Proposition 55K1920

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi contenant le premier ajustement du budget des Voies et Moyens de l'année budgétaire 2021.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
April 30, 2021
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
budget national budget

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo PS | SP Open Vld MR
Voted to reject
LE DéFI N-VA LDD PVDA | PTB VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

June 24, 2021 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Benoît Piedboeuf

Madame la présidente, je renvoie au rapport écrit: nous sommes peu nombreux et je n'ai pas envie d'embêter ceux qui sont là.


Minister Vincent Van Quickenborne

Mevrouw de voorzitster, dank u om mij kort het woord te geven. Ik heb gehoord dat er gisteren in de Kamer wat ongenoegen was. Mevrouw De Wit vroeg waarom de minister niet ter beschikking was. Ze insinueerde dat ik naar de televisie aan het kijken was, terwijl ik een actie tegen mensensmokkel en mensenhandel aan het opvolgen was in mijn provincie.

Mevrouw de voorzitster, ik ben hier nu aanwezig om te discussiëren over de begroting, maar ik zie dat mevrouw De Wit er niet is. Misschien kunt u mevrouw De Wit oproepen om hier aanwezig te zijn? Ik ben in elk geval ter beschikking van de Kamer om de discussie te voeren.


Peter De Roover N-VA

Het is natuurlijk wel een beetje vergaand dat de minister de collega die aanwezig was bij de bespreking van zijn wetsontwerp zoals geagendeerd en zoals meegedeeld aan de regering, haar slinks verwijt hier nu niet aanwezig te zijn. Ik vermoed dat zij ingeschreven is en ook te gepasten tijd aanwezig zal zijn.

Het is toch een nieuwigheid in het kader van de nieuwe politieke cultuur, mijnheer de minister, dat u afwezig bent bij een bespreking van een wetsontwerp, terwijl u wel de tijd hebt om de pers uitgebreid te informeren maar niet kunt antwoorden op de vragen die hier worden gesteld. Ik vind dat behoorlijk onbeschaamd.


Minister Vincent Van Quickenborne

Mevrouw de voorzitster, alle vragen die gisteren werden gesteld, werden allemaal beantwoord. Dat heeft men mij bevestigd.

Mevrouw De Wit heeft gisteren gezegd de minister te vorderen in het Parlement om de begroting te bespreken. Dat heeft zij gisteren letterlijk gezegd, mijnheer De Roover. Ik ben hier. Ik moet niet gevorderd worden. Ik ben in volle afwachting om haar van antwoord te dienen. Ik zal straks zien of ze nog komt en dan ben ik ter beschikking van de Kamer, mevrouw de voorzitster.


President Eliane Tillieux

Wij mogen hopen dat u ter beschikking van de Kamer bent, mijnheer de minister.

Dan geef ik het woord aan de eerste spreker in dit debat. Dat is de heer Loones.


Sander Loones N-VA

Mevrouw de voorzitster, voor de N-VA staan twee mensen ingeschreven op de sprekerslijst: mevrouw De Wit en ikzelf. Zoals alle collega's en ook de minister wel weten, komt er eerst een algemene ronde en worden nadien een aantal thema's in detail besproken. Mevrouw De Wit zal zeker aanwezig zijn om haar vraag te stellen, want er zijn wel wat vragen te stellen bij uw departement, mijnheer Van Quickenborne.

Als ik het wat bekijk, zie ik in de wereld woordenmensen en cijfermensen. De woordenmensen gaan voor speeches en slogans. Als het beleidsmakers zijn, doen ze dat idealiter hier in het Parlement. Er zijn ook wel wat andere voorbeelden, mensen die het liever doen in pers en media vooraleer ze toelichting geven aan het Parlement. Dat zijn de woordenmensen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik ook een woordenmens ben. Ik houd van woorden en van taal en ik houd ervan om te zien hoe men met taal en boodschappen mensen kan begeesteren. Ik vind het ook intrigerend om te zien hoe zeker deze regering met taal mensen om de tuin kan leiden. Daar heb ik het straks nog over. Dat zijn de woordenmensen. Ik denk, mijnheer de minister van Justitie, dat u in die categorie thuishoort.

Daarnaast zijn er de cijfermensen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik als jurist van woorden houd, maar als politicus ben ik snel tot de conclusie gekomen dat het eigenlijk om de cijfers te doen is. Het is in de begroting dat een politicus wordt gewogen. Het is in de cijfers dat wordt getoond wie echt macht en invloed heeft. Het is in de cijfers dat wordt getoond wie wat precies zal kunnen realiseren, dus niet in het aankondigen van een aantal cijfers, maar in de precieze tabellen, in wat op de lijnen staat, in wat is toegekend. We hebben daarover al heel wat interessante gesprekken gehad, onder andere met mevrouw De Bleeker, die volgens mij vooral een cijfermens is. U mag mij straks tegenspreken, mevrouw De Bleeker, maar dat is hoe ik u de laatste maanden in de commissie heb leren kennen. Wanneer u de laatste maanden met de begroting aan de slag gaat, probeert u dat consciëntieus te doen op het vlak van de cijfers. Dit was een zeer korte inleiding.

Collega Piedboeuf heeft daarnet verwezen naar het schriftelijk verslag, maar voor de collega's die het verslag niet hebben gelezen, wil ik in grote lijnen toelichten wat mijn fractie heeft gedaan in de commissie. In deze begrotingscontrole heeft de N-VA vooral benadrukt dat wij onze tijd nuttig moesten gebruiken zodat de cijfers in de tabellen zo precies mogelijk zijn.

Wij hebben daar ook een extra opportuniteit voor gehad, want voor het eerst is de begroting niet enkel besproken in de commissie voor Financiën en Begroting, maar ook in alle andere commissies van het Parlement. Dat is gebeurd op vraag van onze fractie en van de cdH-fractie. Dat was een zeer goede oefening. Zij heeft ervoor gezorgd dat elke fractie zich er zeer goed van bewust is dat wij niet alleen woordenmensen, maar ook cijfermensen zijn en dat wat gebeurt in alle commissies, ook gefinancierd moet worden. Sommige collega's zijn daar wat gevoeliger voor dan anderen, maar door die oefening is het gevoel voor en het belang van de begroting gestegen.

Wij hebben daardoor extra tijd gehad om te werken in de commissie voor Financiën en Begroting zelf en om ervoor te zorgen dat de cijfers wel zo actueel mogelijk zijn. Dat is uiteindelijk in belangrijke mate gelukt. Er zijn amendementen gekomen, ook van de regering, om ervoor te zorgen dat beslissingen van de regering ook in de tabellen worden weergegeven. Op die manier kunnen wij de burger toch iets transparanter laten weten hoe het met zijn belastinggeld is gesteld.

Wij hebben ook aan politiek gedaan in de commissie, zoals dat hoort in het Parlement. Zeer concreet betekent dat dat N-VA vindt dat u een aantal verkeerde beleidskeuzes maakt. Wij zouden een aantal zaken anders doen. Wij willen dat er een strakker migratiebeleid wordt gevoerd en dat de begroting dat weerspiegelt. Wij willen dat er meer wordt geïnvesteerd in veiligheid en dat er dus niet wordt bespaard op Defensie, wat wel in de tabellen staat. Wij willen dat niet, wij willen dat er geïnvesteerd wordt in veiligheid. Wij willen ook dat er een activeringsbeleid wordt gevoerd en als dat niet gebeurt, vinden wij niet dat men zomaar eender welk cijfertje dat totaal niet onderbouwd is, in de begroting kan stoppen.

We willen niet dat er gegoocheld wordt met cijfers; we hebben daar inhoudelijke bezwaren tegen, die we ook geuit hebben in de commissie. We hebben dan ook een hele reeks amendementen ingediend, die helaas allemaal weggestemd zijn. Dat zal ons er uiteraard niet van weerhouden om ze opnieuw in te dienen. We kunnen enkel hopen dat collega's tot inzicht komen en vaststellen dat bepaalde wijzigingen noodzakelijk zijn.

Ik heb geschetst wat we in de commissie hebben gedaan, maar ik wil hier vandaag in de plenaire vergadering iets anders doen, al was het maar om collega Vanbesien te plezieren. Ik zou immers niet willen dat hij steeds dezelfde speech moet beluisteren.

Volgens mij is het een speciaal moment, want we vieren vandaag de geboorte van de eerste begroting-De Bleeker. Uw regering heeft zeer snel een ietwat valse start genomen, met een begrotingstabel op een halve pagina van A4-formaat. We hebben daar toen serieuze discussies over gehad in het gebouw van het Europees parlement. Blijkbaar hadden we uw tabel toen beter gelezen dan de eerste minister, want die is toen immers enigszins van zijn stoel gevallen. Ik zal daar niet over uitweiden. Helaas is hij nog niet helemaal gevallen, dat kan misschien nog komen.

Het was alleszins een valse start en als u eerlijk bent, zult u dat ook bevestigen. U hebt dat eigenlijk impliciet gedaan in de commissie, door toe te geven dat er op een enigszins oneigenlijke manier met de begroting werd gewerkt. Er worden bijvoorbeeld provisies gebruikt als lapmiddel om hier en daar wat politieke akkoorden te smeren. Dat is eigenlijk niet helemaal correct, maar men doet het toch. Sommige cijfers zijn niet helemaal onderbouwd, ze geven veeleer politieke ambities weer.

U hebt echter aangekondigd dat u de begroting vanaf de eerste dag van de regering ernstig zou nemen, om ze stukje bij beetje vlot te trekken. Gaandeweg zou men ervoor zorgen dat er een degelijk begrotingsbeleid wordt gevoerd. U bent daar effectief mee bezig, want we hebben afgelopen week nog enkele wetsontwerpen van u goedgekeurd die zullen zorgen voor meer transparantie, wat een goede zaak is.

Ook tijdens de commissiebespreking hebben wij gezien dat u, ook op onze vraag, een aantal amendementen hebt ingediend, om de begroting beter en correcter te maken. U trekt de begroting beetje bij beetje recht.

U hebt in het begin ook gesteld dat u zich richt op de eerste echte begrotingscontrole. Vanaf dat moment zou u er immers voor zorgen dat bijvoorbeeld een aantal beloftes aan de heer Van Quickenborne niet onder de provisies zouden blijven staan, maar zouden worden ingeschreven op de correcte begrotingslijn. U hebt bij het begin trouwens onmiddellijk aangegeven dat dat zou gebeuren op voorwaarde dat de ministers natuurlijk hun werk doen, bewijzen dat zij de centen waard zijn, met een onderbouwd dossier naar de regering komen en hun plannen inderdaad op de correcte begrotingslijn kunnen worden ingeschreven.

Mevrouw de staatssecretaris, u hebt zelf uw zinnen gezet op de eerste begrotingscontrole. Vandaag kunnen wij in het licht van uw ambitie terecht spreken van de geboorte van de begroting-De Bleeker.

Ik maak het doelbewust heel persoonlijk. Ik hoop immers zodoende de verantwoordelijkheidszin bij al uw collega's en ook deels bij uzelf te blijven aanmoedigen. De begroting ligt mij persoonlijk na aan het hart.

Wat vieren wij vandaag bij de geboorte van de begroting-De Bleeker? Ik heb twee delen in mijn uiteenzetting. Ten eerste, wat is mij de voorbije maanden opgevallen? Ten tweede, ik doe een aantal suggesties voor de toekomst. Het gaat telkens om vier punten, zodat u kunt aftellen en ongeveer weet wanneer mijn speech gedaan zal zijn.

Ten eerste, wat is mij de voorbije maanden opgevallen? Dat is de zwangerschapsbegroting van mevrouw De Bleeker, leidend naar uw begroting.

Mevrouw de staatssecretaris, ik stel vast dat u van goede wil bent. U neemt de complimenten zoals u wilt. Ik kan alleen maar oprecht spreken. Het is mijn oprechte overtuiging dat u heel duidelijk van goede wil bent en dat u ook actief met de begroting aan de slag gaat. Het valt mij echter op of het is mijn indruk dat u met de handrem op rijdt. Dat is jammer. Ik merk dat persoonlijk in het volgende.

Ten eerste, u stelt dat u alle informatie zult geven die het Parlement wil, en u doet dat ook vaak, maar die informatie komt dan toch niet altijd even vlot.

Ik geef een concreet voorbeeld. Wij hebben vorige week in de commissie afgesproken dat wij nog een tabel zouden krijgen over de stand van zaken met de coronaprovisie en de interdepartementale provisie. U hebt die informatie toegezegd. Misschien hebt u ze bezorgd aan het Parlement en is die bij de diensten blijven hangen, maar voor zover ik weet, is dat niet gebeurd. Voor zover ik weet, ligt de verantwoordelijkheid niet bij de diensten, maar op uw kabinet.

Wij hebben die informatie gevraagd. U hebt die informatie beloofd. U hebt getoond dat u van goede wil bent en dat u die wilt delen, maar zij komt niet. Dat is niet het enige voorbeeld. Wie de geschiedenis niet herschrijft, zal eerlijk moeten bekennen dat de amendementen bij de begrotingscontrole er gekomen zijn omdat alle oppositiepartijen die hebben gevraagd.

In de commissie heb ik u geciteerd dat de regering niet met amendementen zou komen. Uiteindelijk hebt u dat wel gedaan. Ik ben blij met het resultaat. Laat dat duidelijk zijn. U toont dat u ermee aan de slag gaat, maar het is een beetje met de handrem op en dat vind ik wel wat jammer.

Ik geef nog een voorbeeld. Wij dienen vanuit de oppositie heel wat vragen in in het Parlement. Ik meen niet dat ik het soort Parlementslid ben dat vragen indient om gewoon vragen te stellen. Ik probeer mijn job zeer ernstig te nemen en dat inhoudelijk en correct te doen. Onze vragen worden, alleszins de jongste maanden, door u niet proactief beantwoord, mevrouw de staatssecretaris. Die worden allemaal gebundeld op het moment van de begrotingscontrole, waardoor wij eigenlijk maar een begrotingsdebat houden op de grote momenten.

Ik vind dat eigenlijk jammer. U zegt ter beschikking te zijn om informatie te delen. Welnu, ik doe alvast de oproep om de werkwijze te veranderen. Laat de begroting een levend document worden in het Parlement en laten wij niet alleen hier een begrotingsdebat houden, maar laten wij dat elke week doen.

Trouwens, te uwer informatie, mevrouw de staatssecretaris, ik had u graag het spotlicht gegund. Het was ons voorstel in de Conferentie van voorzitters de begroting beter gespreid te kunnen behandelen en dat eigenlijk vanmiddag te doen, omdat ik er toen al van uitging dat wij de agenda van gisteren zouden hebben afgerond, zodat wij vanmiddag na het vragenuurtje perfect de begroting konden behandelen. Dan hadden we voor u ook voldoende media-aandacht kunnen organiseren, maar de meerderheid is daar helaas niet op ingegaan.

Nochtans verdient de begroting dat spotlicht wel. U rijdt dus wel, maar voor een stuk met de handrem op.

Ten tweede, het is mij ook opgevallen – dat is mijn persoonlijke analyse van de jongste maanden – dat u eigenlijk wel beter weet, maar dat u mee de schijn wat ophoudt, de Vivaldischijn. Ook dat vind ik jammer, omdat u zich daarmee een soort woordenrol aanmeet die de cijferrol geen eer aandoet. Ik geef opnieuw een aantal voorbeelden.

De Hoge Raad van Financiën doet een aanbeveling om de begroting op orde te zetten en legt een heel traject op tafel. Hij werkt met twee scenario's waarvan het tweede een lakser scenario is. Uw begroting en vooral de meerjarenbegroting zijn eigenlijk nog lakser dan het lakse scenario van de Hoge Raad van Financiën. Dat zeg ik niet, dat zegt het Rekenhof. We hebben die vraag in de commissie letterlijk gesteld aan het Rekenhof, dat letterlijk antwoordde dat u nog voorzichtiger bent dan het voorzichtigste scenario van de Hoge Raad voor Financiën. Die analyse van het Rekenhof is intussen bevestigd, wanneer we kijken naar de recente verklaringen van het Planbureau.

Wat staat er in uw tabellen in de begroting, die kadert in de meerjarenbegroting? U zegt dat hiermee een eerste stap wordt gedaan om de begroting na het coronatijdperk opnieuw op orde te brengen en dat u de legislatuur, in 2024, met een begrotingstekort van 3,66 % wil afsluiten. Vorig weekend bevestigde uw voorzitter Egbert Lachaert trouwens in een interview in L'Echo dat de regering van plan is om inderdaad richting 3,66 % te gaan.

Wat blijkt nu uit cijfers van de Nationale Bank, en niet het Planbureau, zoals ik eerder zei? Begrotingsexperts van de Nationale Bank komen met cijfers en zeggen dat de begroting voor 2023 volgens hen zal afkloppen met een tekort van 4,5 %. Dit intrigeert mij: op het einde van 2023 zullen we aan een tekort van 4,5 % komen, maar uw regering zegt dat die 4,5 % een jaar later 3,66 % zal zijn geworden. Dat is een budgettaire inspanning van ongeveer een kleine 4 miljard euro op één jaar tijd, in 2024, een verkiezingsjaar.

Collega's, ik zou de vraag zeer open en aan iedereen willen stellen: is er iemand die gelooft dat deze regering op één jaar tijd, in een verkiezingsjaar, een begrotingsinspanning zal doen van 4 miljard euro? Als we eerlijk zijn, zal iedereen bevestigen dat dat eigenlijk niet geloofwaardig is. U weet dat eigenlijk ook wel, mevrouw de staatssecretaris, maar toch houdt u die schijn op. Hopelijk doet u dat straks in uw replieken niet en communiceert u transparant uw eerlijke analyse over die cijfers.

Ik haal een tweede voorbeeld aan van hoe die schijn wordt opgehouden. Gisteren waren er grote persconferenties. We krijgen 5,9 miljard euro van Europa. Alsof wij die krijgen. Wij betalen er wel voor. We betalen zelfs meer aan de Europese Unie dan dat we terugkrijgen. Die 5,9 miljard euro is gewoon niet ons rechtmatige deel. Ik heb de analyse hier al eens gemaakt. Het Planbureau ging kijken welke lidstaten er allemaal geld zouden krijgen van de Europese Unie en hoeveel, wat hun economische situatie is en hun bbp. Alle landen krijgen gemiddeld ongeveer 2,3 % van hun bbp aan coronasteun van de Europese Unie. België krijgt 1,2 %. Wij krijgen de helft van wat de rest krijgt. Gisteren en vandaag stond in alle kranten "5,9 miljard euro, bedankt Europa, schitterend werk van de Vivaldiploeg", terwijl we eigenlijk dubbel zoveel hadden moeten krijgen. We hadden 12 miljard moeten krijgen. Dan pas waren we eerlijk bedeeld geweest vanuit dat Europese coronafonds. Dat weet iedereen. U weet dat ook, mevrouw de staatssecretaris, maar dit wordt niet transparant door de meerderheid uitgesproken. Eerste minister De Croo hebben we daarover niet gehoord. Samen met mevrouw Van Bossuyt hebben we hem er herhaaldelijk over geïnterpelleerd, ook in het adviescomité Europese Aangelegenheden. We moeten tevreden zijn met 5,9 miljard, terwijl dat er 12 hadden moeten zijn. We zouden verlost geweest zijn van de belastingtrein van de heer Van Hees. We hadden gewoon 6 miljard gevonden.

Maar goed, die analyse wordt niet gemaakt, ook al weet u dat ze juist is, mevrouw de staatssecretaris. U houdt mee de schijn op dat premier De Croo goed onderhandeld heeft in Europa, terwijl hij gewoon veel te snel door de knieën is gegaan en anderen met onze centen zijn gaan lopen.

Mijn vierde punt, het laatste in dit deel, is opnieuw mijn analyse, waarmee u het niet eens hoeft te zijn, maar ik ben wel benieuwd naar uw reactie, mevrouw de staatssecretaris. Wij zien u veranderen van een eerder technisch profiel naar een politica. Dat is een bekend traject dat wij allen gelopen hebben. Iemand bepaalt in zijn eerste jaar in het Parlement welk soort politicus men wil zijn, eerder een communicatief politicus of een dossiervreter. Ieder bepaalt zijn eigen stijl, aanpak en profilering. Het is wel leuk om dat van op de eerste rij te kunnen volgen. Ik meen ook bij u een evolutie te kunnen zien. U wordt steeds meer politica. Ik vrees dat het geen goede evolutie is, mevrouw de staatssecretaris. Ter overweging wil ik u voorleggen om toch een andere weg te kiezen.

Laat me een voorbeeld geven uit de commissie. Er zijn enkele corona-uitgaven gedaan die niet in de begroting zitten. Ik zal een ander voorbeeld geven, namelijk van Defensie. Collega Francken is hier ook aanwezig in de plenaire zaal. In de commissie heb ik u voorgelegd dat minister Dedonder al herhaaldelijk heeft meegedeeld dat er meer geld naar Defensie zal gaan. Zij heeft ook al gecommuniceerd dat zij een akkoord heeft met de vakbonden en dat het statuut van de militairen zal worden versterkt. Dat is communicatie in de media vooraleer die zaken aan het Parlement worden meegedeeld, wat u misschien bekend in de oren klinkt, minister Van Quickenborne.

Mevrouw de staatssecretaris, bij de begrotingsbespreking in de commissie vraag ik u, aangezien minister Dedonder communiceert over belangrijke budgetten, waarom die niet in uw begroting staan. U antwoordde dat u die nog niet in de begroting kunt opnemen omdat er nog geen concreet dossier is. Mevrouw Dedonder heeft dus gecommuniceerd in de pers, maar er ligt nog geen concreet dossier voor in de regering, al zeker niet bij Begroting, waardoor u het niet in de begroting kunt opnemen.

Er valt mij nog iets anders op in de begroting, de terugverdieneffecten voor het activeringsbeleid.

Wat is er interessant aan die terugverdieneffecten voor het activeringsbeleid, voor de collega's die niet helemaal mee zijn? Wat is de belofte van Vivaldi? We gaan naar een tewerkstellingsgraad van tachtig procent. Dat komt allemaal in orde. We hoeven daar zelfs geen maatregelen voor te nemen. Dat komt vanzelf wel. We gaan er zo sterk van uit dat dit in orde komt dat we nu al de terugverdieneffecten in de begroting inschrijven. Voor dit jaar gaat dat over 50 miljoen euro. Dat is niet weinig.

Wat zeggen alle arbeidsmarktexperts? Wij weten totaal niet waarop dat is gebaseerd. Er staat 50 miljoen euro in de begroting, maar wij weten totaal niet op basis van welke maatregel de regering ook maar denkt die te zullen halen.

Meer nog, er wordt een sociaal akkoord gesloten, al is het niet helemaal duidelijk of dat akkoord wel gesloten is. Er is blijkbaar een mistelling bij de Waalse vakbond gebeurd. Dat was trouwens een zeer interessante stemming. Dat zal de liberale collega's wel interesseren, want tachtig procent van de Waalse vleugel van de socialistische vakbond, de FGTB, heeft tegengestemd, terwijl de Vlaamse vakbond dat erdoor heeft gejaagd. Dat is wel interessant. Men ziet bij de vakbond een zeer duidelijke communautaire breuk, want tachtig procent van de Waalse vakbond heeft tegengestemd. Het zijn de Vlamingen die zeggen: het is niet goed genoeg, maar we gaan er toch mee door.

De terugverdieneffecten worden dus ingeschreven in de begroting. De arbeidsmarktexperts zeggen dat ze niet zien waarop dat is gebaseerd. Integendeel, ze stellen vast dat er een sociaal akkoord komt dat eerder aanzet tot inactiviteit dan tot activiteit. Het gaat de verkeerde kant op, maar toch staat dat terugverdieneffect in uw begroting.

Mevrouw de staatssecretaris, u hebt gezegd dat u geen zaken in uw begroting inschrijft wanneer u geen dossier hebt dat bewijst dat die cijfers er mogen staan. Dat zijn uw woorden. U hebt gezegd dat u die cijfers van Defensie niet kunt inschrijven, want u hebt geen dossier dat die cijfers onderbouwt. Het hoort dus niet thuis in de begroting. Dan is het toch logisch dat u het bedrag voor de terugverdieneffecten ook schrapt? Er zit namelijk totaal geen dossier achter. Er zit totaal geen sérieux achter. Dan komt de politica in u boven, want u zegt dan: we gaan dat toch opnemen, omdat het duidelijk maakt dat wij een ambitie hebben om te zorgen voor een hoge tewerkstellingsgraad.

Mevrouw de staatssecretaris, het is van twee zaken één. U kunt de staatssecretaris van Begroting zijn die gaat voor een budgettaire ernst, die zaken in haar begroting opneemt die onderbouwd zijn of waarvoor een redelijk perspectief bestaat dat zal worden gerealiseerd. Ik ben het ermee eens dat een begroting een blik op de toekomst biedt, maar dat mag geen blik tot in het oneindige zijn. Als u zaken opneemt in de begroting van een bepaald jaar, moet u ook wel redelijke aanwijzingen hebben dat die zaken effectief gerealiseerd zullen worden. U kan de politica zijn die alleen zaken opneemt in de begroting wanneer ze onderbouwd zijn, of u kan de andere politica zijn die eerder meegaat in het paars-groene riedeltje, pie in the sky, waarmee we het dan maar moeten doen. Einde van dit eerste deel.

U lijkt mij van zeer goede wil te zijn, maar u rijdt met de handrem op. Ik vraag mij af waarom. U heeft een technisch profiel en zou zich de vrijheid kunnen veroorloven om de begroting technischer aan te pakken. Ik denk zelfs dat dit uw vrijheid zou versterken en uw positie in de regering, om de beoordeling van een aantal budgettaire dossiers sterker te kunnen organiseren. Ik hoop, mevrouw de staatssecretaris, dat uw handrem niet verschenen is na dat befaamde begrotingsdebat dat de hele nacht heeft geduurd en waar dan de vaccinprijzen op Twitter zijn beland, waarvoor u ongetwijfeld naar uw voeten hebt gekregen in de regering. Misschien verklaart dat voor een stuk waarom u voorzichtiger en minder transparant bent geworden. Ik hoop niet dat dit de reden is, want wij hebben net het tegenovergestelde nodig. Wij hebben de Eva De Bleeker van het begin nodig, die meer een technisch profiel had en de cijfers transparant met het Parlement wilde delen, zoals ook in de beleidsnota aangekondigd. Dat is de analyse zoals ik die maak. U hoeft het daar niet mee eens te zijn, maar ik denk dat het interessant is dat jullie weten hoe ik naar de realiteit kijk.

Het andere deel: wat gaan we daar nu mee doen? Wat denken we over de begroting die hier op tafel ligt? Wat kunnen we eraan doen om die beter te maken? Kunnen we al een aantal vragen of suggesties meegeven voor de toekomst? We zullen immers in dit Parlement nog wel wat begrotingen bespreken. Opnieuw vier puntjes. Ten eerste, ik roep u op, mevrouw de staatssecretaris, om de handrem te lossen, om actief aan de slag te gaan met de begroting. Wacht niet op de oppositie die daar vragen over stelt, maar doe het gewoon zelf, uit eigen initiatief, proactief. Niet slenteren, maar hop met de beentjes.

Er kunnen een aantal heel concrete zaken gebeuren. Ik verwijs naar een van onze amendementen over de overschrijding van de spilindex, gelet op de inflatie die momenteel stijgt. De discussie of die stijging permanent zal zijn of niet, doet er zelfs niet toe. Wat er wel toe doet, is dat het ernaar uitziet dat de spilindex zal worden overschreden. De experten bevestigen ons dat ook en wij weten dus dat er een budgettaire uitgave aankomt. Voor dit jaar zou dat 267 miljoen euro extra zijn. Ik suggereer dus om niet te wachten tot de begroting achterhaald is door de feiten, maar ga proactief aan de slag met de begroting en integreer dat cijfer nu al in de begroting. De experten en ook het Rekenhof trouwens zeggen dat u dat beter zou doen. Laat ons niet slenteren, laat de handrem los en vooruit met de geit.

Ik heb een tweede suggestie waarmee wij al iets dichter bij het departement Justitie komen. Het is jammer dat u net nu, wanneer het over Justitie gaat, de zaal verlaat, mijnheer de minister. Ik zou u willen oproepen, mevrouw de staatssecretaris, om uw collega's tot de orde te roepen wanneer zij communiceren zonder budgettaire dekking. Er zijn wel wat ministers die graag toeteren en tateren in de media zonder budgettaire dekking.

Defensie is daarnet al vermeld. Er was een grote communicatie daarover en alles lijkt binnen te zijn met de vakbonden, terwijl u zegt dat er nog altijd geen dossier is dat dat bevestigt. Waarom zegt u niet tegen minister Dedonder dat zij dat niet mag doen, dat u daar eerst eens als volwassen politici over moet praten en ervoor moet zorgen dat er een deftig dossier op tafel komt? Zo weten de burgers dat het niet alleen beloftes zijn, maar dat ook de facturen zullen worden betaald.

Ik zou veel kunnen zeggen over het departement Justitie, maar collega De Wit zal daarover straks uitgebreid tussenkomen. Ik wil wel al zeggen dat wij daar net hetzelfde hebben gezien als bij minister Dedonder: grote communicaties in de pers, maar als men kijkt naar de concrete begrotingslijnen voor Justitie, lijkt er toch iets niet te kloppen. De centen staan in elk geval niet op de juiste lijnen ingeschreven, wat in uw woorden, mevrouw de staatssecretaris, betekent dat de minister nog niet met een onderbouwd dossier is gekomen, want anders zouden de bedragen wel op de juiste begrotingslijnen staan, had u aangekondigd.

Ik geef nog een voorbeeld. Nogal wat van uw liberale collega's zeggen terecht dat de staatsschuld oploopt en hun antwoord daarop is privatiseringen doorvoeren, wat ook in het regeerakkoord staat. Ik heb u daar in de commissie vragen over gesteld en u antwoordde dat die privatiseringen in het regeerakkoord staan maar dat die formulering louter indicatief is. Ik vind dat nog steeds mooi verwoord. Het wordt indicatief vermeld in het regeerakkoord, wat eigenlijk wetstratees is voor nougatbollen, het staat er wel in maar eigenlijk gaat men daar niets mee doen.

Mevrouw de staatssecretaris, als u weer eens één van uw collega's hoort roepen dat men de staatsschuld onder controle gaat brengen met privatiseringen, roep die dan alstublieft tot de orde. Vraag hen om dat niet te verkondigen want het staat niet in de begroting. Vraag uw regering enige sérieux uit te stralen en alleen te communiceren wat echt onderbouwd is. Dat is een tweede suggestie, roep uw collega's tot de orde wanneer ze liever woordenmensen blijken te zijn dan cijfermensen.

Ik kom dan bij een derde punt, kijk vooruit. Dat is zowat de samenvatting van deze begroting, België boven en links vooruit. Dat komt steeds meer naar voren uit de tabellen. Met betrekking tot vooruitkijken zou ik graag een suggestie willen doen. Mevrouw de staatssecretaris, ik heb het al over het hervormingsbeleid gehad. Ik zal hier niet alles herhalen maar u weet wel dat er geen terugverdieneffect zal zijn. Kijk dus vooruit en zorg voor een correcte verwerking in uw begroting.

Ik formuleer een tweede voorbeeld, met name over de beveiliging van een aantal sites waar het dreigingsniveau nog steeds hoog is. Collega Freilich werkt zeer grondig en deskundig aan dat dossier in de commissie voor Landsverdediging. We weten dat een aantal bijzondere sites beschermd wordt door onze militairen en dat de politie die taak perfect kan overnemen, op voorwaarde dat we zeker weten dat de beveiliging gegarandeerd is, dat er manschappen en uitrusting beschikbaar zijn en dat er centen ingeschreven staan om die beveiliging te financieren.

We weten allemaal dat daar een probleem zit rond Operation Vigilant Guardian. Op instigatie van de meerderheid wordt gewerkt aan het beëindigen van die opdracht. Dat betekent dat de politie een aantal taken zal moeten overnemen, maar ze heeft daarvoor het geld niet. Mevrouw Verlinden heeft het budget daarvoor niet. Dat is de simpele realiteit en dat blijkt ook uit uw begroting. We weten dat dit zal moeten worden gefinancierd. Mevrouw de staatssecretaris, kijk vooruit. We weten dat dit eraan komt. Neem dat op in uw begroting. U moet niet ver zoeken. Er ligt een N-VA-amendement op tafel dat kan worden goedgekeurd. Dan wordt dat geïntegreerd in de begroting en geven we zekerheid aan alle gemeenschappen en de betrokken gebouwen dat hun veiligheid gegarandeerd blijft. Hier ligt een eerste amendement op tafel. Het betreft ongeveer drie miljoen euro. In een iets ruimer kader, bij de beveiliging van in het bijzonder de grote steden, vooral Brussel en Antwerpen, is dat het dossier dat absoluut op tafel moet komen. Ik roep echt iedereen op om dat te integreren in de begroting en om vooruit te kijken.

Ik kom bij mijn vierde en laatste punt. Er staan onwettige zaken in deze begroting. In dit land is er een taakverdeling. De federale overheid is voor andere zaken bevoegd dan de deelstaten. Dat is verankerd in de Grondwet en in bijzondere wetten, maar ook in een hele reeks wetgeving. Die taakverdeling is duidelijk. Als iemand bevoegd is voor iets, is een ander daar niet voor bevoegd. Daar hoort men zich ook aan te houden. We stellen echter vast dat de federale begroting zaken financiert die niet haar taak zijn, zoals buitenlandse handel. Dat is zeer duidelijk een deelstaatbevoegdheid waar de federale overheid volgens de wetgeving niets meer in te zeggen heeft. Als de federale overheid daarin optreedt, is dat eigenlijk onwettig. De in de begroting ingeschreven budgetten daarvoor zijn eigenlijk onwettig. Dat maakt uw begroting voor een deel onwettig.

Mevrouw de staatssecretaris, u moet daar echt paal en perk aan stellen om twee redenen.

Ten eerste, het hoort gewoon niet. Een regering hoort de wet te respecteren. Een regering hoort als uitvoerende macht niet zelf wetgever te spelen. Dat is een eerste principiële reden.

Er is ook een tweede reden. Het is niet dat uw problemen al niet groot genoeg zijn. Uw begroting draait in 2021 uit op een tekort van ongeveer 31 miljard euro, nadat alle amendementen zijn goedgekeurd, maar toch financiert u nog de kosten van een andere overheid. Het is alsof u zegt nog geen schulden genoeg te hebben en er nog wat tekorten bij kunnen. U legt nog zelf centen op tafel leggen voor iets wat u niet zelf hoeft te betalen.

Mevrouw de staatssecretaris, uit budgettair eigenbelang stopt u daar het best gewoon mee en wijst u de deelstaten op hun wettelijke taken. Vlaanderen staat in elk geval klaar en doet dat nu al, om die verantwoordelijkheid ten volle op te nemen. U moet de deelstaten duidelijk maken dat het federale niveau dat niet meer zal doen omdat de wet u dat verbiedt en omdat de begrotingscenten voor andere zaken nuttig kunnen worden gebruikt, met name voor zaken waarvoor het federale niveau wel bevoegd is. Laat dat dus de vierde aanbeveling zijn. Stop met onwettige zaken te financieren en help op die manier uw begroting.

Collega's, ik rond af. Wij discussiëren vandaag over de voorliggende begrotingscontrole. Wij zullen ook nog vaak discussiëren over de meerjarenbegroting en waar een en ander naartoe gaat.

Ik heb voor mijzelf eens nagedacht over de vraag wat voor mij nu een goede graadmeter is om de begroting tegen af te meten.

Op economisch vlak is een goede graadmeter dat er meer mensen aan de slag zijn.

Wanneer ik naar de begrotingscijfers kijk en mij afvraag welke goede graadmeter daarvoor zou kunnen gelden, dan kom ik uit bij de transfers tussen de deelstaten. Zij geven immers het beeld en de eindresultante van alles. Als u een goed arbeidsmarktbeleid en een goed begrotingsbeleid voert en de vergrijzing op een deftige manier wordt aangepakt, heeft dat gevolgen voor de transfers tussen de deelstaten. Op dat vlak is de echte impact van de totaliteit van het beleid merkbaar.

Het toeval wil dat er net afgelopen week een nieuwe studie is over de transfers, die eigenlijk bevestigt wat wij allemaal al weten: Vlaanderen betaalt ongeveer 7 miljard euro en de centen gaan vooral naar Wallonië, 6,2 miljard euro, en naar Brussel, 895 miljoen euro. Dat zijn niet mijn cijfers, dat zijn de cijfers van een Franstalige professor, die trouwens in lijn liggen met die van alle andere studies die in het verleden al gedaan zijn door allerlei instellingen, door onder andere professor Decoster. Die hebben het allemaal over bedragen in dezelfde grootteorde. We weten trouwens allemaal dat de transfers eigenlijk nog groter zijn als men bijvoorbeeld ook de historische intrestlasten meerekent. Maar goed, voor de discussie nemen wij 7 miljard euro.

Hoe is dat in de vorige legislatuur verlopen? In de vorige legislatuur zaten wij, minstens een aantal jaren, in de regering. Toen zijn de transfers eigenlijk redelijk gestabiliseerd. Hoe kwam dat? Eigenlijk zag het ernaar uit dat de transfers zouden afnemen, dankzij ons, omdat wij een sterk activeringsbeleid voerden. Wanneer men erin slaagt de Franstaligen aan de slag te krijgen, betekent dat dat er minder moeten leven van een uitkering, dat zij zelf hun eigen loon verdienen, dat zij belastingen betalen en dat er dus minder interpersoonlijke transfers nodig zijn tussen Vlaanderen en Wallonië.

Om het concreet te maken, als wij naar een tewerkstellingsgraad van 80 % willen gaan, betekent het dat in dit land ongeveer 700 000 mensen extra aan de slag moeten. Ik zou eigenlijk al meer tevreden zijn, mocht u ervoor zorgen dat in Wallonië en Brussel de tewerkstellingsgraad even hoog is als in Vlaanderen vandaag. Zelfs als de tewerkstellingsgraad geen 80 % bedraagt, maar even hoog is als nu al in Vlaanderen, zou dat betekenen dat er 340.000 Franstaligen meer aan de slag zijn, 340.000 mensen die niet langer moeten leven van een uitkering, die niet langer hoeven te rekenen op transfers uit Vlaanderen, maar die zelf een job hebben, die zelf in hun toekomst kunnen voorzien.

Wij zijn er in elk geval in geslaagd, met de vorige regering, de activiteitsgraad te verhogen. Er kwamen meer dan 200.000 nieuwe jobs, vooral in de privésector. Dat was te zien in de transfers, maar wat wij toen ook zagen, is dat Vlaanderen sneller vergrijst dan Wallonië. De gemiddelde leeftijd in Vlaanderen ligt hoger dan die in Franstalig België. Het gevolg daarvan is dat de uitgaven voor de pensioenen hoger waren in Vlaanderen dan in Wallonië. Het ene vlakte het andere wat uit en dat is de reden waarom de cijfers redelijk gestabiliseerd waren in de vorige legislatuur.

De vraag luidt wat het resultaat zal zijn na deze legislatuur. Mevrouw de staatssecretaris, het ziet er op dat vlak niet goed uit. Er is nog steeds de vergrijzingsfactuur en die zal nog jaren worden gepresenteerd. Intussen zien we ook de vergrijzing in Wallonië. In Franstalig België zal de vergrijzing even sterk toenemen. Al was er een vertragend effect, sinds twee jaar lopen ook de vergrijzingskosten in Wallonië op. Niemand spreekt nog over de vergrijzingsfactuur, maar die zal wel gigantisch vlammen op uw begroting en dat zal ook op de transfers een enorme impact hebben.

Het activeringsbeleid, waarmee die kosten wat zouden kunnen worden uitgevlakt of idealiter zelfs dalen, ziet er evenmin goed uit. Over de maatregelen die we tot nu toe van de regering gezien hebben, stellen experts dat die veeleer inactiviteit aanmoedigen en mensen niet ertoe aanzetten om meer aan de slag te gaan.

Mevrouw de staatssecretaris, om die reden wil ik dat graag, samen met mijn partij, als parameter nemen. Dat wil ik u dan ook aankondigen. Uw regering zal succesvol zijn wanneer zij erin slaagt om de transfers tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel te doen dalen. Dat zal mij tevreden stellen, maar als u erin slaagt, zal dat ook u en al uw partners tevreden stellen. Een daling betekent namelijk dat er meer mensen aan de slag zullen zijn en dat u uw begroting onder controle zult hebben gebracht. U zult dan niet langer luchtkastelen hebben gebouwd of paars-groene zeepbellen hebben geblazen, maar degelijk begrotingswerk hebben geleverd.


Dieter Vanbesien Groen

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik wil vandaag beginnen met het geven van een compliment aan collega Loones. Dat is niet cynisch bedoeld, maar welgemeend. Collega Loones is een woordenmens. Als hij in de commissie begint met te zeggen dat hij het kort zal houden, dan installeert men zich best comfortabel, want men weet dan dat het wel even zal duren. Collega Loones, het compliment is voor uw vastberadenheid om erop aan te dringen en uiteindelijk gedaan te krijgen dat de begrotingswijziging ook werd besproken in de commissies bevoegd voor de domeinen die geïmpacteerd waren.

Dat heeft het debat inderdaad rijker gemaakt en heeft ervoor gezorgd dat de betrokken parlementsleden elk in het eigen domein de discussie hebben kunnen voeren. Dat was oorspronkelijk niet gepland, maar dankzij uw vastberadenheid is dat wel gebeurd, dus dit is een welgemeend compliment voor u, mijnheer Loones.

Collega's, tijdens alle discussies van de voorbije weken is het heel vaak gegaan over de vraag hoe ver men moet gaan om de meest recente ontwikkelingen van inkomsten en uitgaven mee te nemen in een begroting of een begrotingswijziging. Een begroting is een raming, een inschatting van de middelen die zullen binnenkomen en van de uitgaven die we zullen doen. Die schatting wordt elke dag opnieuw ingehaald door de realiteit en verandert continu.

De vraag is dus hoe ver men moet gaan om die veranderingen mee te nemen. Dat is geen verkeerde vraag, maar het antwoord is niet eenduidig. In die zin heb ik vertrouwen in de staatssecretaris en haar team, die hun best doen om tot het laatst mogelijke moment aanpassingen mee te nemen. Het laatst mogelijke moment is niet hetzelfde als het laatste moment. Het laatste moment wil zeggen veranderingen tot gisterenavond of tot vanochtend vlak vóór de bespreking.

We hebben de vergelijking al eerder gemaakt, ook in de commissie. Een begroting is als het ware een foto van de financiële situatie op een bepaald ogenblik. Die foto wordt bepaald door rapporten en studies en door beslissingen die door de regering of het Parlement worden genomen. Na het nemen van de foto volgt er een heel proces, een proces met analyses, met advies van het Rekenhof, met discussies en stemmingen in verschillende commissie en ten slotte met een stemming in de plenaire vergadering.

Elke aanpassing die gemaakt wordt na het nemen van die foto is ook onderhevig aan die procedures. Daarom is het niet evident om nog wijzigingen te maken tussen de foto en de stemming. De wijzigingen die dan gebeuren worden normaal gezien doorgestuurd naar de volgende foto, de volgende begrotingsbespreking. Desondanks hebben de staatssecretaris en haar team alsnog een aantal aanpassingen aangebracht aan de foto. Het gaat om aanpassingen in verband met maatregelen die na de foto beslist en berekend werden.

Er zijn collega's die nog meer wijzigingen in die foto willen opnemen, en ik begrijp die vraag, want hoe meer er wordt opgenomen, hoe accurater het document, ook al zal het binnen enkele dagen of weken opnieuw achterhaald zijn. Het gaat in deze dan dikwijls over wijzigingen door beslissingen die in voorbereiding zijn maar nog niet definitief werden genomen, of wijzigingen waarvoor de berekeningen nog niet volledig werden afgeklopt, of wijzigingen waarvoor er geen tijd meer is om ze de procedure te laten doorlopen om opgenomen te worden in deze foto. Er moet dus ergens een lijn getrokken worden.

Het werkt natuurlijk ook in twee richtingen. Onlangs verklaarde de Nationale Bank dat onze economie sneller terugveert dan verwacht, met ongetwijfeld positieve effecten op de werkgelegenheid, de werkgelegenheidsgraad en de overheidsinkomsten. Ook die effecten werden nog niet opgenomen in dit document. Dat zal ongetwijfeld aan bod komen op de volgende foto.

Ik wil dus bij deze mijn vertrouwen uitspreken in de staatssecretaris en haar team. Ik denk dat de foto zo compleet als mogelijk gemaakt is. Er zullen dit jaar nog wijzigingen aan de tabellen komen, door steunmaatregelen in het kader van covid. Er zullen wijzigingen komen door een snel herstellende economie. Ik heb er alle vertrouwen in dat de staatssecretaris ons ook daarvan op de hoogte zal brengen zodra er enige zekerheid is. Omwille daarvan, mevrouw de voorzitster, wil ik zeggen dat onze fractie deze begrotingswijziging dan ook zal steunen.


Sander Loones N-VA

Mijnheer Vanbesien, ik wil u graag bedanken voor de complimenten. Het is inderdaad goed samenwerken in de commissie voor Financiën en Begroting. Er wordt goed geluisterd naar elkaar en er is ook een echt debat, dus ik wil u danken voor het compliment.

Ik dacht echter dat u mij voor iets anders zou bedanken, met name voor uw tweede punt. Het feit dat er amendementen zijn gekomen en dat de begrotingstabellen geactualiseerd zijn, is immers te danken aan de vraag van de oppositie. Het blijkt ook dat dat geen onredelijke vraag was, want het is gelukt. Wij hebben daarop aangedrongen en het is ook gerealiseerd. Dat bewijst nogmaals dat wij misschien net iets verder kunnen springen wanneer er wordt samengewerkt in het Parlement.


Wouter Vermeersch VB

Mevrouw de voorzitster, ik wil even verder gaan op de beeldspraak van collega Vanbesien over de foto. Wij zijn ondertussen in digitale tijden aanbeland, mijnheer Vanbesien, en nu gebruiken de meesten onder ons de app Instagram. Het is niet alleen belangrijk welke foto men gebruikt, maar ook welke filter men op die foto plaatst.

Daar hebben onze Waalse collega's in de commissie al een tipje van de sluier gelicht. Voor lyrische beschrijvingen van de federale begroting moeten wij bij collega Piedboeuf zijn. Hij noemde de begroting l'art du possible, de kunst van het mogelijke, nogmaals het bewijs dat de begroting op een soort Zuid-Europese leest is geschoeid en dat zij zaken verbloemt. De regering heeft niet alleen een bepaalde foto gekozen, maar zij heeft er ook een verbloemende filter over geplaatst. Mijn fractie is alleszins gewonnen voor een meer Noord-Europese manier van begroten, geen imaginaire Zuid-Europese begrotingen die gebaseerd zijn op wensen en drijfzand, maar wel begrotingen die gebaseerd zijn op realistische ramingen en inschattingen op basis van het voorzichtigheidsprincipe.

Collega's, de wereldeconomie is stilaan aan het heropleven – het werd al vermeld door collega Vanbesien – en dat gaat sneller dan aanvankelijk verwacht. Dat is goed nieuws, maar de eurozone blijft achterophinken ten opzichte van de rest van de wereld. De heropleving van de economie gaat echter ook gepaard met stijgende prijzen.

Bedrijven worden geconfronteerd met hogere grondstofprijzen. Heel wat grondstoffen worden duurder door schaarste. Er zijn ook tekorten aan microchips. Een aantal fabrieken van autoproducenten in ons land ligt stil. Op dit moment is er ook een tekort aan containers voor transport. Bedrijven zullen die gestegen prijzen doorrekenen aan de consument.

Ook andere sectoren dan de productiesectoren verhogen hun prijzen. Zo wordt een horecabezoek een pak duurder. Meer dan de helft van de horecazaken verhoogt de prijzen na corona. Het inflatiespook slaat dus opnieuw toe. Dat kan een directe en een indirecte impact hebben op de begroting van dit land. De lonen en socialezekerheidsuitkeringen - collega Loones vermeldde terecht dat er zo heel wat zijn ten zuiden van de taalgrens - zijn gekoppeld aan de inflatie via de spilindex. De regering houdt er in deze begroting nog steeds rekening mee dat de spilindex pas in 2022 zal worden overschreden, maar volgens de meest recente maandelijkse vooruitzichten zal de spilindex hoogstwaarschijnlijk al in oktober van dit jaar worden bereikt. Dat zal een directe impact hebben van vele honderden miljoenen euro op de begroting, waarmee vandaag nog geen rekening wordt gehouden. Dat heeft het Rekenhof trouwens ook terecht opgemerkt.

Er is nog een veel grotere indirecte impact. Indirect houdt een stijgende inflatie een risico in voor landen met een torenhoge staatsschuld zoals België. Het belangrijkste wapen van de centrale banken tegen een oplopende inflatie is natuurlijk het optrekken van de rente. Rentestijgingen zijn dramatisch voor schuldzieke landen als België. Het Agentschap van de Schuld toonde in de commissie voor Financiën aan dat een stijging van de rente een aanzienlijke impact zal hebben op dit land. Een stijging van de rente met 1 % kan de jaarlijkse rentelasten op korte termijn laten oplopen met een kleine 2 miljard euro. Zo kan er dus ook een indirecte impact ontstaan van vele miljarden euro op de begroting, waarmee vandaag nog totaal geen rekening wordt gehouden.

Econoom Bart Van Craeynest had het er gisteren over in De Tijd: "Een stevige stijging van de rente of een verdere daling van ons groeipotentieel zal dit land vrij snel in moeilijke papieren brengen. Meer nog, door het grote structurele begrotingstekort waarmee we uit deze crisis komen, zitten onze overheidsfinanciën vandaag al op een onhoudbaar langetermijntraject." Hij heeft natuurlijk gelijk.

Bij de bespreking van de initiële begroting in december hebben wij hier in de plenaire vergadering gezegd dat de paars-groene regering met de indiening van de originele begroting een boemerang gooide die ze in haar gezicht zou krijgen bij de eerste begrotingscontrole. Effectief, het tekort van de federale overheid stijgt met de aanpassing van 25 miljard tot 30 miljard. Het gaat dus om een stijging met maar liefst 5 miljard euro of zo'n 20 %. Als we de tekorten van alle overheden in dit land samen nemen, dan stijgt het tekort zelfs tot bijna 40 miljard euro.

Ook de regionale begrotingen kleuren intussen bloedrood en vooral in Franstalig België is de situatie alarmerend. Het Brussels Gewest blijft putten graven en laat de schuld ontsporen. De Franse Gemeenschap heeft een jaarlijks tekort van meer dan 1 miljard euro tot het einde van deze legislatuur. Het tekort van het Waals Gewest zal binnen enkele jaren in absolute cijfers groter zijn dan dat van Vlaanderen. Het Vlaams Belang blijft er dus op aandringen om zolang België niet gesplitst is de deelstaten te responsabiliseren voor hun beleid, zodat de schuldenlast die ze opbouwen niet afgewenteld kan worden op andere regio's in dit land, in het bijzonder op Vlaanderen. Vlaanderen mag dus niet opdraaien voor het Brussels, Waals en Franstalig potverteren.

Bij het indienen van de initiële begroting werd ook met verouderde cijfers gewerkt en vandaag krijgen we in deze aangepaste begroting de rekening daarvoor gepresenteerd. De initiële begroting voor 2021 was al hopeloos achterhaald en men zou dus kunnen verwachten dat een regering zich geen twee keer aan dezelfde steen zou stoten. Niets is echter minder waar.

Ten eerste, deze regering blijft ook in deze aangepaste begroting hardnekkig verder werken met verouderde en achterhaalde cijfers. De budgettaire impact van heel wat maatregelen werd niet geraamd. Zo werken wij inzake de fiscale ontvangsten nog met cijfers van na de eerste golf, terwijl wij ondertussen al de derde coronagolf achter de kiezen hebben. In december konden wij daarvoor nog min of meer begrip opbrengen, maar vandaag, zes maanden later, is dat begrip natuurlijk een pak kleiner.

Ten tweede, de regering vervalt ook in slechte gewoonten, bijvoorbeeld door zich te blijven rijk rekenen met onzekere inkomsten, zoals cross-border en de effectentaks, maar ook door wetens en willens te blijven werken met coronaprovisies, wat een toch wel bediscussieerbare begrotingstechniek is.

Ten derde, deze begrotingsaanpassing is voor ons een gemiste kans om reeds een eerste aanzet te geven tot het rechttrekken van de begrotingssituatie. Toegegeven, corona vertroebelt de begrotingscijfers en bezwaart uiteindelijk de begroting aanzienlijk, maar corona verbergt de structureel ongezonde financiën in dit schuldzieke land natuurlijk niet. Deze begrotingsaanpassing is dus de aanpassing van de gemiste kans om al een eerste aanzet te geven tot het bijstellen van de uitgaven en te beginnen aan het gezonder maken van de Belgische financiën.

Deze begrotingsaanpassing wekt bij ons geen vertrouwen dat deze regering in 2022 ook in staat zal zijn om de boel onder controle te krijgen. De regering-Michel is er, laten we eerlijk zijn, nooit in geslaagd om zijn begrotingsdoelstellingen te behalen. Op basis van wat we hier vandaag voorgeschoteld krijgen, ziet het er niet naar uit dat de regering-De Croo daarin wel zal slagen. Met het optrekken van de coronawolken zal immers ook de begroting opnieuw in de schijnwerpers komen te staan. Na corona komt de begroting weer vooraan op de politieke agenda. Het gemakkelijke werk, de miljardenuitgaven inzake corona, is uiteindelijk achter de rug. Nu komt het moeilijke werk voor deze regering: de sanering, het gezonder maken van de financiën.

Hoe zal dat lukken in een regering met zeven partijen en vier verschillende ideologieën? De linkse partijen kiezen ronduit de kaart van het populisme, zoals wij ook zagen in het kader van het loonakkoord. Vooruit en PS kopiëren schaamteloos de compleet onrealistische voorstellen van de PVDA, zoals de schrapping van alle dividenden en de bevriezing van de lonen van de CEO's.

Er werd in de discussies over de begrotingsaanpassing in de commissie door de staatssecretaris van Begroting, mevrouw De Bleeker, wijselijk niet geantwoord op de budgettaire impact van dergelijke onbezonnen radicaal-linkse voorstellen. Ook de groene partijen in deze regering, die een ecologisch fundamentalisme prediken, zwijgen angstvallig over wie de groene facturen zal betalen die daar onlosmakelijk aan vasthangen. Er werd door minister Van Peteghem wijselijk niet geantwoord op de budgettaire impact van het elektrificeren van het bedrijfswagenpark. Of wat te denken over de impact van de nog te bouwen gascentrales en de kosten die daaraan vasthangen voor het CRM?

We zitten met een tekort van vele tientallen miljarden euro's. Het begrotingsconclaaf van deze regering heeft nog geen 56 miljoen euro aan maatregelen genomen. De globale impact bedraagt –56 miljoen euro op het tekort van vele tientallen miljarden euro's. Het is niet op die manier dat de regering erin zal slagen om haar begroting op orde te krijgen. Daartoe hadden reeds in de aanpassing van de begroting van 2021 de eerste stappen kunnen worden gezet.

Uiteraard is er nog steeds de pandemie, maar het is ondertussen duidelijk dat 2021 een jaar wordt van voorzichtig herstel. Van een verantwoordelijke regering mag dus worden verwacht dat ze nu voorzichtig aanzetten geeft tot een bijsturing van het beleid, gelet op de catastrofale toestand van de openbare financiën en dat doet ze niet. Een begrotingsconclaaf, waarbij op basis van een twintigtal punten tot een bedrag van 56 miljoen euro wordt gekomen, kan moeilijk ernstig worden genomen. Het blijft dus bij wat rommelen in de marge, met enkele punctuele bijstellingen. Van enige structurele hervorming is nog lang geen sprake.

Bovendien wordt in deze begrotingsaanpassing ruim 200 miljoen euro vergooid aan uitgaven die veel nuttiger hadden kunnen besteed. We maken een ongemeen harde economische crisis mee, maar paars-groen heeft nog steeds een gat in de hand. De bijdrage aan de Europese Unie verhoogt met maar liefst 178 miljoen euro. De financiering van de Europese Unie kost de belastingbetaler in dit land al 7,7 miljard euro per jaar en dat jaar na jaar, collega's. Zoals we allen weten zijn de Vlamingen daarbij de grootste nettobetalers van de Europese Unie.

Ook inzake het Europees Herstelfonds wordt dit land en wordt Vlaanderen structureel onderbedeeld door Europa. Welke maatstaf ook wordt gehanteerd, België is het kneusje van Europa. Bovendien heeft de regering nog enkele miljoenen euro vrij voor de betoelaging van de politieke agenda van de Black Lives Matter-beweging en de dekolonisatie. Ook de onderhoudsdotatie Koninklijke Domeinen wordt nogmaals verhoogd, ditmaal voor het onderhoud van de beveiligingsinstallaties. Terwijl de gewone burger en de bedrijven de minst dringende uitgaven moeten uitstellen, laten de huidige regering en het Koningshuis het geld rollen.

Er gaat ook opnieuw extra geld naar Unia, een overbodige en schadelijke instelling. Er is ook extra geld om een communicatiecampagne te financieren die het imago van België moet bevorderen. Stel u voor. Wij vrezen alleen dat nog heel veel geld nodig zal zijn, om het imago van de Belgische Staat ooit nog op te krikken.

De paars-groene regering verbrast dus ruim 200 miljoen euro aan uitgaven die voor ons kunnen worden geschrapt of waarop had moeten worden bespaard. Dat is onbegrijpelijk in de huidige tijden. Dat geld had natuurlijk beter kunnen dienen om de zwaarst getroffen sectoren bijkomend te ondersteunen. Wij hebben daartoe dan ook een aantal amendementen ingediend, die wij later vandaag ter stemming zullen voorleggen.

Niet alleen het begrotingstekort maar ook de staatsschuld stijgt op korte en middellange termijn naar onhoudbare niveaus. Dinsdag bleek uit het jaarverslag van het Federaal Agentschap van de Schuld dat de Belgische overheidsschuld in 2020 is gestegen met bijna 50 miljard euro naar 515 miljard euro, zijnde het hoogste niveau sinds 1999. De Belgische schuldgraad komt daardoor op ruim 114 % van het bruto binnenlands product. Dat is een schuld van 48.000 euro per Belg. Elk kind dat geboren wordt in België krijgt dus onmiddellijk een schuldpapier van 48.000 euro in de pamper geschoven. Dat is onvoorstelbaar.

De globale schuld van België gaat dus in de richting van 120 % van het bruto binnenlands product, waarbij de Nationale Bank van België reeds meermaals aangaf dat vanaf 120 % de schuld zich in een gevarenzone bevindt. In die omstandigheden zou een bezorgde en voorzichtige overheid zoeken naar verbeteringen, efficiëntie en effectiviteit, dus naar doelmatiger besturen. Dat geldt echter niet voor België.

Corona blijkt nog steeds het perfecte alibi om dat niet te doen en vooral verder te gaan met ongebreidelde uitgaven. Die situatie is onhoudbaar. Econoom Van Craeynest becijferde gisteren in De Tijd dat bij ongewijzigd beleid de staatsschuld doorstijgt naar 225% van het bbp in 2070 en in het worstcasescenario zelfs naar 370%. Volgens de Nationale Bank komen besparingen dus beter wat hoger op de beleidsagenda, samen met structurele hervormingen om bijvoorbeeld de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren. Het Voka had gisteren trouwens een gelijkaardige boodschap. De Vlaamse werkgeversorganisatie pleitte om de overheidsuitgaven onder controle te brengen en roept ook op tot structurele hervormingen om de overheidsfinanciën weer gezonder te maken.

Het Rekenhof herinnerde ons en de regering eraan dat deze regering in de initiële begroting 2021, steunend op die politieke ambitie om de werkzaamheidsgraad of werkgelegenheidsgraad op te trekken tot 80%, rekent op 400 miljoen euro inkomsten in 2024. Hoe de regering die doelstelling wil bereiken, is vandaag compleet onduidelijk. In de initiële begroting 2021 had de ministerraad de verwachte terugverdieneffecten, ook van de strijd tegen de sociale dumping en tegen de sociale en fiscale fraude, op 200 miljoen euro geraamd in 2021 en op 1 miljard euro in 2024. Dat is de befaamde budgettaire tabel van paars-groen. De heer Van Peteghem lanceerde intussen een plan voor de strijd tegen de sociale en fiscale fraude, met 29 punten. Het is bijzonder spijtig dat hij hier niet aanwezig is bij deze discussie, maar de vraag blijft hoe de opbrengsten van het plan concreet zullen worden berekend en of een opbrengst van 200 miljoen euro voor dit jaar eigenlijk nog wel realistisch is, gezien het feit dat verschillende maatregelen nog moeten worden vertaald in wetteksten.

Ik wil eindigen met een positieve noot. Inzake de Europese begrotingsregels zijn de geesten in dit land aan het rijpen. In de commissie menen wij toch min of meer begrepen te hebben dat de staatssecretaris zich niet zomaar de les zal laten spellen door Europa. Het zijn natuurlijk de lidstaten, en wat ons betreft de deelstaten, die volledige budgettaire autonomie moeten krijgen en behouden. Zelfs professor Paul De Grauwe schuift intussen op naar dat standpunt.

Ik citeer uit zijn opiniestuk in De Morgen: "In een democratie berust de macht om te besteden en te belasten bij de parlementen. Geen belasting zonder vertegenwoordiging, no taxation without representation. Wanneer een supranationale instelling als de Europese Commissie de beslissingen van deze parlementen probeert te dwarsbomen, ontstaan er problemen. Deze kloof tussen degenen die beslissingen nemen en degenen die de politieke kosten van deze beslissingen dragen, is de grootste zwakte van het beheer van de begrotingsregels in de eurozone. De gebrekkige politieke legitimiteit van de opgelegde regels kan alleen worden opgelost door over te gaan tot een bottom-upbenadering waarin een grote verantwoordelijkheid wordt gegeven aan nationale instanties om voor budgettaire discipline te zorgen. Een hernationalisering van budgettaire discipline zou moeten samengaan met een aantal institutionele hervormingen die een grotere mate van onafhankelijkheid en gezag geven aan nationale controle-instanties."

Het zou zomaar eigenlijk uit het partijprogramma van een eurokritische partij als het Vlaams Belang kunnen komen, maar nee, het stond letterlijk te lezen in het opiniestuk van professor De Grauwe. Wij zijn bijzonder blij dat de geesten beginnen te rijpen.

Een tweede positieve noot is de vaststelling dat de nalatigheids- en moratoriumintresten inzake directe belastingen – de kosten die moeten worden betaald bij laattijdige betalingen aan de overheid – aanzienlijk verhoogd worden. Het is vrij logisch dat in coronatijden vooral kleine ondernemingen, en vooral dan in Vlaanderen, betalingsmoeilijkheden hebben. Dit bedrag zomaar opschroeven in een begrotingsaanpassing gaf natuurlijk blijk van een manifest gebrek aan empathie, en was op zijn zachtst gezegd politiek laakbaar.

In de commissie heb ik de vraag gesteld of de regering bereid was die nalatigheids- en moratoriumintresten verder te verlagen, gegeven de toch ongeziene economische crisis waarin vele kleine ondernemingen verzeild zijn geraakt.

Effectief, de regering heeft daartoe zelf een amendement ingediend dat het Vlaams Belang dan ook met overtuiging heeft gesteund. Tot daar de positieve noten in de context van deze begrotingsaanpassing.

Uit het geheel van mijn uiteenzetting zult u ondertussen wel begrepen hebben dat wij deze begrotingsaanpassing an sich niet zullen goedkeuren. Het is een begrotingsaanpassing van de gemiste kans.


Benoît Piedboeuf MR

Monsieur Vermeersch, vous ne faites que confirmer ce que j'ai dit, c'est que le budget est l'art du possible. Vous pouvez faire toutes les démonstrations que vous voulez, nous sommes évidemment à la merci de toute une série de paramètres. Notre rôle est d'essayer de les appréhender au mieux, et c'est ce que nous faisons, avec, c'est vrai, à un certain moment, l'espoir de faire des recettes. C'est un espoir qui n'est pas du tout imaginaire. Nous essayons de mettre en place ce qui va produire des recettes. Je répète que le budget est l'art du possible, ce n'est pas de la littérature mais une réalité. Cela fait plus de trente ans que je fais des budgets, et j'arrive à mes résultats.


Wouter Vermeersch VB

Mijnheer Piedboeuf, we zijn hier een paar honderd meters verwijderd van het Vlaams parlement. Ik heb er geen probleem mee om de heer Diependaele uit de Vlaamse regering af en toe positief te bejegenen, omdat hij het beter doet dan de federale ministers en zijn collega's bezuiden de taalgrens. Het is uiteraard ook niet moeilijk om beter te begroten dan België of Wallonië. Hoe dan ook wordt hier op een paar honderd meter vandaan op een heel andere manier begroot. Er wordt veel rationeler omgegaan. Dat is wat ik probeerde in de verf te zetten.

Hier pakt men een begroting aan op een typisch Franse manier onder het motto l'art du possible. In Vlaanderen plaats men geen filter op de begroting, men is daar duidelijk over. Dat is de Noord-Europese manier van begroten. Landen als Duitsland en Nederland hebben een andere manier van begroten dan bijvoorbeeld Frankrijk en Italië, die de Zuid-Europese manier van begroten hanteren. Het punt dat ik wou maken, is dat het overwicht van de Franstalige partijen in de regering ervoor zorgt dat wij een Zuid-Europese manier van begroten hanteren. Dat is gewoon de realiteit; we kunnen dat alleen vaststellen.


Marie-Christine Marghem MR

Madame la présidente, après cet échange très vif et traditionnel entre nos deux collègues, je plussoie monsieur Piedboeuf. Je voudrais dire à M. Vermeersch et à M. Loones diverses choses sur ce budget et je ne voudrais pas les dire seulement à eux, mais à tout le monde.

Nous sommes réunis aujourd'hui, madame la secrétaire d'État, pour débattre de cet ajustement budgétaire. "Ajustement" est un terme qui n'est pas galvaudé, qui n'est pas lyrique et qui veut simplement dire en mécanique que l'on ajuste deux pièces l'une à l'autre. L'on rend grâce à la réalité en agissant de la sorte. C'est dès lors un budget qui se pose face à la réalité, une réalité évolutive, à laquelle ce budget s'adapte, puisqu'il colle à la réalité.

Malheureusement, cette réalité est celle d'une crise sanitaire, comme vous le savez. C'est une crise sanitaire sans précédent qui a dépassé tous les superlatifs en termes d'impact sur nos finances publiques, mais aussi sur nos vies, de manière générale. Nous avons dû précisément nous adapter à de nouvelles contraintes, sacrifier nos libertés afin d'éviter que notre système sanitaire, économique et sociétal ne s'écroule. Notre économie en a énormément souffert; je suis d'accord avec vous et je l'ai moi-même ressenti étant indépendante de père en fils et fille depuis des générations. Et je suis du Hainaut, donc ma voix est aussi particulière dans l'histoire des transferts.

À la fin de mon intervention je vous ferai part de quelques petits éléments de mon cru au sujet de ceux-ci, mais je reviens à mon introduction.

Les perspectives d'embellie semblent se confirmer de plus en plus. On en est étonné, mais on se réjouit quand même de voir que la reprise économique mord à plein et que nous pouvons fonder des espoirs concrets dès maintenant sur une embellie économique qui va peut-être, comme je l'espère, nous apporter des recettes. C'est là que je rejoins M. Piedboeuf.

Cet état de fait rappelle au passage le lien indéfectible, que nous soulignons, entre la liberté et une économie vigoureuse - celle-ci n'existant pas sans celle-là. Un budget est, par définition, un exercice de prévoyance, mais pas à la façon de Mme Irma. Ce n'est pas cette dernière qui serait dans la peau de Mme la secrétaire d'État et qui se pencherait sur sa boule de cristal. Comme je le dis et le répète, il s'agit d'un exercice fondé sur le regard que l'on porte sur une réalité en mouvement et sur les espoirs concrets que nous pouvons fonder et qui germent déjà dans cette réalité en vue d'un avenir proche.

La crise sanitaire actuelle, de par sa nature changeante et sa capacité à affecter notre société par vagues - auxquelles nous devons continuer de prendre garde -, rend cet exercice extrêmement compliqué. Les prévisions sur lesquelles s'appuie ce budget sont rapidement dépassées. C'est évidemment tout l'art et toute la difficulté de l'exercice en question.

Bien entendu, c'est souvent le cas lorsqu'il s'agit d'un budget ou d'un ajustement budgétaire en temps normal. La Cour des comptes le rappelait, du reste, à juste titre lors de son audition à ce sujet. Ainsi que vous-même et M. Vanbesien l'avez indiqué, le budget est une photographie - par essence, une image arrêtée et non pas un film, une image en mouvement. Or, cette fois-ci, les paramètres macroéconomiques varient fortement en fonction de l'évolution positive ou négative de la pandémie. Par conséquent, cette fameuse photo est moins nette. Elle reste un arrêt sur image, mais qui a été saisi à partir d'un sujet en mouvement constant et trop rapide, si bien que le cliché est un peu flou. Pour autant, il ne faut pas considérer la photo, mais plutôt essayer d'en déchiffrer l'esprit, et non la lettre. L'esprit prend place au cœur du débat auquel nous sommes en train de participer et qui est extrêmement compliqué.

Ce n'est pas cela qui fait notre différence soi-disant culturelle. J'aime beaucoup les Flamands. Je vis d'ailleurs avec l'un d'entre eux. Je comprends très bien la manière et l'art avec lesquels ils calculent. En effet, il s'agit aussi d'un art!

Vous avez l'air de dire que nous avons aussi un art, à savoir celui de parler et de voir les choses d'une manière peut-être trop embellissante. N'oubliez quand même pas que, bien que je sois wallonne et hennuyère, je sais très bien calculer. J'ai appris d'autant mieux à calculer que j'ai travaillé pendant six ans dans une charge qui ne supportait pas les approximations.

La Cour des comptes a loué la volonté de Mme la secrétaire d'État - pour preuve les deux ajustements budgétaires précédents, et ce n'était pas flagornerie de leur part - d'essayer de coller au plus près de l'actualité changeante. Je rappelle que c'est un exercice très difficile.

D'une manière générale, on peut observer que la deuxième vague a fortement affecté les estimations budgétaires et économiques de l'année 2020. La reprise tant attendue pour l'année 2021 se manifeste, finalement, un peu plus tard que prévu, ce qui impacte négativement les prévisions pour cette année. Ces constats sont peut-être aussi amenés à changer dans quelque temps.

Nous nous retrouverons donc avec un budget ajusté tenant compte de la réalité, un budget qui intègre ou actualise les conséquences de la crise exceptionnelle que nous vivons, plus qu'il incorpore des décisions stratégiques ou politiques de grande ampleur.

Par ailleurs, le conclave budgétaire et les actualisations relèvent un impact négatif de 56 millions d'euros sur le solde du gouvernement fédéral et de la sécurité sociale, soit un impact relativement limité, si on le compare avec les montants en jeu pour combattre la crise sanitaire, à savoir un plus de 20 milliards d'euros pour 2020.

Nous pouvons espérer que les futurs budgets seront plus positifs grâce à l'avancée de la campagne de vaccination et espérer une plus grande liberté et une reprise très vigoureuse de notre économie. Nous pouvons espérer que ces effets positifs viennent contre-balancer le coût des nombreuses mesures de soutien nécessaires qui ont été décidées par le gouvernement et le Parlement pour tous les Belges.

L'ajustement a également fait l'objet d'un examen approfondi dans chaque commission de notre assemblée. Nous le devons à l'opposition et je les en remercie. En tant que présidente de la commission des Finances, j'ai été un peu étonnée par cette demande. Pour le secrétaire de commission, cette sorte de partage entre les commissions – qui est une richesse supplémentaire – ne se faisait qu'au moment du budget et non au moment des ajustements. Vous avez bien fait et je vous en remercie. J'ai d'ailleurs suivi votre demande et j'en suis très contente puisque, grâce à cela, toutes les commissions de ce Parlement ont pu se prononcer sur les matières qu'elles traitent habituellement. Nous avons donc instauré une nouvelle jurisprudence.

Nous avions posé un certain nombre de questions au gouvernement concernant l'indice-pivot, la trajectoire budgétaire, la coordination budgétaire entre les entités fédérées ou encore l'évolution de la dette de la Belgique. Nous sommes confiants et nous remercions le gouvernement pour ses réponses et ses annonces à travers lesquelles on voit qu'il suit de très près les prochaines estimations macroéconomiques qui vont influencer nécessairement notre budget. On rappellera, puisque cela apparaît nécessaire au regard de certains commentaires de l'opposition, que le contexte est très particulier et qu'il rend cet exercice budgétaire plus difficile. Mais c'est d'autant plus amusant et extraordinaire de participer à un exercice budgétaire dans une période comme celle-ci. Cela donne lieu à des commentaires, à un débat et à de nouveaux comportements bénéfiques pour notre pays.

La bonne nouvelle, c'est que cette crise semble de plus en plus derrière nous. Je suis un peu prudente car on ne sait jamais. Au retour des vacances, nous aurons peut-être de mauvaises surprises mais je ne veux pas être un oiseau de mauvais augure. La reprise est là. Elle se confirme et elle permet de donner un coup de fouet supplémentaire à notre économie pour la deuxième partie de l'année avec tous les effets bénéfiques que cela va engendrer sur nos finances publiques.

La pression sur nos finances publiques est énorme. J'ai particulièrement vécu la crise financière de 2008 puisque j'ai travaillé dans toutes les commissions qui ont, malheureusement, assisté à la chute de certaines banques. Les conséquences de cette crise financière avaient déjà démontré à quel point il était nécessaire d'être très vigilant vis-à-vis des dettes souveraines et que l'emballement via un effet boule de neige pouvait très rapidement se produire avec des répercussions économiques et sociétales dramatiques.

En la matière, nous retiendrons également la volonté de ce gouvernement de s'engager, conformément à l'accord de gouvernement, vers une trajectoire budgétaire qui vise un retour à des finances publiques plus saines, un retour à des finances publiques soutenables qui doit rester une préoccupation pour ce gouvernement. Vous serez amplement d'accord avec moi. Comme l'a rappelé le vice-premier ministre dans son intervention en commission des Finances, il est primordial que notre taux d'endettement soit maîtrisé et que le gouvernement anticipe bien les prochaines grandes échéances en la matière.

Nous nous réjouissons aussi de la volonté du gouvernement de travailler à une collaboration plus étroite avec les entités fédérées dans le cadre du programme de stabilité. N'en déplaise à certains qui ont un peu et gentiment critiqué tout à l'heure, toutes les entités du pays participent à la finance et à la santé financière de notre pays, la Belgique. Il n'est pas question qu'une entité prenne le pas sur l'autre. Il n'est pas question de faire autre chose que de réfléchir ensemble à une trajectoire budgétaire qui fasse sens.

Enfin, Mme la secrétaire d'État et M. le vice-premier ministre ont en partie joint la parole aux actes. Des amendements ont été déposés par le gouvernement. Ils ont donc fait un effort supplémentaire, chers collègues, afin de faire coller la fameuse photographie de cet ajustement budgétaire encore un peu plus à la réalité mouvante qu'il est chargé de photographier et d'y inclure certaines mesures dont on connaît l'impact.

Je pense particulièrement aux mesures qui vont permettre aux brasseurs de récupérer les accises sur des stocks de bière détruits, ou encore aux mesures de soutien liées au tax shelter pour l'audiovisuel et les arts de la scène. J'oublie certainement certaines mesures, et je privilégie les mesures que nous avons nous-mêmes introduites et qui ont été soutenues par d'autres collègues.

J'en viens maintenant aux transferts nord-sud. Attention, pas op, opgelet! Les discussions budgétaires sont évidemment toujours l'occasion pour certains collègues de l'opposition aujourd'hui, mais qui parfois sont dans la majorité, de remettre sur la table leur refrain, leurs antiennes, voire éventuellement leurs obsessions. Une obsession, c'est une maladie qui atteint la psyché et qui occupe totalement le champ de la conscience. Vous êtes suffisamment intelligents et suffisamment fins pour ne pas tomber dans ce genre d'obsession. Je veux vous aider à ne pas y tomber.

Je voudrais d'ailleurs, à cette occasion, citer une étude réalisée par un Français et qui date du 21 juin 2021. Cette étude remet certaines choses en place quant aux transferts. Cette étude est là, on peut vous en faire part. Au deuxième paragraphe de cette étude, on voit tout de suite – et c'est valable dans tous les pays – que chaque ménage est contributeur net ou bénéficiaire net de la solidarité interpersonnelle dans un pays. Ainsi, pour la Belgique, chaque zone géographique du pays telle qu'un arrondissement, une province, une Région, comprend à la fois des ménages contributeurs nets et d'autres qui sont bénéficiaires nets. Une zone géographique est globalement contributrice nette et globalement bénéficiaire nette. Ce flux de solidarité interpersonnelle montre que la redistribution des revenus par l'impôt et la sécurité sociale fonctionnent plutôt bien en Belgique, que vous le vouliez ou non.

Les provinces dont les populations sont, en moyenne, contributrices nettes à la solidarité sont le Brabant flamand, le Brabant wallon, la Flandre orientale et la province d'Anvers. Les populations de toutes les autres provinces, y compris Bruxelles, sont bénéficiaires nettes.

Mais il faut aller plus loin dans le détail et se rendre compte que dans d'autres pays où la solidarité interpersonnelle fonctionne moins bien que chez nous, le flux des solidarités est différent. En Allemagne, par exemple, la population de la région de Hambourg contribue énormément, mais aussi celle de la Bavière en faveur de la population de Sachsen-Anhalt, par exemple, qui est bénéficiaire nette. Aux Pays-Bas, la population de West-Nederland est contributrice nette et celle de Noord-Nederland est bénéficiaire nette. En Espagne, la population de la communauté de Madrid est contributrice nette et la région de Noreste est bénéficiaire nette.

Dans tous les pays, y compris en France, avec la contribution très élevée de l'Île-de-France pour l'ensemble des autres régions françaises, il y a donc ce phénomène de solidarité. Vous le savez bien.

Si on s'intéresse vraiment aux flux interpersonnels en Belgique, on constate que le Brabant wallon, Arlon, Waremme et Namur sont des contributeurs nets aux communes d'Ypres, d'Ostende et de Dixmude.

Nous pourrions, sans doute, débattre des heures – et cela serait vraiment un grand plaisir pour moi – de tous ces calculs effectués de manière scientifique et qui figurent dans cette étude, en laissant parfois paraître un côté affectif dans nos interventions.

Quoi qu'il en soit, la solidarité s'opère toujours à partir de ceux qui ont le plus vers ceux qui ont le moins. Tout le reste, c'est se mettre des œillères. N'oublions pas que l'histoire est parfois taquine et que toute situation peut rapidement s'inverser. Aucune situation n'est figée dans le temps. Il n'y a pas de photographie dans l'histoire. Celle-ci est en mouvement comme c'est le cas de cet ajustement budgétaire.


Theo Francken N-VA

Mevrouw Marghem, ik wil even op uw uiteenzetting reageren. U zegt dat het allemaal een zaak is van interpersoonlijkheid. De transfers mogen wij niet systemisch bekijken, maar moeten wij interpersoonlijk benaderen, zo zegt u. Aldus bekeken is Waals-Brabant de rijkste provincie en is Limburg arm, beschouwd op macro-economisch, op macro-budgettair vlak.

Gisteren heb ik een interessant filmpje gezien van uw voorzitter, Georges-Louis Bouchez, de nieuwe rebel aan het firmament. In dat filmpje, in de gemeenteraad van zijn stad Mons, zien we dat hij de burgemeester van Mons, die nochtans al vierentwintig of misschien zelfs dertig jaar een absolute meerderheid heeft, de mantel uitveegt. Dat doet hij wel op een redelijk mooie wijze, zonder euh of ah, het is goed gebracht in mooi Frans, dat doen maar weinigen hem na.

Hij verwijt de PS op systemische wijze – dus niet interpersoonlijk – de Waalse regio en alle industriële bassins, overal waar de PS een absolute meerderheid heeft, niet uit het dal te kunnen trekken. De heer Di Rupo is met de PS al veertig of vijftig jaar aan de macht in Wallonië en kiest daarbij nu eens voor Ecolo, dan weer voor MR en soms voor cdH als tweede partner. De PS kan altijd kiezen, maar trekt wel altijd aan de touwtjes. De resultaten voor de mensen in Wallonië zijn echter compleet ondermaats, aldus de heer Bouchez.

Uw voorzitter klaagt dus zelf een systemische aanpak aan. Hij zegt zelf dat Wallonië achterop hinkt en daarvoor wijst hij naar de PS. Georges-Louis Bouchez heeft gisterenavond in de gemeenteraad van Mons dus eigenlijk onze stelling bevestigd. Onze stelling is dat Wallonië beter verdient dan de PS. Het PS-model zorgt voor collectieve verarming en een deficitaire begroting.

Het PS-model zorgt voor de armoedecijfers en de ellende die massaal bestaat in Wallonië.

Mevrouw Marghem, ik hoor dat uw partijvoorzitter onze stelling volledig onderschrijft. U moet hier dus niet beginnen over Waals-Brabant, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen. Het is het model dat wij bestrijden. Wij zullen nooit een individuele Waal, Brusselaar of Franstalige aanpakken. Dat is niet onze stijl. Wij stellen wel dat volgens ons de manier waarop het Waals Gewest en ook Brussel onder andere zo deficitair zijn geworden op begrotingsvlak, komt door het PS-model van overheidstewerkstelling, van niet-activeren maar pamperen en van pappen en nathouden. Dat is één punt.

Ik wil kort een tweede punt maken, nu ik toch het woord heb. Ik wil daarvan toch even gebruikmaken. Ik had heel graag de PS geïnterpelleerd, maar de PS spreekt zelfs niet in een begrotingsdebat. Die kans krijg ik dus niet. Mevrouw Marghem, het gaat over uw goede vriendin en collega in de regering, mevrouw Ludivine Dedonder, minister van Defensie. Het gaat over haar. Ik had graag de PS geïnterpelleerd, maar dat gaat niet. Ik zal dus u even ondervragen.

Wij hebben een amendement ingediend. Ik hoor u graag vertellen dat een begroting niet gemakkelijk is, dat wij nu uit de crisis komen en dat de regering ervoor zal zorgen dat de economie opnieuw meer wind in de zeilen krijgt, wat ik en iedereen hopen. Dat is duidelijk. Die doelstelling is heel belangrijk en ik hoop dat ze goed verloopt. Ik ben het echter eens met de bemerkingen van de heer Sander Loones, met name dat het heel erg moeilijk zal worden wanneer er niet meer wordt ingezet op activering.

De MR is een partij die Defensie verdedigt bij monde van Kattrin Jadin en Denis Ducarme, die dat goed doen in de commissie voor Landsverdediging. Wat mij enorm shockeert, is dat 160 miljoen euro uit de begroting van Defensie wordt getrokken bij de voorliggende begrotingsaanpassing, hoewel wij al weken en maanden debatten houden over meer geld voor Defensie en over herinvestering in Defensie.

Mijn vraag is dus de volgende. Ik weet dat u geen Defensie-expert bent, maar ik had de vraag graag gesteld aan de PS, die echter niet eens spreekt in het begrotingsdebat. Hoe kan het dat u, enerzijds, aangeeft meer te zullen investeren in Defensie en, anderzijds, bij een begrotingscontrole 163 miljoen euro uit het budget voor Defensie haalt?

Hoe kan dat?


Marie-Christine Marghem MR

Monsieur Francken, je vous reconnais bien là!

Tout d'abord, j'ai travaillé avec vous au gouvernement. Malgré votre tempérament qui, du reste, se rapproche assez fort du mien - puisque nous avons tous deux un caractère bien trempé -, vous avez dû parfois accepter des compromis. C'est en cela que consiste un accord de gouvernement. Jusqu'au dernier moment, cela aurait été bien, mais vous avez malheureusement fléchi avant l'arrivée. Vous n'avez pas pu conclure le dernier compromis, parce que vous avez fléchi trop tôt. Si cet épisode s'était déroulé un peu plus près des élections, il vous aurait mieux servi. C'est cela, la vie politique!

Mme Dedonder n'est pas mon amie, et je ne connais pas les matières de la Défense. Je laisse donc à mes collègues qui s'y sont spécialisés de s'occuper de ces thèmes que vous traitez avec brio et sur lesquels vous avez raison d'intervenir, puisque tout le monde doit le faire en fonction de ses convictions.

J'en viens maintenant à mon président de parti. C'est un autre sujet.


Theo Francken N-VA

(…)


Marie-Christine Marghem MR

Oui, vraiment! Je dis toujours les choses telles qu'elles sont; je ne vais pas commencer à "zieverer" et à raconter des choses à moitié exactes, mais bien plutôt comme je les pense. C'est pourquoi je suis d'accord avec vous et que j'aime bien votre tempérament qui rejoint le mien.

Bref, vous avez parlé de M. Bouchez, qui siège dans un conseil communal difficile - comme moi-même à Tournai -, se trouvant dans la province de Hainaut, laquelle est fortement affectée par les différentes cassures économiques dues à la révolution industrielle ou, plus exactement, par les conséquences historiques négatives de cette période jadis florissante. Or les rapports de force étaient alors inverses dans notre pays, puisque la Wallonie était riche et contribuait énormément au pays. Bref, l'Histoire est toujours en mouvement, comme vous le savez. En tout cas, le Mouvement réformateur souhaite que la Wallonie se redresse et se prenne en main. Nous ne cessons de le dire depuis des années. Moi qui suis parlementaire depuis 2003, fille d'indépendants, comme je vous l'ai expliqué, je ne cesse de le répéter depuis toujours. Et nous continuerons à le faire! C'est cela que vous devez encourager.

J'espère que vous l'encouragez dans le discours, plutôt que de dire: "Mais vous voyez bien qu'on a raison et que cette Wallonie est minable!" Ne dites pas cela, parce que nous sommes dedans, et que nous essayons, nous, de la relever. Dites plutôt: "Encourageons plutôt les Wallons à travailler et à faire en sorte qu'ils soient aussi brillants que dans certaines régions de Flandre."

Je continue à défendre M. Dewael, que vous avez attaqué injustement tout à l'heure. Je le défends d'autant mieux que mon mari est limbourgeois. Évidemment, je ne peux pas accepter qu'entre Flamands, vous commenciez à dire: "Mais dans la province d'Anvers, on est beaucoup plus riches que dans le Limbourg!" Je ne peux évidemment pas accepter que vous disiez: "Le Limbourg est pauvre." Ou alors, dites: "Le Limbourg est pauvre et il bénéficie de la solidarité du Brabant wallon." Dites cela! C'est ça que je ne peux pas accepter!


President Eliane Tillieux

Merci, madame Marghem. Je vois beaucoup de doigts se lever.


Theo Francken N-VA

(…) Ook mijn halve trouwboek is Limburgs. Ik zal toch even de puntjes op de i zetten. Ten eerste, tussen de heer Dewael en Limburg staat geen gelijkheidsteken, meen ik. Hij is natuurlijk een prominent vertegenwoordiger van de kieskring, laat dat duidelijk zijn.

Hoe dan ook, ik haalde u aan. U komt hier altijd met het interprovinciale en interpersoonlijke verhaal aanzetten, als wij over de transfers beginnen. Dan luidt het klassieke verhaal dat Waals-Brabant rijk is en Limburg arm. Dat hebt u gezegd. Ik heb dat niet zelf bovengehaald. Wij hebben een ander model. Wij kijken naar het beleidsvoerende vermogen en daarvan zeggen wij dat volgens ons het Vlaamse model van bestuur, met bijvoorbeeld de activering van werkzoekenden, de verplichte integratie van nieuwkomers en met vele andere accenten die wij leggen, veel duurzamer is. Dat willen wij ook graag in Wallonië zien.

Ten tweede, natuurlijk steunen wij u. Ik zal de heer Bouchez zeker steunen. Ik steun de heer Bouchez heel vaak, want ik ben het helemaal eens met bijvoorbeeld zijn strijd voor neutraliteit. Ik hoop dat hij het hard blijft spelen. Wij zullen zien hoe die kwestie in de regering finaal zal eindigen. Die zal haar beloop kennen, natuurlijk. Maar u zult altijd op ons kunnen rekenen, als de heer Bouchez uitspraken doet die het gezond verstand aanhalen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Laat hem dus vooral maar doen. Het was gewoon een opmerkelijke passage in de gemeenteraad van Mons, waarbij hij het wel degelijk over het regionale beleid had, en dus het hele Waalse beleid, gedurende dertig jaar.


Wouter Vermeersch VB

Ik meen dat het tekenend is dat de banken van de PS bij de communautaire discussie hier ondertussen volledig leeggelopen zijn. Ik meen dat de MR, meer dan de PS, nog een van onze partners is voor een rationalisering van dergelijke financiële zaken in Wallonië.

Mevrouw Marghem, u probeert niettemin een soort verdeeldheid te zaaien door die studie boven te halen. Verdeel en heers. Wij Vlamingen laten ons niet uit elkaar spelen. U had het over solidariteit. Solidariteit wordt natuurlijk georganiseerd in een hechte volksgemeenschap, bij een coherente publieke opinie. Wat zagen wij, bijvoorbeeld in de recente discussie over onder andere het loonakkoord? De sociaal-economische breuklijn ligt natuurlijk op de taalgrens.

Over solidariteit kan ik heel duidelijk zijn. Wat is solidariteit voor ons? Solidariteit is: ik, die mijn portefeuille neem, daar geld uithaal en dat eventueel aan een zwakkere, een behoeftige, geef.

Vlaanderen zou zelf kunnen beslissen om geld aan Wallonië te geven. Maar wat is Belgische solidariteit? Dat is: Wallonië haalt geld uit de zakken van Vlaanderen. Laat het duidelijk zijn: als iemand geld uit mijn portefeuille haalt zonder mijn toestemming, dan is dat geen solidariteit maar diefstal. Dat is het probleem in België: de transfers houden helemaal geen verband met solidariteit, zij hebben een heel andere dimensie.

U verwees voor het stabiliteitsprogramma ook naar het Overlegcomité. Wij hebben minister Diependaele van de Vlaamse regering ondervraagd over het stabiliteitsprogramma. Namens alle deelstaten zegt hij dat het stabiliteitsprogramma een indicatief, niet-bindend begrotingstraject is voor zowel entiteit I, de federale overheid en de sociale zekerheid, als entiteit II, de deelstaten.

Voorts zegt hij dat de regionale regeringen, dus ook die van het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap en Brussel, dat indicatief traject gelezen, maar niet goedgekeurd hebben. Er is, met andere woorden, in het Overlegcomité gewoon akte genomen van die zaken. Ik ben dus blij dat u het onderwerp zelf aanhaalt. Het is alvast mijn concrete vraag aan iemand wiens partij actief is in het Brusselse Gewest, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest hoe we er in dit land in zullen slagen om Wallonië, de Franse Gemeenschap en het Brusselse Gewest te responsabiliseren. Hoe zullen we dat doen in de komende maanden en jaren?


Gilles Vanden Burre Ecolo

Madame la présidente, ces échanges sur les transferts ont lieu systématiquement en commission des Finances. Comme le débat reprend ici, je ne peux m'empêcher d'intervenir.

C'est une question de vision politique. En ce qui concerne les transferts, la situation est beaucoup plus complexe que ce que certains aiment en dire. En termes socioéconomiques, la Wallonie et la Flandre n'existent pas vraiment. On a pris les exemples du Brabant et du Limbourg, la situation à Charleroi n'est pas la même qu'à Bruxelles, à Lier ou à Namur. C'est tout à fait normal, c'est pareil dans tous les pays.

La situation est beaucoup plus complexe et nuancée que ce que certains partis nationalistes essaient de nous expliquer. Je ne vais pas revenir sur les chiffres mais on sait qu'il y a des régions francophones du pays qui sont contributrices nettes et d'autres qui reçoivent des autres régions. Cela s'appelle la solidarité interpersonnelle. En tant qu'écologistes, nous défendons ce principe avec force et vigueur pour que tous les Belges puissent contribuer solidairement au bien-être de tous les Belges. Idéalement, cela devrait même être fait au niveau européen. Nous souhaitons être solidaires au niveau européen.

Plus fondamentalement, j'en arrive à la vision politique. Les nationalistes basent ce débat sur la manière d'organiser la solidarité dans un pays sur la langue et sur l'appartenance à une Région. Vous l'organisez sur base de critères de naissance, de langue, de culture. Pour nous, c'est une question universelle. Quel que soit le statut de ce pays, la Wallonie sera toujours votre voisine. Le fait d'avoir une Wallonie qui est aujourd'hui moins prospère que la Flandre et qui est en difficulté dans certains bassins, j'ai l'impression que cela vous réjouit.

J'ai l'impression que vous trouvez cela positif. Ainsi, vous avez quelque part un ennemi commun – le mot est un peu fort –, un adversaire, une Région sur laquelle vous pouvez continuellement déverser tout ce que vous n'aimez pas (la gestion, les partis au pouvoir, que sais-je?) et dire à quel point cette Région est compliquée, mal gérée depuis cinquante ans, etc. Cela vous permet alors de vendre votre modèle nationaliste: "Chez nous, c'est mieux, nous sommes mieux et cela se passe mieux. Il faut donc faire comme chez nous."

Pour nous, écologistes, c'est exactement là que réside la différence de vision politique. Pour nous, aucune Région n'a intérêt à avoir un voisin ou un collègue plus pauvre ni à le maintenir dans des difficultés. Personne n'a intérêt à cela. Vous savez d'ailleurs que le premier client du port d'Anvers, c'est la Wallonie. L'image internationale de Bruxelles, sa prospérité et son rôle international profitent à tout le monde en Belgique, et c'est tant mieux, comme le port d'Anvers! Moi, je suis content que cela profite à tout le monde en Belgique.

Nous ne faisons pas cette différence car nous pensons que c'est ensemble, quelle que soit la langue que nous parlons, quels que soient le lieu où nous habitons et les déménagements que nous faisons au cours d'une vie, quelles que soient nos origines familiales diverses et variées, tout cela ne compte pas vraiment dans ce débat-ci. Cela compte dans le développement personnel propre mais pas dans ce débat parce que c'est une question de solidarité entre êtres humains et de savoir où nous voulons aller ensemble ou pas.

Je veux mettre en avant cette différence parce qu'on n'en parle finalement pas beaucoup dans les débats en commission des Finances; en effet, on s'occupe des chiffres, des transferts et du budget, ce qui est normal. Derrière, il y a une vision politique qui est complètement opposée; il y a notre vision et la vôtre qui est basée sur ce côté nationaliste qui consiste à dire: "Chez nous, c'est mieux. Et tant mieux, quelque part, si mes voisins vont moins bien car ainsi je peux prouver mon groot gelijk, le fait que j'aie raison." Oui, il y a une différence fondamentale de vision politique entre nous à ce sujet et je tenais à la mettre en évidence.


Sander Loones N-VA

Mevrouw de voorzitster, gelet op wat allemaal wordt gezegd, kan ik niet anders dan even het woord te vragen. Ik heb weer veel woorden en weinig cijfers gehoord. Dat is het verschil tussen woordenmensen en cijfermensen, maar ik wil graag een aantal zaken verduidelijken.

Mijnheer Vanden Burre, ik neem echt aanstoot aan uw insinuatie dat bepaalde Vlamingen of Vlaanderen niet solidair zou willen zijn. Vlaanderen wil zeer graag solidair zijn en is dat ook. Wij bewijzen dat elke dag. De cijfers komen niet van geobsedeerde politici, zoals mevrouw Marghem zegt, maar van professoren. Deze week zei de Franstalige economist Eric Dor – dat zijn geen N-VA-cijfers – dat het over 7 miljard euro gaat waaromtrent Vlaanderen op macro-economisch niveau solidair is met de andere deelstaten van het land. Ik neem dus echt aanstoot aan de impliciete, stokende bewering dat mensen door ons tegen elkaar worden opgezet, dat wij niet solidair zouden willen zijn en er plezier in zouden hebben dat het met Wallonië minder goed gaat, want dat is niet juist.

Het stemt niet overeen met de realiteit van vandaag en ook niet met de realiteit van het programma van mijn partij. Wij hebben een zeer uitvoerig confederaal model uitgetekend, waarover wij gecongresseerd hebben en waar wij anderhalf jaar aan hebben gewerkt. Internationale consultancybureaus hebben daaraan meegewerkt. Dat is volledig berekend en een deel van dat confederalisme is een zeer transparant solidariteitsmechanisme. Wij doen daar geen totaal vernieuwende dingen, wij kijken naar hoe solidariteit is georganiseerd in andere federale landen en in de Europese Unie. Wij hebben dat allemaal bekeken en daaruit hebben wij het meest royale solidariteitsmodel gekozen als ons solidariteitsmodel. De feiten bevestigen dus niet wat u zegt over mijn partij. Wij hebben er allemaal baat bij dat het met iedereen in het land goed gaat, zeker ook met Wallonië.

Ik bouw daarop verder om te reageren op u, mevrouw Marghem. U insinueert dat de transfers vroeger in de andere richting liepen, maar dat is historisch, economisch en financieel gewoon niet juist. Dat is al veelvuldig weerlegd geweest. Er is daarover trouwens dit jaar opnieuw een zeer interessante publicatie verschenen bij Doorbraak. Ik zal u een exemplaar kopen en ik schenk het u zeer graag bij de volgende commissievergadering.

Wil dat zeggen dat ik niet zou hopen dat het anders was? Eigenlijk wel. Ik zou zeer graag hebben dat wij in een situatie terechtkomen waarin de transfers in de andere richting zouden lopen, want dat zou betekenen dat het goed gaat met Wallonië.

Dat zou betekenen dat de solidariteit, zoals het genoemd wordt, niet meer nodig is omdat Wallonië op eigen benen kan staan en men dat perfect zelf zou kunnen doen.

Ik heb nog een derde en laatste punt, omdat de provincialistische reflex hier even naar boven is gekomen. Een grafiek die op dat vlak bijzonder relevant is en alles opnieuw samenbrengt, is de grafiek over de werkzaamheidgraad. Hoeveel mensen zijn er aan de slag in dit land?

Mevrouw Marghem, laat ons dat per provincie bekijken. Uw regering zegt dat we naar een tewerkstellingsgraad van 80 % gaan. West-Vlaanderen, mijn provincie, heeft een tewerkstellingsgraad van 79,5 %. Wij zijn er al. Volgens uw cijfers zou West-Vlaanderen geld moeten krijgen, maar iedereen die kan werken in West-Vlaanderen werkt. Wij werken allemaal.

Wie volgt na West-Vlaanderen? Oost-Vlaanderen, dan Vlaams-Brabant, Antwerpen en Limburg. Alle Vlaamse provincies scoren goed.

Als we dan naar de Zuid-Belgen kijken, om het in uw bewoordingen te zeggen, is dat plaatje helaas wat minder. Wie scoort lager dan de Vlaamse provincies? Waals-Brabant zit aan 71 %, Luxemburg ook ongeveer en dan komt men in de 60 % met Namen, Luik en Henegouwen. In Henegouwen werkt 60 % van de mensen die kunnen werken. In Brussel is dat 61 %.

Als u wil kijken naar de echte uitdaging, als u wil kijken naar de oplossing, als wij kijken naar de toekomst van dit land, dan zit het daar en dan zit het ook in het erkennen van die cijfers en het actief ermee aan de slag gaan.

We kunnen dat doen. Weet u hoe we dat kunnen doen? Door uw eigen regeerakkoord uit te voeren. In uw eigen regeerakkoord staat dat een asymmetrisch beleid kan worden gevoerd, zodat het beleid voor de arbeidsmarkt en ander beleid op maat in de verschillende regio's kan worden opgezet. Het staat in uw regeerakkoord.

Mevrouw Crevits, Vlaams minister van Werk, publiceerde een tweetal weken geleden een opiniestuk waarin zij expliciet vraagt om dat te doen. Geef Vlaanderen de mogelijkheden om een beleid op maat te voeren. We zitten al hoog in de tewerkstellingsgraad, maar we willen nog beter doen. Geef dat aan Vlaanderen, maar geef dat ook aan Wallonië. Voer uw eigen regeerakkoord uit. De Vlaamse minister vraagt het. Het staat in uw regeerakkoord. Doe het gewoon.


Gilles Vanden Burre Ecolo

Madame la présidente, j'ai trois éléments à mentionner.

Premièrement, monsieur Loones, je n'ai jamais dit que les Flamands n'étaient pas solidaires. Les Flamands sont solidaires. Je parlais des nationalistes. Dans votre discours, j'ai l'impression qu'ils ne veulent plus être solidaires ou moins. Ce n'est pas mon parti qui a déversé des billets de Monopoly en Wallonie; ce n'est pas mon président de parti qui a dit que les Wallons étaient des junkies qui dépendaient de l'argent flamand. À un moment donné, l'Histoire et les mots - que j'épèle m.o.t.s. - ont un impact. Je reproche aux nationalistes de ne pas vouloir être solidaires, pas aux Flamands.

Deuxièmement, vous avez raison sur les taux d'emploi concernant les provinces. Je ne conteste pas les chiffres. Les enjeux sont là et vous avez raison. Mais j'ai envie d'être positif et constructif. Je ne sais pas exactement d'où vous venez. (…) Ah! De la Côte. En effet, je vous vois souvent en photo avec la mer derrière vous. Prenons une région très prospère en Belgique, ce dont je me réjouis, à savoir Courtrai. Le taux de chômage y est au taux de renouvellement du travail, c'est-à-dire de mémoire autour de 4,5 %. La région d'à côté est celle de Mme Marghem, celle de Tournai-Mouscron, où les taux d'emploi que vous avez cités sont malheureusement un peu moins élevés. Je ne demande pas mieux qu'il y ait des échanges beaucoup plus intensifs entre ces régions. On y travaille à tous les niveaux: formation, langues, etc. Mon parti demande que l'enseignement du néerlandais comme deuxième langue en Wallonie soit de nouveau automatique. Nous le demandons avec force, mais nous ne sommes pas seuls. Vous savez comment tout cela fonctionne. Là, il y a des ponts pour collaborer entre régions au sein de notre pays. Cet exemple-là est pertinent.

Troisièmement, l'Europe. Vous parlez des transferts dans d'autres pays européens. Si votre projet politique de séparer la Belgique se réalise un jour - ce que je ne pense pas, mais soit, il s'agit de votre projet politique -, la Flandre devra aussi être solidaire d'autres régions en Europe et cette solidarité-là sera au moins aussi importante que celle que vous vivez aujourd'hui, mais pour des régions parfois plus lointaines.

Quelque part, votre raisonnement n'est pas cohérent. À nouveau, j'ai vraiment envie d'être constructif et de faire en sorte que nous avancions ensemble. Il y a des défis, il y a du travail à cet égard. Dès lors, arrêtez de monter les régions et les gens les uns contre les autres. Il y a suffisamment de moyens de collaborer dans ce pays afin que, ensemble, nous puissions avancer vers un meilleur taux d'emploi et une meilleure solidarité.


President Eliane Tillieux

Monsieur Van Hees, je vous propose d'intervenir très brièvement si ce n'est pas votre intervention. Viendra ensuite M. Vermeersch, très, très brièvement. Je vous remercie.


Marco Van Hees PVDA | PTB

Madame la présidente, je pense que mon intervention vient après celle du CD&V, si du moins le CD&V intervient. Je ne vais donc pas faire mon intervention maintenant, sauf à brûler la politesse à M. Matheï. Mais je veux intervenir dans ce débat en tant que représentant du seul parti national dans cette Assemblée, autrement dit le seul parti qui ne joue pas sur les divisions entre Communautés mais qui joue sur la solidarité… (brouhaha)

Si vous aviez juste la décence de me laisser parler, ce serait aimable.

…En tant que seul parti qui vise la solidarité entre les citoyens et qui est contre toutes les divisions communautaires qui ont fait de ce pays une lasagne institutionnelle totalement ingérable à la suite de multiples réformes de l'État. Ces réformes, même certains partis de la majorité commencent à les remettre en question. Même le MR commence à se dire que finalement, toute cette lasagne institutionnelle, ce n'est peut-être pas l'idéal pour fonctionner.

J'entends parler des transferts, la ritournelle habituelle des partis flamingants. Toutefois, je vous invite à regarder la liste des dix plus grands milliardaires de ce pays, et vous verrez que cette liste contient autant de francophones que de néerlandophones. Vous avez même l'exemple type, à savoir la multinationale la plus puissante de Belgique, AB InBev, composée de patrons flamands et francophones qui se sont mis ensemble, par le biais d'ailleurs d'une alliance secrète, pour arriver à faire davantage de profit.

Le capital, lui, ne connaît pas de problèmes communautaires. Mais c'est une partie des capitalistes qui aiment en créer au sein du peuple. Pour essayer de le dominer et de l'exploiter, il est en effet mieux de le diviser à partir de faux problèmes et de faux transferts. Ils essaient, mais cela ne fonctionne pas très bien. En effet, les derniers sondages montrent que l'idée principale qui guide la population est le retour vers un système fédéral. Par conséquent, votre démagogie nationaliste n'est pas très efficace, y compris en Flandre. Relevons-le, mais c'est évidemment votre problème.

Au lieu de ces transferts supposés, je voudrais vous parler de ceux qui existent vraiment. Il s'agit de ceux qui transitent du travail vers le capital. Si vous examinez la comptabilité nationale et la répartition du PIB, vous verrez que la part salariale dans le revenu national ne cesse de diminuer depuis des années, voire des décennies, alors que celle des bénéfices et du capital ne cesse de croître. Ce ne sont pas de petits montants: nous parlons de transferts en milliards d'euros! Rien que pendant les années du gouvernement Michel - dans lequel la N-VA a siégé -, le transfert équivaut à 9 milliards d'euros, provenant des poches des travailleurs en direction de celles du patronat. Si vous remontez au début de la vague néo-libérale, qui se trouve à l'origine de toutes les mesures telles que le blocage salarial, la loi Dehaene-Di Rupo de 1996, etc., vous constaterez que 30 milliards ont été transférés des poches des travailleurs vers celles du patronat. Je ne parle pas de 30 milliards sur toute la période, mais bien par an!

Voilà donc les véritables transferts qui sont opérés dans ce pays. Malheureusement, et je le montrerai dans mon exposé sur l'ajustement budgétaire, le gouvernement Vivaldi maintient ce même cadre.


Wouter Vermeersch VB

Het voordeel van zulke discussies is natuurlijk dat bepaalde partijen het achterste van hun tong laten zien. Ik wil reageren op collega Vanden Burre. Tot tweemaal toe heeft hij in zijn onderbreking over de zin en de onzin van de Belgische zogenaamde solidariteit en de transfers beklemtoond en laten blijken dat de socialisten en de groenen in de regering absoluut voorstander zijn – ik heb hem goed beluisterd – van een Europese solidariteit, zelfs van een Europese sociale zekerheid, van transfers binnen de Europese Unie dus.

Ik vraag mij af of alle liberalen ermee akkoord gaan dat de socialisten en de groenen eigenlijk pleiten voor de export van het Belgische transfermodel, waarbij Wallonië uiteraard netto-ontvanger is. Zij willen dat exporteren naar Europa, dat voor hen een transferunie moet worden, een België in het groot. Het is toch wel een belangrijke vaststelling hier in het debat over inter-Belgische zogenaamde solidariteit dat de socialisten en groenen eigenlijk nog veel verder willen gaan. Ze willen die zelfs van Vlaanderen naar pakweg Griekenland of van Vlaanderen naar Spanje of naar andere Zuid-Europese bodemloze putten. Ik neem daar akte van en het is goed dat zo'n debat plaatsvindt, omdat dan een aantal partijen het achterste van hun tong laten zien.


Steven Matheï CD&V

Mevrouw de voorzitter, ik moet zeggen dat ik me hier na dit boeiende debat als Limburger nog steeds welkom voel. Om een ode te geven aan Limburg, zal ik met de goedkeuring van collega Dewael mijn betoog houden met een Limburgse tongval.

Als er één term is waarmee we de begroting en de begrotingscontrole kunnen beschrijven, dan is het dat het een atypische begrotingscontrole is. Dat is ook de conclusie van het Rekenhof en dat heeft natuurlijk alles te maken met de toestand waarin we ons door de grillen van COVID-19 bevinden.

Die situatie geeft ook aanleiding tot zeer fluctuerende cijfers. Als we kijken naar de cijfers van het Planbureau voor de economische groei van het begin van het jaar, stond de teller eerst op 4,2 %. Recent werd het cijfer opgetrokken tot 5,5 %; tegelijkertijd lezen we vandaag in de krant dat er volgens Voka een grote golf van faillissementen en stijgende werkloosheid op ons afkomt.

We zien ook dat de effecten in de sectoren zeer ongelijk verdeeld zijn. Ook de inflatie stijgt. Kortom, in zulke fluctuerende omstandigheden ligt hier nu een aanpassing van de begroting.

In die context en in de analyse van het Rekenhof zijn er twee grote, rode draden: enerzijds de constante onzekerheid, anderzijds de noodzaak om onze economie te doen heropleven. Wat de onzekerheid als constante betreft, de recessie vandaag werd niet veroorzaakt door een onevenwicht in de economie, maar door een virus. Dat is heel belangrijk, want dat wil zeggen – ik volg collega Marghem daarin – dat de aanpak en het onder controle krijgen van het virus ook essentieel zijn voor onze budgettaire toestand en voor onze begroting. In dat opzicht is het belangrijk te onderstrepen dat wij met de vaccinatiecampagne in ons land op de vierde plaats staan in Europa inzake het aantal dosissen aan +18-jarigen, na Malta, Hongarije en Finland. Vlaanderen gaat zelfs los op kop, om het met een wielerterm te zeggen. De vaccinatiecampagne is zeer belangrijk en brengt ons bij de tweede rode draad, namelijk de herleving van de economie.

Op dit moment hebben wij het recept gehanteerd om enerzijds kort op de bal te spelen, door tijdelijke, belangrijke maatregelen te nemen. De Nationale Bank bevestigt dat die essentieel zijn geweest. Anderzijds zet de regering, met haar ministers en staatssecretarissen, ook structurele maatregelen in de steigers; ik verwijs naar allerhande hervormingen en investeringen, herinner u de mededeling gisteren over het Next Generation EU-fonds. Al die maatregelen moeten helpen om de economie te doen herleven.

De onzekerheid en de belangrijke doelstelling, namelijk het doen herleven van de economie, weerspiegelen zich natuurlijk in de begroting en in de begrotingscontrole. We hebben alle commissies hun zeg daarover laten doen.

In dat opzicht is de CD&V-fractie heel blij dat er door de amendementen van de regering een stuk bijgestuurd is om zo actueel mogelijk te kunnen budgetteren, met onder andere de btw-verlaging van de horeca en het wegvallen van de accijnzen op vervallen bier. We zijn ook blij met een aantal nieuwe maatregelen die perfect inpikken op hetgeen nu nodig is, zoals cyberveiligheid en de aanpak van sociale fraude. Tegelijkertijd maakt de regering werk van wat in het najaar van vorig jaar in de steigers stond.

Nog minstens tot het einde van dit jaar blijven de scenario's onvoorspelbaar. Het is absoluut belangrijk dat we het virus onder controle krijgen en dat we dus ook de nodige stabiliteit krijgen. Ondertussen spreken wij onze duidelijke steun uit aan de regering en de staatssecretaris voor de maatregelen op korte termijn, alsook voor de maatregelen op lange termijn met hervormingen omwille van duurzame groei, met digitale omschakeling, met investeringen en met de aanpak van het begrotingstekort als alles gestabiliseerd is. Wij spreken dus onze steun uit voor onderhavige begrotingswijziging.


Marco Van Hees PVDA | PTB

Voilà un exercice budgétaire dans des circonstances particulièrement exceptionnelles, mais un exercice budgétaire qui est tout de même assez révélateur d'une certaine politique. Je voudrais aborder neuf points.

Mon premier point est intitulé "Une libérale plus catholique que le pape".

Il faut constater qu'il a fallu une catastrophe planétaire avec, malheureusement, des millions de victimes dans le monde pour arriver à mettre entre parenthèses les politiques d'austérité dans notre pays. Je parle ici de l'austérité budgétaire parce que l'austérité salariale à laquelle j'ai fait référence à l'occasion du débat improvisé de tout à l'heure est toujours bien en vigueur. Je me réfère ici au blocage des salaires imposé par la loi Dehaene-Di Rupo de 1996. Cela suscite d'ailleurs encore des débats notamment au sein des syndicats et de la population.

Cet ajustement ne comprend pas d'austérité budgétaire supplémentaire. Mais Mme la secrétaire d'État au Budget, Mme De Bleeker, annonce déjà un triplement de l'austérité pour 2022. Cela ne se trouve pas dans l'exercice pluriannuel du budget dont question. Il s'agit d'une déclaration qu'elle a faite dans la presse.

Quoi qu'il en soit, Mme la secrétaire d'État est une libérale plus catholique que le pape de l'austérité qu'est la Commission européenne qui recommande, pour sa part, une politique budgétaire prudente tout en disant que, vu les circonstances de la pandémie, elle ne rabattra pas encore le couvercle. Elle laissera donc celui-ci ouvert, alors que Mme De Bleeker veut tripler l'effort en 2022 par rapport à 2021. Au lieu de l'effort fixe de 0,2 % du PIB, elle préconise un effort de 0,6 %, à savoir un effort fixe à hauteur de 0,2 % plus un effort variable à hauteur de 0,4 %.

J'ai demandé hier en commission au ministre des Finances, qui avait d'ailleurs déjà prévenu qu'il ne serait pas là aujourd'hui, malheureusement, si cela correspondait à la vision de la secrétaire d'État uniquement ou si lui-même partageait cette vue et ces objectifs. Étaient-ce les objectifs du gouvernement également? Vous savez que le ministre des Finances a parfois des problèmes d'audition et d'ouïe quand il y a des questions auxquelles il n'a pas envie de répondre. Parfois, il a un petit problème pour les entendre.

Il me semble que, s'il y a un enseignement qu'il faudrait tirer de la crise du coronavirus, c'est que certains services (les services publics, la sécurité sociale) sont essentiels à la population. S'ils n'avaient pas existé, dans cette crise, la catastrophe que l'on a connue dans notre pays aurait été décuplée. Cela aurait été inimaginable si on n'avait pas eu la sécurité sociale et les services publics. Mais on voit directement cette tendance à revenir avec des politiques d'austérité, qui s'y attaquent.

On a vu par exemple la CAPAC ne pas arriver à faire face au paiement des chômeurs. On voit encore les mouvements chez les infirmières. On pourrait multiplier les exemples et en donner des dizaines. Cette politique d'austérité et les sous-effectifs dans les services publics ont des conséquences dramatiques. Visiblement, on continue dans cette logique, à en croire l'option de Mme De Bleeker. Mais espérons que ce ne soit que son option personnelle et pas celle du gouvernement. On verra ce que décidera celui-ci.

J'appellerais le deuxième point que je veux aborder "La sur-utilisation des sous-utilisations". Les sous-utilisations sont une drôle de bête. On a pointé, lors de ces débats budgétaires, l'avis de la Cour des comptes. Dans celui-ci, à la page 66, il y a un passage dans lequel la Cour signale que, via le deuxième ajustement budgétaire, le gouvernement s'autorise à puiser dans les crédits de personnel du SPF Finances pour alimenter un fonds corona pour les entreprises, fonds mis en place par la Banque européenne d'investissement. Pour la Cour, il s'agissait d'éviter ainsi toute atteinte à la crédibilité politique et financière du dispositif. Vous voyez le topo! Le gouvernement dit qu'il met une option sur une partie du budget prévu pour payer les fonctionnaires du SPF Finances. On l'utilisera pour tout autre chose, pour payer un fonds pour les entreprises. La Cour des comptes a indiqué que ce n'était pas budgétairement correct comme méthode, que cela nuisait à la transparence du budget. Mais en même temps, elle a minimisé le problème en disant : "Les crédits de personnel du SPF Finances sont généralement sous-utilisés."

Cette sous-utilisation est un concept intéressant. On vote sur des budgets qui sont déjà laminés par l'austérité et à cette austérité, on ajoute encore une austérité supplémentaire qui est une sous-utilisation. Il ne s'agit pas d'un petit montant. Sur l'ensemble du budget fédéral, on arrive à 1,1 milliard de sous-utilisation. Le ministre des Finances a expliqué que cette sous-utilisation du budget de personnel du SPF Finances était normale car quand on engage des gens avec des crédits de personnel, on ne sait pas engager tout le monde dans l'année. Il est donc normal qu'il y ait un reliquat. On le remercie pour l'explication, sauf que lors du débat en commission des Affaires sociales sur l'ajustement budgétaire du SPF Emploi, le ministre Dermagne a déclaré: "En ce qui concerne plus particulièrement l'ONEM, l'ONEM a été autorisé à réduire sa sous-utilisation de crédits en ce qui concerne les crédits de personnel corona". La sous-utilisation est en fait une politique délibérée de ce gouvernement - par rapport à des budgets déjà revus à la baisse dans une politique d'austérité même si elle est limitée pour 2021 - de rajouter encore de l'austérité à l'austérité.

Le troisième point que je voudrais aborder est intitulé "Les oubliés des aides corona". On pourrait aussi l'appeler la bombe fiscale à retardement. Le covid-19 a montré le rôle primordial des services publics et de la sécurité sociale pour faire face à une telle crise. On sait que le gouvernement a dépensé des milliards pour aider toutes les victimes de la crise corona mais tout le monde n'en profite pas de la même manière, en particulier les salariés qui ont eu le malheur d'être en chômage économique en 2020 à cause de la crise. À ceux-là, on a fait un faux cadeau en 2020 puisqu'on leur a dit qu'ils allaient toucher plus de net parce que leur précompte professionnel allait être baissé à 15 %. Au départ, sur le moment, c'était effectivement une bonne nouvelle mais celle-ci s'est transformée en très mauvaise nouvelle avec l'arrivée de l'avertissement-extrait de rôle. De plus en plus de gens constatent déjà maintenant, en introduisant leur déclaration fiscale, que l'on a simplement réduit le précompte professionnel en ne réglant rien au niveau de la taxation finale. Ce chômage économique va donc être globalisé avec les autres revenus et la "douloureuse" va se faire sentir à hauteur parfois de 1 000, 1 500 voire 2 000 euros de supplément d'impôt!

J'ai demandé à de nombreuses reprises au ministre des Finances si le gouvernement allait modifier la situation. Chaque fois, il m'a répondu négativement, en précisant qu'il appliquait strictement les règles fiscales. Pourtant, la solution est simple: il suffirait de taxer distinctement ce chômage corona – par exemple, à 15 % – de sorte qu'aucun supplément d'impôt ne s'ensuivrait. Elle est tellement simple que c'est la solution pour laquelle le gouvernement a opté en ce qui concerne le chômage des indépendants, qui est le droit passerelle. Ainsi, à l'été 2020, par une circulaire, il a décidé que celui-ci serait taxé distinctement.

Nous essayons donc de comprendre la différence: pourquoi ce qui est valable pour les indépendants – et nous sommes ravis qu'ils puissent profiter de cette mesure! – ne vaut-il pas pour les salariés au chômage? Le ministre des Finances m'a alors répondu qu'un indépendant et un salarié, ce n'était pas la même chose. Voilà son niveau de réponse! Je n'ose pas imaginer ce qu'il me répondrait si je lui demandais s'il est normal que les femmes reçoivent un salaire moins élevé que les hommes. Me rétorquerait-il que "les femmes et les hommes, ce n'est pas la même chose"? Cette absence de réponse à un problème de discrimination – qui inquiète des milliers de gens – est évidemment préoccupante. Pour cette raison, nous introduisons un amendement visant à intégrer dans cet exercice budgétaire une taxation distincte du chômage corona perçu en 2020.

Le quatrième volet de mon intervention pourrait s'intituler "Cherche financement alternatif pour le financement alternatif". En effet, depuis des années, l'alibi de la compétitivité ne sert pas seulement à bloquer les salaires, mais aussi à multiplier les cadeaux au patronat, sous forme notamment de subsides salariaux, en particulier ceux qui sont accordés aux dépens de la sécurité sociale. C'est pourquoi il a fallu inventer un financement alternatif de cette dernière, essentiellement constitué de recettes TVA. Or celle-ci est une taxe injuste puisque, paradoxalement, elle touche les allocataires sociaux afin de financer la sécurité sociale, qui va ensuite leur verser leurs allocations. En résumé, les allocataires sociaux doivent financer eux-mêmes, via la TVA, les allocations qu'ils perçoivent.

Aujourd'hui, on constate qu'on a tellement puisé dans la TVA qu'elle ne suffit plus! Il n'y a plus assez dans la TVA pour alimenter les différentes caisses. Il faut aller puiser par exemple dans les recettes du précompte professionnel. Sauf que le précompte professionnel lui-même est un instrument utilisé pour des subsides salariaux à travers le mécanisme des dispenses de précompte professionnel. C'est un mécanisme où le patron prélève l'impôt sur le salaire de ses travailleurs pour le donner au fisc mais il peut garder une partie, parfois très importante, pour lui-même. Chaque année, cela augmente. En 2005, cela représentait 200 millions d'euros par an et dans le budget 2021 ajusté, on est à 3,6 milliards d'euros, soit 18 fois plus.

Le plus fort est que la Cour des comptes critique assez vertement ce système des dispenses de précompte professionnel. Suite à cela, le gouvernement a décidé de mettre en place un spending review, une analyse des dépenses, pour voir si elles sont véritablement justifiées. Mme la secrétaire d'État s'est engagée à le faire mais on n'a pas encore vu la moindre ligne de ce spending review sur les dispenses de précompte professionnel. Entre-temps, on a déjà deux catégories de dispenses de précompte professionnel en plus! On arrive aujourd'hui à 3,6 milliards d'euros de cadeaux au patronat à travers ce système.

Le cinquième point est intitulé "la manne miraculeuse pour les pensions". On a eu une très bonne nouvelle: on a trouvé de l'argent pour augmenter les pensions minimales! Le gouvernement a prévu 187 millions pour augmenter la pension minimale mais on sait aussi que c'est trop peu pour atteindre une pension de 1 500 euros net. Quand on regarde le budget qui nous est soumis, les prévisions de dépenses de pensions des travailleurs salariés diminuent de 640 millions d'euros par rapport au budget initial. On nous dit que cette évolution est principalement due à une surévaluation dans le budget initial de la croissance du nombre de pensionnés en 2021.

La conclusion est donc simple: on a ici une manne de 640 millions d'euros qu'on peut utiliser directement et dès à présent pour augmenter la pension à 1 500 euros net. Une manne qui arrive un peu par hasard. J'ai annoncé cette bonne nouvelle en commission à la secrétaire d'État au Budget mais, visiblement, elle n'a pas fait passer le message à la ministre des Pensions. Je n'ai rien entendu quant à une accélération du rythme pour arriver à une pension de 1 500 euros net.

Mon sixième point pourrait s'appeler "l'opacité budgétaire élevée au rang d'art". Déjà lors des débats sur l'initial, on avait dénoncé un recours massif et historique à l'utilisation des provisions interdépartementales, ces grandes enveloppes fourre-tout pour lesquelles on prévoit un montant global qu'on consacrera à toutes les dépenses. Si bien que toutes les nouvelles dépenses et les nouveaux investissements qui étaient dans le budget à l'initial en 2021 se trouvaient dans ces enveloppes.

Ces provisions interdépartementales sont l'anti­thèse d'un véritable exercice budgétaire. Elles sont une violation d'un des principes fondamentaux d'un budget, qui est la spécialité, comme le rappelle chaque année la Cour des comptes. En l'occurrence, on arrive à un niveau historique. À l'initial, on avait quatre grandes provisions pour un total de 2,7 milliards d'euros. On se dit qu'avec l'ajustement budgétaire, on connaît un peu mieux la situation et que le gouvernement va réduire ce mécanisme, qui est en réalité une entrave au contrôle parlementaire. En effet, le gouvernement fait ce qu'il veut; il ne donne aucun détail et utilise ces enveloppes budgétaires comme il l'entend. On se dit donc qu'avec l'ajusté, on aura moins de ces provisions interdépartementales, et non, c'est l'inverse qui se produit: de 2,7 milliards d'euros, elles passent à 3,3 milliards d'euros.

Le summum, c'est ce que fait le ministre de la Justice, Vincent Van Quickenborne. Ici, dans la loi budgétaire dont débat, il n'y a aucun détail, ni sur les dépenses en matière de justice, ni sur les autres dépenses, mais le ministre de la Justice prépare deux arrêtés royaux dans lesquels il communique un certain détail, mais moins de détails que ceux qui se retrouveraient dans le budget.

On en arrive à cette situation folle, dans laquelle on a un budget totalement opaque et pour lequel aucun contrôle parlementaire n'est possible. Et nous avons un ministre, qui, éventuellement, donne certains arrêtés royaux, mais il les confectionne comme il veut. Il veut bien donner certaines informations et pas d'autres. On en est là. Je ne sais pas comment il faut appeler ce régime. C'est une "monarchie bananière" dans laquelle les ministres font les choses comme ils veulent, en dépit de toutes les règles de contrôle parlementaire.

Quand on voit les dépenses de justice prévues, on tombe de sa chaise! On connaît le manque flagrant de personnel au niveau de la justice: elle manque de magistrats, de greffiers, etc. Et que prévoit le ministre de la Justice? D'embaucher 70 managers pour la justice. Que géreront-ils? Ils gèreront le manque de moyens auquel leur propre poste contribuera finalement, puisqu'on aurait pu, à la place, engager 70 magistrats ou greffiers ou autres.

Mon septième point pourrait s'appeler "nos amies les multinationales pharmaceutiques". Après les 70 managers du ministre Van Quickenborne - venant d'un ministre libéral, on ne s'en étonne pas trop - on retrouve une démarche quelque peu similaire chez le ministre socialiste de la Santé Franck Vandenbroucke, qui prévoit un million d'euros par an pour payer des experts afin de mieux négocier avec les multinationales du médicament, dans le but de réaliser une petite économie de 28 millions d'euros. Cette somme, par rapport au budget médicaments de la sécurité sociale est évidemment très peu de choses. Les prix des médicaments vont à peine baisser alors que, si on appliquait le modèle kiwi défendu depuis des années par le PTB, ce ne sont pas 28 millions que l'on pourrait économiser aux frais des multinationales pharmaceutiques mais 400 millions, soit 14 fois plus. On comprend que la loi du ministre socialiste n'aille pas plus loin, quand lui-même admet qu'il a écrit cette loi avec le secteur des multinationales du médicament. Je pensais que les ministres libéraux des Finances écrivaient les lois fiscales ou les faisaient écrire par les multinationales, mais non: ici aussi, dans le domaine de la santé, elles ont contribué à écrire cette loi, et il l'a lui-même reconnu. On ne s'étonne pas que le résultat soit si faible en termes budgétaires, soit 28 millions là où on pourrait en avoir 400 avec le modèle kiwi.

Ce modèle kiwi a reçu justement, il y a peu, un avis positif de la Cour des comptes qui s'y dit très favorable. C'est pour elle un système facile à mettre en place qui garantit des médicaments de bonne qualité, bon marché, etc. On a une solution qui est validée par la Cour des comptes, mais on préfère faire une loi riquiqui avec la collaboration des multinationales du médicament.

Mon huitième point pourrait s'appeler "fixer un objectif avec l'ambition de ne pas l'atteindre". Un point important du budget, c'est la question des investissements. C'est d'ailleurs un des grands chantiers de la Vivaldi. Le gouvernement était tout fier, hier, avec la présidente de la Commission européenne, de recevoir l'aval européen et même les félicitations de la présidente de la Commission européenne pour la mise en place de la manne européenne d'investissement, qui représente 5,9 milliards.

En soi, en ce qui concerne les félicitations de la Commission européenne, moi, j'ai toujours un doute. Dans le cas présent, j'ai quatre doutes sur ce plan d'investissement.

1. L'argent "donné" - c'est de l'argent que nous allons repayer - par l'Union européenne est conditionné à la mise en place de réformes. Quand on regarde de quel genre de réformes il s'agit, sans surprise, ce sont des réformes typiquement libérales. Madame la secrétaire d'État, des réformes libérales ne vous dérangent évidemment pas. Je m'en doute. Mais j'avais cru comprendre que, dans le gouvernement, il y avait quand même d'autres sensibilités.

2. Par rapport à ce plan, les 5,9 milliards sont des investissements publics, mais la plus grande part, ce sont en fait des investissements publics pour financer des entreprises privées. Là aussi, nous sommes dans une logique typiquement libérale. Je referai la même réflexion: c'est assez étonnant, surtout quand on sait que le dossier des investissements est pris en charge par un secrétaire d'État socialiste.

3. Vu la lasagne institutionnelle, il y a un manque flagrant de cohérence dans les plans des différentes régions et du fédéral. Beaucoup de projets sont simplement de vieux projets qui traînaient dans des cartons.

4. Last but not least, le niveau de ces investissements n'est vraiment pas à la hauteur des enjeux, des enjeux sociaux, des enjeux climatiques en termes de mobilité. C'est vraiment insuffisant en termes de montant des investissements.

En épluchant cet ajustement budgétaire, on constate que le gouvernement n'atteint pas l'objectif qu'il s'est lui-même fixé. Le gouvernement s'est fixé un objectif de niveau d'investissement public, en disant qu'en 2030, nous voulons atteindre un taux de 4 % d'investissement public par rapport au PIB. Mais l'objectif intermédiaire est de 3,5 % à la fin de la législature.

On a fait le calcul. Même le secrétaire d'État Dermine est obligé de l'admettre: pour atteindre ces 3,5 %, les investissements ne sont pas suffisants. Il faut 16 milliards d'investissements supplémentaires sous la législature. Donc, les 5,9 milliards de l'Europe ne suffisent pas. Si on prend le pouvoir fédéral, même si on ajoute au volet européen les quelques maigres investissements qui sont prévus, on n'arrive pas aux 3,5 % en 2024. Rien que pour le fédéral, il manque 1,7 milliard. Si on enregistre le même manque au niveau des Régions, ce montant peut être multiplié par cinq puisque la part du fédéral représente environ un cinquième du total des investissements. En termes d'investissements, on est donc largement en dessous de l'objectif que s'est fixé le gouvernement, mais surtout largement en dessous des enjeux sociétaux auxquels nous sommes aujourd'hui confrontés.

Je terminerai mon intervention avec un neuvième point intitulé "Qui ne veut pas gagner des milliards?"

Vous savez que le PTB défend une meilleure taxation des grandes fortunes et des multinationales plutôt que de toujours faire payer la population. Jusqu'ici, on avait un peu l'impression de prêcher dans le désert, mais avec la crise du coronavirus, on constate que la position du PTB est de plus en plus partagée en Belgique comme dans le monde. Mais c'est aussi le cas de ce que l'on pourrait appeler les représentants typiques de l'establishment. En effet, le FMI a lancé cette idée. Peter Praet, l'ancien chef économiste de la Banque centrale européenne, défend celle-ci aussi. Joe Biden, sous l'influence notamment de la gauche du parti démocrate, avance également des idées de ce genre. On progresse au niveau de ces idées. Reste à voir si le gouvernement belge progresse également.

Un point particulièrement important pour ce qui concerne la question de faire payer les multinationales, c'est l'accord du G7 sur un taux minimum d'imposition mondial pour les multinationales de 15 %. Ce pourcentage est évidemment bien trop peu élevé. L'économiste Thomas Piketty a dit qu'il s'agissait d'un permis de frauder pour les acteurs les plus puissants. Mais ne fût-ce qu'avec ces 15 %, on pourrait augmenter les recettes fiscales en Belgique de 10 milliards d'euros, selon l'Observatoire européen de la fiscalité dirigé par Gabriel Zucman.

Ces 10 milliards d'euros qui arrivent chaque année constituent évidemment une très bonne nouvelle. Néanmoins, cette information est aussi préoccupante quant au système fiscal belge. En effet, notre pays figure à la première place du classement européen établi par l'étude de Gabriel Zucman, puisque ce sont nos finances publiques qui profiteraient le plus de ce taux minimum mondial de 15 %, en valeur absolue. Nous nous trouvons donc loin devant la France ou l'Allemagne, dont les économies respectives sont six à huit fois plus puissantes que la nôtre. C'est inquiétant, parce que notre fiscalité connaît d'énormes failles. L'imposition d'un taux minimum pour éviter que les multinationales ne profitent des paradis fiscaux rapporterait autant.

Bien entendu, nous avons pris connaissance d'une étude un peu différente de la part d'un fonctionnaire du SPF Finances, qui estime de son côté que cette mesure représenterait un gain de 75 à 102 millions d'euros, donc cent fois moins que l'estimation de l'Observatoire européen de la fiscalité.

Dans ces conditions, que ferait un ministre des Finances normalement constitué? Tout d'abord, il s'inquiéterait de cette différence. Si son administration estime que cette mesure rapporterait cent fois moins que ce qu'annonce l'Observatoire européen de la fiscalité, il y a de quoi se poser des questions: va-t-on percevoir 100 millions ou 10 milliards? Excusez-moi, mais il y a de la marge entre les deux! Un ministre des Finances normalement constitué analyserait ensuite notre système fiscal pour en déceler les problèmes intrinsèques qui font que nous parvenons en tête de la liste des États européens au regard de l'impact d'une telle mesure. Il se demanderait en quoi la Belgique est elle-même un paradis fiscal ou bien en quoi cette disposition sert à en compléter d'autres telles que les revenus définitivement taxés ou l'exonération des plus-values financières dans la politique des multinationales visant à recourir aux paradis fiscaux.

Eh bien non! Visiblement, M. Van Peteghem n'est pas un ministre des Finances normalement constitué, puisqu'il m'a répondu en commission qu'il ne s'en préoccupait pas et qu'il verrait bien ce que décideraient le G7 et le G20, puis qu'il suivrait le mouvement sans regarder la situation réelle de notre pays.

En conclusion, chers collègues, nous sommes face, d'un côté, à une politique budgétaire qui se veut plus catholique que le pape européen en matière d'austérité imposée à la population et, d'un autre côté, à une timidité excessive vis-à-vis des multinationales, que ce soit les multinationales du médicament qui sont très puissantes dans ce pays ou l'ensemble des multinationales – l'un n'exclut pas l'autre – qui abusent des paradis fiscaux. On sait que c'est le cas pour la grande majorité d'entre elles.


Christian Leysen Open Vld

Mevrouw de voorzitster, beste collega's, ik ben een cijfermens maar ik zal het verslag van de werkzaamheden in de commissie en mijn commentaar hier niet herhalen. Als liberalen zijn wij natuurlijk voor vrijheid en vooruitgang, voor aanpakken en niet voor afpakken.

Om de discussie van daarstraks niet over te doen, geef ik het volgende mee.

Pour nous, l'enfer ce n'est pas les autres, et l'enfer ce n'est pas ceux qui sont autres.

Ik keer terug naar deze begrotingscontrole.

We zitten natuurlijk in een zorgwekkende toestand, met 500 miljard euro overheidsschuld en een primair tekort dat zal uitkomen op meer dan 5 %. Dat betekent dat we 10 % meer uitgeven dan we ontvangen. Dat is een toestand die ons terugbrengt naar de jaren 80. We komen natuurlijk uit een ongekende gezondheidscrisis waar ongezien overheidsingrijpen nodig was om ons economisch en sociaal weefsel te helpen.

Ik zal twee thema's behandelen. Hoe pakken we het traject naar evenwicht nu aan? Dat zal geen eenvoudig traject zijn. Daarnaast bekijk ik wat de onderliggende problematiek is van onze begroting, zeker in België, waar we bijna niet over durven te spreken.

Hoe moet het nu verder? De centrale vraag is natuurlijk hoe er de voorbije jaren werd ingegrepen en wat voor steun werd toegekend. Als die steun tijdelijk is en geen recurrente uitgaven betreft, valt daarmee te leven, ook al is het terugbetalen van die financiering een uitdaging. Iedereen zal zeggen dat er inflatie is, al dan niet beperkt. Laat ons eerlijk zijn: een inflatie bij nulrente is een verdoken vermogensbelasting als financieringsmiddel. Als dit overheidsingrepen echter structureler is, waarbij de focus ligt op het financieren van recurrente uitgaven, verandert het plaatje helemaal. Op dat vlak maak ik me trouwens heel wat meer zorgen. Veel steun is sectorspecifiek en loopt het risico na de coronacrisis door sommigen beschouwd te worden als een verworven recht. Dan spreek ik niet alleen over de diverse btw-verlagingen en het opzetten en uitbreiden van bepaalde gunstregimes. Wat tijdelijk van toepassing moet blijven, moet ook tijdig afgebouwd worden. Dat betekent afkicken voor sommigen. Dat is nooit evident. We kunnen de rekening van die deficits, niet alleen van de coviddeficit, ook niet systematisch voor ons blijven uitschuiven. De inspanning die we nu moeten leveren, is al een stuk groter dan die van de regeringen-Dehaene. Zo kopte De Tijd gisteren al. Daarbovenop weten we allemaal dat er pensioenhervormingen nodig zijn om de pensioenrekeningen te kunnen blijven betalen. Ik ben alleszins zeer blij dat mevrouw De Bleeker, ook een cijfermens, de spending reviews hoog op de agenda heeft gezet.

Het behoort ook tot de opdrachten verder te bekijken hoe wij onze begrotingstechnieken en -discipline kunnen verbeteren en verhogen. Het gaat dan niet alleen over de uitgaven, maar, aangezien wij een middelenbegroting bespreken, ook over de inkomsten. Zopas heeft het VOKA een zeer interessant rapport uitgebracht over de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën. Daarin wordt er terecht op gewezen dat wij kunnen leren van de best practices van onze buurlanden. In Nederland moeten het Centraal Planbureau en het ministerie van Financiën onafhankelijk van elkaar de opbrengsten inschatten en bij een substantieel verschil zoeken zij samen naar de verschillen. In Duitsland wordt in principe uitgegaan van een consensus tussen de verschillende instellingen. Het Verenigd Koninkrijk gaat nog verder, want dat heeft een onafhankelijk office for budget responsability, dat verschillende jaren berekent. Wij moeten ook meer tijd besteden aan het aftoetsen van de voorspellingen aan de realisaties, om daar verder uit te leren.

Een tweede punt dat ik even wil benadrukken, is dat onze maatschappij, onze samenleving erop rekent dat alle risico's op de Staat kunnen worden afgeschoven, omdat de politiek vaak ook claimt dat zij het wel zal oplossen, wat zij uiteraard niet kan. Zo organiseert de democratische politiek haar eigen nederlaag. Laten wij deze periode daarom gebruiken om de werking van onze staat verder te verbeteren. Een doordacht relancebeleid komt op de eerste plaats. Dat betekent dat alle compensatieregelingen zo snel mogelijk afgebouwd worden en het betekent ook gerichte investeringen in infrastructuur en nieuwe sectoren in combinatie met een hervorming van de arbeidsmarkt, zoals wij die allen wensen. Een echte duurzame oplossing ligt echter ook in een doordachte en terughoudende rol van de staat, om de markt de motor te laten zijn van het herstel. Laten wij daarom, zoals bij de spending review, verder met de fijne kam door onze staatsuitgaven gaan. Daardoor kunnen wij niet alleen de begroting op orde zetten, een faire fiscale hervorming doorvoeren en beleidsruimte creëren om waar nodig te leren uit de fouten die wij zelf gemaakt hebben tijdens corona, de spending review biedt de politiek ook de kans om helder te definiëren wat er al dan niet binnen haar mogelijkheden ligt, en dat ook zo uit te voeren en uit te dragen.

Door de onoverbrugbare delivery gap tussen wat men belooft en wat men kan doen, laat men het onbehagen verder gedijen.

Ik sluit af met de woorden van meester-strateeg Von Clausewitz die schreef dat de terugtocht de moeilijkste van alle operaties is.


Wouter Vermeersch VB

Mijnheer Leysen, ik denk dat vooral het liberalisme binnen Open Vld zijn terugtocht heeft gedaan naar aanleiding van het binnentreden van deze regering.

U gaat toch wel bijzonder gemakkelijk over wat Voka deze week heeft gezegd. Ik weet niet of u dat persbericht goed heeft gelezen. Ik heb het alleszins gedaan. Eigenlijk brandt Voka tussen de regels het begrotingsbeleid van de paars-groene regering, van uw regering, volledig af.

Ik noem vier punten uit hun persbericht. Ik zou daarop graag uw reactie kennen.

Ten eerste, Voka roept op tot structurele hervormingen om de overheidsfinanciën weer gezond te maken. De regering wil de tewerkstellingsgraad naar 80 % brengen, maar daarvoor bestaat nog geen enkele concrete maatregel. Het fraudeplan werd nu wel voorgesteld. Voor de aanpak van fraude werden 29 punten voorgesteld, maar hoe die honderden miljoenen euro's in de begroting, zelfs voor dit jaar of dat miljard in 2024, ooit zullen worden bereikt is ook onduidelijk. Hetzelfde geldt voor de pensioenhervorming.

Ten tweede, Voka dringt erop aan dat het regeerakkoord wordt doorgerekend. De begrotingstabel van paars-groen is immers een groot lachertje, waar zelfs de premier niet aan uit geraakt en hij is toch ook van uw partij.

Ten derde, de begrotingsmaatregelen zouden op hun beurt onafhankelijk moeten worden berekend, om te vermijden dat ze te rooskleurig worden voorgesteld. Dat is een duidelijke uithaal naar uw regering. We hebben het hierover gehad in de discussie met de foto. U gebruikt een bloemetjesfilter over die begroting en verbloemt ze. U stelt de zaken zeer rooskleurig voor. Dat zeggen wij niet alleen, maar dat zegt ook het Rekenhof.

Ten vierde, de budgettaire discipline op alle overheidsniveaus moet kunnen worden afgedwongen. Wij hebben hier de socialisten en de groenen in uw regering gehoord. Zij pleiten ervoor om het Belgische model te exporteren. Zij pleiten openlijk voor Europese solidariteit, een Europese sociale zekerheid, een Europese transferunie. Eigenlijk moet Europa België in het groot worden.

Mijnheer Leysen, hebt u de uithaal tussen de regels van Voka begrepen? Hoe reageert u op die vier concrete voorstellen van de Vlaamse werkgeversorganisatie?


Michael Freilich N-VA

Mijnheer Leysen, in uw uiteenzetting heb ik niets gehoord over het punt waarover ik een amendement heb ingediend. Aangezien u ook uit Antwerpen komt, wil ik u vragen of u daar toch iets over kan zeggen. Ik weet niet of u gisteren De Standaard of Gazet van Antwerpen hebt gelezen maar daarin stond een dringende oproep van het Forum der Joodse Organisaties om de joodse gemeenschap niet in de steek te laten vanaf 1 september. De regering heeft namelijk besloten om operatie Vigilant Guardian, met troepen op straat, stop te zetten. Wij betreuren dat aangezien er nog steeds een verhoogd dreigingsniveau is.

De regering is echter niet met concrete stappen gekomen voor deze gemeenschap. Minister Verlinden zegt wel dat ze in contact staat met die mensen maar zij zeggen, net als de Franstalige joodse organisatie, dat zij geen enkele indicatie hebben gekregen van de overheid. Dat verbaast mij en het stemt mij droevig.

Ik heb dan ook een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat ten minste de technische en persoonlijke veiligheid van die gemeenschap, die met een verhoogde terreurdreiging leeft, gegarandeerd kunnen worden. Het gaat om een relatief klein bedrag, als we het afzetten tegen wat we in dit land uitgeven voor veiligheid en politie. Als men alle kosten voor politie en Defensie samentelt, dan gaat het namelijk om bijna tien miljard euro per jaar. Ik hoop dat deze regering ook plaats kan maken voor een luttele drie miljoen.

Het gaat om de veiligheid van de sites die met een verhoogde terreurdreiging kampen. Het OCAD is een onafhankelijk orgaan, een neutrale organisatie, die op basis van informatie van veiligheidsdiensten uit de hele wereld en haar eigen analyses een dreigingsanalyse maakt. Voor een aantal sites geldt terreurniveau 3. De soldaten verdwijnen op 1 september maar de terreurdreiging verdwijnt niet. Hoe kan men dan die mensen die veiligheid vragen, de primaire taak van de overheid, in de kou laten staan?

Ik vraag u, maar ook alle collega's, dan ook om het amendement dat wij hebben ingediend te steunen. Dat zou aantonen dat men de politiek kan overstijgen, zeker als het gaat om de veiligheid van mensen. Het gaat om hier mensen die er niet om gevraagd hebben om met een verhoogd dreigingsniveau voor hun gemeenschap wakker te worden. Het is een basisrecht van elke ouder te weten dat zijn kind op school veilig is.

Hoe kan de overheid tegen deze mensen zeggen dat zij het zelf maar moeten redden, terwijl het OCAD stelt dat zij in een verhoogd dreigingsniveau van terreur zitten? Niveau 3 betekent dat de dreiging reëel is. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Ik wil dezelfde vraag stellen aan de Franstalige leden.

Je crois que c'est important pour la sécurité d'une communauté juive qui est en Belgique depuis des centaines d'années. L'OCAM dit que le niveau de terreur est élevé (niveau 3), ce qui veut dire qu'un attentat est possible et probable. Comment peut-on dès lors lui dire qu'on retire les troupes et qu'elle doit se débrouiller? Cela ne va pas! C'est pour cette raison que j'ai introduit un amendement. Je demande 3 millions d'euros et avec cette somme, on pourra montrer que le gouvernement dépasse les jeux politiques. Ma question s'adresse à tout le monde: allez-vous soutenir cet amendement?


Christian Leysen Open Vld

Als u het telefoonnummer van uw burgemeester niet heeft, die in eerste instantie verantwoordelijk is voor de veiligheid, kan ik u dat gerust bezorgen.

We weten allemaal dat de weg lang en moeizaam is. Er zijn veel uitdagingen. Voka, waar ik ook nog in de raad van bestuur gezeteld heb, is een belangrijke partij die pistes aanduidt waarop gewerkt moet worden. Het is onze taak daarop toe te zien.


Michael Freilich N-VA

Mijnheer de voorzitter, mijnheer Leysen, dit is niet het moment voor politieke spelletjes. Echt niet! Nee bedankt, we kunnen samen klappen, en dat is mijn bedoeling. Laten we samen klappen. Ik kan tot bij u komen, ik kan u een hand geven. Laten we hier samenwerken. Antwerpen investeert reeds vele miljoenen, vele personeelsleden, om de joodse gemeenschap te beschermen. Ik weet dat, ik ben er ook dagdagelijks mee bezig om te zien of er incidenten zijn. Dus de burgemeester van Antwerpen staat daar en is altijd paraat.

Wij vragen nu hetzelfde op dit niveau. U kunt toch niet zeggen dat u het volledig aan de lokale niveaus zult overlaten? Trouwens, in Brussel is er ook een verhoogde terreurdreiging. Dus daar moeten wij naartoe. Sta recht, kijk mij in de ogen. Mijnheer Leysen, ik spreek u aan. Ik vraag ten minste wat respect. Dit is te belangrijk voor politieke spelletjes. Als er morgen iets gebeurt, als er een aanslag is en er is een verhoogde terreurdreiging, wie gaat dan zeggen: "Oei, hadden we maar geluisterd, hadden we maar de nodige middelen voorzien!"

Dit is echt te belangrijk en ik ga daarom ook mijn toon matigen. Ik moet mij niet kwaad maken en ik wil u nog altijd die hand reiken, echt waar. Dit is niet de bedoeling en ik denk dat we beter kunnen. Beter voor jullie partij, beter voor mijn partij, beter voor iedereen. Plus de temps pour les jeux politiques, merci.


Melissa Depraetere Vooruit

Mevrouw de staatssecretaris, het is al gezegd dat het onvermijdelijk is dat een begroting niet de allerlaatste stand van zaken weerspiegelt. Zeker in tijden als vandaag, met continue wijzigingen en veranderingen, is dat heel moeilijk. Het debat ging daar al voor een groot deel over. Kijk alleen al naar de steunmaatregelen. Zij zijn al vaker verlengd dan iemand waarschijnlijk had kunnen vermoeden.

Algemeen gezien kan men toch stellen dat de regering het uitgestippelde beleid handhaaft. Dat wijzigt niet met deze begrotingsaanpassing. De focus voor 2021 ligt nog steeds, zoals oorspronkelijk voorzien, op het bewerkstelligen van de nodige middelen en maatregelen om zowel de gezondheidscrisis als de economische crisis aan te pakken alsook om de nodige zuurstof te geven aan onze bedrijven en kmo's. Dat is ook niet meer dan logisch natuurlijk, want wij zijn al ver gevorderd in de gezondheidscrisis. De economische crisis daarentegen is nog steeds volop aan de gang en zal ook nog wel enige tijd duren. Er is echter een bepaalde volatiliteit die wij niet kunnen ontkennen. Voor beide crisissen is die nog steeds aanwezig. Dat blijkt ook uit het feit dat de recentste prognoses van het Federaal Planbureau ook naar de prullenbak worden verwezen.

De impact van de covidmaatregelen bedraagt volgens de toelichting in 2021 meer dan 7 miljard euro, wat een gigantisch bedrag is. In 2020 bedroeg die impact zo'n 15,5 miljard euro. Daardoor komen wij in 2021 uit op een tekort van 30 miljard euro, een verslechtering met bijna 5 miljard euro ten opzichte van de initiële begroting. Dat is juist, maar dat komt natuurlijk omdat heel wat maatregelen nog niet in de initiële begroting waren opgenomen. Dat toont aan in welke atypische situatie wij zitten en hoe moeilijk het is om de begroting en de begrotingsaanpassing op te maken.

De focus in dezen ligt dan ook vooral op aangepaste ramingen en het formaliseren van de budgettaire neerslag van de noodzakelijke beslissingen genomen door de regering binnen het vooropgestelde budgettaire kader. Het is ook niet zo vreemd of uitzonderlijk dat de federale regering de begrotingscontrole opmaakt op zo'n manier. Wij zien bijvoorbeeld heel veel gelijkenissen hiermee op het Vlaamse niveau. De aanpassing van de Vlaamse begroting voor 2021 is ook een technische operatie. Daar zijn ook heel veel ramingen. Dat ziet men bijvoorbeeld bij de werkingskredieten voor het onderwijs en bij de verdeling van het relancefonds. Ook daar ziet men een resem technische ingrepen.

Er wordt ook niet gesaneerd. De begrotingsminister op het Vlaamse niveau, minister Diependaele, zegt zelf dat 2021 toch geen gewoon begrotingsjaar is en dat het ook in het teken van de relance moet staan. Ook daar is de boodschap dus wel vrij gelijk.

Het Vlaamse beleidsniveau gaat ervan uit dat het terugschroeven van een aantal tijdelijke maatregelen – ik geef toe dat die daar niet van dezelfde grootteorde zijn als hier – en de normalisering van de sanitaire situatie en de conjunctuur, voor een deel automatisch voor een stabilisering zullen zorgen.

Ook in de federale oefening zit die lijn. Het nominale tekort wordt afgebouwd, van 7,7 % dit jaar tot 3,7 % in 2024. De federale regering zal, zoals het er nu naar uitziet in deze bijzonder onzekere tijden, meer doen dan het tekort halveren. Die logica is eigenlijk zeer gelijklopend met wat de Vlaamse regering doet.

Collega's, er komen ongetwijfeld nog heel veel begrotingsdebatten aan. Ik wil het nu niet te lang rekken. Het is bijna lunchtijd voor velen. Mogelijk komen er nog veel boeiender debatten. Debatten waarin meer echte keuzes worden gemaakt, of toch echte lijnen worden getrokken. Nu zitten wij in onzekere tijden en brengen we vooral een aantal technische aanpassingen aan. Er komen ongetwijfeld – daar gaan we allemaal van uit - nog andere debatten over de begroting en de begrotingsaanpassing, gebaseerd op meer stabiele cijfers en minder op basis van insinuaties. Nu gaat het soms een beetje alle kanten op. Ik heb collega's horen zeggen dat het om blinde besparingen gaat. Anderen vinden het onverantwoord al dat geld door ramen en deuren te gooien. Het debat gaat een beetje alle kanten op. Ik zie vooral een technische aanpassing in atypische tijden.

Om de redenen die ik net heb aangehaald, zal mijn fractie in elk geval deze begrotingsaanpassing goedkeuren.


Catherine Fonck LE

Monsieur le président, je voudrais juste faire un préalable. C'est Mme Tillieux qui présidait, vous n'étiez pas là en début de séance, mais je me permets de dire que j'ai trouvé l'intervention du ministre de la Justice en début de séance particulièrement peu respectueuse du Parlement au regard de ce qu'il s'est passé hier. J'avais déjà compris que le gouvernement voulait contourner le Parlement en s'arrogeant les pouvoirs au maximum, mais force est de constater que certains ministres en tout cas souhaiteraient également transformer le Parlement en presse-bouton. Permettez-moi de le dire ici parce qu'une fois encore, je trouve l'attitude de certains ministres particulièrement irrespectueuse.

En ce qui concerne l'ajustement, il est vrai qu'il passe un peu inaperçu dans le débat public. Pourtant j'entendais Mme Marghem dire tout à l'heure que la photo budgétaire était un peu floue. Je pense dès lors important d'oser un diagnostic lucide en redonnant des éléments de clarté et de netteté sur cette photographie budgétaire. En effet, la situation budgétaire dans laquelle se trouve notre pays en termes de finances publiques est historique. Sans doute, jamais en temps de paix, la Belgique n'aura-t-elle connu un tel déficit deux années consécutives.

Au terme de l'année 2021, pour la seule entité 1, une fois l'ensemble des mesures annoncées par le gouvernement prises en compte budgétairement, le déficit du solde de financement SEC devrait avoisiner les 33 milliards d'euros, montant comparable à ce que l'État devra aller chercher sur les marchés financiers afin de financer ses dépenses. Il s'agit d'une somme colossale à aller emprunter pour notre pays, au regard de la structure de nos finances publiques. Pour rappel, les recettes SEC du gouvernement fédéral devraient s'élever en 2021 à environ 119 milliards.

Cela signifie donc que le gouvernement s'apprête à aller emprunter sur les marchés financiers environ un quart – un quart! – du montant de ces recettes, juste pour faire tourner la boutique.

À ces montants s'ajoute évidemment le renouvellement de la dette, à savoir un montant de l'ordre de 21 milliards d'euros. Bref, pour l'année 2021, l'Agence Fédérale de la Dette aura pour objectif de dénicher sur les marchés financiers un solde brut à financer de 54 à 55 milliards d'euros: une situation proprement inédite et des chiffres qui donnent le tournis.

Cette situation, nous devons et vous devez vous en assurer, doit rester exceptionnelle pour le pays. Pourtant, plusieurs indicateurs supplémentaires interpellent également.

Pour l'heure – et fort heureusement – la complaisance actuelle des marchés financiers face à cette situation semble de mise, notamment en raison d'une politique monétaire particulièrement accommodante de la Banque centrale européenne. Prenons toutefois garde, car le réveil n'en sera que plus difficile. Qu'en sera-t-il lorsque la politique monétaire sera moins permissive? Qu'en sera-t-il en cas d'augmentation notable des charges d'intérêts dus par l'ensemble des entités du pays? Cette crainte est d'ailleurs exprimée en filigrane du dernier avis du Conseil supérieur des Finances.

Un autre indicateur inquiète également: le solde de financement SEC structurel. Si on en croit les projections en la matière, il semble que le déficit structurel devrait rester important en 2024.

Avec la crise sanitaire et économique, les institutions européennes ont, il est vrai, activé en mars 2020 la clause dérogatoire générale prévue par le Pacte de stabilité et de croissance. Cette clause ne suspend pas les mécanismes européens de contrôle des finances publiques nationales, mais permet aux États de s'écarter temporairement de la trajectoire budgétaire. Le 3 mars dernier, la Commission européenne a plaidé pour le maintien de cette clause dérogatoire générale en 2022 et pour sa désactivation en 2023. Si la Commission fera preuve de souplesse vis-à-vis des États qui n'auraient pas retrouvé leur niveau d'activité économique de décembre 2019, ce qui sera sans doute notre cas, il n'en demeure pas moins que la situation budgétaire et financière de notre pays est préoccupante et risque de le rester.

Cette situation nécessite aujourd'hui des réformes structurelles qui permettront le retour à l'équilibre des finances publiques belges à plus long terme.

Avons-nous le sentiment que le gouvernement a saisi l'ampleur de la situation budgétaire et des efforts à produire à moyen et long termes? Clairement, non. Je voudrais l'illustrer avec deux exemples.

Le premier concerne les réformes structurelles et l'enjeu de la reprise économique et plus particulièrement les stratégies en matière d'emploi. En matière d'emploi, le gouvernement s'est fixé un objectif de 80 % en 2030. Mais 2030, c'est à la fois terriblement loin et terriblement près. Jamais encore, malgré nos demandes successives, le gouvernement n'a osé se fixer un objectif d'emploi pour 2024, pour la fin de cette législature. Pourtant l'urgence est à l'emploi. Puis-je encore une fois vous inciter à définir un objectif pour 2024? Un objectif dans cette trajectoire vers 2030 et vers 80 % de taux d'emploi. Il faut fixer un objectif rapproché et surtout tout faire pour s'y tenir. C'est la première des réformes structurelles à mener dans ce gouvernement.

L'autre exemple concerne certains discours qui veulent rassurer du côté de la majorité gouvernementale. On nous donne des chiffres par presse interposée au sujet du taux minimal pour les multinationales (taxe GAFAM) qui devrait rapporter 15 milliards d'euros par an. Sur le principe, nous y sommes parfaitement favorables. Nous l'avons plaidé depuis longtemps, nous avons d'ailleurs déposé un texte depuis plusieurs années en commission. Mais émettre l'hypothèse que cela va nous rapporter 15 milliards d'euros, c'est totalement illusoire, comme le disent tous les experts en la matière, dont Bruno Colmant.

C'est donc tout sauf crédible de la part des partis du gouvernement.

Au-delà de ces questions de macroéconomie, je voudrais m'arrêter, un instant, sur la question des politiques fonctionnelles sectorielles et sur plusieurs choix politiques de la Vivaldi qui nous interpellent dans le cadre de cet ajustement budgétaire.

Comme j'en ai déjà parlé pour l'emploi, il manque toujours et encore une vision solide à moyen et à long terme sur le financement de la sécurité sociale. On l'a dit et redit. C'est d'autant plus vrai en raison de la crise du covid. Il s'agit d'un manquement important.

Je voudrais également évoquer le financement des zones de secours. Certes, il semble qu'un montant de 25 millions d'euros ait été débloqué par le biais de la provision interdépartementale pour être ajouté au budget affecté aux zones de secours locales. Cependant, ce montant est clairement insuffisant si le gouvernement fédéral veut respecter ses engagements. Je rappelle ici que le gouvernement fédéral s'était engagé sur un principe de financement 50/50 entre la dotation du fédéral, d'une part, et celle des communes, d'autre part.

Pour ce qui concerne la Justice, vous avez annoncé et répété qu'il y aurait un refinancement de la Justice à hauteur de 500 millions d'euros (hors bâtiments) pour la législature. Mais on n'en trouve aucune trace dans votre ajustement pour 2021. Ce contrôle budgétaire ne répond donc absolument pas aux attentes élevées de la Justice suscitées par la note de politique générale. Vous avez effectivement déplacé quelques montants, mais il n'en reste pas moins qu'il s'agit de déplacements budgétaires. Il n'y a aucune différence substantielle par rapport au budget initial.

Annoncer un refinancement de la Justice comme vous l'avez fait, haut et fort, doit évidemment se traduire, non pas à la dernière minute en 2024, mais dès aujourd'hui, par des actes concrets dans votre budget.

Un autre point que je voudrais aborder, c'est celui des victimes d'actes de terrorisme. Vous avez décidé, dans cet ajustement budgétaire, de diminuer les budgets pour les pensions et divers autres points concernant les victimes civiles de guerre et les victimes d'actes de terrorisme. Certes, cette diminution est légère, mais quel signal de votre part! Si un budget était inutilisé, on aurait pu, à tout le moins, attendre de votre part que vous élargissiez les conditions d'octroi des pensions pour permettre à davantage de victimes de guerre et d'actes de terrorisme d'en bénéficier. Ne faudrait-il pas, par exemple, supprimer ou réévaluer la condition du seuil de 10 % à dépasser pour bénéficier d'une pension? Ne faudrait-il pas aussi évaluer la prise en charge des soins de santé pour ces victimes et voir comment on peut l'améliorer plutôt que de diminuer ces budgets? Je peux vous dire, et je pense que d'autres collègues ici pourront également en témoigner, qu'avoir régulièrement en ligne ou par mail des victimes de ces terribles attentats que nous avons connus à Bruxelles fait réaliser que beaucoup d'entre elles vivent encore des difficultés majeures, que ce soit par rapport à des remboursements de soins de santé, ou par rapport à leur situation personnelle qui du jour au lendemain a basculé dans une situation catastrophique.

Du côté de la santé, permettez-moi de vous dire combien le choix que vous avez fait de renvoyer les 150 millions d'euros d'économies que vous avez réalisées dans le secteur pharmaceutique vers le Trésor me pose toujours et encore question.

En effet, au vu des besoins en santé, aggravés par cette pandémie que nous traversons depuis plus d'un an, et du nombre de patients touchés par un covid long, qui doivent s'acquitter de factures médicales et paramédicales en croissance constante et auxquels on refuse sèchement et brutalement le remboursement d'un nombre suffisant de séances de kiné – remboursement auquel ils devraient avoir droit – pour bénéficier d'une revalidation qui leur permettra de reprendre le travail, il ressort que ce n'est pas une dépense, mais bien un investissement.

Dès lors, l'absence de réponse du gouvernement à leur égard me paraît particulièrement choquante. Je l'ai dit et répété au ministre de la Santé. À présent, j'entends même abonder dans mon sens – mais sans velléité d'agir – des collègues de la majorité qui niaient auparavant ce fait. Il est donc logique, indispensable et même respectueux envers ces personnes de recourir, à tout le moins, à une petite partie de ces économies dégagées dans le secteur pharmaceutique afin de permettre, non pas de renflouer le Trésor, mais bien d'apporter des réponses concrètes et nécessaires à ces patients frappés par une maladie covid de longue durée.

Bien évidemment, je ne vais pas aborder tous les points dont nous avons pu discuter en commission des Finances ou dans d'autres. Toutefois, l'ajustement budgétaire de la Vivaldi laisse planer de multiples incertitudes et interrogations sur l'avenir, sans la moindre perspective de moyens à long terme, pourtant indispensables si nous voulons éviter de charger encore et encore les générations futures et, plus particulièrement, les épaules de nos enfants.

La situation est alarmante. Il y aussi, du côté des politiques sectorielles, des choix que nous n'acceptons pas, même s'ils ne représentent pas des coûts importants. Pour toutes ces raisons, madame la ministre, chers collègues, nous voterons contre cet ajustement budgétaire.


President Eliane Tillieux

Avant de vous donner la parole, madame De Wit, j'attire l'attention sur le fait qu'il a été décidé d'aller au finish pour ce qui concerne ce point de l'ordre du jour. Il faudra néanmoins interrompre la séance à 14 h 15 pour l'hommage à M. Goblet et les questions d'actualité.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de voorzitter, collega's, waar is de minister van Justitie nu eigenlijk? We weten allemaal dat ik Justitie volg in de Kamer en ik wilde de minister vragen of hij goed had gesupporterd gisteren. Hij was hier gisteren niet toen er een urgent wetsontwerp moest worden besproken. Hij was ergens anders en liet dat ook op Twitter ook blijken. Ik had gezegd om deze morgen vroeg af te spreken en hij heeft dat heel letterlijk genomen, heb ik begrepen. Bij het begin van deze zitting was hij hier, ik heb hem trouwens gezien. Hij was hier, want hij zou op mijn vragen antwoorden. Waarschijnlijk was hij vergeten op de sprekerslijst te kijken om te zien dat ik de laatste in de rij was die hier vandaag het woord kon voeren, niet in het algemene debat, maar heel specifiek over Justitie. Hij heeft dan ook nog gezegd: "Mevrouw De Wit is hier niet." Dat noem ik kleintjes. Temeer, ik was hier nog. Ik ben binnengekomen toen collega Loones nog aan het woord was. Hij heeft mij gezien, maar is dan met de noorderzon vertrokken. Ik zal straks op Twitter wel zien wat hij daarstraks aan het doen was. Hij zal mijn vragen niet kunnen beantwoorden, maar dat is niet erg; ik heb nog zoveel manieren om ze te stellen, ik laat niet los.

Eigenlijk past dit bij de nieuwe politieke cultuur van deze regering. De minachting hebben we gisteren al gezien. De toer die de minister mij vanmorgen probeerde te lappen, door te vragen "Waar is ze nu?", past in dat plaatje. Het past ook bij de bespreking die we over de begroting in de commissie voor Justitie hebben gevoerd. Ik wil dit even meegeven. Vorige week woensdag hadden wij in de commissie voor Justitie een gedachtewisseling over alle nieuwe investeringen van de minister. Ik was daar heel blij mee. Dat was heel tof, want hij had al heel vaak dingen aangekondigd, maar dat vertaalde zich nooit in het budget. Dat was evenwel geen erg, want er zou een KB komen waarin we dat allemaal konden lezen en hij zou dat allemaal komen toelichten. Dat was heel mooi. De avond tevoren kregen we tabellen met allemaal cijfertjes, maar een toelichting was er niet bij. Op woensdagnamiddag kregen we onze toelichting, maar wat zagen we op woensdagochtend? De minister gaf een persconferentie, voor al wie het wilde horen, met beschrijvingen, presentatie en tabellen. Wij kregen dat pas in de namiddag. Ik vond het knap van de minister dat hij het zou komen uitleggen, maar nee: eerst de pers en dan de parlementsleden. Hij werd daar ook op aangesproken in de commissie en vroeg daarop wat men eigenlijk wilde, want het is toch logisch dat als men van de ministerraad komt met extra geld, dat men dat als minister aan de pers wil meedelen.

Dat begrijp ik zelfs. Ik vind het inderdaad ook logisch. Maar, dat extra geld werd al in oktober aangekondigd en werd voor de eerste keer in een KB gegoten op 26 april. Blijkbaar was er ook een ministerraad op 21 of 22 mei om de rest te bepalen. Dan zou ik als minister van Justitie op dat moment naar de pers lopen en de oppositie laten zien wat er wel kan. Ik zou dan niet wachten tot enkele uren vooraleer ik op 16 juni de commissieleden van dezelfde commissie de voorstellen moet presenteren. Ik zou er geen weken overheen laten gaan. Ik begrijp eigenlijk echt wel dat de minister erover wilde communiceren, want het is wel knap wat de minister doet. Hij zorgt voor extra geld voor Justitie. Dat is bijzonder knap.

Terug naar 2 oktober. Bij het regeerakkoord werd al gezegd dat 250 tot 300 miljoen jaarlijks naar Justitie zou gaan. Dat bleek zo niet te zijn. Het klopt dat er nog 137 miljoen uit het relanceplan kwam. Dat bleek dus niet zo veel te zijn. Nadien werd dat 125 miljoen in 2021, om zo verder op te bouwen en in 2024 zou dat 250 miljoen zijn voor Justitie. 125 miljoen is nog altijd maar de helft, maar het blijft natuurlijk wel 125 miljoen. In november was er dan de technische begroting met een regeerakkoord, een beleidsnota en een beleidsverklaring met 0 euro aan nieuw beleid. De minister zei me toen dat ik me geen zorgen moest maken, dat het een technische begroting is. Er was tijd, in maart zou er een begrotingscontrole komen, waarbij de rest volgt.

Ik ben heel geduldig geweest en heb gewacht. Die technische begroting werd besproken in de commissie in mei. Daarin stond 0 euro nieuw beleid. Er kwam niets in huis van alle aankondigingen, er was zelfs een besparing. Er was zelfs minder geld voor Justitie, behalve dan die 15 miljoen extra platte taks voor zijn cross-border. Die stond er wel al in. De liberale platte taks bij verkeersovertredingen konden we wel terugvinden, maar voor de rest 0 euro nieuw beleid. Er waren verschuivingen, zoals mevrouw Fonck daarnet al zei. De heer Geens verwoordde het in de commissie heel mooi: "Wat de ene hand geeft, neemt de andere hand terug". Er werden inderdaad centjes verschoven van de ene post naar de andere.

Dat was zelfs niet verkeerd, maar zo kon uit de algemene middelen geld worden verschoven om personeel aan te werven. Dat is nodig, daar zijn we het allemaal over eens.

Ook op andere vlakken was dat treffend. In de beleidsverklaring van de minister staat bijvoorbeeld: "Het fonds voor de slachtoffers van de aanslagen krijgt extra financiële hulp." Maar als we deze technische begrotingscontrole bekijken, zien we dat in het fonds voor de slachtoffers 18 miljoen euro zit. Maar wat is daar gedaan? Wat de ene hand neemt, zal de andere hand geven. Dus is het potje opgedeeld in twee: 9 miljoen voor de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, en 9 miljoen voor de slachtoffers van terrorisme. Er is daar dus geen extra budget bijgekomen, het geld is gewoon verschoven. Nochtans stond er dat er overal extra geld zou komen.

Uiteindelijk gaat dat over een detail. Ik heb de minister erop aangesproken dat hij een begrotingscontrole had beloofd met de nieuwe middelen uit de provisies, maar dat die 125 miljoen euro er niet in zit. De minister heeft mij geantwoord dat ik mij geen zorgen moest maken, dat er twee KB's aankomen. Die bespreking vond plaats in mei, maar toen was er al het KB van 26 april, maar dat hebben we toen niet gekregen. In die twee KB's zouden de budgetten perfect gealloceerd worden. We zouden dan kunnen zien dat voor wat er beloofd was er ook effectief geld komt. We moesten ons echt geen zorgen maken.

Ik was daarmee tevreden. We zouden krijgen wat beloofd was. Op 16 juni zouden we dat in de commissie bespreken. Het was even wachten op de stukken. Ik heb de vrijdag voordien nog gevraagd of we die stukken konden krijgen, omdat ik de gewoonte heb om mij op de commissie voor te bereiden. Dat is ook mijn taak als volksvertegenwoordiger. We hebben die uiteindelijk pas de avond voor de commissie gekregen.

Mevrouw de staatssecretaris, we hebben van u het KB van 26 april met tabel gekregen, maar de beslissing van de ministerraad van 21 mei over het extra budget is nog niet in een KB gegoten. Volgens de minister lag dat aan de FOD BoSa. We hebben dus alleen tabellen gekregen, weliswaar met de basisallocatienummers erbij, maar zonder hoofding, zonder handtekening. Wat is dan het statuut van dat document? De minister heeft dan nog eens herhaald dat we hem op zijn woord mochten geloven, dat de FOD BoSa het nog moest goedkeuren en dat het KB er komt.

Ik wil het best allemaal geloven, maar toch. Behalve dan de basisallocaties was er geen toelichting. Zoals u kunt zien, ben ik de avond ervoor tot half drie 's nachts nog begonnen met de oplijsting van wat bij wat hoort. Ook al ben ik jurist en dus een mens van woorden en niet van cijfers, begon ik na een tijd toch inzicht te krijgen in de allocaties onder andere voor de bezoldigingen, de goederen en ICT. Toch bleef ik met enkele manco's zitten, maar ik dacht dat de minister die de volgende dag wel in een presentatie wel zou wegwerken. Hoe naïef was ik eigenlijk dat ik er niet aan had gedacht dat de pers die presentatie eerst zou krijgen en wij pas nadien en dat de media dus al lang vertrokken was met een verhaal, terwijl wij de gedachtewisseling nog moesten houden.

Ik kwam dus naar de commissie zonder over de presentatie met alle details te beschikken, wat uiteraard niet bevorderlijk is voor het debat. Bovendien verloopt alles grotendeels digitaal door COVID-19, waardoor het geen evident debat is. Eigenlijk was het ook geen aangenaam debat: men strijdt met ongelijke wapens, men krijgt een presentatie waarin concreet gezegd wordt wat de regering, verwijzend naar de allocaties, zal doen. De presentatie zelf hebben wij niet ter hand; de slide is al weg zonder dat men een en ander kan controleren. Kortom, het is heel moeilijk spreken, er werd daar wat gegoocheld.

Ik heb trouwens de minister gezegd dat ik hem op die manier niet kon controleren en stond met die klacht niet alleen. Ook collega Geens moest op een gegeven ogenblik toegeven dat hij het spoor bijster was. Als zelfs een voormalig minister van Justitie zegt dat hij het spoor bijster is en we er misschien beter op een ander ogenblik een goede gedachtewisseling over zouden houden, heel concreet en post per post, wie ben ik dan als nederig parlementslid? Het verschil is natuurlijk de voormalige minister daar niet op aangevallen werd. Ik kreeg als nederig parlementslid uiteraard de volle laag van de minister, omdat ik er zogezegd niets van begreep. Men heeft mij daar proberen belachelijk te maken, wat ik onwaardig vond voor een minister.

Maar goed, we nemen het erbij. Die werkwijze zagen we gisteren en vanochtend weer; het wordt een trend. Maar als de minister denkt dat hij mij zo zal afschrikken mijn werk te doen, heeft hij het mis.

Hij zal mij nog vaak op zijn pad tegenkomen, want ik zal mijn werk blijven doen. Zoals ik vorige week al zei, hard roepen, wat hij soms doet, toont veeleer zijn onmacht aan dan zijn gelijk. Dat hij maar gerust verder doet, ik blijf rustig mijn werk doen. Dat is de reden waarom ik erop stond om hier vandaag het woord te nemen.

Dat doe ik niet alleen om lastig te doen. Ik heb ook een paar vragen, waarop ik nog geen antwoord heb gekregen. Ik maak mij namelijk zorgen. Er was goed nieuws, gebracht in een knappe presentatie, waaraan hard was gewerkt – er werd verwezen naar de basisallocaties – en die ik na de commissievergadering heb gekregen. Ik heb de moeite genomen om ze door te nemen en ik moest vaststellen dat de minister zijn presentatie soms verwarde met zijn begroting. Dat zijn nochtans twee verschillende zaken. Ik heb een en ander getoetst en er was wel degelijk een verschil. Ik heb zelfs de moeite genomen om de commissievergadering te herbeluisteren. Ik dacht dat ik misschien iets had gemist, ik praat immers snel en de minister doet dat ook.

Ik zal beginnen met het goede nieuws, er komt effectief extra geld voor personeel. Ik moet hem daarmee feliciteren. Er komen ook extra middelen voor ICT en er worden andere inspanningen geleverd. Ik hoop oprecht dat dat geld ook goed geïnvesteerd zal worden.

Wat het personeel betreft, ben ik echter enigszins ongerust. Ik hoef niet te herhalen hoe we al meer dan tien jaar wachten op de werklastmeting bij justitie en die is er nog steeds niet. De minister vond mijn uitspraak dat het niet volstond om een zak geld te brengen, oneerbiedig. Ik bedoelde natuurlijk dat, als men in extra middelen voorziet, men die ook daar moet inzetten waar ze het hardst nodig zijn. We hebben de vooralsnog ontbrekende werklastmeting daar dus echt voor nodig.

Trouwens, effectief aanwerven is bepaald geen sinecure. In een reactie na de persconferentie van 16 juni hebben de magistraten trouwens zelf gezegd dat het niet volstond, dat er meer nodig was. U mag echter van mij aannemen dat ik oprecht hoop dat het lukt.

Nu het geld er is, is er geen excuus meer.

Ik keer even terug naar de begroting, mevrouw de staatssecretaris. In 2021 komt er 125 miljoen bij. Ik zal mij beperken tot enkele grote bedragen. Dat is het gemakkelijkste. De rest is, na al die miljarden in ons huis, gerommel in de marge. Waar maak ik mij toch druk over; het gaat tenslotte maar over en paar miljoen voor Justitie, nietwaar?

125 miljoen komt erbij, samen met een deel uit het relancefonds voor ICT, maar de begrotingscijfers van april zijn lager dan die van vorig jaar De optelsom van de cijfers in de tabellen, zowel die bij uw koninklijk besluit als die welke nog in een KB gevalideerd moeten worden – ik ga ervan uit dat die ook correct zijn; ik zal op dat vlak meegaand zijn – leert mij echter dat er voor het nieuw beleid voor 2021 geen 125 miljoen ter beschikking is. Ik mis ruim 20 miljoen. Dat is veel, 20 miljoen op 125 miljoen. Voor de grote put zal het niet uitmaken, de val zal niet harder zijn, maar ik vind het toch veel. Het gaat niet over een paar procentjes. Het zijn er toch wat meer. Ik ben een mens van woorden, niet van cijfers, maar ik meen dat het om ongeveer 15 % of 16 % gaat. Iemand die het beter kan berekenen, zal mij zeker corrigeren, wat dat betreft.

Dan heb ik onmiddellijk een probleem. De presentatie die wij kregen, en de persconferentie zeggen dus iets anders dan mijn documenten.

Ik zei het al: een presentatie is geen begroting, maar de cijfers zijn niet dezelfde. Nu, u kunt dat muggenziften vinden van De Wit. Waar houdt die zich toch mee bezig, zeg? Als ik zeg dat het in orde komt, komt het in orde. Ik hoor het de minister zo zeggen. Maar juist is juist. De minister zegt iets, maar zijn cijfers, of uw cijfers, zeggen eigenlijk iets anders.

Een ander punt gaat over nog minder dan die 20 miljoen. Er komt extra geld voor het fonds voor de hulp aan slachtoffers. Dat staat in de presentatie. Ik vind het belangrijk dat wij daar aandacht aan besteden. Dat zal ook nodig zijn, want de daders zullen ongetwijfeld de slachtoffers op generlei manier werkelijk vergoeden. Dat fonds wordt dus cruciaal en de commissie die ervoor moet werken ook.

De minister wijst mij terecht dat ik bepaalde codes niet zou hebben gezien en hij heeft ze opgesomd. Het klopt, er komt geld voor coaches, voor wat bureaumeubelen, de commissie wordt versterkt. Maar ik vroeg niet naar de omkadering, ik vroeg naar de centjes in het fonds. Hoeveel geld voor schadevergoedingen zal er ter beschikking zijn?

Er is sprake van extra financiële hulp, maar ik vermeldde daarnet al dat een fonds van bijna 18 miljoen euro in twee werd gedeeld. Van de middelen voor het Fonds voor slachtoffers van opzettelijke gewelddaden blijft maar de helft meer over, want van 18 miljoen euro gaat er 9 miljoen euro naar de terreurslachtoffers.

Ik ga er dus van uit dat, indien wij er met 9 miljoen euro niet komen, er nog wat meer van de overige helft zal worden afgenomen. Ik vind immers nergens bij uw cijfers extra geld, hoewel dat wel in de presentatie staat. Wij zullen echter niet zeuren over dat paar miljoen euro. Ik maak mij het meeste zorgen over de grote bedragen.

Mevrouw de staatssecretaris, ik weet niet of u die presentatie hebt. Op slide 2 en slide 21 staat echter heel uitdrukkelijk hoeveel centjes naar de tweedelijnsbijstand kunnen gaan.

Collega's, u weet of u weet niet dat tijdens de vorige legislatuur een wetsvoorstel is goedgekeurd, waarbij meer mensen toegang krijgen tot het pro-Deosysteem. Wanneer de regeling op kruissnelheid komt, zal ze ongeveer 200 miljoen euro kosten. Dat bedrag van 200 miljoen euro wordt recurrent. Ik ben er niet tegen. Leg mij die woorden niet in de mond. Het is goed dat wij de betrokkenen steunen. Dat is niet mijn probleem. Echter, het is een probleem om 200 miljoen euro recurrente uitgaven aan pro-Deozaken te geven, wanneer er 125 miljoen euro bij komt en 250 miljoen euro in 2024.

De minister heeft mij altijd voorgehouden dat die uitgaven in de basis komen. De basis lijkt mij, een mens van woorden en niet van cijfers, de begroting en de basisallocaties te zijn. Maar die uitgaven staan er niet in, niet in november 2020, niet in april 2021 en nu nog altijd niet.

Wij hebben in november 2020 daarover al een discussie gehad en zelfs de heer Geens gaf mij gelijk en merkte op dat er een structurele ingreep nodig was, aangezien het geld er niet was. Het staat in de basis, met die woorden maakt de minister er zich vanaf.

Mijnheer de voorzitter, het is belangrijk. Ik ben er bijna.


President Eliane Tillieux

Madame De Wit, laissez-moi vous expliquer pourquoi je vous demande d'essayer de conclure. C'est pour que la ministre puisse répondre avant l'interruption.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de voorzitter, het is mijn laatste blad. Ik ben bijna aan het eind van mijn betoog, maar wil wel nog een belangrijk punt aanbrengen.


President Eliane Tillieux

C'est tout simplement pour cela. Je vous écoute avec beaucoup d'intérêt. Je ne suis pas docteur en droit. Je ne suis pas littéraire. Je ne suis pas matheux. Je suis un simple politique!


Sophie De Wit N-VA

Ik heb die vraag ook gesteld tijdens de commissie. Voor 2021 gaat het om 65 miljoen euro en voor 2022, waarover we ook al tabellen kregen, over 96 miljoen euro. Dat is veel, dat zijn al grotere bedragen. Toch staan ze niet in de basis. De minister had geantwoord in de commissie, maar de presentatie hebben wij pas na het antwoord in handen gekregen, dus ik heb nadien die presentatie bekeken. De minister zei dat er werd verwezen naar de basisallocaties. Ik heb dat bekeken. De nummers op de presentatie, achteraan, 45 en 46, ben ik in de tabellen gaan zoeken, maar ik vond niets, want ze staan er niet in. In de presentatie gaat het overigens ook uitdrukkelijk enkel over 2022, niet eens 2021, hoewel enkele slides ervoor de 65 miljoen euro vermeld stond.

Mevrouw de staatssecretaris, helpt u mij? Over welke basis gaat het hier? Is er nog een andere basis, misschien een interdepartementale provisie waar we dat kunnen gaan halen? Waar zit die 65 miljoen euro? Waar zit de 96 miljoen euro van volgend jaar?

Voor mij is dat zo belangrijk, omdat het nog in de basis moet worden toegevoegd als het er vandaag niet instaat. Dat heeft twee mogelijke gevolgen: ofwel zult u geld bij moeten zoeken, wat een optie kan zijn, ofwel moet het afgetrokken worden van de 125 miljoen euro voor dit jaar en de 175 miljoen euro voor volgend jaar. Die laatste optie betekent dat er in alle andere aangekochte investeringen en beloftes in Justitie, die zo nodig zijn, geschrapt zal moeten worden. De aankondigingen op de persconferentie en alle beloftes sedert oktober worden zodoende loze beloftes. Ik kan mij niet voorstellen dat de minister dat wil, en ik wil dat eigenlijk ook niet, want Justitie is daarmee geen stap vooruit geholpen.

Mevrouw de staatssecretaris, als u kunt verhelderen waar dat in de basis zit, dan neemt u mijn bezorgdheid weg en dan ben ik opgelucht. Ik vraag het niet om u te ambeteren of om tijd te rekken, wat de voorzitter vermoedde, maar het is wel belangrijk. Zonder een antwoord op mijn vraag, wordt het hele beleidsplan van Justitie onderuit gehaald. Het gaat niet over een miljoentje hier of daar, maar over 65 miljoen euro dit jaar en 96 miljoen euro volgend jaar, en dat dikt verder aan tot 200 miljoen euro in 2024. Mogelijk heb ik gigantisch scheel gekeken, maar ik heb de tabellen niet alleen bestudeerd, ofwel staat het er niet in, ofwel is er nog een andere basis, ofwel zal er naar nieuw extra geld op zoek gegaan moeten worden.

Afsluitend wil ik daarom zeggen dat een presentatie geen begroting is. Voor mij telt alleen een begroting.

Mijnheer de minister, in de commissie zei u mij dat de centen er zijn, boter bij de vis. Welnu, de vis is al gepaneerd en ligt al in de pan, maar u kunt hem nog niet bakken. Als u het mij vraagt, is uw visje zeker nog niet gebakken.


President Eliane Tillieux

Merci madame De Wit. Je n'ai pas voulu vous interrompre car votre intervention était intéressante et m'a permis de comprendre certaines situations. Je partage certaines préoccupations, et je crois que l'incident d'hier n'était pas voulu, il s'agissait simplement d'une question de rodage du gouvernement, même s'il était un peu regrettable.


Sophie De Wit N-VA

Mijnheer de voorzitter, het was geen fair debat in de commissie. We hadden geen gelijke wapens. Daarom stond ik erop om dit vandaag opnieuw te kunnen doen. Ik betreur het ten zeerste dat de minister hier vanmorgen om 10 u wel kon zijn, terwijl ik de laatste spreker op de lijst ben. Ik was vanmorgen wel al in dit Huis, maar ik was niet in deze vergadering omdat ik nog niet aan de beurt was. Ik betreur het dat hij hier gisteren niet was. Vanmorgen heeft hij een opmerking gemaakt, maar nu is hij er niet. Ik heb al mijn hoop op de staatssecretaris gesteld, in de hoop dat zij mijn fundament, mijn basis waar ik zo naar vraag, kan teruggeven.


President Eliane Tillieux

La secrétaire d'État va rencontrer vos espoirs et j'ai l'impression que vous aurez encore de nombreuses discussions avec le ministre de la Justice. C'est un sentiment que j'ai.


Staatssecretaris Eva De Bleeker

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank u voor al uw uiteenzettingen. Ik heb aandachtig geluisterd naar de debatten. Het was een heel interessante gedachtewisseling, maar voor alle duidelijkheid, we hebben het hier vandaag over de begrotingscontrole 2021.

Ik presenteer u hierbij het derde aanpassingsblad voor de uitgavenbegroting 2021 en de eerste aanpassing van de middelenbegroting 2021. De voorbije weken zijn die teksten besproken in de diverse commissies. Een van de conclusies van deze begrotingscontrole is duidelijk dat die atypisch is, zoals collega Matheï ook al aangaf.

Het betreft immers eerder technische aanpassingen. De beperkte aanpassingen naar aanleiding van het begrotingsconclaaf van 2 april hadden een neerwaartse impact van 56 miljoen in 2021. Dat is niet verrassend omdat de focus van het voorbije halfjaar lag en nog steeds ligt op het onder controle houden van de pandemie. Ik kan hiervoor verwijzen naar het tweede aanpassingsblad van de algemene uitgavenbegroting, dat paste in de strijd tegen het coronavirus en beoogde om meer transparantie te bieden over de aanwending van de middelen ter zake.

Een tweede aanpassing voorzag onder meer in een aantal bijkomende uitgaven ten belope van 1.186.000.000 euro en in het verhogen van de coronaprovisie met 575 miljoen euro.

Le budget a été introduit le 30 avril et contenait les mesures qui ont été décidées le 2 avril. Depuis, nous avons décidé d'apporter une aide supplémentaire à hauteur de 820 millions d'euros pour la réouverture de l'horeca. Nous avons aussi décidé de prolonger les mesures d'aide jusque fin septembre, ce qui engendrera un coût d'environ 950 millions d'euros. Afin de permettre le financement de ces mesures, plusieurs amendements ont été déposés. Le fait que le budget fut discuté dans toutes les commissions, ce qui n'était pas envisagé au départ, a donné le temps de préparer ces amendements.

Le budget introduit prévoit pour le gouvernement fédéral et la sécurité sociale un déficit sec en 2021 de 29,927 milliards, soit un déficit de 6,31 % du PIB. Depuis l'élaboration du budget, le déficit a augmenté de presque 4,9 milliards d'euros ou 1,1 % du PIB. La détérioration est due à l'impact des mesures prises dans le cadre de la crise corona. Ces mesures ont été estimées à 7,169 milliards pour 2021 dans le rapport du comité de monitoring.

Les questions des membres de la commission évoquaient régulièrement la manière de réagir face aux circonstances changeantes sur le plan macroéconomique, comme la croissance économique et l'inflation.

De groeivooruitzichten blijven sterk schommelen, zoals hier al herhaaldelijk is gezegd, maar gelukkig blijven zij in de recentste periode, op basis van de informatie van het Federaal Planbureau en de Nationale Bank van België, sterk verbeteren. Dat toont de automatische veerkracht van onze economie aan. Wij zullen de situatie echter systematisch moeten opvolgen. Ik verwacht trouwens dat het Federaal Planbureau zeer binnenkort met een nieuwe meerjarenraming komt en ook het Monitoringcomité zal in de komende weken een nieuwe inschatting maken. Het beter dan verwachte economische herstel zal bijdragen tot een herstel van de overheidsfinanciën, maar zal onze structurele problemen niet wegnemen, waardoor wij ook in de komende jaren budgettaire inspanningen zullen moeten doen.

Ik wens ook nog even de boodschap mee te geven die het Rekenhof bracht over de ingediende begroting en het onderliggende meerjarenkader. Naast het feit dat het vaststelt dat de ingediende begroting atypisch is, gaf het ook aan dat zij realistisch is, een vaststelling die ik kan bevestigen. Dat geldt ook voor de manier waarop wij zullen moeten blijven begroten. Voor ik iets dieper inga op de vragen, opmerkingen en suggesties, wens ik de leden van de commissie te bedanken voor de goede samenwerking, waar de heer Vanbesien het ook al over had.

Mijnheer Loones, ik zal niet ingaan op uw analyse over mijn persoon of persoonlijkheid en een eventuele evolutie daarvan. Ik kan u ook meedelen dat mijn begrotingszwangerschap heel goed is verlopen. Zelfs de bevalling is vlot verlopen, ondanks de huidige pandemieomstandigheden. Ik heb er geen probleem mee om u gelijk te geven dat ik een cijferpersoon ben en mijn repliek zal dus veel korter zijn dan uw betoog. Ik ga in mijn job inderdaad eerder technisch te werk. Ik zal ook geen uitspraken doen over de persoonlijkheden van mijn collega's. In het algemeen is het zo dat een divers samengesteld team vaak de beste resultaten oplevert. U hebt daar niets over gezegd, maar ik geef het gewoon mee.

Wat betreft uw vraag van vorige week naar andere, extra informatie over de verschillende provisies, zal ik mijn belofte die ik heb gemaakt in de commissie uiteraard nakomen. Het was echter niet mogelijk om u die gegevens deze week al te bezorgen, gelet op de budgettaire werkzaamheden die reeds bezig zijn voor de opmaak van de begroting van 2022. Ik zal opnieuw met een uitgebreide presentatie naar de commissie komen in de komende maand, waarin ik u de huidige toestand van zowel de gewone coronaprovisie als de provisie inzake nieuw beleid zal verduidelijken.

Ik zal op dat moment ook verduidelijken welke zaken ondertussen zijn beslist door de regering en dus kunnen worden herverdeeld via de provisie. Zoals u weet, schrijf ik enkel bedragen in de provisie in waarover de regering nog geen definitieve beslissing heeft genomen of waarvan de bedragen nog kunnen afwijken in de loop van het jaar.

Voor het antwoord op uw vraag over de budgettaire impact van het sociaal akkoord, die ik ondertussen ook schriftelijk heb beantwoord, moet ik u voorlopig nog teleurstellen. Op dit ogenblik hebben wij nog niet alle elementen bij elkaar, om de budgettaire impact van het sociaal akkoord al mee te delen. Zowel wat het sociale als het fiscale luik betreft, zijn de administraties samen met de sociale partners nog volop bezig met het finaliseren van de raming. Ik hoop, net als u, dat er snel meer duidelijkheid komt.

Inzake de vragen over het budgettaire meerjarentraject werd in het stabiliteitsprogramma dat werd ingediend op 30 april 2021, niet een van de twee scenario's opgenomen die werden vooruitgeschoven door de Hoge Raad van Financiën op 12 april 2021. Niet een van de twee werd gevolgd. Het traject op middellange termijn in het stabiliteitsprogramma werd gebaseerd op de begrotingsinspanning die werd opgenomen in het federale regeerakkoord. De federale regering heeft beslist dat in de periode 2021-2024 elk jaar een vaste budgettaire inspanning van 0,2 % van het bruto binnenlands product zal worden geleverd. Bovendien zal er een extra variabele inspanning worden geleverd, die afhankelijk is van de economische groei en het economische herstel.

Conform het regeerakkoord wordt vanaf 2022 dus rekening gehouden met voormelde variabele en structurele budgettaire inspanning, die de regering wenst te realiseren. De definitieve variabele component zal elk jaar bij de begrotingsopmaak worden vastgelegd op basis van de recentste cijfers uit de economische begroting van het Federaal Planbureau. In de initiële begroting 2021 was die inspanning geschat op jaarlijks 0,2 % van het bruto binnenlands product.

Voor de federale overheid zou de huidige voorziene inspanning in 2024 leiden tot een tekort van 2,7 % van het bruto binnenlands product. In het scenario van de Hoge Raad van Financiën, dat door de meeste leden wordt gesteund, werd in 2024 voor entiteit I een tekort van 2,6 % naar voren geschoven.

Dat is een verschil van 0,1 % bruto binnenlands product binnen drie jaar. Gelet op de grote onzekerheid is de filosofie van de Hoge Raad voor Financiën weerhouden en schrijven wij ons ook in binnen het Europese kader. Ik wil niet op de zaken vooruitlopen. Als de Europese Commissie haar reflectieoefening heropstart, kan deze regering daar een positie over innemen.

Belangrijk is dat budgettaire houdbaarheid ons niet door Europa dient opgelegd te worden, maar in ons eigen belang is. De federale overheid heeft bij de opmaak van haar regeerakkoord de lijnen uitgezet hoe ze die zal realiseren. De recentste vooruitzichten van de Nationale Bank gaan uit van een overheidstekort van 4,5 % van het bruto binnenlands product voor de gezamenlijke overheid, maar die vooruitzichten houden geen rekening met structurele inspanningen waarin door deze regering werd voorzien, in tegenstelling tot het ingediende stabiliteitsprogramma. Het bevestigt duidelijk het belang van die geplande budgettaire inspanning.

Mijnheer Leysen, om even verder te gaan op de studie van Voka, kan ik aangeven dat we ondertussen een luik hebben overgenomen in onze begroting en begrotingsdocumenten, namelijk de meerjarenbegroting. Misschien tot hiertoe een beetje onderbelicht, maar zeer belangrijk. Zowel bij de begrotingsopmaak als bij de begrotingscontrole 2021 hebben we het budgettair meerjarig kader geactualiseerd. U zal zien dat ook bij de opmaak 2022 deze meerjarenraming geactualiseerd zal worden over de legislatuur heen, dus verder dan 2024, tot zelfs 2026.

Met betrekking tot de gewijzigde economische omstandigheden, waar ook de heer Vermeersch naar verwees, heb ik reeds uitgelegd, en de beeldspraak werd door velen gebruikt vandaag, dat de begroting een foto is op een bepaald moment. In tegenstelling tot een normale foto is het nemen van deze foto een lang proces, dat reeds in februari van dit jaar begonnen is met de economische begroting van het Planbureau. Het is niet mogelijk om snel, snel nieuwe macro-economische vooruitzichten te integreren, of terugverdieneffecten van de RRF. Zelfs als die zoals in dit geval zouden leiden tot gunstigere resultaten, is het momenteel dan nog niet te doen. De inflatievooruitzichten zijn inderdaad opgelopen ten opzichte van de verwachting in februari.

Er werd uitgegaan van een overschrijding van de spilindex in december. Nu wordt in een overschrijding van de spilindex in oktober 2021 voorzien, waardoor reeds in november de sociale uitkeringen en in december de wedde van het overheidspersoneel zouden worden aangepast.

Het Rekenhof geeft aan, op basis van de informatie die haar door de FOD BoSa werd aangeleverd, dat de budgettaire impact op de uitgaven 267 miljoen euro zou kunnen bedragen. Zoals ze ook heeft aangegeven, is er ook een positieve impact op de ontvangsten, die echter moeilijker in te schatten is. De inflatie valt ook hoger uit, omdat verwacht wordt dat de economische groei hoger zal zijn. De uiteindelijke impact op het ESER-saldo valt dan ook zeer moeilijk in te schatten en is alleen mogelijk als men de volledige actualisatie van het hele economische kader doet.

De impact van een overschrijding van de spilindex met een maand verschil op het federale loon is relatief beperkt. De FOD BoSa geeft aan dat die ongeveer 12 miljoen euro zou bedragen. Het kan in veel gevallen binnen de bestaande kredieten worden opgevangen. Het is niet omdat we de begroting hiervoor niet aanpassen dat we niet maandelijks de vooruitzichten van het Planbureau opvolgen.

Dit is verschillend met de ambities die deze regering heeft inzake fraudebestrijding en werkgelegenheidsbeleid. Dan moet men deze ambities ook budgettair tot uiting brengen. Vanuit mijn functie als staatssecretaris van Begroting ga ik ervan uit dat elke minister het nodige doet opdat de in het regeerakkoord voorziene maatregelen, en in dit geval de daarbij ingeschreven rendementen van 20 miljoen euro, daadwerkelijk worden behaald. Het Ministerieel Comité voor de Strijd tegen Fiscale en Sociale Fraude heeft het actieplan op 6 juni goedgekeurd. Er is geen reden om vandaag aan te nemen dat die regeringsambitie niet zal of kan worden waargemaakt.

Ik wil ook nog reageren op een aantal specifieke vragen, onder meer over de indruk die bestaat dat er op Defensie wordt bespaard.

Dat is niet correct en dat is trouwens in de commissie duidelijk beantwoord. Bepaalde investeringsuitgaven verminderen bij Defensie omdat er dossiers zijn die vertraging hebben opgelopen, niet omdat de investeringen werden afgevoerd. De enige besparing betreft de lineaire besparing over alle departementen heen en daar werd slechts 0,89% bespaard op het budget Defensie, tegenover 2% voor de andere departementen.

Concernant l'Agence pour le Commerce extérieur, l'État fédéral prévoit chaque année une dotation pour cette dernière. Les compétences ainsi que le financement par une clé de répartition de cette Agence sont définis dans l'accord de coopération du 24 mai 2002. En ce sens, je ne vois aucun dépassement des compétences reconnues à chaque entité.

Monsieur Van Hees, le 12 janvier, le gouvernement a décidé de mettre en place un projet pilote spending review sur l'exonération de versement du précompte professionnel et a également approuvé le mandat du groupe de travail qui effectuera ce spending review. Le rapport de la Cour des comptes est le point de départ du groupe de travail. Le spending review est une suite logique du rapport de la Cour des comptes. Le groupe de travail peut formuler des options pour répondre aux remarques formulées par la Cour.

Comme convenu, nous mettrons en œuvre la trajectoire pour l'augmentation des pensions à 1 500 euros par mois qui a été fixée au sein du gouvernement.

En ce qui concerne votre question sur les provisions, je fais référence à ma réponse précédente. De plus, j'aimerais faire remarquer que les montants de la provision ne peuvent être libérés qu'après mon approbation. Cela me donne donc un contrôle supplémentaire pour m'assurer que les fonds prévus sont bien utilisés.

Sur les économies en matière pharmaceutique, une économie de 150 millions d'euros est prévue en 2021 et de 180 millions d'euros en 2022. Les économies de 11 millions d'euros dont vous parlez font partie de cet exercice.

Je connais le modèle kiwi, mais nous devons en considérer plusieurs aspects. Je pense, par exemple, au risque de rupture de stock. Le ministre de la Santé publique est celui qui est compétent pour la politique relative aux médicaments. En tout cas, l'adoption du modèle kiwi n'est pas prévue par l'accord de gouvernement pour le moment.

S'agissant de la trajectoire d'investissement des entités 1 et 2, l'accord de gouvernement stipule: "Il incombe à chaque niveau de pouvoir de tout mettre en œuvre actuellement, dans les contours de ses compétences, pour faire augmenter ce taux. Nous ciblons toutefois un taux d'investissement public de 4 % pour 2030. Le pouvoir fédéral prendra sa part, compte tenu de sa participation actuelle dans les investissements publics."

Le cavalier budgétaire proposé pour le Fonds de garantie européen constitue une solution qui servira uniquement en cas d'extrême urgence. Si les crédits ne peuvent pas être puisés à temps dans la provision interdépartementale, les crédits de personnel pourront être temporairement transférés. Ce montant sera de nouveau ajouté le plus rapidement possible aux crédits de personnel après l'attribution des moyens de la provision. Leur sous-utilisation est due à plusieurs facteurs: prudence budgétaire, procédure de recrutement très longue avec pour conséquence une entrée en service tardive du personnel, effectifs parfois difficiles à trouver sur le marché de l'emploi, etc.

Madame Fonck, vous avez évoqué le budget pour les victimes de guerre et d'actes terroristes. Il s'agit donc de personnes qui, malheureusement, ont été victimes de conflits antérieurs. La diminution de ce budget résulte uniquement d'effets de volume. En raison de la pyramide des âges des victimes de guerre, ce budget est en baisse depuis quelques années. Les économies de 150 millions d'euros ont été incluses dans l'effort que le présent gouvernement fait dans le cadre budgétaire.

Il ne faut pas non plus oublier que ce gouvernement investit massivement dans les soins de santé. Ainsi, par exemple, la norme de croissance a été portée à 2,5 %. Un budget a également été prévu, au niveau de l'INAMI, pour la rééducation des patients covid-19.

Mevrouw De Wit, ik kan u bevestigen dat de voorziene 125 miljoen euro dit jaar voor Justitie wordt geregeld via de interdepartementale provisie. Hiertoe werd het KB van 25 april 2021 uitgevaardigd. Het ging dan om een herverdeling van 79,4 miljoen euro. Een tweede KB, aansluitend op de ministerraad van 21 mei, volgt nog en is inderdaad in opmaak. Er rest dan nog een beperkt bedrag dat later op het jaar verdeeld zal worden per KB.

Ik kan bevestigen dat de tweedelijnsbijstand in de basis van de begroting en de meerjarenraming zit, en dus niet via bijkomende middelen uit de provisie moet worden gefinancierd. De inschattingen die voor de komende jaren zijn gebruikt, werden door het Rekenhof gemaakt.

Collega's, mijn excuses dat ik nu een paar cijfers ga afdreunen, maar dat was nu eenmaal de vraag van mevrouw De Wit. U kunt dat vinden, mevrouw De Wit, op de 56 prog1, 8.1sec344145: vergoeding advocaten juridische bijstand voor een bedrag van 93 miljoen euro voor 2021. Op een andere plaats vindt u: tussenkomst bureau juridische bijstand voor 7,5 miljoen euro. Op een andere lijn: vergoeding advocaten juridische bijstand voor 9,8 miljoen euro. En nog een andere lijn: tussenkomst bureaus juridische bijstand voor 0,8 miljoen euro. Ik zal u die cijfers schriftelijk bezorgen.

Om af te sluiten, het gaat hier om een begrotingscontrole. Inmiddels zijn de werken opgestart voor de begrotingsopmaak 2022. Het begrotingsbeleid is echter meer dan de opmaak van een begroting en de controle op bepaalde momenten doorheen het jaar. Ik zal de evolutie dagelijks nauwgezet opvolgen, zowel die op macro-economisch vlak als de rekeningen zelf.

Het is mijn betrachting om de overheidsfinanciering terug onder controle te krijgen na de coronacrisis. Ik zal erop toezien dat de corona-uitgaven tijdelijk en doelgericht zijn en zodra mogelijk stopgezet worden. De structurele problemen moeten worden aangepakt en door spending reviews binnen de verschillende beleidsdomeinen moeten de uitgaven efficiënter worden, om het overheidstekort terug te dringen en de schuldgraad te verlagen om zo inderdaad, mevrouw Fonck, kinderen en kleinkinderen een mooie toekomst te geven.


President Eliane Tillieux

Je propose de clore les travaux. Les services demandent une dizaine de minutes pour préparer les questions.


Sander Loones N-VA

(…)


President Eliane Tillieux

Si on commence, on n'en finira pas! Quand vous dites deux minutes, monsieur Loones, je sais ce que cela veut dire! Si vous commencez, je ne peux pas m'arrêter à vous. Les autres voudront intervenir. C'est une question d'égalité de traitement de tous les membres de cette assemblée.

Dans ces conditions, je propose de clore les débats et de procéder aux répliques après les questions. C'est ce qui avait été convenu avant. Je suis désolé, il fallait parler un peu moins longtemps. Les services ont besoin de dix minutes pour préparer les questions d'actualité. L'hommage à M. Goblet doit être rendu. Vous reprendrez la discussion avec les répliques après les questions orales.