Proposition 55K2858

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi visant la protection du milieu marin et l'organisation de l'aménagement des espaces marins belges.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Sept. 27, 2022
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
marine environment environmental protection marine pollution maritime area

Voting

Voted to adopt
Groen CD&V Vooruit Ecolo LE PS | SP DéFI Open Vld N-VA LDD MR PVDA | PTB VB

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Nov. 17, 2022 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


Rapporteur Daniel Senesael

Monsieur le ministre, chers collègues, en pleine COP et à l'approche d'importantes discussions quant à la protection des océans à l'échelle mondiale, nous ne pouvons que saluer le fait que ce projet de loi soit abordé aujourd'hui en séance plénière. Il y a un an à la COP26, la Belgique signait l'Appel pour l'océan des Blue Leaders et renforçait ce faisant son engagement en faveur d'une protection de 30 % des océans d'ici 2030. Cet engagement, nous le souhaitons avidement, devra se concrétiser lors de la COP15 sur la biodiversité qui se tiendra dans trois semaines à Montréal ainsi qu'au sein des Nations Unies dans le cadre des discussions de l'accord sur la protection de la biodiversité marine.

Actionner les enjeux internationaux est essentiel, primordial pour porter une action efficace pour l'environnement et la biodiversité. Cependant, on oublie souvent que derrière ces défis globaux, il y a des actions à plus petite échelle qui doivent être engagées, plus nombreuses, plus précises, plus particulières. Aussi, défendre d'importantes ambitions au niveau mondial et se vouloir conséquent impliquent ici que nous prenions les mesures qui s'imposent au niveau national. Le projet de loi qui nous occupe participe de cette logique dans la mesure où celui-ci fournit une base solide, des principes, des définitions et des dispositions d'une politique environnementale ambitieuse.

Je tiens tout particulièrement à saluer ici le socle que fournit ce projet à l'établissement de nouvelles zones marines protégées et à l'élargissement de la liste des animaux marins protégés, sans oublier les dispositions de protection prévues: l'interdiction de la chasse des oiseaux et mammifères marins, la protection des sites de reproduction voire l'interdiction d'introduire des espèces exotiques sauvages dans les espaces marins. Évoquons l'interdiction de l'immersion et de l'incinération de déchets en mer ainsi que les rejets directs dans les espaces marins. Je soulignerai aussi les obligations attachées aux responsables de pollutions marines. Faire en sorte que celui qui pollue doive réparer les dommages causés relève du bon sens, monsieur le ministre. Nous sommes heureux de constater que tout auteur de dommage sera tenu de le réparer et qu'en cas de risque de dommage, une garantie financière doive être constituée.

En commission, monsieur le ministre, vous nous disiez que vos services avaient travaillé de longs mois à l'élaboration de ce projet, ce que nous imaginons sans trop de difficultés à sa lecture ainsi qu'à celle de ses documents annexes. Je tiens à saluer leur travail en guise de conclusion, et notre groupe soutiendra bien évidemment ce texte.


President Eliane Tillieux

Merci monsieur Senesael. Je note que vous avez joint le rapport et votre intervention dans votre prise de parole.


Rapporteur Kurt Ravyts

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Wij stelden ons gelijktijdig kandidaat voor het verslag. Wij verwijzen echter naar het schriftelijk verslag.

Mevrouw de voorzitster, collega's, mijnheer de minister, alles gaat voorbij in het leven. Drieëntwintig jaar is in de politiek een eeuwigheid. Het was dan ook de hoogste tijd om de wet tot bescherming van het marien milieu te actualiseren. Nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe activiteiten in de zee, niet het minst de toename van de biodiversiteitscrisis, noopten tot een andere aanpak.

De bestaande wet moest blijkbaar al zeven keer worden gewijzigd, om aan de evoluerende Europese regelgeving te voldoen, zij het zonder een bredere onderliggende visie. Er zijn ondertussen maar liefst dertig uitvoeringsbesluiten doorheen de tijd. Het was overigens vaak vierklauwens aanpassen onder druk van de hogere regelgeving. De kaderwet is immers vanzelfsprekend ingeschakeld in een breder wettelijk Europees kader, maar ook in internationale regelgeving.

Mijnheer de minister, het viel enigszins tussen de plooien van voorliggend wetsontwerp, maar de totstandkoming van de wet kwam er ook tegen de achtergrond van een lopende Europese inbreukprocedure tegen België. Een volledig herzieningsproces met onder andere een nieuwe structuur voor die noodzakelijke kaderwet marien milieu drong zich dus inderdaad op. Het gaat onder andere om een betere afstemming met de federale wetgeving en de gewestelijke wetgeving, de correcte omzetting van internationale en Europese regelgeving, de rationalisering van het vergunningenbeleid, de versterking van het Natura 2000-beleid en een efficiëntere handhaving.

Het doel van de nieuwe wet is tweeledig, zijnde, enerzijds, de bescherming van het marien milieu en, anderzijds, de organisatie van de mariene ruimtelijke planning. Hoe men het ook draait of keert, voorliggend wetsontwerp zal hoe dan ook zijn belang moeten bewijzen en aldus functioneren in de globale realiteit van wat men gemakshalve de blauwe economie is beginnen noemen.

Wanneer wij het hebben over de bescherming van het marien milieu, hebben wij het inderdaad over tal van aspecten. Er is bijvoorbeeld de zandwinning. Het is in het licht van het wetsontwerp met een grotere zorg voor het marien milieu een evidente zaak dat zandwinning, hoe belangrijk zij ook is voor onze kustverdediging, onze stranden of voor bepaalde aspecten van onze economie en industrie, nu ook onderworpen zal zijn aan een milieuvergunning en naargelang de zone ook aan een Natura 2000-toelating.

Mijnheer de minister, wanneer wij spreken over blauwe economie, spreken we ook over blue energy. Wij spreken dan niet alleen, maar wel als eyecatcher, onvermijdelijk over het offshoregebeuren, dat net als chocolade, bier of frieten als een soort internationaal uithangbord door deze regering constant in de markt wordt gezet. Dergelijke zaken krijgen in de Belgische politiek en in het Belgische overheidsbeleid dan een soort sacrosanct karakter. Zij krijgen eigenlijk een zekere mate van onschendbaarheid.

De vivaldiregering was er, noblesse oblige, natuurlijk als de kippen bij om te connecteren – de beeldspraak is toepasselijk – met de aantrekkelijke Hertogin van Brabant. En ja, dat offshoregebeuren en de kavels in de Prinses Elisabethzone, zijn onlosmakelijk geconnecteerd – de beeldspraak blijft toepasselijk – met het Prinses Elisabethenergie-eiland.

Mijnheer de minister, u bracht vorige maand met uw collega, minister Van der Straeten, per helikopter een mediatiek sterk in de verf gezet bezoek aan de zone waar het onder de waterlijn liefst 25 hectare grote Prinses Elisabetheiland zal komen. Heel spectaculair. Ondertussen passeerde in de ministerraad, in veel grotere stilte, reeds de identificatie van de kavels, met andere woorden: de indeling in drie kavels in de Prinses Elisabethzone, met een bijhorend maximaal geïnstalleerd vermogen.

Het gaat om een principieel akkoord over de kavelindeling ter voorbereiding van de opmaak van het ministerieel besluit Kavels. Wij zitten nog steeds in de voorbereiding van de concurrerende inschrijvingsprocedure, de zogenaamde tender voor de gunning van de kwestieuze domeinconcessies.

Mijnheer de Minister, u zult het mij niet kwalijk nemen als ik zeg dat het energie-eiland en twee van de drie kavels in of tegen een Natura-2000-gebied liggen, en er enige bezorgdheid was over de bescherming van het marien milieu. Die bezorgdheid is er nog altijd, en sluit toch aan bij wat dit wetsontwerp beoogt. Daarom heb ik een tweede lezing gevraagd en ik heb inderdaad wat bijkomende verduidelijking gekregen over de lopende milieustudies, ook die ten behoeve van het energie-eiland.

Wij mogen ter zake niet over één en zelfs niet over twee nachten ijs gaan. Elia, de hoogspanningsnetwerkbeheerder, beklemtoont wel dat het energie-eiland wordt ontwikkeld met bijzondere aandacht voor de integratie in het ontwerp van elementen die het mariene milieu in de Belgische Noordzee kunnen versterken.

Men belooft dat door mitigerende maatregelen de impact van het project op het mariene milieu zal worden vermeden of ten minste zal worden geminimaliseerd, meer nog, dat via een doordacht nature inclusive design bepaalde aspecten van het mariene ecosysteem zelfs zullen worden bevorderd, via habitatcreatie of habitatherstel. Men spreekt over extra voedings-, paai-, schuil- en rustmogelijkheden voor vissen en opportuniteiten voor soorten die zich vasthechten op harde substraten, de zogenaamde epifauna, zoals mosselen, oesters, anemonen, zeepokken, mosdiertjes enzovoort. Het gaat zelfs over de creatie van een artificieel rif. Dat is allemaal leuk, maar ik wil het ook in de realiteit zien bewerkstelligd. Een studiebureau werkt momenteel aan het milieueffectenrapport. Dit zal uiteraard aan een publieksconsultatie onderworpen worden in de milieuvergunningsprocedure.

Mijnheer de minister, u hebt met betrekking tot het energie-eiland aangedrongen op bijkomend studiewerk, op vraag van de ter zake bevoegde wetenschappelijke diensten en ten behoeve van de passende beoordeling. Er lopen daaromtrent ongeveer 13 studies. Daarnaast zijn er blijkbaar nog twee soorten studies met betrekking tot specifiek de offshore. Er is een aantal desktopstudies onder de bevoegdheid van mevrouw Van der Straeten. En dan zijn er de 25 EDEN-natuurstudies, die onder uw bevoegdheid vallen.

Toch kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat er blijkbaar enige haast mee gemoeid is, toch langs de kant van Elia. Ik besef dat een kunstmatig eiland geen windmolen is, maar toch, de footprint en impact op de zandbankhabitats van zo'n eiland kunnen toch wel aanzienlijk zijn. U zegt zelf dat het over nog niet ontgonnen terrein gaat, dat het een unicum is, zelfs wereldwijd, dit energie-eiland.

Met betrekking tot de offshore is het in elk geval duidelijk dat een aantal voorstudies, die desktopstudies, tot na de zomer van volgend jaar zal lopen, volgens de indicatieve planning. Ik denk dus niet dat het koninklijk besluit, dat onder meer de voorwaarden en criteria inzake ontvankelijkheid en toekenning van de domeinconcessie bepaalt, er voor het einde van het derde kwartaal van volgend jaar zal komen.

De resultaten van die onderzoeken zullen trouwens worden gecertificeerd en ter beschikking worden gesteld aan de kandidaat-inschrijvers, de potentiële projectontwikkelaars, via een openbaar toegankelijke databank.

De publicatie van de eerste oproep tot mededinging kan pas daarna plaatsvinden, aangezien de milieuvergunningen en Natura 2000-toelatingen mogelijk en hopelijk zelfs maatregelen en voorwaarden zullen bevatten waarmee bij het uitbrengen van een bod rekening moet worden gehouden. Het is bovendien noodzakelijk dat alle vergunningen voor de noodzakelijke versterking van het onshore netwerk verkregen zijn. Mijnheer Vermeersch, denk daarbij aan het Ventilusproject. De vergunningen moeten verkregen zijn binnen het geplande tijdsbestek voordat een dergelijke oproep tot mededinging wordt georganiseerd. Er kan ook worden gewerkt met opschortende voorwaarden en dergelijke. We zullen zien hoe u daarmee zal omgaan. De Vlaamse regering zou in februari het exacte tracé volgens de planning vastleggen. Is het realistisch om ervan uit te gaan dat de eerste nieuwe offshore installaties voor elektriciteitsproductie op basis van hernieuwbare energiebronnen in de Prinses Elisabethzone nog operationeel zullen worden voor 2028? We zullen zien.

De Vlaams Belangfractie keek vorig jaar reikhalzend uit naar het in de bevoegde commissie brengen van het wetsvoorstel van de heer Loones om de federale residuaire bevoegdheden inzake de mariene gebieden, waaronder de Belgische territoriale zee en het continentaal plat, te delegeren aan het Vlaams Gewest. Het advies van de Raad van de State was echter duidelijk en stelde dat een dergelijke overdracht van bevoegdheden blijkbaar enkel kan via een optreden van de bijzondere wetgever. We weten wat dat betekent: dat het muurvast zit.

Desalniettemin steunen wij de analyse van onze N-VA-collega als hoofdindiener, met name dat de materiële en territoriale wetgeving over kust en maritieme zone een typevoorbeeld is van de Belgische institutionele verrommeling. Dit is inderdaad 'het Belgisch labyrint' op zijn best en we hopen dat hier ooit een einde aan zal worden gemaakt. Hoe dan ook steunen wij dit wetsontwerp.


Barbara Creemers Groen

Mevrouw de voorzitster, ik had in mijn voorbereiding genoteerd dat dit wetsontwerp al van 1999 dateert, maar na de vorige bespreking durf ik 'al' niet meer te gebruiken. We hadden het daarnet namelijk over een wet van 1803 die een laatste keer gewijzigd was in 1999. Misschien moet ik me iets nederiger opstellen en niet zeggen dat deze wet "al 23 jaar oud" is.

Collega Goffin sprak van een generatie die ertussen zit. Als men kijkt naar hoe wij nu naar de zee kijken, wat we weten over mariene milieus, wat er ondertussen in die 23 jaar allemaal op Europees niveau gebeurd is, dan is daar inderdaad een generatie overheen gegaan. Het was dan ook nodig om een nieuwe wet te schrijven. De oude wet is zeven keer gewijzigd; daar werd daarnet al naar verwezen. Vaak werd die gewijzigd omdat nieuwe Europese regelgeving dat vroeg. Intussen is er ook de bescherming van de Natura 2000-gebieden. Het was dus nodig.

Daarom is deze nieuwe wet ter bescherming van het marien milieu van een geheel leeg blad vertrokken. Dat is goed, want de uitdagingen van de zee zijn te groot om te blijven sleutelen en aanpassingen te blijven aanbrengen aan een wet, die daardoor niet meer coherent zou overkomen.

De omvang van de klimaat- en de biodiversiteitscrisis wordt met de dag duidelijker. Daarom is het goed dat we het vandaag hebben over de wet marien milieu, wetende dat onze collega's in Sharm-el-Sheikh werken rond klimaat en alles wat daarmee samenhangt en hopelijk heel ambitieuze doelstellingen afspreken.

Ook onze Noordzee staat onder druk. We hebben het gisteren in de bespreking van de beleidsnota gehad over een aantal nieuwe activiteiten die mogelijk van start gaan. Zo hebben we een discussie gehad over maricultuur, over de mogelijkheden van bijvoorbeeld zeewier.

Het is goed dat wij dat bekijken, dat wij zo breed mogelijk kijken naar de Noordzee. Het is ook goed dat wij een kaderwet maken om na te denken over de mogelijke milieueffecten van al die activiteiten in de zee. Vanwege de mogelijke milieueffecten is het nodig om in goede regelgeving, een goed wettelijk kader, te voorzien. De zeeën en oceanen behoren namelijk tot de belangrijkste slachtoffers van klimaatverstoring, maar kunnen tegelijkertijd ook tot onze belangrijkste bondgenoten horen. Collega Ravyts verwees uitvoerig naar de windenergie die een oplossing kan zijn in de klimaatverstoring. Daarom is het goed regels vast te leggen en een goed evenwicht te zoeken tussen economie en ecologie.

Wij zijn dus tevreden met de voorliggende nieuwe wet marien milieu. Wat hier voorligt, is voor de bescherming van de zee alvast een goede stap vooruit.

Het is een kaderwet, wat wil zeggen dat er al heel wat kaders zijn geschapen, maar dat er ook nog heel veel geregeld zal moeten worden via koninklijke besluiten. Voor de opmaak van deze nieuwe wet werd er geluisterd naar verschillende partners en ngo's die zich toeleggen op de bescherming van zeeën en oceanen. Wij pleiten er dan ook voor om hen maximaal inspraak te geven bij de opmaak van die koninklijke besluiten. Zo zullen wij erover waken dat wij de zo waardevolle biodiversiteit in onze zee maximaal beschermen.


Greet Daems PVDA | PTB

Mevrouw de voorzitster, collega's, mijnheer de minister, de verouderde wet marien milieu was duidelijk niet meer van deze tijd en was dus toe aan actualisatie. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de nieuwe wet, die nu ter bespreking voorligt, over het algemeen een verbetering is en dat wij die ook zullen steunen.

Het blijft uiteraard een kaderwet, dus er zal nog veel uitgewerkt moeten worden in koninklijke besluiten en in het marien ruimtelijk plan. Daarin zal het pas echt concreet worden. Daarom wil ik vragen om dat grondig en met inspraak van de terreinorganisaties te doen.

De wet is dus een verbetering, al vallen er wel enkele bedenkingen bij te maken. Ik heb trouwens vastgesteld dat die bedenkingen gedeeld worden door milieuorganisaties die zich met die kwestie bezighouden. Sta me toe om die bedenkingen even op te noemen, zodat ze worden meegenomen in de uitwerking van de uitvoeringsbesluiten.

Eerst en vooral, hoewel de wettekst globaal gezien de goede richting uit gaat, zien we u toch aarzelen om verder te gaan dan het Europese of internationale kader. Dat is jammer, want op sommige plekken zou dat toch wel opportuun zijn. Beter heeft men een vooruitstrevend beleidskader inzake bescherming van het mariene milieu, dan eentje waarmee men constant achter de internationale regelgeving aanholt. Zo weigert u om definities van bepaalde begrippen op te nemen, zolang die niet internationaal aanvaard zijn. Dat doet wel afbreuk aan de efficiëntie van uw beleidskader. Daarom vragen wij u om bij de uitwerking van het KB rond Natura 2000 toch al verder te gaan dan wat internationaal vastligt.

Wij hebben ook vastgesteld dat u op bepaalde goede voorstellen uit uw voorontwerp terug bent gekomen, met als argument van no gold-plating. Wij vragen daarom dat de beginselen artikel 6 van het voorontwerp, die het in uw uiteindelijke wetsontwerp niet hebben gehaald, alsnog van toepassing worden gemaakt via het KB.

Daarnaast vinden we het ook een gemiste kans dat u de derde categorie mariene beschermde gebieden uit artikel 9 hebt geschrapt wegens gebrek aan internationale invulling. Wij hadden van u als minister die zich internationaal als voortrekker van bescherming van het mariene milieu profileert, meer langetermijnperspectief voor de bescherming van de natuur en van de biodiversiteit in de Noordzee verwacht.

Wat de activiteiten in mariene reservaten betreft, vinden wij dat de tekst voor twee punten wat verder had mogen gaan op het vlak van bescherming. Ten eerste moet er voor aangevraagde afwijkingen voor in mariene reservaten normaal verboden activiteiten altijd een individuele en geen collectieve beoordeling worden uitgevoerd, alvorens ze worden toegestaan. Het gaat hier om zones die vooral afgebakend zouden worden voor natuurbehoud, natuurbescherming en natuurherstel. Het lijkt ons logisch dat er geen rits aan activiteiten aanspraak kunnen maken op een milieuvergunning binnen mariene reservaten. Men kan eventueel wel in een KB verduidelijken welke activiteiten als groep niet onder de vergunningsplicht zouden vallen en hoe men daarmee wenst om te gaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan dagtoelatingen voor sportduikers, waarvoor een bijdrage wordt gevraagd. Er kunnen zeker oplossingen worden gevonden die geen zware administratieve rompslomp met zich brengen en die tegelijk een hoge bescherming van onze mariene reservaten garanderen.

Ten tweede, activiteiten die normaal niet in mariene reservaten toegelaten zijn, dienen best aan een milieuvergunning te worden onderworpen. Dat lijkt mij een enorme tekortkoming in onderhavig wetsontwerp.

Wat de milieueffectenbeoordeling betreft, zitten de grote lijnen in uw tekst wel goed, maar de details zullen we in de uitvoeringsbesluiten moeten zien. Ik reken erop dat u in het KB inzake Natura 2000 zult specificeren dat de habitattoets autonoom is.

In het licht van de toepassing van de wettekst op het vlak van de milieueffectenbeoordeling baart het huidige beleid van de regering rond het energie-eiland mij toch zorgen. De beslissing over de vorm van de interconnector is al genomen, vooraleer de milieueffecten van alle mogelijke opties waren beoordeeld. Ik snap dat er infrastructuur moet komen om een grid met de andere Noordzeelanden te vormen, maar het lijkt mij toch voorzichtiger en meer in lijn met het voorliggende wetsontwerp om eerst het MER af te wachten, alvorens u beslist over de vorm die de infrastructuur moet aannemen. Er zijn immers andere opties dan een eiland mogelijk, die minder belastend zijn voor het mariene milieu. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de regering hier, onder druk van de deadline voor het gebruik van het relancegeld, overhaast beslissingen heeft genomen. Ik heb mij laten vertellen dat het MER nog dit jaar klaar zal zijn. Het lijkt mij logischer om dat af te wachten en pas dan te kiezen voor de oplossing met de laagste milieu-impact en het hoogste niveau van natuurinclusiviteit. Die manier van werken lijkt mij meer in lijn met de geest van het wetsontwerp dat nu op de tafel ligt.

Een snelle energietransitie is absoluut noodzakelijk om de klimaatcrisis tegen te gaan. Het is daarom goed dat België een pioniersrol op het vlak van offshore windenergieproductie blijft spelen. De ontwikkeling van ervan in volle zee in samenwerking met de andere Noordzeelanden kunnen wij alleen maar aanmoedigen, mits dat op een natuurinclusieve manier verloopt.

Er is een andere soort van technologie die u met het wetsontwerp legitimeert in het kader van de klimaattransitie, die eigenlijk absoluut geen plaats in een geloofwaardig transitiebeleid heeft, namelijk koolstofopslag in de zeebodem.

Vandaag promoot de fossiele industrie op de COP27 die technologie, opdat men het vooral niet zou hebben over de uitfasering van fossiele brandstoffen. Het ideaal van die industrie is immers dat we gewoon verder kunnen doen met de verbranding van olie en gas, zolang we alle CO2-uitstoot afvangen en opslaan. Dat is natuurlijk allesbehalve realistisch. De techniek om CO2 af te vangen, staat namelijk nog maar in haar kinderschoenen. Commercieel is de opslag van CO2 ook enkel levensvatbaar, als die dient om te injecteren in bijna lege gas- of olievelden om het laatste restje fossiele brandstof naar boven te halen.

Onderhavig wetsontwerp rechtvaardigt die excuustechnologie van de sector van de fossiele brandstoffen door een uitzondering op het verbod op storten voor afgevangen CO2 in onze Belgische Noordzee toe te kennen. U legitimeert eigenlijk het megalomaan project om de koolstof van de havenindustrie van de Lage Landen op te slaan in lege Nederlandse gasvelden. Hiermee worden miljarden verspild, die veel beter geïnvesteerd hadden kunnen worden in de directe uitstootvermindering van de industrie met bewezen technologieën dan in immature, onbetrouwbare technologie die nooit op tijd op grote schaal levensvatbaar zal zijn. Het weinige CO2 dat kan en moet afgevangen worden, omdat het niet te elimineren valt, kan beter opnieuw als grondstof in de chemie gebruikt worden. De legitimering van koolstofopslag onder de zeebodem vinden wij dan ook echt een stap in de verkeerde richting.

Ik zal wel eindigen met een positieve noot, namelijk de bescherming van Noordzeenatuur tegen ongebreidelde zandwinning. Op dat gebied is het wetsontwerp zeker een stap vooruit. Hoewel ons amendement in de commissie voor een snelle uitfasering van zandwinning in Natura 2000-gebied verworpen is, hebt u wel enige openheid getoond om daarvan werk te maken in het nieuwe marien ruimtelijk plan. We zullen u zeker daaraan houden.

We zullen vandaag het wetsontwerp dus steunen, omdat het een verbetering is van het vorige, verouderde kader. U kunt er echter op rekenen dat wij de vinger aan de pols blijven houden bij de uitvoering van de wet.


Minister Vincent Van Quickenborne

Mevrouw de voorzitster, collega's, ik dank u voor het interessante debat in de commissie en ook hier. De wet van 1999 was toentertijd een pionierswet die het federale milieubeleid coördineerde. Intussen is die wet inderdaad een paar keren gewijzigd, ik dacht zeven keer, onder meer naar aanleiding van de omzetting van Europese richtlijnen. Men heeft echter nooit echt werk gemaakt van een bredere visie.

Intussen zijn er tal van nieuwe ontwikkelingen. Ik denk aan de onvermijdelijke windmolens op zee, aan de maricultuur en uiteraard ook aan de impact van de klimaat- en biodiversiteitcrisis. Dat alles heeft ons doen kiezen voor een andere aanpak. Wij zijn twee jaar geleden begonnen met een wit blad papier en het resultaat dat vandaag voorligt en waarover straks wordt gestemd, is het resultaat van breed overleg met industrie, wetenschappers, federale en gewestelijke overheidsdiensten en ngo's. Ons Noordzeebeleid - dat weten de collega's uit de commissie - is bij uitstek participatief. Wij betrekken er steeds de belanghebbenden bij. Ook met kustbesturen, federale en regionale overheidsdiensten hebben wij veel contact.

Het doel van de nieuwe wet is tweeledig, de bescherming van het marien milieu en de organisatie van de mariene ruimtelijke planning.

Het eerste deel, de bescherming, betreft de bepalingen rond mariene beschermde gebieden, die beter worden aangesloten op de habitat- en vogelrichtlijnen. Het principe dat de vervuiler betaalt, regelt onder meer de bepalingen rond de aansprakelijkheid bij milieuvervuiling. Wij wijzigen ook de wet betreffende het continentaal plat, zodat voor zandwinning zowel een concessie als een milieuvergunning vereist is.

Het tweede deel van de wet betreft de organisatie van de mariene ruimtelijke planning. Ons land was destijds, in 2014, één van de eerste met een marien ruimtelijk plan. Op dit ogenblik loopt het tweede. Wij gaan de geldigheidsduur van zo'n plan optrekken van zes tot acht jaar, omdat op die manier aan alle gebruikers van de Noordzee, zowel de beroepsmatige gebruikers als de recreanten, meer rechtszekerheid wordt geboden.

Dit wetsontwerp is een belangrijke stap om ons federaal marien milieubeleid te moderniseren, maar het werk stopt niet. Wij zullen in 2023 werk maken van de herziening van 44 uitvoeringsbesluiten, zodat wij beschikken over een modern kader.

Mijnheer Ravyts, u hebt uw bezorgdheden geuit over het energie-eiland. In de commissievergadering heb ik die bezorgdheden ook gedeeld. Ze hebben ertoe geleid dat de oorspronkelijke locatie van het energie-eiland is gewijzigd. Ik heb de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee, de BMM, meteen de opdracht gegeven om naast de 25 voorziene natuurstudies voor de bouw van windmolens nog eens bijkomende studies te voorzien over de impact van het energie-eiland. Dat zijn in totaal elf studies. De resultaten van de studies zullen in rekening moeten worden gebracht wanneer het milieueffectenrapport wordt beoordeeld. Ik heb steeds gezegd dat ik geen milieuvergunning zal afleveren als de wetenschap daar geen positief advies voor geeft.

Het MER zal begin 2023 worden ingediend. De beoordeling zal gebeuren in het najaar van 2023. Het eiland moet klaar zijn in augustus 2026. Dat ligt vast. U had ook nog een vraag over de timing. U vroeg of 2028 wel realistisch is. Met de beslissing over Ventilus wordt er nu wel meer mogelijk. Ik heb gisteren in de commissie toegelicht dat de timing die op de webstek van de AD Energie staat niet meer actueel is. Samen met de minister van Energie zullen we de timing aanpassen. We gaan er nog steeds van uit dat we 2028 kunnen halen. We gaan na waar we de procedures kunnen versnellen, uiteraard zonder afbreuk te doen aan de bescherming van het marien milieu.

Mevrouw Daems, we zijn breed participatief. U hebt dat gevraagd en we zorgen daar ook effectief voor. De procedure voor de opstelling van een marien ruimtelijk plan voorziet trouwens in een publieksconsultatie waaraan iedereen kan deelnemen. Indien er internationaal aanvaarde definities zijn, zijn deze opgenomen in het wetsontwerp. Als er in de toekomst definities nodig zouden zijn, dan nemen we ze op in het toepasselijk koninklijk besluit.

U herhaalde hier dat u een aantal beginselen in artikel 6 had willen opnemen. We hebben daarvoor het advies van de Raad van State gevolgd, die vindt dat deze bepaling op dit ogenblik te speculatief is en onvoldoende afgelijnd. Men verwijst ook naar de mogelijkheid om gebruik te maken van de uitvoering van de Europese richtlijn. Dat is voorzien in artikel 7 van ons wetsontwerp.

Inzake de interconnector en een beslissing daaromtrent zijn twee zaken van belang, namelijk de beslissing om iets te doen en de vergunning daarvoor.

De beslissing voor een interconnector is nog niet definitief genomen. Zowel voor Nautilus als Triton zijn er nog haalbaarheidsstudies lopende. Eenmaal de beslissing is genomen om te bouwen, zal ook daarvoor een milieuvergunning moeten worden aangevraagd. Indien de kabel door het Natura 2000-gebied loopt, zal er eveneens een passende beoordeling moeten worden gemaakt.

Uw verzet tegen CCS kennen wij. Ik heb ook opgemerkt dat dit niet de zaligmakende oplossing is. Wij hebben dat nu echter eenmaal mogelijk gemaakt door de ratificatie van de amendementen op het Londenprotocol, die op 4 oktober 2022 hier in het Parlement is goedgekeurd. Het zou dan ook bizar zijn om dat niet te voorzien in de voorliggende wet. U weet dat dit binnen de Belgische zeegebieden niet mogelijk zal zijn, aangezien ons land niet beschikt over lege olie- of gasvelden. Het moet echter wel mogelijk zijn voor Belgische schepen om daaraan mee te werken. Daarom is die uitzondering opgenomen in voorliggende wetgeving.

Collega's, ik dank u voor de medewerking en ik kijk uit naar de stemming.