Proposition 55K2767

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi relatif à l'octroi d'une garantie de l'État sous la forme d'un cautionnement, dans le contexte d'un contrat DBFM, pour la construction de deux nouveaux établissements pénitentiaires, respectivement à Bourg-Léopold et Vresse-sur-Semois.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
June 27, 2022
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
contract guarantee building penal institution

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld N-VA LDD MR VB
Voted to reject
DéFI PVDA | PTB
Abstained from voting
LE

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Nov. 17, 2022 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

De algemene bespreking is geopend

Mevrouw Marianne Verhaert, rapporteur, verwijst naar haar schriftelijk verslag.


Frank Troosters VB

Mevrouw de voorzitster, collega's, het betreft hier een gebruikelijke, bijna standaardmethode om projecten van deze aard, DBFM-formules, van een borgstelling te voorzien.

Tijdens het debat in de commissie hebben ikzelf en ook enkele andere collega's twijfels geuit bij de rechtsgeldigheid van de toegepaste retroactiviteit in artikel 3, die teruggaat naar 1 januari 2022. Ondanks een vage verwijzing naar een verslag van de Inspectie van Financiën en een licht aangepaste terminologie in het finaal goedgekeurde artikel 3, blijf ik die twijfels een beetje behouden.

Ook opmerkelijk is dat de parlementsleden van onze commissie op 23 oktober, op initiatief van de diensten van de Regie der Gebouwen, een verslag hebben ontvangen van de Inspectie van Financiën over de mogelijke bouw, want deze was initieel niet opgenomen in Masterplan 3, van een penitentiaire instelling in de regio van Bergen.

Collega Rohonyi verwees daar ook naar tijdens de bespreking. Zij heeft die nota ook aangehaald. Wij hadden op dat moment die nota niet in ons bezit. Wij hebben die dus op initiatief van diensten – zo lees ik in het verslag – van de Regie der Gebouwen naderhand, na de stemming, in handen gekregen.

Los van het feit dat dit verslag aangaande het project te Bergen zelf een aantal pertinente vaststellingen en opmerkingen weergeeft, vind ik de passage waarin verwezen wordt naar de audit van alle lopende DBFM-projecten bij de Regie der Gebouwen, toch wel belangrijk.

De Inspectie koppelt daaraan namelijk de aanbeveling om voorlopig geen beslissingen tot het voeren van een DBFM-formule te nemen, tot de resultaten van de audit beschikbaar zijn. Ik begrijp dat het hier wel degelijk gaat over de nota voor een project te Bergen. Die aanbeveling lijkt mij echter niet zonder belang te zijn voor andere DBFM-projecten, zoals in Leopoldsburg, waarover wij toen net gestemd hadden, en Vresse-sur-Semois. Ik betreur toch wel een beetje dat die nota, gedateerd op 6 juli, laattijdig aan ons werd gegeven. Eigenlijk hadden wij die gehad tijdens de commissiewerkzaamheden.

Het Vlaams Belang is niet blind voor de grote problemen die er zijn inzake capaciteit in het gevangeniswezen. Daarom zal mijn fractie het voorliggend wetsontwerp goedkeuren.


Steven De Vuyst PVDA | PTB

Mevrouw de voorzitster, collega's, dit wetsontwerp gaat natuurlijk over meer dan enkel het verlenen van een staatswaarborg. Het gaat in feite ook over de fundamentele vraag hoe wij ons gevangeniswezen in de toekomst willen uitbouwen.

De DBFM-constructie is eigenlijk een andere vorm van publiek-private samenwerking, met andere woorden: een constructie opgezet door de Staat op vraag van private ondernemingen zodat zij maximaal profijt kunnen halen uit overheidsprojecten en -investeringen. Een voorbeeld daarvan is de Diabolotunnel, waar elke trein door moet om de luchthaven van Zaventem te bereiken. Dat is ook een pps-constructie, waarvan we eigenlijk af willen, maar dat kan niet omdat ze vastgeklikt zit door middel van wurgcontracten uit het verleden. We willen dat contract dus eenzijdig stopzetten, maar daardoor riskeren we torenhoge schadevergoedingen.

Hetzelfde riskeren we nu met ons gevangeniswezen: publieke investeringen die rechtstreeks in handen vallen van grote kapitaalgroepen. Het gaat hier natuurlijk ook niet alleen over geld, het gaat ook over veiligheid. Het volstaat daarvoor om te verwijzen naar het drama dat zich in juni 2021 voltrok, toen op het Antwerpse Nieuw Zuid een deel van een school met een sporthal in aanbouw in elkaar stortte. Op het moment van de instorting waren er meer dan 80 mensen aan het werk om het gebouw zo snel mogelijk afgewerkt te krijgen. Vijf arbeiders kwamen daarbij om het leven.

De school in aanbouw was ook een DBFM-constructie, net zoals hier voor onze gevangenissen wordt voorgesteld. Die constructie is volgens ons medeverantwoordelijk voor een hoge werkdruk, slechte werkomstandigheden en een hele reeks onderaannemers die minimaal investeren in veiligheid. Het gaat hier om een soort van concurrentiemodel: iedereen wil de opdracht binnenhalen waardoor er een race to the bottom ontstaat waar natuurlijk ook bodemprijzen worden aangeboden. Die bodemprijzen eisen hun tol. Iedereen staat onder enorme tijdsdruk, alles had in feite gisteren al klaar moeten zijn en dan worden er al eens grenzen overschreden – grenzen van mensen, van kabels, van kranen, van stellingen. Vaak is er ook geen of onvoldoende controle. Dat alles begint al bij het begin: bij het ontwerp en de berekening, dus bij de bouwheer.

De doelstelling van DBFM-projecten is duidelijk: zoveel mogelijk proberen te besparen op materialen en bouwkosten, met alle gevolgen van dien voor de veiligheid.

Zulke samenwerkingsprojecten kunnen dan ook rampen in de hand werken.

Nog een fors nadeel van zulke constructies zijn de lange contractperiodes. Men sluit contracten voor twintig jaar of langer af, terwijl de wereld er bij wijze van spreken over vijf jaar compleet anders kan uitzien.

Dan heb ik het nog niet over de kostprijs. Nog een belangrijk element dat ik hier wil meegeven. De overheid moet het eigenlijk niet doen voor de kostenefficiëntie. De DBFM-formule is namelijk duurder voor de Staat dan wanneer die alles in eigen beheer zou houden. Dat was ook de conclusie van het Rekenhof, eind 2018. De studie ter zake was duidelijk. Het Rekenhof besluit dat op basis van dit wetsontwerp opnieuw. De regering kan haar keuze voor DBFM niet echt verantwoorden op het vlak van kostenefficiëntie.

De enige juiste optie is volgens ons daarom dat men de keuze voor DBFM terugdraait. Als er nog nieuwe gevangenissen gebouwd moeten worden, zou dat enkel in eigen beheer mogen gebeuren.

Tot slot wil ik nog een belangrijke opmerking maken. Een bijkomend bezwaar is dat men gekozen heeft voor een heel ongelukkige locatie voor de inplanting van die gevangenis in Vresse-sur-Semois. Vresse-sur-Semois ligt in het uiterste zuiden van de provincie Namen, in het midden van de bossen, op een steenworp van de Franse grens, eigenlijk in the middle of nowhere.

Wij hebben het even gecheckt. Om zich vanuit Dinant naar daar te begeven, zijn vandaag één trein en drie bussen nodig. Vijf uur heen, en vijf uur terug. Met de auto is het 62 kilometer en doet men er meer dan een uur over vanuit Dinant. Voor ons is dat toch een beetje een ongelukkige locatie. Het kan niet dat men een gevangenis inplant op zo'n onbereikbare plaats. Daarmee straft men de families van de gevangenen. Men legt daarmee ook een zware last op de schouders van het penitentiair personeel dat zich van en naar het werk begeeft.

De PVDA gaat dan ook niet akkoord met dit wetsontwerp voor het verlenen van een staatswaarborg ten voordele van de privésector en zijn aandeelhouders. Daar komt het eigenlijk op neer. Wij vinden dat ons gevangeniswezen beter verdient, en ook een betere toekomst verdient dan dit.


François De Smet DéFI

Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, à l'origine, ce projet de loi a été joint en commission à la proposition de résolution 2788 de la majorité, laquelle demandait à la Cour des comptes de réaliser un audit des projets dits DBFM (Design Build Finance Maintain) en cours de la Régie des Bâtiments pour la construction de prisons. Je me dois de vous dire que je trouve cela assez révélateur du comportement de cette majorité par rapport aux partenariats public-privé (PPP), à savoir courir comme une poule sans tête vers des projets qui nous mettent à tous points de vue dans le rouge.

Alors que de nombreux acteurs remettent en cause la pertinence et l'efficacité de ces contrats, le gouvernement continue encore et toujours à y recourir aveuglément pour la construction de nouvelles prisons, sans même attendre les résultats de l'audit de la Cour des comptes qu'il a lui-même sollicité. Je voudrais notamment souligner d'une part que la Cour des comptes française a recommandé, dans un avis remis en 2017, de renoncer purement et simplement à ce type de financement pour la construction de prisons et tribunaux, au vu des importants surcoûts qu'ils occasionnent, recommandation que le gouvernement français, lui, a suivie sur-le-champ.

Deuxièmement, la Cour des comptes européenne a estimé, en 2018, que les PPP ne pouvaient être considérés comme une option économiquement viable pour la fourniture d'infrastructures publiques. À ce titre, elle a pointé précisément de multiples insuffisances et les avantages limités de ce type de financement, y compris les inconvénients au niveau de la transparence, du manque de clarté, d'analyses inappropriées et d'une répartition déséquilibrée des risques.

Troisièmement, la Cour des comptes belge elle-même, dans un rapport d'audit de 2018, a alerté sur le fait que pour ce qui concerne la construction, le financement et la maintenance, la formule DBFM était nettement plus onéreuse que l'approche classique et qu'il fallait donc mener une analyse plus approfondie de cette formule pour promouvoir des solutions de financement plus efficientes pour les prisons, analyse qui est toujours en cours aujourd'hui. Plus récemment, en juillet dernier, l'Inspection des Finances de la Régie recommandait, dans le cadre d'un avis rendu sur la nouvelle prison de Mons, de ne recourir à aucune procédure DBFM avant la publication des résultats de l'audit mené par la Cour des comptes.

Enfin, les faits parlent d'eux-mêmes, la fermeture de la maison de transition d'Enghien est l'exemple même de l'instabilité qui découle de l'attribution de missions aussi essentielles que la gestion d'établissements pénitentiaires à des acteurs privés. Comment comprendre que ces éléments ne portent à aucune conséquence et que malgré eux, votre gouvernement continue envers et contre tout à recourir à des PPP? Solliciter dans des conditions pareilles une nouvelle garantie d'État pour la construction de deux nouvelles prisons suivant une formule DBFM dépasse l'entendement.

Si la quête continue de plus d'efficience de la part des autorités publiques est louable, cette recherche doit tenir compte des réalités et s'arrêter lorsqu'elle s'avère contre-productive ou porte atteinte à l'intérêt général et à la bonne gestion des deniers publics, ce qui est clairement le cas en l'espèce. C'est une question de bonne gouvernance mais aussi de préservation de nos repères démocratiques parmi lesquels le respect de la dignité des détenus.

Pour ces raisons et dans l'attente d'éléments nouveaux qui nous permettraient de réévaluer notre position, DéFI n'a d'autre choix que de s'opposer à l'avancement de toute procédure DBFM. C'était d'ailleurs la demande expresse de la Cour des comptes, que la majorité a balayée en commission.

Nous voterons contre ce projet de loi et appelons ce gouvernement à s'abstenir, tant que les résultats de l'audit de la Cour des comptes ne seront pas rendus, de conclure de nouveaux partenariats public/privé et d'avancer dans toutes les procédures de ce type en cours.


Staatssecretaris Mathieu Michel

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik herinner u eraan dat de ministerraad op 18 november 2016 nota heeft genomen van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het masterplan I en II inzake gevangenissen en heeft ingestemd met een nieuw masterplan III, dus de facto met de bouw via DBFM van de penitentiaire inrichtingen van Leopoldsburg en Vresse-sur-Semois.

Op 5 oktober 2020 werd voor deze twee vestigingen een mededingingsprocedure met onderhandelingen opgestart. Vandaag zijn drie inschrijvers in de running om het contract binnen te halen. De Regie der Gebouwen zou het contract in 2023 moeten gunnen. Om dit contract te kunnen gunnen, moet de Regie een garantie krijgen van de Belgische federale regering. Dat is het enige doel van dit wetsvoorstel, een garantie zoals voor de gevangenissen in Antwerpen, Beveren, Dendermonde, Haren, Leuze-en-Hainaut en Marche-en-Famenne.

Er is in 2016 inderdaad gekozen voor een DBFM-procedure. Ik begrijp de bezorgdheid van sommigen over dit soort procedure, maar het zou onverantwoordelijk zijn om deze keuze voor deze twee inrichtingen in twijfel te trekken, gezien de situatie in onze gevangenissen op het vlak van uitrusting, gezondheid en overbevolking.

Samen met mijn collega, minister van Justitie Van Quickenborne, probeer ik ons gevangeniswezen te moderniseren. De bouw van deze twee inrichtingen moet, net als de gevangenis van Haren, arbeids- en gevangenisomstandigheden garanderen die de 21ste eeuw waardig zijn.

À l'inverse de ce qui a été affirmé, ce n'est pas pour autant que la question de l'opportunité de procéder par DBFM ne doit pas être évaluée. Dans ce cadre, je vous rappelle la proposition de résolution portée par le MR demandant à la Cour des comptes de réaliser un audit et une évaluation globale de tous les projets DBFM de la Régie des Bâtiments.

Cette évaluation est en cours et devrait être finalisée pour le mois de mars 2023. Je pense que nous pouvons faire confiance à la Cour des comptes pour son efficacité. Je tiens à souligner que la Régie des Bâtiments collabore étroitement sur ce projet d'audit avec la Cour des comptes et que de très nombreuses réunions se sont déjà tenues.

Wat het specifieke punt van de rechtmatigheid van de terugwerkende kracht van de garantie betreft, vormt het feit dat de in het wetsontwerp voorziene datum voor de datum van bekendmaking ligt geen probleem ten aanzien van het beginsel van de niet-terugwerkende kracht van de wet, aangezien deze wet geen effect zal sorteren zolang er geen betaling plaatsvindt, daar het om een garantie gaat. De terugwerkende kracht is een technische keuze die wordt verklaard doordat de gunning van de opdracht in 2022 zou plaatsvinden. De Inspectie van Financiën heeft zich in haar advies van 1 februari 2022 niet uitgesproken over dit onderwerp in het kader van de administratieve, budgettaire en beheerscontrole.