General information
Full name plenum van 2003-11-27 14:15:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/51/ip024.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
51K0335
05/08/2003
✔
Projet de loi portant assentiment aux actes internationaux suivants: 1° Protocole au Traité de l'Atlantique Nord sur l'accession de la République de Bulgarie, 2° Protocole au Traité de l'Atlantique Nord sur l'accession de la République d 'Estonie, 3° Protocole au Traité de l'Atlantique Nord sur l'accession de la République de Lettonie, 4° Protocole au Traité de l'Atlantique Nord sur l'accession de la République de Lituanie, 5° Protocole au Traité de l'Atlantique Nord sur l'accession de la République de Roumanie, 6° Protocole au Traité de l'Atlantique Nord sur l'accession de la République slovaque, 7° Protocole au Traité de l'Atlantique Nord sur l'accession de la République de Slovénie, signés à Bruxelles, le 26 mars 2003.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#1
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#4
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#5
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#6
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#7
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#8
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#9
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#10
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#11
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#12
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#13
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#0
#1
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, je serai très bref.
Si notre groupe tient à saluer cette étape historique qui permet à une seconde série de pays du défunt Pacte de Varsovie de rejoindre l'Organisation de l'Atlantique Nord et d'ainsi fermer la triste parenthèse soviétique, je voudrais cependant faire deux remarques. Nous regrettons que l'élargissement de l'OTAN s'effectue avec moins de balises et sans de véritables critères objectifs, à la différence de l'élargissement de l'Union européenne balisée tant par les critères de Copenhague, critères démocratiques et économiques à remplir par les pays candidats, que par les stratégies de pré-adhésion et d'adhésion définies par la Commission européenne avec une évaluation de l'acquis communautaire. La stratégie d'adhésion de l'OTAN existe bien mais aurait mérité un programme plus étoffé, surtout sur le plan politique. En effet, faut-il rappeler que les sept pays candidats à cet élargissement ont pris position, avant le début du conflit en Irak, pour la stratégie des USA et contre celle de la "vieille Europe" à laquelle nous appartenons au même titre que la France et l'Allemagne.
Les dix pays membres du groupe de Vilnius dont font partie les sept pays ont affirmé, alors qu'il était clair que l'Irak violait réellement les résolutions du Conseil de sécurité dont la résolution 1441, qu'ils étaient prêts à participer à une coalition internationale pour mettre en oeuvre ces recommandations et le désarmement de l'Irak; ce qu'ils ont fait depuis. Ces pays étaient soucieux, avant tout, d'intégrer l'OTAN et de donner ainsi un gage au Congrès américain pour que la ratification se passe bien. Nous aurions préféré qu'ils se souviennent aussi qu'ils sont européens et que cinq d'entre eux allaient rejoindre le club de la "vieille Europe" le 1 er mai 2004. Nous espérons qu'ils auront à coeur de renforcer le pilier européen de l'OTAN et que leur européanisation leur permettra d'évoluer dans le bon sens.
Translated text
Mr. Speaker, I will be very brief. by
If our group wishes to welcome this historical step that allows a second series of countries of the late Warsaw Pact to join the North Atlantic Organization and thus close the sad Soviet parenthesis, I would however like to make two remarks. We regret that NATO’s enlargement is carried out with fewer tags and without genuine objective criteria, unlike the EU’s enlargement marked both by the Copenhagen criteria, democratic and economic criteria to be met by the candidate countries, and by the pre-accession and accession strategies defined by the European Commission with an evaluation of the Community acquis. The NATO membership strategy exists well, but it would have deserved a broader programme, especially on the political level. Indeed, it should be remembered that the seven candidate countries for this enlargement took a position, before the beginning of the conflict in Iraq, for the US strategy and against that of the "old Europe" to which we belong in the same title as France and Germany.
The ten member countries of the Vilnius Group, including the seven countries, stated, while it was clear that Iraq was actually violating the Security Council resolutions including resolution 1441, that they were ready to participate in an international coalition to implement these recommendations and disarm Iraq; what they have done since. These countries were concerned, above all, to integrate NATO and thus give a pledge to the U.S. Congress so that ratification goes well. We would have preferred that they also remember that they are European and that five of them would join the club of "Old Europe" on May 1, 2004. We hope that they will be interested in strengthening the European Pillar of NATO and that their Europeanization will allow them to evolve in the right direction.
#2
Official text
Mijnheer Van den Eynde, u krijgt het woord. U bent "mans genoeg" om de woordvoerder van uw fractie te zijn.
Translated text
Mr. Van den Eynde, you have the word. You are "man enough" to be the spokesman of your group.
#3
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor het verlenen van het woord. U zult echter best begrijpen dat, wanneer het gaat over zo'n belangrijke materie als de uitbreiding van de Navo met ongeveer heel Oost-Europa, mijn fractie zich niet alleen sterk betrokken voelt, maar ook van plan is elke subtiliteit die in deze materie benadrukt moet worden, aan bod te laten komen. Ik zou dat graag doen in een spreektijd van dertig minuten, maar daarin zal ik niet slagen. Ik zal hier dus niet de woordvoerder van mijn fractie zijn, maar wel het parlementslid Francis Van den Eynde, die het woord neemt in dat belangrijk Navodebat.
Sta mij eerst en vooral toe vast te stellen dat wij hier geconfronteerd worden met een historische uitbreiding van het Verdrag. Toen de Navo opgericht werd, was Europa hopeloos verdeeld. Door Europa liep, om het met de woorden van Churchill te zeggen, een ijzeren gordijn. Achter dat ijzeren gordijn stond een ijzersterke alliantie — het woord `alliantie' is misschien zelfs een eufemisme —, een ijzersterk imperium, het marxistische imperium van de voormalige SovjetUnie. Van daaruit werd de vrijheid in West-Europa bedreigd en werd de vrijheid in Oost-Europa gefnuikt, net zoals zij hier binnenkort ook gefnuikt zal worden wanneer bepaalde wetten goedgekeurd zullen worden om politieke partijen financieel te wurgen of om het vrije denken aan banden te leggen.
Volgens mij is het dus van groot belang te onderstrepen dat de overkomst naar de Westerse alliantie van al die voormalige satellieten — dat was het woord van de Sovjet-Unie — aantoont dat, ten eerste, de Koude Oorlog voorbij is, ten tweede, het marxisme verslagen werd, en ten derde, wij met een nieuwe situatie op geopolitiek vlak worden geconfronteerd.
Collega's, ik wil u allen toch op het volgende attent maken. Sommigen onder jullie zullen zich ongetwijfeld herinneren dat, toen de oorlog in Irak begon, toen Amerika zijn eerste oorlogsdaden stelde ten overstaan van het regime van Saddam Hoessein, er in het westen van Europa, zoals bijvoorbeeld in dit land, nogal wat kritische stemmen te horen waren ten overstaan van die oorlog. Merkwaardig genoeg waren de voormalige Sovjet-satellieten die al bij de Navo behoren veel minder kritisch.
Bovendien gingen voormalige Sovjet-satellieten die nog lang niet bij de Navo waren en die ook nog niet op deze lijn zaten, zelfs mee in die oorlog. Ik denk aan een land dat op dit ogenblik bovenaan in de actualiteit staat. Ik spreek over Georgië, een land met veel problemen, aan de grens van Europa en Azië, dat met vijftig soldaten — niet meer, maar ook niet minder — aanwezig is in Irak aan Amerikaanse zijde. Ongetwijfeld heeft dat heel wat mensen uit WestEuropa, die een stuk kritischer stonden tegenover de Amerikaanse operatie, geërgerd. Ik zou hen willen vragen om deze ergernis niet te veel te laten gelden en een groter begrip aan de dag te leggen voor de politieke houding van Oost-Europa in het algemeen in deze zaken.
Er is ongetwijfeld het feit dat die Oost-Europese landen — laten we een kat een kat noemen — meer steun kunnen verwachten van de Verenigde Staten dan van het huidige West-Europa, niet omdat het huidige West-Europa minder rijk zou zijn dan de Verenigde Staten, niet omdat het huidige West-Europa minder belangstelling zou hebben, maar doodgewoon omdat het huidige West-Europa veel minder goed georganiseerd is. Het is een huis dat in zichzelf is gekeerd en tegen zichzelf vecht. Ik verwijs dan maar één keer, collega's, naar de woorden in het evangelie die zeggen dat een huis dat tegen zichzelf gekeerd is, het nooit kan halen. Bijgevolg konden in die landen de West-Europese staten niet concurreren tegen het Amerikaans prestige. Dat is een eerste zaak.
Er is een tweede zaak. Die landen hebben pas een nieuwe vrijheid ontdekt en die vrijheid is hen lang ontzegd door de Russische grootmacht. Laten we eerlijk zijn, tegen die Russische grootmacht heeft West-Europa nooit heel veel ondernomen. Er werd hier af en toe kritiek geuit op de Sovjet-dictatuur en er werd af en toe aangeklaagd dat de marxistische regimes in Oost-Europa in feite totalitaire dictaturen waren, maar op het einde gebeurde dit al veel minder, want het was niet meer politiek correct om kritiek te hebben op marxistische regimes. Bijgevolg was de militante houding, die zo kenschetsend was voor de jaren vijftig, van de West-Europese landen ten overstaan van de broeders in Oost-Europa ver zoek. Ondertussen kreunde Oost-Europa onder de Sovjet-laars. Ik meen dat het dan ook psychologisch te begrijpen is dat die staten, op het ogenblik dat zij van onder die Sovjet-laars zijn weggeraakt —die Sovjet-laars is trouwens totaal weggerot, maar dat is een andere zaak — toch nog een klein beetje rillerig zoeken naar een paraplu die hen kan beschermen tegen een eventuele terugkeer van die bedreiging.
Zij zijn onder de Amerikaanse paraplu gaan staan omdat - laten wij eerlijk zijn - West-Europa geen regenscherm te bieden had. In het beste geval hadden we nog een parasolletje. Het is dus vanuit die psychologische benadering dat wij begrip moeten hebben voor die veeleer filoamerikaanse houding van Oost-Europa, die ons zo weinig kritisch leek.
Ik wil toch, mijnheer de voorzitter, in deze materie een tweede hoofdstuk aansnijden. Wij begroeten binnenkort in een militaire alliantie waarvan wij sinds het prille begin deel uitmaken en die helaas niet meer is wat ze ooit is geweest. Ook dat moeten wij durven toegeven. Een aantal volkeren die met ons de Europese cultuur delen, die onze Europese gevoeligheden kennen - medeeuropeanen dus - maar die zo lang van ons werden gescheiden en zo lang naar het Westen hebben getracht, niet alleen om de consumptiegoederen, maar doodgewoon om de vrijheid en om de mogelijkheden die zij in het Westen meenden te kunnen ontdekken en die bij hen niet bestonden.
Ik denk dan in het bijzonder aan de Duitse protestzanger Reinhard Mey die dit zeer emotioneel verwoordde met zijn heel bekend lied: "Ich würde gern einmal in Dresden singen". Hij was West-Duitser en zeer populair met zijn protestliederen. Voor de collega's van de linkerzijde signaleer ik dat hij groen-links was. Men moet mij niet verdenken van filoduits te doen: het was een groen-linkse zanger. Hij had ontdekt dat hij als Duitser — hij zegt dat ook in dat lied — in Katmandu kon gaan zingen, in New York of in Parijs, maar niet in Dresden, want Dresden lag aan de andere kant van de muur. Die Oost-Europese volkeren snakten naar die contacten, snakten naar die vrijheid.
Sommige collega's van het Vlaams Blok zullen straks ongetwijfeld andere volkeren aan bod laten komen, maar ik denk dan in het bijzonder aan wat men doorgaans de Baltische staten noemt: Estland, Letland en Litouwen. Drie kleine landjes, maar wat is klein? Vlaanderen is ook niet zo groot. Drie kleine landjes die daar ergens aan de Baltische zee heel hun geschiedenis lang knel hebben gezeten en nog zitten tussen aan de ene kant de Russische beer en aan de andere kant, minder gevaarlijk de laatste eeuwen, maar toch af en toe agressief, een Scandinavisch blok.
Collega's, ik moet het u zeker niet herinneren. Dit is een assemblee waar de kennis van de geschiedenis ongetwijfeld zeer hoog is. Er is een tijd geweest dat de Zweden onder de Zweedse Koning Karel XII tot diep in Rusland aan het vechten waren. Ze zaten zelfs tot in de Oekraïne en tot in Silezië. Dit laatste is nu naar verluidt Polen. Het is echter een hele tijd Duits geweest.
Daartussen liggen dus die drie landjes. In één van deze drie, namelijk Estland, spreekt men een heel aparte taal. Men noemt deze taalgroep Fins-Oegrisch. De taal is verwant met het Fins en met het Hongaars. Het is in feite een taal van Mongoolse oorsprong. In de twee andere landen — Letland en Litouwen — spreekt men een taal die Baltisch is. Men heeft daarvoor geen andere benaming dan Baltisch. Het zijn geen Slavische talen. Het zijn geen Germaanse talen. Het zijn vanzelfsprekend geen Romaanse talen. Het zijn Baltische talen.
Het zijn drie kleine staatjes. Het zijn drie kleine landjes. Door de eeuwen heen en ondanks deze afschuwelijke geografische positie — gekneld tussen twee grootmachten — hebben ze hun identiteit bewaard. U zal het mij niet kwalijk nemen dat ik hier vandaag als Vlaming mijn bewondering tot uiting wil brengen voor deze vaste wil om zich vast te houden aan die identiteit.
Ik ga u niet de hele geschiedenis vertellen. Ik zou uw geduld op de proef stellen en dat wil ik zeker niet doen. Als wij kijken naar de geschiedenis van die volkeren - ik heb het dan alleen maar over de 20 ste eeuw, over de eeuw die nog maar pas achter de rug is - dan zien wij dat zij deel hebben uitgemaakt van het Russische tsarenrijk. Ook Finland maakte tot 1917 deel uit van het Russische tsarenrijk. De Finnen hebben gebruikgemaakt van de bolsjewistische revolutie die Rusland overhoop haalde om zo vlug mogelijk hun identiteit, nationaliteit en vrijheid te laten waarborgen.
Deze landen hebben dus eerst en vooral deel uitgemaakt van het Russische imperium. Na de val van dat imperium hebben ze een kleine 20 jaar een eigen onafhankelijkheid gekend. Deze onafhankelijkheid hebben zij beklemtoond door het regelmatig aan bod laten komen van hun eigen identiteit. Dat gebeurde bijvoorbeeld door middel van zeer grote zangfeesten. Deze zangfeesten zijn de oorspronkelijke inspiratiebron geweest voor de Vlamingen om vanaf de jaren '30 ook bij ons zangfeesten te organiseren.
Ze hebben zich nog 20 jaar lang kunnen handhaven. Daarna zijn zij letterlijk verkocht. Dat gebeurde naar aanleiding van het beruchte akkoord tussen Molotov, de minister van Buitenlandse Zaken van het marxistische regime van de Sovjet Unie, en von Ribbentrop. Hij was minister van Buitenlandse Zaken van dat andere socialistische regime, namelijk het Derde Rijk.
Naar aanleiding van een akkoord tussen deze twee socialistische regimes — ver uiteenlopend qua aard maar toch beiden socialistisch en bovendien beiden even totalitair — werden Estland, Letland en Litouwen doodgewoon uitgeleverd aan Stalin. De Sovjetlegers wilden die landen winnen, organiseerden onmiddellijk een onnoemelijke repressie en de Duitsers keken toe, waarschijnlijk zelfs goedkeurend, want het was de toepassing van hun akkoord. Ik wil eraan herinneren dat in die tijd de Sovjet-Unie, met de toestemming van dat socialistische regime van het derde rijk, ook Finland heeft aangevallen. De eerste Vlaamse Oostfronters zijn naar Finland getrokken.
Die drie landen werden in elk geval onder de voet gelopen en werden Sovjetrepublieken. In 1941 draait het systeem om. Het nationaalsocialistische Derde Rijk valt de socialistische Sovjet-Unie aan. Het is de grote oorlog in het Oosten. De Duitsers beweren dat zij die drie landen bevrijden. Het komt in elk geval zo over want ze worden als dusdanig ontvangen. Ik heb er de grootste twijfels over of de bevrijding echt was maar ze werden in elk geval als dusdanig ontvangen. Dat duurt drie jaar.
In 1944 komen de Russen terug en worden het weer de Sovjetrepublieken Estland, Letland en Litouwen. Al wie zich in die jaren de luxe heeft durven permitteren er een eigen mening op na te houden en op te komen voor de eigen tradities, de eigen cultuur en de eigenheid van het eigen volk verdwijnt naar Siberië. Er rolt een soort repressiebulldozer over die Baltische landen. Toch blijven zij trouw aan hun vrijheidsdroom en aan hun eigen identiteit ook al worden ze terzake volledig vergeten door het Westen. Ik wil dit illustreren met een voorbeeld dat in dit Parlement, in deze Kamer werd beleefd. Toen in de jaren zeventig het stadsbestuur van Gent, dat socialistisch en — geloof ik — christen-democratisch was, een vriendschapsverdrag sloot — jumelleren noemt men dat — met een zusterstad, namelijk Talinn, de hoofdstad van de toenmalige Sovjetrepubliek Estland, wist alleen het Vlaams Blok — ik ben daar vandaag nog trots op — dat België nooit de bezetting van Estland door de Sovjet-Unie erkend had.
Ik weet nog goed dat Karel Dillen toen in dit halfrond eenzaam en alleen onze fractie vertegenwoordigde, helemaal achteraan, ongeveer op de plaats waar de heer Bourgeois thans zit — de heer Bourgeois zit dus op een mooie heilige plaats. Het was Karel Dillen die toen aan de minister van Buitenlandse Zaken vroeg of België plots die bezetting toch aanvaardde. De minister van Buitenlandse Zaken kon alleen antwoorden dat België die bezetting nooit erkend heeft. Dit gaf ons de gelegenheid om in Gent te protesteren tegen het stadsbestuur dat ondanks de niet-erkenning van de bezetting, het nodig vond te verbroederen met het bezettingsregime dat op dat ogenblik aan de macht was in Estland.
Persoonlijk vind ik het mooi dat het nieuwe Estland, het bevrijde Estland ons onze houding niet ten kwade duidt. Ik sprak daarnet over de trouw van die mensen aan hun principes, ideeën, taal, identiteit en eigenheid. In hun trouw hadden ze echter duidelijk niet mogen rekenen op onze steun, behalve van dat op dat ogenblik nog piepkleine Vlaams Blok. Ik weet dat de Estlanders op de hoogte waren van onze steun. Ik herinner me dat we een aantal dankbrieven ontvingen uit Estland. Ondanks alles bleef Estland trouw aan de Europese gedachte en wilde het land samenwerken met WestEuropa.
Mijn verhaal over Estland geldt met even tragische hoofdsstukken voor Litouwen en voor Letland. Mijn verhaal over Tallin geldt ook voor Riga en voor Vilnius. Meer nog, mijn verhaal geldt ook voor andere landen zoals Slovakije waar het volk ook werd bedreigd in zijn identiteit. Na de eerste wereldoorlog wou men Slovakije perse deel laten uitmaken van een door de geallieerden nieuw uitgevonden staat met de bijna onuitspreekbare naam Tsjechoslowakije Het is nogal begrijpelijk dat daarmee na de fluwelen revolutie komaf werd gemaakt. Mensen bleven er trouw aan hun taal en hun godsdienst, waarvoor ik trouwens mijn appreciatie wil uiten, want trouw blijven aan je godsdienst onder de sovjetdictatuur was niet eenvoudig. Dat geldt eveneens voor Slovenië en andere landen. Mijnheer de voorzitter, in feite begroeten wij hier broeders die lang van ons gescheiden zijn geweest. Ik denk dat dit misschien voor de Navo en zeker voor Europa een verrijking is. Zij hebben jarenlang de Sovjet-dictatuur ondergaan. Hun cultuur is echter nooit onder de voet gelopen door mondialistische bedrijven zoals bijvoorbeeld het bedrijf dat zwarte limonade op de markt brengt of het bedrijf dat over de wereld heerst met zogenaamde broodjes waarin naar verluidt een soort vlees zit. Ik bedoel daarmee het bedrijf dat een Schotse naam draagt, maar in feite Noord-Amerikaans is, McDonald's. Zij hebben dat allemaal niet meegemaakt.
Hun muziek is hun eigen muziek gebleven. Ik raad iedereen die de kans heeft, aan die landen te bezoeken. Het is trouwens merkwaardig dat men in die landen in alle geledingen van de bevolking nog altijd houdt van klassieke muziek, van echte cultuur in de diepere zin van het woord, en van literatuur. Het is merkwaardig hoe hun kerken vol zitten. Op het succes van de kerk kan men in Vlaanderen niet trots zijn. Mijnheer Leterme, u kijkt nu sceptisch naar mij; ik kan alleen maar vaststellen dat in die landen de cultuur nog leeft, de identiteit nog leeft en de eigen godsdienst nog leeft. Dat heeft niets te maken met een belijdenis, ik stel dat alleen maar vast. Wij hebben heel wat te leren van die mensen en het is daarom dat het Vlaams Blok vandaag met enthousiasme hun aankomst in de alliantie begroet.
Ik weet niet of de alliantie nog een lang leven beschoren is. Ik heb de eerste minister nog niet zo lang geleden horen vertellen dat de Navo volledig zou veranderen, dat het een los bondgenootschap zou zijn dat niets meer te maken heeft met de Atlantische Oceaan, een los bondgenootschap van landen verspreid over de wereld, geleid door de Verenigde Staten die zullen bepalen wanneer iemand mee oorlog moet voeren en met welke wapens hij dat moet doen. Dat zijn de woorden van eerste minister Guy Verhofstadt. Ik weet niet hoelang en hoe het bondgenootschap overeind zal blijven, dat kan ik niet voorspellen. Ik stel vandaag alleen maar vast dat landen die in OostEuropa zo lang verdrukt werden en door West-Europa zo lang aan hun droevig lot werden overgelaten, op dit ogenblik aan onze kant staan. Collega's, dat stemt mij vandaag hoopvol.
Translated text
Thank you for giving the word. However, you will well understand that when it comes to such an important matter as the expansion of NATO to approximately all Eastern Europe, my group not only feels strongly involved, but also plans to address any subtlety that should be emphasized in this matter. I would like to do that in a 30-minute speech time, but I will not succeed in that. I will therefore not be the spokesman of my group here, but rather the parliamentary member Francis Van den Eynde, who takes the floor in that important Navodebat.
Let me first and foremost state that we are facing a historical extension of the Treaty. When NATO was founded, Europe was hopelessly divided. Through Europe, in the words of Churchill, went a iron curtain. Behind that iron curtain stood an iron-strong alliance—the word ‘alliance’ is ⁇ even an euphemism—a iron-strong empire, the Marxist empire of the former Soviet Union. From there, freedom in Western Europe was threatened, and freedom in Eastern Europe was snuffed, just as it will soon be snuffed here when certain laws will be passed to financially curb political parties or to restrict free thought.
In my opinion, it is therefore of great importance to emphasize that the transfer to the Western Alliance of all those former satellites — that was the word of the Soviet Union — shows that, first, the Cold War is over, second, the Marxism has been defeated, and third, we are facing a new situation on the geopolitical level.
Ladies and gentlemen, I would like to pay attention to the following. Some of you will undoubtedly remember that, when the war in Iraq began, when America made its first war deeds in front of the regime of Saddam Hussein, there were quite a few critical voices in Western Europe, such as in this country, in front of that war. Curiously, the former Soviet satellites that already belong to NATO were much less critical.
In addition, former Soviet satellites that were not part of NATO for a long time, and who were not on this line, even took part in that war. I think of a country that is at the top of the actuality at the moment. I’m talking about Georgia, a country with many problems, on the border of Europe and Asia, that with fifty soldiers — not more, but not less — is present in Iraq on the American side. Undoubtedly, this has irritated many people in Western Europe, who were much more critical of the American operation. I would like to ask them not to exaggerate this annoyance and to show a greater understanding of the political stance of Eastern Europe in general in these matters.
There is undoubtedly the fact that those Eastern European countries — let us call a cat a cat — can expect more support from the United States than from the current Western Europe, not because the current Western Europe would be less wealthy than the United States, not because the current Western Europe would have less interest, but simply because the current Western Europe is much less well organized. It is a house that is turned in itself and fights against itself. I would refer once, colleagues, to the words in the Gospel that say that a house that is turned against itself can never hold it. Consequently, in those countries the Western European states could not compete against the American prestige. That is a first thing.
There is a second case. These countries have only discovered a new freedom and that freedom has long been denied them by the Russian superpower. Let’s be honest, against this Russian superpower, Western Europe has never done much. From time to time there was criticism of the Soviet dictatorship and from time to time it was accused that the Marxist regimes in Eastern Europe were in fact totalitarian dictatorships, but in the end this happened much less, because it was no longer politically correct to have criticism of Marxist regimes. Consequently, the militant attitude of the Western European countries toward the brothers in Eastern Europe, which was so striking for the 1950s, was far-seeked. Meanwhile, Eastern Europe crumbled under the Soviet arms. I think it can be psychologically understood that these states, at the moment when they have fallen away from under that Soviet shell — the Soviet shell has, by the way, been completely wiped out, but that is another thing — yet still a little rushingly search for a umbrella that can protect them from a possible return of that threat.
They have stood under the American umbrella because – let’s be honest – Western Europe had no rain screen to offer. In the best case, we had an umbrella. Thus it is from that psychological approach that we must understand that rather pro-American attitude of Eastern Europe, which seemed to us so little critical.
I would like to introduce a second chapter on this subject. We will soon be welcomed in a military alliance of which we have been part since the very beginning and which, unfortunately, is no longer what it once was. We also have to dare to admit this. A number of peoples who share with us the European culture, who know our European sensitivities – Central Europeans thus – but who have been separated from us so long and so long sought to the West, not only for the goods of consumption, but simply for freedom and to discover the possibilities that they thought in the West and that they did not have.
I think especially of the German protest singer Reinhard Mey who expressed this very emotionally with his very well-known song: "Ich würde gern einmal in Dresden singen". He was West German and very popular with his protest songs. For the colleagues on the left, I signal that he was green-left. One should not suspect me of doing philoduits: it was a green-left singer. He had discovered that as a German he could sing in Kathmandu, in New York or in Paris, but not in Dresden, for Dresden was on the other side of the wall. These Eastern European peoples talked about those contacts, talked about that freedom.
Some colleagues of the Flemish Bloc will undoubtedly discuss other peoples, but I think in particular of what is commonly called the Baltic States: Estonia, Latvia and Lithuania. Three small countries, but what is small? Flanders is not so big. Three small countries that have been stuck there somewhere on the Baltic Sea throughout their long history and still sit between on the one hand the Russian bear and on the other, less dangerous in recent centuries, but yet occasionally aggressive, a Scandinavian block.
My colleagues, I do not need to remember you. This is an assembly where the knowledge of history is undoubtedly very high. There has been a time when the Swedes under the Swedish King Charles XII were fighting deep into Russia. They were even in Ukraine and even in Silesia. The latter is now ⁇ ly Poland. However, it has been German for a long time. Their
Those three countries are between them. In one of these three, namely Estonia, one speaks a very separate language. This language group is called Finnish-Ugric. The language is related to Finnish and Hungarian. It is actually a language of Mongolian origin. The other two countries — Latvia and Lithuania — speak a language that is Baltic. There is no other name for it than Baltic. They are not Slavic languages. They are not Germanic languages. They are not romantic languages. It is the Baltic languages. Their
Three small states. Three small countries. Thro ⁇ the centuries, and despite this horrible geographical position — clashed between two great powers — they have retained their identity. You will not blame me for expressing my admiration here today as Flaming for this firm will to stick to that identity. Their
I’m not going to tell you the whole story. I would test your patience and I ⁇ don’t want to. If we look at the history of these peoples – I am talking only about the 20th century, about the century that is just over – we see that they were part of the Russian Tsarist Empire. Finland was part of the Russian Tsarist Empire until 1917. The Finns have taken advantage of the Bolshevik revolution that overwhelmed Russia in order to secure their identity, nationality and freedom as quickly as possible. Their
Thus these countries were first and foremost part of the Russian Empire. After the fall of that empire, they have known their own independence for a little 20 years. They have emphasized this independence by regularly discussing their own identity. This was done, for example, through very large singing festivals. These singing festivals have been the original source of inspiration for the Flamings to organize singing festivals with us from the 1930s. Their
They have been able to sustain for another 20 years. They were literally sold. This happened following the notorious agreement between Molotov, the Minister of Foreign Affairs of the Marxist regime of the Soviet Union, and von Ribbentrop. He was the Minister of Foreign Affairs of that other socialist regime, namely the Third Reich.
As a result of an agreement between these two socialist regimes — very different in nature, yet both socialist and, moreover, equally totalitarian — Estonia, Latvia and Lithuania were simply handed over to Stalin. The Soviet armies wanted to win those countries, immediately organized an unnamed repression and the Germans watched, probably even approving, because it was the implementation of their agreement. I would like to remind you that at that time the Soviet Union, with the consent of that socialist regime of the Third Reich, also attacked Finland. The first Flemish Eastern Front troops have moved to Finland.
Those three countries at least went under foot and became Soviet republics. In 1941 the system reversed. The National Socialist Third Reich attacked the Socialist Soviet Union. This is the Great War in the East. The Germans claim that they are liberating these three countries. At least it happens because they are received as such. I have the greatest doubts about whether the liberation was real, but they were in any case received as such. It takes three years.
In 1944, the Russians returned and became the Soviet republics Estonia, Latvia and Lithuania. Anyone who in those years dared to allow himself the luxury to keep his own opinion and to stand up for his own traditions, his own culture and the peculiarity of his own people disappears to Siberia. There is a sort of repressive bulldozer rolling over those Baltic countries. Nevertheless, they remain faithful to their dream of freedom and to their own identity even though they are completely forgotten in this regard by the West. I would like to illustrate this with an example that was polite in this Parliament, in this Chamber. When, in the 1970s, the municipality of Gent, which was socialist and — I believe — Christian-democratic, concluded a friendship treaty — gemellarism is called that — with a sister town, namely Talinn, the capital of the then Soviet Republic of Estonia, only the Flemish Bloc knew — I am still proud of it today — that Belgium had never recognized the occupation of Estonia by the Soviet Union.
I know well that Karel Dillen then, in this hemisphere, solitary and solitary represented our faction, all behind, approximately in the place where Mr. Bourgeois now sits — thus Mr. Bourgeois sits in a beautiful holy place. It was Karel Dillen who then asked the Minister of Foreign Affairs whether Belgium suddenly accepted that occupation. The Minister of Foreign Affairs could only answer that Belgium has never recognized that occupation. This gave us the opportunity to protest in Gent against the city administration that, despite the non-recognition of the occupation, found it necessary to brother with the occupation regime that was at that time in power in Estonia.
Personally, I find it nice that the new Estonia, the liberated Estonia, does not show us our attitude badly. I just spoke about the faithfulness of those people to their principles, ideas, language, identity and peculiarity. In their faithfulness, however, they clearly should not have counted on our support, except that at that time still tiny Flemish Block. I know that the Estonians were aware of our support. I remember receiving a number of thanks letters from Estonia. Despite everything, Estonia remained faithful to the European idea and wanted the country to cooperate with Western Europe. Their
My story about Estonia applies with equally tragic chapters for Lithuania and for Latvia. My story about Tallinn also applies to Riga and Vilnius. Moreover, my story also applies to other countries such as Slovakia where the people were also threatened in their identity. After the First World War, Slovakia was intended to be part of a newly invented state by the Allies, with the almost inexpressible name Czechoslovakia. People remained faithful to their language and their religion, for which I would like to express my appreciation, for remaining faithful to your religion under the Soviet dictatorship was not easy. This also applies to Slovenia and other countries. Mr. Speaker, in fact, we welcome here brothers who have long been separated from us. I think this may be an enrichment for NATO and ⁇ for Europe. They have been under Soviet dictatorship for many years. Their culture, however, has never been under the foot of globalist companies such as the company that markets black limonade or the company that dominates the world with so-called sandwiches allegedly containing a kind of meat. I mean the company that carries a Scottish name, but is actually North American, McDonald's. They have not experienced all of this.
Their music remains their own music. I would recommend anyone who has the opportunity to visit these countries. Furthermore, it is strange that in those countries, in all segments of the population, classical music, true culture in the deepest sense of the word, and literature are still loved. It is strange how their churches are full. One cannot be proud of the success of the church in Flanders. Mr. Leterme, you are now looking at me with skepticism; I can only state that in those countries the culture is still alive, the identity is still alive, and the own religion is still alive. That has nothing to do with confession, I just suggest that. We have a lot to learn from these people and that is why the Flemish Bloc today enthusiastically welcomes their arrival in the alliance.
I do not know if the alliance has a long life. Not so long ago I heard the Prime Minister say that NATO would completely change, that it would be a loose alliance that has nothing to do with the Atlantic Ocean, a loose alliance of countries scattered around the world, led by the United States who will determine when one should fight with and with what weapons to do so. This was stated by Prime Minister Guy Verhofstadt. I do not know how long and how the alliance will stand up, that I cannot predict. I only note today that countries that were so long oppressed in Eastern Europe and so long left by Western Europe to their sad fate are at this moment on our side. Today, I am hopefully voting for that.
#4
Official text
Mijnheer Van den Eynde, u hebt nog een minuut spreektijd.
Translated text
Mr. Van den Eynde, you have one minute to speak.
#5
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik zal mij houden aan mijn tijd. U kent mij.
Collega's, ik kan u verzekeren dat er veel zaken zijn die mij vandaag niet hoopvol stemmen, onder andere in verband met de vrije mening in dit land en het feit dat men in dit land politieke partijen naar het leven staat. Ik vraag mij soms af of het Sovjet-regime niet verhuisd is van het Oosten naar het Westen.
Maar wat hier voorligt, stemt mij hoopvol. Nieuwe landen die de vrijheid ontdekken. Dat begroet ik met enthousiasme. Als Vlaams nationalist en als overtuigd Europeaan roep ik: leve de vrijheid!
Translated text
I will keep my time. You know me.
Colleagues, I can assure you that there are many matters that do not vote me hopefully today, including in connection with free opinion in this country and the fact that in this country political parties are put to life. Sometimes I wonder if the Soviet regime has not moved from the East to the West.
But what comes here is hopeful to me. New countries discovering freedom. I welcome this with enthusiasm. As a Flemish nationalist and as a convinced European, I cry: Viva la liberté!
#6
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wil samen met u en met de andere collega's eventjes stilstaan bij de goedkeuring van de uitbreidingsverdragen en de belangrijke stap die wij daarbij zetten. Wij komen vandaag een belangrijke stap dichter bij de nieuwe alliantie van landen die kiezen voor een militaire en politieke samenwerking. Het moge zijn dat deze beslissing in eerste instantie een zuiver politieke beslissing is geweest, het neemt niet weg dat zij gestalte geeft aan de wens van zeven nieuwe landen om samen op te treden en om solidair te zijn indien de veiligheid van één van de lidstaten in het gedrang wordt gebracht. Dat is de strikte interpretatie van de onderlinge bijstand zoals die werd opgenomen in interpretatie van de onderlinge bijstand zoals die werd opgenomen in artikel 5 van het NAVO-verdrag. Het zou ons, als inwoners van één van de lidstaten die aan de wieg stonden van het Verdrag van Brussel van 1949 - het moederverdrag van de Navo - moeten verblijden.
Het is ook duidelijk dat het artikel 5 van het NAVO-verdrag voor de zeven nieuwe lidstaten van de Navo niet voor interpretatie vatbaar is. Dat is ook niet zonder belang voor sommige collega's van sp.a-zijde die in het verleden wel eens wat moeilijkheden hebben ondervonden bij de interpretatie van artikel 5 van het verdrag. Wij herinneren ons nog de benauwende scènes op de dorpel van de Zestien, net na elf september, toen bepaalde excellenties van de Vlaamse socialisten blijkbaar niet wisten wat het artikel 5, het solidariteitsartikel, precies inhield. Vandaag weten we dat de interpretatie van artikel 5 niet langer alleen vooropstaat en dat het artikel 5 op zich niet langer voldoet. Het bondgenootschap heeft nu intense vriendschapsbanden met oude vijanden gemaakt. De nieuwe dreigingen daarentegen hebben jammer genoeg niet op zich laten wachten.
Mijnheer de voorzitter, wij hadden voorgesteld hierover een groot debat te houden in plenaire zitting, maar tot onze spijt heeft dat niet plaatsgevonden. De besprekingen werden in commissie gevoerd, zodat wij geen groot debat hebben kunnen voeren om een antwoord te vinden op de vragen van waar wij komen, waar wij nu staan en waar wij naar toe moeten.
De Navo is tot stand gekomen in 1949, op de as van een continent dat zich bijna in de vernieling had gebombardeerd, maar dat als een feniks uit haar as is herrezen, geïnspireerd door de fundamentele wil om oude vijandschappen te doorbreken en door de gemeenschappelijke wil om op basis van solidariteit en de fameuze "burden-sharing" - het delen van lasten — een collectieve veiligheid tot stand te brengen. Het is de grote verdienste van de Navo geweest - alle wereldverbeteraars ten spijt - dat zij erin geslaagd is om tussen 1949 en vandaag het oude continent van een wereldbrand te vrijwaren en dat zij erin geslaagd is om het ideaal van de Navo en van haar stichters te doen gelden.
Het onverwachte einde van de Koude Oorlog in 1989 met het vallen van het ijzeren gordijn, het afbreken van de muur, de fluwelen revoluties en de onvoorspelde evoluties in de internationale veiligheid schijnen sindsdien echter jammer genoeg aan te tonen dat er geen enkele, maar dan ook geen enkele veiligheidssituatie definitief is, noch dat een veiligheidssituatie definitief voorspelbaar zou zijn. Het Belgische, het West-Europese en het transatlantische veiligheidsbeleid moeten dit steeds voor ogen blijven houden.
Bij grote lagen van de bevolking — dat is toch een frappante vaststelling — overheerst de indruk dat de risico's en de dreigingen niet langer duidelijk aantoonbaar zijn. Het probleem van de binnenlandse veiligheid wordt momenteel als meer prioritair ervaren. Ooit was het anders. Vijftien jaar geleden werden op dit spreekgestoelte heroïsche debatten uitgevochten tussen toenmalige meerderheden en oppositie, meerderheden binnen de oppositie en oppositie binnen de meerderheid over de plaatsing van de zogenaamde euroraketten, de SS20-raketten en de kruisraketten. Het is alsof dit een eeuwigheid geleden is. Het is in elk geval een discussie van de vorige eeuw, maar de essentie ervan is daarom niet minder actueel: wat doen wij samen aan onze verdediging; wat doen wij samen aan onze veiligheid om een maatschappij te kunnen bouwen in vrijheid, verantwoordelijkheid en veiligheid.
De actualiteit van de voorbije maanden en jaren schijnt nochtans weinig ruimte te laten voor een veiligheidsbeleid, collega's, dat de teugels zou vieren. Van enkele recente conflicten, die wisselend van aard zijn, hebben wij ongetwijfeld nooit vermoed dat zij tot stand zouden kunnen komen. Evenmin hebben wij de omvang ervan vermoed. Daarbij verwijzen wij heel vaak naar wat gebeurd is op 11 september, wat eigenlijk een pijnlijk hoogtepunt was in een voorspel dat reeds jaren aan de gang was en waarvan de epiloog ongetwijfeld en jammer genoeg nog niet is geschreven.
Sommige van deze conflicten — waarvan sommige ook jammer genoeg maar op enkele uren vliegen van bij ons verwijderd zijn — bevestigen dat de aloude voedingsbodem voor gewapende conflicten onverminderd aanwezig is. Eigenlijk is die voedingsbodem niet anders dan de voedingsbodem van 1914, die van 1870 of die van 1940. Er is een intens gevoel van onrecht bij grote delen van de wereldbevolking, zoals dat ook in 1914 en 1940 het geval was, onrecht door de zeer ongelijke verdeling van welstand, welvaart en welzijn en niet het minst van inspraak, kennis en geoorloofde kennis, onrecht door de machtshonger van de enen of de radicale ideologieën van anderen en frustraties door de pogingen van het Westen om de wereldveiligheid te blijven garanderen. Wellicht ligt daar ook een van de belangrijke taken van de uitgebreide Navo: de onterechte frustraties die bij velen heersen, ombuigen in troeven en hefbomen van een maatschappij waarin vrede en veiligheid, alsook verantwoordelijkheid zouden kunnen zegevieren.
De onderliggende mechanismen van al deze onrechtvaardigheden zijn natuurlijk bijzonder complex en onze inspanningen om ze ongedaan te maken, blijken veel te zwak of vaak tegenstrijdig te zijn. Daarom moeten wij absoluut voor ogen houden, collega's, dat het risico zal blijven bestaan dat verongelijkte volkeren of verongelijkte leiders van verongelijkte volkeren hun recht met geweld zullen pogen af te dwingen.
Daarmee krijgt de Navo een nieuwe rol toebedeeld, een rol die niet vanzelfsprekend is en die nieuwe onzekerheden met zich zal meebrengen. Wanneer we de kaart van 2003 in Europa bekijken, dan lijkt die veel meer op de kaart van augustus 1914 dan op de kaart van 1944. De nieuwe rol die de Navo toebedeeld krijgt is een rol die niet altijd gemakkelijk zal zijn. Het zal een parcours zijn dat met de nodige obstakels bezaaid is. Er zijn een aantal problemen die met de uitbreiding gepaard kunnen gaan. De eerste is natuurlijk de verzwakking van de besluitvorming. De unanimiteit in de besluitvormingsregels die vooropstaat kan een zwakke schakel zijn om effectief te gaan optreden. Wij liggen jammer genoeg met België als klein land in de naweeën van 11 september 2001 een beetje aan de oorzaak van het kortsluiten van de besluitvorming. Het weze een les voor ons maar ook voor alle andere lidstaten dat de besluitvorming binnen de Navo de absolute hefboom is voor een doortastend optreden, voor het handhaven, herstellen en vooral garanderen van de openbare veiligheidsorde in de wereld en in de noordelijke hemisfeer. De nauwe band met Rusland die opnieuw tot stand is gekomen — wie had ooit gedacht dat de antagonisten van het wereldbeeld in de jaren '50, '60, '70 en '80 elkaar opnieuw zouden kunnen vinden omtrent een consensus in de geopolitiek, niet alleen in het noordelijke halfrond maar ook in het zuidelijke halfrond — zal het optreden van de alliantie niet vergemakkelijken. Op een dag, one day, komt wellicht een antwoord op het kloppen of op het verzoek dat de westerse landen aan Rusland zullen richten om toe te treden tot de hemisfeer zodanig dat er van Honolulu tot Vladivostok een eenheid zal ontstaan van veiligheid, samenwerking en veiligheidsgarantie, hoewel deze hefboom van veiligheid niet noodzakelijk de onveiligheid, de onzekerheid en de veiligheidsbedreigende risico's in de zuidelijke hemisfeer zou kunnen tegengaan.
Ten slotte is er de vaststelling dat de Amerikaanse benadering van de nieuwe rol van de Navo wel eens durft te verschillen van de Europese benadering. Ik meen dat we daar moeten opteren voor eenheid in verscheidenheid. We hebben gezien dat op basis van goede afspraken, samenspraak en echte solidariteit samen met de Amerikaanse bondgenoten een duidelijke visie kan worden ontwikkeld op veiligheid en samenwerking in één Europa maar ook in Azië en eigenlijk in de volledige noordelijke hemisfeer. Het zou dus best zijn dat we na de goedkeuring van deze verdragen ook eens werk maken van een nieuwe en dus wellicht betere en meer verantwoordelijke houding van Europa of sommige lidstaten ten opzichte van de Verenigde Staten. Iedereen voelt aan dat de transatlantische relaties de laatste maanden niet opperbest zijn. Ze zijn natuurlijk in volle evolutie. Dit heeft te maken met een aantal omstandigheden waarover we het in het verleden reeds hebben gehad. Het heeft wellicht te maken met andere verwachtingen, ambities en prioriteiten daar waar we eigenlijk terug zouden moeten gaan naar de essentie, namelijk dat de Navo onder zijn koepel of paraplu echte democratieën verzamelt met een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht die een zelfde ideaal van vrijheid en verantwoordelijkheid voor ogen hebben.
Deze verschillen, hoewel ze in schijn groter zijn dan in werkelijkheid, mogen en kunnen niet verlammend werken. Ze moeten voor de Europeanen en ook voor de inwoners van het koninkrijk België, die altijd een traditie hebben gehad van het in dialoog treden en van het zoeken naar een consensus, een uitdaging zijn om de banden met de Verenigde Staten te verdiepen en te verbreden. Eenheid in verscheidenheid, epluribus unum, geldt niet alleen voor de Europese Unie. Het moet ook het leidmotief zijn voor de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. Anders heeft ze geen zin en zal haar eigen succes ook haar nadeel worden.
De uitbreiding met zeven lidstaten wordt door ons volmondig en met een groot hart goedgekeurd. Het is de uitdaging, de hefboom en wellicht ook het breekijzer om naar een nieuwe mondiale orde in de eenentwintigste eeuw te gaan. Wij zijn ervan overtuigd dat ze zal bijdragen tot een veiligere en betere wereldorde.
Translated text
Mr. Speaker, I would like, together with you and the other colleagues, to pause a moment on the approval of the Enlargement Treaties and the important step we are taking in this regard. Today we are taking an important step closer to the new alliance of countries that choose military and political cooperation. It is possible that this decision was initially a purely political decision, but it does not matter that it reflects the desire of seven new countries to act together and to be solidary if the security of one of the Member States is jeopardised. This is the strict interpretation of mutual assistance as included in the interpretation of mutual assistance as included in Article 5 of the NATO Treaty. It should delight us, as residents of one of the Member States that were at the cradle of the 1949 Brussels Convention – the NATO’s mother treaty.
It is also clear that Article 5 of the NATO Treaty for the seven new NATO member states is not subject to interpretation. This is not without importance for some colleagues on the sp.a. side who in the past have experienced some difficulties in the interpretation of Article 5 of the Convention. We still remember the distressing scenes in the village of the Sixteenth, just after September 11, when certain excellences of the Flemish socialists apparently did not know what the article 5, the solidarity article, exactly contained. Today we know that the interpretation of Article 5 is no longer a priority and that Article 5 is no longer in its own right. The Alliance has now established intense friendships with old enemies. The new threats, on the other hand, unfortunately did not wait for themselves.
Mr. Speaker, we had proposed to hold a large debate on this subject in the plenary session, but unfortunately this did not happen. The discussions were held in a committee, so we could not have a large debate to find an answer to the questions of where we come from, where we are now and where we should go.
NATO was established in 1949, on the ashes of a continent that had almost bombed itself in destruction, but which has risen like a phoenix from its ashes, inspired by the fundamental will to break old hostilities and by the common will to establish collective security on the basis of solidarity and the famous “burden-sharing” – sharing of burdens. It has been the great merit of NATO – despite all the world-improvers – that it has managed to save the old continent from a global fire between 1949 and today and that it has managed to uphold the ideal of NATO and its founders.
However, the unexpected end of the Cold War in 1989 with the fall of the Iron Curtain, the demolition of the wall, the fluffy revolutions and the unexpected developments in international security seem to show, sadly, that no security situation is definitive, nor that a security situation is definitive and predictable. The Belgian, Western European and transatlantic security policy must always keep this in mind.
In large segments of the population — which is a striking finding — the impression prevails that the risks and threats are no longer clearly demonstrable. The problem of domestic security is currently perceived as more priority. Once it was different. Fifteen years ago, heroic debates were held on this speech table between the then majorities and the opposition, the majorities within the opposition and the opposition within the majority over the placement of the so-called Euro missiles, the SS20 missiles and the cruise missiles. It is as if this is an eternity ago. It is, in any case, a discussion of the last century, but its essence is therefore not less current: what do we do together in our defense; what do we do together in our security to build a society in freedom, responsibility and security.
However, the actuality of the past months and years seems to leave little room for a security policy, colleagues, that would celebrate the tights. Of some recent conflicts, which vary in nature, we have undoubtedly never suspected that they could come into being. Nor did we suspect the size of it. We often refer to what happened on September 11th, which was actually a painful highlight in a prequel that had been ongoing for years and whose epilogue was undoubtedly and unfortunately not yet written.
Some of these conflicts—some of which, unfortunately, have flown away from us in a few hours—confirm that the ancient feedstock for armed conflicts remains intact. In fact, that food soil is no different from the food soil of 1914, that of 1870 or that of 1940. There is an intense sense of injustice among large parts of the world population, as was the case in 1914 and 1940, injustice due to the very unequal distribution of prosperity, prosperity and well-being and not the least of participation, knowledge and legitimate knowledge, injustice due to the power hunger of some or the radical ideologies of others, and frustration due to the efforts of the West to continue to guarantee world security. Per ⁇ there lies also one of the important tasks of the enlarged NATO: the unjust frustrations that prevail in many, turn into assets and leverages of a society in which peace and security, as well as responsibility, could prevail.
The underlying mechanisms of all these injustices are, of course, ⁇ complex and our efforts to overturn them appear to be far too weak or often contradictory. Therefore, we must absolutely bear in mind, colleagues, that there will continue to be the risk that illicit peoples or illicit leaders of illicit peoples will attempt to enforce their right by force.
This gives NATO a new role, a role that is not obvious and that will bring new uncertainties. When we look at the map of 2003 in Europe, it looks much more like the map of August 1914 than it looks like the map of 1944. The new role assigned to NATO is a role that will not always be easy. It will be a path filled with the necessary obstacles. There are a number of problems that can be accompanied by the expansion. The first is, of course, the weakening of decision-making. The unanimity in the decision-making rules that prevails can be a weak link for effective action. We are unfortunately with Belgium as a small country in the crashes of September 11, 2001, a little at the cause of the shortening of decision-making. It was a lesson for us but also for all other member states that decision-making within NATO is the absolute lever for decisive action, for ⁇ ining, restoring and above all guaranteeing public security order in the world and in the northern hemisphere. The re-established close bond with Russia — who ever thought that the antagonists of the worldview in the 1950s, 1960s, 1960s, 70s and 80s could find each other again about a consensus in geopolitics, not only in the northern hemisphere but also in the southern hemisphere — will not facilitate the operation of the alliance. One day, one day, there may be a response to the knock or request that the Western countries will address to Russia to join the hemisphere in such a way that from Honolulu to Vladivostok there will be a unit of security, cooperation and security guarantee, although this lever of security would not necessarily be able to counter the uncertainty, uncertainty and security threats in the southern hemisphere.
Finally, there is the finding that the American approach to the new role of NATO sometimes dares to differ from the European approach. I think that we should opt for unity in diversity. We have seen that on the basis of good agreements, dialogue and genuine solidarity, together with the American allies, a clear vision of security and cooperation can be developed in one Europe but also in Asia and actually in the entire northern hemisphere. It would therefore be best that, after the adoption of these treaties, we also work for a new and thus ⁇ better and more responsible attitude of Europe or some Member States towards the United States. Everyone feels that the transatlantic relations have not been the best in recent months. They are in full evolution. This has to do with a number of circumstances that we have already talked about in the past. It may have to do with other expectations, ambitions and priorities where we should actually go back to the essence, namely that NATO is gathering under its dome or umbrella genuine democracies with a legislative, executive and judicial power that has the same ideal of freedom and responsibility in mind.
These differences, although they appear to be greater in appearance than in reality, can and cannot work paralytically. They must be a challenge for Europeans and also for the inhabitants of the Kingdom of Belgium, who have always had a tradition of entering into dialogue and of seeking consensus, to deepen and broaden the ties with the United States. Unity in diversity, epluribus unum, does not apply only to the European Union. It should also be the guiding motive for the North Atlantic Treaty Organization. Otherwise, she will have no sense and her own success will also become her disadvantage.
The enlargement with seven Member States is fully approved by us and with a great heart. It is the challenge, the lever and ⁇ the break iron to move towards a new global order in the twenty-first century. We are convinced that it will contribute to a safer and better world order.
#7
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, l'organisation du Traité de l'Atlantique Nord fut créée dans un contexte de guerre froide. Elle avait pour but de mettre sur pied une organisation de sécurité commune, au sein de laquelle l'attaque contre l'un des membres signifiait une attaque contre tous les autres membres. Son objet était aussi dissuasif que sécuritaire.
A l'époque, un Etat du bloc soviétique qui se serait attaqué à un pays européen aurait couru le risque de voir l'armée américaine voler au secours de ce dernier. Cela constituait pour les Européens une garantie face à la puissante URSS. Les Etats-Unis voyaient également une sécurité. Etant géographiquement proches de l'URSS du côté Pacifique Nord et du côté arctique, ils ne pouvaient accepter que la côte atlantique de l'Europe soit menacée par l'armée rouge. Se retrouver entourés de bases ennemies était pour les Etats-Unis hors de question. L'OTAN leur permettait de maintenir une présence militaire en Europe, ce qui leur donnait l'occasion de surveiller l'ennemi de plus près. Les Soviétiques répondirent en mettant en place le pacte de Varsovie.
La fin de la guerre froide a modifié le contexte géopolitique de la région. L'éclatement, l'effondrement du bloc soviétique a engendré un grand nombre d'Etats, de républiques et de régions indépendantes qui avaient été dilués au sein de la puissante URSS.
L'admission de nouveaux pays ouvre la porte à certaines réflexions. En premier lieu, il convient de rappeler que l'OTAN est une organisation militaire. Elle a été conçue dans ce sens et ses mécanismes de fonctionnement en sont inspirés. Les nouveaux adhérents jouiront de la disposition de l'article 5 du Traité de l'Atlantique Nord, qui prévoit une assistance de tous les membres en cas d'attaque subie par l'un d'entre eux. Cela implique que les ennemis de ces nouveaux Etats membres deviennent nos ennemis.
A contrario, nous disposons de nouveaux alliés en cas d'attaque dirigée contre nous. Nous pensons qu'il faut pousser la réflexion plus loin, afin d'examiner des modifications des missions de l'OTAN nécessaires au nouveau profil géopolitique du monde. La fin de la guerre froide a, en effet, eu pour conséquence immédiate de mettre fin à la cause de la création et du maintien des relations militaires transatlantiques.
Il ne faut toutefois pas perdre de vue que la menace, loin d'avoir disparue, s'est diversifiée, divisée. Une menace globale claire émanant d'Etats définis, nommés, aux frontières et aux intentions claires a laissé la place à un faisceau inquiétant de phénomènes qui permettent de poser le débat sur l'avenir de l'OTAN et qui renforcent l'idée de la nécessité d'une défense forte en Europe et avec les Etats-Unis.
La mention faite précédemment de l'article 5 me donne l'occasion de revenir sur la seule et unique invocation de cet article au cours de l'histoire de cette organisation. C'est à la suite des tragiques attentats du 11 septembre 2001 que les Etats-Unis demandèrent le soutien de leurs alliés dans le cadre de la lutte contre une nouvelle menace de terrorisme. En effet, la menace ne vient plus d'Etats, elle vient maintenant de groupes indépendants poursuivant une cause, groupes qui sont prêts à tout pour obtenir ce qu'ils veulent et qui prendront pour cible le symbole de tout ce qu'ils rejettent, c'est-à-dire principalement les Etats occidentaux.
Bien qu'il s'agisse de notre devoir de nations économiquement développées de promouvoir l'émancipation des peuples, de donner aux nations les moyens de poursuivre leur développement économique, de faire primer le droit sur la force, nous ne pouvons et nous ne devons pas céder à la menace.
L'aide et le développement doivent se baser sur des rapports pacifiques et francs entre les États. L'usage de la violence et plus encore de la violence terroriste qui frappe des victimes civiles et innocentes doit non seulement être condamné mais aussi fortement combattu. Voici un des nouveaux défis de l'OTAN pour les années à venir. Cette nouvelle menace terroriste a remplacé celle d'une attaque massive par l'un des membres du bloc soviétique. Reste maintenant à s'interroger sur les capacités de l'OTAN à lutter contre cette menace plus diffuse, sournoise, clandestine. La puissance militaire peut-elle mettre fin à des groupes clandestins qui ne s'embarrassent ni de discours ni de manoeuvres diplomatiques?
L'autre défi de l'OTAN trouve une solution dans son élargissement. En effet, les Etats issus de l'effondrement du bloc soviétique furent nombreux et bien souvent construits sur des bases politiques et stratégiques, sans légitimité populaire ni démocratique. Les risques de dislocation de ces États, de guerres civiles avec leur lot d'atrocités et d'abus, de troubles interethniques, qui peuvent se répandre à travers le continent et qui peuvent toucher bien plus d'États que les belligérants originels, sont grands. Aux fins d'éviter cela, élargir l'Alliance à de nouveaux arrivants aura plusieurs conséquences positives. La première est d'assurer la protection de ceux-ci contre l'éventuelle attaque d'un État désirant soit récupérer un territoire qu'il revendique soit annexer un pays qu'il estime lui revenir. Un autre avantage est de stabiliser la situation des nouveaux arrivants. Ceuxci, une fois intégrés au sein de l'Alliance, se verront imposer une stabilité interne et pourront plus facilement demander une intervention militaire en cas de troubles. Le troisième avantage de l'élargissement de l'OTAN réside dans l'augmentation territoriale des possibilités de projection des forces de l'OTAN.
Grâce à l'élargissement de l'OTAN, la stabilité se verra assurée au sein d'une région dans laquelle des troubles sont probables. Au sein de l'Alliance, des réformes démocratiques pourront être encouragées, les méthodes de résolution des conflits par la médiation et le dialogue seront favorisées, le mode de décision basé sur le consensus sera privilégié, le retrait vers l'ethnocentrisme sera évité par une approche européenne en collaboration étroite avec le partenaire américain, ce qui peut éviter bien des conflits à caractère ethnique.
Le soutien de l'OTAN ne doit pas occulter une réalité bien souvent présentée comme un obstacle à une relation transatlantique saine et sereine. Je parle ici de la politique européenne de sécurité et de défense. Cette politique doit être ambitieuse, volontariste, efficace. Il convient en effet de promouvoir une politique étrangère forte, influente afin de consolider la stabilité au sein de l'Union européenne. Mais il ne faut pas confondre renforcement de l'Europe de la défense et concurrence avec l'OTAN. Je parle ici d'un renforcement du pilier européen au sein de l'OTAN. N'oublions pas les raisons qui ont présidé à la création de cette organisation. Il s'agissait de protéger l'Europe et de permettre aux Etats-Unis de disposer d'un allié outreAtlantique. Il y avait donc bien à l'époque de la création de l'Alliance une optique de collaboration entre Européens et Américains, les uns assurant la sécurité des autres et ceux-ci leur permettant d'éviter que les désirs expansionnistes des Soviétiques n'atteignent l'Europe.
Il convient de signaler qu'avant la création de l'OTAN, les Européens avaient créé entre eux l'Union occidentale qui deviendra l'Union de l'Europe occidentale, une organisation de sécurité commune de même type que l'OTAN. C'est la création de l'UEO qui avait persuadé le Sénat américain d'autoriser les négociations en vue de la création de l'OTAN, car ils ne voulaient pas être les seuls dépositaires de la sécurité européenne.
La mise sur pied d'une organisation européenne de sécurité avait été perçue comme une volonté des Européens de se défendre entre eux, ce qui rassura les sénateurs américains. C'est dans la même optique que doit s'examiner actuellement la relation transatlantique. Il n'est pas question pour l'Union européenne d'agir au détriment des intérêts de ses alliés. Il n'est pas question pour l'Union européenne d'agir en dehors des Nations unies. Il s'agit de réfléchir à une manière d'utiliser, de façon optimale et coordonnée, les moyens existants.
Une Europe ayant des capacités de défense propre pourra constituer non pas un concurrent mais un allié des Etats-Unis. L'OTAN est une alliance dont le principal élément militaire se situe de l'autre côté de l'Atlantique. Une Europe forte constitue, non pas le vers dans le fruit de la relation transatlantique mais plutôt un renforcement de celle-ci. L'Atlantique se verrait flanquée de deux piliers militaires forts, partageant les mêmes valeurs basées sur la liberté, la démocratie et les droits de l'homme, travaillant de concert en étroite collaboration afin de faire de cette région une région stable, pacifiée.
Ce renforcement de la politique européenne de sécurité et de défense est donc en parfaite conformité avec les buts de l'OTAN. Deux piliers forts collaborant en toute franchise et en toute sécurité au sein d'un même ensemble, voilà comment l'OTAN doit évoluer aux fins d'être efficace! Ce serait de l'intérêt des Etats-Unis d'avoir un partenaire fort. Il ne serait plus dépositaire de la sécurité internationale et pourrait partager ce rôle. Ce serait également de l'intérêt des Européens de manifester une volonté d'être présent sur la scène internationale.
Voici, monsieur le président, les quelques remarques que je désirais formuler au sujet de cette nouvelle donne géopolitique, qui doit donner lieu à de nouvelles modifications de la manière d'envisager les rapports entre les Etats. Il ne s'agit plus de construire un mur militaire pour se prémunir d'une attaque massive mais de l'intégration progressive de nouveaux pays dans le but de participer à la stabilité d'une Europe qui a trop souvent été l'objet de troubles dont, comme dans tous les conflits, les premières victimes sont les populations.
Translated text
The North Atlantic Treaty was created in the context of the Cold War. It was intended to establish a common security organization, within which an attack on one of the members meant an attack on all the other members. Its purpose was both deterrent and security.
At the time, a state of the Soviet bloc that would have attacked a European country would have run the risk of seeing the US military fly to the rescue of the latter. This constituted for the Europeans a guarantee against the powerful USSR. The United States also saw security. Geographically close to the USSR on the North Pacific side and the Arctic side, they could not accept that the Atlantic coast of Europe was threatened by the Red Army. Being surrounded by enemy bases was out of question for the United States. NATO allowed them to maintain a military presence in Europe, which gave them the opportunity to monitor the enemy closer. The Soviets responded by implementing the Warsaw Pact.
The end of the Cold War changed the geopolitical context of the region. The break-up, the collapse of the Soviet bloc gave rise to a large number of independent states, republics and regions that had been diluted within the powerful USSR.
The admission of new countries opens the door to some reflections. First of all, it should be remembered that NATO is a military organization. It was designed in this direction and its working mechanisms are inspired by it. The new members will benefit from the provisions of Article 5 of the North Atlantic Treaty, which provides for assistance from all members in the event of an attack suffered by one of them. This implies that the enemies of these new member states become our enemies. by
On the contrary, we have new allies in the event of an attack directed against us. We believe that we need to push the reflection further, in order to examine changes to NATO missions necessary for the new geopolitical profile of the world. The end of the Cold War, in fact, had the immediate consequence of ending the cause of the establishment and maintenance of transatlantic military relations.
However, we must not lose sight of the fact that the threat, far from disappearing, has diversified, divided. A clear global threat from defined, named, borders and clear intentions has left the place for a disturbing beam of phenomena that enable debate on the future of NATO and reinforce the idea of the need for strong defense in Europe and with the United States.
The previous mention of Article 5 gives me the opportunity to return to the only and only invocation of this article in the history of this organization. It was after the tragic attacks of September 11, 2001, that the United States sought support from its allies in the fight against a new threat of terrorism. Indeed, the threat no longer comes from States, it now comes from independent groups pursuing a cause, groups who are ready to do anything to get what they want and who will target the symbol of everything they reject, that is, mainly Western states. by
Although it is our duty as economically developed nations to promote the emancipation of peoples, to give nations the means to continue their economic development, to put the right above force, we cannot and must not give in to the threat.
Aid and development must be based on peaceful and frank relations between States. The use of violence and even more of terrorist violence that strikes civilian and innocent victims must not only be condemned but also strongly combated. This is one of NATO’s new challenges for the coming years. This new terrorist threat replaced that of a massive attack by one of the members of the Soviet bloc. It remains now to question the capacity of NATO to combat this more widespread, obscure, clandestine threat. Can the military power put an end to clandestine groups that do not bother with speeches or diplomatic manoeuvres? by
The other challenge of NATO finds a solution in its enlargement. Indeed, the states arising from the collapse of the Soviet bloc were numerous and often built on political and strategic bases, without popular or democratic legitimacy. The risks of dislocation of these states, of civil wars with their lot of atrocities and abuses, of interethnic unrest, which can spread across the continent and which can affect far more states than the original belligérants, are great. In order to avoid this, expanding the Alliance to newcomers will have several positive consequences. The first is to ensure the protection of these against the possible attack of a State wishing either to recover a territory it claims or to annex a country it considers to return to it. Another advantage is to stabilize the situation of new arrivals. Once integrated into the Alliance, internal stability will be imposed on them and they will be able to more easily request military intervention in the event of unrest. The third advantage of NATO’s enlargement lies in the territorial increase of the possibilities of projecting NATO forces. by
Thanks to NATO’s enlargement, stability will be ensured in a region where disturbances are likely to occur. Within the Alliance, democratic reforms can be encouraged, methods of conflict resolution through mediation and dialogue will be promoted, the consensus-based decision-making mode will be privileged, withdrawal to ethnocentrism will be avoided by a European approach in close collaboration with the American partner, which can avoid many ethnic conflicts.
NATO’s support should not conceal a reality often presented as an obstacle to a healthy and serene transatlantic relationship. I am talking about the European Security and Defence Policy. This policy must be ambitious, voluntary, and effective. A strong, influential foreign policy should be promoted in order to consolidate stability within the European Union. But we should not confuse the strengthening of Europe’s defence and competition with NATO. I am speaking here of a strengthening of the European pillar within NATO. Let us not forget the reasons that led to the creation of this organization. It was about protecting Europe and allowing the United States to have an ally beyond the Atlantic. There was, therefore, at the time of the creation of the Alliance an optique of collaboration between Europeans and Americans, some ensuring the security of others and these allowing them to prevent the expansionist desires of the Soviets from reaching Europe.
It should be noted that before the creation of NATO, the Europeans had created among themselves the Western Union which would become the Western European Union, a common security organization of the same type as NATO. It was the creation of the UEO that had persuaded the U.S. Senate to authorize negotiations for the creation of NATO, because they did not want to be the only depositary of European security.
The establishment of a European security organization was perceived as a willingness of Europeans to defend each other, which reassured American senators. It is in the same perspective that the transatlantic relationship should be considered at present. It is not a question for the European Union to act at the expense of the interests of its allies. It is not a question for the European Union to act outside of the United Nations. It is about reflecting on a way to use, in an optimal and coordinated way, the existing resources. by
A Europe with its own defence capabilities will not be a competitor but an ally of the United States. NATO is an alliance whose main military element is located on the other side of the Atlantic. A strong Europe is not the worm in the fruit of the transatlantic relationship but rather a strengthening of it. The Atlantic would be flanked by two strong military pillars, sharing the same values based on freedom, democracy and human rights, working together in close collaboration to make this region a stable, pacified region.
This reinforcement of the European security and defence policy is therefore in perfect accordance with the objectives of NATO. Two strong pillars collaborating frankly and safely within one whole, this is how NATO must evolve in order to be effective! It would be in the interest of the United States to have a strong partner. He would no longer be the depositary of international security and could share this role. It would also be in the interest of Europeans to demonstrate a willingness to be present on the international stage. by
Here, Mr. Speaker, are the few remarks I would like to make about this new geopolitical date, which must give rise to further changes in the way of considering the relations between States. It is no longer a question of building a military wall to protect itself from a massive attack, but of the progressive integration of new countries in order to participate in the stability of a Europe that has too often been the subject of unrest of which, as in all conflicts, the first victims are the populations.
#8
Official text
Zijn er nog andere fracties die sprekers voor de algemene bespreking wensen aan te duiden voor ik het woord geef aan de heer Tastenhoye? Neen? Dan geef ik het woord aan de heer Tastenhoye. Mijnheer Tastenhoye, u weet dat alle sprekers bij het onderwerp moeten blijven. Ik heb twee oren om dat te volgen.
Translated text
Are there other groups that wish to designate speakers for the general discussion before I give the floor to Mr Tastenhoye? No to? Then I give the floor to Mr. Tastenhoye. Mr. Tastenhoye, you know that all speakers should stay on the subject. I have two ears to follow.
#9
Official text
Mijnheer de voorzitter, dat zal ik zeker doen. Collega's, evenals bij de eerste uitbreidingsronde van de Navo werden de zeven nieuwe lidstaten veeleer om politieke dan om militaire overwegingen uitgenodigd voor onderhandelingen over het lidmaatschap. De werkelijke betekenis van de nieuwe Navouitbreiding ligt dan ook vooral in de mogelijkheden die zij biedt tot stimulering van de politieke en economische ontwikkeling van de nieuwe lidstaten. De toetreding tot de Navo zal de kansen aanzienlijk vergroten dat Centraal- en Oost-Europa voor de eerste keer in hun geschiedenis een regio zullen worden van stabiele en pro-westerse regeringen. Dat is de analyse die begin dit jaar gemaakt werd in de Internationale Spectator. Ik wil daar samen met u even nader op ingaan.
De Navo-top in Praag heeft Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Roemenië en Bulgarije uitgenodigd onderhandelingen te beginnen over toetreding tot het bondgenootschap. Die top zou aanvankelijk vooral in het teken staan van de tweede uitbreidingsronde. De terroristische aanslagen van 11 september 2001 maakten een fundamentele herbezinning over concepten, commandostructuur en capaciteiten noodzakelijk, waardoor de bijeenkomst in Praag nu als transformatietop bekendstaat. Op die laatste aspecten zal ik straks nog ingaan.
Nadat de eerste uitbreiding van het bondgenootschap op de Navotop in Madrid in 1997 met de nodige discussie gepaard was gegaan, is die in Praag zonder moeilijkheden verlopen. Toen het Amerikaanse Congres in september 2002 akkoord ging met de invitatie aan zeven nieuwe lidstaten was er voor die landen sprake van een gelopen race. Als dominante leider van de Navo is immers de stem van de Verenigde Staten doorslaggevend. Voor de Amerikanen hebben de bijdragen van de nieuwe lidstaten aan de strijd tegen het terrorisme en hun potentiële rol bij een aanval op Irak een belangrijke rol in hun besluit gespeeld.
Voor landen die een uitnodiging hebben ontvangen, is nu de periode van de toetredingsonderhandelingen eindelijk achter de rug. Tevens zullen de parlementen, zowel in de Navo-landen als in de nieuwe lidstaten, de toetreding moeten ratificeren. Daarmee zijn wij nu bezig. Collega's, wij hopen allemaal van harte dat deze ratificatie vandaag nog zal kunnen plaatsvinden. Dat is onze intense wens.
Naar verwachting zullen rond dezelfde periode ook de nieuwe lidstaten van de Europese Unie — dat gebeurt over enkele maanden — tot de Unie toetreden. In tegenstelling tot de eerste uitbreidingsronde van de Navo waren er dit keer van Russische zijde nauwelijks verbale dreigementen tegen deze nieuwe uitbreiding. President Poetin had in oktober 2001 reeds verklaard dat indien de Navo ermee voortging meer politiek dan militair te worden, hij zijn positie inzake de uitbreiding zou heroverwegen. De critici van uitbreiding medio jaren negentig hebben dan ook geen gelijk gekregen. De relaties met Rusland zijn niet verslechterd, maar mede door de gezamenlijke strijd tegen terrorisme en de start van de nieuwe Navo-Rusland-Raad in mei 2002 zelfs aanzienlijk verbeterd.
Bij het besluit over toetreding van de zeven nieuwe lidstaten hebben politieke overwegingen een duidelijk belangrijkere rol gespeeld dan militaire criteria. De nieuwe uitbreiding onderstreept nog eens de evolutie van de alliantie naar een collectieve veiligheidsorganisatie. De Navo was inderdaad in de jaren 90 haar taken al gaan uitbreiden met conflictpreventie en conflictbeheersing in heel Europa, inclusief tot over de grenzen van het Navo-verdragsgebied. Dit werd trouwens vastgelegd in het nieuw strategisch concept dat op de Top van Washington in april 1999 werd goedgekeurd. Nu de Navo-top in Praag de strijd tegen het terrorisme als nieuwe officiële taak heeft aanvaard, is de Navo ook een mondiale speler geworden. De Navo is niet langer een coalition by necessity, maar een coalition by force.
Alvorens naar de nieuwe lidstaten te kijken, is het goed de ervaringen die zijn opgedaan met de lidstaten van de eerste uitbreidingsronde, namelijk Hongarije, Polen en Tsjechië, in het kort even onder de loep te nemen. Die ervaringen zijn niet onverdeeld gunstig. Dit geldt in het bijzonder voor Hongarije, dat tot nu toe slechts een derde van zijn beloften is nagekomen, hetgeen tot scherpe kritiek heeft geleid van de secretaris-generaal van de Navo, Lord Robertson en de Navo-opperbevelhebber in Europa, generaal Joseph Ralston.
De nieuwe Hongaarse minister van Defensie Juhász kreeg op het Navo-hoofdkwartier zelfs informeel te horen dat, indien dat mogelijk was geweest, Hongarije zelfs uit de Navo zou zijn gesloten. Na een diepgaande inventarisatie van de Hongaarse krijgsmacht kwam Juhász vervolgens zelfs tot de sombere conclusie dat de strijdkrachten minder inzetbaar waren dan in 1990 na de val van de Muur. Bovendien was Hongarije naast IJsland dat geen eigen leger heeft het enige Navo-land dat geen bijdrage leverde aan de gezamenlijke strijd tegen het terrorisme. Het land besteedt 1,6% van zijn bnp aan defensie, wat ver beneden het Navo-gemiddelde is. Tsjechië heeft zijn defensiebudget zelfs met bijna 3% verlaagd, waardoor aanpassingen op het gebied van interoperabiliteit, onderhoud en logistieke ondersteuning nog meer vertraging ondervinden. Alleen Polen heeft duidelijk laten blijken vastbesloten te zijn een zo groot mogelijke bijdrage aan de Navo te leveren maar kampt eveneens met problemen bij het doorvoeren van hervormingen.
Opmerkelijk is ook dat bij gebrek aan voldoende kennis van de Engelse taal Hongarije, Polen en Tsjechië de hun toekomende functies bij de Navo nog niet allemaal vervullen. Voorlopig blijven deze landen dan ook meer consument dan producent van veiligheid. De integratie in de alliantie van Polen, de Tsjechische Republiek en Hongarije toont aan dat er sprake is van een langdurig en moeilijk proces. Vooralsnog zijn de vooruitzichten op militair gebied in deze landen dan ook weinig rooskleurig. De politieke en economische winst van het lidmaatschap weegt voor deze landen klaarblijkelijk zwaarder dan het op orde brengen van hun strijdkrachten. Zo zijn sinds Polen en Tsjechië Navo-lid zijn geworden de buitenlandse investeringen in deze landen reeds met 50% gestegen.
Ook de lidstaten van de tweede uitbreidingsronde kampen met problemen, maar zij verkeren dankzij het Membership Action Plan, MAP, wel in een betere uitgangspositie dan Hongarije, Polen en Tsjechië bij hun toetreding. De verwachtingen en vereisten van het MAP kunnen globaal in twee categorieën worden gegroepeerd.
Ten eerste, politiek strategisch. Dit omvat criteria als een functionerend democratisch politiek systeem en een markteconomie, behandeling van minderheden, grensgeschillen of andere geschillen met buurlanden en enkele andere zaken zoals de aanvaarding van het strategisch concept van de Navo.
Ten tweede, militair. Dit omvat bijvoorbeeld de militaire bijdrage aan de Navo inclusief de mogelijkheden voor interoperabiliteit en het vestigen van democratische civiel-militaire betrekkingen.
De militaire aspecten kunnen grofweg worden verdeeld in, enerzijds, overwegingen met betrekking tot militaire mogelijkheden en, anderzijds, overwegingen inzake de defensieorganisatie.
In het kader van het Partnership for Peace en het ermee verbonden Planning and Review Process hebben de nieuwe lidstaten al ervaring opgedaan met het verbeteren van de interoperabiliteit met Navotroepen en het voorbereiden van hun strijdkrachten op het lidmaatschap. Net als het Partnership for Peace is het Membership Action Plan — MAP — gebaseerd op het principe van zelfdifferentiatie. De nieuwe lidstaten zijn inderdaad vrij geweest te kiezen welke elementen van het MAP het beste pasten bij hun specifieke omstandigheden en prioriteiten. Aangezien zij echter nog niet volledig aan de MAP-criteria voldoen, worden de activiteiten in het kader van dat plan tijdens de toetredingsonderhandelingen voortgezet.
Toch is er ook sprake van vooruitgang. Zo hebben Estland en Letland goede regelingen getroffen op het gebied van de minderheden op hun grondgebied. Litouwen en Slowakije hebben eigendommen aan de Joodse gemeenschap teruggegeven. Slovenië heeft de rol van de Staat in de economie aanzienlijk verminderd. Bulgarije heeft belangrijke wetten aangenomen voor de versterking van exportcontroles en de beveiliging van geclassificeerde informatie. Roemenië heeft geld uitgetrokken voor een anticorruptiekantoor.
Overigens vormt corruptie — dat zal u niet verbazen, collega's — een van de belangrijkste problemen voor de nieuwe lidstaten. Op de Transparency International Index, die een opklimmende rangorde aangeeft voor de corruptie in een land, staat Estland op de achtentwintigste plaats. Slovenië staat als vierendertigste geklasseerd, Litouwen achtendertigste, Bulgarije zevenenveertigste. Slowakije en Letland staan beide op de negenenvijftigste plaats. Roemenië staat zelfs na Zimbabwe op de negenenzestigste plaats. Echter, ook Hongarije - eenendertigste - Polen - vierenveertigste -, en Tsjechië - zevenenveertigste - kampen nog steeds met corruptie.
Corruptie ondermijnt het publieke vertrouwen en daarmee ook de democratie, die natuurlijk als eis geldt voor het Navo-lidmaatschap. Corruptie opent ook de deur voor invloed van de georganiseerde misdaad en creëert een omgeving, waarin Navo-leden er niet op kunnen vertrouwen dat geclassificeerde informatie zal worden beschermd.
Ik zal hiernavolgend een kort overzicht geven van de afzonderlijke situaties in de nieuwe lidstaten.
Laat ik beginnen met Estland. Estland voldoet grotendeels aan de toelatingscriteria. Estland wordt geacht zich economisch op de vrije markt te kunnen handhaven. Gezien zijn ligging, op zo'n 150 kilometer van Sint-Petersburg, biedt het geen militaire voordelen aan de Navo, maar kan het wel zorgen voor strategische complicaties. De hervorming en herstructurering van de krijgsmacht staan geheel in het teken van de toetreding tot de Navo. Extra uitgaven zijn gedaan voor de verbetering van de communicatiesystemen. Daarnaast is een begin gemaakt met de oprichting van drie lichte infanterie reservebrigades en met het ontwikkelingsplan van het Est Bat. Prioriteit wordt ook gegeven aan de voortzetting van de modernisering van trainingsprogramma's en de vorming van een rapid reaction capability. Voorts wordt aandacht besteed aan verbetering van de Navo-interoperabiliteit, de gevechtskracht van eenheden en de infrastructuur. Van de bevolking van Estland steunt ongeveer 60% het lidmaatschap van de Navo.
Letland voldoet aan de politieke criteria en wordt geacht op de middellange termijn de concurrentie op de vrije markt aan te kunnen. Vanuit militair gezichtspunt heeft dat land de Navo echter weinig te bieden. Het is, evenals Estland, vanwege zijn geografische ligging moeilijk te verdedigen. Terwijl aanvankelijk vanwege sociaaleconomische prioriteiten een zeer klein percentage van het bnp aan defensie werd besteed, besloot het Letse parlement in 1999 het defensiebudget geleidelijk te verhogen, waardoor er nu meer gelden voorhanden zijn om de militaire middelen uit te breiden en herstructureringen in de krijgsmacht door te voeren. Er is wel sprake van grote corruptie bij overheid en veiligheidstroepen. Een grote meerderheid van de bevolking is voorstander van het Navolidmaatschap. Speciale aandacht verdient de oprichting van het Let Bat, dat dit jaar operationeel is geworden. Dat regulier gevechtsbataljon bestaat uit vier compagnieën, twee beroeps en twee dienstplichtigen. Let Bat beschikt over een Navo standaard individuele uitrusting en zal de kern vormen van de toekomstige structuur van de krijgsmacht. De strijdkrachten zijn daarnaast gespecialiseerd in mijnen, opruimingteams, militaire politie, medische eenheden en duikerseenheden.
Litouwen voldoet eveneens aan de politieke criteria en is in staat zich economisch op de middellange termijn te handhaven. Met zijn toetreding wordt de Russische enclave Kaliningrad geheel door Navo-lidstaten ingesloten. Gezien het naburige Polen kan het land in geval van spanning snel van versterkingen worden voorzien. Litouwse expats die na de verkiezingen van 1996 zijn teruggekeerd, hebben een grote invloed op de hervormingen in de krijgsmacht. Sommigen van hen hebben hoge posten in de Amerikaanse krijgsmacht bekleed. Zij introduceerden in de Litouwse strijdkrachten een nieuwe cultuur en Amerikaanse concepten.
De krijgsmacht heeft, onder meer, Stinger anti-aircraftraketten besteld die deel uitmaken van een contract van 31 miljoen dollar. In tegenstelling tot Estland en Letland bestond er in Litouwen aanvankelijk geen meerderheid onder de bevolking voor het lidmaatschap. Intussen is het percentage voorstanders fors gestegen.
Slowakije beschikt over een functionerende markteconomie en kan de competitie op middellange termijn aan. Het land miste bij de eerste uitbreiding de boot vanwege het bewind van de populistische Vladimir Meciar, dat niet voldeed aan de democratische criteria van de Navo. Mikolas Dzurinda won echter in 1998 de verkiezingen en werd in september 2002 voor een tweede termijn gekozen. Hiermee werd de weg geopend voor het Navo-lidmaatschap. Er bestaat nog steeds zorg over de wijdverspreide corruptie en de gebrekkige rechtshandhaving. Zo moesten in het eerste kabinet van Dzurinda vijf ministers omwille van corruptie aftreden.
Vanuit strategisch oogpunt verkleint Slowakije de grenzen van de Navo. Het vormt aan de ene kant een brug tussen de Navo-lidstaten Polen en Tsjechië en aan de andere kant met Hongarije. Het belang van de strategische ligging van het land kwam duidelijk naar voor tijdens de crisis rond Kosovo, toen Oostenrijk zijn luchtruim sloot voor de Navo en de alliantie afhankelijk was van Slowakije. Op het gebied van civiele controle over de krijgsmacht heeft Slowakije minder vorderingen gemaakt dan gewenst is. Slowakije beschikt over een volledig uitgerust leger met relatief modern materieel. Het hervormingsplan, bekend staand als Model 2010, moet de strijdkrachten nog meer flexibel en interoperabel maken met Navoeenheden. Prioriteit wordt gegeven aan snel inzetbare eenheden, professionalisering van het leger en het streven om 2% van het bnp aan defensie te besteden.
Slovenië heeft goede vooruitgang geboekt op het gebied van politieke en sociale hervormingen. Het land liep door een Amerikaans veto het lidmaatschap in de eerste uitbreidingsronde mis. Hoewel strategisch gezien Slovenië de grenzen van de alliantie verlegt, vormt het wel een brug over land tussen Italië en Hongarije. Het land kan tevens als operatiegebied dienen indien zich problemen voordoen in het voormalige Joegoslavië. Slovenië kent op militair gebied nog diverse tekortkomingen. De herstructurering van de krijgsmacht komt er moeilijk van de grond. De defensie-uitgaven blijven laag en de kwaliteit van de krijgsmacht laat veel te wensen over. Slovenië staat dan ook voor een grote uitdaging. Noodzakelijk zijn verdere professionalisering, verbetering van interoperabiliteit, logistieke ondersteuning, training, uitrusting en inzetbaarheid van eenheden en herstructurering van de commandostructuren van de strijdkrachten. Voor dit jaar, 2003, staat een verhoging van het defensiebudget met 12,4% op het programma.
Slovenië heeft wel een grote fout gemaakt. Het heeft voor zijn kleine krijgsmacht immers de structuur van de Amerikaanse krijgsmacht overgenomen. Dit heeft geleid tot een loodzware organisatie. Deze moet opnieuw worden aangepast. Ook hier is de maatschappelijke steun voor het Navo-lidmaatschap niet zo groot. Intussen is die steun echter merkelijk gestegen.
Zo kom ik tot Bulgarije. In Bulgarije nadert het proces van liberalisering zijn voltooiing. De verkiezingen van 2001 zijn op ordentelijke wijze verlopen. Het land kampt echter wel met armoede, corruptie, patronage en weinig bemoedigende vooruitzichten voor jonge mensen. Het heeft tot 1997 geduurd voor er serieus werd begonnen aan de noodzakelijke hervorming van de krijgsmacht.
Bij de landmacht is er een langzame maar zekere stijging te constateren in het aantal eenheden dat naast de strijdkrachten van andere landen kan opereren. De luchtmacht van Bulgarije verkeert nog in een deplorabele staat. De weinige MIG-29's krijgen binnenkort echter een structureel-, levensverlengend- en moderniseringsprogramma dat ervoor moet zorgen dat deze vliegtuigen uit de Sovjettijd nog 15 jaar moeten kunnen meegaan.
Het Plan for the Organisational Development of the Armed Forces by the year 2004 — kortweg Plan 2004 — voorziet in veelomvattende troepenreducties en rationalisatie en herstructurering van de strijdkrachten. Voor investeringen is er tot 2007 een bedrag van 700 miljoen dollar uitgetrokken. In 2010 moet de krijgsmacht geheel uit vrijwilligers bestaan. Bulgarije beschikt thans over twee inzetbare bataljons. Het hoopt in 2004 een brigade operationeel te hebben voor niet-artikel-5-operaties.
Ik kom bij Roemenië. Roemenië liep ondanks de steun van een aantal Europese lidstaten het lidmaatschap in de eerste uitbreidingsronde mis door een Amerikaans veto. Het is nu het meest pro-Amerikaanse land van de nieuwe lidstaten. Het onderhoudt nauwe banden met de Verenigde Staten. Dit is vooral een gevolg van 11 september. Roemenië verklaarde zich toen zelfs de facto een Navo-bondgenoot. De Roemeense regering gaf ook gehoor aan de Amerikaanse wens om Amerikaanse militairen uit te sluiten van de jurisdictie van het Internationaal Strafhof.
Roemenië is qua oppervlakte van het grondgebied en qua omvang van de strijdkrachten de grootste nieuwe lidstaat. Strategisch gezien vormt het land een verbinding tussen Noord-, Centraal- en ZuidOost-Europa. Daarnaast verschaft Roemenië toegang tot de Zwarte Zee en tot meer dan 1.000 bevaarbare kilometers van de Donau. Het lidmaatschap van Roemenië maakt - evenals dat van Bulgarije - bovendien een einde aan de geïsoleerde geografische positie van Griekenland en Turkije in de regio. Van de 12 kandidaat-leden voor de Europese Unie heeft Roemenië het laagste bnp, de hoogste inflatie, de minste buitenlandse investeringen en de meeste corruptie.
Het land heeft nog geen echte markteconomie. De hervormingen zijn gedeeltelijk teruggeschroefd. De corruptie bloeit er. Dit laatste vooral bij de privatisering van staatsbedrijven. In juli 1999 werd het Rumanian Armed Forces Restructuring and Modernisation Program aangenomen dat de basis vormt voor fundamentele hervormingen en moderniseringen van de strijdkrachten.
Translated text
Mr. Speaker, I will ⁇ do that. Colleagues, as in the first round of NATO enlargement, the seven new member states were invited for membership negotiations for political rather than military considerations. The real significance of the new Navou enlargement is therefore primarily in the possibilities it offers to stimulate the political and economic development of the new Member States. Joining NATO will significantly increase the chances that Central and Eastern Europe will become a region of stable and pro-Western governments for the first time in their history. This is the analysis that was made in the International Spectator at the beginning of this year. I would like to discuss this with you a little more closely.
The NATO summit in Prague invited Estonia, Latvia, Lithuania, Slovakia, Slovakia, Slovenia, Romania and Bulgaria to start negotiations on accession to the alliance. This summit would initially be mainly in the sign of the second round of enlargement. The terrorist attacks of 11 September 2001 required a fundamental reconsideration of concepts, command structure and capabilities, making the meeting in Prague now known as a transformation summit. On these last aspects I will discuss later.
After the first expansion of the alliance at the Navotop in Madrid in 1997 was accompanied by the necessary discussions, it has gone without difficulties in Prague. When the U.S. Congress in September 2002 agreed to the invitation to seven new member states, there was a running race for those countries. As the dominant leader of NATO, the voice of the United States is decisive. For Americans, the contributions of the new member states to the fight against terrorism and their potential role in an attack on Iraq have played an important role in their decision.
For countries that have received an invitation, the period of accession negotiations is now finally behind. Parliaments, both in NATO countries and in new member states, will also have to ratify the accession. This is what we are working on now. We all sincerely hope that this ratification can take place today. That is our intense desire.
It is expected that around the same period the new Member States of the European Union – which will happen in a few months – will also join the Union. Unlike the first round of NATO expansion, there were hardly verbal threats from the Russian side against this new expansion. President Putin had already stated in October 2001 that if NATO continued to become more political than military, he would rethink his position on enlargement. The critics of expansion in the mid-1990s were therefore not right. Relations with Russia have not deteriorated, but have been significantly improved by the joint fight against terrorism and the start of the new NATO-Russia Council in May 2002. Their
In the decision on the accession of the seven new Member States, political considerations played a clearly more important role than military criteria. The new expansion further emphasizes the evolution of the alliance into a collective security organization. Indeed, in the 1990s NATO had already expanded its tasks to include conflict prevention and conflict management across Europe, including beyond the borders of the NATO treaty area. This, by the way, was contained in the new strategic concept adopted at the Washington Summit in April 1999. Now that the NATO Summit in Prague has accepted the fight against terrorism as a new official task, NATO has also become a global player. NATO is no longer a coalition by necessity, but a coalition by force.
Before looking at the new Member States, it is good to briefly review the experiences gained with the Member States of the first round of enlargement, namely Hungary, Poland and the Czech Republic. These experiences are not undividedly beneficial. This is especially true for Hungary, which so far has only fulfilled one-third of its promises, which has led to sharp criticism from NATO Secretary-General Lord Robertson and NATO Chief Commander in Europe, General Joseph Ralston.
The new Hungarian Minister of Defense Juhász was even informally told at NATO headquarters that, if this had been possible, Hungary would have even been excluded from NATO. After an in-depth inventory of the Hungarian military force, Juhász then even came to the dark conclusion that the armed forces were less deployable than in 1990 after the fall of the Wall. In addition, Hungary was, in addition to Iceland that has no own army, the only NATO country that did not contribute to the joint fight against terrorism. The country spends 1.6% of its GDP on defense, which is well below NATO average. The Czech Republic has reduced its defence budget by ⁇ 3%, further delaying adjustments in the areas of interoperability, maintenance and logistics support. Only Poland has clearly demonstrated its determination to contribute as much as possible to NATO but also faces difficulties in implementing reforms.
It is also remarkable that due to the lack of sufficient knowledge of the English language, Hungary, Poland and the Czech Republic do not all fulfill their future functions in NATO. For now, these countries remain more consumers than producers of safety. The integration into the alliance of Poland, the Czech Republic and Hungary shows that there is a long and difficult process. So far, the prospects in the military field in these countries are not rosy. The political and economic benefits of membership seem to weigh for these countries more than bringing their armed forces in order. Since Poland and the Czech Republic became NATO members, foreign investment in these countries has already increased by 50%. Their
The Member States of the second round of enlargement also face difficulties, but thanks to the Membership Action Plan, MAP, they are in a better starting position than Hungary, Poland and the Czech Republic at their accession. The expectations and requirements of the MAP can be grouped globally into two categories. Their
First, it is politically strategic. This includes criteria such as a functioning democratic political system and a market economy, treatment of minorities, border disputes or other disputes with neighboring countries and some other matters such as acceptance of the strategic concept of NATO.
Secondly, the military. This includes, for example, the military contribution to NATO, including the possibilities for interoperability and the establishment of democratic civil-military relations.
The military aspects can be roughly divided into, on the one hand, considerations relating to military capabilities and, on the other hand, considerations relating to the defence organization.
Within the framework of the Partnership for Peace and the associated Planning and Review Process, the new Member States have already gained experience in improving interoperability with Navotropops and in preparing their armed forces for membership. Like the Partnership for Peace, the Membership Action Plan (MAP) is based on the principle of self-differentiation. The new Member States have indeed been free to choose which elements of the MAP are best suited to their specific circumstances and priorities. However, as they do not yet fully meet the MAP criteria, the activities under that plan will continue during the accession negotiations.
However, there is also progress. For example, Estonia and Latvia have established good arrangements in the area of minorities on their territory. Lithuania and Slovakia have returned property to the Jewish community. Slovenia has significantly reduced the role of the State in the economy. Bulgaria has adopted key laws to strengthen export controls and the security of classified information. Romania has raised money for an anti-corruption agency.
By the way, corruption — which will not surprise you, colleagues — is one of the major problems for the new Member States. In the Transparency International Index, which indicates a rising ranking for corruption in a country, Estonia is in the twenty-eighth place. Slovenia ranked thirty-fourth, Lithuania thirty-eighth, Bulgaria forty-seventh. Slovakia and Latvia are both in fifty-nine place. Romania is in the 69th place after Zimbabwe. However, Hungary – thirty-one – Poland – forty-four – and the Czech Republic – forty-seven – are still struggling with corruption.
Corruption undermines public confidence and, therefore, democracy, which, of course, is a requirement for NATO membership. Corruption also opens the door to the influence of organized crime and creates an environment in which NATO members cannot trust that classified information will be protected.
I will subsequently give a brief overview of the individual situations in the new Member States.
Let me start with Estonia. Estonia largely meets the admission criteria. Estonia is considered to be able to sustain itself economically in the free market. Given its location, about 150 kilometers from St. Petersburg, it does not offer military advantages to NATO, but can cause strategic complications. The reform and restructuring of the military force is entirely in the sign of the accession to NATO. Additional expenditure has been made for the improvement of communication systems. In addition, a start has been made with the establishment of three light infantry reserve brigades and with the development plan of the Est Bat. Priority is also given to the continued modernization of training programmes and the formation of a rapid response capability. In addition, attention will be paid to improving NATO interoperability, combat power of units and infrastructure. About 60% of the Estonian population supports NATO membership.
Latvia meets the political criteria and is considered to be able to compete in the free market in the medium term. From a military point of view, however, that country has little to offer NATO. It is, like Estonia, difficult to defend because of its geographical location. While initially, due to socio-economic priorities, a very small percentage of GDP was spent on defence, in 1999 the Latvian Parliament decided to gradually increase the defence budget, thus now providing more funds to expand military resources and carry out restructuring in the military force. There is great corruption among government and security forces. A large majority of the population is in favor of the Navolid community. Special attention deserves the establishment of the Let Bat, which became operational this year. That regular combat battalion consists of four companies, two professional and two duty officers. Let Bat has NATO standard individual equipment and will form the core of the future military structure. The armed forces are also specialized in mines, cleaning teams, military police, medical units and diving units.
Lithuania also meets the political criteria and is able to sustain itself economically in the medium term. With its accession, the Russian enclave of Kaliningrad will be enclosed entirely by NATO member states. Given the neighboring Poland, the country can quickly be provided with reinforcements in the event of tension. Lithuanian expats who returned after the 1996 elections have a major influence on the reforms in the military force. Some of them have held high positions in the U.S. military. They introduced a new culture and American concepts into the Lithuanian armed forces.
The military has, among other things, ordered Stinger anti-aircraft missiles that are part of a $31 million contract. Unlike Estonia and Latvia, Lithuania initially did not have a majority of the population for membership. Meanwhile, the percentage of supporters has increased sharply. Their
Slovakia has a functioning market economy and can cope with competition in the medium term. The country missed the boat at the first expansion due to the rule of populist Vladimir Meciar, which did not meet NATO’s democratic criteria. Mikolas Dzurinda, however, won the elections in 1998 and was elected for a second term in September 2002. This opened the way for NATO membership. There is still concern about widespread corruption and poor law enforcement. For example, in Dzurinda’s first cabinet, five ministers had to resign due to corruption. Their
From a strategic point of view, Slovakia narrows the borders of NATO. It forms a bridge between NATO member states Poland and the Czech Republic on the one hand and with Hungary on the other. The importance of the country’s strategic position was evident during the crisis around Kosovo, when Austria closed its airspace to NATO and the alliance was dependent on Slovakia. In the field of civil control over the military force, Slovakia has made less progress than desired. Slovakia has a fully equipped army with relatively modern equipment. The reform plan, known as Model 2010, aims to make the armed forces even more flexible and interoperable with NATO units. Priority is given to rapidly deployable units, the professionalization of the army and the aim to spend 2% of GDP on defense. Their
Slovenia has made good progress in political and social reforms. The United States vetoed the country’s membership in the first round of enlargement. Although strategically Slovenia moves the borders of the alliance, it is a bridge over land between Italy and Hungary. The country can also serve as an operation area if problems arise in the former Yugoslavia. Slovenia still has several military weaknesses. The restructuring of the military force comes hard from the ground. Defence spending remains low and the quality of the military force leaves much to be desired. Slovenia is facing a huge challenge. Further professionalization, improvement of interoperability, logistical support, training, equipment and employability of units and restructuring of the command structures of the armed forces are necessary. For this year, 2003, a 12.4% increase in the defence budget is on the agenda.
Slovenia made a big mistake. After all, it has taken over the structure of the American military force for its small military force. This has resulted in a heavy organization. This must be re-adjusted. Even here, the social support for NATO membership is not so great. In the meantime, however, this support has increased strangely. Their
This is how I came to Bulgaria. In Bulgaria, the process of liberalization is approaching its completion. The 2001 elections went well. However, the country is struggling with poverty, corruption, patronage and little encouraging outlook for young people. It took until 1997 before the necessary reform of the military force was seriously started.
In the land force there is a slow but certain increase in the number of units that can operate alongside the armed forces of other countries. The Bulgarian air force is still in a deplorable state. However, the few MIG-29s will soon receive a structural, life extension and modernization program that will ensure that these Soviet-era aircraft will have another 15 years of life. Their
The Plan for the Organizational Development of the Armed Forces by the year 2004 — shortly Plan 2004 — provides for comprehensive troop reductions and rationalization and restructuring of the armed forces. A total of $700 million has been allocated for investments until 2007. By 2010, the military force must be composed entirely of volunteers. Bulgaria now has two deployable battalions. It hopes in 2004 to have a brigade operational for non-Article-5 operations.
I am coming to Romania. Romania, despite the support of a number of European member states, failed membership in the first round of enlargement due to a U.S. veto. It is now the most pro-American country of the new member states. It ⁇ ins close ties with the United States. This is mainly due to September 11th. Romania declared itself de facto a NATO ally. The Romanian government also responded to the U.S. wish to exclude U.S. military personnel from the jurisdiction of the International Criminal Court. Their
Romania is the largest new Member State in terms of area and size of the armed forces. Strategically, the country forms a connection between North, Central and South-East Europe. In addition, Romania provides access to the Black Sea and to more than 1,000 navigable kilometers of the Danube. The membership of Romania – as well as that of Bulgaria – also ends the isolated geographical position of Greece and Turkey in the region. Of the 12 candidate countries to join the European Union, Romania has the lowest GDP, the highest inflation, the least foreign investment and the most corruption. Their
The country does not have a real market economy. Reforms have been partially reversed. Corruption is blooming. This is especially the case with the privatization of state-owned companies. In July 1999, the Romanian Armed Forces Restructuring and Modernisation Program was adopted, which forms the basis for fundamental reforms and modernizations of the armed forces.
#10
Official text
Mijnheer Tastenhoye, u hebt de 30 minuten spreektijd overschreden.
Translated text
Mr Tastenhoye, you exceeded the 30-minute speaking time.
#11
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik was bezig met het laatste land dat toetreedt tot de NAVO.
Translated text
I was working on the last country to join NATO.
#12
Official text
Indien u voor elk land dezelfde spreektijd nodig hebt, duurt dit nog 3 minuten.
Translated text
If you need the same speaking time for each country, it will take another 3 minutes.
#13
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn uiteenzetting over Roemenië zo goed als beëindigd.
Collega's, ik ben het rijtje van de toekomstige nieuwe lidstaten afgegaan. Ik heb een overzicht geschetst van hetgeen zij de NAVO te bieden hebben. Op basis van hetgeen terzake in de International Spectator is te vinden heb ik een analyse gemaakt. Daarmee heb ik mijn bijdrage tot dit debat geleverd en dank u voor u welgemeende aandacht.
Translated text
Mr. Speaker, I have almost finished my presentation on Romania.
I have taken the line of the future new Member States. I have drawn up an overview of what they have to offer to NATO. Based on what can be found in the International Spectator, I made an analysis. With this, I have made my contribution to this debate and thank you for your generous attention.