bijkomende middelen die Justitie zal krijgen en het hieraan gekoppelde investeringsplan. Voor alle duidelijkheid, een groot deel van de aangekondigde maatregelen – dat is echter niet het debat van vandaag – zal onze fractie steunen, als het hem echt menens is bij de invulling ervan.

Ik citeer enkele uitspraken in de media over de bijkomende middelen, niet naar aanleiding van het voorliggend ontwerp: “Ook wie een korte straf krijgt, zal die moeten uitzitten. Wij zullen de straffeloosheid uit de weg ruimen. Wie vijftien dagen celstraf krijgt, zal die effectief moeten uitzitten. Gedaan met het ontlopen van het echte vonnis”. Of nog: “Elke veroordeelde die in de toekomst een celstraf opgelegd krijgt, moet in de toekomst in de gevangenis belanden. Wie vandaag nog tot drie jaar cel veroordeeld wordt, ziet bijna nooit de binnenkant van een cel. Dat creëert een gevoel van straffeloosheid.” Het zijn niet mijn woorden, maar enkele van de citaten van de minister van Justitie vorige week woensdag naar aanleiding van de persconferentie en ook naar aanleiding van verschillende kranteninterviews en verklaringen in de media.

Ik betreur die uitspraken niet, maar ze moeten wel in de praktijk worden omgezet. Het mag niet bij straffe uitspraken in de media blijven.

Er kwam onmiddellijk scherpe kritiek op de uitspraken van de minister, terecht, vind ik, want de praktische uitvoering is onmogelijk wegens het plaatsgebrek in de gevangenissen. Dat is een zeer groot knelpunt. "Hoeveel bijkomende gevangenissen zal de minister bouwen om die straffen effectief te doen uitvoeren", klonk het smalend bij enkele deskundigen. Dezelfde deskundigen waarschuwden er ook onmiddellijk voor dat gedetineerden op organisatorisch vlak enorm veel van de gevangenissen zullen eisen. Wie zal nog het overzicht kunnen bewaren in zo'n duiventil, ondanks het extra personeel dat wordt beloofd? "Ik hoop oprecht dat de minister voldoende personeel zal vinden", luidde andere kritiek.

De minister kondigde inderdaad aan dat er nieuwe gevangenissen zouden worden gebouwd. Deze zullen er echter nog niet staan op 1 december 2021, de datum waarop dit wetsontwerp van kracht wordt. De vele nieuwe plaatsen dreigen op termijn ook weer vol te geraken. Intussen wordt aangeklaagd dat het gevangenispersoneel op zijn tandvlees zit.

Zelfs met de aangekondigde nieuwe gevangenissen die reeds in het masterplan staan, zullen de plaatsten onvoldoende blijven en zal het huidige plaatsgebrek blijven bestaan.

Zoals ik al zei, werden er vorige week krachtige straffen aangekondigd. Het moest gedaan zijn met de straffeloosheid. Dat zijn principes die de overgrote meerderheid van de bevolking steunt, maar nogmaals, met dit wetsontwerp wordt er een totaal verkeerd signaal gegeven aan de burger, die al lang vragende partij is voor het daadwerkelijk uitvoeren van vonnissen. De kans dat kortgestraften ook daadwerkelijk in de gevangenis belanden, is bijzonder klein. Wie vandaag veroordeeld wordt tot 15 dagen zal absoluut nooit in de gevangenis belanden, ondanks de stoere taal van de minister. Het echte vonnis zal de veroordeelde kunnen blijven ontlopen.

Collega's, dat is een totaal verkeerd signaal aan de burger, maar ook een totaal verkeerd signaal aan de magistratuur. Wanneer de rechter een bepaalde straf uitspreekt, wat ook de draagwijdte ervan is en hoe kort of lang die straf ook moge zijn, is dat in het overgrote deel van de gevallen werkelijk een weloverwogen, grondig overwogen straf, waarvan de rechter hoopt dat ze zal worden uitgevoerd.

Als de politiek, met de uitvoerende macht en het Parlement, respect heeft voor de magistratuur moet zij ook het nodige respect aan de dag leggen voor de rechters bij de correctionele rechtbanken. Zij verdienen dat. Zij moeten ervoor zorgen dat elke straf die wordt uitgesproken, hoe klein of hoe groot ook, daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

Ik weet niet of de minister van Justitie zich realiseert hoe vaak korte gevangenisstraffen onder de drie jaar worden gevorderd door het openbaar ministerie en worden uitgesproken door de rechter, niet alleen in de correctionele rechtbanken, maar ook en vooral steeds meer door de politierechtbanken. Terecht, bijvoorbeeld wanneer het om zwaar recidiverende wegpiraten gaat of mensen die onder invloed van alcohol en drugs achter het stuur kruipen of mensen die een levenslang rijverbod negeren. Mijnheer de minister, vanuit de praktijk moet ik helaas bevestigen dat dit steeds meer voorkomt.

De samenleving moet ervan kunnen uitgaan dat de opgelegde straffen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en niet worden omgezet in een afgezwakte versie van de opgelegde straf, met name elektronisch toezicht of een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dan moeten er echter consequenties zijn in het vervolgingsbeleid in dit land. De gevorderde en opgelegde straf mag niet afhankelijk zijn van de substituut die de straf vordert of de rechter die de straf uitspreekt.

Ik zal een heel actueel voorbeeld geven. Ik heb het vorige week ook in de commissie als illustratie meegegeven. Het betreft de toepassing van de straffen in het kader van de coronamaatregelen.

Collega's, voor alle duidelijkheid, ik zal niet discussiëren over het feit dat de corona-inbreuken moeten worden aangepakt. De corona-inbreuken moeten terecht worden aangepakt op een min of meer uniforme wijze. Ik geef ook toe dat ik enkel over Antwerpen spreek. Misschien wordt de wetgeving in de andere arrondissementen wel op een uniforme wijze toegepast, maar in Antwerpen gebeurt dat in elk geval niet.

Elke week zijn er in Antwerpen een aantal zogenoemde coronazittingen bij de politierechtbank. Wat stellen wij vast? Ik spreek hier voor alle duidelijkheid ook over eerste overtreders en dus niet over recidivisten. Sommigen krijgen van de substituut de kans een werkstraf uit te voeren, bijvoorbeeld in een vaccinatiecentrum werken, wat een heel nuttige straf is. Anderen krijgen een geldboete van in de meeste gevallen 250 euro. Zij komen er gemakkelijker vanaf en moeten geen werkstraf uitvoeren. Zij moeten echter wel 250 euro ophoesten. Andere jonge mensen die een eerste overtreding begaan, moeten echter voor de politierechtbank verschijnen, waar de substituut een maand tot drie maanden effectieve gevangenisstraf vordert en een geldboete van 100 tot 300 euro, die niet te vergeten met acht moet worden vermenigvuldigd.

Er is dus wel een bepaalde discrepantie tussen die straffen. Ook daaraan moet aandacht worden besteed. Er moet meer uniformiteit zijn.

De Vlaams Belangfractie steunt de stoere aankondigingen van vorige week volledig. Elke veroordeelde die een celstraf krijgt, moet die uitvoeren. De gevangenisstraffen waarvan wij de effectieve uitvoering vereisen, moeten om doeltreffend te zijn snel en kort na de feiten worden uitgevoerd, als een soort van shockeffect, maar niet jaren later. Dan heeft het eigenlijk weinig zin meer. Daar knelt vaak het schoentje in ons land. Heel veel procedures slepen heel lang aan, soms jaren. De traagheid waarmee de gerechtelijke molen vaak maalt, is hemeltergend. Ook dat moet worden aangepakt.

Tot slot is dit wetsontwerp een totaal verkeerd signaal aan de slachtoffers. Ook voor een slachtoffer blijven de feiten waarover het gaat ernstig, ook al zullen deze misschien objectief gezien, vanuit strafrechtelijk oogpunt, gaan over minder zware vormen van criminaliteit. Deze kunnen leiden tot zware trauma's, die het slachtoffer soms levenslang kunnen blijven achtervolgen. De Vlaams Belangfractie zal dit wetsontwerp dan ook niet goedkeuren.


Philippe Pivin MR

Monsieur le ministre, chers collègues, exécuter toutes les peines de prison, même les plus courtes, c'est pour le MR un point capital dans la lutte contre la récidive. En effet, nous sommes convaincus que l'exécution de toutes les peines permet de lutter contre le sentiment d'impunité - un des moteurs de la récidive.

Les délinquants doivent savoir que, s'ils commettent une infraction, ils seront sanctionnés et que la sanction sera effectivement exécutée. Dès lors, chers collègues, nous nous réjouissons de l'entrée en vigueur ce 1ᵉʳ décembre de la procédure d'octroi des modalités d'exécution de la peine par le juge de l'application des peines aux condamnés à des peines de trois ans ou moins - ceci concrétisant l'exécution des courtes peines prévues depuis 2006, selon la loi du 17 mai 2006 à présent exécutée.

Demain, tous les condamnés se verront octroyer des mesures sur la base de décisions individualisées à chaque situation par le pouvoir judiciaire: juge de l'application des peines pour les peines de trois ans et moins, tribunal de l'application des peines pour les peines de plus de trois ans.

Nous saluons la solution trouvée pour que les condamnés à une peine inférieure à 18 mois puissent obtenir une détention limitée ou une surveillance électronique. Mais comme cette solution nécessite la présentation volontaire du condamné à la prison lors de la réception de son billet d'écrou, comme de nombreux collègues, monsieur le ministre, nous vous demandons de relayer à votre collègue en charge de la Justice de rester bien attentif à ce que les condamnés se trouvant dans les conditions reçoivent d'abord l'information.

Cela nécessite la formation des magistrats qui devront donner l'information lors du jugement; cela nécessite celle des avocats pénalistes, mais aussi et surtout des avocats pro deo. Cela nécessite la création d'une brochure, car il ne faudrait pas que seuls les condamnés disposant des services d'un avocat expérimenté reçoivent l'information et que l'on en arrive à une sorte de justice différenciée.

Nous apprécions enfin le fait que ce projet ait été discuté en commission de la Justice après la tenue de la Conférence interministérielle des maisons de justice, celle-ci réunissant le ministre de la Justice mais aussi les ministres des maisons de justice des trois Communautés. Passer outre aurait été un mauvais signal.

Le dialogue entre les entités fédérées et l'entité fédérale est essentiel pour assurer l'effectivité de la mesure. Les bracelets électroniques devront suivre, la capacité des maisons de justice aussi. Tout cela nécessite une coordination qui certes prend du temps, mais qui est aussi nécessaire dans la structure de notre État.

Monsieur le ministre, chers collègues, le MR votera ce projet sans hésitation.


Nabil Boukili PVDA | PTB

Monsieur le ministre Van Peteghem, chers collègues, je regrette que le ministre de la Justice ne soit pas présent pour défendre son projet de loi. Au PTB, nous pensons aussi que soumettre une demande de libération conditionnelle à un tribunal plutôt qu'à une administration constitue une garantie de sécurité juridique ainsi qu'un meilleur suivi.

Je suis cependant inquiet de l'impact de cette loi sur la surpopulation carcérale. On sait qu'elle aura pour conséquence de créer un afflux de détenus dans nos prisons. Le ministre l'avait reconnu lors du débat de sa note de politique générale. Sa politique mènera à une augmentation de l'afflux des détenus de 400 à 600 par jour. C'est absolument énorme et particulièrement inquiétant quand on sait que nos prisons sont déjà surpeuplées.

Nous devons aussi tenir compte du contexte dans lequel cette réforme est menée. Ce projet de loi vise à confier une nouvelle tâche aux tribunaux de l'application des peines. Pourtant, ceux-ci sont déjà en manque de magistrats et en manque de personnel pour assurer le suivi des détenus. Ils accusent un arriéré judiciaire important. Le projet de loi aggravera cette situation.

Je ne suis pas le seul à relayer ces inquiétudes. Des experts se sont aussi emparés du débat, sur le fond de la loi en tant que tel, mais aussi comme Tom Daems, criminologue à la KUL, qui a exprimé ses craintes quant à la capacité de notre système carcéral à accueillir autant de nouveaux détenus. Il rappelle notamment que les prisons de Haren et Dendermonde ne seront disponibles au plus tôt que fin 2022, début 2023.

Je rappelle d'ailleurs qu'interrogé fin de l'année dernière, le ministre de la Justice reconnaissait que ces projets ne pourraient pas suivre la hausse du nombre de détenus.

Dans ces conditions, nous avions demandé en commission d'organiser des auditions pour évaluer l'impact de ce projet. Nous aurions voulu demander leur avis aux criminologues et aux différents experts, à la justice ou encore au secteur pénitentiaire, y compris les syndicats d'agents, qui devront faire face aux conséquences de cette politique. Cela a été refusé.

Qu'en pensent les gens sur le terrain? Quel sera l'impact de ce projet de loi sur nos prisons? Ce sont des questions essentielles, et nous voulions organiser un vrai débat de société sur l'exécution des peines. La majorité est tellement sûre d'elle qu'elle ne juge pas utile d'ouvrir ce débat. Nous nous abstiendrons donc sur ce projet. Je vous remercie.


Vanessa Matz LE

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, je souhaite m'exprimer durant quelques minutes au sujet de ce projet de loi afin de vous faire part de plusieurs observations formulées dans l'urgence par avocats.be et qui n'ont pas été prises en considération lors des débats en commission de la Justice.

Le projet de loi à l'examen vise effectivement et à bon escient à apporter un certain nombre d'adaptations ponctuelles dans la procédure d'octroi des modalités d'exécution de la peine aux condamnés à des peines privatives de liberté de trois ans ou moins. L'objectif de cette modification législative est d'améliorer l'application pratique de la procédure.

Nous n'avions pas approuvé la loi de 2019 car la peine de prison doit rester, selon nous, le remède ultime. Or, cette loi met en exécution les peines de moins de trois ans. Puisqu'elle va entrer en vigueur, il est fondamental de permettre aux personnes condamnées d'obtenir le plus possible d'alternatives à la peine comme le bracelet électronique, la détention limitée ou la libération conditionnelle.

Avocats.be mettait quelques points en évidence et souhaitait que des modifications soient apportées. Je pense ici notamment au délai de quinze jours octroyé au justiciable pour constituer son dossier qui est trop court, ce d'autant s'il veut consulter un avocat, possibilité dont doit l'informer le directeur de la prison. Je pense également à la détention limitée qui doit pouvoir être accordée ou étudiée si la surveillance électronique est refusée. En outre, l'absence de possibilité de subvenir à ses besoins est discriminatoire et exclura les personnes précarisées de mesures alternatives à la détention. La prison n'est déjà que trop souvent un lieu où se retrouvent des personnes issues de milieux défavorisés. La même discrimination s'applique aux personnes sans titre de séjour. La compétence de délivrer un mandat d'écrou ne peut incomber au procureur et est contraire à la loi qui ne permet pas l'arrestation immédiate pour des condamnations de moins de trois ans.

De plus, aucun recours n'est possible. Je trouve dommage que ces observations n'aient pas été prises en compte, ou à tout le moins discutées, alors que les avocats sont en première ligne pour connaître les difficultés des personnes condamnées et leur permettre d'obtenir, dans toute la mesure du possible, une sanction adaptée et digne, sans aucune discrimination.

Mon groupe s'abstiendra sur ce projet de loi.


François De Smet DéFI

Madame la présidente, comme certains de mes collègues, vous me permettrez de commencer par regretter l'absence du ministre de la Justice à ce débat. Ce n'est tout de même pas un petit projet. On parle d'un projet qui aura fatalement un impact sur la vie d'un certain nombre de personnes. J'aurais trouvé vraiment précieux que le ministre soit présent en personne.

Comme nous n'avons pas pu intervenir en commission sur ce projet, je vais rapidement partager quelques remarques et mettre l'accent sur plusieurs points du texte qui méritent, selon nous, une attention particulière.

D'abord, sur la forme, nous voyons que l'avis du Conseil d'État a été plutôt bien respecté et que les Communautés ont été associées à l'élaboration du texte. C'est une très bonne chose. Sur le fond, nous avons un projet de loi qui implique que les peines d'emprisonnement égales ou supérieures à dix-huit mois donneront lieu à un séjour effectif en prison. Le ministre de la Justice justifie cette position par deux raisons principales. La première est que la non-exécution des courtes peines alimenterait un sentiment de méfiance au sein de la population envers la justice et enverrait un message erroné au condamné. La deuxième est que les juges doivent pouvoir prononcer des peines justes et non trop élevées, eu égard au fait que les peines plus courtes n'étaient pas exécutées.

J'entends l'argument exposé en commission par mon collègue Van Hecke: "En exécutant les peines de moins de trois ans, on va enrayer l'augmentation de la durée des peines prononcées par le juge." Il n'en demeure pas moins que je reste inquiet, comme mon collègue Boukili et comme le ministre l'a lui-même reconnu, en ce qui concerne l'augmentation potentiellement exponentielle du nombre de détenus sur le court terme.

Je suis conscient du fait que le ministre a pris des mesures pour limiter les impacts négatifs de cette augmentation, notamment par le biais des investissements dans les infrastructures pénitentiaires. Ce qui m'inquiète davantage, c'est ce que le ministre a déclaré en commission, je cite: "Il sera cependant difficile de combattre le problème de la surpopulation, qui existe depuis des décennies, mais les efforts seront mis en œuvre pour y arriver".

On a affaire ici à des mesures qui vont aggraver sur le court terme mais de manière très intense – passant de 400 à 600 détenus par jour – la surpopulation carcérale. Or on sait que la situation est déjà très difficilement tenable, notamment en raison du manque d'effectifs, comme l'a encore mis en lumière la grève à la prison de Lantin la semaine dernière.

On a l'impression, au regard des déclarations du gouvernement, que cette dimension n'est en réalité que très peu prise en compte dans les analyses d'impact du gouvernement sur le système carcéral. Existe-t-il des estimations sur la durée de cette vague de détention? Quand les effets positifs seront-ils attendus? Le ministre de la Justice s'est-il inspiré de mesures similaires prises dans d'autres pays? Quel sera l'impact sur le droit des détenus?

Le ministre évoquait également le remplissage des cadres des tribunaux d'application des peines. Ce remplissage va-t-il suffire pour empêcher cette surpopulation? Il apparaît également nécessaire de veiller à une répartition des détenus respectant leurs besoins, notamment linguistiques, familiaux et sociaux. Le gouvernement a-t-il considéré l'impact de ces mesures sur chaque prison?

Eu égard au nombre important de questions qui persistent, je souhaite vivement attirer l'attention du gouvernement sur les potentiels effets pervers qu'une augmentation brève mais intense du nombre de détenus engendrera. Ce n'est pas ici une critique mais un avertissement. Il nous faudra être attentifs et prévoyants pour éviter de faire peser un poids disproportionné d'une telle mesure sur les épaules des détenus et du personnel carcéral.

Au-delà de la problématique de la surpopulation carcérale, je me réjouis enfin que les personnes condamnées à des peines de moins de 18 mois puissent introduire une demande de détention limitée ou de surveillance électronique en étant libres. C'est une excellente chose car cela permettra d'éviter de nombreux allers-retours inutiles en prison.

Enfin, je me réjouis également qu'à l'avenir, il incombera au juge et non plus à l'administration d'évaluer qui peut bénéficier d'une modalité d'exécution de peine. Il en va de l'indépendance de la justice. Cette modification est donc tout à fait indiquée.


Minister Vincent Van Peteghem

Mevrouw de voorzitster, geachte leden, minister Van Quickenborne heeft mij gevraagd om nog een aantal antwoorden mee te geven op de opmerkingen onder andere omtrent het feit dat onderhavig wetsontwerp een lacune in de praktijk moet wegwerken opdat de wet op 1 december 2021 eindelijk volledig in werking zou treden, dus ook de bepalingen inzake de straffen onder de drie jaar.

De boodschap omtrent de transparantere communicatie zal ik uiteraard doorgeven. Ik hoef u niet uit te leggen dat in krantenartikels, laat staan de titels ervan, niet alle nuances worden weergegeven. Daarmee moet uiteraard rekening worden gehouden.

Mevrouw De Wit, aangezien enkele van uw vragen reeds in de commissie voor Justitie beantwoord werden, is het is minder relevant om die nu te beantwoorden.

U stelde een vraag over het capaciteitsprobleem. Daarvoor zal ik graag verwijzen naar de minister van Justitie. Hij zal ook het nieuwe Strafwetboek in de commissie voor Justitie voorstellen. De timing daarvoor is trouwens begin 2022.

Mevrouw Dillen, vandaag worden alle veroordelingen onder de drie jaar geregeld op basis van omzendbrieven en geldt de haast automatische toekenning van de gunst van strafuitvoeringsmodaliteiten. Dat wijzigt, want elke strafuitvoeringsrechter zal zich over een individueel dossier moeten buigen om te analyseren of de veroordeelde wel in aanmerking komt voor de gunst van bijvoorbeeld elektronisch toezicht of beperkte detentie en bekijken of het niet beter is om de vrijheidsstraf in de gevangenis door te brengen. Indien de rechter van oordeel is dat een straf van zes maanden moet worden uitgevoerd in de gevangenis, dan zal dat ook mogelijk zijn. Zoals ook geldt voor straffen boven drie jaar, kan men zes maanden voor men voorwaardelijke invrijheidstelling kan genieten, in aanmerking komen voor elektronisch toezicht. De minister van Justitie zegt niet in te zien waarom dat zou worden toegelaten voor straffen boven drie jaar, maar niet voor straffen onder de drie jaar.

Het advies van de Raad van State over het seksueel strafrecht liet lang op zich wachten. Men ontving het pas einde mei. Het College van procureurs-generaal heeft op zijn beurt pas vorige week zijn advies afgeleverd, ondanks dat de vraag reeds begin april werd gesteld. De minister van Justitie komt heel binnenkort met het ontwerp rond seksueel strafrecht naar het Parlement, maar het zou zonde zijn om, terwijl dat ontwerp voorligt bij de Raad van State, ondertussen geen andere ontwerpen te bespreken. Ook over het wetsontwerp betreffende sms wordt er een definitief advies van de Raad van State afgewacht.

Dan was er nog de vraag over de capaciteit van de gevangenissen. De wet voorziet in ruime overgangsbepalingen, zodat de instroom in de gevangenissen geleidelijk zal verlopen. De simulatie van de bevolkingstoename is uitgerekend op 720 personen. Ook de transitiehuizen worden uitgebreid. Er komen reeds op korte termijn nieuwe detentiehuizen. Met andere woorden, de regering is bezig met de uitbreiding van de capaciteit. Ook dat werd meerdere malen toegelicht in de commissie voor Justitie.

Monsieur Pivin, toutes les démarches d'information sont en cours. Ainsi, des brochures seront réalisées en concertation avec les Communautés, et des webinaires destinés aux magistrats seront organisés en collaboration avec l'Institut de formation judiciaire.

Monsieur Boukili, l'augmentation de la population sera réelle mais cette augmentation n'aura lieu que dans un premier temps car dans un second temps, étant donné que nous aurons mis en place un cercle vertueux de l'exécution des peines, la population pénitentiaire diminuera.

Enfin, madame Matz, s'agissant de l'avis d'avocats.be, je souligne que l'élaboration du dossier est très courte. Il s'agit, par exemple pour la surveillance électronique, de communiquer les activités quotidiennes qui seront exercées et l'accord des cohabitants majeurs. Vous le voyez, ces informations peuvent être fournies rapidement.

Pour ce qui est de l'arrestation immédiate, il s'agit d'une question très technique à laquelle il serait trop long de répondre ici. Je vous propose dès lors d'introduire une question écrite ou orale à ce sujet afin que le ministre de la Justice puisse y apporter une réponse précise.

Opnieuw spreek ik uiteraard namens de minister van Justitie, want het heeft geen zin die vraag aan mij te stellen.

Monsieur De Smet, les juges seront informés des nouvelles règles et de l'effet positif. Il leur sera expliqué que maintenant toutes les décisions seront exécutées. Il sera beaucoup investi dans la communication à l'égard des juges.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de minister, ik zal eerst reageren op een aantal van uw opmerkingen. U kon zelf uw lach niet inhouden toen u zei dat de krantenkoppen al eens nuances missen bij de uitspraken van uw collega. In alle eerlijkheid, de minister heeft letterlijk gezegd op een persconferentie vorige week: "Geen genade meer, 15 dagen zijn 15 dagen". Straf! Daar zit geen nuance in. U kunt dus draaien en keren zoveel u wil, het gaat over de uitspraak van een minister, in presentaties, aan de pers en zelfs in de commissie.

Ten tweede, ik hoor dat de minister via uw gsm of WhatsApp laat weten dat alles al beantwoord en besproken werd in de commissie. Dat is niet waar, maar we zullen daar nog genoeg de gelegenheid toe hebben.

Het is jammer dat hij er niet is en daar kunt u niets aan doen. Met onderhavig wetsontwerp doet de minister niet meer dan een wet van 2006 en 2019 uitvoeren. Hij klopt zich stoer op de borst: "Kijk eens wat ik doe!" Maar hij is uitvoerende macht en eigenlijk doet hij niet meer dan wetgeving uitvoeren die al lang in dit huis is goedgekeurd. Dat is een ding. Daarenboven stuurt hij zijn kat!

Mevrouw de voorzitster, ik wilde graag de sereniteit van het debat behouden, maar de minister heeft kennelijk de tijd om via WhatsApp te antwoorden en hij kon nog niet zo lang geleden met een vlag tonen voor wie hij vandaag zou supporteren, in plaats van hier in dit Huis onze vragen en opmerkingen te komen beantwoorden. Misschien mis ik daar ook een nuance, collega's? Moeten wij ons echt op die manier laten uitlachen? Vindt u dat normaal?

De minister kan hier niet zijn. Minister Van Peteghem doet een heel moedige poging. Daarom heb ik me ook ingehouden en ben ik nog braaf gebleven. Ik ben niet onnozel geweest, ik ben rustig gebleven en heb vragen gesteld. Ik wil het debat aangaan en u doet de moeite om te antwoorden. Echter, als ik dan merk dat de minister wel tijd heeft om vrolijk met een vlag te poseren op Twitter – met de vlag heb ik geen probleem, laat daar geen misverstand over bestaan – in plaats van in dit huis aanwezig te zijn, dan is het de laatste keer dat ik tolereer dat hij er niet is. Ik heb de bespreking nu willen aanvaarden, omdat er iemand van de regering was, maar dat is echt de laatste keer geweest. Ik vind dat die houding van de minister niet kan!

Wat kan de minister wel?

Het was trouwens aangenamer met minister Van Peteghem te debatteren, want minister Van Quickenborne wordt altijd persoonlijk en valt aan. Dat wil ik even kwijt. Hij begint te brullen en te tieren, meestal een teken van onmacht. Ik zal nu ook wat kalmeren, want ik ben dat nu ook aan het doen.

Ik ben eigenlijk boos, mevrouw de voorzitster. Ik heb al een hele tijd zitting in dit huis, als lid van de oppositie en als lid van de meerderheid. Welnu, zoals het nu gaat, dat heb ik voorheen nooit meegemaakt.

Ik hoop dat u ook voorzitster wil zijn voor ons, de oppositie. Ik hoop dat u het voor ons opneemt en de kwestie aankaart, want zo kan het echt niet meer.

Collega's, ik ben een constructief Parlementslid, altijd geweest, maar ik word nu echt kwaad. Ik vind de houding van de regering onaanvaardbaar. Men stuurt mij met een kluitje in het riet en dat is niet correct. Maar misschien is er morgen een herkansing, tenzij de minister niet komt opdagen voor het begrotingsdebat. Ik zal er alvast zijn. U kunt dat misschien doorgeven. Ik ben hier morgenvroeg terug.

Ik maak ook alvast een afspraak voor september 2021 om te toetsen of al zijn ongenuanceerde krantenkoppen inderdaad werkelijkheid zullen worden. Dat zullen wij afwachten.


Nabil Boukili PVDA | PTB

Madame la présidente, je n'en rajouterai pas. Mme De Wit a bien exposé le problème. Je trouve dommage que l'on n'ait pas jugé important de traiter ce projet de loi sérieusement avec des auditions, des experts venant donner leur avis au lieu de le faire par la suite dans la presse.

Que le ministre ne juge pas important d'être présent pour défendre le projet parce qu'il est occupé à faire autre chose, je trouve cela déplorable! Je n'en dirai pas davantage.

Ceci dit, monsieur Van Peteghem, et à travers vous, je m'adresse au ministre de la Justice puisqu'il vous a communiqué ses réponses. Lorsque vous dites que la population diminuera grâce à un cercle vertueux parce que plus de peines seront exécutées, les prisons finiront par se vider, je ne comprends pas la logique! Nous sommes aujourd'hui en situation de surpopulation carcérale qui est à chaque fois pointée du doigt par l'Europe, qui a condamné la Belgique à plusieurs reprises parce que celle-ci ne respecte pas les termes en la matière. Le ministre lui-même nous dit que cette problématique prendra des années à être réglée. Par contre, lorsqu'il vient nous présenter son projet, là comme par magie, il y a une main invisible qui, à l'aide d'un cercle vertueux, va vider les prisons par l'application de son projet de loi! Quelle est la logique?

À un moment donné, il faut être sérieux! En l'absence d'une politique carcérale réfléchie pour faire baisser la surpopulation carcérale, croit-il que les prisons vont se vider toutes seules? Il faut être sérieux à un moment donné! Cette loi va aggraver la situation et il ne sert à rien de se cacher derrière de grandes phrases du style "un cercle vertueux"! Cette loi va aggraver la situation et les experts l'ont confirmé. Je ne sais si nous avons lu la même presse ces derniers jours, mais des académiciens et des criminologues se sont exprimés en ce sens et le gouvernement ne veut pas les entendre.

Il balaie au contraire ces remarques du revers de la main au lieu de les prendre au sérieux. Ce n'est pas de cette manière qu'on va avancer. Ce n'est pas non plus de cette façon que la surpopulation carcérale va diminuer. Le ministre lui-même l'a reconnu.

Avancer des arguments aussi vides de sens pour défendre un projet de loi dénoncé par les experts relève de l'irrespect à l'égard du débat démocratique.