Proposition 55K1541

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi portant confirmation de l'arrêté royal du 17 octobre 2019 fixant pour l'année 2019 Ie montant de la contribution de répartition visée à l'article 14, § 8, alinéa 16, de la loi du 11 avril 2003 sur les provisions constituées pour Ie démantèlement des centrales nucléaires et pour la gestion des matières fissiles irradiées dans ces centrales.

General information

Submitted by
Chamber of representatives (2020-03-17 - 2020-10-01)
Submission date
Sept. 29, 2020
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
energy policy nuclear power station nuclear energy nuclear policy decommissioning of power stations

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR
Abstained from voting
PVDA | PTB VB

Party dissidents

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Nov. 26, 2020 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Kurt Ravyts

Mevrouw de voorzitster, u zult het mij niet kwalijk nemen dat ik na mijn verslag ook het standpunt van mijn fractie toelicht.

Collega's, ik heb de eer en het genoegen om een mondeling verslag te mogen uitbrengen over dit wetsontwerp, dat toch enige urgentie geniet. De commissie heeft het wetsontwerp, alsook een toegevoegd wetsvoorstel van de heer Wollants, besproken tijdens de vergadering van 24 november 2020, dus eergisteren.

De minister gaf in haar toelichting aan dat dit ontwerp de bekrachtiging van het KB van 17 oktober 2019 tot vaststelling voor het jaar 2019 van het bedrag van de repartitiebijdrage beoogt.

Het betreft een fiscale bevoegdheid, voorbehouden aan de wetgever, maar in casu heeft de wetgever deze bevoegdheid aan de Koning gedelegeerd.

Dit KB wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien het niet wordt bekrachtigd door een wet binnen de 12 maanden na de inwerkingtreding van het besluit. Het betreffende KB is in werking getreden op 15 december 2019. De bekrachtigingswet moet dus uiterlijk op 15 december 2020 zijn gepubliceerd.

Om die reden legt de minister het wetsontwerp ter bekrachtiging van het betreffende KB voor en om dezelfde reden verzocht de minister de commissie om over de door de commissie aangenomen tekst een mondeling verslag uit te brengen tijdens de eerstvolgende plenaire vergadering. Vandaar dat ik mij verwaardig om toch even uw aandacht te vragen.

De minister bracht in de commissie in herinnering dat de wet van 25 december 2016 de eerder geciteerde wet van april 2003 heeft gewijzigd. Aldus werd de nieuwe berekeningsmethode voor de repartitiebijdrage vastgesteld die vanaf 2016 geldt voor de kerncentrales Doel 3, Doel 4, Tihange 2 en Tihange 3. Het betreft in casu de kerncentrales waarvan de exploitatieduur niet werd verlengd.

Omdat de investeringen in deze kerncentrales sneller dan de exploitatieduur van de centrales waren afgeschreven, werd het systeem van de repartitiebijdrage uitgewerkt om de abnormaal hoge winstmarges voor de exploitanten af te romen.

Voor 2019 is de repartitiebijdrage gelijk aan het minimumbedrag, vastgelegd voor een driejarige periode of 38 % van de winstmarge, zoals berekend door de CREG. Het is het hoogste bedrag van deze twee formules dat wordt aangehouden.

Uit de adviezen van de CREG blijkt dat de winstmarge negatief was, waardoor de bepaling van de repartitiebijdrage werd berekend met het minimumbedrag van 177 miljoen euro als basis.

De minister wijst er wel op dat voor 2020 de repartitiebijdrage merkelijk lager is dan de bijdrage voor 2019. Dat heeft voornamelijk te maken met de hogere kosten en investeringen, om de veiligheid van de kerncentrales in het algemeen te verhogen.

Met betrekking tot het eveneens in de commissie geagendeerde wetsvoorstel van de heer Wollants, wijst de auteur erop dat zijn wetsvoorstel exact dezelfde doelstelling en exact dezelfde bewoordingen hanteert als het wetsontwerp. Hij verklaarde dan ook er geen bezwaar tegen te hebben dat de bespreking zou worden voortgezet op basis van de tekst van het wetsontwerp.

Tijdens de algemene bespreking werd door de heer Wollants opgemerkt dat het Parlement andermaal niet veel tijd heeft om het wetsontwerp te bespreken, dat er genoegzame verklaringen zijn voor het niet noodzakelijk stijgen van de bijdrage, alsook dat het een positieve zaak is dat de minister er zich toe verbindt de jaarlijkse bekrachtigingswetten tijdig in het Parlement in te dienen.

De heer Calvo sluit zich bij die laatste opmerking aan en stelt naar aanleiding van de beduidend lagere repartitiebijdrage voor 2020 voor dat de commissie op een later moment op het dossier terugkomt, teneinde een duidelijk zicht te krijgen op de oorzaken ervan.

De Vlaams Belangfractie stelde vast dat de geesten bij onder andere Ecolo-Groen zijn gerijpt, aangezien diezelfde fractie zich bij de stemming in 2019 over de vorige bijdrage onthield.

De fractie betreurt dat de parlementsleden opnieuw bijna een jaar hebben moeten wachten om de bekrachtigingswet te kunnen behandelen. Het blijft op die manier voor een parlementslid moeilijk om zijn of haar controlerende taak uit te oefenen.

De Vlaams Belangfractie spreekt zich ook nu niet uit over de vraag of het bij wet vastgelegde berekeningsmechanisme effectiviteit en adequaatheid zou missen en de regulator wel over de juiste instrumenten en informatie zou beschikken om zijn taak in de aangelegenheid naar behoren te vervullen bij de objectivering van de kosten van de exploitant.

De Vlaams Belangfractie bleef zich verbazen over het gegeven dat bepaalde partijen in 2019 nog stormliepen tegen de berekeningen, omdat de bijdragen veel te laag zouden zijn, maar dat ze hun stormloop nu niet meer herhalen.

De heer Verduyckt stelde namens de sp.a-fractie dat de repartitiebijdrage in het verleden veel groter is geweest dan vandaag het geval is, alsook dat de herhaaldelijke verlaging door zijn fractie meermaals werd aangeklaagd. Het was volgens de heer Verduyckt een keuze van de vorige regering om de bedragen te verlagen. Aangezien het echter hoe dan ook belangrijk is dat de bijdrage in de Staatskas terechtkomt, steunt de sp.a-fractie het ontwerp.

De minister erkende in haar antwoord de dalende trend van het bedrag van de bijdrage als gevolg van de wijze waarop de kosten en winsten worden berekend. Ook voor 2020 zal de berekening worden uitgevoerd op basis van een lager minimumbedrag dan in het verleden het geval was. De minister is van mening dat de berekening in ieder geval een moeilijk gegeven blijft. De exploitanten beschikken immers over alle informatie die de CREG dient te controleren. Met betrekking tot de wettelijke onderbouwing is het volgens haar nog maar eens bewezen dat het voor de wetgever moeilijk is om de markt voor te zijn. Het dossier rond de bijdrage voor de levensduurverlenging van Tihange 1 is hiervan een sprekend voorbeeld.

Tijdens de replieken beklemtoonde de heer Wollants dat voor de bepaling van de bijdrage enkel de investeringen mogen worden meegerekend die verbonden zijn aan de kerncentrales waarvan de levensduur niet werd verlengd. De CREG heeft volgens hem terecht de investeringen verbonden met een potentiële levensduurverlenging van Doel 4 en Tihange 3, uit de berekeningen geschrapt, aangezien dat uiteraard een voorafname zou zijn op een verlengingsdossier, dat nadien eventueel in een afzonderlijk berekeningsmechanisme zou moeten worden opgenomen. Vervolgens bekritiseerde de heer Wollants de berekeningswijze die destijds werd uitgewerkt voor het dossier-Tihange 1, die niet tot de verhoopte opbrengst heeft geleid. Hij riep de minister ten slotte op om zich door alle ervaringen van het verleden te laten inspireren bij een gebeurlijke nieuwe onderhandeling met de kernexploitanten.

Ten slotte verwees mevrouw Marghem met betrekking tot het dossier-Tihange 1 ernaar dat haar voorganger destijds voor een formule had gekozen. Ze verduidelijkte voorts het andere forfaitaire systeem voor Doel 1 en Doel 2, alsook de verschillende wijzen van vastlegging van het minimumbedrag voor de periodes 2016-2019 en 2020-2023. Ook zij sloot zich aan bij de vraag om de CREG uit te nodigen in de commissie om haar de nodige toelichting te laten geven bij de berekeningen rond de nieuwe minimumbijdrage, waarbij rekening is gehouden met de cijfers die de exploitant heeft ingediend voor de centrales waarvan de levensduur niet is verlengd.

Het volledige wetsontwerp werd aangenomen met twaalf stemmen en drie onthoudingen. De onthoudingen waren van de PVDA-fractie en de Vlaams Belangfractie.

Ik licht nu onze onthouding toe.

Op de commissievergadering verraste het mij vast te stellen dat enkele fracties, die vorig jaar nog stormliepen, thans die erfenis uit het verleden op vrij laconieke wijze ondergaan. Ze maken nu eenmaal deel uit van de meerderheid. Men betreurt wel dat de bijdrage alsmaar verder daalt, maar men stelt het berekeningsmechanisme noch de adequaatheid ervan ter discussie. Voorts stelt men vast dat de exploitant over heel veel mogelijkheden en heel veel cijfers beschikt, terwijl de toezichthouder het daarmee moet doen. Erg fundamentele kritiek krijgen we echter niet meer te horen, zeer merkwaardig.

Wij blijven wel consequent. Wij waren niet betrokken bij het akkoord van 25 december 2016 van de toenmalige regering-Michel. Wij spreken ons niet uit over de beoordeling van het minimumbedrag, ongeacht of het te hoog of te laag is. Wij stellen vast dat de berekeningsmethode in wetgeving is vastgelegd. Wij hopen natuurlijk dat de CREG meer duidelijkheid zal verschaffen in een van de volgende commissievergaderingen. Uiteraard gaan wij akkoord met de nucleaire rente en wij vinden eveneens dat die nodig is. De reden daartoe heb ik al geschetst, met name het gegeven dat de exploitanten de kerncentrales al lang afgeschreven hebben. Wij blijven echter consequent, anderen niet.


Minister Tinne Van der Straeten

Mevrouw de voorzitster, dank aan de rapporteur voor het zeer accurate en uitgebreide mondeling verslag. Zoals in het verslag werd toegelicht, betreft het hier de bekrachtiging van een koninklijk besluit zonder hetwelk het koninklijk besluit geen uitwerking kan hebben, of in elk geval stopt met uitwerking te hebben. Zoals in de commissie besproken, is het absoluut mijn intentie om met de volgende bekrachtigingen niet lang te wachten, maar om daarmee eerder naar het Parlement te komen. Dat kan ook een moment zijn om stil te staan bij de repartitiebijdrage voor het jaar 2020 die, zoals toegelicht, fors werd verlaagd. Eigenlijk is dit een louter formeel wetsontwerp ter bekrachtiging van een koninklijk besluit.