Proposition 55K2645

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi visant à reporter l'entrée en vigueur des dispositions relatives à l'exécution des peines privatives de liberté de trois ans ou moins.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
April 25, 2022
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
prisoner overpopulation penal institution criminal procedure criminal law penalty carrying out of sentence

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP DéFI Open Vld MR PVDA | PTB
Voted to reject
N-VA LDD VB
Abstained from voting
LE

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

May 12, 2022 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

De algemene bespreking is geopend

De rapporteur is mevrouw Dillen. Zij verwijst naar het schriftelijk verslag.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de minister, ik had hier vandaag liever niet gestaan. Wij wachten in de commissie op wetsontwerpen van u en ik vrees enigszins dat er uiteindelijk meer wetsontwerpen zullen komen waarmee u zaken uitstelt dan wetsontwerpen waarmee u zaken invoert. Dit is een wetsontwerp waarmee u iets uitstelt, namelijk de uitvoering van de korte straffen. U weet dat dit een dada is van mijzelf en onze fractie.

Het nut van een straf is een debat waard. Het is een heel belangrijk debat en wij voeren het ook regelmatig. Dat moet ook, want daarover valt heel veel te zeggen. Hoe doet men dat best? Waar doet men dat best? Is er genoeg capaciteit? In welke toestand bevinden onze gevangenissen zich? Wij moeten daarover praten en duidelijk stelling nemen, om daar vervolgens ook naar handelen. U krijgt daarover wekelijks vragen, ook van mij. Ondertussen zijn er evenveel meningen als vragen en oplossingen. Dat is het debat.

Wat vandaag wel vaststaat, ongeacht het debat dat wij daarover moeten voeren, is wat een zinvolle straf is. Wat is een zinvolle straf? Het is heel eenvoudig. Dat mag een kleine straf zijn, zelfs een minimale straf, zo klein als het kan, maar wel een straf die wordt uitgevoerd, die men niet kan ontlopen en die dus effect heeft. Dat is een zinvolle straf. Daar knelt echter het schoentje. Die korte straffen uitvoeren of straffen uitvoeren tout court lukt niet altijd goed in dit land, laten wij daar eerlijk over zijn.

Vorige week liet u in de commissie voor Justitie nog optekenen dat onze justitie repressief is. U was helaas niet aanwezig bij de hoorzitting gisteren met de top van het openbaar ministerie en de federale gerechtelijke politie. Als wij daar de vraag hadden durven voorleggen of deze justitie te repressief is, dan zouden de monden helemaal opengevallen zijn van verbazing. Er werd nu al veel met ogen gerold en er werden bedenkelijke blikken gewisseld.

Ik denk niet dat men het daarmee eens zou zijn. Ik ben het er ook niet mee eens, mijnheer de minister, omdat ik zie wat de toestand vandaag is bij Justitie, bij de politie: de onderzoeken die niet uitgevoerd kunnen worden, de keuzes die gemaakt moeten worden. Als men dan toch zover geraakt dat men iemand voor de rechter krijgt en dat men hem veroordeeld krijgt, kan men erop gokken of de straf wel of niet zal worden uitgevoerd.

Nochtans, mijnheer de minister, beste collega's, is er een wet goedgekeurd in dit Huis. Wij zijn de wetgever, wij maken wetten. In 2006, voor mijn tijd, heeft de Kamer de wet betreffende de externe rechtspositie goedgekeurd. Dat is een belangrijke wet. Die regelt de strafuitvoering. Die legt de opvolging daarvan ook in handen van een strafuitvoeringsrechtbank, niet meer in handen van de minister. Er komen geen omzendbrieven meer, de rechter oordeelt over de straf. Een rechter legt ze op, een andere rechter oordeelt over de uitvoering. Niet meer het gefoefel met een omzendbrief. Dat was helemaal niet transparant. Sinds 2006 is de rechter daarvoor bevoegd. Onder juristen noemen wij die wet de WERP.

Die datum alleen al is hallucinant, mijnheer de minister. Het is nu 2022. Een groot deel van die wet is echter nog altijd niet uitgevoerd, het deel over de korte straffen. Over dat deel, collega's, gelden vandaag nog altijd omzendbrieven van de minister. Hij kan daarmee spelen. Het is als een ventieltje dat men openzet. Te veel volk? Wij zullen wat strafkorting geven. Wij zullen wat rapper beperkte detentie opleggen. Of meer uitgangsvergunningen afleveren. Wij spelen daar wat mee. Dat ventieltje wordt open of dicht gezet via een omzendbrief. Die omzendbrieven, mijnheer de minister, hollen de strafuitvoering uit. Als ik zeg uithollen, bedoel ik: ofwel wordt de straf niet uitgevoerd, wat voor vele korte straffen het geval is, ofwel wordt de straf automatisch omgezet in elektronisch toezicht, een enkelbandje, vaak voor een veel kortere periode dan de periode van de celstraf die de rechter opgelegd had. Die periode is vaak ook te kort om de justitiehuizen toe te laten een begeleiding op te starten. Het zinvolle van een enkelband is precies dat er begeleiding is, om recidive te vermijden. Dat is wat die omzendbrieven doen.

Collega's, ik wil vermijden dat er een misverstand bestaat over het begrip ‘korte straffen’. Dat gaat over straffen tot drie jaar. Drie jaar, dat is geen kattenpis.

Dat die straffen niet worden uitgevoerd, blijft niet zonder gevolg. Er kan worden gezegd dat de N-VA niet zo moet zagen over die straffen en voor alternatieve straffen moet gaan, maar die straffen worden wel opgelegd door een rechter. Rechters hebben een heel gamma aan straffen, dat werd al uitgebreid. Ze kunnen nu al alternatieven opleggen, zoals probatie, elektronisch toezicht en werkstraffen. Soms denkt de rechter echter dat in een bepaalde zaak een celstraf moet worden opgelegd, waar hij het echt nodig vindt. Anders zou hij iets anders opleggen. Die straffen worden dan echter niet uitgevoerd. Het gevolg daarvan is straffeloosheid. De niet-uitvoering van straffen werkt recidive in de hand. Men doet gewoon verder.

Een voorbeeld. Eind april heeft de correctionele rechter in Kortrijk nog vastgesteld dat een stalker voor de vierde keer voor hem verschijnt. Die persoon heeft al 36 maanden cel gekregen. De politie heeft haar werk gedaan, Justitie ook, maar dan lukt het niet bij de uitvoerende macht. Mensen wantrouwen Justitie, maar Justitie heeft hier haar werk wel gedaan, maar de straf niet wordt uitgevoerd. De rechter heeft zich daar uitdrukkelijk en luidop afgevraagd welke straf hij die man nu moest geven om er zeker van te zijn dat hij wel in de cel zal belanden. Diezelfde rechter kreeg nog geen week later een drugsverslaafde voor hem die ook wel serieuze feiten had gepleegd. Die had al 28 maanden cel gekregen. De rechter vroeg hem hoeveel van die maanden hij al in de gevangenis had gezeten. Het antwoord was geen enkele maand, hij had wel al twee maanden enkelband gehad. Dat had blijkbaar niet geholpen, want dat is te kort om de begeleiding op te starten.

Kortom, mijnheer de minister, straffeloosheid leidt tot recidive. Dat weegt natuurlijk op politiemensen. Dat weegt op magistraten die elke dag opnieuw hun werk doen. Hoe kunnen zij verwachten dat het probleem wordt opgelost als de straffen niet worden uitgevoerd?

In de mercuriale in 2018 klaagde het openbaar ministerie aan dat het bij virtuele veroordelingen blijft. De veroordeling staat op papier, maar dat is het, voorwaar een sprekend begrip in deze tijden.

Niet alleen is straffeloosheid daarvan het gevolg. Dat resulteert ook in strafinflatie. Herinner u de vraag die een rechter in Kortrijk heeft gesteld, namelijk welke straf hij nog moet opleggen, opdat die uitgevoerd wordt. Wat doen rechters dan vaststellend dat er niets gebeurt met korte straffen? Zij leggen straffen op van meer dan 36 maanden.

Waarom worden de straffen niet uitgevoerd, mijnheer de minister? Dat is algemeen bekend, dat is te wijten aan de overbevolking in de gevangenis; er is nu eenmaal onvoldoende capaciteit. Rechters leggen dus langere straffen op en dat is heel nefast, want dat werkt de overbevolking in de hand. Dat is een vicieuze cirkel.

Rechters spreken ook vaker een voorlopige hechtenis uit en men zet verdachten voorlopig vast, want dan hebben ze dat toch al gehad, ook al mag men niet voorbestraffen. Daarom zit er dus meer volk in de cellen. Dat is net de reden waarom de straffen niet worden uitgevoerd. Het is een vicieuze cirkel.

Een ander gevolg waaraan in dit Huis al eens aan voorbij wordt gegaan, is dat Vlaanderen hieronder kreunt. Wanneer u hier het ventieltje openzet en iedereen onder elektronisch toezicht plaatst, dan schuift de kwestie door naar het andere niveau. Vlaanderen zorgt voor de enkelbanden. Justitiehuizen volgen dat op. Alternatieve straffen, werkstraffen, worden daar opgevolgd. Er is nog nooit zo veel op ingezet. Er worden mensen extra aangenomen. Er zijn nog nooit zo veel dossiers geopend. Men neemt daar de handschoen op. Ik weet dat mevrouw Demir dat op het Vlaams niveau doet, maar ik durf dat niet te garanderen voor de andere regio's. Hoe dan ook lost men daar voor een stuk het falend beleid hier op. Dat is de realiteit.

Mijnheer de minister, er zijn dus toch wel een paar zware gevolgen aan de niet-uitvoering van straffen. Er is maar een conclusie: voer de straffen uit, doorbreek de vicieuze cirkel. Dat is ons standpunt en wij staan daarin niet alleen. De procureurs-generaal hebben naar aanleiding van het wetsontwerp een advies van 11 bladzijden geschreven. Ik nodig de collega's uit om dat eens te lezen. Zij zeggen ook dat de niet-uitvoering van de straffen voor meer strafuitvoering zorgt. Dat is de paradox.

Ook politiek verkeren wij in goed gezelschap. In 2010 zei toenmalig minister van Justitie De Clerck – ik had pas zitting in het Parlement – dat men meer korte straffen moest uitvoeren. Dat lijkt mij logisch. In 2012 – het heeft toen een tijdje geduurd eer we een regering hadden –, stelde toenmalig minister van Justitie, mevrouw Turtelboom, door u geflankeerd als toenmalig vice-eersteminister, dat we meer celstraffen onder de drie jaar zouden uitvoeren.

Dat brengt mij weer bij de wet van 2006, waarvan de uitvoering in dit Huis herhaaldelijk werd uitgesteld, omdat het terrein zei nog niet klaar te zijn. Er was overbevolking en ondanks het geactualiseerde masterplan Gevangenissen was er nog niet genoeg capaciteit. Vervolgens werd op 3 april 2019 het wetsvoorstel van mevrouw Van Cauter van Open Vld dat wat aan de wet van 2006 sleutelde en duidelijk bepaalde dat de wet in uitvoering ging, tijdens de laatste vergadering van de commissie voor Justitie onder de vorige legislatuur en twee weken later in de plenaire vergadering goedgekeurd. De Standaard van 18 april 2019 kopte: "Revolutie bij Justitie". Het is eigenlijk triestig dat men het een revolutie noemt wanneer een wet van 2006 in 2019 zou worden uitgevoerd. Maar goed, het stond zwart op wit: elke straf zal worden uitgevoerd. Dat betekende ook dat het gedaan was met de automatische omzetting via omzendbrieven, maar dat de door de rechter opgelegde straffen zouden worden uitgevoerd. Wou de rechter elektronisch toezicht, dan kon hij dat nog steeds opleggen, want men had daarvoor de autonome straf ingevoerd. Zo ging het in de krantenkoppen.

We wisten toen ook al dat de gevangenissen overbevolkt waren. Collega Geens en collega Francken hadden toen wel al het ventiel kunnen opendraaien en de overbevolking verminderen. Toen wisten we ook dat men op het terrein nog van alles moest doen, maar men kreeg daar tijd voor, namelijk anderhalf jaar de tijd – men wist al sinds 2006 dat dat er zat aan te komen –, tot 1 oktober 2020.

Maar u raadt het al, u hebt het allemaal meegemaakt in dit Huis, er was de regerings­vorming en de coronapandemie en dus kwam er in juli 2020 een nieuw uitstel, tot 1 april 2021.

Ik heb u daar vaak over ondervraagd, mijnheer de minister. U hebt altijd gezegd: "Dit is geen aprilgrap, mevrouw De Wit, ik ga die klus klaren." Er waren grote woorden in het regeerakkoord, mijnheer de minister, en grote titels in de kranten. Ik zal een bloemlezing geven. Gedaan met de straffeloosheid! Vanaf nu worden alle straffen uitgevoerd! Binnenkort moeten kleine gevangenisstraffen effectief worden uitgezeten in de gevangenis. Die straffeloosheid, die gaan we van de baan ruimen! Wie vijftien dagen cel krijgt, zal die effectief moeten uitzitten! Getekend: Vincent Van Quickenborne. Hoe? Extra rechters, want er zijn strafuitvoeringsrechters nodig. Extra gevangenissen, die zitten in de pijplijn. Er wordt gewerkt.

Ik ben heel benieuwd naar de actualisering van het masterplan, want ik denk dat er meer plaats nodig zal zijn. Justitie kreeg er een half miljard bij. Collega Geens, u heeft daarvoor gepleit op het einde van vorige legislatuur en inderdaad, deze regering kreeg extra geld voor Justitie. U kwam met de detentiehuizen naar boven. Vijftien! Dat gaat iets trager, maar de detentiehuizen zijn een goed idee.

U zou de klus klaren, eigenlijk wat de slogan van uw partij: gewoon doen. We hadden daar bij de bespreking van de beleidsnota in 2020 nog een debat over. Het werd toen heel laat. We hebben dat hier in plenum nog eens overgedaan en toen werd het ook heel laat. Ik zat ergens achteraan. U zei: "Mevrouw De Wit, ik ga dat doen, bij ons geen woorden maar daden. Dat is wat wij gaan doen, geen woorden, maar daden."

Sedertdien, mijnheer de minister, neem mij dat niet kwalijk, kijk ik naar uw daden. Ik houd dat in het oog. Ik vind het vervelend, maar ik stel vast dat de daden al eens haaks staan op de woorden. In maart 2021 kwam er opnieuw uitstel, de pandemie. We kunnen daar allemaal begrip voor opbrengen. Het zou dan worden uitgesteld naar 1 december 2021. "Maar, mevrouw De Wit, dan komt het wel in orde. Wij werken voort." Hoge verwachtingen hadden wij allemaal hier in dit Huis.

Maar wat deed u dan? U bent met een echt ontwerp naar de commissie gekomen, waarmee u Justitie sneller, menselijker en straffer zou maken. Daar hebt u een amendement aan toegevoegd waarmee u opnieuw de inwerkingtreding van de wet van 2006/2019 uitstelde. Via een amendement! Als een dief in de nacht hebt u dat gedaan.

Nu naar 1 juni 2020. U stelde dat het dan in orde zou komen. Letterlijk hebt u in de commissie gezegd, iedereen kan dat er in het verslag op nalezen: "De enige reden waarom het deze keer niet zal gebeuren, dat zal covid zijn, maar geen enkele andere reden komt daar nog tussen." Dat is ook logisch, want het terrein was zich op dat ogenblik echt aan het voorbereiden. Men was ongerust, want er gaan er wel zeer veel terug naar de cel. U zei dat alleen covid uw plannen kon dwarsbomen. De door u vooropgestelde datum van 1 juni 2022 komt wel erg dichtbij.

Het is cynisch de krantenkoppen te lezen waarin u steeds weer verklaart voor de uitvoering van uw plan te zorgen, terwijl het keer op keer uitgesteld wordt. Toen u op vrijdag 1 april plots een persconferentie organiseerde, dacht ik dat het eindelijk zou gebeuren. De pandemie, waardoor u uw plan moest uitstellen, was immers eindelijk onder controle. Op het terrein waren er voorbereidingen getroffen. Er gebeurde echter niets. Ik dacht dat het een 1 aprilgrap was. U kondigde namelijk aan dat de straffen tussen twee en drie jaar vanaf 1 september 2022 uitgevoerd zullen worden. Dat is dus opnieuw een uitstel van zes maanden. Verder kondigde u aan dat de straffen van maximaal twee jaar vanaf 1 september 2023 uitgevoerd zouden worden, over anderhalf jaar dus. Straffen van zes maanden zouden niet meer uitgevoerd worden, aangezien in het nieuwe strafwetboek deze straffen afgeschaft zullen worden. Ongeacht deze straffen momenteel nog bestaan en door rechters worden opgelegd, hebt u beslist deze niet meer uit te voeren. Dat is dus een definitief uitstel, een verworven straffeloosheid. Aangezien u er niet in slaagt die straffen uit te voeren, schaft u ze maar af.

Toen ik in de auto naar het nieuws luisterde, hoorde ik de aankondiging dat u de straffen vanaf 1 september 2022 effectief zou uitvoeren. Dan breekt mijn klomp. Het wordt opnieuw uitgesteld! Ik bewonder uw woordvoerders, want het verbaast me hoe zij die steeds veranderende plannen verkocht krijgen. Toch heb ik de indruk dat het sommige journalisten begon te dagen dat er wel degelijk een uitstel kwam, en zelfs met anderhalf jaar voor sommige straffen. Ik heb gelukkig ook ergens gelezen dat de minister zijn tanden erop stukbeet. Dat dacht ik toen ook. Daarna moest u er echter mee naar het Parlement komen. Dat was goed gelukt op 1 april, maar dan moest u nog een moment vinden om het over uw ingediende wetsontwerp te hebben. Het ideale moment daarvoor leek u 1 mei, met een klein persbericht dat niet te veel opviel tussen alle toespraken.

Vandaag ligt hier inderdaad een wetsontwerp voor waarmee we de uitvoering van de korte straffen opnieuw zullen uitstellen, voor de twaalfde keer intussen. We horen steeds dat de mensen geen vertrouwen meer hebben in Justitie. Gisteren hebben we in de commissie hallucinante zaken gehoord, niet van de gewone mensen maar van de mensen op het terrein die stilaan ook hun vertrouwen verliezen.

Ik kan enkel vaststellen dat u, ondanks alle stoere aankondigingen en dure beloftes, weer met een vraag tot uitstel komt. Mijnheer de minister, dit was nochtans één van uw speerpunten bij uw aantreden als minister van Justitie. U geeft de pandemie nu als reden. U hebt het ook over de overbevolking. U zegt dat u nog aan een wet met flankerende maatregelen werkt. U gaat dus nog wat aan de strafuitvoering veranderen en ik zal daar straks nog op ingaan. Daar had u echter misschien wat vroeger mee kunnen beginnen, want dat krijgen we nu niet meer goedgekeurd voor 1 juni. Dat kan dus niet meer.

De vijftien beloofde detentiehuizen zijn er natuurlijk nog niet allemaal. U zegt dat door de situatie in Oekraïne veel opvangcapaciteit ingenomen wordt. U vindt de kleine opvang­initiatieven voor gedetineerden nu minder gemakkelijk. Maar goed, u hebt er vijftien aangekondigd en ik besef dat dit niet altijd een gemakkelijke opdracht is. U moet natuurlijk wel het paard voor de kar zetten en niet omgekeerd. Uw verhaal zou veel meer succes kunnen hebben als u eerst een draagvlak zoekt en dan pas luid toetert en communiceert dat er vijftien zullen komen.

Kortom, u hebt een heel alfabet aan excuses, andere dan covid dus. De pandemie blijkt een heel dankbaar excuus te zijn, want in de marge van dit alles vernamen wij met betrekking tot de flankerende maatregelen die u aankondigt dat u erover nadenkt om een systematische strafkorting van zes maanden te geven, omdat de overbevolking toch een probleem is. Tijdens de pandemie hebben veel gedetineerden strafkorting gekregen. Een pandemie is niet zo evident in een gevangenis, dus veel gedetineerden mochten ruim voor het strafeinde de gevangenis al verlaten. Omwille van de pandemie denkt u er nu over na om nog tot 2025 – dat is wel een lange pandemie – een systematische strafkorting van zes maanden te geven. Men mag dus zes maanden voor het strafeinde al naar huis.

U denkt erover na om dat via een omzendbrief te regelen. Ik ben benieuwd. Misschien zult u er toch nog een wetsontwerp over maken. De rechter legt een bepaalde straf op, maar u wil die aanpassen door ze met zes maanden te verlagen. Dat is een beetje het omgekeerde van Monopoly, men gaat niet naar de gevangenis maar uit de gevangenis, zonder dat men ervoor moet betalen, gratis en voor niets. Als u dat invoert met een omzendbrief, holt u de bevoegdheid van de rechterlijke macht trouwens verder uit. Ik hoop dus dat u nog van idee verandert. Dat druist ook in tegen de wet van 2006 en tegen de intenties van die wet, die wij vandaag weer voor een groot stuk zullen uitstellen.

U had wel verwacht dat de N-VA-fractie dat niet zo leuk zou vinden, maar wij staan echt niet alleen. De Raad van State hekelt de manier van werken. De procureurs-generaal zeggen dat zij voorbereidingen hebben getroffen om dat allemaal in voege te laten gaan, maar nu kijken zij met verwondering en ontmoediging naar het uitstel en de wetswijzigingen. Dat zijn hun eigen woorden en ik vind dat zij heel beleefd blijven. Zij zeggen uitdrukkelijk wat ik daarnet al heb gezegd, namelijk dat het nieuwe uitstel de vicieuze cirkel van straffeloosheid, met meer recidive, hogere straffen, meer voorlopige hechtenis en dus meer overbevolking, niet doorbreekt.

Zij vinden het ook gevaarlijk, omdat u terugkeert naar het oude recept van de omzendbrieven. Dat was nu net niet de bedoeling. Het was de bedoeling om dat weg te halen bij de uitvoerende macht en het bij de rechterlijke macht onder te brengen, maar u holt dat gewoon opnieuw uit. Zo'n omzendbrief is als een ventieltje, wij passen het aan en zetten het open als het ons uitkomt. Dat mag echter niet uw rol zijn binnen de justitie, mijnheer de minister. U lost daarmee trouwens een probleem op dat geen probleem van de rechterlijke macht is, maar wel van de uitvoerende macht, want die heeft uiteindelijk gefaald, zoals de rechter in Kortrijk recent nog heeft vastgesteld.

Men noemt het ook een heel gevaarlijk precedent dat u met een omzendbrief beslist dat straffen onder de zes maanden niet meer worden uitgevoerd, omdat die binnenkort met een nieuwe wet worden afgeschaft. Die wet is er nog niet, misschien wordt hij niet eens goedgekeurd. Toch gaat u ervan uit dat die wet er komt. Dat is een heel gevaarlijk precedent, waarmee ik verwijs naar de verklaring van het parket-generaal. U omzeilt regels met omzendbrieven; u omzeilt regels met koninklijke besluiten. Dat is kennelijk de truc, de nieuwe werkwijze van de regering.

Mijnheer de minister, tot daar uw daden. Wij moeten het jammer genoeg vooral stellen met uw woorden. Ik vraag mij af wat uw woorden vandaag nog waard zijn. Toen wij in de Kamer de feiten rondom kleuter Dean bespraken, was u de eerste om mee te zeggen dat daders na hun strafeinde opgevolgd moeten worden, indien nodig levenslang. Dat hebt u zowel in de Kamer als in de media gezegd. Onze amendement in dat verband hebt u echter laten wegstemmen. Tot daar uw daden.

Aan iedereen die het wilde horen, hebt u verkondigd dat u als minister van Justitie eindelijk de straffeloosheid zou aanpakken, u zou verandering brengen. In realiteit doet u het tegenovergestelde. U hebt last van uitstelgedrag, zo erg zelfs dat u de vlucht vooruit kiest, want korte straffen schaft u gewoonweg af, zodat u van dat vervelend probleem verlost bent.

Woorden en daden kunnen volgens mij niet haaks op elkaar staan, al zien wij dat wel bij de regering en dus zeker ook bij u. Iemand moet de moed hebben om die vicieuze cirkel eindelijk eens te doorbreken, meer dan ooit. Onze recepten zijn u bekend. Wij hebben al vaak gezegd hoe u het kunt aanpakken, waarmee ik alvast anticipeer op uw vraag hoe wij het probleem zouden verhelpen. Capaciteit is daarin een keyword. U kunt bijvoorbeeld capaciteit huren, zoals een voorgaande regering al heeft gedaan. Er kan ook sneller en meer capaciteit gebouwd worden. Daartoe hebt u zelf in de commissie opgeroepen, samen met collega Geens, de voormalige minister. Ook betere samenwerking met het buitenland behoort tot de recepten. Enkel op die manier kan de vicieuze cirkel worden doorbroken. Nederland deed het ons voor. Als de straffen worden uitgevoerd, hebben we uiteindelijk minder plaatsen in de gevangenissen nodig, want strafuitvoering werkt nu eenmaal ontradend. Wij staan met dat standpunt overigens niet alleen, want de procureurs-generaal zeggen hetzelfde en ook uw partijgenote, mevrouw Van Cauter, liet dat in 2019 al heel uitdrukkelijk optekenen.

Iemand in mijn fractie noemde het vanochtend paroles, paroles, paroles. Genoeg paroles, mijnheer de minister, het is tijd om gewoon te doen!


Marijke Dillen VB

Mevrouw de voorzitster, heren ministers, collega's, luister naar mijn woorden, maar kijk vooral niet naar mijn daden, op die manier kunnen wij tegenwoordig uw beleid samenvatten. U doet straffe aankondigingen, vooral in de media, en doet beloftes waarvan u weet dat het grootste gedeelte van de bevolking ze zeker zal waarderen en er zeker achter zal staan. Wanneer u echter alle straffe aankondigingen ook in effectieve daden moet omzetten, wordt het een heel ander verhaal. Van de meeste van uw aankondigingen weet u reeds op voorhand dat u ze niet al kunnen verwezenlijken, omdat in de praktijk vele hindernissen uw straffe aankondigingen in de weg staan, hindernissen die u bekend zijn of die u bekend zouden moeten zijn. Het rijtje wordt lang. Het wetsontwerp dat hier ter bespreking voorligt, is daarvan het zoveelste bewijs.

Mijnheer de minister, in uw toelichting spreekt u over een kort uitstel. U zwijgt er echter zedig over dat het niet om het eerste uitstel gaat.

Gelukkig is er de Raad van State, die in zijn advies een heel duidelijk overzicht heeft gegeven van alle uitstellen die er reeds zijn geweest. Het overzicht illustreert heel duidelijk dat het niet om een kort uitstel gaat. Het gaat om het twaalfde uitstel, waarvan de eerlijkheid mij gebiedt te zeggen dat niet alles uw verantwoordelijkheid is. Het is niet de eerste keer dat ik u dat opmerk. Het gaat om een wet van 2006, dus van meer dan vijftien jaar geleden. Mevrouw De Wit heeft daarnet een heel gedetailleerd overzicht gegeven. Ik zal dat niet herhalen.

Mijnheer de minister, u wilt nu opnieuw de bepalingen inzake de strafuitvoering voor vrijheidsstraffen van drie jaar of minder uitstellen. Bijzonder erg is dat u ditmaal zelfs verder gaat dan het geval was met de vorige uitstellen. U hebt aangekondigd dat u in fases wil werken: een uitstel van 1 juni 2022 tot 1 september 2022 voor de veroordeelden met een totaal aan vrijheids­straffen van meer dan twee jaar en een uitstel tot uiterlijk 1 september 2023 voor de veroordeelden met een straftotaal van twee jaar of minder.

1 juni blijkt volgens u niet haalbaar te zijn om diverse redenen. Voor het grootste gedeelte zijn dit echter drogredenen, zoals plaatsgebrek en de huidige overbevolking. Het laten uitvoeren van vrijheidsstraffen van drie jaar of minder zal volgens u "leiden tot een toename van het aantal gedetineerden in onze gevangenissen. Die te verwachten toename van de gevangenisbevolking, de huidige omstandigheden van overbevolking, en zonder flankerende maatregelen, zal echter talloze problemen veroorzaken en zou dan ook menselijk gezien onverantwoord zijn." Dit argument is nu echt niet meer geloofwaardig. Het plaatsgebrek en de overbevolking in onze gevangenissen is geen nieuwe probleem. Dat is hier en in commissie al talrijke malen aangekaart. Het is een oud zeer. Al meer dan dertig jaar geleden was dit een probleem, dat tot op vandaag nog steeds niet is opgelost. Al decennialang is er in onze gevangenissen sprake van overbevolking en van het daaraan gekoppelde risico op mensonwaardige detentieomstandigheden. Het is geen nieuw gegeven dat gedetineerden in een cel bestemd voor vier personen met acht personen verblijven en moeten slapen op een matras op de grond. Dit is al lang een feit. Dertig jaar geleden was dat al een gegeven, lang voordat u de bevoegde minister was. Dit is dus geen reden om een zoveelste uitstel te verantwoorden.

Al lange tijd zijn de detentieomstandigheden in verschillende van onze gevangenissen mensonwaardig. Dan verwijst u tijdens de bespreking in de commissie naar het recente besluit van de burgemeester van Antwerpen dat volgens een strak tijdpad een maximumcapaciteit oplegt aan de gevangenis van Antwerpen. Ook dit besluit is geen reden om dit wetsontwerp te verantwoorden. De burgemeester doet wat hij moet doen, zeker met de zomer in het vooruitzicht. Dat mag u niet aangrijpen als argument om dit wetsontwerp te verantwoorden. U kende het probleem van de overbevolking toen u op straffe wijze aankondigde dat alle straffen, ook de korte gevangenisstraffen, zouden worden uitgevoerd.

De vraag die hierbij mag worden gesteld in dit halfrond is de volgende. Waarom hebt u dit dan beloofd? En vooral, zal dit probleem, zal het capaciteitsprobleem nu opgelost zijn tegen 1 september 2022? Collega's, een antwoord heb ik tijdens de bespreking in de commissie niet gekregen.

Mijnheer de minister, welke wonderoplossing gaat u uit uw hoge hoed tevoorschijn toveren om ervoor te zorgen dat er tegen 1 september wel voldoende capaciteit zal zijn? Als u eerlijk bent, weet u nu reeds dat dit niet het geval zal zijn.

In uw toelichting lees ik dat het “toelaten dat de toename van de gevangenisbevolking zich voltrekt in de huidige omstandigheden van overbevolking en zonder flankerende maatregelen talloze problemen zal veroorzaken en menselijk gezien onverantwoord zal zijn.” Dat is juist, daarin treed ik u volledig bij. Maar aan welke flankerende maatregelen denkt u dan? Wat gaat u ter zake realiseren tegen 1 september?

Er komen nieuwe gevangenissen. Dat is juist. Daarin hebt u trouwens ook onze steun, dat weet u. Maar deze zullen niet tegen 1 september volledig afgewerkt en gebruiksklaar zijn. De gevangenis in Haren bijvoorbeeld, goed voor ongeveer 1.190 plaatsen, zal pas ten vroegste in de herfst klaar zijn. Bovendien weet u ook dat de ingebruikname van Haren nog enige tijd in beslag zal nemen. Deze is dus niet klaar tegen 1 september. Hetzelfde geldt voor de nieuwe gevangenis in Dendermonde, goed voor ongeveer 450 plaatsen. Als daar alles naar wens verloopt, zal deze klaar zijn tegen november, dus ook niet 1 september.

Hetzelfde geldt voor de detentiehuizen. De verwezenlijking van uw aankondiging om dit jaar vijftien detentiehuizen te openen is verre van gerealiseerd, integendeel, en zal ook niet tegen 1 september gerealiseerd zijn. Dat zult u ook eerlijk moeten toegeven, mijnheer de minister.

Met andere woorden, de argumenten van nieuwe gevangenissen en detentiehuizen bieden geen antwoord op de fundamentele vraag of uw probleem tegen 1 september zal opgelost zijn.

Ook de Raad van State stelt de vraag of dit korte uitstel realistisch en geloofwaardig is. Op zulke korte tijd, 3,5 maand, kunt en zult u er niet in slagen om voldoende flankerende maatregelen in de praktijk te realiseren om ervoor te zorgen dat de situatie in onze gevangenissen menselijk gezien beter wordt. Met andere woorden, in tegenstelling tot uw verklaring in de commissie, dreigt u het pad van het uitstel wel verder te zullen moeten bewandelen, ook na 1 september.

Mijnheer de minister, beseft u eigenlijk wel dat dit wetsontwerp ook bijzonder demotiverend is voor de rechters die op het terrein de strafwet moeten toepassen? Waarom blijft u straffen, opgelegd door de rechter, negeren? Dat is een vraag die men meer en meer openlijk stelt. De vrees is dan ook terecht dat de rechters zelf zullen ingrijpen en ervoor zullen zorgen dat er wel daadwerkelijk gevangenisstraffen kunnen worden uitgevoerd wanneer de rechter meent dat een gevangenisstraf de correcte bestraffing vindt, en daarom een hogere straf oplegt. Dit ontwerp zal opnieuw aanleiding geven tot strafinflatie. Met andere woorden, dit wetsontwerp zal geen weerslag hebben op de gevangeniscapaciteit, en hiermee zal het probleem van de overbevolking niet opgelost geraken.

In uw toelichting verwijst u naar wetswijzigingen die actueel in bespreking zijn en die tot doel hebben de sociale re-integratie van de veroordeelde gedetineerden te bevorderen, zo een betere uitstroom uit de gevangenis mogelijk te maken, en die zo een gunstig effect kunnen hebben op de overbevolking. U verwijst bijvoorbeeld naar wijzigingen aan de wet inzake de externe rechtspositie van gedetineerden. Welke andere wetswijzigingen u plant, is niet echt duidelijk. In elk geval, de aangekondigde wetswijzigingen zijn ook geen verantwoording voor een nieuw uitstel. Bij mijn weten zijn de teksten er nog niet. De vraag rijst wanneer het Parlement ze mag verwachten. Dat zij nog voor het reces besproken kunnen worden, is niet realistisch. En dus zullen zij ook niet van toepassing zijn op 1 september.

Dan over de oorlog in Oekraïne. Na het corona-excuus, dat het vorige excuus moest rechtvaardigen, is er nu een nieuw excuus, dat niet mag ontbreken. Gebouwen die in aanmerking konden komen voor nieuwe detentiehuizen worden nu ingevuld voor de opvang van oorlogsvluchtelingen uit Oekraïne. Zo stelt u althans. Sta mij toe te zeggen dat de situatie in Oekraïne werkelijk bijzonder ernstig is en dat het onze plicht is vluchtelingen uit dit oorlogsgebied een goede opvang te geven. Dit argument aanwenden in dit dossier, is echter geen ernstig en correct argument.

In de toelichting lees ik het volgende: “dat het wel zeer denkbaar is dat locaties die potentieel in aanmerking kwamen als alternatieve detentiecapaciteit voor kortgestraften, nu eerder zullen worden benut voor het lenigen van de opvangnood voor Oekraïense vluchtelingen.” Wij kregen echter geen duidelijkheid over welke locaties het concreet gaat en evenmin over de wijze waarop dat de creatie van alternatieve detentiecapaciteit vertraagt.

Wat de detentiehuizen betreft, heb ik u ondervraagd en u wilde niet mededelen welke locaties er nu in de pijplijn zitten, want dat zou volgens u onmiddellijk leiden tot protest op het terrein. In uw toelichting stelt u echter dat u op 1 april 2022 een lijst met beschikbare panden hebt voorgelegd aan de ministerraad, die blijkbaar zijn akkoord heeft gegeven voor de aankoop, renovatie en ingebruikname van detentiehuizen. Er is dus blijkbaar een beslissing genomen. Het Parlement en bij uitbreiding de bevolking hebben het recht de inhoud van die beslissing te kennen. Ik had dan ook graag geweten over welke locaties het gaat, wat de concrete timing is en vooral – het is positief dat de bevoegde minister aanwezig is, want zo kunnen wij ook ineens uw antwoord horen – of er voldoende budgetten ter beschikking zullen zijn.

Met het voorliggende wetsontwerp werkt u met een vernieuwde aanpak. U voorziet in een gefaseerde aanpak, zoals ik daarnet al zei. Ook hiermee kunnen wij onmogelijk akkoord gaan. U geeft aan, ik citeer: “Er wordt voorzien in een gefaseerde inwerkingtreding die afgestemd is op de capaciteit die naar redelijke verwachting beschikbaar zal zijn op de respectieve data van inwerkingtreding en zal toelaten de impact op de totale gevangenispopulatie te beperken.” Ook dat is geen correcte motivatie en is eigenlijk heel vaag geformuleerd. Wat houdt dat immers in, de capaciteit die naar redelijke verwachting beschikbaar zal zijn? Op basis van welke criteria geeft u een invulling aan de redelijke verwachting? Ook op die vraag heb ik geen duidelijk antwoord gekregen tijdens de bespreking in de commissie. Wat als die capaciteit nu eens niet naar redelijke verwachting beschikbaar zal zijn? Zult u dan opnieuw terugkomen naar het Parlement na 1 september om een zoveelste uitstel te vragen?

Ik heb u al gewaarschuwd, maar ik herhaal nogmaals dat u die bijkomende capaciteit tegen 1 september niet zult hebben. Ik had het samen met u anders gewild, maar dat zal helaas niet het geval zijn.

Gevangenisstraffen onder de zes maanden zullen zelfs niet meer worden uitgevoerd. In het advies van het College van procureurs-generaal wordt er gesproken over een zeer gevaarlijk precedent. Ook met deze aankondiging kan onze fractie niet akkoord gaan. U hebt in dat verband namelijk beloftes gedaan als minister. Ik haal enkele citaten aan om uw straffe beloftes te bewijzen: "Wie vijftien dagen cel krijgt, zal die effectief moeten uitzitten." Dat zei u in een interview in De Morgen in juni 2021. "Daarnaast voeren we alle korte straffen uit, zodat we een einde maken aan het gevoel van straffeloosheid." Die uitspraak komt niet uit een kranteninterview of één of ander artikel, ze staat in uw beleidsnota van oktober 2021. Dat zijn slechts twee voorbeelden, ik kan hier een veel langere lijst voorlezen.

Het regeerakkoord stipuleert eveneens duidelijk dat ook de korte straffen uitgevoerd zullen worden, omdat de strafuitvoering problematisch blijft zolang dat niet gebeurt. In dat laatste hebt u gelijk, maar voeg dan de daad bij het woord. Van een beleidsmaker mag de bevolking verwachten dat hij woord houdt en de daad bij het woord voegt. Helaas is dat blijkbaar te veel gevraagd.

Als argument gaf u aan – nu komt het helemaal – dat gevangenisstraffen onder de zes maanden al sinds 1970 niet worden uitgevoerd. Dat klopt, dat feit kan ik onderschrijven. Dat feit was u toch ook al bekend toen u uw aankondigingen deed? Het is geen nieuw gegeven. Waarom hebt u de uitvoering van korte straffen dan beloofd en met de bevolking gecommuniceerd? Waarom hebt u aangekondigd dat wie vijftien dagen cel krijgt, die ook effectief moet uitzitten? Geef toe, dat klinkt heel mooi voor het publiek, maar de burger, de bevolking, mag verwachten dat uw aankondigingen ook worden gerealiseerd.

Schrik dan niet, mijnheer de minister, als u wordt omschreven als de minister van Aankondigingen, zonder concrete realisaties.

Mijnheer de minister, wat gaat u doen met de vervangende gevangenisstraffen van zes maanden of minder voor iemand die bijvoorbeeld zijn boete niet betaalt of iemand die de voorwaarden voor de alternatieve gevangenisstraf niet naleeft? Zullen die mensen ook vrijuit mogen gaan? Dan wordt straffeloosheid helemaal de regel.

U verwijst ook naar het reeds lang aangekondigde nieuwe Strafwetboek, waaraan blijkbaar de laatste hand wordt gelegd. Een concrete timing hebt u niet gegeven toen ik u hierom vroeg, maar u hebt wel al meegedeeld dat dit nieuwe Strafwetboek niet langer in straffen van minder dan zes maanden zal voorzien. De vraag die hierbij mag worden gesteld, is of er hierover al zekerheid bestaat. Is hierover eensgezindheid binnen de regering? Ik ben benieuwd. Ik heb in ieder geval begrepen dat de besprekingen nog steeds lopen. In ieder geval zijn er nog geen teksten ter beschikking, zoveel is duidelijk.

Verder, hoe zit het nu met de vervroegde invrijheidsstelling COVID-19, een gunstmaatregel waarmee gedetineerden zes maanden voor hun strafeinde de gevangenis mogen verlaten? Ook al hebben we op deze maatregel toen kritiek geuit, toch konden we hiervoor nog enig begrip opbrengen gezien de gezondheidssituatie in volle coronacrisis. Vandaag kan u deze gunstmaatregel, die u enkel gebruikt in een poging om een antwoord te bieden op de overbevolking, niet langer verantwoorden. U kunt die niet verantwoorden tegenover de samenleving, niet tegenover de slachtoffers en zeker niet tegenover de rechters die in eer en geweten een straf opleggen, na een grondige studie van het strafdossier. Ook dit zal opnieuw aanleiding geven tot strafinflatie.

Wat mij ook stoort is dat u de Gemeenschappen opnieuw niet hebt betrokken bij dit wetsontwerp. U weet maar al te goed dat de strafuitvoering ook gevolgen heeft voor hen en dat overleg hierover belangrijk is. Waarom blijft u dit keer op keer negeren?

Mijnheer de minister, die handelwijze is weinig geloofwaardig als u wil dat de burger opnieuw vertrouwen krijgt in de politiek en in Justitie. Het gaat hier werkelijk om een ondermijning van de politieke geloofwaardigheid.

Ik ben niet de enige die daar zo over denkt. Ik durf hier te verwijzen naar het uitvoerige advies van de Raad van State, dat bijzonder duidelijk is. Ik citeer nogmaals: "Deze werkwijze van de wetgever is kwalijk aangezien ze de kenbaarheid en voorzienbaarheid van de wetgeving ondermijnt. Het legaliteitsbeginsel in strafzaken, dat niet enkel een formeel maar ook een materieel karakter heeft, vereist dat de wet beantwoordt aan bijzondere vereisten van nauwkeurigheid, duidelijkheid en voorzienbaarheid. In het bijzonder wetten die betrekking hebben op het opleggen van straffen en de uitvoering ervan moeten beantwoorden aan de rechtsstatelijke kwaliteiten van kenbaarheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid in de toepassing die men er in een rechtsstaat mag van verwachten. In het licht hiervan moet de wetgever op een doordachte, realistische en geloofwaardige wijze de datum van inwerkingtreding vastleggen."

Het is duidelijk dat de Raad van State besluit dat de huidige regering niet op een doordachte, realistische en geloofwaardige wijze de nieuwe datum vastlegt.

Ik heb in de commissie ook geen antwoord gekregen op de vraag op welke wijze u zal aantonen dat de thans voorgestelde uiterste data van inwerkingtreding voldoen aan de rechtsstatelijke beginselen. Ik heb evenmin antwoord gekregen op mijn vraag op welke manier u antwoordt op de vraag van de Raad van State, om aan te tonen dat de nieuwe data van inwerkingtreding realistisch en geloofwaardig zijn.

Collega's, verwijzen naar bijkomende capaciteit onder de vorm van detentiehuizen, waarvan ik al heb opgemerkt dat ze er niet zullen zijn tegen 1 september 2022, en naar een structurele uitbreiding van de capaciteit in de klassieke gevangenissen, die ook niet zal zijn gerealiseerd tegen 1 september 2022, is geen afdoende antwoord.

Mijnheer de minister, er is meer. Tijdens de bespreking in de commissie hebt u echt in uw kaarten laten kijken over de manier waarop u de toekomstige invulling van uw straffer justitiebeleid ziet bij de hervorming van het Strafwetboek.

De gevangenisstraf moet veeleer de uitzondering dan de regel zijn. Dat heb ik gehoord. In de regering is er blijkbaar ook al een akkoord om geen gevangenisstraffen van minder dan zes maanden in de wet op te nemen.

Collega's, luister goed, want nu komt het.

Mijnheer de minister, ik citeer u letterlijk: "Dit land is veel te repressief en doet te veel aan steekvlampolitiek, wat de bestraffing betreft." Dat hebt u letterlijk verklaard in de commissie.

Dat zijn toch wel bijzonder straffe woorden voor een minister van Justitie, en zeker voor een minister van Justitie die Justitie straffer wil maken. Te repressief, leg dat maar eens uit aan de vele slachtoffers van diefstallen met geweld, van afpersing, van gewapende misdrijven, van verkrachting, van terroristische aanslagen, van groot banditisme dat vaak meteen mensenlevens eist enzovoort. Leg dat maar eens uit aan de rechters die op basis van een dossier weloverwogen en in eer en geweten oordelen, met kennis van zaken, en zo trachten de juiste straffen uit te spreken. Leg dat maar eens uit aan de leden van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters en de leden van de federale gerechtelijke politie die dag in dag uit met veel te beperkte manschappen en middelen de zware criminaliteit moeten opsporen en een dossier moeten samenstellen op basis waarvan de vervolging kan gebeuren, maar vandaag in steeds meer zware dossiers, bijvoorbeeld van zwaar banditisme, verdachten noodgedwongen vrijuit moeten laten gaan bij gebrek aan onderzoekscapaciteit en die de strijd tegen de georganiseerde misdaad dreigen te verliezen. Dat zijn letterlijke getuigenissen gisteren in de gemeenschappelijke commissie voor Binnenlandse Zaken en Justitie. Dat is de realiteit op het terrein, getuige de noodkreet van de top van het openbaar ministerie, de federaal procureur, het hoofd van de FGP. Zij spreken met kennis van zaken op het terrein. Dit is wel iets helemaal anders dan uw bewering dat dit land veel te repressief is.

De Vlaams Belangfractie is radicaal tegen dit wetsontwerp. Wij kunnen onmogelijk akkoord gaan met het zoveelste uitstel. De niet-uitvoering van straffen leidt alleen tot meer straffeloosheid. Dat zijn niet alleen mijn woorden, maar ook een belangrijke waarschuwing van het College van procureurs-generaal. Een opgelegde straf moet worden uitgevoerd, met de nodige begeleiding binnen de gevangenis en dit met het oog op de re-integratie in de samenleving. Alleen op deze wijze kan een straf effect sorteren.

Dit wetsontwerp druist opnieuw in tegen uw talrijke ronkende aankondigingen om Justitie straffer te maken, zoals u hebt beloofd en waarover er al een eerste wet in dit Parlement werd aangenomen. U hebt toen aangekondigd dat er nog verschillende wetten zouden volgen. U hebt toen een vergelijking gemaakt met de potpourriwetten uit de vorige legislatuur.

Ik hoop in elk geval dat dit wetsontwerp niet in dit rijtje thuishoort, want dat zou een bijzonder merkwaardige invulling zijn om Justitie straffer te maken. Dit is nogmaals een verbreking van uw belofte om alle straffen, ook de korte, uit te voeren. Dat kunnen wij onmogelijk steunen.

Mijnheer de minister, als u niet als de minister van Aankondigingen wil worden herinnerd, dan wordt het dringend tijd om het geweer van schouder te veranderen.


Philippe Goffin MR

Monsieur le ministre, chers collègues, ce ne sera pas une surprise quand je vous dirai que le groupe MR soutiendra évidemment votre texte. Nous l'avons fait en commission. Nous avons eu l'occasion de nous expliquer longuement sur ce sujet. Mme De Wit a brillamment rappelé les faits historiques depuis 2006. C'est vrai que cela fait longtemps, dans un État de droit. Quand on vote une loi, on se dit que celle-ci entre en application et est exécutée. Ce n'est pas de votre faute si cette loi n'a pas été exécutée. C'est un peu la faute de tous les gouvernements successifs. C'est surtout, je crois, la faute du principe de réalité.

Est-ce une faute d'être confronté à la réalité ou est-ce une sagesse de regarder la réalité en face? Nous sommes évidemment tous favorables à l'exécution des peines. Personne ne va contester cela, pour plusieurs raisons. D'abord, le sentiment d'impunité n'est pas un bon sentiment dans le chef de celui qui a commis un délit. Personne ne va le contester. Dans le chef de la victime, il est tout à fait désagréable d'imaginer qu'une personne qui a été condamnée se retrouve en liberté sans que la peine qui lui a été infligée ne soit appliquée; personne ne va contester cela.

Il est aussi évident que les forces de l'ordre, les juges, les magistrats qui ont été confrontés, dans le cadre de leur travail, à ce type de comportements, doivent être frustrés quand des peines ne sont pas exécutées. Personne ne va contester cela.

Et puis, il y a le principe de réalité. Je l'ai dit en commission. Il est normal que, quand vous avez pris votre mandat vous ayez dit, comme d'autres ministres avec d'autres majorités, que cette fois vous alliez y aller, que cette fois-ci, vous alliez le faire, et que les peines allaient être exécutées: "Comptez sur moi!". Et je pense qu'effectivement, vous avez fait le maximum pour y arriver. On s'était même donné une clause de rendez-vous. C'était lorsque, pour des raisons liées au covid – que Mme De Wit a contestées, en tout cas pour partie –, je vous avais dit que je n'étais pas sûr que l'on y arriverait parce qu'une série de réalités allaient sans doute nous mettre à nouveau face à un report et qu'il serait dommage que, pour l'exécution de courtes peines dont la symbolique et l'effet sont très forts, nous rations ce rendez-vous. Vous avez donné une clause de rendez-vous. Le rendez-vous est arrivé. Vous avez décidé de reporter partiellement, dans un délai plus ou moins court pour ce qui est des peines de deux à trois ans, dans un délai un peu plus long pour les autres.

Je vous avais demandé en commission de réexpliquer le fait que vous ayez dissocié les types de peines – vous avez sans doute des informations que nous n'avons pas – pour justifier cette entrée en vigueur un peu différenciée, qui arrive enfin. J'ai fait, comme je vous l'ai dit, mon travail de parlementaire. Je suis donc allé à la prison de Lantin, du bon côté. J'ai rencontré la direction qui m'a dit qu'ils n'étaient pas prêts.

La prison de Lantin, c'est un peu plus de 900 détenus. À la base cette prison est conçue pour accueillir un détenu par cellule, ce que l'on appelle les "monos". La réalité veut malheureusement qu'une cellule accueille deux détenus. C'est un fait.

Les acteurs de terrain m'ont demandé si je pensais qu'on envoyait un bon signal en incarcérant quelqu'un, pour une courte peine, alors que les conditions optimales ne sont pas réunies si on veut éviter que cette personne ne ressorte de la prison moins bonne que lorsqu'elle y est entrée? Est-on dans les bonnes conditions pour qu'une personne qui doit exécuter une courte peine ne récidive pas? Être emprisonné pour la première fois, même pour une courte peine, peut avoir un impact – en particulier sur les gens plus ou moins honnêtes. Les autres considèreront qu'après avoir exécuté leur peine, ils passeront peut-être à autre chose.

Comme je l'ai déjà dit en commission, il est très important d'être prêts lorsque vous déciderez de faire exécuter ces peines dans des délais très courts.

Vous avez dit qu'il était compliqué d'avoir des maisons de détention parce que les bourgmestres qui sont contactés n'y sont pas très favorables. Je suis bourgmestre. D'autres bourgmestres, comme Sophie De Wit, sont présents dans cette assemblée. Il faudrait pouvoir organiser un débat sur la question de savoir pourquoi les bourgmestres se montrent un peu réticents, même si on a déjà eu l'occasion d'avoir ce débat avec le secrétaire d'État. Cela s'explique notamment par le fait qu'ils doivent se décider tout de suite. Mais une telle décision ne se prend pas aussi rapidement. Pourquoi? Parce qu'un débat doit pouvoir avoir lieu au sein de la commune concernée. Peut-être ratez-vous un échelon dans le cadre de la discussion? Lorsque vous venez avec une telle proposition – je pense que mes collègues bourgmestres ne me contrediront pas –, des mesures d'accompagnement devraient être prévues. Il faut expliquer à la population les raisons de l'installation d'une maison de détention, mais aussi les avantages qu'elle pourra en retirer.

En tant que bourgmestre, j'ai rarement été interrogé sur les raisons qui motivaient le fait que je n'étais pas très favorable à l'installation de ce genre de maison ou que j'étais favorable tout en ne disposant pas des possibilités pour ce faire. Il serait intéressant de mener une réflexion avec les acteurs locaux pour mieux comprendre pourquoi il est tellement difficile de mettre en place ces maisons de détention qui font partie de la solution, même si ce n'est pas la seule solution.

Le nouveau Code pénal est à nos portes. Nous ne pouvons pas rater ce rendez-vous.

Les juges ont à leur disposition un panel de peines assez intéressant, conformément à l'évolution de notre société. C'est une bonne chose. En clair, il faudra réfléchir à la raison d'être ou non de la prison, ainsi qu'au sens et à l'utilité d'une peine. Il reste encore beaucoup de travail. Ce serait dommage de bâcler ce dossier, sous prétexte que nous voudrions répondre à une demande de l'opposition qui, forcément, joue son rôle en nous reprochant de ne pas avoir tenu toutes nos promesses.

Selon moi, être sage, ce n'est pas être faible. Au contraire, cela permet parfois de franchir correctement le pas à l'égard de la société que nous représentons.


Koen Geens CD&V

Mijnheer de minister, beste collega's, het is niet mijn gewoonte om op het podium te gaan staan, maar uit solidariteit met de collega's meende ik dat het passend was u vanaf dit spreekgestoelte toe te spreken.

Mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris, mevrouw de voorzitster, op het einde van de vorige legislatuur hebben wij inderdaad, zij het met een minderheid en met een vrij verenigde oppositie, mevrouw Van Cauter het voorrecht gegeven het wetsvoorstel dat vandaag wordt voorgesteld in te dienen. Ik herinner mij dat wij toen zelfs de PS overtuigd hebben, wat niet zo eenvoudig was toen die in de oppositie zat.

Het was een grote zorg van mevrouw Van Cauter sinds het begin van de legislatuur. Ik zeg dit omdat zij vandaag de gelukkige gouverneur is van de beste provincie van het land, althans die waar het mooiste Nederlands wordt gesproken.


Peter De Roover N-VA

(…)


Koen Geens CD&V

Mijnheer De Roover, u vergist zich, het gaat niet over Antwerpen.

Mevrouw Van Cauter heeft op dat ogenblik gezegd dat wij de korte straffen gingen uitvoeren. Zij was echter ook diegene die bij het begin van de nieuwe legislatuur tegen de nieuwe minister van Justitie zei dat we in het nieuwe strafrecht geen straffen zouden opleggen van minder dan een jaar. Dat waren twee strijdpunten van mevrouw Van Cauter. Mocht zij hier zijn, zou zij bevestigen wat ik zeg.

Mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris, ik was daarstraks getroffen door wat mevrouw De Wit zei over de rechterlijke macht. Die zegt bepaalde dingen, ook in Kortrijk naar verluidt, en wordt dan niet gevolgd door de uitvoerende macht. Ik heb aan de kant van de uitvoerende macht gezeten. Ik kan u zeggen, beste collega's, dat het gemakkelijker is om in de wetgevende macht te zitten dan in de uitvoerende macht. Onder de minister zit daar een administratie die, zeker wat het gevangeniswezen betreft, onvoorstelbaar hard werkt. Mijn empathie vandaag gaat in de eerste plaats naar die mensen. Zij krijgen oekazes van overal en moeten proberen met een te beperkte capaciteit het gevangeniswezen te runnen.

De dag waarop wij geen 35 of 40 gevangenis­directeurs meer vinden die bereid zijn om dag en nacht te werken, hebben wij in dit land een serieus probleem. Wij zouden die gevangenisdirecteurs dus beter goed verzorgen. Net als de magistraten, parlementsleden en ministers zijn dat immers mensen van goede wil.

Mijnheer de minister, ik hoor dat u misschien met flankerende maatregelen zult komen. Daarover zou ik iets willen zeggen, dat misschien toch niet onbelangrijk is. Het is heel gemakkelijk om het steeds opnieuw voor te stellen alsof de uitvoerende macht het gat moet dichtrijden. Ik ga zeven mogelijke flankerende maatregelen geven en bekijken, heel snel.

Ten eerste, de voorlopige hechtenis. Reeds zowat 20 jaar zeggen wij dat de voorlopige hechtenis de grote oorzaak is van de overbevolking. Wat heeft de wetgever daaraan tot nog toe gedaan, collega's? Niets. De wetgever huivert ervoor om de voorlopige hechtenis in de duur te beperken, in functie van de duur van de straf die op het misdrijf staat. Degene die als minister of expert het woordje quota in de mond durft te nemen, wordt vriendelijk wandelen gestuurd. Als het vriendelijk is, valt het nog mee. Nochtans ligt het voor de hand dat als men de bevolking in de arresthuizen niet kan regelen en daar voortdurend met een zware overpopulatie zit, er zich situaties voordoen zoals in de Tour de Lantin. Als wij de voorlopige hechtenis niet aanpakken op wetgevend vlak, wat men in vele landen doet, dan zal het probleem van de overbevolking van de gevangenissen niet opgelost raken, hoeveel gevangenissen de heer Michel ook nog droomt te zetten in de toekomst.

Ten tweede, een zaak die wij ook helemaal aan de rechterlijke macht hebben toevertrouwd sedert de zaak-Dutroux, is de voorwaardelijke invrijheidstelling. Wij stellen ook opnieuw dat de duur van de straf die effectief moet worden uitgevoerd zeker niet verkort wordt en als het enigszins mogelijk is verlengd wordt, ook met de veiligheidsperiode of beveiligingsperiode. Collega's, dat is een hervorming waarvan ik mij herinner dat ik ze nog heb doorgevoerd.

De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt door de strafuitvoeringsrechtbanken, dat is ook weer de rechterlijke macht, spaarzaam gebruikt. De psychosociale diensten in onze gevangenissen zijn op dat stuk ook angstiger dan vroeger om voorwaardelijke invrijheidsstellingen voor te stellen, aangezien er nooit gevangenen mogen vrijkomen die eventueel iets verkeerd zullen doen. Wij vergeten echter dat als gevangenen hun straf geheel uitzitten zonder dat zij worden opgevolgd tijdens hun straf en per definitie niet na hun straf – de vrijheid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is heilig –, de veiligheid daarmee nog veel minder gediend is dan met een voorwaardelijke invrijheidsstelling onder voorwaarden, waarvan de opvolging tot lang na de vrijlating kan duren.

Dat debat is hypocriet, net zoals dat van de voorlopige hechtenis. Als wij aan die factoren sleutelen door een maatschappelijk klimaat te creëren dat ietsje toleranter is, dan kan er veel gebeuren. In sommige rechtsgebieden, provincies of arrondissementen, of hoe het ook heet in de nieuwe wet tot hervorming van het gerechtelijk landschap, durft men de enkelband niet te gebruiken om de voorlopige hechtenis uit te voeren. Bij gelegenheid kan ik die rechtsgebieden opnoemen, maar ik zal dat niet nu op het spreekgestoelte doen.

Ten derde, ik heb ooit wat sympathie gehad voor de maatregel van het verlengd penitentiair verlof, dat eventueel met wisselende weken kan worden toegepast. Mijnheer de minister, misschien kunt u dat eens bekijken op het moment dat u flankerende maatregelen toepast. Op die manier kunnen betrokkenen zich voorbereiden op de arbeidsmarkt en ondertussen nog delen van hun straf uitzitten, zodat de doelstellingen re-insertie, resocialisering en straf worden gecombineerd.

In een vierde punt kom ik tot de alternatieve straffen. Die soupape zou men veel gretiger kunnen gebruiken. Mevrouw De Wit, die ik goed heb beluisterd, deelde mee dat het om een Vlaamse bevoegdheid gaat. Welnu, ik zou blij zijn met die bevoegdheid, want zo kan men in Vlaanderen een eigen strafuitvoeringsbeleid voeren, gesneden op maat van de betrokken gedetineerden.

Ten vijfde, pleit ik voor niet te veel korte gevangenisstraffen. U zult mij proberen te overtuigen, mijnheer de minister, straks of op een later tijdstip, van het feit dat het zinvol is om in het nieuwe Strafwetboek straffen van minder dan een jaar in te schrijven. Voor mij is dat voorlopig nog altijd een trauma, want daarop is het Strafwetboek in de vorige legislatuur gesneuveld. Er was een draagvlak om geen straffen van minder een jaar meer op te leggen. Vandaag durft een centrumlinkse regering – dat mag ik toch zeggen, ik ben van het centrum, maar ze is toch centrumlinks – niet komen met straffen van minimaal een jaar. Hoe moet ik in 2022 begrijpen dat een aantal partijen hiervoor geen lans breken? Ik zal dat begrijpen, mijnheer de minister. U zult mij overtuigen. Het is mij aangekondigd dat u dat zult doen en zoals altijd luister ik naar de regering en volg ik haar met veel liefde.

Ten zesde, het exporteren van op het grondgebied niet regelmatig gekomen gevangenen naar het moederland via gesloten asielcentra is een belangrijke manier om onze gevangenissen een beetje te legen.

Mijnheer de minister, eerlijk gezegd, ik volg niet alles, het is ook niet zo gemakkelijk, maar ik ben op een bepaald ogenblik in de vorige legislatuur aan tienduizend gevangenen geraakt. Ik zou graag begrijpen waarom het er vandaag elfduizend zijn. Wellicht is dat omdat ik veel te tolerant was, omdat ik totaal niet repressief was, maar ik zat in een centrumrechtse regering, dacht ik. Ik was ook van het centrum op dat moment en ik ben dat vandaag nog altijd.

Ten zevende, alles waarover het hier gaat, heeft te maken met capaciteit en daarom ben ik zo blij dat u vandaag in tandem bent gekomen en dat we de staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen mogen begroeten. We hebben vele masterplannen geactualiseerd en we zijn gekomen op een capaciteit van 10.500. Dat is de doelstelling.

Vandaag worden de gevangenissen te Haren en te Dendermonde voltooid. Ik heb het al in de commissie voor Justitie gezegd, mijnheer de staatssecretaris. Ik moet het vandaag herhalen om rechtvaardig te zijn. Ik vind dat het veel te traag gaat. Ik vind dat het bouwbeleid veel te traag gaat. Ik zat in de vorige regering, zoals u weet. Ik heb toen alles gedaan om in het Luikse grond te vinden waar men Lantin zou kunnen vervangen. Ik heb daar nog met bepaalde leden van de toenmalige meerderheid bezoeken gebracht. Ik heb tientallen telefoons gedaan met politici uit de streek. Ik begrijp dat er vandaag in het Luikse nog altijd geen grond is gevonden om een nieuwe gevangenis te bouwen, terwijl elke minister die Lantin bezoekt, dringend naar huis moet om 's avonds een klein glas te drinken. Kan u zich voorstellen wat het is om in Lantin directeur te zijn? We kunnen veel spreken over de magistratuur, mevrouw De Wit, we kunnen veel spreken over de uitvoerende macht, maar wat is het om in Lantin directeur te zijn, in dat windgat! U hebt het recent nog bezocht met de commissie tegen Foltering van Straatsburg. Lantin is een aanfluiting voor ons land. Het werd gebouwd midden jaren zeventig en is dus veel jonger dan ik, maar het ziet er veel slechter uit. Het is een schande dat er nog geen plaats gevonden is, excuseer mij dat ik het zeg, voor heel de provincie Luik en voor de regering erbij. Mons is in een verschrikkelijke staat. Van Verviers spreekt men al lang. Paifve, verschrikkelijke staat. Aalst. Collega D'Haese is er niet, dus ik zal er deze keer niets van zeggen. Leopoldsburg, gepland in 2012. Het is 2022, collega's! Leopoldsburg wil een gevangenis. Dat is een stad die een gevangenis wil! Tien jaar.

Ik heb collega Goffin, doorgaans en ook nu een wijs man, horen zeggen dat het belangrijk is dat de regering ter plaatse gaat en de burgemeesters overtuigt. Het is belangrijk dat zij de burgemeesters overtuigt en compensaties geeft, draagvlak zoekt en bewerkstelligt dat men meewil, coûte que coûte. Het is niet van op deze kansel – daarom ben ik hier gaan staan – dat men decreteert dat er in Verviers een gevangenis moet komen. Er waren namelijk parlementsleden die mij tijdens de vorige regeerperiode elke week vroegen wanneer de gevangenis er kwam. Men moet het ter plaatse doen. Ik smeek u, ook in verband met de nieuwe detentiehuizen, dat u probeert om op lokaal niveau mee draagvlak te zoeken. Elke partij, elke minister en elke burgemeester zal hiervoor uit zijn kot moeten komen.

Ik heb in de vorige commissiedebatten minister Van Quickenborne horen zeggen dat wij in dit land veel te repressief zijn. Ik stel vast dat hij ook naar mijn centrum opschuift. Ik vind dat ook. Als u echter de detentiehuizen effectief wil gebruiken om detentieschade te voorkomen bij kortgestraften is het de hoogste tijd dat we eraan beginnen. Daarover gaat het namelijk, men wil vermijden dat kortgestraften al detentieschade zouden oplopen bij hun eerste bestraffing. Ik doe een warme en gemeende oproep tot u allemaal en in het bijzonder tot u, collega's minister en staatssecretaris bevoegd voor de materie, om de flankerende maatregelen te nemen die rechtvaardigen dat wij vandaag nogmaals een uitstel stemmen.

Het zal misschien niet het laatste zijn. Ik weet het niet. Ik heb altijd mededogen met een administratie die zegt dat het niet lukt. Het is echter de hoogste tijd dat de mensen op het terrein zien dat er wordt gebouwd en dat we de rechterlijke macht op een aantal punten indicaties geven dat er grenzen zijn aan de eindeloze verlenging van zaken zoals de voorlopige hechtenis en aan het minder gebruiken van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Ik hoop dat u daarvoor de kracht vindt. Op mijn steun mag u rekenen.


Nabil Boukili PVDA | PTB

Madame la présidente, monsieur le ministre, une fois n'est pas coutume, je vais soutenir votre projet de report. Au groupe PVDA-PTB, nous le soutiendrons car nous sommes opposés à cette politique visant à exécuter les courtes peines de prison. Nous y sommes opposés car c'est une politique à la fois irréaliste et inefficace. J'en veux pour preuve le comportement de ce gouvernement et de tous les gouvernements précédents qui, depuis des années, promettent d'exécuter les courtes peines mais reportent à chaque fois l'exécution. Aujourd'hui, c'est le douzième report. Il est vrai que le prétexte du report change. On a parlé du covid et de la crise ukrainienne qui fait qu'il y a moins de places en maison de détention. Mais on connaît la vraie cause de ce report, monsieur le ministre. C'est la surpopulation carcérale et le manque de personnel dans les prisons.

Nos prisons sont surpeuplées. J'allais parler de l'état de nos prisons mais M. Geens l'a fait. Il aurait pu agir quand il était ministre. Le fait est que ces prisons sont dans un état déplorable et, surtout, surpeuplées. Il y a actuellement 1 300 détenus en trop par rapport aux places disponibles en prison. Selon vos propres chiffres, l'exécution des courtes peines privatives de liberté entraînera l'arrivée de 720 détenus supplémentaires. C'est plus de la moitié de la surpopulation actuelle. Les maisons de détention absorberont ce surplus de 720 places lorsqu'elles seront ouvertes. Or on sait que de nombreux bourgmestres sont réticents à les accueillir. Et, même en comptant toutes les places en maisons de détention, vous ne résoudrez pas le problème de la surpopulation qui ne fait que s'aggraver depuis des années.

Un autre problème, distinct de celui des places en prison, est celui du manque de personnel. Actuellement, il manque de 5 à 10 % de personnel dans les prisons par rapport au cadre, ce même cadre qui avait déjà été réduit en 2016 à la suite du projet de rationalisation. L'arriéré de congés des agents a encore augmenté; on parle aujourd'hui, en moyenne, de 60 jours de congé à prendre par agent. Certes, des recrutements ont lieu mais, vous le savez autant que moi, monsieur le ministre, c'est tout simplement insuffisant. Il manque du personnel à tous les étages: agents, services psychosociaux, greffes, juges d'application des peines, etc.

Bref, ces nouveaux détenus, on ne sait actuellement pas où les mettre, et on ne sait pas non plus qui va s'en occuper. Je ne suis pas le seul à pointer ce problème: le Collège des procureurs généraux indique lui-même que "ces mesures s'imposent en raison des chiffres relatifs à la surpopulation". Il ajoute que "lors des audiences au Parlement relatives aux lois qui tendaient à l'entrée en vigueur des peines privatives de liberté de moins de trois ans, chaque acteur concerné par l'exécution des peines a averti le monde politique que cette entrée en vigueur engendrait de graves problèmes dans la pratique, notamment en raison de la problématique de la surpopulation, et que la solution la plus simple et évidente était de faire entrer en vigueur les dispositions relatives aux peines privatives de liberté allant jusqu'à trois ans seulement lorsque l'élargissement de la capacité annoncée et la création de maisons de détention seront devenus effectifs".

En résumé, ils vous disent que cette loi est inapplicable tant que toute l'infrastructure n'aura pas été mise en place. Entre nous, monsieur le ministre, on sait très bien que tout cela ne sera pas fait d'ici le mois d'octobre. Dès lors, vous pouvez compter sur le PTB au mois d'octobre, nous soutiendrons le report que vous allez présenter au mois d'octobre.

Préférez-vous au mois de septembre? Nous soutiendrons au mois de septembre, ou au mois de juillet, ou au mois d'août. Comme vous voulez! Mais vous allez présenter un prochain report. Vous allez en présenter un treizième, un quatorzième et un quinzième, parce que de toute façon, vous n'allez pas arriver à libérer toutes les places nécessaires d'ici là. C'est un fait. Le Collège des procureurs généraux vous le dit. Il ne sert à rien d'appliquer ce projet de loi si vous n'avez pas toutes les places prévues. Ce sera donc infaisable!

Ensuite, c'est une politique inefficace. Faire le choix d'exécuter les courtes peines de prison est inefficace face à la criminalité. Je le précise, parce la dernière fois que je vous ai dit cela en commission, monsieur le ministre, vous m'aviez dit que je n'étais pas favorable à l'application des peines. Ce n'est pas cela. Quand une peine est prononcée par un juge, il faut l'appliquer, sinon cela renforcera le sentiment d'impunité. On est d'accord à ce sujet. Ce n'est pas ce que j'avais dit.

J'avais dit: les courtes peines de prison sont-elles efficaces? Vous étiez même d'accord avec moi. Il fallait des peines alternatives. Ce n'est pas quelque chose que j'invente. Je vais voir ce que les experts disent sur la question. Je cite Harold Sax, avocat pénaliste et membre de l'Observatoire international des prisons (OIP): "Il y a des mythes ou des croyances selon lesquelles le fait d'être répressif aurait un impact sur le taux de criminalité et sur la récidive. Or, c'est totalement faux. Le taux de récidive en Belgique est très élevé alors que le taux d'incarcération est élevé. On voit d'autres pays en Europe qui ferment des prisons. Cela devient une tendance: trouver des alternatives à ce mode de sanction qu'est la prison qui, selon nous, n'est pas une peine intéressante. À l'OIP, nous sommes pour une vision réductionniste concernant les peines d'emprisonnement, en privilégiant d'autres formes de sanctions comme les travaux d'intérêt général, le bracelet électronique ou les amendes. Or la Belgique est plutôt dans un mouvement inverse. Avec les Masterplans Prisons, il y a une augmentation du nombre de places en prison et on a déjà pu remarquer que si ces places existent, celles-ci se remplissent.

Or, le taux de récidive en Belgique est de 60 %, ce qui tendrait à démontrer que l'emprisonnement n'a pas les vertus éducatives attendues."

Pour l'avocat pénaliste Pierre Chomé, le recours à la prison s'intensifie. Je le cite: "J'ai le sentiment que le monde politique va droit dans le mur. À en croire les dernières déclarations de notre ministre de la Justice (vous donc), la volonté est de faire exécuter toutes les peines de prison, même les plus petites. Cela signifie déraciner les gens au niveau familial, social, professionnel, etc."

Nos prisons n'ont jamais été aussi remplies avec aussi peu de moyens. Tout cela risque de faire exploser le monde carcéral avec tous les risques que cela comporte. Une dernière citation de Damien Vermeersch, avocat général près la Cour de cassation: "Si la prison neutralise les capacités négatives d'un individu, elle neutralise aussi les capacités positives. Ce qui apparaît souvent comme essentiel pour les victimes, c'est le risque de récidive. Force est de constater que la prison engendre un risque important de récidive."

Bref, la prison crée des criminels. Des gens rentrent en prison pour délinquance, d'autres dans le cadre d'une arrestation provisoire et ils y apprennent à devenir des criminels. Tous les acteurs sont d'accord pour le dire et pour limiter les peines de prison. Même vous, vous l'avez dit en commission.

Monsieur le ministre, puisque vous êtes favorable à des peines alternatives et qu'il faut modifier le Code pénal à ce sujet, je ne comprends pas la contradiction dans laquelle vous vous placez. Si vous êtes convaincu – et j'espère que vous l'êtes, si vous défendez cette idée, c'est que vous devez l'être – que l'application des courtes peines de prison n'est pas efficace dans le sens où les peines alternatives seraient plus efficaces en matière de réinsertion dans la société, pourquoi vous acharnez-vous à appliquer ce projet alors qu'il est à la fois inapplicable sur le terrain et inefficace contre la criminalité?

Donc, je ne comprends pas ce double jeu qui consiste à soutenir la nécessité de peines alternatives, car les peines de prison ne constituent pas la solution, comme le démontrent tous les experts et toutes les statistiques – puisque nous avons le plus haut taux de récidive en Europe –, et, simultanément, à défendre un projet de loi qui vise à appliquer ces courtes peines de prison.

En conclusion, la meilleure perspective que vous pouvez proposer est, tout d'abord, de retirer ce projet de loi. Il ne s'agit pas de le reporter systématiquement, mais de le priver de sa logique. S'il est inefficace et inapplicable, il n'a pas de raison d'être. Croyez-moi, il est possible de trouver d'autres solutions que la prison. De tels projets seraient bien plus constructifs pour notre société et bénéfiques pour notre population, car ils réduiraient le taux de récidive. Des exemples de changement de politique carcérale existent en Europe et se révèlent beaucoup plus efficaces contre la criminalité et la récidive. Pourquoi ne suivons-nous pas ce chemin? Pourquoi poursuivons-nous une politique qui n'a pas marché depuis des années et ne fait qu'aggraver la situation dans les prisons et sur le plan de la criminalité? On ferme les yeux et on poursuit la même route. C'est incompréhensible, monsieur le ministre. J'aimerais bien obtenir quelques éclaircissements. Pour quelle raison maintenez-vous ce projet, alors qu'il est inapplicable?


Vanessa Matz LE

Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, je ne serai pas très longue car nous avons déjà eu de nombreux débats en commission de la Justice sur ce dossier. En effet, ce n'est pas la première fois que cette question du report est soumise à l'examen de celle-ci. La dernière fois que nous avions reporté l'exécution des courtes peines, c'était en novembre, à l'occasion de la discussion de la loi pour une justice plus humaine, plus rapide, plus ferme. À l'époque, nous avions validé le report proposé.

Six mois plus tard, nous voici face à un texte qui doit passer en urgence, texte visant à opérer un nouveau report. Les établissements pénitentiaires sont tout aussi inquiets qu'au mois de novembre. C'est sur ce point que je me permettrai d'insister. Certes, nous pourrions parler du sens de la peine, de notre régime pénitentiaire, de la réforme du Code pénal pour trouver des peines alternatives, etc. Mais nous nous trouvons aujourd'hui face à l'urgence de ce report au sujet duquel beaucoup d'acteurs du monde judiciaire et carcéral se sont exprimés pour dire qu'un report jusqu'au mois de septembre ne serait pas suffisant, qu'une mise en œuvre nécessite davantage de temps. C'est donc sur ce point particulier que je souhaite vous interroger. Si des voix se sont élevées précédemment, d'autres se sont également largement élevées par la suite. Je n'ai pas entendu un seul acteur du monde judiciaire dire que, dans trois mois, tout serait prêt.

Il s'agit du douzième report de l'entrée en vigueur de la loi sur les courtes peines. Tous les reports ne relèvent évidemment pas de votre responsabilité. Le problème fondamental lié à son entrée en vigueur existe depuis la création de la loi de 2006.

Le problème est qu'on ne voit pas de réponse à la question fondamentale – qui a aussi été posée par le Conseil d'État – qui est de savoir en quoi ce report de trois mois est réellement réaliste et crédible face à la situation. C'est la question essentielle aujourd'hui.

Nous attendons évidemment avec impatience les réformes promises sur le Code pénal, sur le sens de la peine, sur le parcours d'emprisonnement. Mais nous attendons surtout des réponses crédibles au sujet de ce nouveau report face à l'inquiétude des acteurs du monde judiciaire.

Monsieur le ministre, prenez-vous ici et maintenant le ferme engagement que la loi sur les courtes peines s'appliquera dès septembre? Si vous ne pouvez pas prendre cet engagement formel, vous devez absolument sortir de cette communication dans laquelle vous vous êtes enfermé et vous devez, avec humilité, écouter les acteurs de terrain qui ne cessent de vous répéter que c'est totalement irréaliste.

Ce sera ma seule question et je demande vraiment que vous y répondiez. Prenez-vous l'engagement que c'est le dernier report auquel le monde carcéral est soumis?

Peut-être allez-vous réfléchir, d'ici au vote, au fait que ce n'est pas réaliste et que cela n'a pas de sens de s'enfermer dans une communication pour, de toute façon, devoir remettre l'ouvrage sur le métier dans quelques mois.


Sophie Rohonyi DéFI

Monsieur le ministre, ce projet de loi vise à faire reporter pour la douzième fois l'entrée en vigueur de cette fameuse loi de 2006 qui vise à faire exécuter ce que l'on appelle les courtes peines, à savoir les peines d'emprisonnement de moins de trois ans.

À titre personnel, c'est déjà la troisième fois que je dois voter un report de cette loi. Je peux donc imaginer la lassitude de mes collègues qui sont aujourd'hui amenés à voter pour la cinquième, pour la neuvième ou pour la douzième fois le report de l'entrée en vigueur de ce texte. Nous rejoignons pourtant pratiquement tous l'objectif premier de cette loi de 2006 qui est de lutter contre l'impunité. Dès lors, monsieur le ministre, comment expliquer que vous-même mais aussi vos prédécesseurs, même les ministres de la Justice les plus chevronnés – on en a d'ailleurs entendu un tout à l'heure – ne soyez toujours pas parvenus à adopter la bonne stratégie pour faire enfin exécuter ces courtes peines, quand bien même vous aviez bien cerné les causes de cette surpopulation carcérale: le non-respect de la loi relative à la détention préventive – M. Geens y est revenu avec beaucoup d'éloquence – mais aussi le recours encore trop timide aux mesures alternatives aux peines d'emprisonnement?

De ce fait, le problème ne réside donc pas dans votre projet de loi en tant que tel mais dans votre stratégie globale pour faire exécuter ces courtes peines de manière sereine, dans le respect de la dignité des détenus mais aussi dans le respect des conditions de travail – déjà extrêmement difficiles – du personnel carcéral. Monsieur le ministre, cette stratégie me laisse sceptique car lors de nos nombreux échanges en commission, vos réponses ne reposaient finalement que sur une augmentation de notre capacité de détention.

Je vous l'ai déjà dit plusieurs fois, nous ne sommes certainement pas contre ces investissements qui sont nécessaires, en particulier lorsqu'on voit l'état de grande vétusté de nos établissements carcéraux. Ce que nous soulignons ici, c'est l'imprudence dans laquelle vous vous entêtez à fixer à chaque fois une date d'entrée en vigueur pour l'exécution de ces courtes peines alors que le terrain – il vous le dit très clairement – n'est tout simplement pas prêt pour l'assurer dans les meilleures conditions possibles.

Ainsi, si on venait à exécuter les courtes peines dès aujourd'hui, ce serait tout simplement la catastrophe. Il y a un an, nous n'avions même aucune idée des répercussions potentielles, sur le terrain, de l'exécution de ces courtes peines. Aujourd'hui, vous nous dites qu'il existerait des simulations à ce sujet, afin d'évaluer justement ces répercussions. Vous avez donc entendu les acteurs de terrain.

Il y a un an également, l'exécution des courtes peines devait avoir lieu d'un seul coup. Aujourd'hui, vous vous rétractez dans vos stratégies pour nous annoncer que l'exécution serait finalement opérée de manière différée, par étapes, d'abord pour les peines de plus de deux ans, et ensuite pour les autres. De la même manière, en début d'année parlementaire, vous prévoyiez également l'exécution des courtes peines en décembre mais, cette fois-là, c'est la voix des directeurs de prison qui vous avait fait changer d'avis. Tout cela démontre, monsieur le ministre, que vous savez écouter mais aussi - et surtout - que vous savez entendre le terrain.

Je me dois de vous poser ma première question: êtes-vous aujourd'hui prêt à adapter vos stratégies, à tout le moins à investiguer des solutions différentes ou complémentaires susceptibles d'assurer cette exécution des courtes peines dans de bonnes conditions, tout d'abord en répondant favorablement à la demande du Collège des procureurs généraux, qui consiste à fixer la date d'entrée en vigueur de la loi au 1ᵉʳ novembre prochain, et ce, en vue de permettre, une bonne fois pour toutes, à l'ensemble des acteurs de terrain et de la chaîne pénale de mener à bien cette nouvelle législation?

Il convient avant tout de veiller à ce que les nouveaux magistrats et le personnel supplémentaire, qui sera donc nommé expressément pour les peines allant jusqu'à trois ans, puissent disposer d'un bagage suffisant pour être opérationnels, mais aussi de faire en sorte que la circulaire que vous avez annoncée – et qui vise donc à adapter la procédure aux nouvelles modifications législatives, notamment des modifications techniques assez lourdes – puisse être rédigée et entrer en application à temps, compte tenu du calendrier judiciaire.

C'est une demande à laquelle mon groupe souscrit, d'autant plus qu'un objectif tel que l'exécution des courtes peines nécessite d'engranger le soutien le plus large possible sur le terrain. C'est la raison pour laquelle nous avons déposé l'amendement que vous avez tous et toutes reçu et qui, je l'espère, pourra être soutenu par la majorité.

En l'occurrence, il s'agirait d'un report qui serait accompagné de garanties relatives à la concertation et à la préparation des acteurs de terrain, et non d'un report – comme celui que vous nous proposez aujourd'hui – qui n'en est accompagné d'aucune. Vous nous demandez d'attendre, au motif que vous travaillez à un projet de loi qui vise à la réinsertion sociale ainsi qu'à une réforme du Code pénal. Mais que prévoient finalement ces textes? En quoi celui-ci sur la réinsertion en particulier réglera-t-il le problème de la surpopulation carcérale d'ici le 1ᵉʳ septembre, soit le lendemain, faut-il le rappeler, des vacances judiciaires? Ce projet répondra-t-il au non-respect de la loi sur la détention préventive? Dois-je rappeler que plus d'un tiers des détenus sont aujourd'hui en préventive, alors qu'une grande partie d'entre eux ne devraient même pas s'y trouver? Le recours croissant à cette mesure par les magistrats a été objectivé en décembre dernier par l'Institut national de criminalistique et de criminologie.

Monsieur le ministre, à défaut de réponses claires, vous nous demandez de vous acheter un chat dans un sac. C'est toujours désagréable, mais ce l'est encore davantage lorsqu'il s'agit de travailler sur un enjeu aussi crucial pour notre justice et notre sécurité.

En revanche, le Collège des procureurs généraux nous certifie qu'une exécution des courtes peines au 1ᵉʳ novembre, au lieu du 1ᵉʳ septembre, serait nettement plus opportune, vu leurs faibles moyens, moyens qu'ils ont encore dû nous rappeler hier. Cette audition semble, du reste, avoir servi d'électrochoc pour nous tous. Voilà donc, chers collègues, une occasion très concrète de leur montrer que votre soutien est effectif, et non théorique.

Ensuite, je tenais à souligner certaines choses à propos des peines alternatives. À l'instar des Pays-Bas ou encore de la France, il convient, avant leur exécution, d'aménager un régime des peines alternatives qui soit solide et qui se concentre sur la lutte contre la récidive et donc sur la réinsertion, en faisant sortir plusieurs infractions bénignes du champ pénal et, partant, carcéral.

Je regrette, par exemple, que les peines de prison de moins de six mois n'aient pas été supprimées avant de faire exécuter les courtes peines. Je sais que pour cela, il faut attendre votre réforme du Code pénal général. Mais avouez que faire exécuter les courtes peines pour ensuite travailler à la définition de ce que sont ces même courtes peines, c'est un peu faire les choses à l'envers.

Le problème avec les peines alternatives est aussi qu'on a l'impression qu'elles ne fonctionnent pas. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle certains magistrats préfèrent envoyer quelqu'un en prison que d'infliger à ces personnes une peine alternative. Mais si l'on pouvait, monsieur le ministre, d'une part, renforcer le suivi des auteurs d'infractions qui purgent une peine alternative et disposer ainsi de bons résultats sur la non-récidive et sur la non-réinsertion et si l'on pouvait, d'autre part, faire connaître aux magistrats les résultats qu'ont sur le terrain ces peines alternatives, alors on pourrait largement faire diminuer le nombre de détenus entrant et ainsi assurer l'exécution des courtes peines dans de bonnes conditions, comme nous le voulons tous, je pense.

Si les magistrats pouvaient avoir la garantie qu'infliger une peine alternative à un auteur d'infraction permet à cette personne d'être redirigée et accompagnée et de devenir ou de redevenir un citoyen responsable, je peux vous assurer qu'il y aurait beaucoup moins de détenus dans nos prisons.

Je pense qu'il faut amener les magistrats à faire confiance à ces outils qui sont déjà à l'heure actuelle à leur disposition. Développer les peines alternatives, mais sensibiliser aussi les magistrats à leur utilité sont les idées qui m'ont été soumises par plusieurs chercheurs ou acteurs de la société civile qui croient profondément, comme moi et mon parti, qu'il faut redonner un sens à la peine.

D'où ma dernière question, tout aussi importante que les précédentes. Partagez-vous cette vision? Si oui, comment allez-vous la concrétiser? Votre fameux projet de réforme du Code pénal général répondra-t-il à cette nécessité? J'ose vraiment espérer, monsieur le ministre, que les réponses que vous m'apporterez sur ces points, tant sur le soutien aux acteurs de terrain pour l'entrée en vigueur de cette loi, que sur les peines alternatives en tant que telles, feront du vote de ce projet par mon groupe, non pas un vote de dépit, mais un vote de confiance.

Je vous remercie.


Minister Vincent Van Quickenborne

Mevrouw de voorzitster, geachte leden, een huis verbouwen terwijl men erin woont is een van de moeilijkste dingen in het leven. Als er dan ook nog eens te veel mensen in wonen, is dat nog veel moeilijker. Dat is nochtans net datgene wat er gebeurt met deze hervormingen, want de strafuitvoering in ons land is al decennialang ziek. Ze is niet failliet, zoals de heer D'Haese zei, dat is een te straffe bewoording.. Ze is echter wel ziek, aangezien we al enkele decennia worden geconfronteerd met overbevolkte gevangenissen, wat problematisch is. Om de overbevolking aan te pakken, zullen er eerst nog meer gedetineerden moeten zijn, waarna het aantal dan zal zakken. Dat was destijds de aanpak van Nederland en zo zouden het we het ook willen doen. Op dat vlak is de strafuitvoering van cruciaal belang.

Er wordt verwezen naar de rechter uit Kortrijk die vroeg waarom zijn opgelegde gevangenisstraffen niet worden uitgevoerd. Straffen van 28 maanden en 36 maanden zijn straffen van exact drie jaar of minder dan drie jaar. Sinds het begin van de eeuw voert men het beleid om zulke straffen automatisch om te zetten in het dragen van een enkelband. Daardoor spreken rechters straffen van meer dan 36 maanden uit zodat ze zeker zijn dat de veroordeelde zeker in de gevangenis terechtkomt. Een ander gevolg hiervan is dat onderzoeksrechters beslissen om sneller over te gaan tot voorlopige hechtenis omdat men op die manier zeker is dat de persoon in kwestie een aantal maanden in de gevangenis zal hebben gezeten. Dat is terecht de analyse van het probleem. We delen deze bezorgdheid allemaal. Ik denk dat de meerderheid en de oppositie het eens zijn dat deze straffen uitgevoerd moeten worden. De oppositie is misnoegd omdat dit naar 1 september wordt uitgesteld en andere straffen zelfs naar een latere datum. Als oppositielid zou ik ook boos zijn. De oppositie is zo ootmoedig om toe te geven dat ze, toen ze deel uitmaakte van de meerderheid, dat ook heeft goedgekeurd.

Het is een probleem dat wij allemaal al lang meeslepen en het is een probleem waar wij allemaal schuldig aan zijn, in de eerste plaats ikzelf. Mevrouw Dillen is zo vriendelijk dat zij zegt dat de eerste acht, negen of tien uitstellen niet mijn schuld zijn. Het is een verantwoordelijkheid van ons allemaal.

Er zijn twee redenen waarom het zolang duurt om het uit te voeren. De eerste reden is dat het nooit het goede moment is om dat te doen. Denken dat men dat maar kan uitvoeren, als men eerst de overbevolking heeft weggewerkt, is fout. Dat zal nooit gebeuren, want de problematiek van de overbevolking is net gelieerd aan het feit dat wij korte straffen niet uitvoeren. Het klinkt paradoxaal, maar het is zo. De tweede reden is dat wij vandaag een aantal randvoorwaarden – ik geef toe dat het niet voldoende is – hebben gecreëerd om het stapsgewijs te doen. De detentiehuizen zijn daar een belangrijke schakel in. Zij zullen natuurlijk niet alle vijftien klaar zijn op 1 september, mevrouw Dillen. Er zullen er enkele klaar zijn. Samen met de staatssecretaris heb ik acht locaties vastgelegd op 1 april. Stapsgewijs gaan wij ze realiseren. Het is niet zozeer een probleem van bouwen, mijnheer Geens, het is een kwestie van politieke moed.

Le collègue Goffin dit qu'il faut quand même donner un peu de temps aux gens, aux localités. On suit un processus qui nécessite d'abord la sélection d'un bâtiment. À la Régie des Bâtiments, depuis un an, on travaille comme des fous pour trouver des lieux. On parle ici de dizaines de lieux qu'on a visités. On a eu des visites de faisabilité de ce bâtiment pour s'assurer de l'état, des travaux à réaliser mais aussi de l'environnement. Il y a le contact avec le bourgmestre. J'ai personnellement rencontré un grand nombre de bourgmestres. Donc dire qu'on ne travaille pas à trouver un draagvlak n'est pas correct.

Nous organisons des rencontres avec la population. Sincèrement, penser qu'on peut trouver une commune ou une ville où tout le monde, toute la population est enthousiasmée par l'ouverture d'une maison de détention, cela n'existe pas. Cela n'existe pas! Il y aura toujours de la résistance.

Ik heb mij daarbij neergelegd. Als men dat niet inziet, dan kent men het dossier niet. Dat is gewoon zo. De heer Van Hecke kan getuigen. Ik ben ook in zijn buurt geweest en ik heb daar met mensen gesproken. We zullen er dus een aantal kunnen openen. We zullen dat ook stapsgewijs doen.

Dankzij de beslissing van mijn voorgangers kunnen wij nu twee nieuwe gevangenissen openen, in Haren en Dendermonde. Dat gaat ook stapsgewijs, maar vanaf september of oktober zullen wij toch 382 extra plaatsen hebben, mevrouw Dillen. Twee bestaande gevangenissen worden ook langer opengehouden, namelijk die in Sint-Gillis en Dendermonde, wat ook 350 plaatsen oplevert.

We hebben dus wel wat capaciteit om de maatregelen uit te voeren. We zullen dat inderdaad stapsgewijs doen. Ik geef dat toe. In een eerste fase gaat het om de straffen van twee tot drie jaar en in een volgende fase om de straffen die korter zijn. Ik kom straks op het element van de zes maanden.

Daarnaast is er ook een wetsontwerp, dat in juni in de commissie zal worden besproken, waarin wij een aantal randvoorwaarden beschrijven en een aantal aanpassingen doen om de beperkte detentie mogelijk te kunnen maken.

De heer Geens suggereert een aantal andere elementen. Ik denk aan de voorlopige hechtenis. Er zal op 10 juni een rondetafelconferentie over die problematiek worden georganiseerd. Dat is ook geen eenvoudige politieke discussie. De voorlopige hechtenis kan nu worden opgelegd op het moment dat de straf een jaar of meer bedraagt. Daar staat geen beperking op, maar zodra men daaraan sleutelt, zullen sommigen klagen dat het systeem te weinig repressief is en dat men te weinig mogelijkheden heeft.

Ik hoor van het College van procureurs-generaal ook dat men de voorlopige hechtenis gebruikt, omdat men bij de Gemeenschappen soms in te weinig capaciteit voor de opvolging voorziet. Ik wil ook niet wijzen op de fout van de een of de ander. Ik denk dat strafuitvoering de verantwoordelijkheid is van zowel de Gemeenschappen als de federale overheid. Ik denk dus niet dat de fout bij de een of de ander ligt. We moeten allemaal samen de brug oversteken.

De heer Geens heeft ook verwezen naar de voorwaardelijke invrijheidstelling en het feit dat gedetineerden alsmaar vaker tot strafeinde gaan. Een hoopgevend cijfer is dat er in 2021 slechts 51,3 % van de mensen tot strafeinde zijn gegaan, terwijl dat de jaren daarvoor vaak op 60 % lag. Ik denk dat dat een gevolg is van het feit dat er in de vorige legislatuur in de PSD is geïnvesteerd. We doen dat nu opnieuw. Ik denk dat we inderdaad vroeger aan de reclassering moeten beginnen.

Maar het is beter te werken aan een voorwaardelijke invrijheidstelling dan een strafeinde door te voeren waarbij gedetineerden zonder controle en zonder begeleiding uit de gevangenis vertrekken.

Het cijfer van tienduizend van destijds fascineert mij ook. Wij hangen nu rond elfduizend. Een deel van de verklaring ligt natuurlijk in het feit dat wij op een bepaald ogenblik twee FPC's hebben kunnen openen, waardoor er een uitstroom is geweest van geïnterneerden. Helaas zien wij dat de voorbije jaren het aantal geïnterneerden in onze gevangenissen opnieuw stijgt, ondanks het feit dat wij twee FPC's hebben gebouwd.

Een deel van de stijging is te wijten aan een gebrekkige doorstroming door corona naar de klassieke instellingen. Rechters plaatsen vandaag echter misschien ook iets te snel en iets te makkelijk de geïnterneerden op die manier. Wij investeren alvast ook in zorgteams in afwachting van de drie FPC's, die zullen worden gebouwd.

Collega's, de stapsgewijze strafuitvoering zullen wij doorvoeren vanaf 1 september 2022.

Monsieur Boukili, je vous remercie pour votre soutien, mais je vais vous décevoir. En effet, dès le premier septembre, elle sera exécutée. Vous avez suggéré de reporter cette exécution jusqu'en octobre, ce qui ne sera pas le cas. Je vais donc vous décevoir. J'espère, cependant, que vous continuerez à soutenir le projet.

Er is natuurlijk nog discussie over die zes maanden. Collega Geens, u vraagt waarom dat geen jaar kan zijn. Ik heb begrepen dat de hele discussie over het Strafwetboek daar destijds op is gestrand en dat de drie experts toen zelfs zijn vertrokken. Ik weet niet of het met slaande deuren was, maar zij zijn in elk geval vertrokken. Ik betreur dat ten zeerste, al was ik daar toen niet bij.

Ik heb wel de indruk dat wij nu een consensus zouden kunnen vinden over die zes maanden. Met zeven partijen is dat een broze consensus. U weet echter dat die discussie nog niet volledig beslecht is. Wij zullen de ruimte creëren om dat te doen.

En tout cas, M. Damien Vandermeersch est un des trois experts. Donc, si vous croyez en lui, vous croyez dans le nouveau Code pénal.

Ik zal hier niet veel meer over zeggen, want er is in de commissie naar aanleiding van de vele mondelinge vragen al veel over gezegd. Ik geef grif toe dat de start op 1 september niet makkelijk zal zijn. De druk op onze gevangenissen zal nog wat stijgen – dat geef ik eerlijk toe –, maar wij moeten deze stap echt zetten. Wij kunnen het ons niet permitteren om het te blijven uitstellen en de eerste fase zal dus starten op 1 september. Daar is geen ontkomen aan.


Secrétaire d'état Mathieu Michel

Madame la présidente, M. le ministre de la Justice a déjà répondu à une série d'éléments. Je pense qu'il ne peut y avoir de justice efficace sans une politique de sanctions efficace. Pour ma part et c'est mon rôle dans ce gouvernement, je suis attentif à la façon la plus rapide de construire ou de libérer des places mais également d'améliorer les conditions de détention. Cela a été évoqué, certaines prisons ne rendent pas fier.

Ce gouvernement a fait une priorité de la construction de nouvelles places et de la lutte contre cette surpopulation carcérale à travers deux outils essentiels. Le premier, c'est le plan pluriannuel d'investissement qui a été présenté, il y a quelques mois, en commission de la Mobilité, en décembre 2021. Le deuxième, c'est le Masterplan III Prisons mis en place il y a quelques années, qui a été mis à jour et dans lequel les ambitions de ce gouvernement sont clairement identifiées.

Comment agissons-nous? Nous agissons avec la plus grande détermination soit via des DBFM; c'est notamment le cas pour la prison de Mons qui a été citée tout à l'heure et sur laquelle nous travaillons pour l'instant; soit via des financements propres clairement identifiés dans le plan pluriannuel d'investissement. Nous agissons sur plusieurs types d'investissements comme les centres de psychiatrie légale. Aujourd'hui, une partie de cette surpopulation est en lien avec des populations non adaptées à certaines prisons. C'est le cas de Paifve, de Wavre.

Un travail important est aussi fait, cela a été dit, sur les nouvelles prisons. La prison de Haren nous sera livrée dans les prochains mois. Nous entamons Vresse-sur-Semois et Léopoldsburg, de nouvelles prisons qui permettent d'augmenter la capacité. Nous rénovons et agrandissons certaines prisons. Vous avez cité Lantin, par exemple. Elle figure à notre agenda pour avancer le plus rapidement possible. Certaines conditions de travail et de détention sont effectivement inacceptables. Le travail remarquable qui est effectué aujourd'hui par certains directeurs de prison a été pointé. Je ne peux que souscrire à cette réflexion.

Le cas qui nous occupe aujourd'hui, c'est la construction ou l'affectation de maisons de détention. Il y a près de 720 places à trouver. C'est un véritable challenge et nous avançons bien sur ce point. C'est essentiel. Nous travaillons le plus vite possible mais c'est un travail ardu. Je suis sûr que nous serons déjà prêts à livrer une partie de ces places dans les tous prochains mois.

On peut effectivement être frustré et considérer que ce travail est trop lent mais je tiens à signaler qu'il y a une multitude d'obstacles à franchir lorsqu'on veut travailler et très singulièrement sur les maisons de détention. Il y a évidemment les critères légitimes de la justice pour identifier les besoins, c'est-à-dire identifier la nature des bâtiments que nous devons trouver ainsi que la situation. Ces bâtiments ne peuvent pas se trouver n'importe où.

On a évoqué aussi l'indispensable concertation avec les communes. Je dois vraiment saluer le travail très important qui est réalisé, non seulement par les équipes avec lesquelles je travaille tous les jours, mais aussi par les équipes du cabinet de la Justice et de l'administration, puisque les concertations avec les communes sont très importantes. C'est vrai que c'est difficile. En effet, au-delà de l'adhésion du conseil communal ou du collège communal, il y a aussi l'adhésion de la population qu'il faut aller chercher. Nous avons passé des heures et des heures à travailler sur l'idée de trouver un certain nombre de lieux. Alors, on va en trouver. Je ne suis pas inquiet. Mais il est clair que l'acceptation est régulièrement très difficile. Je vous passe également les difficultés en matière de règlements urbanistiques.

Le travail est en cours. Il s'accélère. Cela demande rigueur et détermination. Je m'occupe de la Régie des Bâtiments depuis un an et demi maintenant. C'est vrai, je n'ai pas encore rattrapé le retard accumulé par mes prédécesseurs mais nous faisons le maximum.


Sophie De Wit N-VA

Mevrouw de voorzitster, ik zal het niet te lang maken, want dit zal zeker niet het laatste debat hierover zijn.

Collega Geens, op geen enkel ogenblik verwijt ik de mensen op het terrein in de gevangenissen iets. U hebt gelijk wanneer u zegt dat zij heel hard werken in ondankbare omstandigheden en ik wil niet dat er daarover enig misverstand bestaat.

Ik hoor u zeggen dat Vlaanderen niet genoeg doet. Vlaanderen doet meer dan ooit. Er werden nog nooit zoveel dossiers opgestart inzake elektronisch toezicht en opvolging werkstraffen. Bij de staatshervorming hebben zij die bevoegdheid gekregen. De budgetten zijn niet helemaal meegekomen, maar zij nemen de handschoen op. Ik durf niets zeggen over de andere regio's, maar Vlaanderen doet wat het moet doen.

Mijnheer de minister, ik zal nooit zeggen dat dit een evidente oefening is. Het is niet evident. De heer Goffin zegt dat we realiteitszin moeten hebben en u zegt dat het nooit een goed moment is. Ik wil u geloven, maar u hebt dat moment nu wel gekozen. U hebt nu gezegd dat wij dit zullen doen. Het verrast mij, maar eigenlijk ook niet, dat u nu heel gematigd klinkt en zegt dat het stapsgewijs zal gebeuren. De krantenkoppen die u hebt laten optekenen, luidden echter allemaal anders – stoer, luid, beloftes. En dat is net het punt. Dat het niet van de ene dag op de andere in orde zal zijn, zal iedereen wel begrijpen, maar u hebt dat wel zo verkondigd. U hebt gezegd dat u de man bent die dat wel eventjes zal regelen. Dan moet u die belofte ook houden.

De fout die daarbij elke keer opnieuw wordt gemaakt, is dat als het niet lukt, men het ventieltje dan maar lost. Er is niet genoeg capaciteit, dus passen we de populatie maar aan, maar eigenlijk moeten we gewoon zorgen voor voldoende capaciteit en dan zullen we op een bepaald moment lege cellen hebben, zoals in Nederland, en dan bent u geslaagd in uw opdracht.

Wat betreft de capaciteit, dat concrete blijft achterwege. Dan komt misschien die realiteitszin, maar ik hoor het niet. Doorbreek die vicieuze cirkel. Waar komen er nog bijkomende plaatsen? Waarom duurt dat zo lang? Kan het sneller gaan? Mijnheer de staatssecretaris, u zegt dat u praat en zoekt en dat het een geaccumuleerde achterstand van uw voorgangers is, maar waar blijft dat geactualiseerd masterplan dan? Wat zijn dan uw nieuwe plannen, uw nieuwe visies? Ik hoor u daar niet over.

De minister heeft het over detentiehuizen. Aan de balies gaat hij zelfs vertellen dat 70 % van de overbevolking met detentiehuizen zal worden opgevangen. Dan komt u nog niet toe met vijftien detentiehuizen, en als we geluk hebben, zijn het er dit jaar drie.

Er is nog heel veel werk aan de winkel. U hebt die lat zo hoog gelegd en keer op keer gaat u onder die eigen lat. Stop daar nu mee. Doe voort.


Marijke Dillen VB

Mijnheer de minister, we hebben de gelegenheid gehad om hierover in de commissie en in de plenaire vergadering uitvoerig tussen te komen. Ik heb nu nog drie opmerkingen.

U zegt dat de problematiek van de overbevolking gelieerd is aan het niet-uitvoeren van korte straffen. Ik neem aan dat u daarmee bedoelt dat de rechter straffen uitspreekt van iets hoger dan drie jaar om er toch zeker van te zijn dat de persoon die voor hem komt een gevangenisstraf als een gepaste straf moet ondergaan, wanneer hij daar in eer en geweten van overtuigd is. Dat klopt gedeeltelijk, maar eigenlijk ook niet helemaal. Wanneer mensen in Antwerpen effectief voorkomen voor de correctionele rechtbank na een lange voorhechtenis worden er veel hogere vorderingen gesteld door het openbaar ministerie en de straffen worden ook uitgesproken. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het groot aantal verdachten in het kader van de onderzoeken van Sky ECC en de zware drugcriminaliteit in Antwerpen. Daar zijn vorderingen van zes, zeven of acht jaar in effectieve gevangenisstraf in Antwerpen echt geen uitzondering meer. U zegt nu dat dat hoofdzakelijk gelieerd is aan die korte straffen, wat gedeeltelijk correct is maar ik onderschrijf dat niet volledig.

Ten tweede, wij zullen later nog de discussie voeren in verband met het al dan niet opleggen van gevangenisstraffen van zes maanden. Ik had eerst begrepen dat daar al een consensus over is, vandaag bent u daarover iets genuanceerder en hoopt u dat u die consensus zult vinden. De discussie is dus duidelijk nog niet volledig beslecht. Dat is voor de toekomst, maar in het kader van het voorliggend wetsontwerp wilt u gevangenisstraffen van zes maanden en minder niet meer uitvoeren.

Ik heb u een heel concrete vraag gesteld en vind het belangrijk om daarop een antwoord te krijgen, namelijk: wat gaat u doen met vervangende gevangenisstraffen van zes maanden of minder. Ik heb u twee voorbeelden gegeven. Als men een geldboete niet betaalt, krijgt men een vervangende gevangenisstraf van twee, drie of vier maanden, naargelang het dossier. Soms kan men de gunst van een alternatieve straf krijgen, maar krijgt men wel een aantal voorwaarden opgelegd in functie van de gepleegde feiten. Als men die voorwaarden niet naleeft, dan krijgt men een vervangende gevangenisstraf.

Het zou toch niet logisch zijn als die vervangende gevangenisstraffen ook niet zullen worden uitgevoerd. Als ik even stout ben, dan weet ik wat heel veel confraters aan hun cliënten zullen adviseren, namelijk dat men de voorwaarden van de alternatieve straf niet moet naleven en dat men zijn geldboetes niet moet betalen – u weet heel goed dat het hier niet over verkeersboetes gaat – want men zal die vervangende gevangenisstraf toch niet moeten uitzitten. Ik hoop dat u hierin nuance gaat aanbrengen. Dat mag toch echt niet de bedoeling zijn, want dat zou van straffeloosheid helemaal de regel maken.

Ik heb nog een laatste opmerking. U zegt dat u vanaf 1 september gefaseerd zult werken en dat u het zich niet kunt permitteren om het te blijven uitstellen. Daar hebt u gelijk in, maar ik hoop dat u met de hand op het hart belooft dat dit hier vandaag werkelijk het laatste uitstel is en dat u na 1 september niet meer naar het Parlement zult komen om nogmaals uitstel te vragen. Ik ben daar uitvoerig over tussengekomen. U hebt ten aanzien van de bevolking heel duidelijke beloftes en krachtige uitspraken gedaan wat betreft de uitvoering van de korte straffen. Ik hoop dat het u nu menens is en dat dit het allerlaatste uitstel is, mijnheer de minister.


Vanessa Matz LE

Monsieur le ministre, vous n'avez pas répondu à ma question. Je ne vous ai pas entendu prendre un engagement ferme. Je comprends que cela ne soit pas facile, compte tenu du fait que vous savez certainement que vous devrez à nouveau opérer un nouveau report.

C'est pour cette raison que nous nous abstiendrons sur ce projet. Nous sommes, bien entendu, favorables au report car les dispositions ne sont pas concrétisables. Mais nous ne voulons pas non plus que l'on se moque de nous et, en particulier, du monde judiciaire et du monde carcéral. Comme vous l'avez dit, tout ne relève pas forcément de votre ressort. Le secrétaire d'État a expliqué toutes les difficultés rencontrées pour mettre en œuvre les maisons de détention, etc. Je vous demande simplement de faire preuve d'un peu d'humilité.

En nous abstenant, il ne s'agit pas de dire que nous sommes contre ce projet, contre le report. Mais nous ne sommes pas dupes et nous savons qu'au mois de septembre, vous nous présenterez un nouveau projet. La preuve en est que vous ne vous êtes pas engagé fermement, aujourd'hui, devant ce Parlement, en disant qu'il n'y aurait plus de report en septembre.


Nabil Boukili PVDA | PTB

Monsieur le ministre, s'agissant du nouveau Code pénal, si dans celui-ci les peines privatives de liberté sont remplacées par des peines alternatives, nous soutiendrons cette disposition. Cependant, d'après ce que j'ai compris, cela ne va pas dans ce sens-là. C'est notre position sur les courtes peines.

Monsieur le ministre, je vous avais posé une question sur la contradiction entre votre volonté de remplacer les peines de prison par des peines alternatives, en tout cas pour les courtes peines, et le fait de vouloir appliquer ce projet. Si j'ai bien compris votre logique, vous dites que si les courtes peines sont exécutées, il y aura une augmentation de la population carcérale, suivie d'une diminution, car les juges infligent des peines plus longues pour être sûrs qu'elles soient exécutées ainsi que des détentions préventives pour être sûrs que le suspect passe au moins un peu de temps en prison.

Vous suivez cette logique pour maintenir ce projet de loi. S'il s'agissait de répondre à la contradiction que j'ai soulevée, je suis encore plus perdu qu'avant, monsieur le ministre. Soit on pense que la prison est une bonne solution pour les courtes peines, soit on pense que c'est une mauvaise solution, et il faut agir en conséquence. On ne peut pas dire à la fois quelque chose et agir dans le sens contraire. C'est exactement ce qu'il se passe avec ce projet de loi.

Oui, comme je l'ai dit, je soutiendrai le report. Mais je ne soutiens pas votre projet visant à faire exécuter ces courtes peines privatives de liberté à tout prix, puisqu'il entre en contradiction avec notre objectif à tous, ici, qui est de diminuer la récidive et d'agir pour une réinsertion vraiment positive pour la société. Ce projet de loi ne va pas dans ce sens-là.


Sander Loones N-VA

Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris, collega's, ik ben als parlementslid een enorme fan van de plenaire vergaderingen, omdat hier alles samenkomt. Ik heb een nieuwsgierig karakter. Ik vind het plezant, om te zien wat zich in de commissiezalen heeft afgespeeld. Daar leer ik wel iets van. Dat geldt zeker voor het bijzonder interessante debat hier tussen justitiespecialisten.

Ik ben geen justitiespecialist; mijn expertise ligt bij de begroting en net in de begroting kunnen we zien hoe de woorden die hier worden uitgesproken, worden vertaald in concrete daden en financiering. Het is dikwijls in de cijfers dat de werkelijke werkelijkheid zich laat ontwaren.

Sta me toe na alles wat ik hier gehoord heb in het debat, kort drie beschouwingen te formuleren. Eerst heb ik een algemene opmerking, vervolgens ga ik in op de beloften en ten slotte verdiep ik mij in de cijfers.

Ten eerste, om het gezegd te hebben, wij begrijpen volledig dat de regering investeert in een aantal kerntaken, zoals defensie, justitie en veiligheid. Wij leven in een bijzondere tijd. Er is een groot debat te voeren over alle andere uitgaven en over het feit dat geen hervormingen worden doorgevoerd. Echter, over het feit dat wordt geïnvesteerd in de kerntaken, is er geen discussie.

Mijnheer de minister Van Quickenborne, wanneer u hier nu echter klaagt dat de oppositie gewoon boos is, omdat zij in de oppositie zit, dan breekt mijn klomp. Dat is niet de reden waarom wij boos zijn. Wij zijn boos, om wat Sophie De Wit hier net heeft aangeduid, namelijk dat u keer op keer hier geld komt vragen en behoorlijk ferme beloftes komt maken om daarna keer op keer uw eigen beloftes te breken. Daarom zijn wij boos. Als begrotingsman ben ik daar extra boos om. Ik heb graag dat de cijfers juist zijn. Ik heb graag dat de mensen weten wat er met hun belastingcenten gebeurt, dat een en ander transparant en visibel gebeurt en dat met hun geld niet wordt gemorreld.

Ten tweede, over uw beloftes geef ik het volgende mee. Ik heb opgeschreven wat u hier vandaag hebt verklaard tijdens het debat, namelijk dat de strafuitvoering niet failliet is, dat ze ziek is en dat wij dat allemaal weten. Mijnheer de minister, dat is juist. Dat weten wij allemaal, maar dat wist u ook vanaf de eerste dag. Wij wisten het allemaal, u ook, vanaf de eerste dag.

Maar tijdens verschillende begrotingsdebatten en, naar wat ik in het verslag heb gelezen, in de commissie en vandaag hier opnieuw, hebt u onderstreept dat alle straffen zouden worden uitgevoerd. U sloeg u zelfs bij het begin van de coronapandemie op de borst dat u dat desondanks zou doen. Een paar maanden later verklaarde u live on tape – mijnheer de minister, ik kan u de passage laten horen; ik heb ze vandaag speciaal opgezocht – dat u geen enkel ander excuus dan corona ooit zou inroepen, om de wet niet uit te voeren. Dat waren letterlijk uw woorden. U zei dat de coronapandemie er niet toe deed; u zou de wet uitvoeren. Nadien klaagde u wel: oei, er is corona. U brak uw belofte, maar voegde eraan toe dat u corona nooit meer als excuus zou inroepen en zodra de pandemie voorbij was, de wet zou uitvoeren. U hebt uw woorden hier herhaald in een nachtelijk debat, in repliek op collega De Wit.

De coronapandemie is afgelopen, maar opnieuw slaagt u er niet in uw beloftes waar te maken. Vandaag hebt u blijkbaar een nieuw criterium gevonden: draagvlak. Het is omdat er onvoldoende lokaal draagvlak is, dat u uw beloftes niet uitgevoerd krijgt, alsof u niet wist van de eerste dag dat het niet evident is gevangenissen of detentiehuizen in een of andere gemeente te bouwen. Ik kan mij niet inbeelden dat een minister als u, mijnheer Van Quickenborne, die al zo lang meedraait, niet vanaf de eerste dag gedacht heeft dat u misschien best rekening zou houden met een criterium als draagvlak, wanneer u zulke felle en forse beloftes doet.

Ten derde, ga ik dieper in op de cijfers. Het voordeel van een lang debat vandaag is dat wij u kunnen confronteren met de tabellen, die wij net hebben ontvangen. In de komende weken zal het nog vaak over de begroting gaan. De begrotingscontrole heeft plaatsgevonden op 1 april. Eindelijk hebben wij de tabellen te zien gekregen.

Wat staat er in die tabellen? Ik heb die geanalyseerd. U krijgt gigantisch veel geld bij. In vergelijking met 2019 gaat er voor 2022 ongeveer een half miljard extra naar Justitie: van 1,9 miljard naar 2,4 miljard. Voor 2022 alleen krijgt u er 175 miljoen bij. Daarbovenop komt er dankzij het investeringsplan specifiek voor Justitie nog eens een investering 18 miljoen euro bij, en voor de Regie der Gebouwen 73 miljoen euro specifiek voor de detentiehuizen, aspect dat tijdens het debat mijn interesse wekte en mij de tabellen onder de loep deed nemen. Ik ben blij, mijnheer Michel, dat u ook aanwezig bent, want het is vooral over uw domein dat ik met gigantische vragen zit. Ik zie dat voor de detentiehuizen in een budget van 18 miljoen euro is voorzien in het meerjarenplan voor Justitie. Daarvan zou volgens de tabellen dit jaar 10 miljoen moeten worden uitgegeven. Dat is ongeveer 55 % van het budget dat Justitie zal uitgeven aan bijvoorbeeld personeel. Die last moet u dragen. Minister Van Quickenborne hoeft het gebouw niet te betalen. Wie moet het gebouw betalen? De heer Michel! Voor de Regie der Gebouwen is er 73 miljoen in de meerjarenbegroting ingeschreven. Hoeveel daarvan zal dit jaar uitgegeven worden? Maar 6 miljoen. Dat vind ik vreemd. Ik bekijk ook de cijfers van minister Van Quickenborne. Hij krijgt 18 miljoen euro, waarvan hij dit jaar 10 miljoen euro uitgeeft, wat overeenkomt met 55 % van zijn budget voor detentiehuizen, aan personeel dat ergens moet werken. Waar moeten die personeelsleden werken? Blijkbaar in gebouwen, waarvoor 73 miljoen euro voorzien is, maar waarvan slechts 6 miljoen euro wordt uitgegeven, wat overeenkomt met 8 %. Staatssecretaris Michel geeft dit jaar dus maar 8 % van zijn budget uit, terwijl minister Van Quickenborne al 55 % van zijn budget uitgeeft, aangezien hij stelt dat hij iedereen aan het werk zal krijgen. Die lonen moeten blijkbaar betaald worden, maar ik kan nergens uit afleiden waar die personeelsleden zullen werken, aangezien vanuit de Regie der Gebouwen maar 8 % van het budget is voorzien.

Mijnheer de staatssecretaris, eerlijk gezegd ben ik nog content dat u 8 % uitgeeft, want wij hebben in de Kamer al gediscussieerd over een aanpassingsblad van de begroting voor 2022. Er is al een begroting goedgekeurd voor Justitie, maar op dat moment, een goede maand geleden, stond er bij uw uitgaven nog altijd nul euro. Daarom ben ik blij dat u alvast een cijfer hebt verzonnen. Ik kan echt niet begrijpen hoe u met 8 % van uw budget van 73 miljoen euro ervoor zal zorgen dat minister Van Quickenborne zijn beloftes kan invullen.

Mijnheer Van Quickenborne, dat is ook uw verantwoordelijkheid. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat een minister met een lange staat van dienst als u, zelf die vaststelling niet zou hebben gemaakt. Kennelijk hebt u niet gezien dat staatssecretaris Michel, bevoegd voor de Regie der Gebouwen, absoluut niet het noodzakelijke doet. Daarover maak ik mij zorgen. Ik wilde dit vandaag al meedelen, maar ongetwijfeld komen we er uitvoerig op terug bij de begrotingsbespreking, want er klopt iets niet in uw cijfers.

Wij weten wel wanneer staatssecretaris Michel centen kan uitgeven: op het laatste moment, via een amendement, enkele gebouwen aankopen aan het Brussels Zuidstation, voor een paar honderd miljoen euro boven de marktprijs. Mijnheer de staatssecretaris, het zou u sieren de immobiliënsector niet alleen te bekijken in andere dossiers, maar ook de werkelijke prioriteiten in te vullen. Misschien kan dat ervoor zorgen dat uw collega-minister, eveneens van een blauwe partij, zijn beloftes eindelijk eens kan houden.