General information
Full name plenum van 2001-05-30 14:19:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/50/ip128.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
50K1183
29/03/2001
✔
Projet de loi spéciale portant refinancement des Communautés et extension des compétences fiscales des Régions.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#1
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#4
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#5
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#6
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#7
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#8
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#9
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#10
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#11
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#12
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#13
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#14
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#15
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#16
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#17
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#18
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#19
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#20
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#21
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#22
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#23
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#24
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#25
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#26
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#27
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#28
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#29
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#30
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#31
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#32
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#33
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#34
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#35
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#36
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#37
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#38
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#39
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#40
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#41
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#42
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#43
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#44
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#45
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#46
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#47
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#48
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#49
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#50
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#51
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#52
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#53
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#54
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#55
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#56
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#57
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#58
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#59
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#60
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#61
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#62
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#63
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#64
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#65
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#66
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#67
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#68
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#69
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#70
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#71
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#72
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#73
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#74
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#75
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#0
#1
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, nadat ik deze voormiddag sommige sprekers heb gehoord, denk ik dat we beter geen toespraken zouden houden, maar dat we beter zouden bidden: Heer, laat het Vlaamse zelfbestuur vanzelf neerkomen. Het komt niet. Het Vlaamse zelfbestuur, de realisatie van het Vlaams-nationale project kan enkel totstandkomen door er stap voor stap voor te werken. Dat is werken met de handen in de modder. Alleen door telkens weer bereid te zijn tot de realisatie van zijn programma, zal dat programma ook gerealiseerd worden. Wie denkt dat het uit de lucht zal komen vallen, vergist zich.
Ik meen dat het nuttig is om er een stukje geschiedenis bij te halen. Bij de vorige ronde van de staatshervorming, hebben enkele medewerkers van de heer Dehaene een interessant boek geschreven. Daarin staat ook het lijstje van de antwoorden van de verschillende partijen op de vragen die in de dialoog van gemeenschap tot gemeenschap zijn gesteld. Daarin stond onder andere de volgende vraag: "Moet de gemeentewet en de provinciewet worden gefederaliseerd in 1993?" Alleen de Volksunie beantwoordt die vraag met "ja". Alle andere partijen hebben aarzelingen. Voor de CVP is het "bespreekbaar". De liberalen hebben op dat moment "geen mening". De SP is tegen, ook de PSC is tegen. Dat is de uitgangssituatie van 1993.
In het Sint-Michielsakkoord neemt men onder onze druk toch een bepaling op over die federalisering van de gemeentewet en de provinciewet. Die bepaling was veel minder verregaand dan wij hadden gehoopt. Men stelde de Grondwet in herziening en een werkgroep start met een onderzoek. Meer staat er daarover niet in het Sint-Michielsakkoord.
Tijdens de legislatuur 1995-1999 voerde de toenmalige federale regering een politiek waarbij op het vlak van de staatshervorming niets werd uitgevoerd. Men wist dat dergelijke dossiers moeilijk en explosief zijn en regeringen in gevaar kunnen brengen. Men deed niets en men verpakte dat in een dubbele strategie. Men startte in het Vlaams Parlement een machinerie om grote verwachtingen te creëren. Daartegenover stond echter geen enkele bereidheid om die verwachtingen ook te realiseren.
Op het einde van de vorige legislatuur moest er een verklaring tot grondwetsherziening komen. Men zou vermoeden dat alles wat in het Vlaams Parlement is gepland, ook vlot zou kunnen worden geregeld. Dat gebeurde niet. Men viel terug op een absolute minimumverklaring.
Na de verkiezingen ontstond de situatie waarbij de Volksunie kon wegen op de besluitvorming. Het is dankzij de inzet van de Volksunie als partij dat dit dossier op de agenda is gekomen. Dankzij onze inzet is het in de Vlaamse regeerverklaring gekomen. De Volksunie heeft maandenlang telkens weer iedereen vooruit gedreven in dit dossier.
Toen het Lambermont-akkoord uiteindelijk tot stand kwam, was de eerste reactie zowel bij ons als in de rest van Vlaanderen: eindelijk wordt die gemeente- en provinciewet gedefederaliseerd, eindelijk wordt ook de kieswetgeving daaraan gekoppeld! Men was daar blij om!
Nadien is er een stroming ontstaan die zich afvraagt of het allemaal wel ver en rap genoeg gaat. Dit is op zich een eerbare discussie. Het probleem is natuurlijk dat dit ook de communicatie van dit dossier onmogelijk heeft gemaakt. Ik geef het u op een briefje: als er geen aarzelingen zijn in dit dossier, dan zitten we vandaag in een totaal andere politieke context, dan is men in Vlaanderen blij en dan zal men eisen dat wat nu voorligt ook wordt goedgekeurd omdat het een belangrijke stap voorwaarts is.
Als wij het dan toch over de inbreng van de Volksunie hebben dan is ook in het Brusselakkoord die inbreng duidelijk te merken. Tijdens die onderhandelingen was men perfect in staat veel vroeger af te klokken dan wat men nu heeft bereikt. De waarheid is dat zonder de inbreng van de Volksunie men op beduidend minder dan 20% gegarandeerde vertegenwoordiging was uitgekomen, men geen 19 vertegenwoordigers in de politieraden zou hebben en men geen Vlaamse schepenen zou hebben. Men zou dan wel het antiblokkeringsysteem en de financiering hebben gehad.
(Aanhoudend protest op de banken van het Vlaams Blok.) Ik weet dat sommigen zich afvragen wat de Volksunie, een partij die het de afgelopen maanden alleszins niet gemakkelijk heeft gehad, in dit dossier drijft. Het grote verschil is dat wij proberen om datgene waarvoor wij staan ook te realiseren. Wij staan voor iets. Wij beseffen dat als er geen inbreng van de Volksunie zou zijn er ook geen staatshervorming zou komen. Alleen maar door onze druk is men in staat tot staatshervormingronden te komen. Het is niet uitsluitend het automatisme van het Franstalig geldgebrek dat hierin speelt. Wij werken stap voor stap wat niet wil zeggen dat zaken zoals de overheveling van de gezondheidszorg en de gezinsbijslag niet meer aan de orde zouden zijn. Zelfs binnen deze legislatuur bestaan terzake nog mogelijkheden.
Als wij er nu niet in slagen om een politiek akkoord, dat wij zelf hebben gevraagd, ook te realiseren dan maken wij het volgens mij pas echt moeilijk om over verdere stappen in de staatshervorming te praten. Ik betwijfel of men dan zoveel beter af zou zijn met de wel erg tegengestelde, zogenaamd "betere" akkoorden die men aan CVP- of PSC-zijde zou sluiten. Ik nodig u terzake uit om de betogen van de sprekers van die twee partijen eens goed na te lezen en daarbij de vraag te stellen of daarin de nodige ruimte zat voor een beter akkoord. Voor mij is de balans van deze akkoorden viervoudig van aard. Een eerste balans die ik wil maken, is die over de vraag wie hierbij wint: unitaire dan wel autonomistische krachten? Er is één vlekje op het unitaire aspect: de herfederalisering van de milieutaksen. Dit is evenwel tot stand gekomen op vraag van de Gewesten die er zelf niet konden mee werken. Al de rest is een grote overwinning van de autonomistische krachten in dit land.
Wij slagen erin om - door het gedeelte onderwijs van de gemeenschapsmiddelen te koppelen aan de groei — te beletten dat de federatie bovenmatig profiteert van de fiscale opbrengsten resulterend uit die groei. U weet ook dat die verdeling gunstig is voor Vlaanderen. Hierdoor gaan de belastingopbrengsten volgens het `juste retour'principe integraal naar Vlaanderen.
Ook inzake bevoegdheden zetten wij belangrijke stappen voorwaarts. Het was immers niet zo evident dat de regionalisering van de gemeentewet tot stand zou komen en wij doen thans meer dan wat ooit in de pijplijn zat. Ook de kieswetgeving en aanverwante wetgeving behoren tot het pakket. Er is een perspectief op delen van Ontwikkelingssamenwerking; wij hebben bevoegdheden voor Buitenlandse Handel in een pakket dat het mogelijk maakt alleen nog een minimaal agentschap over te houden. Het zal volgens het éénloketprincipe functioneren, waardoor alleen de deelgebieden rechtstreeks in contact komen met de bedrijven.
Toen wij tijdens de vorige legislatuur in dit Parlement de wet op de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel bespraken, waren er een reeks amendementen — collega Versnick kan erover getuigen — waarin wij probeerden om te sleutelen aan de samenstelling van de Raad van Bestuur van de BDBH. Het was toen allemaal onmogelijk; alles werd door de vorige meerderheid weggestemd. Welnu, met dit project zullen wij ertoe komen om veel meer dan dat te realiseren: wij schaffen de BDBH gewoon af en wij houden een beperkt agentschap over dat veel minder armslag heeft dan de BDBH ooit heeft gehad.
Eindelijk zullen wij ook het hele departement Landbouw kunnen federaliseren. Als u het lijstje met voor- en tegenstanders van 1993 overloopt is dit ook niet zo evident. Met name de CVP had hier een principieel bezwaar tegen. Men moet ons dus niet komen vertellen dat wat men overhevelt te weinig is.
Via de gewestbelastingen en door de reële fiscale autonomie inzake de personenbelasting binnen de marge van 6,75% creëert men eindelijk de mogelijkheid om in Vlaanderen het fameuze principe over het verband tussen democratie en belastingheffing te kunnen realiseren. De balans op dit vlak is ongetwijfeld 100% positief.
Er is een tweede balans die men kan opmaken, een balans over welke autonome instellingen, gewesten of gemeenschappen, het geld krijgen. Dit is een moeilijkere balans, waarbij wij het deels theoretische karakter voor ogen moeten houden. In Vlaanderen vallen Gewest en Gemeenschap samen en maakt het dus niets uit. Aan Franstalige kant betekent dit natuurlijk wél een verschil, maar voor de Vlamingen betekent dit alleen een verschil in Brussel. Het maakt in Brussel een verschil of men onder de Vlaamse regering valt, dan wel onder een regering die gebaseerd is op een paritair samengesteld college van Vlamingen en Franstaligen. Met het nieuwe systeem is dit college gebaseerd op een meerderheid in beide taalgroepen.
Vlaanderen krijgt uiteindelijk tegen 2020 123 miljard frank nieuwe inkomsten binnen, tegen een uitgavenplaatje dat vandaag 619 miljard frank bedraagt. Dat is een substantiële stap voorwaarts. De Franse Gemeenschap krijgt veel minder: 68 miljard frank tegen de 260 miljard frank van de huidige uitgaven. Het resultaat daarvan is dat Vlaanderen door dit akkoord veel meer armslag krijgt dan de Franstaligen.
Inderdaad, voor Brussel kan men een aantal kritieken op het Lambermont-akkoord formuleren. Daarin zitten natuurlijk wel een aantal paradoxen. Enerzijds, zegt men dat het Brussels Gewest door het verkrijgen van een deel fiscale autonomie toch wel een volwaardig statuut krijgt. Anderzijds, hoor ik uit Franstalige bron dat wij juist bezig zijn om via de fiscale autonomie het Brussels Gewest de strot dicht te knijpen. Dezelfden die ons verwijten dat wij toch zo gigantisch veel fiscale autonomie aan Brussel geven, verwijten ons dat de fiscale autonomie waarin wij voor Vlaanderen hebben voorzien, zo minimaal is. Het is het een of het ander. De echte uitdaging voor Brussel is het vinden van een formule waardoor er evenwicht komt tussen de democratie en het beletten dat men Franstaligen krijgt in een Vlaams Parlement. De huidige gewestformule is daarin alleszins niet de meest perfecte die men zich kan indenken. Het project waar men ook in de Proeve voor een Vlaamse Grondwet heen werkt en waarbij men zegt dat Brussel eigenlijk moet worden bestuurd enerzijds, met de Vlaamse Brusselaars gesteund door Vlaanderen en anderzijds, met de Franstalige Brusselaars, ziet via deze akkoorden voor het eerst een opening daartoe gecreëerd. Juist door in het antiblokkeringssysteem toe te laten dat men vanuit de Vlaamse kiesuitslag mee de meerderheid in de VGC bepaalt, betekent dat wij voor het eerst een fundamentele stap zetten naar een nieuw systeem om het Brussels Gewest te organiseren. Dat vergeet men maar al te gemakkelijk. Ik denk dus dat de balans voor gewesten en gemeenschappen een eerlijke balans is bij de huidige stand van zaken.
Ik wil ook de balans opmaken tussen wat Vlamingen en Franstaligen krijgen. De Vlamingen krijgen er bevoegdheden bij: Landbouw, Buitenlandse Handel, gemeente- en provinciewetgeving, aanverwante wetgeving, Ontwikkelingssamenwerking. Wij krijgen een doorbraak bij het realiseren van de fiscale autonomie. Wij krijgen de voogdij over de Rand. Wij verbeteren de positie van de Brusselse Vlamingen in het Brussels Gewest en in de gemeenten. De grote verdeelsleutels in de financieringswet worden bepaald door de opbrengst van de belastingen. Eigenlijk bouwen wij met dit akkoord de financiële transfers van Noord naar Zuid af; alleen begrijpt men dat niet in Vlaanderen! (Luidkeels protest vanwege de Vlaams Blok-fractie)
De Franstaligen krijgen een stuk herfinanciering van de gemeenschappen, maar geen herfinanciering die hen toelaat eender wat te doen in de toekomst. De berekeningen die de heer Poncelet daarjuist heeft gemaakt, lijken mij op dat vlak toch ook wel verhelderend. Ik denk, in alle eerlijkheid, dat wij als Vlamingen hier een mooie balans kunnen voorleggen, een balans waarbij men ons niet kan verwijten dat wij de Vlaamse belangen niet voldoende hebben verdedigd, een balans die gerealiseerd heeft wat er vandaag in de pijplijn zat.
Een vierde vraag die ik wil stellen is of wij dit nu moesten doen, dan wel of men door het nu niet te doen het perspectief zou hebben om in de toekomst iets beters te kunnen realiseren.
Als u nu een stap zet, dan haalt u alles binnen wat erin zit. Gezondheidszorgen en gezinsbijslag horen er nu nog niet bij. De eerstvolgende keer echter dat u begint te negotiëren vertrekt u vanuit zaken die binnen zijn. De eerste thema's die dan naar voren zullen worden gebracht, zullen gezondheidszorgen en gezinsbijslag zijn; dat zal het vertrekpunt zijn. U moet niet helemaal opnieuw beginnen. De details van dit dossier zijn bekend, met zowel de positieve als de negatieve kanten ervan. De details van toekomstige staatshervormingen zijn echter onbekend. Bij iedere verkiezing en bij elke federale regeringsvorming kan een vraag van Franstalige kant telkens worden beantwoord met vragen om Vlaamse eisen te realiseren. Het is helemaal niet zo dat de eindfase van de staatshervorming is gekoppeld aan de herfinanciering waarin in dit ontwerp werd voorzien. Wie dat denkt moet er de geschiedenis van de vorige staatshervormingen eens op nakijken; hij of zij zal meteen merken dat heel wat staatshervormingen tot stand kwamen zonder dat er sprake was van een vraag tot financiering vanwege de Franse Gemeenschap. Er kunnen dus wel degelijk andere momenten worden gecreëerd.
Ik beschouw deze akkoorden als een overwinning van de federalisten op de unitaristen; het is evenwichtig tussen Vlamingen en Franstaligen en men realiseert zekerheid boven dromen. Ik weet dat hier af en toe het luik Brussel ter sprake brengt. Welnu, wij realiseren wel degelijk een Vlaamse schepen in de Brusselse gemeenten.
Degenen die verklaren dat het federaal houden de beste waarborg is voor het verdedigen van de Vlaamse belangen op het lokale niveau in Brussel, moeten maar eens nagaan hoeveel wetswijzigingen er ooit plaatsvonden om op dat vlak iets te realiseren. Nog nooit werd in dit federaal Parlement een wetsvoorstel goedgekeurd dat iets aan deze zaak veranderde, tenzij in het kader van een grote communautaire ronde. Dat is precies wat wij terzake hebben gedaan.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, after hearing some speakers this morning, I think that we would better not hold speeches, but that we would better pray: Lord, let the Flemish self-government fall by itself. It does not come. The Flemish self-government, the realization of the Flemish-national project can only be achieved by working on it step by step. That is working with the hands in the mud. Only by being ready again and again for the realization of his program will that program also be realized. Anyone who thinks it will fall from the air is mistaken.
I think it is useful to bring back a piece of history. In the previous round of state reform, some employees of Mr. Dehaene wrote an interesting book. It also includes a list of the answers of the various parties to the questions raised in the community-to-community dialogue. It included, among other things, the following question: "Should the Municipal Law and the Provincial Law be federalized in 1993?" Only the People's Union answers that question with "yes". All other parties have hesitation. For the CVP it is “discussable”. The liberals have “no opinion” at the time. The SP is against, and the PSC is against. This is the starting point of 1993.
In the St. Michel Agreement, under our pressure, there is a provision concerning that federalization of the municipal law and the provincial law. That provision was much less extensive than we had hoped. The Constitution was revised and a working group started an investigation. There is nothing else in the Saint-Michel Agreement.
During the legislative period 1995-1999, the then federal government carried out a policy in which nothing was carried out in the field of state reform. It was known that such files are difficult and explosive and could put governments at risk. Nothing was done and it was packed in a double strategy. In the Flemish Parliament, a machine was launched to create high expectations. However, there was no willingness to fulfill those expectations.
At the end of the previous legislature, a declaration on constitutional revision had to be issued. One would suspect that everything planned in the Flemish Parliament could also be arranged smoothly. That did not happen. They came back to an absolute minimum statement.
After the elections, the situation arose in which the People's Union could weigh on decision-making. It is thanks to the commitment of the People’s Union as a party that this issue has been put on the agenda. Thanks to our efforts, it has been included in the Flemish Government Declaration. For months, the People’s Union has pushed everyone forward in this matter.
When the Lambermont Agreement finally came into effect, the first reaction was both with us and in the rest of Flanders: finally that municipal and provincial law is de-federalized, finally the electoral legislation is also linked to it! They were happy about it!
Then there was a stream that wondered if it all goes far and fast enough. This is an honest discussion in itself. The problem, of course, is that this also made the communication of this file impossible. I give it to you on a note: if there are no hesitation in this dossier, then we are today in a completely different political context, then one is happy in Flanders and then one will demand that what is now ahead is also approved because it is an important step forward.
If we are talking about the contribution of the People’s Union then in the Brussels Agreement this contribution is clearly noted. During those negotiations one was perfectly able to clock off much earlier than what one has now achieved. The truth is that without the contribution of the People’s Union one would have achieved significantly less than 20% guaranteed representation, one would not have 19 representatives in the police councils and one would not have Flemish creatures. It would have had the anti-blocking system and the funding.
(Continuing protest on the banks of the Flemish Bloc.) I know that some are wondering what drives the People’s Union, a party that has not been easy in the last few months, in this file. The big difference is that we try to realize what we stand for. We stand for something. We realize that without the contribution of the People’s Union there would be no state reform. Only through our pressure can one come to state reform rounds. It is not only the automation of the French language money shortage that plays in this. We work step by step, which does not mean that matters such as the removal of health care and the family allowance would no longer be discussed. Even within this legislature there are still possibilities in this regard.
If we now fail to realize a political agreement, which we have asked for ourselves, then I think we only make it really difficult to talk about further steps in the state reform. I doubt if one would be so much better off with the very opposite, so-called "better" agreements that one would conclude on the part of the CVP or PSC. In this regard, I invite you to carefully read the remarks of the speakers of those two parties, asking whether there was room in them for a better agreement. For me, the balance of these agreements is fourfold in nature. The first balance I want to make is that of who wins: unitary or autonomous forces? There is one spot on the unitary aspect: the federalization of environmental taxes. This, however, was made at the request of the Wests who could not work with it themselves. All the rest is a great victory for the autonomous forces in this country.
We succeed – by linking the part of education of the community resources to growth – to prevent the federation from excessively benefiting from the tax revenues resulting from that growth. You also know that this distribution is beneficial for Flanders. As a result, the tax revenues according to the ‘just return’ principle go integral to Flanders.
We are also taking important steps forward in terms of powers. After all, it was not so obvious that the regionalization of the municipal law would take place and we are now doing more than what was ever in the pipeline. Electoral legislation and related legislation are also part of the package. There is a perspective on parts of Development Cooperation; we have Foreign Trade powers in a package that allows only a minimum agency to remain. It will operate according to the one-lock principle, allowing only the sub-area to come into direct contact with the companies.
When we discussed the law on the Belgian Foreign Trade Service during the previous legislature in this Parliament, there were a series of amendments — colleague Versnick can testify — in which we tried to key to the composition of the Board of Directors of the BDBH. Everything was impossible at the time; everything was rejected by the previous majority. Well, with this project, we will come to realize much more than that: we simply purchase the BDBH and we keep a limited agency over which has much less armslag than the BDBH has ever had.
Finally, we will also be able to federalize the entire Department of Agriculture. If you overlook the list of favores and opponents of 1993, this is not so obvious. In particular, the CVP had a principled objection to this. Therefore, one should not come to tell us that what is exaggerated is too little.
Through the regional taxes and the actual tax autonomy on the personal tax within the margin of 6.75%, one finally creates the possibility to realize in Flanders the famous principle on the link between democracy and taxation. The balance on this level is undoubtedly 100% positive.
There is a second balance that one can make, a balance of which autonomous institutions, regions or communities, get the money. This is a more difficult balance, in which we must keep in mind the partially theoretical character. In Flanders, Region and Community fall together and therefore it does not matter. On the French-speaking side, this, of course, means a difference, but for the Flamings, this means only a difference in Brussels. It makes a difference in Brussels whether one falls under the Flemish government or under a government based on a paritary composed college of Flemish and French speakers. With the new system, this college is based on a majority in both language groups.
Flanders will eventually receive 123 billion francs of new income by 2020, compared to a spending plate that currently amounts to 619 billion francs. This is a substantial step forward. The French Community receives much less: 68 billion francs against the 260 billion francs of current spending. As a result, Flanders will be given much more armslag than the French speakers.
Indeed, for Brussels one can formulate a number of criticisms on the Lambermont agreement. There are, of course, some paradoxes in this. On the one hand, it is said that the Brussels Region, by obtaining a portion of fiscal autonomy, still gets a full status. On the other hand, I hear from a French-speaking source that we are just working to close the throat of the Brussels Region through fiscal autonomy. Those who accuse us that we give Brussels such a huge amount of tax autonomy, accuse us that the tax autonomy we have provided for Flanders is so minimal. It is one or the other. The real challenge for Brussels is to find a formula that balances democracy and prevents French speakers in a Flemish Parliament. The current order formula is by no means the most perfect one can imagine. The project in which one also works in the Proeve for a Flemish Constitution and in which one says that Brussels should actually be governed on the one hand, with the Flemish Brussels supported by Flanders and on the other, with the French-speaking Brussels, sees through these agreements for the first time an opening created for that. Just by allowing the anti-blocking system to determine the majority in the VGC from the Flemish election results, it means that for the first time we are taking a fundamental step towards a new system to organize the Brussels Region. This is too easily forgotten. So I think that the balance for regions and communities is a fair balance with the current state of affairs.
I also want to make a balance between what Flamings and French speakers get. The Flamings shall have the following powers: Agriculture, Foreign Trade, municipal and provincial legislation, related legislation, Development Cooperation. We are making a breakthrough in achieving tax autonomy. We get the guardianship over the edge. We improve the position of the Brussels Flames in the Brussels Region and in the municipalities. The major distribution keys in the Finance Act are determined by the income from the taxes. In fact, with this agreement, we build up the financial transfers from the North to the South; only that is not understood in Flanders! (Protest due to the Flemish Bloc group)
The French speakers receive a piece of refinancing from the communities, but no refinancing that allows them to do anything in the future. The calculations that Mr. Poncelet has just made seem to me, in this regard, to be clarified. I think, in all honesty, that we as Flamings can present here a beautiful balance, a balance in which we cannot be blamed for not defending the Flemish interests sufficiently, a balance that realized what was today in the pipeline.
A fourth question I want to ask is whether we should do this now, or whether by not doing it now one would have the prospect of being able to realize something better in the future.
If you take a step now, you get everything inside. Health benefits and family allowances are not included. However, the next time you start negotiating, you start from things that are inside. The first topics that will then be raised will be health care and family allowances; that will be the starting point. You should not start all over again. The details of this dossier are known, with both its positive and negative sides. However, the details of future state reforms are unknown. At every election and at every federal government formation, a question from the French-speaking side can always be answered with questions to realize Flemish demands. It is not at all that the final phase of the state reform is linked to the refinancing provided for in this draft. Anyone who thinks so must look at the history of the previous state reforms; he or she will immediately notice that many state reforms were carried out without a demand for funding due to the French Community. Other moments can be created.
I consider these agreements as a victory of the federalists over the unitarists; it is balanced between flamingos and French speakers and one realizes certainty over dreams. I know that from time to time the loose Brussels comes to mind. Well, we actually realize a Flemish ship in the Brussels municipalities.
Those who declare that holding federal is the best guarantee for defending the Flemish interests at the local level in Brussels, should just look at how many legislative changes have ever taken place to realize something in that area. Never before in this federal Parliament was approved a bill that changed anything on this matter, except in the context of a large community round. That is exactly what we have done in this regard.
#2
Official text
Mijnheer Borginon, de heer Laeremans wil interveniëren en ik verkies het dat hij u nu even onderbreekt dan dat er gebeurt wat daarnet is gebeurd.
Translated text
Mr. Borginon, Mr. Laeremans wants to intervene and I prefer that he interrupts you for a moment rather than that what has just happened happens.
#3
Official text
Mijnheer de voorzitter, de heer Borginon verklaart met verbazingwekkende stelligheid dat hij de Vlaamse schepen in Brussel realiseert.
Mijnheer Borginon, mag ik u in dat verband wijzen op de resolutie die unaniem werd aangenomen door de democratische partijen in Brussel en op het regeerakkoord in het Vlaams Parlement, waarin wordt aangedrongen op beleidsparticipatie en gewaarborgde vertegenwoordiging op alle niveaus in Brussel.
Welnu, er is geen gewaarborgde vertegenwoordiging in de gemeenteraad, noch in het OCMW, noch in de uitvoerende organen van het OCMW en er is ook geen gewaarborgde schepen in Brussel. Bovendien weet u zeer goed dat als er geen raadsleden worden verkozen, er niemand in overtal wordt toegevoegd, zodat er dan geen Vlaamse schepen wordt aangesteld. Het bewijs hiervan is het feit dat er amper in twee Brusselse gemeenten een Vlaamse schepen bij komt, terwijl vijf Brusselse gemeenten zonder Vlaamse schepen blijven.
Translated text
Mr Borginon declares with surprising certainty that he is realizing the Flemish ships in Brussels.
Mr Borginon, I would like to point out the resolution unanimously adopted by the democratic parties in Brussels and the government agreement in the Flemish Parliament, which calls for political participation and guaranteed representation at all levels in Brussels.
Well, there is no guaranteed representation in the municipal council, nor in the OCMW, nor in the executive bodies of the OCMW, and there are no guaranteed ships in Brussels. In addition, you know very well that if no councillors are elected, no one is added in overtal, so that no Flemish ships are appointed. The evidence of this is the fact that there are barely two Brussels municipalities with one Flemish ship, while five Brussels municipalities remain without Flemish ships.
#4
Official text
Mijnheer de voorzitter, het volgende antwoord geldt voor alle andere interventies komende vanuit die hoek.
Het verschil tussen ons is dat wij proberen Vlaams zelfbestuur te realiseren en de Vlaamse belangen te verdedigen, terwijl het u allemaal geen lor kan schelen. Het enige wat u interesseert is dat u nog lang kunt roepen en op de tribune verklaringen kunt afleggen die ook aan de toog goed klinken, terwijl het u niets kan schelen of hiermee al dan niet iets wordt gerealiseerd.
U kunt zich verstoppen achter een klein laagje Vlaams-nationaal vernis om uw eigenlijke boodschap aan de man te brengen. Doch, de enige reden waarom u hier keer op keer begint te roepen en te tieren, is dat u daar munt wilt uitslaan. Het interesseert u niet of men stappen voorwaarts zet of niet. Integendeel, dat werkt voor u zelfs contraproductief. Uw enig motief is om hier zo lang mogelijk, met zoveel mogelijk mensen te blijven zitten en uw ander programma, datgene waarvan uw kiezers wakker liggen, aan de gemeenschap op te dringen. Daar wens ik niet aan mee te doen.
Ik was bezig over het hoofdstuk-Brussel en de Vlaamse schepenen.
Men verkoopt het alsof men bij nachtelijke onderhandelingen, in ruil voor twee schepenen, een miljard frank cadeau heeft gedaan. Niets is minder waar. Vanaf 2006 hebben wij een systeem geïnstalleerd dat toelaat dat in zoveel mogelijk Brusselse gemeenten waar een Vlaming in de meerderheid zit, een verplichting komt om een schepen te installeren. We hebben bovendien helemaal in extremis, op het moment dat dit andermaal vaststond, een stuk financiering, dat ook in de pijplijn zat, als een bijkomende wortel willen gebruiken. Op die manier zal men bij de opstelling van lijsten voor gemeenteraadsverkiezingen in Brussel rekening houden met de Vlamingen. Als wij hier waren teruggekomen met een regeling waarbij men eender welke Vlaming kan oppakken en in het schepencollege droppen, dan hadden precies dezelfde mensen die vandaag kritiek hebben op deze regeling — die er in 2006 voor zal zorgen dat er in alle Brusselse gemeenten een Vlaamse schepen zal zitten — verklaard dat deze schepenen niets te zeggen zouden hebben en dat alle beslissingen in een apart college zouden worden genomen. U weet toch ook, collega's, wat er gebeurt in een gemeente in Vlaanderen waarin door toevallige omstandigheden een oppositieschepen in de meerderheid terechtkomt. Men heeft dan twee schepencolleges. Het formele schepencollege duurt tien minuten, terwijl in het officieuze schepencollege, zonder de betrokkene, urenlang over de werkelijke problemen wordt gediscussieerd. Wij hebben een schepen met reële macht, reële bevoegdheden en een reële impact gewild.
De Brusselse Hoofdstedelijke Raad krijgt 17 Vlaamse verkozenen. Dat is net geen 20% omdat men ons dat symbool niet gunde, maar 19,1% wat meer is dan men ooit tevoren heeft bereikt. In al de politieraden zullen voldoende mensen zitten. We spreken over minstens 19 personen. Als men spreekt over de fusieoperaties in Brussel die men ooit zou kunnen uitvoeren, moet men goed beseffen dat de huidige politiezones de voorafspiegeling van mogelijke fusies zijn. Wij realiseren de rechtstreekse verkiezing van de Vlaams-Parlementsleden in Brussel en wij slagen erin om de band tussen Vlaanderen en Brussel, via het mechanisme van de vijf bijkomende mensen in de VGC, te bewerkstelligen. Wij zullen ervoor zorgen dat een meerderheid in Brussel niet alleen op de Brusselse uitslag is gebaseerd, maar dat ook de Vlaamse kiezer mee een impact op het bestuur van Brussel zal kunnen hebben.
Volgens mij past dit volkomen in het langetermijnproject voor Vlaanderen. De Vlamingen zijn gegaan voor garanties inzake aanwezigheid van de Vlamingen in de Hoofdstedelijke Raad. We hebben dit binnengehaald. De Vlamingen hebben maatregelen gevraagd bij de overdracht van de gemeentewet. We hebben dit binnengehaald. De Vlamingen hebben de invulling gevraagd van de belofte inzake de Vlaamse aanwezigheid in de politieraden. We hebben dit binnengehaald.
Het is correct dat we hiervoor een stukje financiering in de plaats hebben moeten stellen. De financiering is echter veel kleiner dan hetgeen volgens de studies die in opdracht van Brussel werden uitgevoerd, noodzakelijk is om financiële verstikking te voorkomen. Het is correct dat het vermijden van de blokkering van de instellingen een beetje surrealisme is. Dat was een prioriteit van de Franstaligen. Wij hebben dit mechanisme gebruikt om de band tussen Vlaanderen en Brussel te realiseren. Daarmee hebben we uit het Brussel-akkoord gehaald wat er kon worden uitgehaald.
Collega's, ten slotte wens ik een aantal vaak gehoorde argumenten onder de loep nemen. Men verwijst dikwijls naar de Vlaamse resoluties. Wat is de inhoud van de resoluties van het Vlaams Parlement? De inhoud is niet meer of niet minder dan die punten waarover een consensus aan Vlaamse kant kon worden bereikt. Het zijn die punten die de verschillende Vlaamse partijen aanvaard hebben als het maximum gemeenschappelijk programma. Wij realiseren een belangrijk deel van deze eisen. We blijven ijveren om de rest eveneens te realiseren. We zullen de punten die op dit ogenblik nog niet gerealiseerd zijn opnieuw op de agenda plaatsen. Wie denkt dat de punten waarover de Vlaamse partijen een maximumconsensus hadden bereikt zo maar uit de hemel neerdalen en niet hard moeten worden onderhandeld met de Franstaligen, droomt!
Men spreekt schande over de samenwerkingsakkoorden. Samenwerkingsakkoorden zijn een gevolg van de logica van ons model. Ons model is confederaal in zijn opbouw. Decreten en wetten worden op dezelfde voet geplaatst. In andere federale landen bestaat dit principe niet. Daar bestaat de regel "Bundesrecht bricht Landesrecht". Al de conflicten worden er opgelost op federaal niveau. Zo zit dit land niet in elkaar. Wie kritiek heeft op het bestaan van samenwerkingsakkoorden moet durven te erkennen dat deze akkoorden een gevolg zijn van de confederale opbouw van onze staatsstructuur.
Collega's, de voorliggende akkoorden, inclusief die elementen die belangrijk zijn en nog gerealiseerd kunnen worden maar niet in dit ontwerp zijn opgenomen zoals de afspraken in de regering inzake Delcredere en Finexco en de regeling inzake de politie — een probleem dat onvoldoende is uitgeklaard - vormen het pakket dat de Volksunie heeft goedgekeurd. Dat is het pakket dat ik op deze tribune verdedig. Dat is het pakket dat ik bereid ben morgen goed te keuren.
Als men aan dit pakket sleutelt, moet men goed beseffen — zonder in te willen gaan op allerlei cowboyverhalen - dat het evenwicht en de balansen zoals deze zijn opgesteld niet kunnen worden verstoord.
Wie denkt dat wanneer men zou ingaan op de vragen die de heer Poncelet op deze tribune heel nadrukkelijk heeft gesteld, de hele VU-fractie het akkoord zonder meer zal goedkeuren, vergist zich. Mijn partij heeft zich geëngageerd voor een duidelijk pakket. Wijzigingen aan dit pakket zullen het evenwicht niet mogen verstoren, anders zal er geen meerderheid voor bestaan.
Translated text
The following answer applies to all other interventions coming from that corner.
The difference between us is that we try to realize Flemish self-government and defend the Flemish interests, while you all can not care. The only thing you are interested in is that you can scream for a long time and make statements on the tribune that also sound good at the tough, while it may not matter to you whether or not something is achieved with this.
You can hide behind a small layer of Flemish national lacquer to bring your true message to the man. However, the only reason why you start screaming and thinning over and over again is that you want to throw out the coin there. You don’t care whether one steps forward or not. On the contrary, that works for you even counterproductively. Your only motive is to stay here as long as possible, with as many people as possible, and to impose your other program, that of which your voters are awake, on the community. I do not wish to participate in this.
I was working on the chapter-Brussels and the Flemish creatures.
It is sold as if in night negotiations, in exchange for two cows, one billion francs were given as a gift. Nothing is less true. Since 2006 we have installed a system that allows for the obligation to install a ship in as many Brussels municipalities as possible where a Flaming is in the majority. Furthermore, at the very extreme, at the time when this was again established, we wanted to use a piece of financing, which was also in the pipeline, as an additional root. In this way, the Flamings will be taken into account in the preparation of lists for municipal elections in Brussels. If we had come back here with an arrangement in which any Flaming can be picked up and dropped in the ship college, then exactly the same people who today criticize this arrangement – which in 2006 will ensure that there will be a Flemish ship in all Brussels municipalities – would have declared that these creatures would have nothing to say and that all decisions would be taken in a separate college. You also know, colleagues, what is happening in a municipality in Flanders where, by accidental circumstances, a majority of opposition ships arrive. There are two ship colleges. The formal ship college lasts ten minutes, while in the informal ship college, without the interested party, the actual problems are discussed for hours. We wanted ships with real power, real powers and real impact.
The Brussels Capital Council will have 17 Flemish electors. That’s just not 20% because they didn’t give us that symbol, but 19.1% which is more than we’ve ever achieved before. In all the police councils there will be enough people. We are talking about at least 19 people. Speaking of the merger operations in Brussels that one could ever carry out, one should be well aware that the current police zones are the forespeak of possible mergers. We realize the direct election of the Flemish parliamentarians in Brussels and we succeed in establishing the bond between Flanders and Brussels, through the mechanism of the five additional persons in the VGC. We will ensure that a majority in Brussels is not only based on the Brussels outcome, but that the Flemish voter will also have an impact on the governance of Brussels.
I think this is perfectly in line with the long-term project for Flanders. The Flamings have gone for guarantees regarding the presence of the Flamings in the Capital Council. We got this inside. The Flamings have requested measures in the transfer of the municipal law. We got this inside. The Flamings have requested the fulfillment of the promise regarding the Flemish presence in the police councils. We got this inside. Their
It is correct that we had to replace a bit of funding for this. However, the funding is much smaller than what, according to the studies carried out on behalf of Brussels, is necessary to prevent financial suffocation. It is correct that avoiding blocking the institutions is a bit of surrealism. This was a priority of the French speakers. We have used this mechanism to realize the connection between Flanders and Brussels. In this way, we have taken out of the Brussels Agreement what could be done.
Finally, I would like to consider some often heard arguments. It is often referred to Flemish resolutions. What is the content of the resolutions of the Flemish Parliament? The content is neither more nor less than those points on which a consensus could be reached on the Flemish side. These are those points that the various Flemish parties have accepted as the maximum common program. We fulfill a significant part of these requirements. We continue to strive to realize the rest as well. We will put the points that have not yet been achieved on the agenda again. Who thinks that the points on which the Flemish parties had reached a maximum consensus have just descended from the sky and should not be hard negotiated with the French speakers, dreams!
They are embarrassed by cooperation agreements. Cooperation agreements are the result of the logic of our model. Our model is confederate in its construction. Decrees and laws are placed on the same foot. In other federal states this principle does not exist. There is the rule “Bundesrecht bricht Landesrecht”. All conflicts are resolved at the federal level. This country is not in this way. Those who criticize the existence of cooperation agreements should dare to acknowledge that these agreements are a consequence of the confederate construction of our state structure.
Colleagues, the present agreements, including those elements that are important and can still be realized but are not included in this draft, such as the government agreements on Delcredere and Finexco and the police arrangement – a problem that has not been sufficiently clarified – constitute the package approved by the People’s Union. That is the package that I defend on this tribune. That is the package that I am ready to approve tomorrow.
When one is key to this package, one must be well aware—without wanting to go into all kinds of cowboy stories—that the balance and balances as they are set up cannot be disturbed.
Whoever thinks that if one should address the questions that Mr. Poncelet has put very strongly on this tribune, the whole VU faction will without delay approve the agreement, is mistaken. My party has committed to a clear package. Amendments to this package should not disturb the balance, otherwise there will be no majority.
#5
Official text
Monsieur le président, messieurs les ministres, chers collègues, comme l'a rappelé M. Poncelet tout à l'heure, Saint-Polycarpe fut à la fois évêque et martyr. Mais j'ose croire qu'il ne sera pas martyrisé une nouvelle fois à la Chambre des représentants.
Bien au contraire, je souhaiterais plaider pour qu'il survive, ce qui serait favorable à l'ensemble des Belges, du Nord, du Sud et du centre du pays, car je reste convaincu que ces accords sont bel et bien équilibrés.
S'il est vrai que certaines concessions faites peuvent énerver les susceptibilités des uns et des autres, c'est le lot de tout compromis. Quelles sont les raisons pour lesquelles ces accords constituent, aux yeux du PS, de bons accords?
Tout d'abord, le refinancement de la Communauté française peut être assuré. C'est pour nous la raison majeure de l'adoption et de notre soutien à ces textes. Ce n'est d'ailleurs un secret pour personne, la Communauté française de Belgique ne se porte pas bien. Sa situation financière est bien connue. Cette situation complexe d'ailleurs pour le monde de l'éducation, de la culture, au niveau social également, a obligé les francophones à revoir leur point de vue, très radical encore il y a quelques années, quant aux revendications flamandes formulées à propos de la régionalisation de certains impôts.
L'essentiel, toutefois, pour la Communauté française, est de trouver une solution pour l'équilibre financier à moyen et long terme. Les années 2002 et 2003 seront encore financièrement et budgétairement difficiles, mais l'équilibre sera atteint en 2004. Dans les années qui suivront, la Communauté française bénéficiera d'un budget normal, ce qui lui permettra enfin de mener des politiques dignes de ce nom en matière d'enseignement, de culture, d'aide à la jeunesse, aux personnes et de soins de santé.
A défaut d'adoption de ces accords, nous devrions, en Communauté française, faire face à un véritable cataclysme pour tous les francophones et a fortiori pour l'ensemble des Belges. J'y reviendrai.
Certes, si nous devons encore faire preuve de patience pendant quelques années, l'avantage de cet accord est qu'il offre de réelles perspectives d'avenir et que le financement futur de la Communauté française sera structurel. C'est évidemment une garantie essentielle pour le Parti socialiste. Et si 2004 peut être considérée comme l'année pivot du désendettement, les montants qui seront obtenus dans les années suivantes seront exponentiels.
Ainsi, au lieu de jouer à l'infirmière qui soulage le malade, la Communauté française sera non seulement guérie, mais à terme bien portante et des politiques sérieuses pourront être menées dans l'ensemble des matières communautaires.
Ensuite, la Communauté flamande n'y perd pas. Elle y gagne aussi. Je pense que sur ce point, l'exposé que vient de faire M. Borginon était assez démonstratif à ce propos. Le refinancement des communautés aussi bien flamande que française est d'autant plus indispensable que les lois de financement de 1989 ont rapidement montré leur insuffisance et ce, malgré les adaptations de la Saint-Quentin et de la Saint-Eloi.
Comme l'a dit précédemment mon collègue, M. Bacquelaine, chaque communauté a, en effet, intérêt à ce que des moyens soient dégagés dans les matières qui lui ont été déléguées il y a une vingtaine d'années. De même, plusieurs collègues néerlandophones ont affirmé que l'instauration d'un nouveau mécanisme de financement est logique et indispensable.
Ainsi, M. Tavernier a déclaré en commission qu'il ne faut pas perdre de vue que la Communauté flamande a, elle aussi, besoin de moyens pour continuer à exercer ses compétences et, comme M. Dirk Van der Maelen, je pense que le gouvernement a trouvé un bon équilibre entre quatre défis importants: les soins de santé, l'enseignement, la dette publique et le vieillissement de la population.
Bref, si la Communauté française a besoin d'argent et si ces accords lui permettent d'avoir rapidement une bouffée d'oxygène d'abord, un second souffle ensuite, il ne faut pas oublier que la Communauté flamande est, elle aussi, refinancée et bel et bien oxygénée. Qui en douterait encore après les déclarations de M. Borginon à cette tribune?
Troisième raison de voter ce texte: la régionalisation d'une partie de la fiscalité. Cet argent dont la Communauté française a tant besoin ne sera pas versé sans contre-partie pour le Nord du pays; nous le savons. M. Poncelet a raison à cet égard. Très longtemps, nous nous sommes opposés à l'exigence flamande qui demandait davantage d'autonomie fiscale. Il est vrai que devant les besoins de la Communauté française, les francophones ont été contraints d'accepter davantage d'autonomie fiscale pour les régions. Il ne nous paraît en tout cas pas anormal que des impôts, déjà appelés 'impôts régionaux', soient établis et recouvrés par la région compétente. Mais ce transfert des impôts régionaux s'opérera dans le respect de trois conditions.
Tout d'abord, l'autorité fédérale devra recevoir une compensation pour la perte de revenus qu'elle subira.
Deuxièmement, des mesures d'accompagnement seront prises le cas échéant, pour éviter le risque de compétition fiscale, de migration fiscale, de délocalisation et de concurrence fiscale malsaine entre les diverses autorités.
Troisièmement, de même au niveau de l'impôt des personnes physiques, l'actuelle loi spéciale de financement s'est avérée trop obscure et les limites en seront désormais mieux définies.
En conclusion, le groupe socialiste votera ces accords. Il en va non seulement de l'avenir de la Communauté française, mais aussi de la Communauté flamande, le projet ayant prévu des modalités équilibrées. Enfin, la régionalisation de certains impôts, si elle est acceptée, l'est dans des conditions et limites qui évitent tout risque de concurrence fiscale effrénée. Dès lors, les exigences tant des néerlandophones que des francophones sont rencontrées.
Par ailleurs, nous avons une responsabilité extrêmement lourde à assumer. Car si ce projet n'est pas voté, l'avenir de toute la population de notre pays est en jeu. Le moment est historique. C'est la raison pour laquelle je me permets de m'adresser à nos collègues sociaux-chrétiens, en insistant sur l'avenir de celles et ceux dont, à nos côtés, ils ont la charge.
Quand l'avenir de la Communauté française est en jeu, quand tout le monde de l'éducation - de la petite enfance à l'université - est en cause, lorsqu'on sait ce que peut être l'importance de l'éducation dans le développement de la société, lorsqu'on connaît la nécessité des politiques sociales et culturelles, quand on ne peut perdre de vue que la Communauté française concerne tous les francophones de Bruxelles et de Wallonie, alors le devoir de l'homme et de la femme politique est de transcender les querelles politiciennes classiques et les conflits habituels entre majorité et opposition.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker In Poncelet, Saint Polycarpe was both bishop and martyr. But I dare believe that he will not be martyred again in the House of Representatives.
On the contrary, I would like to advocate for it to survive, which would be favorable to the whole of the Belgians, of the North, of the South and of the center of the country, because I remain convinced that these agreements are indeed balanced.
If it is true that certain concessions made can irritate the susceptibilities of one and another, that is the lot of any compromise. What are the reasons why these agreements are, in the eyes of the PS, good agreements?
First, the refinancing of the French Community can be ensured. This is for us the main reason for the adoption and our support of these texts. This is not a secret to anyone, the French Community of Belgium is not doing well. His financial situation is well known. This complex situation for the world of education, culture, at the social level too, forced French speakers to re-evaluate their point of view, very radical even a few years ago, regarding the Flemish claims made about the regionalization of certain taxes. by
The main thing, however, for the French Community, is to find a solution for the medium and long-term financial balance. The years 2002 and 2003 will still be financially and budgetarily difficult, but the balance will be reached in 2004. In the years to come, the French Community will benefit from a normal budget, which will finally allow it to conduct policies worthy of that name in the fields of education, culture, assistance to youth, people and health care. by
In the absence of adoption of these agreements, we should, in the French Community, face a real cataclysm for all French speakers and a fortiori for all Belgians. I will come back.
Certainly, if we still have to show patience for a few years, the advantage of this agreement is that it offers real prospects for the future and that the future financing of the French Community will be structural. This is, of course, an essential guarantee for the Socialist Party. And if 2004 can be considered as the pivotal year of debt discharge, the amounts that will be obtained in subsequent years will be exponential.
Thus, instead of playing the nurse who relieves the sick, the French Community will not only be healed, but in the long run and serious policies can be carried out in all Community matters.
The Flemish community does not lose. She also wins. On this point, I think, the exhibition that Mr. Borginon was quite demonstrative in this regard. The refinancing of both Flemish and French communities is all the more indispensable as the financing laws of 1989 quickly showed their insufficiency, despite the adaptations of the Saint-Quentin and Saint-Eloi.
As previously stated, Mr. Bacquelaine, each community has, indeed, an interest in that resources be released in the subjects that were delegated to it about twenty years ago. Similarly, several Dutch-speaking colleagues have stated that the establishment of a new funding mechanism is logical and indispensable. by
Thus, Mr. Tavernier said in a committee that it should not be lost from the eye that the Flemish Community, too, needs the means to continue to exercise its competences and, like Mr. Dirk Van der Maelen, I think the government has found a good balance between four major challenges: healthcare, education, public debt and aging population.
In short, if the French Community needs money and if these agreements allow it to quickly have an oxygen blow first, a second breath then, we must not forget that the Flemish Community is, too, refinanced and indeed oxygenized. Who would doubt this after the statement. Are you in this tribune?
The third reason for voting this text: the regionalization of part of the taxation. This money, which the French Community so needs, will not be paid without compensation for the North of the country; we know it. by Mr. Poncelet is right in this regard. For a very long time, we have been opposed to the Flemish requirement that demanded more tax autonomy. It is true that in the face of the needs of the French Community, French speakers were forced to accept more tax autonomy for the regions. In any case, it does not seem to us abnormal that taxes, already known as ‘regional taxes’, are established and collected by the competent region. However, this transfer of regional taxes will be carried out in compliance with three conditions. by
First, the federal authority will have to receive compensation for the loss of income it will suffer. by
Second, accompanying measures will be taken where necessary, to avoid the risk of tax competition, tax migration, relocation and unhealthy tax competition between the various authorities. by
Thirdly, in the field of personal tax, the current special funding law has proved too obscure and its limits will now be better defined. by
In conclusion, the Socialist Group will vote on these agreements. This concerns not only the future of the French Community, but also the Flemish Community, the project having provided balanced modalities. Finally, the regionalization of certain taxes, if it is accepted, is so under conditions and limits that avoid any risk of unrestricted tax competition. Therefore, the demands of both Dutch and French speakers are met. by
We have an extremely heavy responsibility to assume. If this project is not voted, the future of the entire population of our country is at stake. The moment is historic. That is why I allow myself to address our social-Christian colleagues, insisting on the future of those and those whose, alongside us, they have the burden. by
When the future of the French Community is at stake, when everyone in education – from early childhood to university – is at stake, when one knows what the importance of education may be in the development of society, when one knows the necessity of social and cultural policies, when one cannot lose sight of that the French Community concerns all French speakers in Brussels and Wallonia, then the duty of the politician and the politician is to transcend the classical political quarrels and the usual conflicts between majority and opposition.
#6
Official text
Vous auriez alors au moins pu nous inviter aux négociations.
Translated text
At least you could have invited us to negotiate.
#7
Official text
Vous savez que les négociations et les discussions sont toujours en cours. Et en politique, on ne doit pas dire "toujours" ni "jamais"; vous le savez bien.
Translated text
You know that negotiations and discussions are still ongoing. And in politics, you should not say “always” or “never”; you know it well.
#8
Official text
J'ai déjà entendu dire cela pour autre chose, monsieur Eerdekens. En politique, c'est comme en amour.
Translated text
I have heard this for something else, Mr. Eerdekens. In politics, it is like in love.
#9
Official text
Mais certains sont peut-être plus experts en amour qu'en politique.
Translated text
But some may be more experts in love than in politics.
#10
Official text
De qui parlez-vous, monsieur Eerdekens?
Translated text
Who are you talking about, Mr. Eerdekens?
#11
Official text
Je laisse à chacun le soin de le deviner.
Certes, comme dans tout compromis, chacun pourrait y voir des raisons de n'être pas satisfait, nous y compris. Cet accord est en effet complexe dès lors qu'il demande une adhésion au Nord, au Sud et au centre et que l'on doit réunir une majorité des deux tiers.
Le réalisme commande cependant de ne pas rater cette occasion historique d'assurer de façon convenable le financement de nos communautés, et plus particulièrement pour nous, francophones de la Communauté française de Belgique. C'est d'ailleurs ce que souhaite une immense majorité de la population francophone de Belgique.
En ce qui concerne le PS, celui-ci ne faillira pas à son devoir et votera ces accords, comme nous voterons ultérieurement le texte que le Sénat se prépare à adopter.
Il nous reste à espérer que ces textes passeront la rampe des deux tiers au Sénat mais bien sûr également à la Chambre, où c'est effectivement plus difficile. Je tiens à rappeler à mes collègues du PSC, avec lesquels nous avons antérieurement collaboré loyalement à l'exercice du pouvoir et que je sais être fermement attachés au maintien de l'existence de la Belgique dans une structure fédérale, qu'ils sont comme nous et comme d'autres francophones appelés également à assumer une grande responsabilité.
Le "Vers l'Avenir" de ce 29 mai 2001 reprend les termes du président du CVP, M. De Clerck, affirmant que les votes des accords du Lambermont et notamment de leur volet "refinancement des communautés" figera les structures de l'Etat pendant des années. Le message du CVP est très clair.
Mes chers collègues, si ce qui vous est proposé n'est pas accepté, la Belgique entrera à nouveau dans une spirale de nouvelles surenchères communautaires qui peuvent laisser présager le pire pour l'avenir du pays et susciter dans l'immédiat un désastre pour la population que nous sommes censés défendre. Je ne puis imaginer que le sens des responsabilités qui doit nous guider tous, ne l'emportera pas sur les sentiments mitigés que nous pouvons avoir les uns et les autres, à tort ou à raison.
Pour cette raison, avec conviction, tous les députés socialistes voteront ce texte.
Translated text
I leave everyone to guess.
Of course, as in any compromise, everyone could see reasons for not being satisfied, including us. This agreement is in fact complex since it requires accession to the North, South and the center and requires a two-thirds majority.
Realism, however, commands not to miss this historical opportunity to properly secure the financing of our communities, and more ⁇ for us, French speakers of the French Community of Belgium. This is what the vast majority of the French-speaking population in Belgium wants.
As for the PS, it will not fail to do its duty and will vote on these agreements, as we will later vote on the text that the Senate is preparing to adopt.
It remains to us to hope that these texts will pass the ramp of two-thirds in the Senate but of course also in the House, where it is actually more difficult. I would like to remind my PSC colleagues, with whom we have previously worked loyally in the exercise of power and that I know that I am firmly committed to ⁇ ining the existence of Belgium in a federal structure, that they are like us and like other French speakers also called to assume a great responsibility. by
The "To the Future" of this 29 May 2001 reads the words of the Chairman of the CVP, Mr. De Clerck, asserting that the votes of the Lambermont agreements and in particular of their component "refinancing of communities" will fix the state structures for years. The message of the CVP is very clear. by
My dear colleagues, if what you are proposing is not accepted, Belgium will once again enter a spiral of new community surcharges that can let predict the worst for the future of the country and immediately trigger a disaster for the population that we are supposed to defend. I can’t imagine that the sense of responsibility that should guide us all will not overcome the mixed feelings that we can have each other, wrongly or rightly. by
For this reason, with conviction, all Socialist deputies will vote on this text.
#12
Official text
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, er is naar mijn oordeel tot nu toe in het debat één heel belangrijk politiek feit totaal onbelicht gebleven, namelijk de afwezigheid van eerste minister Guy Verhofstadt in deze kamer. Wij staan 24 uren voor wat normaal een cruciale stemming is, over wat door diezelfde Verhofstadt een definitieve staatshervorming werd genoemd, die voor eens en altijd komaf zou maken met de communautaire problemen in dit land. Op dat ogenblik zien wij dat de eerste minister zich, in de Senaat noch in de Kamer, verwaardigt om aanwezig te zijn.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het moet dus wel zijn dat het eindresultaat dat hier op tafel ligt en dat zoveel argwaan, zoveel scepsis losweekt bij heel wat fracties, ook bij collega's uit de meerderheid, mijlenver staat van hetgeen Guy Verhofstadt voor ogen had toen hij sprak over de definitieve staatshervorming `à la Verhofstadt", die eens en voor altijd vanuit een breuk met het verleden op een nieuwe manier de communautaire problemen in dit land zou oplossen.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Ministers, Mr. Colleagues, I believe that one very important political fact has so far remained completely undisclosed in the debate, namely the absence of Prime Minister Guy Verhofstadt in this Chamber. We stand 24 hours before what is normally a crucial vote, about what was called by that same Verhofstadt a definitive state reform, which would solve once and for all the community problems in this country. At that moment, we see that the Prime Minister, neither in the Senate nor in the Chamber, deserves to be present. Their
Mr. Speaker, colleagues, it must therefore be that the final result that lies here on the table and that so much suspicion, so much skepticism unleashes in so many groups, even among colleagues from the majority, is a mile from what Guy Verhofstadt had in mind when he talked about the definitive state reform `à la Verhofstadt', which would once and for all from a break with the past in a new way solve the community problems in this country.
#13
Official text
De heer Coveliers vraagt en krijgt het woord.
Translated text
Mr Coveliers asks and gets the word.
#14
Official text
Mijnheer de voorzitter, mag ik aan de heer Leterme vragen of ik die logica mag doortrekken? Geldt ook voor andere personen, die hier niet aanwezig zijn en die belangrijke functies vervullen in bepaalde politieke partijen, de redenering dat ze mijlenver afstaan van wat hier gezegd wordt door de mensen die hen vertegenwoordigen?
Translated text
Mr. Speaker, can I ask Mr. Leterme if I can follow this logic? Does the reasoning that other persons, who are not present here and who perform important functions in certain political parties, also apply to the reasoning that they are miles away from what is said here by the people who represent them?
#15
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik heb nog nooit meegemaakt dat een eerste minister niet aanwezig was op zo'n belangrijke vergadering.
Translated text
Mr. Speaker, I have never experienced that a prime minister was not present at such an important meeting.
#16
Official text
Collega Coveliers, dit is een belachelijk argument. Wij stellen vast vanuit de oppositie - en trouwens ook het publiek kan dit vaststellen - dat de eerste minister gedurende de hele procedure in de Senaat en in de Kamer nog geen minuut, nog geen seconde aanwezig is geweest. Dit is de bespreking in plenaire vergadering, 24 uren voor de eindstemming over één van de twee of drie belangrijke projecten van deze legislatuur, waar hij in zo'n bevlogen woorden over sprak.
Translated text
Colleague Coveliers, this is a ridiculous argument. We assert from the opposition – and, by the way, the public can also assert this – that the Prime Minister has been present during the whole procedure in the Senate and in the House not a minute, not a second. This is the discussion in the plenary session, 24 hours before the final vote on one of the two or three major projects of this legislature, which he talked about in such crowded words.
#17
Official text
Mijnheer Leterme dit is manifest incorrect. Inderdaad, in de vorige regering had de heer Dehaene de portefeuille van Institutionele Hervormingen. In deze regering heeft de eerste minister die portefeuille niet. In deze regering zijn dat andere ministers en die ministers zijn hier aanwezig. Dus ik vind uw opmerking totaal ten onrechte.
Translated text
Mr. Leterme this is manifestly incorrect. Indeed, in the previous government Mr. Dehaene had the portfolio of Institutional Reforms. In this government, the Prime Minister does not have that portfolio. In this government, that other ministers and those ministers are present here. So I find your comment completely wrong.
#18
Official text
Mijnheer Coveliers, ik kan begrijpen dat deze opmerking pijn doet, maar er is één realiteit: hij is als de kapitein van een schip, als de leider van een ploeg, en als voor die ploeg één van de belangrijkste projecten van de hele legislatuur op tafel ligt, dan zijn er geen excuses meer, dan komt de eerste minister en is hij aanwezig. Trouwens, hem kennende, mocht er iets positiefs zijn aan dit project, aan deze bijzondere ontwerpen, dan zou hij de eerste geweest zijn om het dividend ervan binnen te halen.
Nu, om de afwezigheid van de eerste minister te compenseren zal ik zo vrij zijn om enkele citaten van hem ten beste te brengen. Eerste citaat: "België is op sterven na dood. Dat is het resultaat van de tientallen communautaire en institutionele compromissen en politieke koopjes die sinds 1970 werden gesloten". Een tweede citaat luidt: "De hervorming van onze instellingen moet radicaal worden overgedaan en totaal anders worden aangepakt. In plaats van steeds maar nieuwe communautaire compromissen te bedenken naar aanleiding van de vorming van een of andere regering, waarbij we verder bouwen op de manke instellingen waar we sedert 1970 mee zitten, moet er een geheel nieuwe staatshervorming komen". Voorts schreef hij: "Een echte, authentieke, doorzichtige federale staat betekent ook dat elk bestuursniveau zijn eigen inkomsten int en zijn deel van de schuld draagt. Er kan niet langer sprake zijn van dotaties, toegewezen inkomsten of te ristorneren belastingen, zoals nu gebruikelijk is. In een echte federale staat beheert elk van de bestuursniveaus zelf zijn eigen belastingmateries". Ik lees u een vierde citaat van Guy Verhofstadt: "Een echte, authentieke, doorzichtige federale staat, ten slotte, maakt elk van de deelgebieden bevoegd voor een goed afgebakend en welomlijnd grondgebied. In dat verband dringt zich de vraag op of in de plaats van de elkaar overlappende gemeenschappen, gewesten en taalgebieden, we niet beter zouden streven naar vier duidelijk afgescheiden deelgebieden, Vlaanderen, Wallonië, BrusselHoofdstad en het Duitstalige deelgebied, waarbij de faciliteiten definitief zouden verdwijnen". Voor wie het vergeten is, de citaten heb ik gehaald uit het tweede Burgermanifest.
Enkele jaren terug schreef dezelfde auteur in een boek getiteld "De Belgische Ziekte" - een boek dat lange tijd in de categorie non-fictie hoge toppen heeft gescheerd, maar beter was ingedeeld in de categorie fictie, wanneer we zien wat nu gerealiseerd wordt — het volgende: "Het is de hoogste tijd dat ook uitgebreide bevoegdheden inzake sociale zekerheid en, nog belangrijker, fiscale autonomie aan Vlaanderen en de andere deelgebieden worden toegekend". De auteur van die geschriften, die nu eerste minister is en heeft aangekondigd dat een van de kroonstukken van zijn regeerprogramma de definitieve staatshervorming is die op zijn initiatief met nieuwe methodes zal worden tot stand gebracht en die voor eens en voor altijd komaf met onze communautaire problemen zal maken, die man verbergt zich nu, niet in de wandelgangen, maar in huizen hier ver vandaan om in de coulissen te marchanderen.
Dames en heren, aan de hand van dergelijke uitspraken heeft de VLD de voorbije tien tot vijftien jaar geprobeerd zich een imago van radicale Vlaamse partij aan te meten. De Vlamingen waren van de liberalen zo'n taal niet gewend. Inderdaad, de PVV hield niet van het federalisme, maar wel van het unitarisme. Daarom had ze trouwens in Vlaanderen de bijnaam Pest Voor Vlaanderen. Met de omvorming van PVV tot VLD en met Verhofstadt aan het roer leek het erop dat de liberalen hun liefde voor het unitarisme hadden afgezworen en dat ze een echte Vlaamse partij geworden waren. Omdat opvattingen en standpunten kunnen evolueren, gunde de Vlaamse publieke opinie een aantal jaren na mekaar Verhofstadt het voordeel van de twijfel.
Nog aan het einde van de vorige legislatuur konden wij er getuige van zijn dat bij de verklaring tot herziening van de Grondwet de VLD zich voorstander toonde van een uitgebreide verklaring tot herziening van de Grondwet om de uitvoering te verzekeren van de resoluties van het Vlaams Parlement over de staatshervorming en standpunten innam die lijnrecht stonden op de standpunten van de Franstalige liberalen, onder meer inzake de regionalisering van de gemeente- en provinciewet. Op dat moment — dat is nu iets meer dan twee jaar geleden — dachten de Vlamingen dat met Verhofstadt en de VLD een nieuwe bondgenoot was opgestaan om effectief de federale staat verder te verdiepen.
Na de verkiezingen van 13 juni 1999 smolt deze hoop echter als sneeuw voor de zon. In het regeerakkoord dat als cement moest dienen voor de nieuwe 'dioxineregering', de 'anti-CVPregering', bleek al gauw dat de heer Verhofstadt bereid was immense toegevingen aan de Franstaligen te doen, enkel en alleen om zelf eindelijk eerste minister te kunnen worden. Het regeerakkoord was het resultaat van een politieke deal zonder voorgaande. Zonder die deal was de huidige paarsgroene coalitie, dit vreemdsoortig verschijnsel van eerste minister Verhofstadt, nooit tot stand gekomen.
Collega's, de heer Verhofstadt heeft tijdens de regeringsonderhandelingen van juni en juli 1999 gedaan wat Dehaene, Van Rompuy en anderen, en samen met hen de CVP, voordien weigerden te doen, met name de Vlamingen eenvoudigweg laten betalen om de financiële problemen van het Franstalig onderwijs voorlopig op te lossen. Achteraf beschouwd kan die houding van de heer Verhofstadt ons niet verbazen. Het was immers diezelfde heer Verhofstadt die tien jaar eerder, in 1991, al pogingen had ondernomen om een paarse regering tot stand te brengen. Ook toen was hij onmiddellijk bereid om als prijs voor het premierschap tegemoet te komen aan de eisen van de Franstaligen. Verhofstadt beloofde toen in de regeringsgesprekken zelfs voorschotten op een algehele herziening van de financieringswet. Dank zij de standvastigheid van sommigen is dit gelukkig niet kunnen doorgaan.
In 1991 kon men al weten waartoe de heer Verhofstadt bereid was. Toch hebben sommigen, ook collega's uit dit halfrond, hem in 1999 opnieuw hetzelfde laten doen, met het succes dat we intussen kennen. Reeds tijdens de regeringsonderhandelingen in de zomer van 1999 beloofde de heer Verhofstadt 2,4 miljard frank extra voor de financiering van het Franstalig onderwijs. Toen dook op wat men intussen de 'methode-Verhofstadt' is gaan noemen, namelijk aan de enen A zeggen, en aan de anderen B, en intussen tijd winnen. Verhofstadt ontkende aanvankelijk zijn beloften staalhard tegenover de Nederlandstalige pers. De Franstaligen die bij de regeringsvorming betrokken waren, konden echter hun grote tevredenheid over de toezeggingen begrijpelijkerwijze niet verborgen houden. Zij maakten de toezeggingen aan het Franstalig onderwijs, voor een bedrag van 2,4 miljard frank in een eerste fase, vrij snel bekend. Minister Michel, staatssecretaris Deleuze en fractieleider Eerdekens bevestigden allemaal wat de heer Verhofstadt op datzelfde moment ontkende. De geloofwaardigheid van de eerste minister — die hier vandaag overigens afwezig is — kreeg toen reeds een eerste ferme deuk. Toch deed de eerste minister ongestoord verder alsof er niets aan de hand was. In de Kamer poneerde de eerste minister, zowel in het investituurdebat als in het debat over de beleidsverklaring in oktober 1999, dat zijn regering voor de definitieve oplossing van de communautaire problemen de zo vermaledijde oude politieke cultuur niet zou toepassen: "geen onduidelijke compromissen, geen compensaties, geen wafelijzerpolitiek." Ik citeer letterlijk de woorden van de eerste minister tijdens het debat over zijn beleidsverklaring in oktober 1999: "Meestal wordt er - voor de communautaire problemen - een oplossing gevonden die de federale overheid meer geld kost. Zo gebeurde dit in het verleden. Zo kwamen alle communautaire akkoorden tot stand. Welnu, het feit dat deze regering het wafelijzer niet uithaalt, is een breuk op zich. Wij passen de wafelijzerpolitiek niet meer toe. Wij hanteren de objectiviteit. Gedaan met blokkeringen. Gedaan met koppelingen. Gedaan met onhaalbare termijnen."
Ik denk dat we heel ver in de politieke geschiedenis van dit land moeten teruggaan om een eerste minister te vinden bij wie het verschil tussen woord en daad zo groot is als bij de eerste minister van deze regering, de heer Verhofstadt. Dat bewijzen het woord van het investituurdebat, het woord van de politieke programma's, het woord van de verklaringen in de media, zijn daden die nauwelijks nog daden zijn en zijn afwezigheid hier in de Kamer. Van het pleidooi voor een nieuwe organisatie van de Staat, beschreven in de burgermanifesten en andere geschriften, blijft niets meer over.
Dezelfde pagina's waaruit ik al eerder heb geciteerd, vermelden ook dat toenmalig Guy Verhofstadt onderstreepte dat er wat hem betrof bij een nieuwe staatshervorming niet langer sprake kon zijn van dotaties voor de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, want "dotaties staan haaks op de beginselen van een echte federale staat". Het is dan ook bijzonder pijnlijk dat het eerste echte artikel van het ontwerp dat wij nu bespreken — het artikel over de bevoegdheidsverdeling buiten beschouwing gelaten — juist voorziet in een nieuwe dotatie ter compensatie van het kijk- en luistergeld.
De eerste minister, collega's, die een einde zou maken aan het consumptiefederalisme betonneert het consumptiefederalisme in dit ontwerp. Het beginsel "no taxation without representation", dat wil dat de burger weet dat hij betaalt voor het beleid dat zijn regering voert en waarover hij beslist, wordt verder verlaten. Het democratisch deficit neemt verder toe. Het akkoord bestendigt en versterkt de logica van de financiering van de deelstaten door dotaties. Nochtans was voor het eerst in een zeer lange periode het sociaaleconomisch en institutioneel klimaat in Vlaanderen rijp voor een pleidooi, voor acties en voor een ware vooruitgang van de echte fiscale autonomie.
In het ontwerp dat voorligt is van enige echte fiscale verantwoordelijkheid van de Gemeenschappen en de Gewesten voor hun beleid evenwel totaal geen sprake. Bovendien is de zeer beperkte fiscale autonomie die is ingeschreven, ook nog eens op een betuttelende wijze georganiseerd. Er is in geen enkele bevoegdheid voorzien voor de vennootschapsbelasting en de gewestelijke belastingen. Zij blijven in de financieringswet ingebed. De fiscale autonomie wordt ingekapseld in tal van procedurele en voor interpretatie en politiek misbruik vatbare beperkingen. De verdeling van de bijkomende middelen, die uiteraard voor het grootste deel van de Vlaamse belastingbetaler komen, wordt slechts heel geleidelijk over de jaren gespreid op basis van de lokalisatie van de opbrengsten. De heer Herman Van Rompuy, die betrokken is bij zovele voor Vlaanderen succesvolle communautaire onderhandelingen, heeft erop gewezen dat het akkoord bovendien zeer duur is. De kostprijs van het akkoord staat in een wanverhouding tegenover de nieuwe schaarse bevoegdheden. Ik zal het beeld van de Mercedes en de autoped niet usurperen, maar ik moet zeggen dat het een bijzonder goed gekozen beeld is. Voor een geringe overheveling van bevoegdheden wordt er effectief een bijzonder hoge prijs betaald. Vanaf 2002 tot 2020 wordt in stijgende lijn van 8 tot 200 miljard aan bijkomende middelen door de federale overheid overgeheveld naar de Gemeenschappen. Tegenover deze belangrijke extra financiering — het enige wat de Franstaligen interesseert — staan geen nieuwe bevoegdheden. De Gemeenschappen moeten overigens ook geen enkele politieke verantwoording afleggen voor de verwerving van deze middelen. De federale overheid daarentegen is de politieke verantwoordelijkheid aan zijn kiezers verschuldigd, al heeft zij niets te zeggen over de besteding daarvan. Als dit geen consumptiefederalisme is! Nochtans werd dit consumptiefederalisme illo tempore door Verhofstadt afgezworen.
De Lambermont-ontwerpen zijn politiek zeer onevenwichtig. Het is gisteren reeds door de heer Vandenberghe in de Senaat verwoord, alsmede door de heer Van Rompuy. Het is en blijft inderdaad zo. De herhaling is een goede wet van de pedagogie, voor zover pedagogie nog zou helpen bij deze meerderheid.
In elk geval, van Franstalige zijde werd meer geld geëist. Bovendien stelden de Franstaligen bij deze onderhandelingen de voorwaarden waaronder het geld mocht worden gegeven. Dat is de situatie waarin de koper, diegene die belang heeft bij de onderhandelingen, de prijs bepaalt waaraan hij wil kopen. Een aantal punten die in het Vlaamse Parlement aan de orde kwamen en die ook in het verkiezingsprogramma van bijvoorbeeld de partij van eerste minister Verhofstadt stonden inzake sociale zekerheid, gezondheidszorg, kinderbijslag en financiële solidariteit, bleken alras a priori onbespreekbaar te zijn. Er ontstond dan ook een zeer merkwaardige paradox. De Franse gemeenschap was vragende partij en was dank zij de standvastigheid van de laatste acht, negen jaar in deze positie gehouden. Nu kreeg de Franse gemeenschap echter de kans om voorwaarden te stellen waaronder aan haar voorwaarden tegemoet kon worden gekomen. Wat aan bevoegdheden wordt overgedragen, komt immers tegemoet aan de Waalse eisen. Vlaanderen betaalt voor wat de andere onderhandelingspartner wenste en kreeg.
Een andere kritiek die nog niet aan bod is gekomen is dat de organisatie van onze staat in plaats van transparanter en doorzichtiger — zoals dat door een jongere Verhofstadt werd gewild — nog ingewikkelder wordt. Dit punt kwam alleen op een andere manier aan bod tijdens de uiteenzetting van de heer Borginon. Er zijn een twintigtal samenwerkingsakkoorden nodig om Lambermont te kunnen doen werken, met telkens wederzijds blokkeringmogelijkheden. Ook vandaag is er binnen de meerderheid — plus de buitenboordmotor van de Volksunie die slechts op halve kracht werkt — nog onduidelijkheid over de precieze interpretatie en inhoud van deze samenwerkingsakkoorden. Daarenboven regelen de samenwerkingsakkoorden materies die normaliter — als men de Raad van State en de Grondwet au sérieux zou nemen — het voorwerp zouden dienen uit te maken van een bijzondere wet. Ze vallen dus zeker buiten het toepassingsgebied van artikel 92bis van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen. Deze samenwerkingsakkoorden zijn dan ook juridisch aanvechtbaar. Dat wil ik duidelijk stellen, ook tegenover de collega's van de Volksunie.
Collega's, de vorige vier staatshervormingen volgden een bepaalde logica. De vorige staatshervormingen verwoordden een vergelijk tussen België en de gemeenschappen en gewesten. Tussen deze beleidsniveaus bestaat een zeker politieke evenwicht. Met dit akkoord wordt definitief een einde gemaakt aan dit politiek evenwicht. Dit akkoord stapt definitief af van het Vlaamse streven naar een opbouw van het federale België op basis van de gemeenschappen. Het onderschrijft dus volledig het uitgangspunt van het Franstalig federalisme op basis van drie gewesten. Dit komt onder meer tot uiting in de regel dat alleen de gewesten een exclusieve zij het zeer beperkte fiscale autonomie bekomen. De regionalisering van de gemeenten gebeurt via de gewesten, ook in Brussel. Door die drieledigheid verliest Vlaanderen elke inspraak in de bestuurlijke organisatie van zijn hoofdstad.
Een eerste belangrijke vaststelling is de afwezigheid van de eerste minister, wellicht uit eerlijke schaamte, bij de bespreking van wat één van de kroonstukken moest worden van zijn legislatuur. Een tweede vaststelling is dat wat nu voorligt in schril contrast staat tot wat ooit door Verhofstadt in onder andere de burgermanifesten werd aangekondigd, tot het programma waarmee de VLD naar de verkiezingen is gegaan en uiteraard ook tot de resolutie van het Vlaamse Parlement. Aan deze twee politieke vaststellingen die totnogtoe onvoldoende werden onderstreept wil ik nog een derde toevoegen. In de komende weken en maanden zullen wij in de bevoegde commissies, in de Kamer en in het openbaar voldoende gelegenheid hebben om bepaalde dossiers te belichten.
Op een ogenblik dat de meerderheid probeert middelen vrij te maken voor het Franstalig onderwijs, zou men vanuit die meerderheid minstens het lef moeten hebben om aan de Franstalige collega's te laten weten dat er eigenlijk nog een kleine factuur openstaat. Het gaat om de achterstallen aan de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid. Ik denk dat iedere hervorming van de instellingen in dit land, dat iedere goede dialoog tussen de gemeenschappen in dit land moet gebaseerd zijn op federale loyauteit. Welnu, hoe zou die loyauteit kunnen aanwezig zijn in een onderhandeling waarbij Vlaanderen onderhandelt met een Franstalige partner die het vertikt om te betalen wat verschuldigd is, die een schuld van meer dan vijf miljard bewust laat openstaan en de verschillende juridische stappen tot april 1999 laat gebeuren? Meer nog, een federale vice-eerste minister ziet een strafklacht op zich afkomen wegens het inhouden en niet doorstorten van verschuldigde RSZ-bijdragen. Vanuit Vlaanderen, vanuit de meerderheid heeft men niet eens het lef om te vragen de openstaande factuur te betalen vooraleer extra middelen toe te wijzen.
Bij ontstentenis van enig spoor in vroegere besprekingen, zowel in de Costa als op het niveau van de regering, wou ik dit dossier toch even vermelden, want ik vermoed dat wij het hierover de komende weken en maanden nog zullen hebben.
De tweede reden is het gebrek aan federale loyauteit en een stuk lankmoedigheid aan Vlaamse kant om dit dossier op tafel te leggen, zeker wanneer we — luidens de eerste minister — te maken hebben met een definitieve staatshervorming.
Ik herhaal: eerste belangrijk politiek feit is de afwezigheid van de eerste minister. Als we zien wat voorligt is dit begrijpelijk. Ten tweede, wat voorligt staat haaks op wat de jonge Verhofstadt en de VLD naar voren schoven.
Ten derde, men heeft niet eens het lef gehad een openstaande factuur te regelen nu men tegen 2020 200 miljard overhevelt voor het Franstalig onderwijs.
Translated text
Mr. Coveliers, I can understand that this comment hurts, but there is one reality: he is like the captain of a ship, as the leader of a squad, and if for that squad one of the most important projects of the entire legislature is on the table, then there are no more excuses, then the prime minister comes and he is present. By the way, knowing him, if there were anything positive about this project, these special designs, he would have been the first to collect the dividend.
Now, to compensate for the absence of the Prime Minister, I will be so free to make the best of some quotes from him. First quote: "Belgium is about dying after death. This is the result of the dozens of community and institutional compromises and political bargains that have been concluded since 1970.” A second quote reads: “The reform of our institutions must be radically transitioned and addressed completely differently. Instead of always thinking about new communal compromises following the formation of some government, in which we continue to build on the weak institutions we have been with since 1970, there must be an entirely new state reform.” “A real, authentic, transparent federal state also means that each level of government intents its own income and bears its share of debt. There can no longer be donations, allocated income or taxes to be restored, as is now customary. In a true federal state, each of the levels of government itself manages its own tax matters." I read you a fourth quote from Guy Verhofstadt: "A genuine, authentic, transparent federal state, finally, makes each of the subregions competent for a well-defined and well-defined territory. In this context, the question is whether instead of the overlapping communities, regions and language regions, we would not better seek four clearly separated subregions, Flanders, Wallonia, Brussels Capital and the German-speaking subregion, in which the facilities would definitively disappear. For those who have forgotten, I have taken the quotations from the second Burger Manifesto.
A few years ago, the same author wrote in a book titled "The Belgian Disease" - a book that has long been divided in the category of non-fiction, but was better classified in the category of fiction, when we see what is now being realized - the following: "It is high time that extended powers on social security and, more importantly, fiscal autonomy are also granted to Flanders and the other subregions". The author of those writings, who is now Prime Minister and has announced that one of the crowns of his government program is the final state reform that will be achieved on his initiative with new methods and that will once and for all resolve our community problems, that man is hiding now, not in the walkways, but in houses here far away to march in the backs.
Through such statements, the VLD has tried for the past ten to fifteen years to measure an image of a radical Flemish party. The Flamings were not used to such a language by the liberals. Indeed, the PVV did not like federalism, but rather unitarism. Therefore, in Flanders, she had the nickname Pest For Flanders. With the transformation of PVV into VLD and with Verhofstadt at the wheel, it seemed that the liberals had swear off their love for unitarism and that they had become a real Flemish party. Since opinions and views can evolve, the Flemish public opinion a few years later, Verhofstadt gained the advantage of the doubt.
Even at the end of the previous legislature, we were able to witness that in the declaration on the revision of the Constitution, the VLD supported an extensive declaration on the revision of the Constitution to ensure the implementation of the resolutions of the Flemish Parliament on the state reform and adopted positions that were in line with the positions of the French-speaking liberals, including on the regionalization of the municipal and provincial law. At that time — which is now a little more than two years ago — the Fleming believed that with Verhofstadt and the VLD a new ally had arisen to effectively deepen the federal state further.
However, after the elections of June 13, 1999, this hope melted like snow for the sun. In the government agreement that was to serve as cement for the new ‘dioxin government’, the ‘anti-CVPregering’, it soon turned out that Mr. Verhofstadt was willing to make immense concessions to the French speakers, only and only to be able to finally become Prime Minister himself. The government agreement was the result of an unprecedented political agreement. Without that deal, the current purple-green coalition, this strange phenomenon of Prime Minister Verhofstadt, would never have come into being.
Colleagues, Mr. Verhofstadt did during the government negotiations of June and July 1999 what Dehaene, Van Rompuy and others, and together with them the CVP, previously refused to do, in particular the Flemish simply have to pay to temporarily solve the financial problems of the French-speaking education. Looking backwards, this attitude of Mr. Verhofstadt cannot surprise us. After all, it was the same Mr. Verhofstadt who had already made attempts ten years earlier, in 1991, to establish a purple government. Even then he was immediately prepared to meet the demands of the French speakers as a prize for the premiere. At that time, Verhofstadt even promised in the government talks advances on a comprehensive revision of the Finance Act. Thanks to the determination of some, this fortunately cannot continue.
In 1991, we could already know what Mr. Verhofstadt was willing to do. Nevertheless, some, including colleagues from this hemisphere, have made him do the same again in 1999, with the success we know so far. Already during the government negotiations in the summer of 1999, Mr. Verhofstadt promised an additional 2.4 billion francs for the financing of French-speaking education. Then came what is now called the "Verhofstadt method", namely to the one say A, and to the other B, and in the meantime win time. Verhofstadt initially denied his promises to the Dutch-speaking press. The French speakers involved in the formation of government, however, could not conceal their great satisfaction with the promises. They announced the commitments to French-speaking education, worth 2.4 billion francs in an initial phase, quite quickly. Minister Michel, State Secretary Deleuze and group leader Eerdekens all confirmed what Mr Verhofstadt denied at the same time. The credibility of the prime minister — who is, by the way, absent here today — had already received a first firm deck at that time. Nevertheless, the prime minister continued uninterrupted as if nothing was happening. In the House, the Prime Minister pointed out, both in the investment debate and in the debate on the policy statement in October 1999, that his government would not apply the old political culture so cursed for the definitive solution of the community problems: "no unclear compromises, no compensations, no waffle iron policy." I literally quote the words of the Prime Minister during the debate on his policy statement in October 1999: "Most often - for the community problems - a solution is found that costs the federal government more money. This has happened in the past. In this way, all EU agreements were concluded. Well, the fact that this government does not extract the waffle iron is a break in itself. We are no longer applying the waffle iron policy. We use objectivity. Completed with blockages. Ended with links. With unattainable deadlines.”
I think we must go very far back in the political history of this country to find a prime minister with whom the difference between word and deed is as great as with the prime minister of this government, Mr. Verhofstadt. That is proved by the word of the investment debate, the word of the political programs, the word of the statements in the media, his actions that are hardly still acts and his absence here in the Chamber. Of the plea for a new organization of the State, described in the civil manifests and other writings, nothing remains.
The same pages from which I have cited earlier also mention that then Guy Verhofstadt emphasized that what concerned him in a new state reform could no longer be a question of dotations for the financing of the Communities and the Regions, because "donations are contrary to the principles of a true federal state". It is therefore ⁇ painful that the first actual article of the draft that we are discussing now — the article on the allocation of powers not taken into account — provides precisely for a new allocation to compensate for the viewing and listening fee.
The Prime Minister, colleagues, who would put an end to consumer deralism emphasizes the consumer deralism in this draft. The principle of "no taxation without representation", which means that the citizen knows that he is paying for the policies that his government conducts and over which he decides, is further abandoned. The democratic deficit is increasing. The agreement upholds and reinforces the logic of funding the counties through grants. However, for the first time in a very long period, the socio-economic and institutional climate in Flanders was ripe for a plea, for actions and for a real progress of real fiscal autonomy.
However, the draft proposal does not contain any real tax liability of the Communities and the Regions for their policies. In addition, the very limited tax autonomy that has been registered has also been organized in an overwhelming manner. There is no jurisdiction for corporate tax and regional taxes. They are included in the Finance Act. Tax autonomy is encapsulated in numerous procedural and interpretation and political abuse restrictions. The distribution of the additional resources, which of course come to the majority of the Flemish taxpayers, is only very gradually spread over the years based on the localization of the revenues. Herman Van Rompuy, who is involved in so many successful Community negotiations for Flanders, pointed out that the agreement is also very expensive. The cost of the agreement is disproportionate to the new scarce powers. I will not usurp the image of the Mercedes and the autoped, but I must say that it is a ⁇ well-selected image. For a small overhaul of powers, a ⁇ high price is effectively paid. From 2002 to 2020, additional funds from the federal government will be transferred to the Communities at an increasing rate of 8 to 200 billion. Against this important additional funding — the only thing that interests French speakers — there are no new powers. Furthermore, the Communities should not assume any political responsibility for the acquisition of these resources. The federal government, on the other hand, owes the political responsibility to its voters, even though it has nothing to say about its spending. This is not consumption deralism. Nevertheless, this consumption deralism illo tempore was denied by Verhofstadt.
The Lambermont designs are politically highly unbalanced. It was already spoken yesterday by Mr Vandenberghe in the Senate, as well as by Mr Van Rompuy. It is and continues to be so. Repetition is a good law of pedagogy, insofar as pedagogy would still help this majority.
In any case, from the French-speaking side, more money was demanded. In addition, the French speakers in these negotiations set the conditions under which the money could be given. That is the situation in which the buyer, the one who has an interest in the negotiations, determines the price at which he wants to buy. A number of issues that were discussed in the Flemish Parliament and which were also included in the electoral program of the party of Prime Minister Verhofstadt, for example, on social security, health care, child allowance and financial solidarity, turned out to be a priori undiscussable. There was a very strange paradox. The French community was the requesting party and was held in this position thanks to the steadfastness of the last eight, nine years. Now, however, the French community was given the opportunity to set conditions under which its conditions could be met. What is transferred to powers, in fact, meets the Waal requirements. Flanders pay for what the other negotiating partner wanted and got.
Another criticism that has not yet been addressed is that the organization of our state instead of being more transparent and transparent — as desired by a younger Verhofstadt — becomes even more complicated. This point was only addressed in a different way during Mr Borginon’s presentation. Twenty cooperation agreements are needed to enable Lambermont to operate, with each time mutual blocking possibilities. Even today, within the majority — plus the outbound engine of the People’s Union that only works on half-power — there is still uncertainty about the precise interpretation and content of these cooperation agreements. Furthermore, the cooperation agreements regulate matters which would normally – if one would take the State Council and the Constitution au sérieux – be the subject of a special law. Thus, they ⁇ fall outside the scope of Article 92bis of the Special Act on the Reform of the Institutions. These cooperation agreements are therefore legally challenging. I would like to make this clear, even to my colleagues from the People’s Union.
Colleagues, the previous four state reforms followed some logic. The previous state reforms expressed a comparison between Belgium and the communities and regions. There is a certain political balance between these policy levels. This agreement will end this political balance. This agreement definitively departs from the Flemish aspiration to build a federal Belgium on the basis of communities. It thus fully supports the principle of French-speaking federalism based on three regions. This is reflected, among other things, in the rule that only the regions are granted an exclusive although very limited tax autonomy. The regionalization of the municipalities takes place through the regions, including in Brussels. As a result of this tripartiality, Flanders loses any participation in the administrative organization of its capital.
A first important finding is the absence of the Prime Minister, ⁇ out of honest shame, when discussing what was to become one of the crown pieces of his legislature. A second finding is that what is now in the foreground is in sharp contrast to what was once announced by Verhofstadt in, among other things, the civil manifests, to the program with which the VLD went to the elections and of course also to the resolution of the Flemish Parliament. To these two political findings, which have so far been insufficiently underlined, I would like to add a third. In the coming weeks and months, we will have sufficient opportunities in the competent committees, in the Chamber and in the public to highlight certain files.
At a time when the majority is trying to raise funds for French-speaking education, one should at least have the courage from that majority to let the French-speaking colleagues know that a small invoice is still open. This is about the backstations of the State Service for Social Security. I think that every reform of the institutions in this country, that every good dialogue between the communities in this country should be based on federal loyalty. Now, how could that loyalty be present in a negotiation in which Flanders negotiates with a French-speaking partner who verticates it to pay what is owed, who deliberately opens a debt of more than five billion and leaves the various legal steps to take place until April 1999? Moreover, a federal deputy prime minister sees a criminal charge out of itself for holding back and not paying out due RSZ contributions. From Flanders, from the majority, one does not even have the courage to ask to pay the open invoice before allocating additional funds.
In the absence of any trace in previous discussions, both in the Costa and at the level of the government, I would like to mention this dossier, because I suspect that we will have a discussion about this in the coming weeks and months.
The second reason is the lack of federal loyalty and a bit of patience on the Flemish side to put this dossier on the table, especially when we — according to the prime minister — have to deal with a definitive state reform.
I repeat: the first important political fact is the absence of the Prime Minister. When we see what is ahead, this is understandable. Secondly, what is ahead is at odds with what the young Verhofstadt and the VLD are pushing forward.
Third, one has not even had the courage to settle an open invoice now that 200 billion will be transferred by 2020 for French-speaking education.
#19
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, les différents volets des projets de réforme qui nous occupent cet après-midi s'inscrivent dans une même logique, celle de la confiance en l'avenir de notre pays. Les réformes proposées reposent effectivement sur un triple pari: tout d'abord celui de la prospérité économique durable, qui garantira à moyen terme un refinancement important de nos communautés, ensuite celui de la loyauté, notamment fiscale, entre les trois régions et enfin le pari de l'ouverture, de la multiculturalité et de la tolérance dans la représentation des communautés à Bruxelles.
Je commencerai par le refinancement des communautés. Depuis leur création, sur le plan institutionnel, les compétences des communautés sont au coeur du développement humain. Ce sont les matières personnalisables, c'est-à-dire liées à la personne humaine, qui sont gérées par nos communautés: l'enfance, l'enseignement, la culture, l'éducation permanente, l'audiovisuel. Autant de secteurs où des femmes, des hommes, des enfants naissent, grandissent, apprennent, communiquent, s'écoutent, se parlent, créent.
La loi de financement de 1989 ne permet plus de financer de façon correcte les communautés française et flamande. La seule liaison des moyens à l'inflation et à la natalité ne permet plus de faire face aux besoins grandissants.
Après différents épisodes qui, au cours de la dernière décennie, ont apporté des bols d'air aux communautés et auxquels les écologistes ont apporté leur soutien, bien qu'étant dans l'opposition, la réforme actuelle propose enfin une adaptation structurelle du financement qui sera désormais lié à l'évolution réelle de la prospérité économique.
C'est bien là le premier pari: financer les besoins de nos concitoyens en matière d'enseignement et de culture par les fruits du développement. C'est un pari profondément humaniste dans lequel le produit de la croissance est réinvesti au service de la personne humaine. Les écologistes y voient une concrétisation du principe d'un développement durable, citoyen et solidaire.
Demain, en Communauté française comme en Communauté flamande, il y aura plus de moyens pour les écoles. C'est une garantie démocratique. C'est la possibilité de mieux former les jeunes, d'en faire des citoyens libres, critiques, responsables, tolérants, capables de refuser toutes les tentations totalitaires. Demain, en Communauté française comme en Communauté flamande, il y aura plus de moyens pour la culture et la création, c'est une autre garantie démocratique. C'est la possibilité pour chaque artiste de développer sa vision du monde et pour chacun d'entre nous de libérer notre créativité, de partager nos idéaux, nos doutes et nos différences.
Demain, en Communauté française comme en Communauté flamande, il y aura plus de moyens pour l'audiovisuel, pour la presse, pour les médias: c'est une troisième garantie démocratique, et la possibilité pour chacun d'être mieux informé et de développer son sens critique. Demain, c'est aussi la petite enfance, l'aide à la jeunesse, l'éducation à la santé, le sport, l'éducation permanente qui seront refinancés en Communauté française comme en Communauté flamande.
Le deuxième pari est celui de la loyauté entre les trois régions. Dans un Etat fédéral achevé, les entités fédérées doivent disposer de marges de manoeuvre suffisantes tant en ce qui concerne leurs recettes que leurs dépenses. Ainsi, même si les écologistes n'étaient pas demandeurs d'une extension des responsabilités fiscales des régions, le projet de réforme qui nous est proposé est raisonnable et équilibré. En effet, des balises claires ont été mises afin d'éviter les risques trop importants de délocalisation de personnes ou d'activités vers une région où le cadre fiscal serait plus favorable.
Ces balises prévoient que toute diminution de l'IPP ne peut se faire qu'à l'intérieur de marges précises. Le procédé n'est pas nouveau: au niveau communal, il existe des différences de taux d'imposition entre communes sans que cela n'entraîne de délocalisations massives des contribuables. Le projet prévoit aussi que la progressivité de l'IPP ne pourra pas être diminuée, c'est aussi une garantie importante. En tout état de cause, les initiatives des régions en matière fiscale doivent exclure toute concurrence déloyale, dit le projet.
Et c'est l'objet du troisième pari sur l'avenir: celui d'une nouvelle culture politique et d'un nouveau type de rapport entre les communautés. Un rapport basé sur ce qu'en théorie des jeux, on appelle un jeu à sommes positives, c'est-à-dire un jeu dans lequel il n'y a pas de perdant mais uniquement des gagnants. Pour poursuivre la métaphore ludique, je dirais qu'il s'agit d'opter pour un jeu coopératif dans lequel les partenaires s'entraident pour gagner ensemble, plutôt que pour un jeu compétitif dans lequel l'objectif est de détruire l'adversaire.
J'ajoute qu'au sein de notre groupe Ecolo-Agalev, nous pratiquons ce jeu au quotidien pour le plus grand enrichissement de chacun.
Le troisième pari concerne Bruxelles, c'est le pari de l'ouverture, de la multiculturalité et de la tolérance. Je ne suis pas bruxellois, et vues de l'extérieur, les institutions de la Région bruxelloise me sont toujours apparues comme un modèle politique particulièrement complexe, construit dans un réel souci de raffinement démocratique. Il me semble que les accords du Lombard renforcent encore cette dimension démocratique.
La démocratie comprend, pour moi, deux grandes dimensions. La dimension structurelle et la dimension culturelle.
La structure, en démocratie, ce sont les règles qui balisent le jeu politique, ce sont les institutions, qui par leurs statuts et leurs dynamiques assurent un cadre stable à la vie et à l'action politique.
La culture en démocratie, ce sont les attitudes, les comportements, la qualité des rapports entre les femmes et les hommes politiques.
L'accord du Lombard renforce les structures démocratiques et repose sur une culture d'ouverture et de tolérance. De quoi s'agit-il en fait?
Il s'agit de protéger une minorité, tout en trouvant des parades au blocage des institutions. Si on veut protéger une minorité, il faut lui donner des garanties en matière de représentation politique. Pour ce faire, la seule possibilité est de lui appliquer une discrimination positive qui lui donne effectivement une sur-représentation. Si cette volonté politique existe d'installer cette discrimination positive, on ne peut en même temps faire le reproche de la rupture de l'égalité. Le slogan: "un homme, une voix" paraît par essence incompatible avec l'idée de discrimination positive, ou celle de protection des minorités.
L'exemple frappant est évidemment celui de la Communauté germanophone qui dispose d'un sénateur de communauté pour moins de 1% de la population et c'est très bien ainsi. Les accords du Lombard sont un pas de plus pour peaufiner le modèle démocratique bruxellois. C'est un pas vers une meilleure prise en compte du caractère profondément métissé de Bruxelles. C'est un pas de plus vers un modèle ouvert, évolutif, multiculturel, qui doit nous rappeler qu'en d'autres lieux, hier et aujourd'hui, des villes et des régions qui n'ont pas fait ce pari de la multiculturalité, l'ont payé dans le sang et dans les larmes.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, the different aspects of the reform projects that occupy us this afternoon are part of the same logic, that of confidence in the future of our country. The proposed reforms are actually based on a triple bet: first that of sustainable economic prosperity, which will guarantee in the medium term a significant refinancing of our communities, then that of loyalty, especially fiscal, between the three regions and finally the bet of openness, multiculturalism and tolerance in the representation of communities in Brussels.
Let me start with the refinancing of communities. Since its inception, on an institutional level, community competencies have been at the heart of human development. These are the personalizable subjects, i.e. related to the human person, which are managed by our communities: childhood, education, culture, lifelong education, audiovisual. So many sectors where women, men, children are born, grow up, learn, communicate, listen, talk, create. by
The financing law of 1989 no longer allows for proper financing of the French and Flemish communities. The merely linking of the means to inflation and birth rate no longer enables to meet the growing needs. by
After several episodes that, over the past decade, have brought airballs to communities and to which environmentalists have given their support, although in the opposition, the current reform finally proposes a structural adjustment of financing that will now be linked to the actual evolution of economic prosperity.
This is the first bet: to finance the needs of our fellow citizens in terms of education and culture from the fruits of development. It is a deeply humanistic bet in which the product of growth is reinvested in the service of the human person. Environmentalists see it as a concrete implementation of the principle of sustainable, citizen and solidarity development.
Tomorrow, in the French Community as well as in the Flemish Community, there will be more resources for schools. This is a democratic guarantee. It is the opportunity to better educate young people, to make them free citizens, critical, responsible, tolerant, capable of rejecting all totalitarian temptations. Tomorrow, in the French Community as in the Flemish Community, there will be more means for culture and creativity, this is another democratic guarantee. It is the opportunity for each artist to develop his worldview and for each of us to release our creativity, to share our ideals, our doubts and our differences.
Tomorrow, in the French Community as in the Flemish Community, there will be more means for audiovisual, for the press, for the media: it is a third democratic guarantee, and the possibility for everyone to be better informed and to develop their critical sense. Tomorrow, it is also early childhood, youth assistance, health education, sport, permanent education that will be refinanced in the French Community as well as in the Flemish Community. by
The second is the loyalty between the three regions. In a completed federal state, federated entities must have sufficient manoeuvrability both in terms of revenue and expenditure. Thus, even if the environmentalists were not demanding an extension of the tax responsibilities of the regions, the reform project that is proposed to us is reasonable and balanced. Clear labels have been put in order to avoid excessive risks of relocation of persons or activities to a region where the fiscal framework would be more favourable.
These tags indicate that any decrease in IPP can only occur within precise margins. The process is not new: at the communal level, there are differences in tax rates between communes without resulting in massive relocation of taxpayers. The project also provides that the progressiveness of the IPP cannot be diminished, it is also an important guarantee. In any case, regional tax initiatives should exclude any unfair competition, the draft says.
And that is the object of the third bet on the future: that of a new political culture and a new type of relationship between communities. A report based on what in game theory is called a positive sum game, i.e. a game in which there are no losers but only winners. To continue the playful metaphor, I would say that it is about choosing a cooperative game in which the partners help each other to win together, rather than a competitive game in which the goal is to destroy the opponent. by
I add that within our Ecolo-Agalev group, we practice this game daily for the greatest enrichment of everyone.
The third bet concerns Brussels, it is the bet on openness, multiculturalism and tolerance. I am not Brussels, and from the outside, the institutions of the Brussels Region have always appeared to me as a ⁇ complex political model, built in a real concern for democratic refinement. It seems to me that the Lombard Agreements further reinforce this democratic dimension.
Democracy has two major dimensions. The structural dimension and the cultural dimension.
The structure, in democracy, is the rules that mark the political game, it is the institutions, which by their statutes and their dynamics ensure a stable framework for political life and action.
Culture in democracy is the attitudes, behaviors, the quality of relations between women and politicians.
The Lombard Agreement strengthens democratic structures and is based on a culture of openness and tolerance. What is it actually about?
It is about protecting a minority, while finding parades to block institutions. If we want to protect a minority, we must give them guarantees in terms of political representation. To do this, the only possibility is to apply a positive discrimination that effectively gives it a over-representation. If this political will exists to install this positive discrimination, one cannot at the same time blame the rupture of equality. The slogan “one man, one voice” seems essentially incompatible with the idea of positive discrimination, or that of protection of minorities.
The striking example is obviously that of the German-speaking Community that has a community senator for less than 1% of the population and it is very well so. The Lombard Agreements are a step further in refining the Brussels democratic model. This is a step towards a better accounting for the deeply mixed character of Brussels. This is another step towards an open, evolving, multicultural model, which must remind us that in other places, yesterday and today, cities and regions that have not made this bet on multiculturalism, have paid it in blood and tears.
#20
Official text
Mijnheer de voorzitter, mag ik u er attent op maken dat de uiteenzetting van de heer Gobert zijn maidenspeech was.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to point out that Mr. Gobert’s presentation was his maiden speech.
#21
Official text
U hebt gelijk, mevrouw Talhaoui. Mijnheer Gobert, het is goed om een maidenspeech te kunnen houden in een niet onbelangrijk debat.
Het woord is aan de heer Van der Maelen. Zijn maidenspeech is reeds verleden tijd.
Translated text
You are right, Madame Talhaoui. Mr. Gobert, it is good to be able to hold a maiden speech in a not insignificant debate.
The word is to Mr. Van der Maelen. His maiden speech is a past time.
#22
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-minister, mijnheer de minister, in aanwezigheid van zeven of acht leden van de oppositie zal ik mijn bijdrage tot dit debat leveren. Ik herhaal dat - het werd reeds meermaals op deze tribune gezegd - de staatshervorming in België, als ze tenminste op een democratische manier in overleg en consensus met alle gemeenschappen in dit land gebeurt, noodzakelijkerwijze een stapsgewijze aanpak vergt. Er zijn collega's in het Parlement die daarvoor andere methodes hebben en die denken dat de problemen met betrekking tot Brussel zouden kunnen worden opgelost door een omsingeling van Brussel, door het uithongeren van de Brusselaars om zo tot oplossingen te komen van totale pariteit. Eigenlijk zoeken zij de totale overheersing van wat in de realiteit toch een minderheid is. Neen, wij zijn van oordeel dat wij onze Staat moeten hervormen op een democratische, dus overlegde en stapsgewijze manier.
Wij hebben in elke fase van onze staatshervorming met graagte onze medewerking aan dit stapsgewijze proces gegeven. In 1970, in 1980, in 1988, in 1993 heeft de SP telkenmale haar stem gegeven aan de projecten die de hervorming van onze Staat vorm moesten geven. Ook vandaag, in 2001, zullen wij onze bijdrage leveren. Het uitgangspunt in elk van de vijf fasen was voor ons de vraag hoe te komen tot een functioneel, beter bestuur voor de inwoners van dit land en ook hoe het democratisch functioneren van de verschillende beleidsniveaus te verbeteren. Ik zal het heel kort houden. De elementen die tot een beter, een functioneler, een meer democratisch bestuur van onze Staat moeten leiden, zal ik aan de thans voorliggende financieringswet trachten te toetsen. Er werd daarnet reeds uitvoerig gepraat over het andere ontwerp over de bevoegdheden dat thans in de Senaat voorligt. Ik zal mij echter tot de financieringswet beperken en de vraag stellen waarom wij dit morgen zullen goedkeuren. Waarom zal ik als sociaal-democraat morgen mijn stem geven? Daarvoor heb ik een paar argumenten.
Het eerste argument is dat wij morgen de financieringswet zullen goedkeuren om de heel eenvoudige reden dat wij een structurele fout, die in 1989 in het financieringsmechanisme van de gemeenschappen en de gewesten is getreden, ongedaan willen maken. In 1989 kwamen wij na ingewikkelde berekeningen op een bepaalde som uit waarmee de gewesten en gemeenschappen hun bevoegdheden moesten uitoefenen. De fout bestond erin dat wij de groei van het middelenpakket hebben beperkt tot louter de inflatie en dat er bovendien nog een denataliteitcoëfficiënt op werd toegepast. Het stond dus in 1989 reeds in de sterren geschreven dat er een moment zou komen waarop de gemeenschappen zouden botsen op een gebrek aan middelen.
In de Nederlandstalige pers verwijst men veelal naar de moeilijke financiële situatie van de Franse Gemeenschap. Dat is juist. Men vermeldt jammer genoeg niet dat datzelfde probleem zich ook voordeed op het Vlaamse niveau. Vlaanderen heeft er dus belang bij dat de financieringswet morgen wordt gewijzigd. Ons eerste argument om voor te stemmen is dus het herstel van een structurele fout die in de hervorming van 1989 was geslopen.
Een tweede argument is het volgende. Men kan over een financieringswet heel geleerd doen. Het is eigenlijk alleen een mechanisme of systeem om de middelen toe te wijzen aan elk van de bevoegdheidsniveaus in een federale staat. Met de nu voorliggende financieringswet gaan we over tot een andere toewijzing van middelen aan de gewesten en de gemeenschappen. Dat is terecht, want er is nood aan bijkomende middelen op het Vlaamse niveau. Dat vloeit ook voort uit mijn eerste argument.
Een groot deel van de middelen die bijkomend naar Vlaanderen zullen gaan, zullen aan het onderwijs worden besteed. Dat blijkt uit de debatten op Vlaams niveau en als socialist verheugt me dat zeer. Het onderwijs is de toekomst van ons land, zeggen wij altijd. Dankzij deze financieringswet zal Vlaanderen meer middelen krijgen die, gelukkig, aan het onderwijs zullen worden besteed.
De verzorgende sector is dezelfde sociale uitdaging op het Vlaamse niveau, waarvoor nieuw geld nodig is en waarvan ik hoop dat men het geld zal krijgen.
Samengevat kan ik er als Vlaming blij over zijn dat men in deze financieringswet, ten eerste, het structurele probleem van de financieringsnood oplost en dat, ten tweede, het Vlaamse niveau de mogelijkheid wordt geboden meer middelen te besteden aan cruciale sociale uitdagingen zoals onderwijs en de verzorgingssector.
Als federaal volksvertegenwoordiger verheugt het me tevens bijzonder dat men de financiële marge, waarmee men de noden op het niveau van de gemeenschappen en gewesten zal financieren, niet tot op de bodem heeft uitgeput. Op het federale vlak blijven er nog enkele uitdagingen over waarvoor ook middelen nodig zijn, zoals de schuldafbouw en de vergrijzing van de bevolking. Men is erin geslaagd om in het nieuwe mechanisme van de financieringswet te waarborgen dat op federaal vlak voldoende middelen beschikbaar blijven, nadat men aan de gemeenschappen en de gewesten de middelen heeft gegeven om hun eigen uitdagingen waar te maken.
Een derde argument waarom wij voor deze financieringswet zullen stemmen, is de vaststelling dat een belangrijke stap gezet wordt naar een gegroeide gewestelijke belastingautonomie. Volgens mij is het een universele regel van goed bestuur in een land dat het niveau dat bevoegd is voor het voeren van het beleid en het doen van de uitgaven, ook de verantwoordelijkheid draagt voor de heffing van de belastingen om het nodige beleid mee te voeren. Door de financieringswet waarover morgen zal worden gestemd, worden de gewesten volledig bevoegd voor de acht bestaande gewestelijke belastingen, waaraan er vier zullen worden toegevoegd.
In totaal gaat het hier over de niet onaanzienlijke som van 110 miljard Belgische frank die overgaat naar het Vlaamse niveau. Bovendien wordt dit bedrag gecompenseerd door het feit dat men de bijdragen uit de personenbelasting, die naar de gewesten gaan, zal vermeerderen. De Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en het Brusselse Gewest krijgen zelf de fiscale verantwoordelijkheid voor het al dan niet bij mekaar halen van die 110 miljard frank.
Ten tweede, nog steeds in het hoofdstuk van de toegenomen gewestelijke belastingautonomie stellen wij met vreugde vast dat het niveau van de gewesten bevoegd zal zijn voor de eigen inning van zijn belastingen door de overheveling van de dienst van de Gewestelijke Belastingen.
Ten derde, de SP verheugt zich over het feit dat wij in Vlaanderen door de overdracht van het kijk- en luistergeld de keuze zullen hebben om tot een afschaffing van dit kijk- en luistergeld te komen. Wij zijn daar voorstander van en rekenen daarvoor op onze Vlaamse collega's.
Ten vierde, een van de redenen waarom wij deze financieringswet zullen goedkeuren, is het feit dat wij opnieuw vaststellen dat er een toegenomen autonomie komt voor de deelgebieden. Er is meer bepaald een impliciete tariefbevoegdheid inzake de personenbelasting. Binnen bepaalde marges zullen op- en afcentiemen kunnen worden toegekend. Als socialist verheug ik mij bijzonder over het feit dat in de bijzondere wet is ingeschreven dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan het principe van de progressiviteit van de belastingen. Dit betekent dat het toegekende belastingvoordeel altijd relatief groter zal zijn naarmate de inkomens lager zijn. Mij lijkt dit een goede zaak.
Als wij morgen deze financieringswet goedkeuren, zal de SP de enige partij in Vlaanderen zijn die zowel in 1970, 1980, 1988, 1993 als in 2001 haar stemmen heeft gegeven om stappen te zetten in de hervorming van onze staat. Wij zijn daar trots op.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Deputy Minister, Mr. Minister, in the presence of seven or eight members of the opposition, I will contribute to this debate. I repeat that - it has already been said several times on this tribune - the state reform in Belgium, if it takes place at least in a democratic way in consultation and consensus with all communities in this country, necessarily requires a step-by-step approach. There are colleagues in the Parliament who have other methods for doing so and who think that the problems relating to Brussels could be solved by surrounding Brussels, by starving the Brusselsers in order to come to solutions of total parity. In fact, they seek the total domination of what in reality is a minority. No, we believe that we must reform our State in a democratic, therefore consulted and step-by-step manner.
At every stage of our state reform, we have gladly contributed to this step-by-step process. In 1970, in 1980, in 1988, in 1993 the SP telkenmale gave its voice to the projects that were to shape the reform of our State. Today, in 2001, we will also make our contribution. The starting point in each of the five phases was for us the question of how to ⁇ a functional, better governance for the inhabitants of this country and also how to improve the democratic functioning of the different policy levels. I will keep it very short. The elements that should lead to a better, more functional, more democratic administration of our State, I will try to examine the current funding law. There was already extensive discussion about the other draft on the powers that are currently in the Senate. However, I will limit myself to the Finance Act and ask why we will approve this tomorrow. Why am I going to vote as a Social Democrat tomorrow? I have a few arguments for this. Their
The first argument is that we will adopt the financing law tomorrow for the very simple reason that we want to rectify a structural error that entered the financing mechanism of the communities and regions in 1989. In 1989, after complicated calculations, we came to a certain sum with which the regions and communities had to exercise their powers. The mistake was that we limited the growth of the resource package to merely inflation and that a denatality coefficient was also applied to it. So it was already written in the stars in 1989 that there would come a time when communities would struggle with a shortage of resources.
The Dutch-speaking press often refers to the difficult financial situation of the French Community. That is right. Unfortunately, it is not mentioned that the same problem occurred at the Flemish level. Flanders are therefore interested in changing the funding law tomorrow. Our first argument for voting is, therefore, the repair of a structural error that had been made in the 1989 reform.
A second argument is as follows. One can learn a lot about a financial law. It is actually just a mechanism or system to allocate the resources to each of the levels of authority in a federal state. With the current funding law, we move to a different allocation of resources to the regions and communities. This is right, because there is a need for additional resources at the Flemish level. This also follows from my first argument.
A large part of the funds that will be added to Flanders will be spent on education. This is evident from the debates at the Flemish level and as a socialist I am very pleased with this. Education is the future of our country, we always say. Thanks to this funding law, Flanders will receive more resources that, fortunately, will be spent on education.
The care sector is the same social challenge at the Flemish level, which requires new money and which I hope will get the money.
In summary, I, as Flaming, can be pleased that this financing law, first, solves the structural problem of the financing emergency and, second, that the Flemish level is given the opportunity to spend more resources on crucial social challenges such as education and the healthcare sector.
As a Federal People’s Representative, I am also ⁇ pleased that the financial margin, with which the needs of communities and regions will be financed, has not been exhausted to the bottom. At the federal level, there are still some challenges that also require resources, such as debt reduction and population ageing. In the new mechanism of the Funding Act, it has been managed to ensure that sufficient funds remain available at the federal level, after providing the communities and regions with the resources to meet their own challenges.
A third argument why we will vote in favour of this funding law is the conclusion that an important step is being taken towards increased regional tax autonomy. In my view, it is a universal rule of good governance in a country that the level that is competent for carrying out the policy and making the expenses, also bears the responsibility for taxation to carry out the necessary policy. The financing law, which will be voted on tomorrow, will give the regions full jurisdiction over the eight existing regional taxes, to which four will be added.
In total, we are talking about the not insignificant sum of 110 billion Belgian francs that is moving to the Flemish level. In addition, this amount is compensated by the fact that the contributions from the personal tax, which go to the regions, will be increased. The Flemish Community, the French Community, the Waals Region and the Brussels Region shall bear the tax responsibility for whether or not to collect those 110 billion francs.
Secondly, still in the chapter of increased regional tax autonomy, we are pleased to note that the level of the regions will be competent for the own collection of its taxes by the abolition of the service of the Provincial Taxes.
Third, the SP welcomes the fact that we in Flanders, through the transfer of the view and listen money, will have the choice to come to an abolition of this view and listen money. We are in favor of this and rely on our Flemish colleagues for this.
Fourth, one of the reasons why we will approve this funding law is the fact that we reaffirm that there will be increased autonomy for the subregions. In particular, there is an implicit tariff power in respect of personal tax. Within certain margins, up and down rates may be granted. As a socialist, I am ⁇ pleased that the special law stipulates that the principle of progressiveness of taxes must not be undermined. This means that the granted tax advantage will always be relatively greater as the incomes are lower. I think this is a good thing.
If we pass this funding law tomorrow, the SP will be the only party in Flanders that gave its votes in 1970, 1980, 1988, 1993 and 2001 to take steps in reforming our state. We are proud of that.
#23
Official text
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, als tweede spreker van de Vlaams Blok-fractie die het woord voert, zou ik me er eigenlijk gemakkelijk van kunnen afmaken door te zeggen dat wij geen federalisten zijn en binnen de Belgische context zelfs geen confederalisten. Wij gaan ervan uit dat het Belgische federalisme niet de geëigende weg is om Vlaanderen in staat te stellen zichzelf volledig volgens eigen inzichten te ontplooien en zijn rechtmatige plaats op het Europese en internationale forum te laten innemen.
Trouwens, het zal voor buitenlandse politicologen wel altijd een raadsel blijven waarom in een unitaire staat met grosso modo twee volkeren, net het meerderheidsvolk koos voor het federalisme. Dit vormt zelfs een contradictio in terminis, aangezien federalisme een beschermingsmechanisme inhoudt voor de minderheid tegen een eventueel machtsmisbruik door de meerderheid.
Met de marsen op Brussel van begin de jaren '60 en met "Leuven Vlaams!" had het Belgische regime kennis gemaakt met de Vlaamse kracht van het getal. Het regime besefte zeer goed dat het Vlaamse autonomiestreven moest worden gekanaliseerd.
Als oerconservatieve reflex om de Belgische Staat te behouden, aanvaardde het Belgische regime het federalisme. Het heeft de Vlamingen de indruk gegeven dat aan hun wensen tegemoet werd gekomen. In werkelijkheid is het Belgische federalisme er 30 jaar lang in geslaagd de Vlaamse macht te kanaliseren en te neutraliseren. Reeds bij de eerste staatshervorming van 1970 werd de onvergeeflijke blunder begaan om in ruil voor een sprankeltje culturele autonomie onze Vlaamse macht van het getal definitief uit handen te geven door de invoering van de pariteit op Belgisch regeringsniveau. Zo sukkelen wij inderdaad van staatshervorming naar staatshervorming. Het Belgisch federalisme is voor het Vlaams Blok zeer duidelijk een valstrik. Aan de essentie van de Belgische constructie — de miljardenstroom en de overdreven machtspositie van de Waalse minderheid — werd en wordt niet geraakt.
De communautaire problematiek is trouwens zeer ingewikkeld geworden. Het is voer voor een handjevol communautaire technocraten en men kan het inderdaad de gewone man en vrouw in de straat niet kwalijk nemen dat de mensen niet meer wakker liggen van de modaliteiten van de splitsing van de plantentuin van Meise. Daarom wil het Vlaams Blok zich meer dan ooit profileren als onafhankelijkheidspartij. Dan hoeven wij ons inderdaad niet meer te verliezen in de details van het Belgisch schijnfederalisme, maar kunnen wij ons meer dan ooit richten op het einddoel: een moderne, democratische en welvarende Vlaamse Staat.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, wanneer wij vandaag in plenaire vergadering de bespreking voeren van de voorgestelde aanpassingen aan de bijzondere financieringswet, dan willen wij zeker vanuit het Vlaams Blok die discussie verruimen tot de financiële stromen of transfers in dit land. Professor Robert Senelle stelde in een recente Vrije Tribune in de Financieel-Economische Tijd inderdaad vast dat alle betrokkenen bij het Lambermont-akkoord, en ik citeer: "... in alle talen hebben gezwegen over een van de voor Vlaanderen meest negatieve aspecten van de huidige staatshervorming, zijnde de financiële transfers van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel".
Vanuit mijn fractie zijn wij alvast de mening toegedaan dat wij dit onderwerp mee moeten betrekken bij de bespreking van de aanpassingen aan de financieringswet. In federale staten is structureel altijd in uitgewerkte en bindende vormen van solidariteit voorzien, maar ook hier is de solidariteit steeds beperkt in omvang en is de geldstroom die hierdoor teweeg wordt gebracht meestal doorzichtig en het resultaat van vrije onderhandelingen tussen de verschillende deelstaten. Ook het Vlaams Blok is gewonnen voor solidariteit van het Vlaamse volk met andere volkeren, maar dan wel indien dit op vrijwillige basis gebeurt, deze solidariteit rechtstreeks wordt onderhandeld van volk tot volk, zij een doorzichtig karakter heeft en zij effectief een noodlijdend volk ten goede komt. Laat daarover geen twijfel bestaan: in België is dit in ruime mate niet het geval. De geldstromen van Vlaanderen naar Wallonië hebben een automatisch karakter, zijn niet onderhandeld tussen de deelstaten en zijn volkomen ondoorzichtig. Bovendien is de beroerde economische situatie in Wallonië in hoofdzaak te wijten aan een slecht beleid. Door de gegarandeerde miljardenstroom vanuit Vlaanderen richting Wallonië wordt zelfs niet eens de structurele noodzaak aangevoeld om hervormingen door te voeren. In feite komt die welvaartsoverdracht binnen de Belgische structuur zeer duidelijk neer op een structurele vorm van diefstal.
Financiële stromen tussen deelgebieden zijn echter van alle tijden. De studies in België zijn echter van vrij recente datum en daarbij hebben de Leuvense professoren een pioniersrol gespeeld. Cijfers van voor 1975 zijn zeer moeilijk te vinden. Wel blijkt uit een studie van de professoren Van Rompuy en Verheirstraeten, reeds daterend van 1979, dat Wallonië toen reeds een deficitaire regio was. Volgens de berekeningen van Van Rompuy en Bilsen, daterend uit een studie van 1988, stroomde in 1975 2,5% van de Vlaamse welvaart naar Wallonië.
Tien jaar later was deze transfer opgelopen tot 4,3%. Momenteel bedraagt dit cijfer ongeveer 3,6% van het Vlaamse primair inkomen, maar de studies in dat verband houden uiteraard geen rekening met de transfers met betrekking tot de overheidsschuld.
In de jaren negentig werd het initiatief door de Leuvense professoren overgelaten aan de economen De Boeck en Van Gompel van de KBC bank. Zij bevestigen de conclusies van andere auteurs. Ook zij laten wegens praktische moeilijkheden, de overheidsschuld en de intrestlasten volledig buiten beschouwing.
Het uitgangspunt in het dossier van de transfers is het principe van de juste retour, in die zin dat een gewest dat meer bijdraagt tot de belastingen, evenredig meer profijt moet halen uit de overheidsuitgaven. De KBC-economen onderzochten de welvaartsoverdrachten duidelijk op drie niveaus: enerzijds via de sociale zekerheid, anderzijds via de begrotingsverrichtingen van de federale Staat en tenslotte via de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. Tijdens de jaren negentig namen de uitkeringen inzake sociale zekerheid in Vlaanderen inderdaad toe voor alle takken behalve met betrekking tot de werkloosheid. Dit nam niet weg dat het Vlaams Gewest in geen enkele tak een aandeel heeft dat hoger lag dan zijn bevolkingsaandeel, terwijl dit wat de ontvangsten betreft precies wel het geval was. Met andere woorden, Vlaanderen financierde niet alleen zijn eigen toenemende sociale zekerheidsbehoeften, maar tevens deze van de andere gewesten. Ook inzake de verrichtingen van de federale overheid vloeien er, vooral ingevolge de grotere fiscale capaciteit, financiële stromen naar de andere gewesten.
De financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten heeft tot op heden als belangrijkste bron de overgedragen federaal geïnde personenbelastingen en BTW-ontvangsten. De verdeling van de personenbelastingen werd vanaf het jaar 2000 gekoppeld aan de economische groei. De verdeling gebeurt volgens de effectieve plaats van heffing. Deze verdeling is gebaseerd op de juste retour en leidt aldus automatisch tot een vermindering van de transfers. Belangrijk is evenwel dat de nationale solidariteitstussenkomst van de financieringswet die reeds dateert van 1989, uiteraard voorzien in expliciete transfers naar de Gewesten waarbij de personenbelasting per inwoner lager ligt dan het landgemiddelde. Dat betekent in de praktijk dat Vlaanderen mag terugbetalen.
Ook vanaf het jaar 2000 moeten de BTWinkomsten die dienen ter financiering van het onderwijs, worden verdeeld op basis van het aantal leerlingen. Door de gemanipuleerde leerlingencijfers van de Franse Gemeenschap wist Wallonië andermaal enkele miljarden meer binnen te rijven. Dit leidde ertoe dat in de jaren tachtig een inkomensparadox ontstond met betrekking tot het Waalse Gewest, in die zin dat een gewest met een lager primair inkomen per inwoner - Wallonië in dit concrete geval - na ontvangst van de transfers een hoger beschikbaar inkomen geniet dan het andere, betalende gewest, met name Vlaanderen.
Aldus financierde Vlaanderen de voorbije tien jaar gemiddeld 6,5% van de Waalse en 3,2% van de Brusselse welvaart, waardoor de Vlaamse welvaart jaarlijks met ongeveer 3,7% werd afgeroomd. Ik wens te beklemtonen dat deze cijfers geen rekening houden met de overheidsschuld noch met de intresten hierop. In werkelijkheid liggen de transfers dus een flink stuk hoger.
In november 2000 publiceerde de KBC een actualisering van haar vorige studie, waaruit een ongewijzigde situatie blijkt: Vlaanderen blijft massaal geld pompen richting andere gewesten.
De sociale zekerheid vormt een belangrijke component binnen de financiële transfers. In 1999 bedroegen de transfers richting Wallonië en Brussel in die sector ruim 110 miljard, zijnde een stijging van meer dan 25% in absolute cijfers ten opzichte van 1990.
Eveneens in absolute cijfers uitgedrukt, zijn de transfers in de federale begroting meer dan verdubbeld tussen 1990 en 1999, hetzij van 22 miljard tot ruim 50 miljard. Opmerkelijk is het feit dat niet alleen geld van Vlaanderen naar Wallonië vloeit, maar ook van Brussel naar Wallonië. De transfer is een weerspiegeling van de tewerkstelling in de overheidssector die in Wallonië procentueel hoger ligt dan in de andere gewesten en nog toeneemt. Daarnaast houdt de transfer vooral verband met de hoge fiscale capaciteit van Vlaanderen. De federale ontvangsten per persoon lagen in 1999 in Vlaanderen 9% boven het landgemiddelde, terwijl zij in Wallonië en Brussel respectievelijk 15% en 3,2% onder het landgemiddelde waren gesitueerd.
De transfer via de financiering van de gemeenschappen en de gewesten bedroeg ruim 38 miljard frank in 1999 tegenover ruim 33 miljard in 1990. Zoals aangehaald drogen die transfers op zeer lange termijn stilaan op. Aangezien de opbrengst van deze belastingen in het Waalse en Brusselse Gewest respectievelijk maar 88% en 97% van het landsgemiddelde bedroeg tegenover ruim 106% in Vlaanderen in 1998, voorziet de nationale solidariteitstussenkomst in nieuwe welvaartsoverdrachten naar de armere gewesten. Concreet voorzag de begroting 2000 in een solidariteitsbijdrage van 24 miljard frank.
Doordat in 1999 geen overeenstemming over een objectieve verdeelsleutel voor de leerlingenaantallen werd bereikt, bleven uiteindelijk de oude, vaste percentages voor de verdeling van de BTW-ontvangsten — 57,55% voor de Vlaamse Gemeenschap en 42,45% voor de Franstalige Gemeenschap — gehandhaafd. Volgens dezelfde KBC-berekeningen, heeft dit een inkomenstransfer van andermaal 23 miljard frank naar de andere gewesten tot gevolg. Vanaf 2000 worden de BTW-ontvangsten verdeeld op basis van het aantal leerlingen tussen 6 en 17 jaar. Door het gebruik van de nieuwe sleutel — 57,06% voor de Vlaamse Gemeenschap en 42,94% voor de Franstaligen — zal deze transfer met ongeveer 1,8 miljard frank toenemen.
Over de transfers in de staatsschuld bestaan er praktisch geen berekeningen. Het enige cijfer dat momenteel beschikbaar is, is een berekening van de professoren Van Rompuy en Bilsen. Zij schatten dat ruim 142 miljard frank via de intresten op de staatsschuld reeds in 1985 naar Wallonië vloeiden. Dit is 28% van de totale intrestaflossing van dat jaar. Uit studies van Van Rompuy en De Grauwe blijkt dat de kosten voor de schuldafbouw alleen door Vlaanderen en Brussel worden gedragen.
Transfers vanuit Vlaanderen naar Wallonië zijn dus niets nieuws. Over de echte cijfers wordt echter angstvallig gezwegen omdat men de Belgische constructie niet in gevaar mag brengen. Ondanks de façade van opeenvolgende staatshervormingen blijft de fiscale autonomie zeer beperkt. Natuurlijk zijn de Franstaligen tevreden over de Vlaamse toegevingen in het kader van het Lambermont-akkoord. De Franstalige Gemeenschap krijgt extra geld, het financiële solidariteitsmechanisme wordt in stand gehouden en de gevreesde splitsing van een aantal delen van de sociale zekerheid wordt nogmaals tegengehouden.
Als wij even onze eigen schatting ter hand nemen, kunnen wij besluiten dat in 1999 ruim 389 miljard Vlaams geld aan Wallonië werd overgedragen. Dit betekent meer dan 65.000 frank per Vlaming, inclusief jongeren en bejaarden. Dit komt erop neer dat een gemiddeld Vlaams gezin met twee kinderen ruim 262.000 frank naar een Waals gezin ziet vloeien. Op twee jaar tijd bedraagt dit een kleine 525.000 Belgische frank of de kostprijs van een gemiddelde gezinswagen. Dit alles betekent dat Vlaanderen in 1999 een geschatte 6,88% van zijn Bruto Binnenlands Product aan de andere gewesten overdroeg. Dit is zelfs meer dan Duitsland, waar de kosten voor de hereniging op 150 miljard Duitse Mark per jaar of een kleine 5% van het West-Duitse BBP werden geschat. In vergelijking met normale federale Europese staten zoals Spanje en Zwitserland is het verschil nog frappanter. In deze landen bedragen de transfers minder dan een half procent van het BBP.
Collega's, voor het Vlaams Blok kan dit niet langer. Vlaanderen kan zijn financiële middelen beter gebruiken om zijn eigen welvaart te verzekeren. Door de Waalse mentaliteit zal de diefstal ook nooit ophouden. Ze kan slechts worden gestopt door een volledige Belgische boedelscheiding en echte Vlaamse onafhankelijkheid. Wij zeggen niet dat solidariteit met andere volkeren niet kan. Solidariteit met andere volkeren kan uiteraard, maar wel op een vrijwillige basis, op een doorzichtige wijze en met volkeren die het echt nodig hebben.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het ontwerp van bijzondere wet tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten bevat twee essentiële elementen: de herfinanciering van de gemeenschappen en de zogenaamde verruiming van de fiscale autonomie van de gewesten.
Wat de herfinanciering van de gemeenschappen betreft, kunnen wij niet anders dan vaststellen dat de enige constante in de Belgische politiek de voortdurende geldnood van de Franstaligen is.
Collega's van de PS, normaliter bent u niet geïnteresseerd in een inhoudelijk debat. Vandaag bent u dat wel omdat de Franstaligen de garantie krijgen opnieuw federaal, zeg maar Vlaams geld, te ontvangen. Cynisch kan ik stellen dat indien u niet geïnteresseerd bent in het extra Vlaamse geld, de gratis whiskybedeling in de PS-fractie deze morgen wel erg vroeg van start moet zijn gegaan!
Ondanks het structureel gebrek aan geld aan Franstalige zijde, was en is er geen gebrek aan politieke arrogantie. Om het met een eenvoudig beeld uit te drukken: men eet uit de hand van de Vlamingen, maar dit verhindert de Franstalige politieke klasse niet in diezelfde hand te spuwen. Blijkbaar weten de Franstalige politici zeer goed dat hun Vlaamse collega's gemakkelijk om de tuin te leiden zijn aan de onderhandelingstafel. De Franstaligen krijgen de door de Franse Gemeenschap gewenste extra middelen. Hiermee geven de Vlamingen het laatste tactische wapen uit handen om de Franstaligen ooit nog te kunnen bewegen tot welke stap ook in de verdere staatshervorming.
De financieringswet van 1989 voorzag in een voorlopige regeling voor 10 jaar waarbij de verdeling voor de Vlaamse Gemeenschap 57,55% bedroeg en voor de Franse Gemeenschap 42,45%. Iedereen herinnert zich nog het SintEloois-akkoord. Dankzij de manipulatie van de leerlingenaantallen van de Franse Gemeenschap wisten de Franstaligen opnieuw extra middelen binnen te rijven. Het Sint-Eloois-akkoord van 1 december 1999 bepaalde dat de onderwijsdotatie die de federale overheid ter beschikking stelt van de twee gemeenschappen — het gaat om ruim 380 miljard frank - verdeeld wordt op basis van het aantal leerplichtige leerlingen van 6 tot en met 17 jaar.
Vorig jaar draaide deze nieuwe regeling uit op een echte politieke vaudeville. De Franse Gemeenschap wijzigde na 15 mei nog tweemaal de gegevens die ze bij het Rekenhof had ingediend. Het Rekenhof dat met de wettelijke controle is belast vond de ingediende bestanden toch geschikt voor controle. Bij de controle via steekproef schrapte het Rekenhof — waar haalde het hof de durf - 26 leerlingen van het Franstalige en 2 leerlingen van het Vlaamse bestand. Door het Sint-Eloois-akkoord zakte het Vlaamse aandeel in de onderwijsdotatie naar 57,08%, een inkomstenverlies van ruim 1,7 miljard frank. Recent, op 15 mei 2001, werden de leerlingengegevens bij het Rekenhof ingediend. Deze cijfers moeten nog gecontroleerd worden. Als de cijfers niet gecorrigeerd worden staat het nu reeds vast dat het Vlaamse aandeel in de onderwijsdotatie opnieuw zal zakken tot 56,97%, een verlies voor Vlaanderen van ruim 418 miljoen frank.
Dit onzalige Sint-Eloois-akkoord dient als basis voor een nieuwe overgangsregeling van 10 jaar voor de herfinanciering van de gemeenschappen. In 2002 wordt gestart met een herverdeling van de extra middelen die voor 65% gebaseerd is op het voor Vlaanderen nadelige gegeven van de leerlingenaantallen en slechts voor 35% gebaseerd is op de personenbelasting. Slechts in 2012 bereiken we het scenario waarbij de verdeling van de middelen voor 100% gebeurt op basis van de personenbelasting. Voor het Vlaams Blok is het duidelijk dat de impliciete transfer van de Vlaamse naar de Franse Gemeenschap via de onderwijsfinanciering over een veel te lange periode wordt uitgesmeerd. Vlaanderen blijft de Franse Gemeenschap alimentatiegeld toestoppen, veel geld. De geldstroom wordt groter. Ik begrijp niet dat de heer Borginon vanop de tribune durft te stellen dat de transfers afnemen. Laten wij er geen doekjes om winden. De geldstromen vergroten.
Fundamenteel geeft dit Lambermont-akkoord geen enkele aanzet tot de fiscale autonomie van de gemeenschappen. Het kijk- en luistergeld, theoretisch een gemeenschapsbelasting, wordt nu zelfs een gewestbelasting.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, wat de zogenaamde verruiming van de fiscale verantwoordelijkheden van de Gewesten betreft, zal ik niet terugkomen op de ronduit schandalige manier waarop het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bijkomende miljarden federaal — lees Vlaams — geld krijgt in ruil voor twee groene excuus-schepenen. Collega Laeremans is vanmorgen meer dan uitgebreid blijven stilstaan bij de beruchte Lombardakkoorden.
De zo geroemde fiscale autonomie blijft een lege doos. De reeds als dusdanig in de bijzondere financieringswet omschreven gewestbelastingen worden wel overgeheveld, maar het bedrag wordt afgetrokken van de dotaties van de personenbelasting.
De fiscale hefbomen om effectief een eigen beleid te voeren, zijn trouwens de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. Van een overheveling van de vennootschapsbelasting, nochtans een vroegere eis van de VLD, is nu geen sprake meer. Van een overheveling van de personenbelasting — een voorstel dat was vervat in een van de vijf resoluties die in 1999 werden aangenomen in het Vlaams Parlement — is al evenmin sprake.
De mogelijkheid om op- of afcentiemen op de personenbelasting in te voeren, is veel te beperkt. De marge is 3,25% in 2002 en 6,75% vanaf 2004. Dit schept een te beperkte beleidsruimte. Nu kunnen de Gewesten theoretisch onbegrensd kortingen op de personenbelasting toestaan. Door het Lambermont-akkoord wordt die mogelijkheid echter beperkt.
De zogenaamde fiscale autonomie wordt nu in een strikt keurslijf van een samenwerkingsakkoord gestoken met een meldingsplicht aan de federale minister van Financiën. Bovendien doet een nieuwe term zijn intrede in het communautaire jargon, met name de fiscale loyauteit.
Dit betekent dat er geen al te groot verschil mag ontstaan in de fiscale behandeling van de Gewesten. De reeds minimale fiscale autonomie wordt daardoor nog verder uitgehold. We stellen trouwens vast dat de globale omvang van de fiscale autonomie kwantitatief zeer beperkt blijft. We stellen namelijk vast dat Vlaanderen totnogtoe beschikte over ongeveer 7% van de ontvangsten van de eigen belastingen, milieuheffingen en kijk- en luistergeld niet meegerekend. Nu komt daar ongeveer 13% bij door de regionalisering van de gewestbelastingen en het kijk- en luistergeld. Dit brengt het totaal op ongeveer 20%. Indien de maximale marge voor op- of afcentiemen in de personenbelasting wordt meegerekend, komt vanaf 2002 daar nog eens 3% bij, te verdubbelen vanaf 2004. De fiscale marge in de personenbelasting meegerekend, bereikt Vlaanderen aldus een fiscale autonomiegraad van 23% in 2002 en van 26% in 2004.
Aldus raakt de Vlaamse fiscale autonomie niet verder dan een kwart van zijn ontvangsten. In volwassen federale staten bedraagt dit aandeel circa 50%. De conclusie is dat we nog niet eens halfweg zijn en de collega's — onder meer van de Volksunie-fractie — beschouwen dit reeds als een grote Vlaamse overwinning.
Bovendien blijft er onduidelijkheid bestaan over de taakomschrijving met betrekking tot de federale of regionale aftrekken. De federale overheid kan onverkort belastingverminderingen blijven toepassen in de personenbelasting, ook wanneer het regionale bevoegdheidsdomeinen betreft.
Wij blijven het ook bijzonder negatief vinden dat er geen wijziging komt in de intergewestelijke solidariteit. Het bestaande zogenaamde solidariteitsmechanisme blijft onverkort gehandhaafd. De averechtse effecten ervan blijven - zeker voorlopig - gelden. Het rijke gewest ontvangt per hoofd gemiddeld minder middelen dan de andere gewesten. De arme gewesten winnen er financieel bij om inzake fiscale capaciteit onder het landelijke gemiddelde te blijven. Bovendien blijkt dat de milieutaksen weer uitsluitend een federale bevoegdheid worden.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, net als bij vorige staatshervormingen heeft ook nu weer het klassieke Belgische mechanisme gewerkt. Volgens dit klassieke mechanisme werd en wordt aan Vlaanderen en Wallonië een aantal bevoegdheden toegekend in ruil voor het verstevigen van de financiële en de politieke machtspositie van de Franstaligen in dit land.
Collega's, voor een belangrijk deel kan ik mijn commentaar op dit ontwerp samenvatten met het volgend citaat: "België is op sterven na dood. Dit is het resultaat van de tientallen communautaire en institutionele compromissen en politieke koopjes die sinds 1970 werden gesloten. Sindsdien verdwaalt de burger in een institutioneel niet meer te ontwarren kluwen. De hervorming van onze instellingen moet radicaal worden overgedaan en totaal anders worden aangepakt. In plaats van steeds maar nieuwe communautaire compromissen te bedenken naar aanleiding van de vorming van één of andere regering waarbij we verder bouwen op de manke instellingen waar we sedert 1970 mee opgescheept zitten, moet er een heel nieuwe staatshervorming komen. In plaats van van bovenaf bevoegdheden, instellingen en administratieve overheden steeds verder op te splitsen, moeten de beide grote gemeenschappen in ons land aan de tafel gaan zitten en nagaan wat ze met elkaar nog willen doen en op welke manier.
Een echte authentieke, doorzichtige federale staat betekent ook dat elk bestuursniveau zijn eigen inkomsten int en zijn deel van de schuld draagt. Er kan niet langer sprake zijn van dotaties, toegewezen inkomsten of te ristorneren belastingen, zoals dat nu gebruikelijk is. Van fiscale concurrentie tussen deelgebieden moeten we geen schrik hebben, die concurrentie is juist de beste garantie dat de bestuurders matig zullen blijven in hun belastings- en reglementeringsneigingen."
Collega's, dit citaat is niet van de hand van één of andere extreme flamingant, maar is getekend "Guy Verhofstadt, juni 1992". Het doet misschien zelfs een aantal leden van de VLD nog herinneren aan een aantal teksten die zij vroeger als verplichte bedlectuur moesten doornemen. Ik neem aan dat de toenmalige oppositieleider niet graag zal herinnerd worden aan citaten uit zijn tweede burgermanifest. Ieder van ons kent het verhaal van de machtigen die ontrouw worden en de machtelozen die trouw blijven.
Mijnheer de voorzitter, ik wend mij even tot u. Van op deze tribune zullen wij blijven zeggen dat we deze staatshervorming niet lusten. Van op deze tribune zullen we blijvend de stem zijn van de politieke dissidenten in deze Belgische schijndemocratie. Van op deze tribune zullen we ons blijven verzetten tegen de paarsgroene dictatuur van het politiek correcte denken. Vanop deze tribune zullen we blijven zeggen dat wij in eer en geweten zullen blijven strijden totdat Vlaanderen een vrije staat is in een "Europa der Volkeren".
Translated text
As the second speaker of the Flemish Bloc group that speaks, I could actually easily finish it by saying that we are not federalists and in the Belgian context we are not even confederalists. We assume that Belgian federalism is not the appropriate way to enable Flanders to fully develop themselves according to their own insights and to let them take their rightful place in the European and international forum.
By the way, it will always remain a mystery for foreign political scholars why in a unitary state with two peoples, just the majority people chose federalism. This even constitutes a contradictio in terminis, since federalism constitutes a protection mechanism for the minority against a possible abuse of power by the majority.
With the marches in Brussels in the early 1960s and with "Leuven Vlaams!" the Belgian regime had made acquaintance with the Flemish power of the number. The regime knew very well that the Flemish autonomy struggle had to be channeled.
As an over-conservative reflex to preserve the Belgian State, the Belgian regime accepted federalism. It gave the Flammers the impression that their wishes were met. In reality, for 30 years, Belgian federalism has managed to channel and neutralize Flemish power. Already in the first state reform of 1970, the unforgivable mistake was committed in exchange for a speck of cultural autonomy to give our Flemish power of the number definitively out of hands by the introduction of parity at the Belgian government level. This is how we go from state reform to state reform. The Belgian federalism is very clearly a trap for the Flemish Bloc. The essence of the Belgian construction — the flow of billions and the excessive power position of the Wallish minority — was and is not touched. Their
The community problem has become very complicated. It is food for a handful of community technocrats and one can indeed not blame the ordinary man and woman in the street that the people are no longer awake to the modalities of the division of the Meise plant garden. This is why the Flemish Bloc wants to profile itself as an independent party more than ever. Then we do not need to lose ourselves in the details of Belgian fictional federalism, but we can focus more than ever on the ultimate goal: a modern, democratic and prosperous Flemish State. Their
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, when we discuss today in the plenary session the proposed adjustments to the Special Financing Act, we would ⁇ like to extend this discussion from the Flemish Bloc to the financial flows or transfers in this country. Professor Robert Senelle actually noted in a recent Free Tribune in the Financial and Economic Time that all involved in the Lambermont Agreement, and I quote: "... In all languages, we have silenced about one of the most negative aspects of the current state reform for Flanders, namely the financial transfers from Flanders to Wallonia and Brussels.
From my group, we have already agreed that we should include this topic in the discussion of the amendments to the Finance Act. In federal states, structural solidarity is always provided with elaborate and binding forms of solidarity, but even here, solidarity is always limited in scope and the cash flow generated by this is usually transparent and the result of free negotiations between the various states. Also the Flemish Bloc has been won for the solidarity of the Flemish people with other peoples, but if this is done on a voluntary basis, this solidarity is directly negotiated from people to people, it has a transparent character and it effectively benefits a people in need. Let there be no doubt about this: in Belgium this is largely not the case. The cash flows from Flanders to Wallonia have an automatic character, are not negotiated between the counties and are completely opaque. In addition, the troubled economic situation in Wallonia is mainly due to poor policy. The guaranteed flow of billions from Flanders to Wallonia does not even feel the structural need to carry out reforms. In fact, this transfer of wealth within the Belgian structure very clearly refers to a structural form of theft. Their
However, financial flows between subregions are of all times. However, the studies in Belgium are relatively recent and the Leuven professors have played a pioneering role. Figures from before 1975 are very difficult to find. However, a study by the professors Van Rompuy and Verheirstraeten, already dating from 1979, shows that Wallonia was already a deficit region at the time. According to the calculations of Van Rompuy and Bilsen, dating from a 1988 study, in 1975 2.5% of Flemish wealth flowed to Wallonia. Their
Ten years later, this transfer had risen to 4.3%. Currently, this figure amounts to approximately 3.6% of the Flemish primary income, but the studies in this regard do not naturally take into account the transfers related to public debt.
In the 1990s, the initiative was left by the Leuven professors to the economists De Boeck and Van Gompel of the KBC bank. They confirm the conclusions of other authors. Also, due to practical difficulties, they completely exclude public debt and interest charges.
The starting point in the transfer file is the principle of fair return, in the sense that a region that contributes more to the taxes must draw proportionally more profits from public spending. The KBC economists clearly examined wealth transfers at three levels: on the one hand through social security, on the other hand through the federal state budget transactions, and finally through the financing of the Communities and the Regions. In fact, during the 1990s, social security benefits in Flanders increased for all branches except for those relating to unemployment. This did not exclude the fact that the Flemish Region has no share in any branch that was higher than its share of the population, while this was exactly the case in terms of revenue. In other words, Flanders financed not only its own increasing social security needs, but also those of other regions. Also in relation to the transactions of the federal government there are financial flows to the other regions, especially as a result of the greater tax capacity.
To date, the main source of funding for the Communities and the Regions has been transferred federal personal taxes and VAT revenues. The distribution of personal taxes was linked to economic growth from 2000. The distribution is made according to the effective place of taxation. This distribution is based on just return and thus automatically leads to a reduction in transfers. It is important, however, that the national solidarity intervention of the financing law, which already dates from 1989, obviously provides for explicit transfers to the regions where the personal tax per inhabitant is lower than the country average. This means in practice that Flanders can repay.
Also from the year 2000 the VAT income used to finance education must be distributed according to the number of pupils. Thanks to the manipulated pupil numbers of the French Community, Wallonia once again managed to raise several billion more. This led to an income paradox arising in the 1980s with regard to the Wallish Region, in the sense that a region with a lower primary income per inhabitant – Wallonia in this particular case – enjoys a higher available income after receiving the transfers than the other, paying region, in particular Flanders.
Thus, over the past ten years, Flanders financed an average of 6.5% of the Wallish and 3.2% of the Brussels wealth, thereby reducing the Flemish wealth by approximately 3.7% annually. I would like to emphasize that these figures do not take into account the public debt or interest on it. In reality, the transfers are much higher.
In November 2000, the KBC published an update of its previous study, which shows an unchanged situation: Flanders continues to massively pump money to other regions.
Social security is an important component of financial transfers. In 1999, transfers to Wallonia and Brussels in this sector amounted to more than 110 billion, an increase of more than 25% in absolute figures compared to 1990.
Also expressed in absolute figures, transfers to the federal budget more than doubled between 1990 and 1999, from 22 billion to more than 50 billion. Remarkable is the fact that not only money flows from Flanders to Wallonia, but also from Brussels to Wallonia. The transfer is a reflection of the employment rate in the public sector, which in Wallonia is higher in percentage than in the other regions and is still increasing. In addition, the transfer is mainly related to the high tax capacity of Flanders. In 1999, federal income per person was 9% above the national average in Flanders, while in Wallonia and Brussels they were 15% and 3.2% below the national average, respectively.
The transfer through the financing of the communities and regions amounted to more than 38 billion francs in 1999 compared with more than 33 billion in 1990. As mentioned above, these long-term transfers slowly dry up. Since the income from these taxes in the Wallish and Brussels regions, respectively, amounted to only 88% and 97% of the national average, compared with more than 106% in Flanders in 1998, the national solidarity intervention provides for new wealth transfers to the poorer regions. In particular, the 2000 budget provided for a solidarity contribution of 24 billion francs.
As no agreement was reached in 1999 on an objective distribution key for the number of pupils, the old fixed rates for the distribution of VAT revenues — 57,55% for the Flemish Community and 42,45% for the French-speaking Community — were ultimately ⁇ ined. According to the same KBC calculations, this has resulted in a revenue transfer of another 23 billion francs to the other regions. As of 2000, VAT receipts will be distributed according to the number of students between 6 and 17 years of age. The use of the new key – 57,06% for the Flemish Community and 42,94% for the French speakers – will increase this transfer by approximately 1.8 billion francs.
There are practically no calculations on the transfers in the state debt. The only figure currently available is a calculation by professors Van Rompuy and Bilsen. They estimate that more than 142 billion francs flowed to Wallonia through interest on the state debt already in 1985. This is 28% of the total interest repayment of that year. Studies by Van Rompuy and De Grauwe show that the costs of debt reduction are borne only by Flanders and Brussels.
Transfers from Flanders to Wallonia are therefore nothing new. However, the real figures are silently silenced because it is not allowed to endanger the Belgian construction. Despite the facade of successive state reforms, fiscal autonomy remains very limited. Of course, the French speakers are satisfied with the Flemish concessions under the Lambermont Agreement. The French-speaking Community will receive additional funding, the financial solidarity mechanism will be ⁇ ined and the feared split of some parts of the social security will be stopped once again.
If we take our own estimate at hand, we can conclude that in 1999 more than 389 billion Flemish money was transferred to Wallonia. This means more than 65,000 francs per Flaming, including young and elderly. This comes down to the fact that an average Flemish family with two children sees more than 262,000 francs flowing to a Wallish family. In two years, this is a small 525,000 Belgian francs or the cost of an average family car. All this means that in 1999 Flanders transferred an estimated 6.88% of their Gross Domestic Product to the other regions. This is even more than Germany, where the cost of reunification was estimated at 150 billion German Mark per year or a small 5% of the West German GDP. Compared to normal federal European states such as Spain and Switzerland, the difference is even more striking. In these countries, transfers amount to less than half percent of GDP.
For the Flemish Bloc, this is no longer possible. Flanders can better use their financial resources to ensure their own prosperity. Because of the Wallish mentality, the theft will never stop. It can only be stopped by a complete Belgian settlement separation and real Flemish independence. We do not say that solidarity with other peoples is not possible. Solidarity with other peoples can be, of course, but on a voluntary basis, in a transparent manner and with peoples who really need it.
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, the draft special law on refinancing the communities and expanding the tax powers of the regions contains two essential elements: the refinancing of the communities and the so-called expansion of the tax autonomy of the regions.
Regarding the refinancing of the communities, we can only conclude that the only constant in Belgian politics is the constant need for money of the French speakers.
Colleagues of the PS, normally you are not interested in a substantial debate. Today you are that because the French speakers are guaranteed to receive federal, say Flemish money, again. Cynically I can say that if you are not interested in the extra Flemish money, the free whisky distribution in the PS faction must have started very early this morning!
Despite the structural lack of money on the French-speaking side, there was and is no lack of political arrogance. To put it in a simple picture: one eats out of the hand of the Flammers, but this does not prevent the French-speaking political class from spitting in that same hand. Apparently the French-speaking politicians know very well that their Flemish colleagues are easy to lead the garden at the negotiating table. The French speakers will receive the additional resources requested by the French Community. Through this, the Flammers give out the last tactical weapon in order to move the French speakers ever to any step in the further state reform.
The financing law of 1989 provided for a provisional arrangement for 10 years in which the distribution for the Flemish Community was 57,55% and for the French Community 42,45%. Everybody still remembers the SintEloois Agreement. Thanks to the manipulation of the French Community’s pupil numbers, the French-speaking people were able to raise additional resources again. The Saint-Eloois Agreement of 1 December 1999 stipulated that the educational subsidy made available by the federal government to the two communities — more than 380 billion francs — is distributed on the basis of the number of compulsory pupils from 6 to 17 years of age.
Last year, this new arrangement turned into a real political vaudeville. The French Community changed the data submitted to the Court of Auditors twice after 15 May. The Court of Audit responsible for the statutory audit found the filings submitted suitable for audit. At the check via sample, the Rekenhof – where the court took the courage – removed 26 pupils of the French language and 2 pupils of the Flemish stock. As a result of the Sint-Eloois Agreement, the Flemish share in the education subsidy dropped to 57,08%, a loss of income of more than 1.7 billion francs. Recently, on 15 May 2001, the student data were submitted to the Court of Auditors. These figures still need to be checked. If the figures are not corrected, it is already clear that the Flemish share in the education donation will again fall to 56,97%, a loss for Flanders of more than 418 million francs.
This unfortunate Saint-Eloois Agreement serves as the basis for a new 10-year transitional arrangement for refinancing communities. In 2002 a redistribution of the additional resources is initiated, which is based for 65% on the adverse data of the pupil numbers for Flanders and only for 35% on the personal tax. Only in 2012 will we reach the scenario where the allocation of resources is 100% based on the personal tax. For the Flemish Bloc, it is clear that the implicit transfer of the Flemish to the French Community through the financing of education is smeared over a far too long period. In Flanders, the French Community continues to pay alimony, a lot of money. The cash flow is increasing. I don’t understand how Mr. Borginon dares to say from the tribune that transfers are decreasing. Let us not blow the wind. The cash flow increases.
Fundamentally, this Lambermont agreement does not give any incentive to the tax autonomy of communities. The viewing and listening money, theoretically a community tax, now even becomes a district tax.
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, as regards the so-called expansion of the tax responsibilities of the Regions, I will not return to the purely scandalous way in which the Brussels Capital Region receives additional billions of federal — read Vlaams — money in exchange for two green excuse sheep. Collega Laeremans continued more than extensively this morning with the notorious Lombardy agreements.
Tax autonomy remains an empty box. The district taxes already defined as such in the Special Financing Act are transferred, but the amount is deducted from the dotations of the personal tax.
The fiscal leverage for effectively conducting one’s own policies are, by the way, the personal tax and the corporate tax. An abolition of the corporate tax, however a previous requirement of the VLD, is now no longer a question. An abolition of the personal tax — a proposal contained in one of the five resolutions adopted by the Flemish Parliament in 1999 — is also not in question.
The possibility of introducing up or down rates on the personal tax is far too limited. The margin is 3.25% in 2002 and 6.75% from 2004. This creates too limited policy space. Now the regions can theoretically allow unlimited reductions on the personal tax. However, the Lambermont Agreement limits this possibility.
The so-called fiscal autonomy is now placed in a strict sequence of a cooperation agreement with a reporting obligation to the Federal Minister of Finance. In addition, a new term makes its entry into the community jargon, in particular tax loyalty.
This means that there should be no excessive differences in the tax treatment of the regions. The already minimal fiscal autonomy is thus further undermined. We also note that the global scope of tax autonomy remains very limited in terms of quantity. Flanders had approximately 7% of the revenue from their own taxes, environmental taxes and viewing and listening fees not included. Now about 13% is added due to the regionalization of the district taxes and the viewing and listening fee. This brings the total to about 20%. If the maximum margin for up or down rates is included in the personal tax, from 2002 an additional 3% will be added, doubling from 2004. Taking into account the tax margin in the personal tax, Flanders thus achieved a tax autonomy rate of 23% in 2002 and of 26% in 2004.
Thus, Flemish tax autonomy does not reach more than a quarter of its revenues. In adult federal states this percentage is approximately 50%. The conclusion is that we are not even halfway and the colleagues — including from the Volksunion faction — already consider this as a great Flemish victory.
Furthermore, there remains uncertainty about the task description related to federal or regional deductions. The federal government may continue to apply unshorted tax reductions in the personal tax, even when it concerns regional jurisdictions.
We also continue to find it ⁇ negative that there will be no change in the inter-Western solidarity. The existing so-called solidarity mechanism remains intact. The reverse effects of it remain - ⁇ for the time being - valid. The rich region receives on average less resources per capita than the other regions. The poor regions benefit financially to remain below the national average in terms of tax capacity. Furthermore, environmental taxes will again become an exclusive federal jurisdiction.
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, like in previous state reforms, the classic Belgian mechanism has worked again. According to this classic mechanism, Flanders and Wallonia were granted and are being granted a number of powers in exchange for strengthening the financial and political power of the French speakers in this country.
Colleagues, for an important part I can summarize my comment on this draft with the following quote: "Belgium is on dying after death. This is the result of the dozens of community and institutional compromises and political bargains that have been concluded since 1970. Since then, the citizen is lost in an institutionally untouchable cloth. The reform of our institutions must be changed radically and addressed completely differently. Instead of constantly thinking about new communal compromises following the formation of one or another government, in which we continue to build on the scarce institutions with which we have been shipped since 1970, a whole new state reform must come. Instead of increasingly dividing upward powers, institutions and administrative authorities, the two major communities in our country must sit down at the table and consider what they want to do with each other and in what way.
A genuine authentic, transparent federal state also means that each level of government int its own income and bears its share of debt. There can no longer be donations, allocated income or taxes to be restored, as is now common. We should not be afraid of tax competition between subregions, which is precisely the best guarantee that drivers will remain moderate in their tax and regulatory tendencies.”
Colleagues, this quote is not from the hand of one or another extreme flamingus, but is drawn "Guy Verhofstadt, June 1992". It may even remind some members of the VLD of a number of texts that they had to pass through as compulsory bed cleaning. I assume that the then opposition leader will not like to be reminded of quotes from his second civil manifesto. Each of us knows the story of the powerful who become unfaithful and the powerless who remain faithful.
Mr. Speaker, I will turn to you for a moment. From this tribune we will continue to say that we do not like this state reform. From this tribune, we will forever be the voice of the political dissidents in this Belgian false democracy. From this tribune, we will continue to oppose the purple-green dictatorship of politically correct thinking. From this tribune we will continue to say that we will continue to fight in honor and conscience until Flanders is a free state in a “Europe of Peoples”.
#24
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, bij elke staatshervorming in dit land heeft men het onvermijdelijk over compromissen. Bij het beoordelen van een compromis is de Agalev-Ecolo-fractie bijzonder goed geplaatst omdat ze de enige fractie is die over de taalgrens heen met de anderstaligen samenwerkt. Dit is volgens mij een goede zaak, hoewel het niet altijd gemakkelijk is. Wij moeten niet verhelen dat, ondanks de zeer grote eenstemmigheid, er ook bij ons geregeld discussiepunten opduiken en dat in een verschillend politiek landschap en medialandschap andere klemtonen worden gelegd door het ene en het andere deel van de fractie. Het is normaal dat er soms verschillen in visie zijn. Wat de communautaire aspecten betreft, kunnen wij evenwel zeer verregaand gezamenlijke voorstellen formuleren. Wat vooral belangrijk is, is dat wij door het dagelijkse contact ervaren dat de grote clichématige benadering van de communautaire problematiek in werkelijkheid veel genuanceerder is dan men het vaak voorstelt.
Het grootste cliché uit de discussie over deze staatshervorming is dat enerzijds, de Vlamingen meer bevoegdheden vragen en anderzijds, de Franstaligen meer financiële middelen "pour le refinancement de la communauté ou de l'enseignement." Iedereen die de realiteit onder ogen wil zien, weet dat de situatie genuanceerder is dan dat. Wanneer men ziet wat de Vlaamse regering allemaal wil verwezenlijken en welke vragen er leven bij de Vlaamse leerkrachten, dan is het duidelijk dat ook aan Vlaamse kant een vraag bestaat naar bijkomende financiële middelen.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, in every state reform in this country, one inevitably talks about compromise. When assessing a compromise, the Agalev-Ecolo group is ⁇ well placed because it is the only group that cooperates with non-speakers across the language boundary. This, in my opinion, is a good thing, although it is not always easy. We must not hide that, despite the very large unanimity, there are also regularly discussions among us, and that in a different political landscape and media landscape, different emphasis is placed by the one and the other part of the group. It is normal that there are sometimes differences in vision. With regard to the Community aspects, however, we can formulate very extensive joint proposals. What is especially important is that through the daily contact we experience that the great clichemate approach to the community problem is in reality much more nuanced than it is often imagined.
The biggest cliché from the discussion about this state reform is that on the one hand, the Flemings demand more powers and on the other hand, the French-speaking more financial resources "pour le refinancement de la communauté ou de l'enseignement." When one sees what the Flemish government wants to ⁇ and what questions the Flemish teachers have, it is clear that there is also a demand on the Flemish side for additional financial resources.
#25
Official text
Mijnheer de voorzitter, ten behoeve van de historische waarheid wil ik beklemtonen dat de vragen vanuit het Vlaamse onderwijs inderdaad bestaan, maar dat ze niet worden ingelost door de huidige Vlaamse regering. Dit houdt verband met de verkeerde beleidskeuzes en met verkeerde begrotingskeuzes van de Vlaamse regering, waar de partij van de heer Tavernier overigens deel van uitmaakt.
Translated text
For the sake of historical truth, I would like to emphasize that the questions from Flemish education do indeed exist, but that they are not solved by the current Flemish government. This is related to the wrong policy choices and to the wrong budget choices of the Flemish government, of which Mr. Tavernier’s party, by the way, is part.
#26
Official text
Mijnheer Leterme, dat kan goed uw mening zijn. Ik stel echter vast dat het grootste deel van de bijkomende uitgaven tegemoetkomen aan de zogenaamde witte woede. Ik denk dat de eisen van de welzijnssector terecht waren. De welzijnssector is een belangrijke sector in de Vlaamse samenleving. U zult moeten toegeven dat het grootste deel van de bijkomende uitgaven, terecht naar de welzijnssector gegaan zijn. Er zijn ook veel meer bijkomende toezeggingen gedaan aan het Vlaamse onderwijs dan dat er concrete zaken zijn ingevuld inzake bijvoorbeeld de afcentiemen. Ik spreek hier over de beslissingen die we nu in handen hebben en over de plannen voor 2002. Men kan inderdaad dromen over wat wij over vijf jaar zullen gaan doen, maar ik heb het graag over wat er tot op dit moment beslist is en waarover er concrete engagementen bestaan. Ik ben van mening dat de Vlaamse regering geen verkeerde beleidskeuzes heeft gemaakt. Integendeel, een aantal fundamentele zaken zijn rechtgetrokken nadat ze, misschien door omstandigheden, tijdens de vorige legislatuur waren scheefgegroeid. Toen kwamen een aantal sectoren duidelijk niet aan hun trekken. Zij werden niet op een correcte manier vergoed.
Ik stel vast dat bij de Franstaligen hetzelfde gebeurt als bij de Vlamingen. Ik heb goed geluisterd naar collega Eerdekens. Hij zei dat de vraag naar meer bevoegdheden ook bij de Franstaligen leeft. Inzake bepaalde gewestbelastingen vragen zij niet alleen meer middelen; zij willen ook de gewestbelasting vaak aanpassen aan hun eigen noden. Zij willen een eigen beleid voeren, zij willen zelf de richting kiezen waarin zij hun gewest willen sturen. Meer bevoegdheden is dus niet alleen een Vlaamse eis. Ook langs Franstalige kant bestaat die vraag heel duidelijk. Net zo goed bestaat in de verschillende gewesten en gemeenschappen voor een aantal domeinen de vraag naar meer mogelijkheden om een eigen beleid te voeren. Men krijgt nu eenmaal een overdracht van bevoegdheden van het federale niveau naar het gewestelijke en het gemeenschapsniveau.
Laten wij terugkeren naar de financieringswet die voor ons ligt. Hier worden enkele belangrijke stappen gedaan, die eigenlijk door weinigen gecontesteerd worden. Wanneer zij wel gecontesteerd worden, gebeurt dat duidelijk vanuit een totaal verschillende hoek, naargelang zij van de ene of de andere kant van de taalgrens komen. De kritieken zijn in feite aan elkaar tegengesteld. Het is dus niet zo dat er met een andere meerderheid een alternatief akkoord tot stand zou kunnen worden gebracht dat unaniem zou worden goedgekeurd. Het is nu eenmaal het lot van een compromisakkoord dat niemand alle eisen binnenhaalt. Maar het is alvast evenwichtig.
Ik stel vast dat niemand de noodzakelijke herfinanciering van de gemeenschappen in twijfel trekt. Niemand ontkent het feit dat het oude financieringssysteem van dotaties die stegen volgens de BTW-inkomsten, een slecht systeem is, met een structurele vermindering van de gemeenschapsmiddelen tot gevolg. Wij stellen hier een nieuw mechanisme voor. U vindt het te beperkt, mijnheer Leterme. Alleszins staat de kritiek van de CVP haaks op die van de PSC. Aangezien de bezwaren van de tegenstanders van het ingewikkelde akkoord dat nu ter tafel ligt — dat kan ook niet anders, want het betreft een moeilijke problematiek - zo uiteenlopen kan ik niet anders dan concluderen dat er weinig ruimte is voor een alternatief dat de goedkeuring wegdraagt in beide grote taalgemeenschappen.
Translated text
Mr. Leterme, that may well be your opinion. However, I note that the majority of the additional expenditure covers the so-called white anger. I think the demands of the welfare sector were right. The welfare sector is an important sector in the Flemish society. You will have to acknowledge that the majority of the additional expenditure, rightly, went to the welfare sector. There have also been many more additional commitments made to the Flemish education than there have been completed concrete affairs regarding, for example, the offsets. I am speaking here about the decisions we have now in our hands and about the plans for 2002. One can indeed dream about what we are going to do in five years, but I like to talk about what has been decided so far and about which there are concrete commitments. I believe that the Flemish government has not made the wrong policy choices. On the contrary, a number of fundamental matters have been corrected after, ⁇ due to circumstances, they had shattered during the previous legislature. At that time, some sectors clearly did not come to their tracks. They were not properly reimbursed.
I assume that with the French speakers happens the same as with the Flamings. I listened carefully to colleagues. He said that the demand for more powers also lives with the French speakers. With regard to certain regional taxes, they not only require more resources; they also often want to adjust the regional tax to their own needs. They want to conduct their own policy, they want to choose the direction in which they want to direct their region. More powers are not just a Flemish requirement. Also on the French-language side, this question is very clear. Similarly, in the different regions and communities for a number of domains, there is a demand for more opportunities to conduct their own policies. There is a transfer of powers from the federal level to the regional and community level.
Let us return to the financial law that lies ahead of us. Here are some important steps taken, which are actually challenged by few. When they are challenged, it clearly happens from a completely different angle, depending on whether they come from one or the other side of the language boundary. The criticisms are in fact opposed to each other. Therefore, it is not true that an alternative agreement could be reached with a different majority that would be unanimously approved. It is the fate of a compromise agreement that no one meets all the requirements. But it is evenly balanced.
I note that no one is questioning the necessary refinancing of communities. No one denies the fact that the old system of funding of grants increasing according to VAT revenues is a bad system, resulting in a structural reduction of Community funds. We are proposing a new mechanism. You find it too limited, Mr. Leterme. Alleszins stands the criticism of the CVP alongside that of the PSC. Since the objections of the opponents of the complicated agreement that is now on the table — that cannot be otherwise, because it is a difficult problem — are so diverse, I can not help but conclude that there is little room for an alternative that carries away the approval in both major language communities.
#27
Official text
Mijnheer Tavernier, u beweert dat er geen alternatief is voor de teksten die ter tafel liggen. Ik heb alle indicaties dat er, op het moment dat u zulks vanop het spreekgestoelte declameert, door marchandage en heronderhandelingen wordt geprobeerd een alternatieve tekst op te stellen, die zeker een tweederde meerderheid kan halen. Wat staat u hier dan te vertellen?
Translated text
Mr. Tavernier, you argue that there is no alternative to the texts on the table. I have all the indications that, at the moment you declare this from the speaker, through marchandage and renegotiations, there is an attempt to draw up an alternative text, which can ⁇ obtain a two-thirds majority. What are you here to tell?
#28
Official text
Mijnheer Leterme, ik zou zeker niet rekenen op een alternatieve tekst met een nieuw mechanisme. Vergeet dat maar.
Translated text
Mr. Leterme, I ⁇ ⁇ would not count on an alternative text with a new mechanism. Forget that.
#29
Official text
Mijnheer Tavernier, voor alle duidelijkheid, gaat u ervan uit dat er tekstwijzigingen zullen worden aangebracht, quid dat er geen totaal nieuwe tekst wordt ingediend? Met andere woorden, kondigt u nu wijzigingen aan onderhavige teksten door de meerderheid aan?
Translated text
Mr. Tavernier, for all clarity, you assume that text changes will be made, quid that no entirely new text will be submitted? In other words, do you now announce amendments to the present texts by the majority?
#30
Official text
Ik kondig hier niets aan. Wat ik zei, was dat het hier gaat om een evenwichtig geheel en dat u niet moet hopen op of vrezen voor een alternatief dat totaal nieuwe teksten of mechanismen voorstelt.
Ik herinner eraan dat ook de gewesten vragende partij waren voor meer fiscale verantwoordelijkheid, zodat zij over eigen beleidsinstrumenten konden beschikken. Ook dat is nooit betwist. Er is zelfs nauwelijks of geen kritiek geuit op het feit dat het federaal niveau opnieuw bevoegd wordt voor de milieutaksen.
Voor ons is het zeer belangrijk dat er duidelijke grenzen zijn gesteld aan de gewestelijke autonomie, want de federale overheid moet voor haar inkomstenverlies worden gecompenseerd. Bovendien is beslist om het risico op fiscale migratie tegen te gaan. Het is al te gemakkelijk zomaar te eisen dat zelfs het kleinste gewest een zo groot mogelijke fiscale autonomie wordt verleend. Het gevaar op fiscale migratie is immers niet denkbeeldig. Fiscale migratie is altijd in het voordeel van de inwoners met de hoogste inkomens, die het gemakkelijkst verhuizen naar gebieden met de laagste fiscale druk.
Ik heb soms de indruk dat men de fiscale autonomie vanuit een te theoretisch concept benadert en dat men te weinig rekening houdt met wat er in werkelijkheid gebeurt, namelijk de fiscale migratie en de belastingontwijking. Ik denk dat wij al het mogelijke moeten doen om dat tegen te gaan. Daarom vind ik het zeer goed dat men duidelijke grenzen heeft gesteld aan de gewestbelastingen en aan de verminderingen en de vermeerderingen van de personenbelasting. Vandaag de dag bestaat er immers ook een verschil tussen diverse gemeenten in de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting. Vandaag de dag komen er in Vlaanderen — en ik veronderstel ook in Wallonië — regelmatig klachten over het feit dat de rijkste gemeenten de laagste tarieven toepassen en daardoor de hoogste inkomens aantrekken. Dat is sociaal gezien niet correct.
Gezien deze vaststellingen, is het meer dan terecht dat men de verschillende gewesten de mogelijkheid tot differentiatie geeft. Als men dat doet, moet men tegelijkertijd ook duidelijk de beperkingen aangeven waarbinnen die mogelijkheid zich situeert. Daarom vind ik wat hier voorligt zeer goed. Men kan natuurlijk stellen dat het vroeger meer was. Inderdaad, in theorie was het meer, maar in praktijk werd het, ten eerste, niet toegepast en, ten tweede, was het aan andere, bijkomende voorwaarden verbonden, zodat er van die mogelijke differentiatie geen sprake was.
In het verlengde daarvan wil ik het ook even hebben over de vennootschapsbelasting. De redenen waarom wij vinden dat de gewestbelastingen, de marges, de schommelingen en de differentiaties in de personenbelasting beperkt moeten zijn, zijn dezelfde als de redenen waarom wij vinden dat men enorm moet opletten met de eventuele regionalisering van de vennootschapsbelasting. Het risico van fiscale migratie naar gebieden waar de belastingdruk het laagst is, is bij vennootschappen nog veel groter dan bij individuele personen. Daarom zou een regionalisering hier volgens mij een slechte zet zijn en is het goed dat wij de vennootschapsbelasting op het federale niveau houden. De zetel van een onderneming is immers maar al te gemakkelijk te verplaatsen van het ene Gewest naar het andere.
Nog even iets over het akkoord rond Brussel. Brussel is nooit een gemakkelijk geval geweest. Een compromis is altijd een beetje ingewikkeld. Het voordeel aan dit akkoord is in elk geval dat het van de Brusselaars zelf is gekomen. Zij hebben hierover onderhandeld en het wordt door de twee taalgroepen in Brussel als een positieve stap vooruit beschouwd. Ik hoor het verdedigen door Vlaamse en door Franstalige Brusselaars. In het Brusselse regeerakkoord waren reeds een aantal principes vastgelegd en die principes werden nu vertaald. Voor de Vlamingen is er voor het eerst een gegarandeerde vertegenwoordiging. Dat zal duidelijk worden ingeschreven. Ik vind het dus grotesk dat men die gewaarborgde vertegenwoordiging interpreteert als betekende het dat de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel plotseling in een keurslijf zit. Ik denk dat het voor velen bijna een droom is ooit aan die 19% te geraken. Voor het zover zal komen, zullen er volgens mij al enkele tientallen jaren voorbij zijn gegaan. Gezien de Belgische constructie zullen wij in die tijd toch al met elkaar hebben gesproken!
Er zijn inventieve constructies toegepast om het Vlaams Blok te verhinderen de blokkering van Brussel toe te passen. Naast het element "mogelijke blokkering van de Brusselse instellingen" hebben sommigen nog over andere strategieën gesproken. Het is vooruitziend van de Brusselaars om zo'n mechanisme in te bouwen. Waarschijnlijk zullen die mechanismen niet nodig zijn. Ik hoop dat in de eerste plaats voor de Vlamingen. Als men het bekijkt van Vlaamse zijde, is het Vlaams Blok voor de Vlamingen eigenlijk een blok aan het been.
Ik kan de CVP begrijpen als zij vanuit hun standpunt zeggen dat zij betere voorstellen hebben. Ik kan ook de PSC begrijpen als zij zeggen vanuit hun standpunt betere voorstellen te hebben. Ik stel alleen vast dat zij samen geen beter voorstel hebben. Elk afzonderlijk, vertrekkend vanuit het oogpunt van één gemeenschap of gewest, kan men misschien vanuit het eigen standpunt betere voorstellen hebben. Anderen hebben dan echter precies de tegenovergestelde voorstellen. Ik meen dan ook dat wat hier voorligt een goede zaak en een stap vooruit is. Omdat wij dit een stap vooruit en een evenwichtig akkoord vinden, zullen wij het ten volle steunen.
Translated text
I am not announcing anything here. What I said was that this is a balanced whole and that you should not hope or fear for an alternative that proposes entirely new texts or mechanisms.
I recall that the regions were also asking for greater tax liability so that they could have their own policy instruments. This too has never been disputed. There has even been little or no criticism of the fact that the federal level is re-competent for environmental taxes.
For us, it is very important that there are clear limits to regional autonomy, because the federal government must be compensated for its income loss. In addition, it was decided to counter the risk of fiscal migration. It is too easy to simply demand that even the smallest region be granted as much tax autonomy as possible. The risk of tax migration is unthinkable. Fiscal migration is always in the benefit of the inhabitants with the highest incomes, who most easily move to areas with the lowest tax pressure.
Sometimes I have the impression that one approaches fiscal autonomy from a too theoretical concept and that one takes too little into account what is happening in reality, namely fiscal migration and tax evasion. I think we should do everything we can to prevent this. Therefore, I find it very good that clear limits have been set to the regional taxes and to the reductions and increases of the personal tax. Today, there is also a difference between various municipalities in the additional municipal tax on the personal tax. Today in Flanders — and I suppose also in Wallonia — there are regular complaints about the fact that the wealthiest municipalities apply the lowest rates and thus attract the highest incomes. This is not socially correct.
Given these findings, it is more than correct to give the different regions the possibility of differentiation. If one does so, one must at the same time also clearly indicate the limitations within which that possibility is situated. That is why I think what is presented here is very good. Of course, it can be said that it was more before. Indeed, in theory it was a lake, but in practice, first, it was not applied and, secondly, it was connected to other, additional conditions, so that there was no such possible differentiation.
In the meantime, I would like to talk about corporate tax. The reasons why we consider that the regional taxes, the margins, the fluctuations and the differentiations in the personal tax should be limited are the same as the reasons why we consider that great attention should be paid to the possible regionalization of the corporate tax. The risk of tax migration to areas with the lowest tax burden is much greater for companies than for individuals. Therefore, regionalization here would, in my opinion, be a bad move and it is good that we keep the corporate tax at the federal level. After all, the headquarters of a company is too easy to move from one Region to another.
Let’s talk about the Brussels Agreement. Brussels has never been an easy case. A compromise is always a bit complicated. The advantage of this agreement is, in any case, that it came from the Brussels themselves. They have negotiated this and it is viewed by the two language groups in Brussels as a positive step forward. I hear it defended by Flemish and by French-speaking Brussels. A number of principles had already been set out in the Brussels Government Agreement and those principles have now been translated. For the Flamings there is for the first time a guaranteed representation. This will be clearly recorded. So I find it grotesque that one interprets that guaranteed representation as meaning that the Flemish representation in Brussels is suddenly in a slide. I think it’s almost a dream for many to ever reach those 19%. Before it comes to this point, I think it will have been several decades past. Given the Belgian construction, we would have talked to each other at that time!
Inventive constructions have been applied to prevent the Flemish Bloc from applying the blockade of Brussels. In addition to the element "possible blocking of the Brussels institutions", some have talked about other strategies. It is foreseeable from the Brussels to establish such a mechanism. Probably these mechanisms will not be needed. I hope this is primarily for the flames. If one looks at it from the Flemish side, the Flemish Block for the Flemish is actually a block on the leg. Their
I can understand the CVP when they say from their point of view that they have better proposals. I can also understand the PSC when they say they have better proposals from their point of view. I only assume that together they have no better proposal. Each individually, starting from the point of view of one community or region, one may have better suggestions from his own point of view. However, others then have exactly the opposite proposals. Therefore, I believe that what is ahead here is a good thing and a step forward. As we find this a step forward and a balanced agreement, we will fully support it.
#31
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren collega's, de verklaring tot herziening van de Grondwet aangenomen in de laatste legislatuur liet het huidige Parlement slechts een zeer beperkte actieruimte om verdere stappen te zetten in de staatshervorming. Wij betreurden dit twee jaar geleden reeds en wij doen dat nog steeds. Toch zouden er substantiële stappen komen in de huidige legislatuur. Dat werd ons bij de onderhandelingen over de vorming van een Vlaamse regering beloofd. Een belangrijk feit is dat partijen beloofden om nu op Vlaams niveau geen ander discours te houden dan op federaal niveau. We verheugden ons twee jaar geleden over deze breuk met een onfrisse praktijk uit een recent verleden waarbij met defederaliserende spierballen gerold werden in het Vlaamse Parlement terwijl dit federaal weinig echo kreeg.
Vandaag weet ik niet zo goed meer of ik mij daar wel zo geweldig enthousiast over moet voelen. Zeker, eerlijkheid is een zeer grote troef en eenstemmigheid op federaal en Vlaams vlak is eerlijk. Dat één en ander zou uitmonden in een wel erg lauwe meerderheid als het gaat om verdere stappen in de Vlaamse staatsvorming binnen het Vlaamse Parlement, konden wij toen nog niet voorzien. Wat er ook van zij, de Vlaamse regeringsvorming waaraan mijn partij deelnam, beloofde toch vooruitgang op een aantal domeinen. Ik geloof dat de Vlaamse regeringsverklaring dan ook de juiste maatstaf is om de voorliggende akkoorden en hun wettelijke omzetting te beoordelen. Ik kom daar straks op terug.
Het verdere verhaal is bekend. Er kwam een Costa en een eerste akkoord, het Hermesakkoord, daarna kwam een tweede akkoord, het Lambermont-akkoord en dan was er een derde akkoord, het Lombard-akkoord.
Het enthousiasme over de eerste twee akkoorden waaraan wij deelnamen, was eerder gematigd. Uiteraard zou veel afhangen van de omzetting van die akkoorden in wetteksten.
Welnu, deze omzetting bleek ronduit teleurstellend en op menig punt verschilden de teksten van wat destijds was afgesproken. Wie zich in de techniciteit van de akkoorden verdiept of verdiepte, kan niet anders dan dat vaststellen. Wij hebben dan ook aan de alarmbel getrokken en hebben geprobeerd een lijst met knelpunten op te stellen. Het ging om punten waar volgens ons een grote afwijking van de oorspronkelijke akkoorden in de voorgelegde teksten werd vastgesteld. Wij overhandigden deze lijst aan Karel De Gucht, voorzitter van de grootste meerderheidspartij aan Vlaamse kant, die als bemiddelaar wenste op te treden.
Ik ga slechts de belangrijkste punten opsommen. Ten eerste, er was duidelijk afgesproken dat het toezicht op de politie naar de gewesten zou gaan, behalve inzake politiebevoegdheden in verband met het Octopuspakket. Voor ons moest ook in de teksten staan dat alleen de politiebevoegdheden inzake openbare orde federaal bleven, de andere toezichtmaatregelen in verband met de gemeentelijke politie zouden overgaan naar de gewesten. Als ik mij niet vergis vond een VLDfractieleider in de Kamer dat bijvoorbeeld de verkeerspolitie onder gewestelijk toezicht zou komen. Deze uitspraak vinden we nergens in de teksten terug.
Een kleiner punt was dat, volgens de teksten, gouverneurs, arrondissementscommissarissen enzovoort slechts door de gewestregering kunnen worden afgezet na eensluidend advies van de federale regering. Geachte collega's, afzetting is een zeer gereglementeerde en met garanties omringde procedure. Het is dan ook een beetje gek dat aan het eind van zulke procedure de federale regering de afzetting zou kunnen blokkeren.
Er werd gesproken over gewaarborgde vertegenwoordiging — bijvoorbeeld aan Vlamingen — die niet zou worden geremd door een andere bepaling, met name deze van het beginsel van evenredigheid zoals het in het kiesstelsel ingeschreven staat.
Ondanks onze opmerking werd de tekst niet aangepast. Wij maakten de opmerking dat een aantal procedures, onder meer voorzien voor beroep bij het Arbitragehof, noodzakelijkerwijze andere termijnen zouden vereisen. Er werd niet naar geluisterd.
Belangrijker was onze opmerking over de Duitstalige gemeenschap. Over Duitstalige gemeenten stond niets in het Lambermontakkoord en in deze Kamer hebben we er nog over gedebatteerd. Op mijn vraag aan de vice-eerste minister antwoordde deze laatste dat hierover niets afgesproken was. In de teksten vinden we dat het toezicht over de Duitstalige gemeenten overgeheveld wordt naar Namur, met alle problemen vandien voor de Duitstaligen.
De integratie van OCMW met gemeentelijke sociale diensten, voor ons een zeer sociaal en belangrijk punt, werd gevraagd en werd min of meer toegezegd, maar we konden hierover niets terugvinden in de teksten. Nu blijkt het ook onmogelijk.
De veiligheid van de voedselketen werd ingeschreven als bevoegdheidscriterium daar waar het alleen als verklaring zou mogen dienen voor de pakketten die al dan niet werden overgedragen aan de gewesten.
Inzake landbouwprijzen lieten we opmerken dat het federale niveau weliswaar bevoegd kan blijven voor het prijs-en inkomensbeleid op het niveau van de consument, maar niet op het niveau van de landbouwprijzen. Daarover bestond eensgezindheid met de heer De Gucht, maar tot vandaag wachten we op klaarheid omtrent dit punt.
Dat is niet onbelangrijk, want dat betekent dat het gewest en niet de federatie de marges die het EUbeleid terzake laat, kan invullen.
Er wordt ingeschreven dat alle gemeenten gelijk moeten worden behandeld. Onze opmerking was toen dat een grote stad toch niet aan dezelfde regels moest worden onderworpen als kleine gemeenten. Dat is immers geen goed bestuur. "Neen", zei men ons: "Dat moet worden aangepast waarbij duidelijk moet worden gemaakt dat het alleen om faciliteiten gaat. Daarvoor werd dit ingeschreven." Wel, doe dat dan. Zeg dat uitdrukkelijk, schrijf dat uitdrukkelijk in, zo niet maakt u slechte wetgeving.
Inzake de financieringswet lieten wij opmerken dat de monitoring door het Rekenhof en de mogelijke controle achteraf door het Arbitragehof alleen kan gebeuren aan de hand van twee kwantitatieve criteria: de marges en de progressiviteit. "Ja", zei men ons. "Ja", herhaalde minister Vande Lanotte in een niet in het verslag opgenomen antwoord. "Ja natuurlijk is dat zo. De deloyale fiscale concurrentie op zich is geen toetsexponent." Wij vinden daarvan niets in de teksten terug. Wij wachten nog altijd op een duidelijke, klare in het verslag opgenomen verklaring terzake dat er geen sprake kan zijn van een derde toetsingscriterium, met name deloyale fiscale concurrentie naast de twee kwantitatieve criteria. Alleen de twee kwantitatieve criteria zijn ons inziens mogelijk.
Wij merkten op dat wij er in de financieringswet misschien moesten over waken opdat de federale overheid elementen die van de belasting naar de Gewesten waren overgedragen, niet ook nog zou kunnen gaan aanboren. Er zou dus een bepaling moeten komen dat een belastingsobject dat reeds door de nieuwe gewestbevoegdheid werd gevat, niet nog eens door de federale overheid zou worden belast, zij het onder een andere naam. Wat deed men om de dubbele belasting te vermijden? Men schreef een bepaling in alleen over het vermijden van dubbele belasting tussen twee gewesten, wat een andere zaak is.
Inzake ecotaks en ecobonus werd afgesproken dat deze zoals de andere gewestbelastingen naar de Gewesten zouden overgaan. Plotseling slaat men bij het indienen van de tekst een andere koers in. Ze worden nu federaal gemaakt. De enige zwakke verklaring die wij daarvoor krijgen, is dat de Gewesten plotseling niet meer geïnteresseerd zijn en dat het voor Vlaanderen niet zo belangrijk is.
Zelfs al zou dat laatste waar zijn, dan doet dat toch afbreuk aan de coherente bevoegdheidspakkettentheorie en is het weer een mooi staaltje van federale nutteloze recuperatie.
Er werden opmerkingen gemaakt in verband met de registratierechten. De technische kant daarvan zal ik u besparen.
Sta me toe nog drie korte punten te vermelden die voor ons toch een zeker belang hebben.
Ten eerste, de Plantentuin van Meise. De overdracht van de Plantentuin van Meise wordt bij herhaling vernoemd in deze financieringswet. Men zou er beter ook eens bij zeggen aan wie ze wordt overgedragen. Is het zo moeilijk om in de tekst van de wet of in de toelichting te melden dat die wordt overgedragen aan de Vlaamse gemeenschap? In de vroegere versies van de tekst was dat nog het geval. Nu kan dat blijkbaar niet meer. Als dat niet meer gebeurt, is dat toch geen loutere vergetelheid. Dat betekent dat er politiek meer achter schuilt.
Inzake de Plantentuin van Meise was afgesproken dat de financiering van de Franse gemeenschap die daaraan zou beantwoorden, beperkt zou worden tot het Franstalig wetenschappelijk personeel dat daar werkt. Dat begrijp ik en dat is goed. In de huidige tekst lezen we dat het gaat om ál het personeel van de Franse taalrol. Waarom moet men daar zulke veranderingen in schrijven, zonder dat daaraan een ernstig overleg voorafgaat?
Ten tweede, wat de ontwikkelingssamenwerking betreft werd in het Lambermont-akkoord uitdrukkelijk afgesproken dat alle aspecten van de ontwikkelingssamenwerking die samenhangen met de bevoegdheden van de Gewesten en de Gemeenschappen overgedragen zouden worden met ingang van 1 januari 2004. In de huidige tekst lezen we dat men afwacht. Pas bij een volgende bijzondere wet, waarvoor men de tweederde meerderheid nog zal moeten vinden, zullen de bevoegdheidspakketten inzake ontwikkelingssamenwerking worden overgedragen. Het spijt me, maar we hebben al te vaak gezien dat overdrachten in twee of drie fasen niet zo goed werken. We willen daarmee niet nog eens bedrogen worden. Dat kan niet. Dat is geen vertaling van wat was afgesproken.
Ten derde, heb ik nog een punt over de samenhang. Vanaf het eerste ogenblik hebben wij erop aangedrongen dat de afspraken een geheel zouden vormen. De bijzondere financieringswet en de bijzondere bevoegdheidswet moeten een geheel vormen en als dusdanig aan elkaar vastgeklonken worden. We merken dat een van de twee voortdurend bestookt wordt met verdachtmakingen van ongrondwettigheid of met de plaatsing van grote juridische vraagtekens achter de geldigheid ervan. Het gaat om overdrachten van geld zonder dat veiligheidsmaatregelen genomen worden. Dat kan niet.
Tot in deze Kamer of in de Senaat hebben we er geen garantie over dat het sneuvelen van de ene wet ook het sneuvelen van de andere wet met zich zal brengen.
Wat ons betreft, zijn die twee wetten onlosmakelijk gekoppeld. Onze houding tegenover de bevoegdhedenwet zal geen andere zijn dan onze houding tegenover de financieringswet. Daar is geen sprake van.
Dames en heren, ik zou hieraan nog een lange lijst kunnen toevoegen. Met de zaken die ik vernoemd heb, wil ik aantonen dat er geen overeenstemming is op alle punten tussen wat is afgesproken en de zaken waarin we ons nog enigszins konden vinden. De heer Patrik Vankrunkelsven noemde het akkoord het minimum minimorum. De omzetting ervan is beneden dat minimum.
Sommige van de niet gerealiseerde punten waren voor ons zo essentieel dat we ze breekpunten noemden. We maakten heel duidelijk dat er voor ons geen sprake kon zijn van de goedkeuring van de teksten als die breekpunten niet verwezenlijkt werden.
Bemiddelaar De Gucht gaf ons op de meeste van deze breekpunten volledig gelijk. Hij zei dat men inderdaad op een aantal punten was afgeweken. Men wou nog altijd proberen met een open mind tot afspraken te komen om dit deel alsnog in rechte banen te leiden. Veel werd ons beloofd met woorden, de teksten hebben wij nog steeds niet gezien.
Intussen had onze partij ook duidelijk gemaakt dat er geen sprake van kon zijn de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake het toezicht over de Brusselse gemeenten te aanvaarden zonder dat er meteen en conform met het Brusselse regeerakkoord iets zou worden gedaan aan de verbetering van de situatie van de Vlamingen in Brussel. De mini-Costa werd weer tot leven gewekt, er werd gesproken en uiteindelijk sloot men het Lombard-akkoord. Dit Lombardakkoord heb niet ik maar wel de voorzitter van de VLD een perfide akkoord genoemd. Hij heeft het echter verdedigd. Wellicht is dit een uiting van nieuwe politieke cultuur.
Nieuwe politieke cultuur is wellicht ook het betalen voor mandaten. Ik heb in deze Kamer gehoord dat mensen die op een zeker niveau aan politiek willen doen zowel ten noorden als ten zuiden van de taalgrens het zeer moeilijk hebben met dit betalen voor mandaten. Dit geeft volgens mij een zeer slecht beeld van wat een Vlaming en een Waal is in de Brusselse context.
Wij wezen de Lombard-akkoorden af want volstrekt benedenmaats wat betreft de versterking van de positie van de Vlamingen in Brussel, een stap achteruit wat betreft de dubbele meerderheden die worden afgeschaft en omdat het betalen voor mandaten als principe niet kan. Een deel van mijn partij begroette de akkoorden wel als een verwezenlijking van de verwachte, betere status van de Brusselse Vlamingen. Ik kom daar nog op terug.
Hoe nu onze positie bepalen ten aanzien van de omzetting van de vroegere akkoorden in bijzondere wetten? Wat moet onze maatstaf zijn? Wij zouden kunnen doen zoals de Vlaamse Beweging graag doet en verwijzen naar de vijf resoluties van het Vlaams Parlement: Brussel geen deelstaat als de andere, Vlaanderen moet zelf kunnen instaan voor de personenbelasting, Vlaanderen moet zelf kunnen beslissen inzake gezondheids- en gezinsbeleid en de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik zal dat niet doen.
Wij zouden kunnen verwijzen naar partijprogramma's. Ik zou kunnen verwijzen naar mijn eigen partijprogramma maar ik neem aan dat ik daarmee mensen van andere partijen niet kan overtuigen. Het is op dat vlak bij ons soms al moeilijk genoeg. Wij zouden ook kunnen verwijzen naar het VLD-programma bijvoorbeeld, toch wel een belangrijke en serieuze partij. Wat hebben zij over fiscale autonomie gezegd? Wat zij hebben gezegd over de noodzaak van een defederalisering van de sociale zekerheid is zeer interessant.
Ik hoop dat de VLD mij in de komende uren, dagen en weken nog zal kunnen overtuigen van het feit dat de V van de VLD niet staat voor een dun laagje vernis. Ik hoop dat in de komende uren en dagen de VLD nog zal kunnen bewijzen dat zij die V in haar letterwoord wel degelijk ernstig neemt. Hoe dan ook, we zullen allemaal ooit moeten inzien dat niet alles en iedereen te koop is, dat niet alles en iedereen het algemeen belang zomaar kan negeren.
Als er, na ons aan het lijntje te hebben gehouden, straks in de regering afspraken worden gemaakt om wat PSC'ers over de streep te trekken, zal de verantwoordelijkheid van zij die dit doen zeer groot zijn.
Wij weten dat ze dan de verantwoordelijkheid daarvoor op ons zullen proberen te schuiven. Wij zijn dat gewend. Ik kan u alleen maar zeggen dat eenieder die dit dossier een beetje kent, eenieder met een beetje politiek gezond verstand, ook bij de VLD, de SP en Agalev en eenieder die een beetje zelfrespect heeft, zal moeten toegeven dat dit niet kan. Men kan de bevoegdhedenwet en de financieringswet niet dissociëren.
Waarop zullen wij onze evaluatie dan wel baseren? Niet op de maximalistische of maximalistisch genoemde Vlaamse resoluties, maar gewoon op datgene wat wij met dezelfde partijen als degene die hier de federale meerderheid vormen, hebben afgesproken in het Vlaams Parlement bij de Vlaamse regeringsvorming. Waartoe leidt nu zulke evaluatie? Ik zou daaromtrent drie punten willen naar voren brengen. Een kernbegrip, trouwens niet alleen in Vlaanderen maar ook op federaal niveau, is een goed bestuur. De staatkundige hervorming van België staat voor ons niet in het teken van een ontembare splitsingsdrang, maar is gestoeld op de verzuchting om een efficiënt en goed bestuur te realiseren op basis van de principes zoals geschetst in het Vlaamse regeerakkoord: verantwoordelijkheid, subsidiariteit en solidariteit. Lambermont-bis, zoals het is gaan heten, zal echter niet leiden tot een betere, meer doorzichtige en coherente bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de Gemeenschappen en de Gewesten. Het akkoord staat bol van de uitzonderingen op de bevoegdheidsoverdrachten en bevat financieringsmechanismen waarin niemand nog klaar ziet. Dit federalisme à la carte dient de rechtsstaat noch de democratie. Het mag dan ook weinig verwondering wekken dat de adviezen van de tweetalige kamer van de Raad van State vernietigend zijn, zowel voor Lambermont als voor het Brussel-akkoord. De kans dat het achteloos negeren van deze adviezen hier in de Kamer en door de regering straks wordt gewraakt door het Arbitragehof, is dan ook meer dan reëel.
Tweede toetsingsmoment: de Lambermontakkoorden versterken de drieledigheid van de federale Staat. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt aanzienlijk versterkt, terwijl er niets wordt gedaan aan de gebrekkige democratische werking van de Brusselse instellingen. Integendeel, deze slecht functionerende instellingen krijgen vaak nog meer bevoegdheden toegeschoven, die de stadsgrenzen letterlijk en figuurlijk ver overstijgen. Soms heb ik de vrees dat Vlaanderen haar hoofdstad hier vaarwel zegt. De garanties voor de Brusselse Vlamingen worden veeleer teruggeschroefd dan versterkt. Het principe van de drieledigheid staat overigens haaks op wat ook onze partij altijd al heeft verkondigd.
Ten slotte is er de kosten/batenanalyse. Door het Lambermont-akkoord worden ontegensprekelijk verdere stappen in de staatshervorming gezet, dat is ook waar. De ene beweert dat het akkoord terzake alle verwachtingen overtreft, voor de andere is het bereikte schier onvoldoende. Ondanks de waslijst van punten van kritiek die wij zouden kunnen uitbrengen, wil ik niet belanden in een welles-nietes-spelletje, waarbij niemand gelijk haalt. Laat mij nogmaals verwijzen naar het Vlaamse regeerakkoord. Daar kunnen wij een objectieve maatstaf, ja zelfs haast een kwantitatieve maatstaf vinden om de akkoorden en de wetteksten die ons werden voorgelegd, te evalueren. Het Vlaamse regeerakkoord schuift tien bevoegdheidsdomeinen naar voren waarin "snel" hervormingen dienen te worden gerealiseerd en zes variapunten. Zelfs met een milde beoordeling komt men onvermijdelijk tot de vaststelling dat ten aanzien van amper vier bevoegdheidsdomeinen effectief ook vooruitgang werd geboekt. Van de zes variapunten kregen er amper twee enige invulling. Daarnaast geeft het regeerakkoord een opsomming van elf knelpunten en zeven niet onbelangrijke variapunten waarvoor, ik citeer, "in de eerste helft van de legislatuur" - nu dus — "definitieve oplossingen moesten worden gevonden". Een zelfde milde jurering leert dat vier van de elf knelpunten ook effectief een oplossing kregen.
De zeven variapunten met onder andere belangrijke dossiers als de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-HalleVilvoorde en de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, bleven onbeantwoord. Mijnheer de voorzitter, 4 op 10, 2 op 6, 4 op 11 en 0 op 7: in totaal een score van 10 op 34, of 29%. Zelfs een erg milde jury kan in dit geval niet delibereren.
Daarenboven zijn er de duidelijke uitspraken van een aantal Franstalige politici die, niettegenstaande de hoogdravende tegenstrijdige verklaringen van Vlaamse politici, ons verzekeren dat de goedkeuring van de voorliggende akkoorden definitief het einde betekent van de staatshervorming. Na de tegemoetkoming aan de Franstalige Gemeenschap inzake de financiële behoeften, zullen wij de komende tien jaar — en ik ben optimistisch — geen vooruitgang boeken op dit vlak.
Wij kunnen slechts tot de conclusie komen dat de voorliggende bijzondere wetteksten niet kunnen worden goedgekeurd. Andere leden van mijn partij zullen de wetteksten, zoals zij thans voorliggen en indien er geen bijkomende concessies worden gedaan om wat Franstalige stemmen te sprokkelen, wel goedkeuren. Dit meningsverschil binnen mijn fractie verheugt mij niet, maar ik kan en wil het niet ontkennen. Sommige leden van mijn fractie kozen een andere weg, op grond van hun overtuiging. Zijn zij daarom volksverraders? Zijn zij daarom slechte Vlamingen? Nee. Zij zijn van oordeel, op basis van hun overtuiging, dat het zo volstaat. Dat is evenwel onze opvatting niet. Zijn wij daarom nationalistische extremisten? Of zijn wij, zoals sommigen ons noemen, rechtse conservatieven of rechtse extremisten? Als de term extremist tegenwoordig betekent je afspraken respecteren en consequent je idealen nastreven en je programma volgen, dan hebben zij misschien gelijk. Ik behoor niet tot diegenen die zeggen dat links staat voor link, maar laten wij dan ook rechts en rechtlijnig niet verwarren.
Wij geloven in een rechtlijnige politiek, zonder allerlei gekonkel. Wij geloven ook in een stapvoor-stap-politiek. Wij weten ook dat wij een zeer kleine groep zijn in dit Parlement en dat, willen wij vooruitgang boeken, wij naar een consensus moeten streven met de andere Vlamingen en met de Franstaligen. Zo hebben wij ons trouwens steeds gedragen. Wij realiseren ons perfect de specifieke aard van onze situatie. Wij waren en zijn nog steeds bereid de blijven praten met elkeen die dat wenst, Vlamingen en Franstaligen. Wij zijn en blijven bereid een degelijk en eerbaar compromis te sluiten; een compromis dat niet perfide moet worden genoemd, dat bij de Franstaligen noch bij de Vlamingen een wrange smaak in de mond achterlaat, maar waarbij de Staat derwijze wordt hervormd dat hij beter wordt, zowel voor de Vlamingen, de Franstaligen als de Duitstaligen. Wij geloven dat zulks mogelijk is; wij zijn ervan overtuigd dat er een beter akkoord kan worden tot stand gebracht.
Laten wij bouwen aan een dergelijke politieke consensus; laten wij de Staat hertekenen tot een betere plaats met een juiste bevoegdheidsverdeling. Laten wij daarvoor de tijd nemen, in die zin dat wij de periode van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie benutten om een eerbaar vergelijk en een stap in de goede richting te bewerkstelligen, vastbesloten, trouw aan de idealen, maar tevens in alle sereniteit en met zin voor compromis.
Mijnheer de voorzitter, dat is het verzoek van Frieda Brepoels, Karel Van Hoorebeke, Geert Bourgeois en mijzelf.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, ladies and gentlemen, the declaration on the revision of the Constitution adopted in the last legislature left the current Parliament only a very limited space to take further steps in the state reform. We regretted this two years ago and still do. There will be significant progress in the current legislature. This was promised to us in the negotiations on the formation of a Flemish government. One important fact is that the parties promised to now hold no other discourse at the Flemish level than at the federal level. Two years ago we welcomed this break with an unfashioned practice from a recent past in which defederalizing muscle balls were rolled in the Flemish Parliament while this federal received little echo. by
Now I don’t know if I should be so excited about it. Certainly, honesty is a very great asset and unanimity at the federal and Flemish level is fair. That all this would result in a very low majority when it comes to further steps in the Flemish state formation within the Flemish Parliament, we could not yet foresee. Whatever they were, the Flemish government in which my party participated promised progress in a number of areas. I believe that the declaration of the Flemish government is therefore the right measure to assess the agreements and their legal transposition. I will return to that later. by
The further story is known. There was a Costa and a first agreement, the Hermes Agreement, then came a second agreement, the Lambermont Agreement and then there was a third agreement, the Lombard Agreement.
The enthusiasm for the first two agreements we participated in was rather moderate. Of course, much would depend on translating those agreements into legislation.
Well, this transformation proved quite disappointing, and on many points the texts differed from what was then agreed. Those who delve into or deepen into the technique of the accords can only establish that. So we pulled the alarm bell and tried to make a list of gaps. These were points where we believe a significant deviation from the original agreements in the submitted texts was found. We handed this list over to Karel De Gucht, chairman of the largest majority party on the Flemish side, who wanted to act as a mediator.
I will only list the most important points. First, it was clearly agreed that police surveillance would go to the regions, except for police powers related to the Octopus Package. For us, the texts also had to state that only the police powers on public order remained federal, the other supervisory measures related to the municipal police would pass to the regions. If I am not mistaken, a VLD faction leader in the Chamber thought that, for example, the traffic police would be under regional supervision. We do not find this statement anywhere in the texts.
A smaller point was that, according to the texts, governors, district commissioners, etc. could only be removed by the Northern Government after unanimous advice from the federal government. Withdrawal is a highly regulated and guaranteed procedure. It is therefore a little weird that at the end of such a procedure the federal government could block the deposition.
There was a question of guaranteed representation, for example in Flamingen, which would not be hampered by any other provision, in particular that of the principle of proportionality, such as the state registered in the electoral system.
Despite our comments, the text was not amended. We noted that a number of procedures, including an appeal to the Court of Arbitration, would necessarily require different deadlines. They were not listened.
The most important point was the German community. There was nothing on German-speaking municipalities in the Lambermont Agreement and we have debated it in this Chamber. On my question to the Deputy Prime Minister, the latter replied that there was no agreement. In the texts, we find that the oversight over the German-speaking municipalities is transferred to Namur, with all the problems for the German speakers.
The integration of OCMW with municipal social services, a very social and important point for us, was asked and more or less promised, but we could find nothing about it in the texts. Now it also turns out to be impossible.
The safety of the food chain was registered as a competence criterion where it should only serve as a statement for the packages that were or were not transferred to the regions.
With regard to agricultural prices, we pointed out that while the federal level may remain competent for price and income policy at the level of the consumer, but not at the level of agricultural prices. There was agreement with Mr De Gucht on this point, but we are still waiting for clarity on this point.
This is not insignificant, because it means that the region and not the federation can fill the margins that the EU policy leaves in this regard.
All municipalities should be treated equally. Our point was that a big city should not be subject to the same rules as a small town. That is not good governance. “No,” they told us, “that needs to be adjusted, making it clear that it is just about facilities. That’s why it was written: “Well, then do it. Say that explicitly, write it explicitly, otherwise you do not make bad legislation.
With regard to the Finance Act, we pointed out that the monitoring by the Court of Auditors and the possible ex-post audit by the Court of Arbitration can only take place on the basis of two quantitative criteria: the margins and progressiveness. “Yes,” they told us. “Yes,” Minister Vande Lanotte repeated in a reply not included in the report. “Yes, of course it is so. The unfaithful tax competition itself is not a test element.” We are still awaiting a clear and clear statement in the report that there can be no third assessment criterion, in particular unfair tax competition, in addition to the two quantitative criteria. Only the two criteria are possible.
We noted that we might have had to take care in the Finance Act so that the federal government would not be able to gather elements that had been transferred from tax to the West. Therefore, it should be stipulated that an object taxable already under the new jurisdiction would not be taxed again by the federal government, though under a different name. What has been done to avoid double taxation? A provision was written in only on avoiding double taxation between two regions, which is another matter.
With regard to ecotaxes and ecobonus, it was agreed that these, like the other regional taxes, would pass to the regions. Suddenly, a different course is taken when submitting the text. They are now made federal. The only weak explanation we get for this is that the regions are suddenly no longer interested and that it is not so important to Flanders.
Even if the latter is true, it still undermines the coherent power package theory, and it’s again a nice piece of federal useless recovery.
Comments were made regarding registration rights. I will save you the technical side.
I would like to highlight three short points that are ⁇ important to us.
First, the plant of Meise. The transfer of the Meise Plant Garden is repeatedly mentioned in this funding law. It is also better to know to whom it is delivered. Is it so difficult to report in the text of the law or in the explanation that it is transmitted to the Flemish community? This was the case in the earlier versions of the text. It seems that it can no longer. If that does not happen, it is not merely forgetting. That means there is more politics behind.
As regards the Meise Plant Garden, it was agreed that the funding of the French community that would respond to it would be limited to the French-speaking scientific staff working there. I understand that and that is good. In the current text we read that it is all about the staff of the French language role. Why should such changes be written down without serious consultation?
Second, as regards development cooperation, the Lambermont Agreement expressly agreed that all aspects of development cooperation related to the competences of the Regions and the Communities would be transferred as from 1 January 2004. In the present text we read that we are waiting. Until a next special law, for which a two-thirds majority will be required, the powers for development cooperation will be transferred. I’m sorry, but we’ve seen too many times that two or three-stage transfers don’t work as well. We do not want to be fooled again. It cannot. This is not a translation of what was agreed.
Third, I have a point about coherence. From the very beginning, we insisted that the agreements form a whole. The Special Financing Act and the Special Competence Act shall form a whole and be bound together as such. We find that one of the two is constantly plagued with suspicions of unconstitutionality or with placing major legal questions behind its validity. Transfer of money without taking any security measures. It cannot.
Until this House or the Senate, we have no guarantee that killing one law will result in killing another.
For us, these two laws are inseparably linked. Our attitude toward the law of jurisdiction will be no different than our attitude toward the law of finance. This is not the case.
I could add a long list. With the matters I have mentioned, I want to show that there is no agreement on all points between what has been agreed and the matters in which we could still find ourselves. Patrick Vankrunkelsven called the agreement the minimum minimum. Its conversion is below that minimum.
Some of the unrealized points were so essential to us that we called them breakpoints. We made very clear that we could not have the approval of the texts if those breaches were not realized.
Mediator De Gucht gave us absolutely right on most of these breaches. He said there were deviations on a number of points. One still wanted to try to come to agreements with an open mind to lead this part still in the right course. Much was promised to us in words, we still haven’t seen the texts.
In the meantime, our party had also made clear that there could not be a matter of accepting the authority of the Brussels Capital Region regarding the supervision of the Brussels municipalities without immediately and in accordance with the Brussels Government Agreement doing anything to improve the situation of the Flemish in Brussels. The mini-Costa was brought to life, talks were held and the Lombard Agreement was concluded. This Lombardy Agreement was not called by me, but by the Chairman of the VLD. But he defended it. This may be a sign of a new political culture.
New political culture may also be paying for mandates. I have heard in this Chamber that people who want to do politics at a certain level both north and south of the language boundary have a very hard time paying for mandates. This gives me a very bad picture of what a Flaming and a Waal is in the Brussels context.
We rejected the Lombard Agreements because they are completely understated in terms of strengthening the position of the Flemish in Brussels, a step backwards in terms of the double majorities that are abolished and because paying for mandates as a principle cannot be. A part of my party welcomed the agreements as a realization of the expected, better status of the Brussels Flemings. I will return to that.
How can we now determine our position regarding the transposition of the previous agreements into special laws? What should be our standard? We could do as the Flemish Movement would like to do and refer to the five resolutions of the Flemish Parliament: Brussels is not a state like the others, Flanders must be able to handle the personal tax itself, Flanders must be able to decide on health and family policy and the split of Brussels-Halle-Vilvoorde. I will not do that.
We could refer to party programs. I could refer to my own party program, but I assume that I cannot convince people from other parties. Sometimes it is difficult enough for us here. We could also refer to the VLD program for example, yet an important and serious party. What do you say about tax autonomy? What they have said about the need for a federalization of social security is very interesting.
I hope the VLD will be able to convince me in the coming hours, days and weeks that the VLD is not a thin layer of paint. I hope that in the coming hours and days the VLD will still be able to prove that it takes that V in its letter seriously. Anyway, we will all one day have to realize that not everything and everyone is for sale, that not everything and everyone can simply ignore the public interest.
If, after keeping us on the line, agreements are made later in the government to pull some PSCs over the line, the responsibility of those who do so will be very large.
We know that they will try to take responsibility for this. We are used to that. I can only tell you that anyone who knows a little about this dossier, anyone with a little political sense, even with the VLD, SP and Agalev, and anyone who has a little self-esteem, will have to admit that this is not possible. You cannot dissociate the Competence Act and the Finance Act. by
What will we base our assessment on? Not on the Maximist or Maximist-named Flemish resolutions, but simply on what we agreed with the same parties as those who form the federal majority here, in the Flemish Parliament in the Flemish government formation. What does this evaluation lead to now? I would like to highlight three points in this regard. A core concept, not only in Flanders but also at the federal level, is good governance. For us, the state reform of Belgium is not in the sign of an unbearable urge for division, but is based on the aspiration to realize an efficient and good governance based on the principles as outlined in the Flemish government agreement: responsibility, subsidiarity and solidarity. However, Lambermont-bis, as it has become known, will not lead to a better, more transparent and coherent distribution of powers between the federal state and the Communities and Regions. The agreement is full of exceptions to delegations of powers and includes funding mechanisms that no one can yet see complete. This a la carte federalism serves neither the rule of law nor democracy. It is therefore not surprising that the opinions of the bilingual chamber of the Council of State are devastating, both for Lambermont and for the Brussels Agreement. Therefore, the possibility that the arbitration court will soon overthrow the neglect of these opinions here in the House and by the government is more than real.
Second review: the Lambermont Agreements reinforce the federalism of the state. The Brussels Capital Region is being substantially strengthened while nothing is being done to address the weak democratic functioning of the Brussels institutions. On the contrary, these poorly functioning institutions are often given even more powers, which go far beyond the city boundaries, literally and figuratively. Sometimes I fear that Flanders will say goodbye to its capital here. The guarantees for the Brussels Flamings are reduced rather than strengthened. Moreover, the principle of triunity is contrary to what our party has always declared.
Finally, there is the cost/benefit analysis. The Lambermont Agreement undeniably puts further steps in state reform, which is also true. One claims that the agreement surpasses all expectations, while the other claims that the agreement is insufficient. Despite the washlist of points of criticism that we could put out, I don’t want to end up in a welles-nietes game where nobody gets right. Let me refer to the Flemish government. There we can find an objective measure, even almost a quantitative measure, for evaluating the agreements and legislative texts submitted to us. The Flemish government agreement outlines ten areas of competence in which reforms need to be implemented "quickly" and six variable points. Even with a gentle assessment, it is inevitable that progress has been made effectively in just four areas of competence. Of the six variables, only two were met. In addition, the government agreement lists eleven difficulties and seven not insignificant variables for which, I quote, “in the first half of the legislature” – so now – “definitive solutions had to be found.” The same gentle jury teaches that four of the eleven problems were effectively solved.
The seven variable points, including important files such as the split of the judicial district Brussel-HalleVilvoorde and the split of the electoral district Brussel-Halle-Vilvoorde, remained unanswered. 4 out of 10, 2 out of 6, 4 out of 11 and 0 out of 7: a total score of 10 out of 34, or 29%. Even a very gentle jury cannot decide.
In addition, there are the clear statements of a number of French-speaking politicians who, despite the highly contradictory statements of Flemish politicians, assure us that the approval of the present agreements definitively means the end of state reform. After addressing the French-speaking community’s financial needs, we will not make any progress in this area over the next ten years — and I am optimistic.
We can only conclude that the present special legislation cannot be approved. Other members of my party will approve the legislation, as it is, if no further concessions are made to disrupt some French-speaking votes. This disagreement within my group does not please me, but I cannot and do not want to deny it. Some members of my group chose a different path, based on their beliefs. Are they traitors? Are they bad fires? No to. They believe, on the basis of their convictions, that this is enough. But that is not our view. Are we nationalist extremists? Or are we, as some call us, right-wing conservatives or right-wing extremists? If the term extremist today means respecting your agreements and consistently pursuing your ideals and following your program, then they may be right. I’m not one of those who say link is link, but let’s not confuse right with straight.
We believe in a straight line policy, without any kind of folly. We also believe in a step-by-step policy. We also know that we are a very small group in this Parliament and that if we want to progress, we must seek consensus with the other Flemish and French speakers. We have always behaved that way. We perfectly realize the specific nature of our situation. We were and are still willing to continue to talk to anyone who wishes, Flemings and French speakers. We are and continue to be prepared to make a solid and honorable compromise; a compromise that should not be called perfidious, which leaves a fuzzy taste in the mouth of the French speakers or the Flemish, but in which the State is reformed in such a way that it becomes better, both for the Flemish, the French speakers and the German speakers. We believe that this is possible; we believe that a better agreement can be reached.
Let us build upon such a political consensus; let us remark the State into a better place with a proper distribution of powers. Let us take the time, in the sense that we use the period of the Belgian Presidency of the European Union to ⁇ a fair comparison and a step in the right direction, determined, faithful to the ideals, but also in all serenity and with a sense of compromise.
This is the request of Frieda Brepoels, Karel Van Hoorebeke, Geert Bourgeois and myself.
#32
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, wat nu op het getouw staat — het Lambermont-akkoord en het Brusselse Lombardakkoord — is minstens even erg voor Vlaanderen als het beruchte Egmontpact zaliger, misschien zelfs erger. Als de groep Bourgeois zich niet had verzet, zou Lambermont haast geruisloos door het Parlement zijn gesluisd. Dat is vooral te wijten aan de medeplichtigheid van de media, die in grote meerderheid het paarsgroene project genegen zijn en de oppositie doodzwijgen, maar ook door de bewuste ingewikkeldheid van dit akkoord. Men maakt de zaken moedwillig zo complex dat de mensen afhaken. Als ze nauwelijks correcte informatie krijgen, weten de meeste mensen inderdaad niet eens waarover het gaat. Toch staat er voor Vlaanderen heel veel op het spel. Onze toekomst hangt ervan af, maar men dreigt door de bomen het bos niet meer te zien.
Omdat ik er in een vroeger leven op was getraind het essentiële van het bijkomstige te onderscheiden, heb ik hier nog eens die oefening gedaan. Die hele Lambermont-kwestie kan in één zin worden samengevat. De enorme geldoverdrachten van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel blijven voorgoed bestaan en verhogen nog drastisch in ruil voor wat rest- en schijnbevoegdheden voor de gewesten waarbij Brussel 'en passant' meer dan ooit tot een volwaardig derde gewest wordt uitgebouwd, dat samen met Wallonië tegen Vlaanderen inzetbaar is. De minderheid van Brusselse Vlamingen verliest hierbij haar broodnodige vetorecht. Zij worden tweederangsburgers, voortdurend vatbaar voor Franstalige chantage met als globaal resultaat een blokkering van de verdere staatshervorming. Dit is het drama van Lambermont.
De Franstaligen halen alles binnen wat ze nodig hebben, vooral de in de tijd nog toenemende federale — vooral Vlaamse — middelen voor hun geldverslindend onderwijs, terwijl de Vlamingen hun macht in Brussel verliezen en zich eeuwig blauw moeten betalen. Dit werd op een openhartige manier geïllustreerd door JeanClaude Van Cauwenberghe, de Waalse ministerpresident, die op 7 november 2000 de volgende verklaring aflegde. Ik citeer: "Het belangrijkste van het Lambermont-akkoord is wat er niet in staat. Ik bedoel dat er niet aan de sociale zekerheid, noch aan de solidariteit wordt geraakt". Collega's, kan het duidelijker? Kan het pijnlijker?
Men vraagt zich af hoe dat mogelijk is. Hoe komt het dat de Vlamingen zich zo lieten rollen? De Leuvense hoogleraar politologie Wilfried Dewachter, een goede collega van Danny Pieters, vraagt zich dat ook af. In een lezenswaardig interview in de Financieel Economische Tijd van zaterdag 26 mei noemde hij het onbegrijpelijk dat de Vlamingen de druk van de Franstaligen hebben ondergaan en ermee hebben ingestemd dat er niet eens werd gepraat over sociale zekerheid, gezondheidszorg, kinderbijslag en financiële solidariteit. Dan zwijgt Dewachter nog over het niet aankaarten van de splitsing van het kiesarrondissement en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, het niet overhevelen van de personen- en vennootschapsbelasting, het niet regionaliseren van de NMBS, de telecommunicatie, de statistiek, enzovoort. Laten wij het niet afdwingen van een gewaarborgde vertegenwoordiging voor de Brusselse Vlamingen op alle bestuursniveaus zeker niet vergeten. Al die zaken werden opgesomd in de vijf resoluties die het Vlaams Parlement op 3 maart 1999 vrijwel unaniem goedkeurde.
Nogmaals, hoe is dit mogelijk? Van waar komt deze Vlaamse verliezersmentaliteit?
Professor Dewachter suggereert dat een deel van de Vlaamse lankmoedigheid en lamlendigheid aan de onderhandelingstafel te wijten is aan het feit dat de VLD de eerste minister levert. Ik citeer een eufemistische Dewachter: "De post van eerste minister is niet de beste garantie om het eigen beleid door te drukken". Dat is correct. Er is echter meer in het spel. Deze regering MichelVerhofstadt, in deze volgorde, werd in elkaar gestoken in de werkhuizen van de loge in Wallonië en volgt volledig de agenda van de francofonie in België. Verhofstadt mag van Michel, de kingmaker, premier spelen maar voor de rest dicteren Michel en Di Rupo wat er moet gebeuren. De backbenchers van de VLD moeten zich daar knarsetandend bij neerleggen.
De VLD die de vijf resoluties van het Vlaams Parlement enthousiast goedkeurde en voor wie het allemaal niet radicaal genoeg kon zijn — de heer Danny Pieters heeft daaraan zopas herinnerd; ik herinner u aan de optredens van Patrick Dewael en André Denys die op hun Vlaams strijdros kropen maar ook Karel De Gucht vooraleer hij voorzitter werd - heeft zich volledig neergelegd bij de Franstalige suprematie. De VLD verdedigt zelfs niet meer de essentiële belangen van het Vlaamse bedrijfsleven. Ik kom daar strak op terug.
Op de SP en AGALEV moet men inzake verdediging van de Vlaamse belangen helemaal niet rekenen. Zij zijn al blij dat ze erbij mogen zijn en mee aan de vleespotten mogen zitten. De metamorfose van de groenen terzake is fenomenaal.
Wat bezielt echter een deel van de Volksunie? Ik vrees dat het antwoord zeer banaal is: carrièreplanning, postjesjagerij, hier en daar wat benoemingen kunnen doen en subsidies binnenrijven. VU-ID21 heeft het van bij de aanvang van deze legislatuur volledig verknald. Herinner u dat Geert Bourgeois twijfelde om in de Vlaamse regering te stappen en eerst wilde afwachten of er van een nieuwe staatshervorming wel iets in huis zou komen. Dat was buiten de waarden gerekend, in casu de machtshongerige lieden Bert Anciaux en Patrik Vankrunkelsven die zo openlijk regeringsgeil waren dat heel de Wetstraat wist dat ze nauwelijks konden wachten om in de regering te stappen en daarmee de aanvankelijke onderhandelingspositie van de VU, die mathematisch nodig is in de Vlaamse regering, volledig hebben ondergraven!
Vanaf dan werd letterlijk alles doorgeslikt en zet men de toekomst van Vlaanderen op het spel voor de figuurlijke hand vol zilverlingen. Intussen wordt Vlaanderen echter elk jaar op legale wijze beroofd van de vruchten van zijn welvaart, waardoor de toekomst van onze regio en van ons volk zwaar wordt gehypothekeerd. Mijn beweringen steunen op cijfers, verontrustende cijfers die aantonen op welke manier Vlaanderen elk jaar wordt afgeroomd en leeg gemolken. Dit jaar, in 2001bedraagt de Vlaamse begroting ongeveer 650 miljard frank. De transfers zoals berekend in de KBC-studie waarnaar de heer Bultinck reeds heeft verwezen, zullen in de komende 20 jaar oplopen tot meer dan 4.000 miljard frank, nog te verhogen met de bedragen van het Lambermontakkoord. De komende 20 jaar zullen wij ongeveer 6 keer de Vlaamse begroting van dit jaar moeten betalen aan Brussel en Wallonië.
Ik bevind me in zeer goed gezelschap als ik stel dat dit onmogelijk kan blijven duren. Jef Roos, de voorzitter van het VEV, verklaarde op 8 januari 2001, ik citeer: "Wallonië moet volop de kans krijgen om zelf te zorgen voor eigen groei. Het zou getuigen van grote kortzichtigheid om blijvend te rekenen op massale transfers vanuit Vlaanderen. De transfers van Vlaanderen naar Wallonië zijn vandaag onvoldoende gericht op het structureel verhogen van de dynamiek van Wallonië en dus op het op termijn overbodig maken van deze transfers.
Vandaag ontvangt elke Waal meer dan 50.000 frank per jaar van Vlaanderen. Deze geldader kan niet eeuwig open blijven. De huidige transfermechanismen in dit land kunnen zelfs pervers worden genoemd, want ze belonen het achterblijven". Tot zover het citaat van Jef Roos.
In plaats van de transfers te verminderen worden ze nog verhoogd door dit noodlottige Lambermont-akkoord, en niet op geringe wijze. Minister Vande Lanotte was zo vriendelijk ons een tabel te overhandigen, als bijlage bij het commissieverslag. Deze toont aan in welke mate de middelen voor de Franse gemeenschap — en dus ook de transfers — nog zullen stijgen. In 2002 krijgt de Franse gemeenschap reeds 3,23 miljard frank extra; in 2004 is dit bedrag reeds gestegen tot 8 miljard frank; in 2005 reeds tot 14 miljard frank; tot 20 miljard frank in 2007 en tot 89 miljard frank in 2020, telkens volgens de geldende prijzen. Het lijkt alsof de Franstaligen een "win for life" hebben gewonnen, waardoor ze tot in de eeuwigheid verzekerd blijven van jaarlijks toenemende middelen en waardoor Vlaanderen jaarlijks meer geld naar het zuiden ziet wegvloeien.
In dit verband citeer ik professor Robert Senelle vandaag in Knack: "Het is evident dat hier een belangrijk deel van de Vlaamse welvaart op onaanvaardbare en cynische wijze aan de hardwerkende, spaarzame Vlamingen wordt onttrokken. Ik vraag me af waarom de Vlaamse politici hierover zwijgen als vermoord". Tot zover professor Senelle.
Vlaamse collega's, dit kan zo niet langer. Dit kunt u tegenover onze Vlaamse bevolking niet meer verantwoorden. De jaarlijkse transfer van 200 miljard frank, nog vermeerderd met de Lambermont-gelden, die elk jaar aan Vlaanderen wordt onttrokken, betekent voor onze economie een te grote aderlating. Dit kan niet meer, getuige onder meer VEV-voorzitter Roos. De VLD moet beseffen dat ook de Vlaamse ondernemers dit niet meer nemen. De idee van een onafhankelijk Vlaanderen maakt in die kringen steeds meer opgang.
Er is dringend geld nodig voor de Vlaamse infrastructuur, vooral in en rond Antwerpen, zeker 60 miljard frank op korte termijn. Dit geld is er echter niet. Onze bedrijven moeten gezond en concurrentieel kunnen werken. Daarvoor zullen echter in de toekomst de hefbomen ontbreken. Collega's van de VLD, als u het separatisme in de Vlaamse ondernemerswereld in de hand wil werken, dan moet u zeker het Lambermontakkoord goedkeuren.
Tot de Vlaamse arbeiders — niet tot hun vertegenwoordigers, want dat zijn geen arbeiders meer — zeg ik: Vlaanderen wordt bestolen, u wordt bestolen, uw gezin wordt bestolen. Als Vlaams geld in Vlaamse handen blijft, moet u niet smeken voor een opslag van 6% voor de minimumlonen. Dan moet u niet smeken voor een hoger pensioen. Dan moet u niet smeken voor een hogere kinderbijslag. Dan moet u niet smeken voor meer jobs. Dan moeten onze leraars niet smeken voor een betere omkadering en verloning. Neen, dan blijft Vlaamse welvaart in Vlaamse handen en dan maken we van Vlaanderen de modernste regio in Europa.
Er is geen goede kant aan het Lambermontakkoord. Dit akkoord ontneemt de Vlamingen voor lange tijd de financiële hefbomen uit handen om de Franstaligen nog eens aan de onderhandelingstafel te dwingen voor verdere stappen in de staatshervorming en dus voor meer Vlaamse autonomie en welvaart. Ik heb goede hoop, na het horen van collega Pieters daarnet, dat de vier collega's van de groep-Bourgeois dit akkoord niet zullen goedkeuren. Als dit zo is, dan doe ik mijn hoed voor hen af. De andere vier collega's van de VU-fractie zullen hun houding tegenover de geschiedenis moeten verantwoorden. Ik richt mij ook tot de CVP, want ook deze partij heeft een zeer grote verantwoordelijkheid jegens Vlaanderen en Brussel. Als dit financiële luik van Lambermont morgen wordt goedgekeurd, bijvoorbeeld dankzij de PSC, dan rest er de CVP, als zij het meent met haar engagement voor de Vlaamse belangen, maar één ding: het verlaten van de Brusselse regering om op die manier ook de regering MichelVerhofstadt in haar val mee te sleuren en zo dit noodlottige Lambertmont-akkoord alsnog te kelderen. Ik vrees echter dat als puntje bij paaltje komt de CVP de kop van haar atoombom-Chabert niet zal durven op scherp te zetten, zoals premier Verhofstadt hier onlangs nog uitdagend spottend op deze tribune suggereerde. Ook al omdat Verhofstadt weet dat de CVP in se nog altijd een regimepartij is die België finaal boven Vlaanderen blijft plaatsen. Mijnheer Van Rompuy, mijnheer Leterme, ik kan mij vergissen, maar ik denk het niet.
Collega's, het beste wat we in deze omstandigheden kunnen doen is wachten, wachten en nog eens wachten. De tijd speelt in ons voordeel. We mogen ons nu niet overhaasten. Het is beter om op dit ogenblik geen akkoord af te sluiten dan een slecht akkoord. Ik besluit hier nog eens met de wijze woorden van professor Senelle, die op 14 februari jongstleden in Knack zei: "Lambermont-bis weegt te licht. De Vlamingen mogen geen nieuwe ronde in de staatshervorming aanvaarden zonder de splitsing van de gezondheidszorg en de kinderbijslagen. Dat moet de eerste aanzet zijn tot het terugdringen van de schandelijke financiële transfers die Vlaanderen jaarlijks tweehonderd miljard armer maken." Ik dank u voor uw aandacht.
Translated text
The Lambermont Agreement and the Brussels Lombardy Agreement are at least as bad for Flanders as the notorious Egmont Pact is happier, ⁇ even worse. If the bourgeois group had not resisted, Lambermont would have been closed by Parliament almost silently. This is mainly due to the complicity of the media, which in the vast majority are affectionate to the purple-green project and silence the opposition, but also by the conscious complexity of this agreement. They intentionally make things so complicated that people get rid of them. If they barely get correct information, most people do not even know what it is about. There is a lot at stake for Flanders. Our future depends on it, but the trees threaten to stop seeing the forest.
Since I had been trained in an earlier life to distinguish the essential from the additional, I did this exercise again here. That whole Lambermont issue can be summarized in one sentence. The enormous money transfers from Flanders to Wallonia and Brussels continue to exist forever and continue to increase drastically in exchange for some residual and apparent powers for the regions where Brussels 'en passant' is expanded more than ever into a full-fledged third region, which together with Wallonia can be used against Flanders. The minority of Brussels Flamings is losing its necessary veto right. They become second-class citizens, constantly subject to French-speaking blackmail with the global result of blocking the further state reform. This is the drama of Lambermont.
The French speakers get everything they need, especially the increasing federal — especially Flemish — resources for their money-sweeping education, while the Flemish lose their power in Brussels and must pay themselves eternally blue. This was frankly illustrated by Jean-Claude Van Cauwenberghe, the Welsh Prime Minister, who made the following statement on 7 November 2000. I quote, “The most important thing about the Lambermont agreement is what it is not capable of. I mean that neither social security nor solidarity is affected.” Colleagues, can it be more clear? Can it be more painful?
People wonder how this is possible. Why did the flames roll like this? Leuven professor of political science Wilfried Dewachter, a good colleague of Danny Pieters, also asks this question. In a reading-worthy interview in the Financial Economic Time on Saturday 26 May, he called it incomprehensible that the Flemings have undergone the pressure of the French speakers and have agreed that there was not even a talk about social security, health care, child allowance and financial solidarity. Then Dewachter is still silent about not addressing the division of the electoral district and judicial district Brussel-Halle-Vilvoorde, not lifting the personal and corporate tax, not regionalizing the NMBS, telecommunications, statistics, and so on. Let us ⁇ not forget the imposition of a guaranteed representation for the Brussels Flamings at all levels of government. All these matters were listed in the five resolutions that the Flemish Parliament approved almost unanimously on 3 March 1999.
Again, how is this possible? Where does this Flemish loser mentality come from?
Professor Dewachter suggests that part of the Flemish long-suffering and lamentability at the negotiating table is due to the fact that the VLD delivers the prime minister. I quote an euphemistic Guardian: "The post of prime minister is not the best guarantee to push through your own policy." That is correct. However, there is more at stake. This Michel Verhofstadt government, in this order, was put together in the workshouses of the loge in Wallonia and follows fully the agenda of the francophonie in Belgium. Verhofstadt can play the premier of Michel, the kingmaker, but for the rest Michel and Di Rupo dictate what needs to be done. The backbenchers of the VLD must lay down to this.
The VLD, which enthusiastically approved the five resolutions of the Flemish Parliament and for whom all could not be radical enough — Mr. Danny Pieters has just recalled it; I remind you of the performances of Patrick Dewael and André Denys who crumbled on their Flemish battle rose, but also Karel De Gucht before he became president — has fully submitted to the French-speaking supremacy. The VLD no longer even defends the essential interests of the Flemish business community. I will strictly return to that.
The SP and AGALEV should not be counted at all on the defense of Flemish interests. They are already happy to be able to be there and be able to sit with the meat spots. The metamorphosis of the Greens in this regard is phenomenal.
But what does a part of the People’s Union inspire? I fear that the answer is very banal: career planning, job hunting, here and there some appointments can be made and subsidies can be entered. VU-ID21 has completely shattered it since the beginning of this legislature. Remember that Geert Bourgeois hesitated to enter the Flemish government and first wanted to wait to see if there would be anything in the house from a new state reform. That was counted outside of the values, in this case the power-hungry men Bert Anciaux and Patrik Vankrunkelsven who were so openly government geils that the whole Wetstraat knew that they could hardly wait to enter the government and thus have completely undermined the initial negotiating position of the VU, which is mathematically necessary in the Flemish government!
From then on, literally everything was swallowed and the future of Flanders was put at stake for the figurative hand full of silver coins. Meanwhile, however, every year Flanders are legally deprived of the fruits of its prosperity, thus heavily mortgaged the future of our region and of our people. My claims are based on figures, disturbing figures that demonstrate how Flanders is dismantled and empty milked every year. This year, in 2001, the Flemish budget amounts to about 650 billion francs. The transfers calculated in the KBC study, to which Mr Bultinck has already referred, will amount to more than 4,000 billion francs over the next 20 years, increased by the amounts of the Lambermont Agreement. In the next 20 years, we will have to pay approximately 6 times the Flemish budget of this year to Brussels and Wallonia.
I find myself in very good company when I assume that this is impossible to continue. Jef Roos, the Chairman of the VEV, stated on 8 January 2001, I quote: “Wallonia should be given the full opportunity to ensure its own growth. It would testify to great short-sightedness to count permanently on mass transfers from Flanders. The transfers from Flanders to Wallonia are currently not sufficiently focused on structurally increasing the dynamics of Wallonia and therefore on rendering these transfers superfluous in the long run.
Today, each Waal receives more than 50,000 francs per year from Flanders. This money vein cannot remain open forever. The current transfer mechanisms in this country can even be called perverse, because they reward being behind.” This is the quote by Jef Roos.
Instead of reducing the transfers, they are increased by this fateful Lambermont agreement, and not in a small way. Minister Vande Lanotte was so kind to give us a table, as an annex to the committee report. This shows the extent to which the resources for the French community — and therefore also the transfers — will continue to increase. In 2002, the French community already receives an additional 3.23 billion francs; in 2004, this amount has already increased to 8 billion francs; in 2005, already to 14 billion francs; to 20 billion francs in 2007 and to 89 billion francs in 2020, each at the current prices. It seems as if the French speakers have won a “win for life”, which keeps them assured for eternity of annual increasing resources and which makes Flanders see more money flowing away to the south every year.
In this regard, I quote Professor Robert Senelle today in Knack: "It is evident that here an important part of the Flemish prosperity is extracted in an unacceptable and cynical way to the hardworking, economical Flamingen. I wonder why Flemish politicians are silent about this as murdered." This is Professor Senelle.
Flemish colleagues, this can no longer be so. You can no longer answer this to our Flemish people. The annual transfer of 200 billion francs, further increased by the Lambermont funds, which are extracted from Flanders every year, represents an excessive deflation for our economy. This can no longer be, witnesses among others VEV chairman Roos. The VLD must realize that the Flemish entrepreneurs also no longer take this. The idea of an independent Flanders is growing in these circles.
There is an urgent need for funding for Flemish infrastructure, especially in and around Antwerp, at least 60 billion francs in the short term. However, this money does not exist. Our companies must be able to operate healthy and competitive. For this, however, in the future the lifting trees will be lacking. Colleagues of the VLD, if you want to work hand in hand with the separatism in the Flemish entrepreneurial world, then you must definitely approve the Lambermont Agreement.
To the Flemish workers — not to their representatives, for they are no longer workers — I say: Flanders are robbed, you are robbed, your family is robbed. If Flemish money remains in Flemish hands, you should not beg for a storage of 6% for the minimum wages. Then you should not beg for a higher pension. Then you should not beg for a higher child allowance. Then you should not beg for more jobs. Then our teachers should not beg for better framework and remuneration. No, then Flemish prosperity remains in Flemish hands and then we make Flanders the most modern region in Europe.
There is no good side to the Lambermont Agreement. This agreement deprives the Flemish for a long time of the financial leverage to force the French speakers again to the negotiating table for further steps in the state reform and thus for more Flemish autonomy and prosperity. I have good hope, after hearing colleague Pieters, that the four colleagues of the group-Bourgeois will not approve this agreement. If this is the case, I will take off my hat for them. The other four colleagues of the VU faction will have to respond to their attitude towards history. I also address the CVP, because this party also has a very large responsibility towards Flanders and Brussels. If this financial gap of Lambermont is approved tomorrow, for example thanks to the PSC, then there remains the CVP, if it means it with its commitment to the Flemish interests, but one thing: leaving the Brussels government to thus also drag the MichelVerhofstadt government into its trap and thus throw down this fateful Lambertmont agreement yet. However, I am afraid that the CVP will not dare to sharpen the head of its atomic bomb-Chabert, as Prime Minister Verhofstadt suggested here recently even challengingly spotting on this tribune. Even because Verhofstadt knows that the CVP in itself is still a regime party that continues to place Belgium in the final over Flanders. Mr. Van Rompuy, Mr. Leterme, I may be mistaken, but I do not think.
Colleagues, the best thing we can do in these circumstances is wait, wait and wait again. Time plays in our advantage. We must not rush now. It is better not to reach an agreement at the moment than a bad agreement. I conclude here again with the wise words of Professor Senelle, who said on 14 February in Knack: "Lambermont-bis weighs too light. The Flaming Party should not accept a new round of state reform without the division of health care and child allowances. That should be the first step towards reducing the shameful financial transfers that make Flanders 200 billion poor every year."
#33
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb ongeveer alle uiteenzettingen bij het ontwerp en bij het voorstel gehoord. Dan gaat men toch een beetje relativeren. Sommigen, waarvan ik de ene al wat liever hoor dan de andere, zeggen in hun eigen bewoordingen dat dit een slecht akkoord is, een akkoord dat men nooit zou hebben mogen afsluiten.
Daartegenover staan degenen die, ondanks het feit dat hun maatschappijvisie op dezelfde leest is geschoeid en op eenzelfde bron is geïnspireerd, andere verklaringen komen afleggen. Dat kristalliseert zich het meest in de uiteenzettingen van de twee sprekers — ik vond hun houding heel moedig - van de Volksunie. Ik ga niet in op de verwijten die hier naar voren werden gebracht. Reeds in 1963 heb ik meegemaakt hoe sommige Vlamingen zich verzetten tegen de vastlegging van de taalgrens, omdat Vlaanderen FransVlaanderen al aan Frankrijk was kwijtgespeeld en er nog andere stukken verloren zouden gaan. Ik denk niet dat iemand vandaag durft te stellen, behoudens enkele uitzonderingen met heimwee naar vergane tijden, dat er in 1963 geen goede beslissing is genomen. Nadien volgden de staatshervormingen, waarbij de SP altijd aanwezig was. Naargelang de visie zal men zeggen dat zij verantwoordelijk was, zoals de heer Van der Maelen heeft vermeld. (Protest van de heer Annemans.)
Mijnheer Annemans, ik heb zopas nog gesteld dat ik niet zal reageren op verwijten, ook niet ten overstaan van coalitiepartners. Ik zal ook een poging doen om u en uw fractie geen verwijten te maken, maar dat is bijzonder moeilijk.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, I have heard about all the presentations in the draft and in the proposal. Then we are going to relativize a little. Some, of which I prefer to hear the one rather than the other, say in their own words that this is a bad agreement, an agreement that one should never have concluded.
On the contrary, those who, despite the fact that their vision of society is dressed on the same reading and inspired by the same source, come to make different statements. That crystallizes most in the presentations of the two speakers – I found their attitude very courageous – of the People’s Union. I do not comment on the accusations that have been raised here. Already in 1963 I have experienced how some Flemish people oppose the establishment of the language boundary, because Flanders FrenchFlanders had already lost to France and there would be other pieces lost. I don’t think anyone today dares to assert, except for a few exceptions, that a good decision was not made in 1963. Subsequently, the state reforms followed, with the SP always present. Depending on the vision, it will be said that it was responsible, as Mr Van der Maelen noted. (Protest by Mr Annemans)
Mr Annemans, I have just said that I will not respond to accusations, not even in front of coalition partners. I will also try not to blame you and your group, but that is ⁇ difficult.
#34
Official text
Als u daarin slaagt, dan zwijg ik tot het einde van uw betoog, mijnheer Coveliers.
Translated text
If you succeed, I will remain silent until the end of your speech, Mr. Coveliers.
#35
Official text
Mijnheer Annemans, ik stel voor dat zodra ik het eerste sentimenteel en passioneel verwijt tot uw fractie richt, u mij onderbreekt en dat u zolang zwijgt.
Er zit een logica in de staatshervormingen. Na de vastlegging van de taalgrens in 1963 zal men in 1970 komen tot wat men is gaan noemen de culturele autonomie, een eerste stap in het kader van een Belgisch geheel. Tot hiertoe was dat voor alle staatshervormingen — daar zie ik vooralsnog geen veranderingen in — steeds het uitgangspunt. Dat houdt natuurlijk contraintes in. Men heeft aanvaard België te behouden en de staat geweldloos te hervormen — andere regio's in Europa hier niet zo ver vandaan zouden dat waarschijnlijk met wapens hebben afgedwongen — in federale later confederale zin. Met de culturele autonomie is de eerste stap gedaan. Herinner u dat er in de Belgische regering zelfs twee ministercomités werden gecreëerd die de voorafspiegeling waren van de latere deelregeringen. Pas de volgende staatshervorming in 1980 werd ook door economische aspecten gekenmerkt. In 1993 was er dan de belangrijke stap naar een verregaande vorm van zelfbestuur, telkens in het kader — ik geef dat ook toe — van een Belgische staat.
Zij die het akkoord verwerpen en menen daar argumenten voor te hebben, willen deze staat eigenlijk in twee breken. Aan die mensen zeggen wij dat wij die optie niet delen. Omdat wij trachten te nemen en te geven, omdat wij trachten samen te leven met andere mensen in dit land, slingert u verwijten naar ons hoofd die zich in een totaal ander kader bevinden. Deze argumenten zijn aan ons niet besteed, omdat wij nu eenmaal niet akkoord gaan met uw basisoptie.
Ik heb u reeds verteld dat er een dynamiek in de staatshervorming zit. In een confederale staat is de hervorming van de Grondwet volgens mij nooit beëindigd. Kijk maar naar alle andere federale staten — of u er nu voor of tegen bent, want in dit halfrond moet men oppassen met buitenlandse voorbeelden — kijk naar het grote voorbeeld van de Verenigde Staten, waar er voortdurend een afweging is van de federale dynamiek, kijk naar Spanje, waar om de vijf jaar een herijking plaatsvindt van deze federale dynamiek. Het is dus niet meer dan normaal dat dit ook in België gebeurt, dat ook hier stappen tot wijziging worden gezet, dat een aantal zaken opnieuw moeten worden getoetst en dat er sprake is van een herfinanciering. Het is correct dat deze herfinanciering impliceert dat men bij de eerste financiering misschien niet voldoende vooruit heeft gekeken of dat men de bevoegdheden van sommige onderdelen achteraf zodanig heeft veranderd, dat een herfinanciering nodig was.
Wij, federalisten en confederalisten, geloven dat men telkens rekening moet houden met de problemen van de federale partner. Dat is natuurlijk een veel moeilijkere situatie dan die van de separatist. De separatist heeft het gemakkelijk, want hij moet met niemand rekening houden, vaak niet eens met de eigen mensen. De separatist blijft veilig op zijn eiland en laat zich niet verstoren door de problemen van anderen.
Translated text
Mr. Annemans, I suggest that as soon as I address the first sentimental and passionate accusation to your group, you interrupt me and keep silent for so long.
There is a logic in the state reforms. After the establishment of the language limit in 1963, in 1970 we will come to what has become known as cultural autonomy, a first step in the framework of a Belgian whole. Until now, that was always the starting point for all state reforms — I do not see any changes in them for now. This, of course, implies constraints. It has been accepted to retain Belgium and to reform the state nonviolently — other regions in Europe not as far away here as they would probably have forced with arms — in federal later confederate sense. Cultural autonomy is the first step. Remember that in the Belgian government even two ministerial committees were created which were the forespeak of the subsequent part-governments. Only the next state reform in 1980 was also characterized by economic aspects. In 1993 there was then the important step toward a far-reaching form of self-government, always within the framework — I also admit that — of a Belgian state.
Those who reject the agreement and think they have arguments for it, actually want to break this state in two. To those people we say that we do not share that option. Because we try to take and give, because we try to live together with other people in this country, you sweep blame into our heads that are in a completely different frame. These arguments are not used to us because we do not agree with your basic option.
I have already told you that there is a dynamic in the state reform. In a confederate state, I think the reform of the Constitution has never ended. Just look at all other federal states — whether you are for or against it, for in this hemisphere one must be careful of foreign examples — look at the great example of the United States, where there is constantly a weighing of the federal dynamics, look at Spain, where every five years there is a reequalization of this federal dynamics. Therefore, it is no more than normal that this is happening in Belgium, that there are steps to change here too, that a number of matters need to be re-examined and that there is a refinancing. It is correct that this refinancing implies that the initial financing may not have been sufficiently forward-looking or that the powers of some components have been subsequently changed in such a way that refinancing was necessary. Their
We, federalists and confederalists, believe that one should always consider the problems of the federal partner. This is, of course, a much more difficult situation than that of the separatist. The separatist has it easy, because he has to take into account no one, often not even his own people. The separatist remains safe on his island and is not disturbed by the problems of others.
#36
Official text
Het is irrationeel om te zeggen dat wij ons niets van onze eigen mensen zouden aantrekken.
Translated text
It is irrational to say that we would attract nothing from our own people.
#37
Official text
Ik zal het u trachten uit te leggen. Ik denk dat men door separatisme de mogelijkheden afsnijdt voor mensen met een meer mondiale, meer Europese blik, die wel dit geheel van één staat willen behouden. Daar kan u op antwoorden dat wij u verplichten in dit geheel te blijven en u te verhinderen om het separatisme te beleven. Het mes snijdt inderdaad langs twee kanten. Zolang echter de meerderheid vindt dat separatisme geen optie is, geloof ik dat wij alleszins het democratisch gelijk aan onze kant hebben.
Translated text
I will try to explain it to you. I think that separatism is cutting off the possibilities for people with a more global, more European view, who want to keep this whole of one state. There you can find answers that we require you to remain in this whole and prevent you from experiencing separatism. The knife actually cuts on two sides. However, as long as the majority considers that separatism is not an option, I believe that we have democratic equality on our side.
#38
Official text
Daarover zijn we het eens. Het principe van de Belgische Unie zal inderdaad een democratisch draagvlak moeten hebben. Dat heeft evenwel niets te maken met de staatshervorming die wij hier al dan niet met de meerderheid behoeven goed te keuren of niet. Het is niet omdat men op dit ogenblik geen onmiddellijk draagvlak heeft voor een ontbinding van de Belgische Unie dat een staatshervorming verplicht is.
Translated text
We agree on this. The principle of the Belgian Union must indeed have a democratic support. This, however, has nothing to do with the state reform that we need to approve here or not with the majority or not. It is not because there is currently no immediate support for a dissolution of the Belgian Union that a state reform is mandatory.
#39
Official text
Neen, natuurlijk niet, de noodzaak tot staatshervorming ligt in het feit dat men zowel bij zichzelf als bij de partners problemen ontwaart als gevolg van vorige staatshervormingen, die moeten worden geijkt.
Translated text
No, of course not, the necessity of state reform lies in the fact that problems arise both in oneself and in partners as a result of previous state reforms, which must be cut off.
#40
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wou gewoon wijzen op het heel eenvoudige feit dat ook België en het Parlement waarin wij zetelen gebaseerd zijn op separatisme dat zich 170 jaar geleden heeft voorgedaan. Dat is evengoed te vergelijken met het separatisme dat wij vandaag nastreven. Mijnheer Coveliers, de negatieve kwaliteiten die u de separatisten toedicht kunt u dus evengoed uzelf toedichten.
Translated text
Mr. Speaker, I just want to point out the very simple fact that Belgium and the Parliament in which we sit are also based on separatism that occurred 170 years ago. This is equally comparable to the separatism we pursue today. Mr. Coveliers, the negative qualities you attribute to the separatists, you can thus also attribute to yourself.
#41
Official text
U doelt nu op de afscheiding van Nederland.
Translated text
You are talking about the separation of the Netherlands.
#42
Official text
Uiteraard. Dat was ook separatisme.
Translated text
of course . It was also separatism.
#43
Official text
Mijnheer Laeremans, we kunnen dan nog wat verder in de tijd teruggaan. Naast 1302 is één van de merkwaardigste data uit de geschiedenis van dit land 1648. Daarna komt 1685 met de afsluiting van de Schelde en de val van Antwerpen. De vrede van Munster dateert echter van 1648. Toen hebben de katholieke — mevrouw Colen zal daar sterk in geïnteresseerd zijn — zuidelijke Nederlanden zich afgescheiden van de stoute protestantse noordelijke delen van de Nederlanden. We kunnen dus zo ver teruggaan maar ik meen dat dit weinig zinvol is. We kunnen beter hic et nunc in 2001 vaststellen dat er een aantal problemen zijn en ze trachten op te lossen. Wij doen dat in het kader van de dynamiek van de grondwetsherziening en rekening houdend met het feit dat wij geen separatisten zijn maar dat in één geheel en een confederaal verband willen zien. Dat gebeurt in de wetenschap dat daar een aantal opmerkingen op kunnen komen. In de commissie heb ik aandachtig geluisterd naar de uiteenzetting van de heer Van Rompuy. Ik luister trouwens altijd aandachtig naar hem. In essentie zegt hij dat de CVP nooit over zo'n akkoord onderhandeld zou hebben. Ik kan daar alleen op antwoorden met de woorden van de voorzitter: quod est demonstrandum. Dat klopt niet want als men naar het verleden kijkt, stelt men vast dat er wel dergelijke akkoorden werden afgesloten. Men is bij akkoord en consensus verplicht geweest om water in zijn wijn te doen maar er in ieder geval voor te zorgen dat er nog genoeg wijn was om als wijn te kunnen worden gedronken. Ik deel de mening van de heer Borginon dat dit een duidelijke stap vooruit is voor een betere structuur van onze gemeenschap waardoor men vooral beter aan bestuur kan doen. Dat werd blijkbaar door de andere spreker van de Volksunie betwijfeld. Ik meen dat dit onjuist is.
Mijnheer de voorzitter, ik zal de volledige teksten niet herhalen. Ik probeer ze samen te vatten en aan te geven waarom dit een belangrijke stap vormt. Het argument dat dit een geheel is, is juist. Er is aan de ene kant een herfinanciering en aan de andere kant een bevoegdheidsoverdracht. Wij zullen over de bevoegdheidsoverdracht pas kunnen stemmen op het moment dat ook de Senaat die behandeld heeft. Het is een gevolg van ons tweekamerstelsel dat de beide teksten niet tegelijk worden behandeld. Men kan echter niet ontkennen dat de herfinanciering van de gemeenschappen ook een nieuwe dynamiek van die middelen met zich mee zal brengen. Men heeft bij de start van de gemeenschappen vastgesteld dat zij een eigen dynamiek zijn gaan ontwikkelen. Denk maar aan de dynamiek die onze collega's uit het Vlaamse Parlement en de Waalse Raad hebben gekregen toen zij rechtstreeks verkozen werden. Ik ben ervan overtuigd dat ook deze herfinanciering een nieuwe dynamiek zal meebrengen, vooral omdat men een aantal fiscale verantwoordelijkheden zal verruimen. Hierdoor zullen meer mogelijkheden, die reeds ruimschoots aan bod kwamen, ontstaan.
Translated text
Mr. Laeremans, then we can go back a little longer in time. In addition to 1302, one of the most strange dates in the history of this country is 1648. Then comes 1685 with the closure of the Schelde and the fall of Antwerp. The Munster Peace was signed in 1648. Then the Catholic — Mrs. Colen will be very interested in that — Southern Netherlands have separated themselves from the ugly Protestant northern parts of the Netherlands. We can go back so far, but I think this makes little sense. We can better hic et nunc in 2001 to establish that there are a number of problems and they are trying to solve. We do this in the context of the dynamics of the constitutional revision and taking into account the fact that we are not separatists but want to see it as a whole and a confederate bond. This is done in the knowledge that there may be a number of comments on it. In the committee, I listened attentively to Mr Van Rompuy’s remarks. I always listen attentively to him. In essence, he says that the CVP would never have negotiated such an agreement. I can only answer this with the words of the President: quod est demonstrandum. This is not true because if you look at the past, you can see that such agreements have been concluded. One has been obliged by agreement and consensus to put water in his wine but in any case to ensure that there was still enough wine to be drunk as wine. I share Mr. Borginon’s view that this is a clear step forward for a better structure of our community, especially in terms of better governance. This was apparently questioned by the other speaker of the People’s Union. I think this is incorrect.
I will not repeat the full texts. I try to summarize them and indicate why this is an important step. The argument that this is a whole is correct. There is, on the one hand, a refinancing and, on the other hand, a transfer of competence. We will be able to vote on the transfer of powers only when the Senate has also dealt with it. It is a consequence of our two-room system that the two texts are not treated simultaneously. However, it cannot be denied that the refinancing of communities will also bring a new dynamic of those resources. At the start of the communities, it has been determined that they have started to develop their own dynamics. Think of the dynamics that our colleagues from the Flemish Parliament and the Wallish Council received when they were directly elected. I am confident that this refinancing will also bring a new momentum, especially as a number of tax responsibilities will be expanded. This will create more possibilities, which have already been widely discussed.
#44
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik had gedacht dat de heer Coveliers — die zojuist de fractieleider van de grootste meerderheidspartij werd genoemd - zou ingaan op de koppeling tussen het ontwerp dat wij bespreken en het andere niet onbelangrijke ontwerp. Mijnheer Coveliers, ik vind uw bespiegelingen interessant maar de politieke pointe is nu te weten of u al dan niet akkoord gaat met die koppeling.
Translated text
Mr. Speaker, I had thought that Mr. Coveliers — who has just been called the group leader of the largest majority party — would explore the link between the draft we are discussing and the other, not insignificant, draft. Mr. Coveliers, I find your speculation interesting but the political point is now to know whether you agree or disagree with that link.
#45
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, voor ons is dit geen groot probleem gezien wij voor beide teksten ja zullen stemmen. Voor ons zijn zij inderdaad gekoppeld. Het is niet aan mij om te bepalen hoe de andere partijen daarop zullen reageren. Ik ben geen zedenmeester, ik probeer alleen mensen te overtuigen in de wetenschap dat ik daar misschien niet zal in slagen, maar ik doe een poging. Het is aan de anderen om te bepalen hoe zij zullen stemmen.
Translated text
For us, this is not a big problem since we will vote for both texts. For us, they are connected. It is not up to me to decide how the other parties will react to it. I’m not a moral master, I’m just trying to convince people in the science that I may not succeed, but I’m making an attempt. It is up to others to decide how they will vote.
#46
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, er is nog een zaak die ik graag vernam van de fractieleider van de VLD: indien dit financieringsontwerp hier vandaag of morgen - louter hypothetisch, want ik neem aan dat u ook naar de toespraken van het laatste anderhalf hebt geluisterd - zou worden goedgekeurd, zult u ervoor zorgen dat dit financieringsontwerp in de Senaat niet ter stemming zal worden gelegd vooraleer hier over het bevoegdheidsontwerp wordt gestemd? Of gaat u zich daarmee helemaal niet bezighouden? Als u daarop 'nee' antwoordt, dan is dat een belangrijke politieke verklaring. Dat betekent dat u zich alleen bezighoudt met de wijze waarop de VLD zal stemmen. Dan weet ik genoeg.
Translated text
Mr. Speaker, colleagues, there is another matter that I would like to hear from the leader of the VLD group: if this funding draft here today or tomorrow – purely hypothetically, because I assume that you have also listened to the last one and a half speeches – would you ensure that this funding draft will not be put to the vote in the Senate before voting here on the draft power? Or are you not going to deal with it at all? If you answer “no” then that is an important political statement. This means that you are only concerned with how the VLD will vote. Then I know enough.
#47
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega Annemans, u doet mij denken aan een bekend Vlaams televisiecommentator die ook altijd het antwoord geeft voor hij de vraag heeft gesteld.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Annemans, you remind me of a well-known Flemish television commentator who also always answers before asking the question.
#48
Official text
Ik heb geen antwoord gegeven. Ik stel de vraag.
Translated text
I did not answer. I ask the question.
#49
Official text
Mijnheer Annemans, als u het wil antwoord ik.
Translated text
Mr. Annemans, if you want to answer.
#50
Official text
Mijnheer Annemans, als u de heer Coveliers een vraag stelt moet u hem ook de kans geven om te antwoorden.
Translated text
Mr Annemans, if you ask Mr Coveliers a question, you should also give him the opportunity to answer.
#51
Official text
Mijnheer de voorzitter, dat is misschien een beetje tegen zijn stijl.
Mijnheer Annemans, met alle leden van de meerderheid zullen wij ervoor zorgen dat over de beide teksten in de beide Kamers zal worden gestemd, zoals het in ons systeem hoort. Wat u doet is vooruitlopen op de zaken. Wij zullen ons uiterste best doen opdat beide teksten worden goedgekeurd en dan ook kracht van wet zullen krijgen.
Translated text
That may be a little contrary to his style.
Mr. Annemans, with all members of the majority we will ensure that both texts will be voted in both Chambers, as it belongs to our system. What you do is anticipate things. We will do our utmost to ensure that both texts are approved and thus become lawful.
#52
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega, ik wil een korte bijkomende vraag stellen. Stel — louter hypothetisch, want morgen wordt hier gestemd en worden de teksten overgezonden aan de Senaat dat over enkele weken de twee teksten voorliggen voor de eindstemming. Gaat de VLD er dan voor zorgen dat de financiering in de Senaat niet wordt goedgekeurd, tenzij de Kamer laat weten dat daar de bevoegdheden zijn goedgekeurd?
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Speaker, I would like to ask a short additional question. Suppose — purely hypothetical, because tomorrow it is voted here and the texts are transmitted to the Senate that in a few weeks the two texts are for the final vote. Will the VLD then ensure that the funding in the Senate is not approved unless the Chamber informs that the powers have been approved there?
#53
Official text
En omgekeerd.
Translated text
and vice versa.
#54
Official text
Nee, niet omgekeerd.
Translated text
No, not the reverse.
#55
Official text
Mijnheer Annemans, laat mij uitspreken. Wij zullen ervoor zorgen dat over beide teksten die bewuste dag, die donderdag die u zo lief is, wordt gestemd.
Translated text
Mr Annemans, let me speak. We will make sure that on both texts that conscious day, that Thursday that you are so dear, is voted.
#56
Official text
Eerst de bevoegdheden en dan het financieringsontwerp?
Translated text
First the powers and then the funding plan?
#57
Official text
Mijnheer Annemans, wij zullen ervoor zorgen dat over beide teksten wordt gestemd.
Translated text
Mr Annemans, we will ensure that both texts are voted.
#58
Official text
Mijnheer de voorzitter, dat is vaag genoeg.
Translated text
This is vague enough.
#59
Official text
Mijnheer Annemans, over de beide teksten zal worden gestemd op het einde van de dag, wanneer u naar Antwerpen terugrijdt om daar een aantal mensen te ontmoeten.
Translated text
Mr. Annemans, both texts will be voted at the end of the day, when you drive back to Antwerp to meet some people there.
#60
Official text
Mijnheer Coveliers, u zou bijvoorbeeld kunnen wachten met de eindstemming over de financiering in de Senaat tot wanneer u hier in de Kamer verneemt dat daar de bevoegdheden een meerderheid hebben gekregen.
Translated text
Mr Coveliers, for example, you could wait with the final vote on funding in the Senate until you hear here in the House that the powers there have received a majority.
#61
Official text
Indien dat zou nodig zijn om de beide teksten te laten goedkeuren, ja.
Translated text
If it is necessary to approve both texts, yes.
#62
Official text
Laten wij elkaar geen Liesbet noemen. Gaat Vlaanderen het geld geven zonder dat de bevoegdheden er zijn? Zo niet, dan moet u het doen zoals ik heb aanbevolen.
Translated text
Let us not call each other Liesbet. Will Flanders give the money without the powers there? If not, then you should do it as I recommended.
#63
Official text
De beide teksten worden goedgekeurd.
Translated text
Both texts are approved.
#64
Official text
Mijnheer Coveliers, u zal desnoods wachten met de stemming over het financieringsontwerp in de Senaat totdat het bevoegdheidsontwerp in de Kamer is goedgekeurd?
Translated text
Mr. Coveliers, will you, if necessary, wait with the vote on the funding draft in the Senate until the mandate draft is approved in the House?
#65
Official text
Mijnheer Leterme, dat is inderdaad een mogelijkheid.
Translated text
Mr. Leterme, that is indeed a possibility.
#66
Official text
Mijnheer Coveliers, is het ja of nee?
Translated text
Mr. Coveliers, is it yes or no?
#67
Official text
Maakt u zich geen zorgen, er zal over beide worden gestemd.
Mijnheer de voorzitter, over de financieringswet zou ik kort willen zijn. Ik denk dat er voldoende over gesproken is. De ruimere beleidsmogelijkheden zijn, dank zij grotere financiële mogelijkheden, duidelijk aangetoond. De bedragen zijn in de commissie geciteerd en in het verslag weergegeven. Ik ga ze hier niet meer herhalen en ik denk dat het belang van de middelentoewijzing wordt onderschat. Men gebruikt een moderner mechanisme, waardoor de toewijzing meer aansluit bij de realiteit van het jaar waarop de middelen worden toegekend.
Wij geloven dat de bijzondere wet een juist en duidelijk antwoord op twee belangrijke bekommernissen heeft gegeven. Ten eerste, de verbetering van de dynamiek van de middelen van de gemeenschap en ten tweede, de uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten.
Het is in die optiek, namelijk van een aanpassing aan de problemen die zich nu stellen en omwille van het feit dat wij er duidelijk voor opteren om in een confederaal of federaal land te leven — confederaal lijkt mij de beste omschrijving — dat wij rekening willen houden met de eventuele problemen van de partners. Wij vragen en verlangen echter van de partner dat hij rekening houdt met onze problemen wat in deze problematiek trouwens is gebeurd.
Dat blijkt nog meer uit het tweede voorstel inzake de wijzigingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. Ik heb daarover reeds heel wat kritiek gehoord, vooral van mensen die niet in Brussel wonen. Gisterenavond was er een prachtig concert, onder meer door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering georganiseerd, waarop de gelegenheid zich voordeed om daarover met Brusselse Vlamingen te spreken. Ik meen dat zij daarover een totaal ander visie hebben.
Men kan natuurlijk de stelling-Tastenhoye volgen, die ik de Balkan-stelling zal noemen, namelijk om het gas en de elektriciteit af te snijden en te zien wat er gebeurt. Dat is echter niet onze stijl.
Translated text
Don’t worry, we will vote on both.
I would like to be brief about the financial law. I think enough has been talked about. The broader policy capabilities are clearly demonstrated thanks to the greater financial capabilities. The amounts have been quoted in the committee and displayed in the report. I will not repeat them here again and I think the importance of fund allocation is underestimated. A more modern mechanism is used to make the allocation more aligned with the reality of the year in which the funds are allocated.
We believe that the special law has given a correct and clear answer to two important concerns. First, the improvement of the dynamics of the resources of the community and second, the expansion of the tax powers of the regions. Their
It is in that perspective, namely of an adaptation to the problems that now arise and because of the fact that we clearly choose to live in a confederate or federal country — confederate seems to me the best description — that we want to take into account the possible problems of the partners. However, we ask and desire from the partner that he takes into account our problems, which, by the way, happened in this problem. Their
This is further evidenced by the second proposal concerning the amendments of the Brussels Capital Council. I have heard a lot of criticism about it, especially from people who do not live in Brussels. Yesterday night there was a beautiful concert, organized among other things by the Brussels Capital Government, which gave the opportunity to talk about it with Brussels Flamings. I think they have a completely different view on this.
One can, of course, follow the Tastenhoye statement, which I will call the Balkan position, namely to cut off gas and electricity and see what happens. But that is not our style.
#68
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik vind dit van de heer Coveliers beneden alles. Het begint belachelijk te worden. Mijnheer Coveliers, u weet evengoed als ik dat de echte mestkevers van De Morgen mijn woorden totaal verdraaid hebben en uit hun context hebben gerukt. Ik zou graag hebben dat u daarmee ophoudt.
Translated text
Mr. Coveliers, I think this from Mr. Coveliers below everything. It begins to become ridiculous. Mr. Coveliers, you know as well as I do that the real grain bevers of De Morgen have completely distorted my words and pulled them out of their context. I would like you to stop doing this.
#69
Official text
Mijnheer Tastenhoye, ik heb in de Senaat een collega gehad die hetzelfde over u zei. Ik heb trouwens geen namen genoemd. Het Engelse principe sub judice is trouwens niet in België van toepassing.
Het wetsvoorstel inzake Brussel regelt mijn inziens een belangrijk aspect. Het regelt trouwens alleen materies inzake Brussel en niets daarbuiten. In het thans voorliggende voorstel, wordt de rechtstreekse verkiezing van de zes Brusselse Vlamingen die in het Vlaams Parlement zullen zetelen, geregeld. Niemand kan toch betwisten dat dit een goede regeling zal zijn. Er waren immers veel klachten over het feit dat sommigen werden verkozen in het Brussels Parlement, in de Brusselse Raad, daarna in het Vlaams Parlement en sommigen hadden zelfs ook het derde mandaat, de Senaat. Spijtig genoeg zitten sommigen niet meer in de parlementaire lichamen door bepaalde uiteenzettingen en bepaalde woorden die in de pers werden gepubliceerd. Ik denk dat het voor de democratische vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen van het allergrootste belang is dat zij rechtstreeks worden verkozen door deze zes verkozenen.
In de adviezen van de Raad van State, die met afwisselende snelheid het Parlement bereiken, las ik dat er opmerkingen zijn over het begrip taalgroep. Men zegt dat een nieuwe definitie van het begrip wordt gemaakt. Dat klopt, maar dat is wel de vierde definitie die wordt gemaakt. Er zijn in ons grondwettelijk bestel reeds drie andere definities, waar telkens een andere definitie voor taalgroep wordt gehanteerd wanneer het over Brussel gaat, waardoor men nu deze vierde definitie heeft toegevoegd.
In bepaalde kringen zegt men dat de uitbreiding van de gemeenschapscommissie, waaraan in geval van blokkade een aantal leden worden toegevoegd, alleen maar bedoeld is om de zaak te blokkeren. Dat is volgens mij onjuist. Bij de verkiezing van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad wordt de lijst uitgebreid met enkele niet-rechtstreeks verkozen leden die worden aangeduid op basis van de verkiezingen in Vlaanderen. Die regeling zou de Vlamingen opnieuw tevreden moeten stemmen. Dat betekent nog maar eens dat de taak van de Vlaamse Gemeenschapscommissie - samen met de Franstalige Gemeenschapscommissie - gezien wordt als een taak die per delegatie wordt uitgevoerd vanwege de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest. Ook daar wordt de band nog eens benadrukt. In tegenstelling tot wat wordt beweerd, is er geen sprake van het loslaten noch van het willen opdrijven. Men moet realistisch zijn. De Vlamingen halen met hun stemmen momenteel 19,1% van de zetels. De aanwezigheid is dus gewaarborgd in het Brussels Gewest.
Translated text
Mr. Tastenhoye, I had a colleague in the Senate who said the same about you. I have not mentioned any names. The English principle of sub judice is not applicable in Belgium.
In my view, the Brussels Bill regulates an important aspect. It, by the way, only regulates matters relating to Brussels and nothing outside. The current proposal regulates the direct election of the six Brussels Flamings who will sit in the Flemish Parliament. No one can doubt that this will be a good arrangement. After all, there were many complaints about the fact that some were elected to the Brussels Parliament, to the Brussels Council, then to the Flemish Parliament and some even had the third mandate, the Senate. Unfortunately, some are no longer in the parliamentary bodies because of certain statements and certain words published in the press. I think it is of the utmost importance for the democratic representation of the Brussels Flamings that they are directly elected by these six elected.
In the opinions of the State Council, which reach the Parliament at varying rates, I read that there are comments about the concept of language group. It is said that a new definition of the concept is made. That is true, but that is the fourth definition that is being made. There are already three other definitions in our constitutional system, where every time a different definition for a language group is used when it comes to Brussels, which now adds this fourth definition.
In certain circles it is said that the extension of the community commission, to which in case of blockade a number of members are added, is only intended to block the case. I think that is incorrect. In the election of the members of the Brussels Capital Council, the list is expanded to include some non-directly elected members who are designated on the basis of the elections in Flanders. That arrangement should again satisfy the Flammers. This means once again that the task of the Flemish Community Commission – together with the French-speaking Community Commission – is seen as a task that is carried out by delegation for the Flemish Community and the Flemish Region. The band is also emphasized here. Contrary to what is claimed, there is no question of letting go or wanting to push up. One must be realistic. The Flaming Party currently holds 19.1% of the seats with their votes. Therefore, the presence is guaranteed in the Brussels Region.
#70
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Coveliers, sta me toe even te onderbreken. U spreekt over de ongrondwettigheid die de Raad van State heeft genoemd. U tracht dat te weerleggen. Daar ga ik niet op in. U gaat echter heel fijn voorbij aan de veel fundamentelere en voor mij veel zwaardere kritiek van de Raad van State. Ik heb het er daarnet al over gehad, maar u zat toen in de Conferentie van de Voorzitters. De Raad van State zegt dat u de fundamenten van het democratisch bestel onderuithaalt. Enerzijds duidt u vijf personen aan op basis van een politieke verhouding in een andere assemblee die niet rechtstreeks te maken heeft met Brussel. Anderzijds laat u drie ministers aanduiden door mensen die niet democratisch zijn verkozen, maar die zijn aangeduid. Zij worden wisselend aangeduid, ofwel door de zeventien leden van de Brusselse taalgroep, ofwel door die zeventien leden, verbreed met die vijf personen, naargelang het de Franstaligen uitkomt. De Raad van State zei duidelijk dat die manier van werken neerkomt op het onderuithalen van de democratische beginselen van ons land. Men corrigeert de verkiezingsuitslag eigenlijk. Met andere woorden gezegd: de verkiezingsuitslag wordt vervalst. Wat is uw mening daarover?
Translated text
Mr. Coveliers, please allow me to interrupt for a moment. You are talking about the unconstitutionality mentioned by the Council of State. You are trying to refute that. I am not going into that. However, you very well overlook the much more fundamental and, for me, much heavier criticism of the State Council. I just talked about it, but you were in the Conference of Presidents at that time. The State Council says you are undermining the foundations of the democratic order. On the one hand, you designate five persons based on a political relationship in another assembly that is not directly related to Brussels. On the other hand, let three ministers be designated by people who have not been democratically elected, but who have been designated. They are named alternately, either by the seventeen members of the Brussels language group, or by those seventeen members, expanded by those five persons, depending on the French speakers. The State Council made it clear that this way of working represents undermining the democratic principles of our country. The election results are actually being corrected. In other words, the election results are falsified. What is your opinion on this?
#71
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Laeremans, het probleem is dat bij wetsontwerpen een vertegenwoordiger van de minister bij de Raad van State kan gaan uitleggen wat hij eigenlijk bedoelt. Bij wetsvoorstellen is dat niet het geval. Als wij, de opstellers van het voorstel, de mogelijkheid hadden gehad om aan de Raad van State ons voorstel uit te leggen, dan ben ik ervan overtuigd dat de Raad van State zijn visie had gewijzigd.
Wat is eigenlijk de bedoeling? Het is de bedoeling een arbitragesysteem of deblokkeringsysteem te bekomen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er Vlamingen en Franstaligen. Uw achterbuur heeft daarover blijkbaar andere theorieën, waarop ik niet inga. Als daar een blokkering gebeurt omdat een groep in een overgrote meerderheid niet kan besturen met een deel van de andere groep, dan moet dat worden gedeblokkeerd. In dat deblokkeringsysteem is voorzien. Die deblokkering zal niet gebeuren via een rechtbank, want die rechtbank zou dan moeten interveniëren in de benoeming van leden van de lokale uitvoerende macht. Die deblokkering gebeurt wel door verkozenen. Het gaat om mensen die op een lijst hebben gestaan.
Ik kan dat met het volgende vergelijken. De senatoren van de gemeenschappen worden ook aangeduid op basis van de behaalde uitslag, maar zij zijn niet op die plaats verkozen.
Ik had kunnen verwachten dat u ons zou verwijten aan discriminatie gedaan te hebben, maar dat hebt u niet gedaan. Ik ben er gerust op dat het genoemde aspect door het Arbitragehof niet zal worden verbroken naar gelang van de rechtspraak.
Er is nog een andere argument. In de Senaat heeft men ook gecoöpteerden. Langs Vlaamse kant zijn er zes en langs Franstalige kant zijn er vier gecoöpteerden. Zij zijn niet verkozen. Daarover heb ik nooit het woord `ongrondwettelijk' horen vallen. Integendeel, in de oorspronkelijke grondwet van België is het systeem van de gecoöpteerde senatoren opgenomen. Er was trouwens een systeem ingevoerd van provinciale senatoren dat veel minder democratisch was dan het huidige systeem. Volgens mij faalt dat argument dus.
Ik betuig de Raad van State alle eerbied die deze instelling toekomt maar ik denk dat wij als indieners van dit wetsvoorstel niet de kans hebben gekregen om onze mening te verdedigen. Ik heb aan de voorzitter reeds gesuggereerd om een mogelijkheid te zoeken zodat indieners van een wetsvoorstel bij een vraag om advies van de Raad van State over hun wetsvoorstel, de kans krijgen hun zienswijze te verdedigen.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Laeremans, the problem is that in the case of bills, a representative of the Minister at the Council of State can begin to explain what he actually means. This is not the case with legislative proposals. If we, the authors of the proposal, had had the opportunity to explain our proposal to the State Council, then I am convinced that the State Council had changed its view.
What is actually the intention? It is intended to obtain an arbitration system or unblocking system. In the Brussels Capital Region there are flamingos and French speakers. Your neighbor seems to have other theories about this, which I do not ignore. If a blocking occurs there because a group in an overwhelming majority cannot control with a part of the other group, then it must be unblocked. The de-blocking system is provided. That unblocking will not take place through a court, as that court would then have to intervene in the appointment of members of the local executive power. That de-blocking is done by the elected. These are people who have been on a list.
I can compare this with the following. The senators of the communities are also designated on the basis of the results obtained, but they are not elected in that place.
I could have expected you to accuse us of discrimination, but you did not. I am confident that the aforementioned aspect will not be broken by the Arbitration Court according to jurisprudence.
There is another argument. There are also copies in the Senate. Along the Flemish side there are six and along the French-speaking side there are four co-opters. They were not elected. I have never heard the word “unfounded.” On the contrary, the original constitution of Belgium incorporated the system of copied senators. By the way, a system of provincial senators was introduced that was much less democratic than the current system. I think that argument fails.
I express to the Council of State all the respect that this institution deserves, but I think that we, as the applicants of this bill, have not been given the opportunity to defend our views. I have already suggested to the Chairman to look for a possibility so that subjects of a bill, when asked for advice from the Council of State on their bill, have a chance to defend their point of view.
#72
Official text
Mijnheer Coveliers, u betreurt dat u niet de kans hebt gekregen uw mening te verdedigen. Ik ben zeer blij dat u dit nu wel doet want in de commissie hebt u dit op geen enkel moment gedaan. Ik heb op het advies van de Raad van State gewezen en niemand — ook niet de regering — heeft een antwoord gegeven. Voor mij voldoet uw antwoord absoluut niet maar ik ben wel gelukkig dat u eindelijk antwoordt. U hebt de moed om eindelijk iets te zeggen over de Raad van State. De Raad van State heeft ons in elk geval zeer sterke argumenten gegeven om naar het Arbitragehof te stappen en wij zullen dat zeker doen.
Translated text
Mr Coveliers, you regret not having been given the opportunity to defend your opinion. I am very pleased that you are doing this now because in the committee you have not done this at any time. I have pointed to the State Council’s opinion and no one — not even the government — has answered. For me, your answer is absolutely not satisfying, but I am glad that you finally answer. You have the courage to finally say something about the State Council. In any case, the State Council has given us very strong arguments to go to the Arbitration Court and we will ⁇ do so.
#73
Official text
Mijnheer Laeremans, ik heb ook het volste vertrouwen in het Arbitragehof. Ik meen dat u met uw stap naar het Arbitragehof binnen een bepaalde termijn op een degelijke manier een arrest zult krijgen. Dit hof is een van de weinige gerechtelijke instellingen waarin men zeker is van de termijn waarin het arrest zal worden geveld.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik herinner mij niet alle punten die collega Pieters heeft aangehaald maar een heeft mij gefrappeerd. Ik vermoed dat hij naar mij verwees toen hij zei dat er op een bepaald moment zelfs werd gesuggereerd dat de politie een gewestelijke bevoegdheid zou kunnen worden. Ik heb dit inderdaad gezegd. Technisch lijkt het mij perfect mogelijk om de verkeerspolitie, die overigens al gedeeltelijk een lokale bevoegdheid is, onder de bevoegdheid van de Gewesten te brengen. Mij zou een dergelijke stap ook logisch lijken want de Gewesten moeten ook zorgen voor de veiligheid inzake de bouw van de autosnelwegen.
In onze bewuste bespreking heb ik toen gezegd dat dit een mogelijkheid is. Nadien is daarover nooit echt grondig gediscussieerd maar ik blijf bij die mening. Volgens mij kan dit ook met alle partners worden besproken. Trouwens, ik denk dat de politiediensten daarvoor vragende partij zijn want zij hebben zich vroeger zelf zo gestructureerd. De provinciale verkeerseenheden waren eenheden die vooral samenwerkten met de provinciegouverneur. De Antwerpse WODCAacties zijn daarvan een voorbeeld. Dit is een mogelijkheid die wat mij betreft makkelijk kan worden voorzien maar die in deze tekst inderdaad niet voorkomt.
Translated text
Mr. Laeremans, I also have full confidence in the Arbitration Court. I think that with your step to the Arbitration Court you will receive a judgment in a proper way within a certain period of time. This court is one of the few judicial institutions in which one is certain of the deadline in which the judgment will be delivered.
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, I do not remember all the points that Mr. Pieters cited, but one has struck me. I suspect he referred to me when he said that at some point it was even suggested that police could become a regional authority. I have indeed said this. Technically, it seems to me perfectly possible to bring the traffic police, which, by the way, is already partly a local authority, under the jurisdiction of the regions. To me, such a step would also seem logical because the regions must also ensure the safety of the construction of motorways.
In our conscious discussion, I said that this is a possibility. Since then, there has never been a thorough discussion of this subject, but I remain with that opinion. This can also be discussed with all partners. By the way, I think the police services are the party asking for this because they have previously structured themselves in this way. The provincial traffic units were units that mainly collaborated with the provincial governor. The Antwerp WODCAactions are an example of this. This is a possibility which, in my opinion, can easily be foreseen but which in fact does not appear in this text.
#74
Official text
Mijnheer Coveliers, bieden de teksten die momenteel voorliggen, de mogelijkheid dat straks een gewestelijke politie zal optreden inzake verkeer of werd die mogelijkheid in de huidige teksten niet gecreëerd?
Translated text
Mr. Coveliers, do the texts currently available offer the possibility that a regional police will soon act on traffic or was that possibility not created in the current texts?
#75
Official text
Ik denk dat het perfect kan dat de autowegenpolitie, onze verkeerspolitie, aan de Gewesten wordt toevertrouwd. Ik ben graag bereid om met u te onderzoeken of het in de huidige omstandigheden kan. Ik denk van wel. Waar het op aankomt, is dat er een degelijke autowegenpolitie komt zodat de snelheidscontroles kunnen worden verscherpt.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik ben van mening dat wij vooral rekening moeten houden met het feit dat de huidige teksten alleen maar handelen over de vorm, over de manier waarop wij aan politiek kunnen doen en de manier waarop wij bepaalde inhoudelijke beslissingen kunnen nemen. Ik wil graag toegeven dat de vorm belangrijk is, want die kan het behoorlijk bestuur van de inhoud belemmeren.
Wij zijn ervan overtuigd en wij hopen dat de toekomst ook zal uitwijzen dat de vorm die nu is uitgewerkt en die binnen vijf jaar misschien terug zal moeten worden aangepast, op dit ogenblik op een degelijke manier een degelijk bestuur voor de burgers van dit land kan bieden. Dat is dan ook de reden waarom wij niet alleen deze teksten goedkeuren, maar ook iedereen vragen toch nog eens na te denken of het niet beter zou zijn voor dit land en voor de burgers van dit land dat deze teksten zouden worden goedgekeurd door een brede meerderheid. Zo zouden wij na het realiseren van de vorm uiteindelijk ook rekening kunnen gaan houden met de inhoud. Wellicht zullen wij dan opnieuw op sommige aspecten van mening verschillen, maar over andere zullen wij het eens zijn. Wellicht zouden wij aldus iets kunnen realiseren.
Translated text
I think it is perfectly possible that the motorway police, our traffic police, be entrusted to the West. I am willing to investigate with you whether it is possible in the current circumstances. I think yes. What matters is that there will be a solid motorway police so that the speed controls can be tightened.
Mr. Speaker, Mr. Minister, Mr. Colleagues, I believe that we must especially take into account the fact that the current texts only deal with the form, the way we can do politics and the way we can make certain substantial decisions. I would like to admit that the form is important because it can hinder the proper management of the content.
We are convinced and hope that the future will also show that the form that has been developed now and that may need to be re-adjusted within five years, can now in a solid way provide a sound governance for the citizens of this country. That is why we not only approve these texts, but also ask everyone to think again whether it would not be better for this country and for the citizens of this country that these texts would be approved by a broad majority. Thus, after realizing the form, we would eventually be able to take into account the content. Per ⁇ then we will again differ on some aspects of opinion, but on others we will agree. Per ⁇ we could ⁇ something in this way.